hand des Heeren te ontvangen door Zijn Woord, en dan naar de schare gaan om het door te geven. Ik veronderstel, dat velen onzer werkzaam zijn geweest in Christelijken arbeid en wenschen dat deze arbeid voortgaat. In Ps. 1 : 3b zegt de Psalmist: en al wat hij doet, zal wèl gelukken.." Ik houd veel van dien zin. Is dat niet juist wat wij allen noodig hebben ? Al wat wij doen zal gelukken ! Dat kan ook inderdaad in ons leven geschieden. Maar hoe ? — Het geheim ligt in het tweede vers : „Maar zijn lust is in des Heeren wet, en hij overdenkt Zijn wet dag en nacht". Het geheim van ons Christenleven ligt niet in het groote aantal bijeenkomsten ; het ligt niet in het groote aantal bezoeken, die wij afleggen ; het ligt niet in het groote aantal brieven en artikelen, die wij schrijven: het is het dag en nacht overdenken van 's Heeren Woord. Wij vinden die gedachte herhaaldelijk in het Woord Gods. Ik zal enkele plaatsen noemen. „Opdat gij verstandig handelt alom waar gij zult gaan want alsdan zult gij uwe wegen voorspoedig maken, en alsdan zult gij verstandiglijk handelen " (Joz. 1 : 7, 8). Ik denk dat wij allen wel graag verstandig willen handelen. Op welke wijze kan dat? — Hier is het geheim geopenbaard in hetzelfde vers: „Dat het boek dezer wet niet wijke van uwen mond, maar overleg het dag en nacht, opdat gij waarneemt te doen naar alles dat daarin geschreven is". „In het jaar toen de Koning Uzzia stierf, zag ik den Heere, zittende op een hoogen en verheven troon, en Zijne zoomen vervulden den Tempel. De serafs stonden boven Hem ; een iegelijk had zes vleugelen: met twee bedekte ieder zijn aangezicht, en met twee bedekte Hij Zijn voeten, en met twee vloog Hij. En de een riep tot den ander en zeide : Heilig, heilig, heilig is de Heere der heirscharen, de gansche aarde is van Zijn heerlijkheid vol" (Jes. 6:1-3). Heilig, heilig, heilig O, laat ons aan deze stem denken wanneer wij in Gods tegenwoordigheid treden. En nu we toch over dit onderwerp spreken, willen we ook een oogenblik spreken over onze houding bij het Gebed. Het is mijn ervaring, dat dit voor menige geloovige moeilijkheden met zich brengt. Het is echter niet de houding van ons lichaam, maar het is de houding van ons hart, waar het op aan komt. Het is heel interessant om in den Bijbel na te gaan op welke verschillende manieren gebeden werd. Velen van u kennen den naam van bisschop Moule, een van de grootste gebedsmannen in den laatsten tijd. Bij voorkeur wandelde hij in den tuin wanneer hij bad. Eén van de grootste gebedsmannen uit de 18e eeuw wandelde, wanneer hij bad, bij voorkeur in het bosch. En zijn contact met God was van dien aard, dat hij werkelijk wist wat bidden was, zooals maar weinigen dit weten. Wij kunnen God overal ontmoeten. Het is de houding van ons hart die hierin de belangrijkste rol speelt. Er zijn er die, wanneer zij bidden, op en neer loopen in de kamer; anderen geven de voorkeur aan staande of zittende te bidden. Doch ik denk, dat de meesten onzer wel het liefste bidden op de knieën. Dat is misschien wel de meest natuurlijke houding, die wij in Gods nabijheid kunnen aannemen. — Doch niet allen van ons kunnen lang op de knieën bidden. In Hand. 2 : 2 lezen we dat de discipelen zaten, toen zij de volheid des Geestes ontvingen. Het is dus volstrekt niet noodig, dat iemand altijd op zijn knieën ligt, doch ik geloof wel, dat — wanneer iemands lichamelijke kracht het toelaat — de knielende houding de beste is. Maar laten we iedereen vrij laten, die houding aan te nemen, die hem het beste past. Laat mij nog eens herhalen, dat de houding van ons hart de doorslag geeft en laat ons altijd God naderen met grooten eerbied en diep ontzag. * * Wij hebben dus nu met elkander overdacht dat wij moeten bidden zonder ons te haasten, en dat wij eerbiedig moeten bidden. Maar wij moeten ook nederig en ootmoedig bidden. Laten we enkele Schriftplaatsen opslaan. „Heere Gij hebt den wensch der zachtmoedigen gehoord ; Gij zult hun hart sterken, Uw oor zal opmerken...." (Ps. 10:17). Er staat veel in den Bijbel over zachtmoedigheid {ootmoed). Het zou de moeite waard zijn om eens te onderzoeken wat de Schrift op dit punt zegt; het zou ons allen ten goede komen. De meesten van ons hebben ootmoed noodig. Trotsch is zeer misplaatst in het leven van een Christen en er is zeker geen plaats voor, wanneer wij naderen tot den troon Gods. Wat was Jesaja's ervaring toen hij tot God naderde ? — Toen hij de wondervolle heerlijkheid Gods zag, zeide hij: „Ik ben een man van onreine Jippen ". „Toen zeide ik: Wee mij, want ik verga, dewijl ik een man van onreine lippen ben, en woon in het midden eens volks dat onrein van lippen is; want mijne oogen hebben den Koning, den Heere der heirscharen gezien " (Jes. 6:5). Job had dezelfde ervaring. „Met het gehoor van het oor heb ik U gehoord, maar nu ziet U mijn oog. Daarom verfoei ik mij, en ik heb berouw in stof en asch" (Job 42:5, 6). Dat ondervond ook Johannes op Patmos. Toen hij de groote heerlijkheid van Christus aanschouwde, viel hij aan Zijn voeten als dood Als we het recht, hebben iemand een heilige te noemen, dan is het Paulus. In 1 Kor. 15: 9 noemt hij, die het meest in den dienst des Heeren gebruikt wordt, zichzelf „de minste der apostelen" „Want ik ben de minste van de apostelen, die niet waardig ben een apostel genaamd te worden" (1 Kor. 15:9). Later, toen hij meer visie had op de heerlijkheid Gods en ook een nog dieper blik op eigen zondigheid had ontvangen, noemde hij zichzelf „de allerminste van alle de heiligen" (Ef. 3:8). Ik vraag mij af hoevelen van ons zich zoo willen noemen. Paulus deed het, en aan het eind van zijn leven voelde hij zich nóg nederiger. Hij was meer aan Christus gelijk geworden en had Christus meer en meer leeren kennen ; en hoe méér hij Christus leerde kennen, hoe méér hij ook zichzelf leerde kennen. Hoe meer hij de grenzenlooze liefde van Christus zag, des te beter leerde hij zijn eigen natuur kennen en haten; zoodat hij in den brief aan Timotheüs schrijft: „Dit is een getrouw woord en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om de zondaren zalig te maken, van y/elke ik de voornaamste ben " (1 Tim. 15). De voornaamste der zondaren Hoe méér Paulus dus tot God naderde, des te meer leerde hij zijn eigen zondige natuur kennen Laat mij er nog eens op wijzen, dat zij, die veel over eigen heiligheid spreken, niet weten wat heiligheid is. Alles hangt af van den achtergrond der dingen. Het huis, dat ik thans in Engeland bewoon, ligt aan den voet van een heuvel en vaak zie ik groote kudden witte schapen tegen de helling grazen. Maar gaan de schapen hooger op en zie ik ze verder weg, met de lucht als achtergrond, dan schijnen die schapen zwart te zijn. Alles hangt af van den achtergrond der dingen. Wanneer wij verkeeren tusschen onze medemenschen, kunnen wij wit schijnen, maar wanneer wij komen in de tegenwoordigheid van den Heiligen God, dan zien wij onszelf zooals wij werkelijk zijn en blijft er geen plaats over voor trotsch. Wanneer wij bidden, laat ons dan bidden zonder haasten, eerbiedig en ootmoedig; en wanneer wij dezen tijd in deze houding des harten met God doorbrengen, dan zullen wij er in ons leven de kracht van ervaren. Eenige jaren geleden ging een kennis van mij naar Indië. Het was midden in den zomer, en dan kan het in Indië zeer heet zijn. Al het groen en de bloemen verdorden.... Onder het raam van zijn slaapkamer was een mooi bloembed en iederen morgen als hij wakker werd, en uit het raam keek, verwonderde hij er zich over, dat de bloemen er zoo frisch en vroolijk uit zagen. En hij begreep eigenlijk niet hoe dat kon, waar rondom alles verdroogde. — Doch eens zag hij 's morgens in de vroegte den tuinman bezig met de bloemen water te geven en toen begreep hij: Iederen morgen vóór de zon opkwam, kwam de tuinman en gaf de bloemen water, en daarom verdorden de bloemen niet en bloeiden heerlijk. Zoo is het ook in het leven van den geloovige : indien wij onzen „stillen tijd" met God door- brengen, dan zal de Tuinman komen en ons water geven. Wij zullen de dauw van Zijn tegenwoordigheid bespeuren en ons hart zal frisch zijn en de menschen uit onze omgeving zullen de trouw van den Meester bespeuren, zoodra die uit ons leven openbaar wordt. — Laat ons keren om tijd door te brengen met God. III. In onze vorige bijeenkomsten hebben we reeds verschillende punten van het gebedsleven onder de oogen gezien. Dezen morgen wil ik u in de eerste plaats er op wijzen, dat wij moeten bidden met een volkomen hart. In den Hebreënbrief vinden wij daaromtrent een aanwijzing: „Zoo laat ons toegaan met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs, onze harten gereinigd zijnde van het kwade geweten, en het lichaam gewasschen zijnde met rein water...." (Hebr. 10:22). Naderen wij den troon Gods altijd met een waarachtig en met een volkomen oprecht hart, waarin zich niets bevindt, dat God mishagen kan ? — Hoe zeer kan de zonde ons soms hinderen als wij tot God willen naderen ! „Zie de hand des Heeren is niet verkort, dat zij niet zoude kunnen verlossen, en Zijn oor is niet zwaar geworden, dat het niet zoude kunnen hooren; maar uwe ongerechtigheden maken een scheiding tusschen ulieden en tusschen uwen God en uwe zonden verbergen het aangezicht van ulieden, dat Hij niet hoort".... (Jes. 59 :1,2). Onze zonden hebben scheiding gemaakt