CB 24420 cEN LEVEN VERVULD MET DEN HEILIGEN GEEST DOOR RUTH PAXSON Ik EEN LEVEN VERVULD MET DEN HEILIGEN GEEST PRSJS f 0.20 10 «x. f 1.~ D00R RUTH PAXSON VOORWOORD. De Gemeente van Jezus Christus in Nederland verlangt naar een opwekking en naar verdieping van het innerlijk leven. B(j vele geloovigen is er een honger naar een rijker, vruchtbaarder leven» „ls dit jammerlijke Christenleven, dat ik leid, alles wat ik als Christen kan verwachten?" <— ,Hoe kan ik een overwinnend leven leiden?" — „Kan ik heden vervuld worden met den Heiligen Geest?" — Deze vragen houden zeer velen, vooral ook onder de jongere generatie die nog geen opwekkingstijd beleefd heeft, bezig. Als God zulk een verlangen heeft gewekt in veler hart, dan wil Hij dit ook bevredigen. ,Jlet geloof is uit het gehoor en het gehoor door het Woord Gods." De Heilige Schrift getuigt: „Het bloed van Jezus Christus reinigt ons van alle zonde". ■— „De wet des Geestes des levens in Christus Jezus heeft mij vrij gemaakt van de wet der zonde en des doods". — „Wij zijn meer dan overwinnaars, door Hem, Die ons heeft liefgehad." — „Gode zij dank, Die ons de overwinning geeft door onzen Heere Jezus Christus". Hoe ernstiger de tijden worden en hoe meer wij de vreeselijke werkelijkheid der zonde op allerlei wijze ervaren in een bloedend menschdom, des te meer ls de verkondiging van „Overwinning in en door Christus" •— noodig. Dit werkje bevat een hoofdstuk uit het boek „Life on the Highest Plane" van Ruth Paxson. Dit boek is in Amerika, In Engeland en vooral in China op wonderbare wijze door den Heere gebruikt» De Heere zegene het en geve ieder lezer den geloofsmoed het volle erfdeel, dat ons in Christus wordt aangeboden, te aanvaarden en zijn leven te laten vervullen met de kracht van den Heiligen Geest! Dr. G. W.-T. De TWEEDE DRUK is gelijk aan den voorgaanden. EEN LEVEN, VERVULD MET DEN HEILIGEN GEEST DOOR RUTH PAXSON Is Gods Verlossing in Christus volkomen? Kan er iets aan toegevoegd worden? Kan er iets afgelaten worden? — Ieder, die in levende verbinding staat met den Heere Jezus, zal dadelijk antwoorden: „Gods Verlossing is volkomen. Zij voldoet aan iedere behoefte, zij bevredigt ieder verlangen, zij schenkt ons een Heiland, Die volkomen „genoeg" is. Als ik het diepst verlangen van mijn hart naga, dan kan ik niets bedenken, wat er nog bijgevoegd of wat er afgedaan zou moeten worden. Gods Verlossing heeft voor mij oneindige waarde, omdat zij volkomen is". Maar is zij goed voor de praktijk? Is het voor den gewonen mensch mogelijk, een leven in Christus te leiden, zooals God schijnt te verwachten? — Ik denk, dat velen antwoorden: „Het is wel Bijbelsch en ook logisch, dat wij een leven in Christus leiden, maar mijn eigen ervaring en ook die van vele Christenen, die ik ken, spreekt die mogelijkheid tegen. — Is Gods heilsplan niet te volmaakt, om in een wereld, zooals de onze nu eenmaal is, praktisch uitvoerbaar te zijn? Is een leven in Christus niet alleen mogelijk voor degenen, die tot een bijzonderen dienst in Gods Koninkrijk geroepen zijn?" Gods Woord spreekt deze opvatting tegen. Gods heilsplan is niet alleen volkomen, maar het is ook praktisch uitvoerbaar en kan in het leven van ieder geloovige werkelijkheid worden. De Goede Herder bedoelde ieder schaap Zijner kudde toen Hij zeide: „Ik ben gekomen, opdat zij het leven hebben en overvloed hebben". Ieder, die het leven in Christus heeft, moet het in vólheid hebben. Kol. 2:9, 10: „Want in Hem woont al de volheid der Godheid lichamelijk. En gij zijt in Hem volmaakt Die het Hoofd is van alle Overheid en Macht." Johannes de Dooper heeft de volle breedte van het verlossingswerk van Christus in twee wondervolle uitspraken geteekend: „Zie het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt!" en: „Die mij gezonden heeft om te doopen met water... Deze is het. Die met den Heiligen Geest doopt" (Joh. 1 -.29. 