tusschen God en ons, zoodat er geen contact is ; en hoe dikwijls is het niet het geval, dat de zonde oorzaak is, dat wij geen antwoord op ons gebed ontvangen ! één van de hoogste vormen van het gebedsleven, en Satan tracht ook wel zelfzuchtige motieven in dezen vorm van gebedsleven in te brengen om de voorbede krachteloos te maken. Wij kunnen om een opwekking bidden en daarbij onze eigen kerk op het oog hebben, in de hoop, dat deze gaat uitsteken boven andere. — Dit is geen gerechtvaardigd motief. — Bidden wij ook dat een opwekking zal uitbreken in de naburige gemeenten of bidden wij zelfzuchtig en uitsluitend voor onze eigen gemeente ? Een dergelijk gebed is het bewijs dat ons gebed waarlijk onzelfzuchtig is. Hoe komt het toch, dat er zoo weinig algemeene opwekking is ? Uit bijna elk land hooren wij van plaatselijke opwekkingen en opwekkingen, die uitbreken in een provincie of in een kerk. — Komt het misschien omdat de gebeden om een opwekking zelfzuchtig waren ? Verlangen wij er niet naar een opwekking te zien over heel Nederland, over de geheele wereld ? Laat ons dan onzelfzuchtig zijn in het gebed, van harte bidden, zoowel voor anderen als voor onze eigen gemeente. De groote beweegreden tot voorbede vjnden we in Rom. 15 : 30. ,,En ik bid u, broeders, door onzen Heere Jezus Christus, en door de liefde des Geestes, dat gij met mij strijdt in de gebeden tot God voor mij". Paulus spreekt hier over gebeden voor anderen. De uitdrukkingen door onzen Heere Jezus Christus en door de liefde des Geestes kunnen ook vertaald worden met: „Om de wille van" Jezus Christus en den Heiligen Geest. Het hoofdmotief van ons onzelfzuchtig bidden moet zijn: dat de Heere Jezus Christus verheerlijkt worde. — Is dit het hoofdmotief in ons gebedsleven ? Er ligt in dit vers ook nog een tweede motief: door de liefde des Geestes. De meeningen hieromtrent verschillen wel, maar hier wordt gesproken over de liefde tot onze medemenschen door den Heiligen Geest in ons hart uitgestort; het is dus de liefde van den Heiligen Geest; de liefde voor anderen die Hij Zelf in ons hart heeft ingeplant. Laat ons dus leeren om onzelfzuchtig te bidden. Ook is het noodzakelijk, dat wij gemeenschappelijk leeren bidden. Er ligt een buitengewoon groote kracht in het gemeenschappelijk gebed. Eenigen tijd geleden bestudeerde ik het Boek Leviticus, waar mijn aandacht bijzonder bepaald werd bij Lev. 26 : 8 : ,,Vijf uit u zullen honderd vervolgen, en honderd uit u zullen tienduizend vervolgen; en uwe vijanden zullen voor uw aangezicht door het zwaard vallen". Ik ben niet erg sterk in wiskunde, maar nu lees ik hier, dat vijf uit u er honderd zullen vervolgen — en hoevelen zouden honderd dan vervolgen?.. Twee duizend! — Maar dit staat er niet.... er staat: honderd zullen tien duizend vervolgen. Het schijnt mij een sterk argument voor eenheid. Volgens deze maatstaf zullen vijf menschen, die bijeenkomen om te "bidden, er honderd op de vlucht doen slaan, doch wanneer er honderd tezamen bidden, zullen zij er tien duizend op de vlucht kunnen jagen ! In elk geval ligt er een groote kracht in het gemeenschappelijke bidden. Ik zou daarom in iedere kerkelijke gemeente gaarne goede gemeenschappelijke bidstonden willen zien. In Spanje trachten wij altijd onze bidstonden tot de meest belangrijke bijeenkomst van de week te maken. Eén van de meest-sprekende voorbeelden van vereenigd gebed vinden we in Hand. 2:1. Vóór de uitstorting van den Heiligen Geest lezen wij, dat de discipelen met de geloovigen een tien- Met groote vrees ging ze naar hem toe, want de priester had haar gezegd, dat ik poeders in de medicijnen deed, waardoor men Protestant werd. Maar hoe het ook zij, zij kwam en wij brachten deze zaak voor God ; de Heere zegende de middelen en zij genas. Dat heeft haar vooroordeel gebroken. Zij kwam in de samenkomst, en ik zal nooit dien dag vergeten, dat zij zich bekeerde. Het was wonderheerlijk. Zij is nu gelukkig en dient nog haar Meester. Ten slotte was er in dat gezin nog maar één lid, dat niet bekeerd was: de moeder. Vier jaren lang hebben wij iederen dag voor die vrouw gebeden en tenslotte werd ook zij bekeerd. Ik was niet in die samenkomst, maar later werd het mij verteld. Een van de Evangelisten leidde de samenkomst. De echtgenoot zat op de-eerste rij en de vrouw heelemaal achterin ; en terwijl de Evangelist nog sprak, stond de vrouw op en riep : „Ik wil gered worden". Toen haar echtgenoot dit hoorde, wachtte hij niet tot de prediking geëindigd was, maar hij knielde neer en loofde God en begon te weenen van vreugde. De Geest Gods begon te werken: de vrouw en eenige andere bezoekers gaven zich dien avond aan Christus over. Zoo was het geheele gezin tot God gebracht door het zeer bepaalde gebed. — Misschien kunnen sommigen uwer deze voorbeelden volgen. De meeste kerken in Spanje hebben lijsten met gebedsonderwerpen. Wij leggen er den nadruk op, dat wij op God behooren te wachten, opdat Hij ons zal zeggen voor wie wij zullen bidden. En het is zeer belangrijk te zien, hoe God deze gebeden beantwoordt. Eenigen tijd geleden ondervond ik in Engeland het volgende. Er was een leider van een Bijbelklas, die zeer ontmoedigd naar zijn predikant ging en zei: „Ik schei uit met Bijbelles te geven. Ik stuur mijn klas naar huis". Doch de predikant zei: „Probeer het nog drie maanden" en raadde hem aan om iederen dag voor elk van zijn leerlingen te bidden en hen in het gebed bij name te noemen. Een wondervolle omkeering greep er in die klas plaats; de één na den ander werd bekeerd. Vier van hen studeeren nu voor predikant. — Ge ziet wat God kan doen door zeer bepaald te bidden. Vóór wij sluiten, wil ik nog één gebeurtenis vertellen om de macht van het geloovig, definitief gebed aan te toonen : Ik had een vriend, die in het Evangelie arbeidde ; hij is nu gestorven. Op een Zondagavond had hij gesproken. Hij had veel gebeden dat God dien avond zielen zou redden. Aan het einde van zijn toespraak gaf hij gelegenheid aan degenen die gered wilden worden om dit te kennen te geven. Maar niemand gaf antwoord en hij ging zeer teleurgesteld naar huis. Maar dien avond, juist toen hij zich ter ruste zou begeven, werd er op de deur geklopt. Zes jonge mannen stonden voor hem, leden van zijn gemeente. Verbaasd vroeg hij: „Wat moeten jullie zoo laat hier ?", waarop ze antwoordden : „Wij willen nog dezen avond zeggen dat wij het besluit hebben genomen Christus te volgen. Wij waren vanavond in de samenkomst en hadden niet den moed daar onze wensch kenbaar te maken. Wij hebben ons allen aan den Heere gegeven en wij komen dit zeggen; gij zult u zeker d aarover verblijden.." Den volgenden dag was er een gemeenschappelijke bijeenkomst van verschillende geloovigen, waarop het Heilig Avondmaal aan Gods kinderen werd bediend. Vooraf bracht mijn vriend een bezoek aan een ouden predikant om deze mee te nemen naar de samenkomst. Hij ging mee, doch had nog niet lang geloopen, toen de oude man stil stond en niet verder kon. Hij was onwel geworden. Mijn vriend haalde een stoel en de oude man zat daar met gebogen hoofd. „Wat is er aan de hand?", vroeg mijn vriend. — „Ik ga naar den Koning toe", en met een glimlach op zijn gelaat stierf hij. Maar ik ben de geschiedenis wat vooruitgeloopen. Toen mijn vriend mij vertelde wat den vorigen avond bij hem aan huis geschied was, vertelde hij ook wat de oude man gezegd'had, nadat hem de bekeering van die zes jonge menschen meegedeeld was. „Ik ben met diepen eerbied en ontzag vervuld", had de oude predikant geantwoord. „Zijt gij dan niet blij ?", vroeg mijn vriend. „Ja zeker en ik ben met diep ontzag vervuld. Ik was den vorigen avond in de samenkomst en toen gij begon te prediken, bemerkte ik, dat mijn doofheid zóó was toegenomen, dat ik niets kon verstaan en ik dacht: ik had even zoo goed thuis kunnen blijven. Ik zag toen zes jonge mannen in een bank zitten ; ik kende hen allen en wist dat zij den Heere niet toebehoorden. — Gedurende uw spreken heb ik voortdurend voor hen gebeden en mijn ziel voor God uitgestort. Ik noemde hen bij name en ik was er vast van overtuigd, dat ze zich zouden bekeeren — maar zóó spoedig verwachtte ik het niet." Wat een heerlijk einde na een leven van dienst! Hij mocht in de tegenwoordigheid van zijn Meester verschijnen, om als het ware deze zes jonge zielen aan Zijn voeten neer te leggen ! Ook wij zullen op zekeren dag in de tegenwoordigheid van den Meester moeten verschijnen. Zullen wij daar met leege handen heengaan ? Zullen wij ook niet gaarne eenige zielen aan de voeten van den Meester brengen ? Het is niet noodig veel te prediken. Wanneer wij het geheim leeren van definitief, geloovig gebed, zullen wij den zegen daarvan zien. Dan zullen ook wij komen in de tegenwoordigheid des Meesters en eenige kostbare levens aan Zijn voeten mogen leggen. De Heere Zelve Ieere ons dit geheim verstaan. V. Het is van groot belang, vrienden, dat de Heere dezen morgen in het bijeonder tot ons ieder persoonlijk moge spreken. Hij onderwijze ons in hetgeen wij tekort zijn geschoten en leere ons het ware bidden. * * * Op deze ochtenden hebben wij gesproken over „Hoe te bidden" en ik ben er van overtuigd, dat niemand van ons weet hóe wij bidden moeten. Wij zijn allen nog beginnelingen in de school des gebeds en wij zouden zoo gaarne meer van het gebedsleven willen weten. Er is slechts Eén, Die