33). Christus wil aan hen, die Hem als hun Heiland vertrouwen, een tweevoudig werk doen: Hij wil hun zonde wegnemen en Hij wil hen met den Geest doopen. — Johannes de Dooper zegt dus, dat het tot het werk van Jezus Christus behoort, den geloovige in een bepaalde verhouding tot den Heiligen Geest te brengen, nadat hij in Christus de vergeving der zonden heeft ontvangen. Christus Zelf bevestigde de woorden van Johannes den Dooper in de twee uitnoodigingen aan de zondaars, om tot Hem te komen en van het water des levens te drinken. Joh. 4:14: „Maar zoo wie gedronken zal hebben van het water, dat Ik hem geven zal, dien zal in eeuwigheid niet dorsten; maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven". Joh. 7:37, 38: „En op den laatsten dag, zijnde de groote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende: Zoo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke! Die in Mij gelooft gelijkerwijs de Schrift zegt, stroomen des levenden waters zullen uit zijn binnenste vloeien". Jezus Christus beloofde dengene, die in Hem gelooft als de Zondedrager, een gave, die hem in zijn innerlijk leven volle bevrediging en voldoening zou geven, en die ook als een rijken, overvloeienden zegen in anderer leven zou overvloeien, Christus bood de Samaritaansche vrouw een gave aan, die de waterkruik waaruit zij tot dusver had geleefd, zou vervangen door een fontein en haar leven maken tot een kanaal, waardoor stroomen van dit levende water zouden vloeien. DE HEILIGE GEEST — DE GAVE VAN CHRISTUS AAN DE GELOOVIGEN. Wij worden niet in twijfel gelaten, om welke gave het hier gaat. Jezus zegt heel duidelijk, dat Hij de gave des Heiligen Geestes bedoelt. Joh. 7:39: „En dit zeide Hij van den Geest, Denwelken ontvangen zouden, die in Hem gelooven. Want de Heilige Geest was nog niet, overmits Jezus nog niet verheerlijkt was". In dit woord hebben wij drie uitspraken: 1. Wat de gave is: „Dit zeide Hij van den Geest". 2. Aan wie zij zou gegeven worden: „Denwelken ontvangen zouden, die in Hem gelooven". 3. Wanneer de gave zou gegeven worden: „Jezus was nog niet verheerlijkt". Volgens dit woord is het duidelijk, dat Zijn werk als Zondedrager eerst voleindigd moest zijn, vóór Hij als de verheerlijkte Heer in den Hemel ieder geloovige deze heerlijke gave zou schenken, die het blijvende en overvloeiende leven, dat Christus voor hem mogelijk heeft gemaakt, in hem verwerkelijkt. Christus sprak Zijn jongeren in Zijn laatste gesprek aan den avond vóór Zijn dood nog meer over het wezen dezer heerlijke gave. Hij zei hun, dat Hij als een blijvende werkelijkheid in hen zou leven; een Goddelijk leven, bovennatuurlijk in Zijn wezen zou in hen vloeien, en een Goddelijk leven, bovennatuurlijk in Zijn kracht, zou van hen uitgaan. Zij zouden leven zooals Hij leefde, en werken zooals Hij werkte. Om zulk een leven der kracht te kunnen leven, beloofde Hij hun „den anderen Trooster", Die zou komen en bij hen blijven in der eeuwigheid. Joh. 14 :16—18: „En Ik zal den Vader bidden, en Hg zal u een andeten Trooster geven, opdat Hij bij n blijve in der eeuwigheid. Namelijk den Geest der waarheid, Welken de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet, en kent Hem niet; maar gij kent Hem, want Hij blijft bij ulieden en zal in u zijn. Ik zal u geene weezen laten; Ik kom weder tot u". „Een anderen Trooster" — dat is een aanschouwelijke, bepaalde en beteekenisvolle aanduiding. De „Trooster", „Parakleet" — dat beteekent „iemand die een ander tot hulp wordt gegeven." „Een anderen", dit beteekent één, juist zooals Hijzelf. Er zou Iemand komen. Die in ieder hunner afzonderlijk met Zijn blijvende tegenwoordigheid zou wonen, en door Zijn inwoning zou Christus Zelf hun teruggeschonken worden en in hen wonen. Die Eene, Die bij hen zou blijven, was de Geest, Die in den Godmensch Christus had gewoond, Die Hem vervuld en Hem kracht gegeven had, toen Hij op aarde was. Christus beloofde, dat Hij, als Hij in de heerlijkheid zou zijn weergekeerd, denzelfden Geest zou zenden, opdat Hij in hen zou wonen, hen zou vervullen en hun kracht zou geven. Hij deed dit op den Pinksterdag. De Heilige Geest kwam neder en vormde de Gemeente, het lichaam van Christus, om op aarde in hen te wonen. — Dien dag werden de discipelen, die in de opperzaal bijeen waren, met den Geest gedoopt. Sedert dien dag heeft — zooals het Goddelijk bericht ons toont — ieder, die in het geloof aan den Heiland Jezus Christus met Hem, den levenden Heer, organisch en levend als lid van Zijn lichaam verbonden is, de gave des Heiligen Geestes ontvangen. Hand. 2:38: „En Petrus zei tot hen: Bekeert u en een iegelijk van u worde gedoopt in den naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen." Hand. 11:15, 17: „En als ik begon te spreken^, viel de Heilige Geest op hen, gelijk ook op ons in het begin, indien dan God hun evengelijke gave gegeven heeft, als ook ons, die in den Heere Jezus Christus geloofd hebben, wie was ik toch, die God konde weren?" Een iegelijk, die den Zondedrager aanneemt als zijn Heiland, is „in den Geest" en de Geest is in hem. Hoe ook zijn geestelijke toestand zij, de Heilige Geest woont blijvend en bij voortduring in ieder Christen. Men kan niet den Zoon aannemen en den Geest afwijzen. Rom. 8 : 9: „Doch gijlieden zijt niet in het vleesch, maar in dén Geest, zoo anders de Geest Gods in u woont. Zoo iemand den Geest van Christus niet heeft, die komt Hem niet toe". 1 Kor. 3:16: „Weet gij niet, dat, gij Gods tempel zijt en de Geest Gods in ulieden woont?" Met de gave des Geestes is in Gods heilsplan een even bepaald doel verbonden, als met de gave des Zoons. Door den Zoon heeft de zondaar het leven; door den Geest heeft de geloovige in Christus het overvloedige leven. Door den Zoon wordt de zondaar, uit het rijk van het natuurlijke leven overgeplaatst in het rijk van het geestelijke leven. Door den Geest wordt de geloovige bekwaam gemaakt een geestelijk leven te leiden. God heeft voor ieder Christen Zijn doel — namelijk een leven in den Geest, een waarachtig, diep, levend, steeds wassend leven in den Geest. De Heilige Geest leeft in ieder geloovige, om dit doel naar Gods wil tot voleinding te brengen. Laat ons echter geen oogenblik denken, dat de Geest zou werken afgescheiden van den Zoon. Overvloeiend leven komt door den Geest. Hij deelt met Christus, het Hoofd des lichaams, het diep verlangen, dat de volheid des levens, dat in het Hoofd in den hemel is, in Zijn lichaam op aarde openbaar worde,— Maar de geloovige moet ook weten, dat de volheid voor hem bereid is; hij mOet er naar verlangen, en zij moet hem kunnen worden geschonken. Dat is het werk des Heiligen Geestes. Het is Zijn taak, den geloovige Christus in de volkomenheid van Zijn hemelsch, heilig leven te openbaren, hem den onnaspeurlijken rijkdom, die hem als erfgenaam Gods in Christus toekomt, te toonen en in hem het verlangen te wekken, datgene wat hem toekomt, ook te bezitten. En dan werkt Hij als de Middelaar, door Wien het overvloeiende leven van den verheerlijkten Heere in den hemel den geloovige wordt geschonken. Joh. 16:14, 15: „Die zal Mij verheerlijken; want Hij zal het uit het Mijne nemen