ons dat kan leeren, en hoe méér tijd wij in Zijn tegenwoordigheid doorbrengen, des te beter zullen wij leeren bidden. Wij hebben verschillende manieren met elkander besproken, hoe wij zullen bidden : Wij moeten bidden zonder ons te haasten, eerbiedig, nederig, onzelfzuchtig, gemeenschappelijk, geloovig en zeer bepaald. En nu moeten wij ook volhardend bidden. Wij moeten leeren te blijven bidden totdat het antwoord komt. Eenigen tijd geleden las ik de volgende geschiedenis : Een Amerikaan kocht een stuk grond om olie te boren. Hij boorde lang en diep, maar hij vond geen olie, terwijl er in de naaste omgeving zooveel gewonnen werd. De eigenaar werd ten einde raad ; hij had veel geld in deze zaak gestoken. Maar, bevreesd dat hij zijn geheele vermogen aan het boren ten koste zou leggen, zonder het gewenschte doel te bereiken, gaf hij het op en verkocht het land aan een ander. De nieuwe eigenaar ging dóór met boren en — hij had het werk van zijn voor- ganger nog maar nauwelijks voortgezet, of de olie borrelde uit den grond.... Het was goede olie, de bron lag wel dieper dan de andere, maar de kwaliteit en kwantiteit van deze olie was niet te evenaren. In koiten tijd was de exploitant rijk, terwijl de voormalige eigenaar, die van geen volharding wist, een armelijk bestaan leidde Ik geloof, dat velen onzer iets dergelijks in hun gebedsleven doormaken. Wij houden niet vol tot het antwoord komt. Wij worden soms ontmoedigd en zeggen dan: „God antwoordt niet op ons gebed". Nu ga ik dezen morgen niet uitleggen, waaróm wij soms zoo lang moeten wachten, bidden ; daarvoor is vanmorgen geen tijd. Wij kunnen dit niet volkomen begrijpen, maar het is een feit. Er wordt in den Bijbel over het onderwerp „volhardend gebed" veel gezegd ; ik zal enkele plaatsen noemen. „Wat ook mij aangaat, het zij verre van mij dat ik tegen den Heere zoude zondigen, dat ik zoude aflaten voor ulieden te bidden...." (1 Sam. 12 :23). Het was zonde tegen den Heere, als Samuël. zou ophouden voor het volk te bidden. De Heere Jezus Zelf zegt ook veel over dit onderwerp. „En Hij zeide een gelijkenis tot hen, daartoe strekkende, dat men altijd bidden moet en niet vertragen " (Luk. 18 :1). Gij nerinnert u de gelijkenis van den onrechtvaardigen rechter, die de Heere vertelde om deze belangrijke punten te illustreeren; ook in de brieven van Paulus vinden wij dergelijke gedachten: „Want God is mijn getuige, Welken ik dien in mijnen geest in het Evangelie Zijns Zoons, hoe ik zonder nalaten uwer gedenk, allen tijd in mijne gebeden biddende, of mogelijk mij nog te eeniger tijd goede gelegenheid gegeven wierd door den wil Gods om tot ulieden te komen...." (Rom. 1 :9, 10). Nu nog één Schriftplaats : „Met alle bidding en smeeking biddende ten allen tijde in den Geest, en tot hetzelve wakende met alle gedurigheid en smeeking voor alle de heiligen" (Ef. 6 :18). „Met alle gedurigheid" wil zeggen: met volharding. Er zijn veel andere Schriftplaatsen die hierop slaan, doch ik geloof, dat wij wel allen het belang inzien van volhardend gebed ; en overtuigd zijn dat dit van toepassing is zoowel op het gebed voor personen als op het gebed om een opwekking. De meesten van u weten wel iets omtrent het leven van George Müller. Ik meen dat hij ongeveer 40 jaren gebeden heeft voor de bekeering van een persoon. lederen dag bad hij ; en na 40 jaren werd die man bekeerd. Dit geeft mij moed. Ik bid reeds 32 jaar iederen dag om de bekeering van een man. Hij is nog onbekeerd, maar ik blijf voor hem bidden. — Laat ons voortgaan met bidden totdat het antwoord komt. Gij herinnert u dat wij gisteren verschillende voorbeelden noemden. In één geval kwam het antwoord den volgenden avond, in een ander kwam het na drie maanden en weer in een ander na twee jaren en in nog een ander geval na vier jaren. En wanneer wij nu ontijdig zouden hebben afgebroken zouden wij het antwoord niet hebben gezien. Doch wij gingen dóór met bidden totdat het antwoord kwam, en dit is ook van toepassing op het gebed voor een „opwekking". Soms komt opwekking in betrekkelijk korten tijd en dan weer kan het soms jaren duren vóórdat wij antwoord op ons gebed zien. In een klein dorp in Zuid-Amerika was een gemeente met slechts 8 of 9 leden; nog eenige menschen gingen er ook min of meer geregeld ter kerk. Het was dus een uiterst kleine gemeente. Elke poging om het kerkbezoek te bevorderen, mislukte. In deze gemeente was een oude predikant, die voor de geestelijke belangen dezer menschen zorgde. Hij was zeer hartelijk, bezocht de menschen, deelde tractaten uit; doch geen vreemde kwam in zijn bijeenkomsten. En toen hij er drie jaren was geweest, gevoelde hij dat het zóó niet langer kon doorgaan ; hij gaf het op en ging naar een andere gemeente. Een jongeman volgde hem op, deze begon vol enthousiasme. Hij kwam pas van de Universiteit en was daar juist met zijn studie klaar gekomen. Vele dingen zou hij ten goede veranderen en hij begon te werken. Hij bezocht bijna ieder gezin van het dorp dat slechts eenige honderden inwoners had. Hij deed alles wat hij kon doen om tot zegen te zijn, maar na drie maanden kwamen nog niet meer dan die acht of negen personen. De oude man had het drie jaren uitgehouden — de jongeman had er na drie maanden genoeg van. „Zoo ga ik niet door — zeide hij — ik heb er genoeg van". Toen sprak God tot hem. God zeide hem dat hij alles geprobeerd had zonder gebed; en toen besloot hij om nog te blijven, doch hield geen bijeenkomsten meer op Zondagavond. Onder deze 8 of 9 menschen waren drie vrouwen, ware kinderen Gods;terwijl de anderen zeerwereldschgezind waren. De predikant en zijn vrouw noodigden die drie vrouwen bij zich aan huis uit, om met elkander Gods aangezicht te zoeken. Drie maanden lang baden zij iederen avond om een opwekking en hun gebed werd heerlijk verhoord. Na drie maanden brak er een groote opwekking uit in die plaats. De kerk was avond aan avond propvol en tientallen, zoo niet honderden, werden bekeerd. Spoedig hadden zij een grootere kerk noodig en ze bouwden een grootere kerk, die daar nóg staat. Zij betaalden deze uit eigen middelen, zonder op eenigen steun van buiten te rekenen. — Dit was tevens een bewijs, dat de opwekking echt was. In een gemeente waar waarlijk „opwekking" is, zijn geen financiëele moeilijkheden. Zij baden drie maanden totdat de opwekking kwam. Velen van u kennen wijlen Dr. Inwood. Bij zekere gelegenheid vertelde hij ons deze merkwaardige gebeurtenis, die in Afrika op een Conferentie plaats had. Dr. Inwood was uitgenoodigd om op deze Conferentie te spreken. Men had die Conferentie twee jaren lang voorbereid en al dien tijd waren vele Christenen uit de omgeving dagelijks bij elkander gekomen om te bidden. Toen de Conferentie begon, kwam Gods Geest in buitengewone kracht in hun midden ; 2000 .Christenen woonden de Conferentie bij. Allen knielden neer en beleden hun zonden van jaloezie, hoogmoed, gebrek aan liefde, zelfzucht, enz. ; en na die belijdenis van zonden kwam er verandering. Toen stonden zij op ; de één na den ander loofde en dankte den Heere ; de opwekking brak door en verspreidde zich over tal van provincies ; duizenden kwamen tot bekeering. Twee jaren achtereen baden zij en ziehier de gevolgen. Ik ken een gemeente op de Oostkust van Engeland, waar een nieuwe predikant kwam, die bevond dat de kerk Zondags bijna leeg en de leden zeer wereldschgezind waren. Er waren enkele geestelijk-gezinde Christenen, die de kracht van het gebedsleven kenden. Deze menschen riep hij bij elkander en zij begonnen dagelijks om een opwekking te bidden. Zij baden een jaar en al was er nog geen opwekking gekomen, zij gingen voort met bidden. Zij baden twee jaren en nóg geen opwekking. Zij hielden echter vol, óók toen na drie jaren de opwekking nog niet gezien werd. Na vier jaren iederen dag met elkander te hebben gebeden, brak de opwekking door en verspreidde zich over aH»!0ostelijke provincies van Engeland, zelfs tot in Schotland. Duizenden kwamen tot bekeering en honderden gemeenten werden verlevendigd en ervaren nóg den zegen dezer opwekking. — Zij baden vier jaren, volhardend, en de opwekking kwam. „O, Jeruzalem! Ik heb wachters op uwe muren besteld, die geduriglijk al den dag en al den nacht niet zullen zwijgen. O, gij die des Heeren doet gedenken 1 laat geen stilzwijgen bij ulieden wezen en zwijgt niet stil voor Hem, totdat Hij bevestige en totdat Hij Jeruzalem stelle eenen lof op aarde" (Jes. 62:6, 7). Laat er geen stilzwijgen bij ulieden wezen Laat ons voortgaan met bidden totdat het antwoord komt. Doch wij moeten niet alleen volhardend bidden, doch ook op zeer krachtige wijze. Een vorig maal stonden we reeds stil bij Rom. 15:30; wij willen dit belangrijke vers nog eens opslaan. „En ik bid u, broeders, door onzen Heere Jezus Christus en door de liefde des Geestes, dat gij met mij strijdt in de gebeden tot God voor mij " Ik zou bijzonder uw aandacht willen vestigen op : strijdt met mij De eigenlijke beteekenis van dit strijden is: in doodsstrijd zijn. Gij vindt ditzelfde woord op vele andere plaatsen in Gods Woord. In de Engelsche taal wordt dit op verschillende wijzen weergegeven. Laat ons enkele plaatsen opslaan. „Waartoe ik ook arbeide, strijdende naar zijne werking die in mij werkt met kracht" (Kol. 1 :29). „Want ik wil dat gij weet hoe grooten strijd ik voor u heb, en voor degenen die in Laodicea zijn en zoovelen als er mijn aangezicht in het vleesch niet hebben gezien" (Kol. 2:7). „U groet Epafras, die uit de uwen is, een dienstknecht van Christus, altijd strijdende voor u in de gebeden, opdat gij staan moogt volmaakt en volkomen in al den wil Gods" (Kol. 4:12). Hier vinden we dezelfde uitdrukking, die in het Engelsch vertaald is door „vurig arbeiden". In het oorspronkelijke staat voor al deze uitdrukkingen eenzelfde woord, dat beteekent: „zijn ziel uitstorten in den gebede". „En in zworen strijd zijnde, bad Hij te ernstiger " (Luk. 22 : 44). Hier vinden we een dergelijk woord in het gebed van den Heere Jezus in Gethsémané: „En tn zworen strijd zijnde...." Deze uitdrukking doelt eigenlijk op de gladiatoren, die in de arena worstelen om het behoud van hun leven. Zij waren er zeker van, dat één der beide kampvechters, de overwonnene, zijn leven zou verliezen of zwaar gewond uit het strijdperk te voorschijn zou komen. Het gebed is zulk een strijd waard ; het gebed is waard wat het ons kost. Wanneer het ons weinig kost, is het ons ook weinig waard. Letten wij nu nog op het gebed van Mozes. „Nu dan, indien gij hunne zonden vergeven zult! doch zoo niet, zoo delg mij uit Uw boek, hetwelk Gij geschreven hebt" (Ex. 32 : 32). Mozes wil zelfs uit het levensboek uitgedelgd worden ter wille van zijn volk. In Jer. 8 : 21 vinden wij dezelfde gedachte : „Ik ben gebroken vanwege de breuke der dochter mijns volks, ik ga in het zwart, ontzetting heeft mij aangegrepen" En in Jer. 9:1: „Och, dat mijn hoofd water ware, en mijn oog een springader van tranen : zoo zoude ik dag en nacht beweenen de verslagenen der dochter mijns volks". Hieruit zien we de gebedslast; de last voor verloren zielen, waaronder Jeremia gebukt ging. In Rom. 9:2, 3 herinnert ook Paulus er aan, dat hij een last op zijn ziel heeft. „ dat het mij een groote droefheid en mijn hart een voortdurende smart is. Want ik zoude zelf wel wenschen verbannen te zijn van Christus, voor mijne broederen, die mijne maagschap zijn naar het vleesch". Paulus zou zelfs verbannen willen zijn terwille van degenen die verloren gaan. Hoe zwaar woog de last der zielen op het hart van dezen man. Weten wij wat het wil zeggen te weenen om de zielen die verloren gaan ? Hebben wij ooit onze knieën gebogen en stil gestaan bij het zieleheil van al die menschen, die wonen in landen, waar de naam van Christus nog nooit is genoemd ? Hebben wij zulk een last op onze ziel gevoeld ? Sommigen kennen misschien de geschiedenis van David Brainard. die zulke wondervolle ervaringen had onder de Indianen: een heele stam werd tot net Evangelie bekeerd. Het geheim hiervan was, dat hij dag en nacht voor deze menschen geworsteld had in het gebed. Bij een zekere gelegenheid heeft Brainard eens gezegd: „Ik arbeidde en bad voortdurend en zoo vurig, dat ik vaak hevig transpireerde. — Toch scheen het mii toe, dat ik eigenlijk nog niets had gedaan, als ik bedenk dat mijn dierbare Verlosser bloed zweette voor een verloren wereld". Weten wij wat het is, op deze wijze te bidden ? O, wanneer ik over dit onderwerp nadenk, dan word ik diep overtuigd van mijn zonden in dit opzicht. Hoe zelden heb ik op deze wijze gebeden ! En toch, wanneer wij een geliefde hebben die wellicht zal heengaan, hoe vurig bidden wij dan ! Ik herinner mij dat mijii dochtertje zeer ernstig ziek was. De dokter zei dat er geen hoop op herstel was. Wij waren er ook niet zeker van wat Gods wil was. Wij dachten dat het onmogelijk Gods wil kon zijn dat zij zou heengaan ; wij waren er echter evenmin zeker van dat het Gods wil was haar te genezen. Wat hebben wij toen om het behoud van dat kind gebeden ! Er kwam echter geen beterschap. Doch wij volhardden en waren er van overtuigd, dat, indien het de wil des Heeren zou zijn, Hij ons het kind zou laten behouden. In dit geval was het echter niet des Heeren wil. Doch al dien tijd dat wij baden, waren wij er ons van bewust, dat het den Heere mogelijk was haar in het leven te behouden. Zóó bidden wij voor het leven van onze geliefden, maar hoe bidden wij voor de vele müiioenen die nog nooit hebben gehoord dat de Heiland voor ben gestorven is? — Behooren wij niet ook voor hèn met ons gansche hart te bidden ? , en dat deze mijn dienst, die ik aan Jeruzalem doe, aangenaam zij den heiligen.." (Rom. 15:30, 31). Paulus vraagt hier voorbede ter wille van de "heiligen. — Dit is ook een zeer belangrijke reden om ons te geven voor diepgaand en volhardend gebed. Laat ons zien op den Heere Jezus in Gethsémané, hoe Hij daar streed met den last der gansche wereld op Zijn schouders. Dit was een bidden als in doodsstrijd. Laat ons Hem zien op Golgotha en een oogenblik luisteren naar die hartverscheurende kreet die van Zijn lippen kwam: „Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij veriaten?" Daar werd Hij, Die geen zonde gekend heeft, zonde voor ons gemaakt (2 Kor. 5:21), van God verlaten Hij stierf voor de gansche wereld en toch zijn er nog 1400 millioen menschen die nog nooit gehoord hebben dat Hij voor hen stierf! Denk eens een oogenblik aan den grooten nood die er op het oogenblik in de wereld is. Overal onrust, onverschilligheid, overal afkeer van geestelijke dingen, altijd die opstand tegen God. Eén van Gods kinderen heeft gezegd, dat de groote strijd van onze dagen moet uitloopen op Opwekking of Revolutie. Ik geloof dat hij gelijk heeft: wanneer er geen opwekking komt, komt er revolutie over de gansche aarde. Men zegt dat er in de Heiden-landen iederen dag 100.000 menschen de eeuwigheid ingaan, die nooit hebben gehoord van den Heere Jezus. Laat ons deze gebedslast op ons nemen en er aan denken dat het de Heere Zélf is, Die in ons door den Geest bidt. „Niet ik, doch Christus" — en dat helpt ons om de last te dragen, of beter gezegd : Hij draagt de last voor ons. Gij herinnert u het laatste gesprek van den Heiland met Zijn discipelen. De macht des duivels is gebroken in den laatsten worstelstrijd op Golgotha. Hoe wonderbaar moedig gaat Hij het Kruis tegemoet met den last der zonde van de geheele wereld op Zich. En zelfs in deze oogenblikken kan Hij de bedroefde discipelen troosten met de woorden: „Uw hart worde niet ontroerd". „Mijne vrede geef Ik ui" (Joh. 14:1, 27). Laat dus de last ons niet verpletteren, doch Iaat ook de wereldnood ons leeren opzien tot Hem, Die wederkomt. En als Hij komt, dan zal alles anders worden. Hij zal regeeren — geprezen zij Zijn Naam ! Laat ons bidden, zooals wij nog nooit tevoren hebben gebeden! En wat is nu het geneesmiddel voor den wereldnood ? Het is de keus tusschen opwekking en revolutie. Een gemeente die steeds in vlam staat voor zielen, een gemeente waarin alle leden met de kracht des Geestes zijn vervuld, een gemeente waarin alle leden met brandenden ijver zijn vervuld en getuigen zijn voor den Meester O, wanneer de Gemeente was, zooals zij behoorde te zijn — dan zouden die 1400 millioen menschen nog binnen een menschemeeftijd het Evangelie hooren. En wanneer wij allen met den Heiligen Geest worden vervuld, dan zullen gebedskringen ontstaan, zoo krachtig en actief, als er sedert de eerste Christengemeente geen meer is geweest. Toen waren alle discipelen met den Heiligen Geest vervuld en zij zorgden er voor dat de heele toenmaals bekende wereld van het Evangelie hoorde. En als er in onze gemeente een opwekking uitbreekt, dan moet die opwekking er ons toe dwingen, anderen met het Evangelie bekend te maken. Maar denk er aan dat „opwekking" alleen komt door het gebed. — Dit is altijd al zoo geweest. Gij herinnert u hoe de discipelen op den Pinksterdag met elkander gebeden hebben en de vervulling met den Heiligen Geest kwam. Gij herinnert u hoe Elia op den Karmel bad en er kwam vuur van den hemel. En gij herinnert u de inwijding van den tempel, ons beschreven in 2 Kron. 7 : 1 e.v. Toen Salomo geëindigd had te bidden, viel er vuur van den hemel en de Geest des Heeren vervulde het huis. Zouden ook wij deze heerlijkheid des Heeren, die ons huis en onze gemeente zal vervullen niet gaarne in Holland willen zien ? Er is slechts één weg en deze is: geloovig en volhardend gebed. Eenige jaren geleden begon een man in Amerika om een „opwekking" te bidden. Anderen voegden zich bij hem en spoedig waren er in het geheele land honderden, zoo niet duizenden gebedsgroepen. Men bad volhardend om een opwekking. In 1857 brak de „opwekking" uit en binnen een jaar werden meer dan 100.000 menschen bekeerd, die zich over vele deelen der wereld verspreidden. Twee predikanten in Engeland hoorden van deze wondere „opwekking" en zeiden tot elkander: „De Heere Jezus is hier Dezelfde als in Amerika. En als daar „opwekking" kan komen, dan kan het ook hier". Deze twee predikanten kwamen bij elkaar om te bidden om een opwekking. Spoedig voegden anderen zich bij hen en de geest des gebeds verspreidde zich over het land, zoodat overal menschen bij elkander kwamen om te bidden. In dat zelfde jaar 1857 brak ook de opwekking in Engeland uit en duizenden zielen werden bekeerd. Willen ook wij een „opwekking" ? Er is slechts één weg. God ziet uit naar menschen, die willen bidden. Wij hebben gesproken over Mozes. Gij herinnert u Ps. 106:23, waar staat dat Mozes in de bres stond en het geheele volk werd gered. In Ezech. 