en* zal het u verkondigen... Al wat de Vader heeft is Mijne; daarom heb Ik gezegd, dat Hij het uit het Mijne zal nemen en u verkondigen". Rom. 8 :16, 17: „Deze Geest getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn. En indien wij kinderen zijn, zoo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen van God en mede-erfgenamen van Christus; zoo wij anders met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden". De Heilige Geest werkt in de geloovigen om hen tot beslissing te brengen tusschen het „Ik" en Christus. Maar Hij wordt in Zijn werken voortdurend tegengestaan, teruggewezen, verdrongen en bestreden door Zijn verbitterden tegenstander. „Het vleesch" werkt even ijverig óm de geloovigen vleeschelijk te laten blijven, als de Geest er naar streeft, hen geestelijk te maken. Gal. 5.-17: „Want het vleesch begeert tegen den Geest, en de Geest tegen het vleesch; en deze staan tegen elkander". Rom. 7 spreekt van de overwinning „des vleesches" en 'wij zien, hoe de Heilige Geest wordt verloochend, tot zwijgen gebracht, bestreden en gedoofd. Rom. 8 spreekt van de overwinning des Heiligen Geestes; wij zien, hoe Hij overwint, handelt, regeert en heerscht. — Wij moeten aannemen, dat een nieuw lcennen van Jezus Christus en een dieper inwerken des Heiligen Geestes heeft plaats gehad, zoodat Hij deze wonder-volle overwinning kon behalen, en dit dringt ons tot de bede, dat God ons toone, waarin deze verdieping bestaat. EEN LEVEN, VERVULD MET DEN GEEST. In een duidelijk, kort samengevat gebod toont God ons het hoogste, dat den geloovige in verband mef den Heiligen Geest kan worden geschonken. Ef. 5.-17, 18: „Daarom zijt niet onverstandig, maar verstaat, welke de wil des Heeren zij. En wordt niet dronken in wijn, waarin overdaad is, maar wordt vervuld met den Geest". Hebt gij den Heiligen Geest ontvangen, geef Hem dan de volle heerschappij in uw leven; laat Hem uw innerlijk wezen steeds dieper beheerschen, laat Hem, Die in u woont, uw geheele leven van den diepsten kern tot in de uiterste uitdrukking vervullen. Gij zijt in het rijk des Geestes; laat daarom toe, dat de Geest Zijn leven volkomen in u kan uitwerken. — In de wedergeboorte heeft God Zichzelf aan u gegeven, in den Persoon des Heiligen Geestes woont Hij in u. Sta Hem nu toe, Zijn wil volkomen, ongehinderd uit te voeren en geef Hem dé onverdeelde Heerschappij over uw gansche wezen. Sta Hem toe, u met Zichzelf te vervullen en u daardoor met Zijn almachtige kracht te sterken. „Wordt vervuld met den Geest!" is een gebod voor ieder geloovige. Aan geen enkel Christen wordt de zegen dezer heerlijke ervaring geweigerd; maar ook niemand is vrij van de verantwoordelijkheid tegenover dit gebod. Het leven in Christus afwijzen is de grootste zonde van den ongeloovige; het overvloeiende leven, vervuld met den Heiligen Geest, afwijzen, is de grootste zonde van den geloovige. Vervuld te worden met den Geest, is niet bij uitzondering het recht van slechts en- kelen, maar het voorrecht van alle geloovigen. Daar het een gebod is, is het niet iets, dat naar believen door; enkelen kan gehoorzaamd worden, maar het is de verplichting van ieder Christen. Hand. 4 : 31: „En als zij gebeden hadden, werd de plaats, in welke zij vergaderd waren, bewogen. En zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest, en spraken het Woord Gods met vrijmoedigheid". „Wordt vervuld met den Geest" — „Vervuld". „Vol des Heiligen Geestes" —- „Vól". „Opdat gij vervuld wordt tot alle volheid Gods" — „Volheid". Deze woorden wijzen er op, dat er een oneindige, onuitputtelijke volheid is, die de geloovige naar de mate van zijn opnemingsvermogen kan ontvangen. Hij kan heden „vervuld" worden, morgen, echter moet hij opnieuw „vervuld" worden, opdat zijn leven altijd „vol" zij. En waar de „volheid Gods" daar is — voor hem moet zijn geheele leven een voortdurend „Vervuld worden" blijven. Een leven, „vol des Heiligen Geestes" behoort en kan ook het normale leven van ieder geloovige zijri. „Wij kunnen altijd vol zijn des Heiligen Geestes en ons toch altijd opnieuw laten vervullen. Als wij voor' het eerst, bij de bekeering, of misschien ook later, vervuld worden met den Geest, is dit een keefpunt in ons leven, dat een nieuwe ontwikkeling inleidt". Hand. 6 :3: „Ziet dan om, broeders! naar zeven mannen onder u, die goed getuigenis hebben, vol des Heiligen Geestes en der wijsheid, welke wij mogen stellen over deze noodige zaak". Hand. 11 :24: „Want hij (Barnabas) was een goed man, en vol des Heiligen Geestes en des geloofs; en er werd een groote schare den Heere toegevoegd". Om dus een geestelijk leven te leiden, moet de geloovige vervuld worden en vervuld blijven met den Heili- gen Geest. God heeft ervoor gezorgd, dat een leven in den Geest mogelijk is; want wij kunnèn dagelijks vol zijn des Heiligen Geestes. De Heilige Geest is door God bestemd den geloovige op aarde het „overvloeiende leven" van den opgevaren, verheerlijkten Heere in den hemel mede te deelen. Vervuld zijn met den Heiligen Geest heeft in ons een drievoudige uitwerking. h De blijvende tegenwoordigheid van Jezus Christus wordt in ons verwerkelijkt. Is dit niet wat ook heden menig Christen het meest behoeft en — ik durf beweren — ook het vurigst verlangt? De Heere sprak: „Ik zal tot u komen" en met ons verstand gelooven wij, dat Hij gekomen is; maar ons hart schreit er naar, dat Zijn zegenrijke tegenwoordigheid meer werkelijkheid in ons worde. Het leven der eerste Christenen scheen volkomen vervuld te zijn van het levende, zalige bewustzijn, dat de levende verheerlijkte Heere in hen tegenwoordig was. Dit was voor hen zulk een werkelijkheid, dat zij met al hun gedachten bij Hem woonden, en dat al hun wenschen op Hem waren gevestigd. Is voor u de tegenwoordigheid van den levenden Heere zulk een diepe werkelijkheid? — Is uw gansche wezen bezig met Christus? — Is Christus u volkomen genoeg? Als Christus, in Wien alle volheid is, in ons woont, dan hebben wij aan niets gebrek, dan is iedere wensch vervuld, alle honger gestild, alle dorst bevredigd. Ons geheele leven wordt in Hem voortdurend verfrischt en vernieuwd. Ja, het is een der heerlijkste gaven van het leven: vervuld te zijn met den Geest, zoodat de tegenwoordige Christus, in al Zijn volheid werkelijkheid in ons wordt. Ef. 3:16, 17, 19: „Opdat Hij u geve, naar den rijkdom Zijnet heerlijkheid, met kracht versterk* te worden door Aijnen Geest in den inwendigen mensch;... opdat Christus door het geloof in uwe harte wone... opdat gij vervuld wordt tot al de volheid Gods". II. Het heilige leven van Jezus Christus wordt in ons gewerkt. Dit is een andere onuitsprekelijke, heerlijke gave van het leven vervuld met den Heiligen Geest. Wie onzer, die den Heere Jezus werkelijk gezien heeft, zou zijn eigen zondigheid niet verafschuwd hebben en een vurig verlangen hebben naar de heiligheid van Christus? Wie heeft den Koning gezien in Zijn schoonheid en niet vurig verlangd Hem gelijk te zijn? — Maar wij kunnen Zijn leven niet nabootsen. Geen nabootsing wordt zoo spoedig ontdekt en zoozeer veracht als een nabootsing van Christus. Er is geen andere mogelijkheid het wezen van Jezus Christus gelijkvormig te worden, dan dat Zijn leven in óns wordt gewerkt. Het is het werk des Heiligen Geestes, de zonde steeds meer in Gods licht te brengen, zoodat de geloovige de zondigheid zijner natuur