22:30 zocht de Heere een man die de muur mocht toemuren voor Zijn aangezicht en in de bres wilde staan voor het volk. „Maar Ik vond niemand " God Die uitziet naar iemand die in de bres wil staan en vindt niemand. En wat is daarvan het gevolg ? „Daarom heb ik Mijn gramschap over hen uitgegoten". . De Heere ziet ook dezen morgen uit naar mannen en vrouwen die in de bres~wnfen~staan. Zal Hij tevergeefs onder ons uitzien ? Zullen wij ons niet gaarne geven tot gebed als het meestbelangrijke werk in ons leven ? Dat zal beteekenen : bidstonden houden en geloovig, volhardend met elkander bidden totdat de „opwekking" zal gekomen zijn OPWEKKING EN VERVULLING MET DEN HEILIGEN GEEST. I. Het onderwerp voor deze twee middagen is: Opwekking en Vervulling met den Heiligen Geest. We hebben zooeven in ons lied *) om een opwekking gebeden. — Wat bedoelen we eigenlijk precies als we over „opwekking" spreken ? — Dezen middag wil ik met u bespreken wat opwekking beteekent, wat het is — en niet alleen wat opwekking is, maar ook de vraag: „hebben wij zelf een opwekking noodig ?" Het is altijd de moeite waard om na te gaan hoe het woordenboek een woord omschrijft. Zoo'n boek is voor arbeiders in het Evangelie bijna onmisbaar. Mijn woordenboek geeft de volgende omschrijving van „opwekking" : terugkeeren tot herstel, tot leven ; een terugroepen of terugkeeren tot activiteit uit een toestand van kwijning of verwaarloozing. — Heeft dat ook iets tot u te zeggen ? — Het doet mij mijzelf de vraag stellen : „Ben ik in een toestand van verkwijning, verkeer ik in een toestand van geestelijke verwaarloozing ?" — Als dat zoo is, dan is het noodig, dat ik daaruit teruggeroepen word. *) Zie pag. 5. En tenslotte wordt er ook gezegd: „geestelijke opwekking of ontwaking op religieus gebied". Ik héb dat woord „opwekking" in den Bijbei veel bestudeerd en heb bevonden, dat de definitie die Gods Woord er voor geeft, waar is en al zeer oud. Voor ons doel willen wij thans stilstaan bij de definitie : „een bijzondere mate van vervulling of overvloed van geestelijk leven in een gemeente of individu." In het Engelsch komt het woord „opwekken", „verlevendigen", „levend maken", vaak in den Bijbel voor, doch op verschillende manieren vertaald. Ik weet niet of dit in het Hollandsen óók zoo is. In Ps. 119 b.v. treffen wij het herhaaldelijk aan. Wanneer gij tijd hebt, lees dan deze Psalm eens in zijn geheel en noteer dan iederen keer dat het woord „opwekking" voorkomt. Dat woord komt daar herhaalde malen in voor, al weet ik niet, of het grondwoord in het Hollandsch iederen keer ook door „opwekking" vertaald wordt. Woorden als „verkwikking" of „levendmaken" hebben b.v. dezelfde beteekenis. Drie malen wordt er in dezen Psalm gesproken van : opwekken naar Uw Woord. Dat is zeer belangrijk. Er zijn zooveel valsche opwekkingen geweest, die niet het werk van den Heiligen Geest waren; met het gevolg, dat er vele menschen eigenlijk huiverig zijn voor een opwekking. — Deze onechte opwekkingen waren echter geen opwekkingen naar Gods Woord. Dit is een zeer belangrijk punt waarop wij acht hebben te slaan. Laat ons altijd trachten een opwekking te krijgen naar het Woord Gods; dan zal het niet zoo licht verkeerd gaan. Gij weet wat de bedoeling van deze Conferentie is. Wij zijn bij elkander gekomen om het onderwerp „Opwekking" te bestudeeren en gij weet dat in onze kringen Bijbelstudie een voorname plaats inneemt. In Ps. 119 lezen we telkens weer: „Maak mij levend". — Opwekking kan niet in een massa beginnen. Zij moet beginnen in het persoonlijk hart en leven en daarom moet ieder onzer den Heere vragen i „Maak mij levend". Wij hebben ook gezongen : „Begin met mij". Doch nu wat anders. Opwekking begint in mij, maar mag niet eindigen in mij. Dat is zeer belangrijk. In Engeland hebben wij te lijden aan een teveel aan Conferenties. Ik vraag me soms af, of ik nog wel een Conferentie bijeen moet roepen ; er zijn er al zooveel in ons vaderland.... De geloovigen gaan luisteren naar mooie toespraken en dat maakt hen heel gelukkig. „Wat staan er toch een mooie en heerlijke dingen in den Bijbel en wat een heerlijke zegeningen zijn er voor de geloovigen weggelegd", zeggen ze tot elkaar als het afgeloopen is En daar blijft het dan vaak bij. — Dat is geen opwekking. Opwekking begint in mij, maar moet daar niet eindigen. Wanneer het dat wèl doet, is het geen ware opwekking. Ik wil hier heel sterk den nadruk op leggen. Wanneer wij niet van hier gaan met brandenden ijver, is het verkeerd Wij bidden God dat Hij ons hier op bijzondere wijze moge ontmoeten. Overvloeiend. — Hebt gij van dit woord nota genomen ? Wij wenschen zegen te ontvangen, die tot anderen overvloeit. In Ps. 67 wordt God gebeden om drie bijzondere zegeningen. Waartoe bidt de Psalmist deze zegeningen van God ? „Opdat men op de aarde Uwen weg kenne, onder alle Heidenen Uw heil" (:3). En zie nu eens naar het laatste vers : „God zal ons zegenen ; en alle einden der aarde zullen Hem vreezen" ( :8). Als wij hier komen om alleen zegen voor onszelf te ontvangen — wij zullen niets ontvangen. Doch wanneer wij hier gekomen zijn om bij anderen zegen te verspreiden, dan kunnen wij van den zegen verzekerd zijn. Een Opwekking, die niet leidt tot Zendingsijver is geen ware Opwekking. Wanneer wij nauwkeurig willen weten wat Opwekking is, moeten wij het Boek Handelingen bestudeeren. Gij vindt daar het verhaal van een opwekking. Laat ons eens een blik slaan op eenige karakteristieke dingen, die wij daar in betrekking tot een opwekking vinden. Van de eerste Christengemeente lezen wij: „En zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest en begonnen te spreken...." (Hand. 2:4). Zij werden vervuld met den Heiligen Geest. Hoevelen ? Allen. Niet alleen de Apostelen, maar allen die daar in de opperkamer bijeen waren. Allen werden Vervuld met den Heiligen Geest.... Dit is het antwoord op de vraag : hoe opwekking begint; zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest. Zoo God wil, zullen we daar morgen over spreken. We zien nu nogmaals naar het vierde vers: „ en begonnen te spreken met andere talen, zooals de Geest hun gaf te spreken...." Hoeveel begonnen er te spreken ? — Allen. — Zie ook Hand. 4:31 : „En als zij gebeden hadden, werd de plaats in welke zij vergaderd waren, bewogen. En zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest en spraken het Woord Gods met vrijmoedigheid". Zij verkondigden het Woord Gods met vrijmoedigheid.... Dat vindt ge het heele Boek Handelingen door. Zie b.v. Hand. 8:4: „Zij dan nu, die verstrooid waren, gingen het land door, en verkondigden het Woord...." en in Hand. 11:19: „Degenen nu, die verstrooid waren door de verdrukking, die over Stefanus geschied was, gingenhet land door tot Fenicië toe, en Cyprus en Antiochië, tot niemand het Woord sprekende dan tot de Joden Zij gingen het land door.... lezen we. Wie gingen het land door ? Alleen de Apostelen ? Neen; ieder lid van de Gemeente was een Zendeling. Dat was één van de geheimen van de eerste Christengemeente, en het is een geheim dat de Kerk heeft verloren.... Wij laten het getuigen over aan de predikanten. De Christen heeft het getuigen verloren, de CommunistKheeft het gevonden : iedere Communist is een propagandist zijner beginselen. Daarom wordt het Communisme zoo snel verbreid Als iedere Christen de laatste 50 jaren een getuige was geweest, zou nu de gansche wereld met het Evangelie bekend zijn.... Kunnen wij niet weer getuigen worden? Het Boek der Handelingen staat vol van het getuigen der geloovigen en de vruchten daarvan. De eerste preek van Petrus had 3000 bekeeringen tengevolge. Laten we het geheele Boek Handelingen, alle 28 hoofdstukken, eens doorlezen en er op letten, hoevelen er werden bekeerd en wie er werden bekeerd. Gij zult dan in het Boek Handelingen vooruitgang bespeuren. In Hand. 19:20 vinden we daaromtrent een heel belangrijke opmferking: „Alzoo wies het Woord des Heeren, en nam de overhand " (in de grondtekst staat: vele tienduizenden geloofden). Hoe krachtig en beslist was het getuigenis der 'discipelen! „En de discipelen werden vervuld met blijdschap en met den Heiligen Geest" (Hand. 13:52). „En het geschiedde te Iconium, dat zij tezamen gingen in de Synagoge der Joden en alzoo spraken, dat een groote menigte, beiden van Joden en Grieken, geloofde...." (Hand. 14:1). „Zij gingen tezamen...." Wanneer wij getuigenis gaan afleggen, is dit gezamenlijk getuigen iets, dat wit noodig hebben. Wij zouden toch graag willen, dat wij zóó spraken dat een groote menigte geloofde ! Doch let er op, dat deze menschen allen vervuld waren met den Heiligen Geest. Een ander belangrijk punt in het Boek Handelingen is: eenheid. Wij vinden dit het geheele boek door (Hand. 1:14; 2:1, 44; 4:32). De geloovigen waren één hart en één ziel. Geef er wel acht op, dat hier niet wordt gesproken van eenvormigheid, maar van eenheid. Eenvormigheid is nog geen eenheid. Wij moeten ons krachtig inspannen om de eenheid van alle geloovigen te bevorderen en wanneer er een opwekking komt, zal er ook zeker eenheid zijn. Eenige jaren geleden begon er een opwekking in een Engelsche Baptisten-gemeente. God schonk Zijn zegen op wondervolle wijze. Er konden ongeveer 800 menschen in de Baptistenkerk, doch spoedig was de kerk te klein. In de stad was ook een groote Episcopaalsche kerk. En hoewel de verhouding tusschen de Episcopalen en Baptisten over het algemeen bij ons niet erg liefdevol is, vroeg de voorganger der Baptisten-gemeente den Episcopaalschen predikant toestemming samenkomsten in zijn groote kerk te mogen houden. Het werd toegestaan, en het gevolg was, dat er ook in de Episcopaalsche kerk een opwekking uitbrak.... Ja, wanneer er een opwekking uitbreekt, dan is er ook eenheid. Laten we nog bij een ander belangrijk punt stil staan. Ik zou graag willen, dat ge bij het lezen van het heele Boek Handelingen ook zou willen letten op : de groei der Gemeente, en dan uw aandacht zou willen schenken aan het gebed in de Handelingen : welke soorten van gebed ge daar vindt, wie er baden, voor wie zij baden en hoe de gebeden werden beantwoord. In de eerste plaats zult ge dan zien, dat vóór de uitstorting van den Heiligen Geest, vóór de groote Pinkster-opwekking, de Gemeente tien dagen niets anders heeft gedaan dan bidden. Men begon niet met een comité te benoemen, maar iederen morgen kwam de Gemeente samen tot gebed. Waar een opwekking komt, komt ook vervolging. Stefanus was een man vol des Geestes. Op zijn prediking krijgt hij de martelaarskroon, inplaats van 3000 zielen ; zoo zijn vele der eerste Christenen op vreeselijke wijze vervolgd. In April 1.1. hadden wij in Escurial bij Madrid een Conferentie, waar een opwekking begon. Arbeiders in Gods Koninkrijk, vertegenwoordigers van iedere gezindte die in Spanje arbeidt, waren bijeen. Dit was voor de eerste maal dat zulks in Spanje mogelijk was. God was met ons. Wij waren ons bewust, dat God bezig was nieuwe dingen te beginnen en een ieder van ons deed de belofte te bidden om een opwekking in Spanje. Wij verwachtten wat nieuws, al wisten we niet hoe God dit zou doen. Hier en daar begon het zaad reeds te werken, en Satan begon te beven. — Toen brak de Revolutie uit, en wij gelooven, dat onze Conferentie niet geheel los van deze zaak staat. Twee predikanten, die op de Conferentie aanwezig waren, zijn reeds — omdat zij Protestant waren — gefusilleerd en verschillende anderen moesten vluchten om hun leven te redden. Het is wel een heel vreemde wijze, waarop de opwekking begon. Wij hebben echter het geloof niet verloren. Integendeel ! Het versterkt ons geloof, dat God bezig is nieuwe dingen voor Spanje te doen. Waar opwekking is, begint Satan ook te werken. Hij bekommert zich niet veel om slapende Christenen ; hij is niet bang voor Christe- CB 24430 Kjeoea en Opwekking Percy J. Buffard Uitgave: Sufira-Nationale Gehedshond, Zeist M. E. Mulder—Vrolijk Vierhavenstraat 34 b Rotterdam-W. GEBED EN OPWEKKING TOESPRAKEN GEHOUDEN DOOR PERCYJ. BUFFARD Uitgave: SUPRA-NATION^LE GEBEDSBOND — ZEIST VOORWOORD. Door de Supra-Nationale Gebedsbond te Zeist werd in November in het Diakonessen-Moederhuis te Amerongen een Conferentie gehouden. Het doel dezer Conferentie was: kinderen Gods bijeen te brengen tot gebed en Bijbelstudie. De toespraken waren er dan ook op gericht een dieper inzicht te krijgen, omtrent de plaats die het gebed in het leven der geloovigen in het Ouden Nieuw-Testament innam, wat de Heiland Zelf ons aangaande het gebed onderwijst, wat de Apostelen onder de leiding des Heiligen Geestes in de Brieven daaromtrent zeggen, In de avonduren der Conferentie werd onder leiding van den heer R. VAN GOETHEM gemeenschappelijk het Boek der Handelingen van de Apostelen bestudeerd en trof het den aanwezigen, welk een voorname plaats het gebed innam in het leven der eerste Christenen; hoe zij „allen eendrachtelijk volharden in het bidden en smeeken" en welk een heerlijke Opwekking God hun schonk. De genoemde toespraken werden hoofdzakelijk gehouden door den heer PERCY J. BUFFARD, stichter en leider der Spaansche Evangelische Zending, een man, die de kracht en het gebed in zijn persoonlijk leven en arbeid heeft ervaren en die dan ook met gezag over deze dingen sprak, terwijl zijn woord tevens bijzondere practische beteekenis had. Eén gedachte van den heer BUFFARD was zóó bijzonder treffend, dat wij deze gaarne breeder bekend maken: „Waar in de Schrift herhaaldelijk sprake is van gemeenschappelijk gebed en grooten zegen gepaard met geestelijk ontwaken, bracht de heer Buffard het denkbeeld naar voren, * plaatselijke gebedsgroepen te vormen, bestaande uit geloovigen van verschillende kerken en kringen, bereid om de nooden der .wereld met elkaar voor God te brengen en te bidden om een geestelijk ontwaken. Ongetwijfeld zal het geestelijk leven der geloovigen daardoor sterk bevorderd worden; immers waar men met elkander bidt, verdwijnt de geest van critiek en ontstaat een eenheid van doel, van dienst, van ervaring, van gebed; kortom: een eenheid des harten, die zoozeer naar de bedoeling van onzen Heiland is (Joh. 17: allen één 1). En is daarop niet van toepassing Matth. 18 : 19 en 20 : „Wederom zeg Ik u : Indien er twee van u samenstemmen op de aarde, over eenige zaak, die zij zouden mogen begeeren, dat die hun zal geschieden van Mijnen Vader, Die in de hemelen is. Want waar twee of drie vergaderd zijn in Mijnen Naam, daar ben Ik in het midden van hen" ? Het is wel heel droevig, dat er honderden kerken zijn, waar nimmer een gemeenschappelijken bidstond wordt gehouden. En in deze kerken zijn er toch altijd nog kinderen Gods, die het gemis daarvan gevoelen en betreuren. Wat zou het heerlijk zijn, wanneer nu dezulken, die de kracht van gemeenschappelijk gebed leerden zien en verlangen naar Opwekking, geloovende dat God zulks geven wil — op bepaalde tijden zouden samenkomen om volhardend te bidden I" Zooals hierboven reeds opgemerkt, willen we deze gedachte gaarne doorgeven en indien de Heere u een blik gaf op de macht des gebeds om een Opwekking, vereenigt u dan mét anderen tot gemeenschappelijk gebed en de Heere zal wonderlijk zegenen. „Hem nu, Die machtig is meer dan overvloediglijk te doen, boven al wat wij bidden of denken, naar de kracht die in ons werkt. Hem, zeg ik, zij de heerlijkheid in de Gemeente, door Christus Jezus, in alle geslachten, tot in alle eeuwigheid. Amen" (El 3:20, 21). Nadere inlichtingen worden gaarne verstrekt door de Supra-Nationale Gebedsbond, Zeist. Ook zal gaarne — waar zulks gewenscht wordt — hulp worden verleend bij het oprichten van zulk een gebedskring. Zeist, Februari 1937. OPWEKKINGSLIED (naar Psalm 85 :7, 8) HOE TE BIDDEN? I. Mijne vrienden, Ik ben blij, dat ik gelegenheid heb deze dagen in uw midden te zijn om met elkander Gods Woord te overdenken. Ik ken helaas uw taal niet, zoodat ik mij van een tolk zal moeten bedienen. Gelukkig is er één taal, die wij allen verstaan — dat is de taal des harten. En ik ben er zeker van, dat wij allen dezen morgen de eenheid des Geestes zullen ervaren, omdat wij hier als broeders en zusters bijeen zijn tot gemeenschappelijke aanbidding van onzen Heere en Zaligmaker, Jezus Christus. Het onderwerp, dat ons deze dagen zal bezighouden, luidt: Hoe te bidden. Denk niet, dat ik het wagen zal iemand te vertellen hoe hij bidden moet. Ik ben slechts een beginneling in de school des gebeds; ik kan u dus niet vertellen hoe u bidden moet. Er is echter Eén Die dat wèl kan, 9.1; de Heere Zelf en het is zeker ons aller gebed : „Heere, leer Gij ons bidden" ; en daarom zou ik u willen vragen: Beschouw mij niet als uw leider of als iemand, die veel van dit onderwerp weet; want dat is niet het geval. De Heere heeft mij meer en meer overtuigd van de noodzakelijkheid van het gebed. En het is juist deze laatste jaren, dat Hij mij heeft overtuigd van mijn falen en zonde in dit opzicht. Er is een tijd geweest, dat ik tevreden was met weinig gebedsleven. Die tijd is voorbij. De laatste jaren mocht ik groote schatten vinden en nieuwe ontdekkingen doen in de school des gebeds. Laat ons daarom bidden, dat de Heere Zelf ons leere hoe wij bidden moeten. Dezen morgen zal ik eenige algemeene beschouwingen geven over het gebedsleven. Morgen en volgende dagen hoop ik te spreken over: Hoe wij bidden moeten. Gij weet, dat men een zaak op verschillende wijzen kan beschouwen. Laat ons sommige van deze gezichtspunten in verband met het gebed, met elkander overdenken. — Daar is b.v. het gebed der dankzegging. „Weest in geen ding bezorgd, maar laat uwe begeerten in alles door bidden en smeeken, met dankzegging, bekend worden bij God " (Fil. 4:6). In Ef. 5:20 wordt gezegd waarvoor wij te danken hebben. „Dankende altijd voor alle dingen God en den Vader in den Naam onzes Heeren Jezus Christus". Ik geef gaarne toe dat dit een ideaal is, dat niet gemakkelijk te bereiken is. Voor alle dingen. Dat beteekent voor alle vreugde in het leven, voor alle goede dingen, die God ons heeft geschonken. „Voor alle dingen" beteekent echter evengoed voor alle aangename als voor alle onaangename dingen. Is dat bij u ook zoo ? — Danken wij ook voor de onaangename dingen ? Wanneer wij ziek zijn, danken wij dan omdat wij ziek zijn ? Wanneer wij verlies lijden in het zakenleven, danken wij dan ? — Dit ligt óók opgesloten in dat: alle dingen* In 1 Thess. 