steeds dieper erkent; en het is tegelijkertijd het werk des Heiligen Geestes, het leven van het levende Hoofd in den hemel aan het lichaam op aarde mede te deelen en daardoor het zichtbare deel van Jezus Christus te veranderen in het wezen, dat het onzichtbare deel draagt. Het is de taak des Heiligen Geestes, het leven van den Heere Jezus in steeds toenemende volkomenheid in ons uit te werken, en Hij kan deze taak slechts vervullen in de mate, dat wij Hem daartoe de vrijheid geven. De met den Heiligen Geest vervulde Christen gelijkt het meest op zijn Heere. 2 Kor. 3:18: „En wij allen, met ongedekten aangezichte de heerlijkheid des Heeren als in een spiegel aanschouwende (weerkaatsende) worden naar hetzelfde beeld in gedaante veranderd, van heerlijkheid tot heerlijkheid, als van des Heeren Geest". I Gal. 5:22, 23: „Maar de vrucht des Geestes is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid. Tegen de zoodanigen is de Wet niet". In negen bijzondere deugden geeft ons dit woord een wondervol beeld van het wezen van Jezus Christus, in Zijn schoonheid, harmonie en volkomenheid. Dit wezen kan nooit door menschelijk pogen te voorschijn gebracht worden, want het is niet de uitwerking der menschelijke natuur, maar de vrucht der Goddelijke natuur. Slechts wat Goddelijk is, kan iets Goddelijks werken. „Zonder de zon kan het fotografisch beeld niet op de gevoelige plaat worden gebracht; evenmin kan zonder den Heiligen Geest het leven van den Heere Jezus in ons verwerkelijkt worden; hoogstens kunnen wij het verlangen daarnaar in ons omdragen". Maar als wij den Heiligen Geest toelaten ons te vervullen, dan brengt Hijzelf de vrucht in ons tevoorschijn, die zich vertoont in een leven, hetwelk dat van onzen Heere steeds meer gelijkvormig wordt. III. De bovennatuurlijke kracht van Jezus Christus wordt door ons werkzaam. Dit is het derde beteekenisvolle kenteeken van een leven vervuld met den Geest. Alle macht behoort aan God; Hij heeft haar Zijn Zoon gegeven, en de Zoon Zijnerzijds werkt deze macht in degenen, wier leven met het Zijne is verbonden. Toen Hij aan Zijn jóngeren Zijn laatste opdracht gaf, sprak Hij: „Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde; gaat dan henen, onderwijst alle volken!... Ik ben met ulieden al de dagen". Dit „gaat dan henen" zegt duidelijk, dat Hij hen voor deze bovennatuurlijke taak ook met bovennatuurlijke kracht wil vervullen. Kort voor de Hemelvaart zeide Hij tot hen, dat zij moesten wachten, totdat zij zouden aangedaan zijn „met kracht uit de hoogte", en Hij herhaalde Zijn belofte, dat Hij hun na Zijn terugkeer in de heerlijkheid den Heiligen Geest zou zenden (Lak. 24 : 49). Het ontvangen van den Heiligen Geest was dus nauw verbonden met het aangedaan worden met kracht. Dit getuigden ook de laatste woorden, die Hij tot hen sprak, vóór Hij voor hun oogen werd opgenomen. Hand. 1:8: „Maar gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes, Die over u zal komen: en gij zult Mijn getuigen zijn, zoo te Jeruzalem, als in geheel Judea en Samaria, en tot aan het uiterste der aarde". In de Handelingen der Apostelen zien wij, dat degenen, die met den Heiligen Geest werden vervuld, vol kracht waren. Zij hadden kracht om te lijden en hun leven op te offeren, om te leeren en te prediken, getuigen te zijn en te werken. Duizenden menschen werden door hun dienst in het Koninkrijk Gods gebracht en gezegend. Dit werk der genade werd echter niet door de energie, den ijver, de wijsheid of welsprekendheid van menschen volbracht, maar door de kracht van den ten hemel gevaren Heere, Die van het leven van met den Geest vervulde menschen uitging. Hebt gij de kracht des Heiligen