5 : 18 lezen wij, dat het de wil Gods is Hem te danken in alles. „Dankt God in alles". Dat beteekent evengoed in de droeve omstandigheden als in de prettige omstandigheden van het leven. Wanneer wij in dit verband Rom. 8:28 lezen, dan wordt de oplossing van het probleem gemakkelijker. Indien het waar is, dat alle dingen medewerken ten goede, dan behooren hiertoe ook alle persoonlijke moeilijkheden. En deze moeilijkheden werken alle mede ten goede, ook al zien we niet wat zij bewerken. Welnu, als we vertrouwen hebben om tegelooven dat deze moeilijkheid iets goeds voor ons bewerkt, is het ons dan niet mogelijk om God te danken voor die moeilijkheid, omdat zij ons mede werkt ten goede ? Jak. 1 :2 leert ons ons te verblijden over de beproevingen die God over ons toelaat; en 1 Petr. 4:12, 13 zegt dat we ons hebben te verblijden over onze gemeenschap aan het lijden van Christus. Als gij in moeilijkheden zijt, begin dan God te danken: voor allen zegen die God aan u geschonken heeft; voor allen zegen, die God aan anderen gegeven heeft; en dank dan ook voor al uw moeilijkheden. Ik dank God voor al deze dingen. En wanneer gij het ook doet, wanneer gij het consequent doet, zal uw eerste uur van gebed gevuld zijn met danken. — Gij zult uw dankzegging evenwel hebben te beperken; toch blijft het een zeer belangrijk aspect van het gebedsleven. Dan is er: Het belijden. Wanneer wij tijd hadden, zou het de moeite loonen den Bijbel op dit punt te onderzoeken. Gij zoudt er verbaasd over staan van hoeveel belang dit is. Ik zal hiervan om des tijds wille slechts drie of vier voorbeelden aanhalen. Mozes was een van de grootste voorbeelden uit het Oude Testament en zijn belijdenis was wel heel karakteristiek, wanneer hij voor zijn volk bad : „Zoo keerde Mozes weder tot den Heere en zeide: Och, dit volk heeft een groote zonde gezondigd, dat zij zich gouden goden gemaakt hebben ; nu dan, indien Gij hunne zonden vergeven zult! doch zoo niet, zoo delg mij uit Uw boek, hetwelk Gij geschreven hebt" (Ex. 32:31, 32). Het eerste wat Mozes deed, toen hij God naderde, was de zonde van zijn volk te belijden. Samuèl was ook zulk een voorbidder. „En zij werden vergaderd te Mizpa, en zij schepten water en goten het uit voor het aangezicht des Heeren, en zij vastten te dien dage en zeiden aldaar: Wij hebben tegen den Heere gezondigd.... Alzoo richtte Samuël de kinderen Israëls te Mizpa" (1 Sam. 7:6). Letten wij op het karakteristieke in dit gebed : Wij hebben tegen den Heere gezondigd Ik herinner u voorts aan het gebed van Nehemia. „Laat toch Uw oor opmerkende en Uw oogen open zijn, om te hooren naar het gebed Uws knechts dat ik heden voor Uw aangezicht bid, dag en nacht, voor de kinderen Israëls, Uwe knechten ; en ik doe belijdenis over de zonden der kinderen Israëls, die wij tegen U gezondigd hebben : ook ik en mijns vaders huis, wij hebben gezondigd" (Neh. 1:6). Nehemia belijdt de zonde van zichzelf en van het huis zijns vaders. Beide, „ik en mijns vaders huis, hebben gezondigd " En misschien is het meest-opvallende voorbeeld hiervan het wondervolle gebed van Daniël. Laat ons alleen lezen het eerste gedeelte van Dan. 9 : 4 en het eerste gedeelte van het 5de vers : „Ik bad tot den Heere mijnen God en deed belijdenis.... wij hebben gezondigd en hebben onrecht gedaan Wij hebben gezondigd en hebben onrecht gedaan In al deze gebeden vinden wij de gedachte van belijdenis. Wanneer deze mannen tot God naderen, belijden zij hun eigen zonde en de zonde van hun volk; voor deze dubbele belijdenis moet ook plaats zijn in ons gebed. En wanneer wij niet weten hoe onze „stille tijd" te vullen, laat ons dan belijdenis doen en belijden alles dat verkeerd en zondig in ons is. Daarvoor zullen sommigen van ons heel wat tijd noodig hebben. — En als we dan de zonde van ons volk gaan belijden, dan zullen we zien dat een kwartier niet zoo heel veel is voor onze „stille tijd". * * * En dan is er het gebed, dat meer in het bijzonder onze persoonlijke verlangens naar voren brengt. „Weest in geen ding bezorgd, maar laat uwe begeerten in alles door bidden en smeeken, met dankzegging, bekend worden bij God" (Fil. 4:6). Laat uwe begeerten in alles, in alle dingen, bekend worden bij God Sluit dit de kleine dingen des levens uit ? — Neen immers! En toch zijn er personen die zeggen, dat men met de kleine dingen des levens niet tot God mag gaan, dat Hij te groot is om Zich daarmee in te laten. De Heere Zelf echter zegt, dat wij met alle dingen tot Hem zullen gaan. De Heere Zelf leert ons dit in Matth. 6:11: „Geef ons heden ons dagelijksch brood " Zoodat wij zelfs met onze dagelijksche behoeften tot den Heere mogen gaan. Dat persoonlijk gebed wordt niet altijd be- antwoord, althans niet beantwoord op de wijze, waarop wij het graag beantwoord zouden zien. Er was eens een klein meisje dat om een zekere zaak bad, doch de Heere zond niet waarom zij gebeden had. Iemand die dat hoorde, plaagde haar, omdat zij geen antwoord ontving. „O ja", zei het meisje, ,,de Heere antwoordde mij wel". „En wat zei Hij dan ?" vroeg de ander. „Hij zei: Neen !" De Heere antwoordde haar dus wèl, maar niet zooals zij het wenschte. En soms antwoordt de Heere anders dan wij wel graag zouden willen ! Hoevelen hebben hun geloof verloren, omdat zij de beginselen van het gebedsleven niet hebben begrepen Een meisje had een moeder, die zeer gevaarlijk ziek was. Zij bad God ernstig om haar genezing — maar moeder stierf.... De dochter was ten einde raad en zij vloekte God bijna, omdat Hij haar gebed niet had verhoord. Zij verloor haar geloof. Zij ging niet meer naar de kerk en leefde nu zonder God, juist omdat God een van haar gebeden niet had verhoord Ik veronderstel, dat ieder van ons wel dergelijke gevallen kent, doch wij moeten er wel aan denken, dat in het gebedsleven zekere voorwaarden moeten worden vervuld. Zullen wij er zeker van zijn, dat onze gebeden beantwoord worden, dan moeten wij de voorwaarden vervullen. En indien er eenig gebed onzerzijds is, dat niet beantwoord is, dan komt dat omdat wij de voorwaarden niet hebben vervuld. Wij bidden zoo dikwijls om dingen waarvan wij dénken, dat wij ze noodig hebben, dingen die wij meenen noodig te hebben, terwijl wij verzuimd hebben op God te wachten en niet wisten of hetgeen we vroegen naar Zijn wil was. Eenige jaren geleden, toen mijn oudste jongen nog klein was, zag hij mijn scheermes op tafel liggen en wilde het met alle geweld hebben om er mee te spelen. Ik gaf het hem natuurlijk niet omdat ik wist, dat, wanneer ik hem het scheermes gaf, hij zich zou verwonden. Hij drong er opnieuw op aan, maar hij kreeg het niet. Toen begon hij te huilen en vond mij erg wreed en onaardig. Lieve vrienden, wanneer de Heere ons gebed niet verhoort, komt het omdat Hij het beter weet dan wij. Laten we daarom niet om een persoonlijke zaak bidden zonder de bijvoeging: „Niet mijn, maar Uw wil geschiede I" En toch — zelfs wanneer wij de voorwaarden van het gebed niet alle vervuld hebben, is God zoo goed dat Hij niet alleen naar onze gebeden luistert, doch ze zelfs verhoort. Ieder onzer heeft dit wel eens ervaren. Ik heb het jarenlang ondervonden in Spanje, waar wij 29 jaar geleden begonnen te arbeiden zonder eenig aardsch bezit. Voor alles wat ik noodig had, zagen we alleen op den Heere. Het kwam voor, dat we 's avonds niet wisten, hoe we den volgenden dag moesten rondkomen. Doch wij zeiden het tot den Heere en Hij gaf wat wij noodig hadden. Wij zijn nooit zonder moeilijkheden geweest, maar het werd in ons werk telkens zeer duidelijk openbaar, dat de Heere antwoordt op het gebed. Dan is er het gebed, dat meer voorbidding genoemd wordt. Dit is één van de hoogste vormen van het gebedsleven. De grootste gebeden in den Bijbel dragen een vóórbiddend karakter. In 1 Tim. 2 : 1 zegt Paulus : „Ik vermaan dan vóór alle dingen, dat gedaan worden smeekingen, gebeden, voorbiddingen, dankzeggingen voor alle menschen". Doen we dit werkelijk ? Is ons gebed voor alle menschen ? Dit beteekent: zoowel voor vrienden als voor vijanden. — Ef. 6 : 18 zegt: „Met alle bidding en smeeking, biddende te allen tijde in den Geest, en tot hetzelve wakende met alle gedurigheid en smeeking voor alle heiligen". Bidden voor alle heiligen Bidden wij voor ieder lid van onze eigen kerk, of brengen wij onzen tijd door met hen te becritiseeren ? God zegt niet dat wij dat zullen doen, maar dat wij voor hen zullen bidden. Doch dat „alle heiligen" beteekent met alleen de heiligen in onze kerk. Sommigen denken dat in hun kerk alleen heiligen zijn, dat er geen zijn buiten hun eigen kerk. Dat beteekent het hier zeker niet. Het betreft ook de heiligen in andere kerken. Bidden wij voor hen ? Dit is een bevel. Ons wordt gezegd, dat wij zullen bidden voor alle heiligen. Ik denk dat gij nu wel overtuigd zult zijn dat wij meer dan een kwartier noodig hebben voor onzen dagelijkschen „stillen tijd". Wanneer wij beginnen met het belijden van onze tekortkomingen en dan bidden voor alle menschen en meer in het bijzonder voor alle heiligen — ik geloof niet dat wij dan in een kwartier klaar kunnen komen. Neen, ik denk dat wij niet veel moeite zullen hebben om een kwartier, en na eenigen tijd zelfs een uur met God in gebed door te brengen. Dan is er nog een zeer belangrijk aspect van het gebedsleven, waarop ik nader wil ingaan. Dit is misschien wel het meest belangrijke deel van het gebed en ook het meest verwaarloosde. Ik bedoel: Het gebed dat we kunnen noemen ; gemeenschap met God. Het is een uitwisseling van woorden en gedachten; de volmaakte verhouding tot God. In den „stillen tijd" moeten niet wij steeds aan het woord zijn, maar wij moeten God gelegenheid geven tot èns te spreken. Sommigen gebruiken zooveel tijd om met God te spreken, dat er voor den Heere geen tijd overblijft om tot hen te spreken. En toch — deze „gemeenschap