Geestes? Werkt Hij machtig door u, overtuigt Hij menschen van hun zonde, dringt Hij hen in Christus te gelooven, verandert Hij hen in het beeld van den Heere Jezus? Waar Hij in Zijn volheid woont, daar betoont Hij Zich in macht. „Willen wij de kracht des Heiligen Geestes hebben, dan moeten we ons onderwerpen aan de heerschappij des Geestes". Zekeren dag bemerkte ik bij het roeien op een meer» dat de oever verbroken was en het water in een breeden stroom over de velden vloeide en alles in het rond heerlijk vruchtbaar maakte. Ik vroeg een mijner begeleiders, hoe het kwam dat het meer, ondanks dit voortdurend uitvloeien, niet uitdroogde. Hij antwoordde: „O, er zijn talloos vele bronnen op den bodem van het meer, en er vloeit evenveel water uit, als er door de onzichtbare ironnen weer in stroomt." Zulk een instroomen en uit- vloeien is een beeld van het leven vervuld met den Geest. ,Jn hen een fontein". De Heilige Geest in Zijn volheid is de gave van Christus voor ieder geloovige. Hij woont in hem en wordt in hem een fontein van levend water, die voortdurend springt. Als Hij in ons is, dan is er geen gebrek. De Heere belooft ons: „Dien zal in eeuwigheid niet dorsten." Er zal altijd genoeg zijn voor iedere behoefte. Verzadiging en bevrediging kenmerken het met den Geest vervulde leven. „Uit hem vloeien stroomen." Het instroomen bevordert en voedt tegelijkertijd het uitvloeien. In Christus bevrediging hebben is tegelijk een overvloeien van het leven uit Christus. Als de H^hge Geest in ons heerscht, dan zal Hij ons voortdurend op onze zonden wijzen, ons de vergeving in Jezus' bloed verzekeren, en onze Voorspraak bij den Vader zijn; en tegelijkertijd wordt Hij in ons de fontein van levend water, die voortdurend springt en ons steeds meer vervult, totdat stroomen des levenden waters in het leven van anderen vloeien. — Zoo kan het met den Geest vervulde leven altijd nieuw, frisch, vol, vruchtbaar zijn. Is uw leven zoo? — Zoo niet, wenscht gij, dat het zoo zijn zal? Gij kunt het hebben. Het is voor ieder die dorst heeft. Luister dan naar de uitnoodiging, die tot u komt: ,,Die dorst heeft, kome; en die wil, neme het water des levens om niet". Drink, totdat gij bevredigd zijt, totdat gij „vol" zijt; ja, totdat gij overvloeit! Van dezelfde schrijfster is verschenen. de tweede druk van STROOMEN VAN LEVEND WATER Dit kostelijk boekje, dat in het Engelsch, Duitsch en Russisch voor duizenden tot grooten zegen was, is in het Hollandsch verkrijgbaar in stemmigen omslag met gouddruk a ƒ 0.90, franco na ontvangst van het bedrag, bij dén ( ' • ZOEKLICHT-BOEKHANDEL — ZEIST Giro 42014. Van RUTH PAXSON verschenen voorts: HET LEVEN VAN DEN NATUURLIJKEN MENSCH en DE KLOOF TUSSCHEN GOD EN DEN ZONDAAR OVERBRUGD I Bovenstaande werkjes zijn resp. de eerste en tweede vier hoofdstukken uit het le deel van „The Life on the Highest Plane" van Ruth Paxson, welk deel tot titel draagt: „Jesus Christ." Binnenkort zal het geheele le deel als een goedkoop boekwerk verschijnen. Bovenstaande werkjes, resp. 72' en 80 pags. in keurigen omslag kosten per stuk ƒ 0.45. Franco toezending na ontvangst van het bedrag door den ZOEKLICHT-BOEKHANDEL ZEIST. Giro 42014. „HET ZOEKLICHT" ONDER REDACTIE VAN JOHANNES DE HEER Verschijnt wekelijks in 32 bladzijden met uitgebreide Correspondentie-rubriek, waarin verschillende vragen — door de lezers ingezonden ■— beantwoord worden. Het belicht de Teekenen der Tijden door het Profetisch Woord. Het is onafhankelijk van eenige Kerk of Secte en wenscht de geloovigen van alle richtingen te dienen, ABONNEMENTSPRIJS f 1,25 PER KWARTAAL ZOEKLICHT-BOEKHANDEL - ZEIST BERKENLAAN 39 - GIRO No. 42014 Vraag gratis proefabonnement.