met God" is onmisbaar voor een krachtig gebedsleven. Het is onmisbaar voor iederen vorm van Christelijken arbeid. Het veronderstelt een houding van ontvankelijkheid, die zoo noodig is om van den Heere te ontvangen, hetgeen Hij ons wil zeggen of schenken. Wanneer wij een onderhoud met een koning hebben, wat is dan van het meeste belang: wat wij tot den koning of wat hij tot ons zegt ? Over het algemeen zal van het meeste belang zijn wat hij tot ons zegt. Zouden wij dan in tegenwoordigheid van den Koning treden en met Hem spreken, zonder Hem gelegenheid te geven tot óns te spreken ? Immers neen ! — Ik geloof dan ook, dat het daarom zeer goed is, dat wij God eerst laten spreken in den „stillen tijd". Op vele plaatsen in den Bijbel wordt hierop sterk den nadruk gelegd. Ps. 62 : 2 leert ons b.v. dat wij stil moeten zijn voor God. „Immers is mijn ziel stil tot God ; van Hem is mijn heil". Job 4:16b : „ daar was stilte, en ik hoorde eene stem " Wanneer alles, stil is, kunnen wij de stem des Heeren beluisteren. Wat is dat „stil zijn voor God" ? Zie 1 Kon. 19, waar we de geschiedenis vinden van Elia's ontmoeting met God : Na de aardbeving en het vuur kwam de stilte (: 12b). De Heere sprak tot Elia in de stilte. — Alléén zóó kunnen wij een van de meest belangrijke voorwaarden voor het gebedsleven vervullen: het blijven in Hem ! „Indien gij in Mij blijft en Mijne woorden in u blijven, zoo wat gij wilt zult gij begeeren, en het zal u geschieden" (Joh. 15:7). Zoo wat gij wilt het zal u geschieden. Dit is wel de meest verblijdende mededeeling in het geheele Nieuwe Testament. Zoo wat gij vraagt, Hij zal het u geven Hebben wij dat ervaren? Ik heb het tot dusver niet altijd ervaren. Welke is de voorwaarde daarvoor? — Indien gij in Mij blijft. Wat beteekent : in Christus blijven? — Het beteekent een voortdurende gebedsgemeenschap met onzen Heere Jezus Christus. — En deze zullen we alleen hebben wanneer wij onzen „stillen tijd" niet veronachtzamen. En alleen zóó kunnen we nog een andere belangrijke voorwaarde van het gebedsleven vervullen : Bidden in den Geest. Tweemaal vinden wij deze uitdrukking in het Nieuwe Testament. met alle bidding en smeeking biddende te allen tijde in den Geest " (Ef. 6:18). „Maar, geliefden, bouwt gij uzelve op uw allerheiligst geloof, biddende in den Heiligen Geest" (Jud. t 20). Biddende in den Heiligen Geest.... Het is nog maar een paar jaar geleden dat ik deze belangrijke zin in de Heilige Schrift opmerkte en de Heere mij toonde dat ook dit een zeer belangrijke voorwaarde in het gebedsleven is. Wat beteekent: bidden in den Geest? Het beteekent, dat ons gebedsleven geleid moet zijn door den Geest; dat onze gebeden geheiligd en beheerscht moeten zijn door den Heiligen Geest. Wanneer onze gebeden door den Geest zijn ingegeven en geleid en onder Zijn voortdurende contróle staan, dan zullen al deze gebeden verhoord worden. Dan zullen we alles kunnen vragen wat wij willen, en het zal ook geschieden. Doch dit geschiedt alleen als wij in onzen „stillen tijd" den Heere gelegenheid geven tot ons te spreken. Wij kunnen dit niet op een haastige wijze doen. Wanneer wij dit gebedsleven begeeren, moeten wij veel tijd nemen voor onzen „stillen tijd". En dat is moeilijk. Telkens en telkens weer hooren wij: „Wij hebben geen tijd om te bidden " Eenige jaren geleden was er te Londen een bijeenkomst van predikanten, waar ook het gebedsleven werd besproken. Na de samenkomst was er gelegenheid daarover van gedachten te wisselen ; één van de predikanten zeide o.a.: „Ja, ik ben het volkomen met den spreker eens, wanneer hij zegt, dat het gebedsleven zoo belangrijk is, maar ik heb het zoo druk. 's Zondags preek ik tweemaal en geef les op de Zondagsschool, 's Maandags is er een vergadering.... en zoo gaat het de heele week door. — Ik heb het zoo druk en heb geen tijd om te bidden". — Zijn kerk was een mooie kerk, op keurige wijze georganiseerd, maar sedert jaren had er geen enkele bekeering plaats gehad. — Ontzaglijk veel werd door dezen predikant gepresteerd, maar er was geen vrucht er was geen tijd voor gebed. In New-York kwam een dominee van een Conferentie terug, waar de bespreking van „het gebedsleven" diepen indruk op hem had gemaakt. Hij kwam juist terug vóór de Synode van zijn kerk zou vergaderen. Er waren velen, meest predikanten, aanwezig; men vroeg hem verslag te geven van wat hij gehoord en ervaren had. Onder het spreken werd het hem duidelijk, dat hij dieper op dit onderwerp moest ingaan. Hij werd er toe geleid om deze vraag te stellen : „Hoevelen van u brengen iederen dag een half uur door in gebed ? Wilt u uw hand opsteken ?" Niemand stak zijn hand op. Hij vervolgde: „Hoevelen van u brengen iederen dag 15 minuten door in gebed ?" Nog niet de helft der aanwezigen stak de hand op.... „Hoevelen van u brengen iederen dag 5 minuten door in gebed?", vroeg hij toen. Allen staken hun hand op, doch even later — in een persoonlijk gesprek — zeide één van hen, dat hij er niet zoo zeker van was, dat hij iederen dag 5 minuten in gebed doorgebracht had.... We zien dus dat er in Engeland en Amerika predikanten zijn, voor wie het gebed geen grondbeginsel, geen levensvoorwaarde is. — Ik weet niet, of dit ook van de Hollandsche predikanten en van de Hollandsche Christenen gezegd moet worden. Ik hoop van niet. Hoevelen van ons brengen een half uur per dag met God door ? Ik vraag u niet uw hand op te steken, doch ik vraag u wel deze vraag voor God te beantwoorden. Hoeveel tijd brengt gij door bij uw maaltijden ? Minstens iederen dag l1/* uur. — Wat is nu van meer belang: geestelijk voedsel of lichamelijk voedsel ? Ik denk dat gij zult moeten antwoorden : geestelijk voedsel. Wij zeggen het echter wel, maar wij gelooven het niet. Wanneer wij het werkelijk geloofden, zouden wij er vanzelfsprekend meer tijd aan besteden. Er zijn nog veel dingen die ik vanmorgen had willen zeggen ; ik moet echter volstaan met u er op te wijzen, dat, wanneer wij zeggen geen tijd voor het gebed te hebben, dit voor ons beteekent: een leven zonder vrucht. Mag ik eindigen met een voorbeeld ? Eenige jaren geleden was er in Italië een zeer bekend kunstenaar. Hij was een der grootste beeldhouwers van zijn tijd. Eén zijner leerlingen had een borstbeeld gemaakt, waarin hij al zijn kunnen had ten toon gespreid. In de gelaatstrekken ontbrak echter iets en hij was verstandig genoeg om in te zien dat hij gefaald had De vorm was perfect doch er zat geen leven in. Maar hij kon er nu niets meer aan veranderen. Hij was niet geslaagd en ging teleurgesteld naar huis. Den volgenden morgen kwam hij weer in zijn atelier en trok het gordijn open. Wat een verandering had hier plaats gehad ! Het beeld dat den vorigen avond zoo levenloos had geschenen, was nu vol leven. De kunstenaar stond perplex : de meester was hier aan het werk geweest 1 Nadat de leerling was vertrokken, was de meester naar binnen gegaan en zag wat noodig was. Door enkele kleine wijzigingen gaf hij aan het beeld het leven. Broeders en zusters, laat ons toch in de tegenwoordigheid van den Meester gaan. Wij hebben de aanraking van den Meester noodig; en al zou alles tegen ons zijn — wanneer we Hem tot ons laten spreken en Hem met ons Zijn gang laten gaan, dan zullen wij zijn, wat Hij wil dat wij zullen zijn. En als wij in onzen „stillen tijd" Zijn heerlijkheid aanschouwen en Zijn aangezicht zien, zullen wij veranderd worden van heerlijkheid tot heerlijkheid, veranderd naar het beeld van den Meester Zelf. God helpe ons, dat dit contact met den Meester in ons leven een werkelijkheid worde II. „O God! Gij zijt mijn God, ik zoek U in den dageraad; mijn ziel verlangt naar U, in een land, dor en mat, zonder water. Voorwaar ik heb U in het heiligdom aanschouwd, ziende Uwe sterkte en Uw eer; want Uwe goedertierenheid is beter dan het leven; mijne lippen zouden U prijzen. Alzoo zoude ik U loven in mijn leven en in Uw Naam zoude ik mijn handen opheffen" (Ps. 63:2—6). Dezen morgen zijn hier vele ervaren Christenen aanwezig; velen die meer van het gebedsleven weten dan ik. Doch er zijn misschien ook vele minder ervaren Christenen hier en daarom vraag ik u, mij te willen verontschuldigen, wanneer ik dezen morgen zeer eenvoudig zal spreken. Ik zou willen beginnen met de practische zijde van het gebedsleven te beschouwen. Het onderwerp voor deze ochtenden is : „Hoe te bidden". Gisteren hebben wij dit onderwerp in het algemeen behandeld en nu komen wij meer speciaal tot ons onderwerp hoe wij bidden moeten. In de volgende toespraken zullen onze gedachten in het bijzonder gericht worden op het gebed, dat wij voorbede en gebed om „opwekking" zouden kunnen noemen. Doch dezen morgen zullen wij ons tot andere aspecten van het gebedsleven bepalen. In de eerste plaats moeten wij zonder haasten bidden. Gisteren hebben wij met elkander besproken, dat het noodzakelijk is dat wij in onzen „stillen tijd" God tijd geven tot ons te spreken. Het heeft niet veel zin om een oogenblik op onze knieën te gaan en dan zelf uitdenken wat wij voor den Heere zullen doen ; wij hebben te wachten op Zijn stem. Wij moeten den tijd nemen om zonder haasten te kunnen bidden. Waarschijnlijk zullen zakenmenschen en huismoeders dat op verschillende uren van den dag moeten doen. Als we vroeg opstaan, een half uur met God doorbrengen en rustig wachten op wat God door Zijn Woord tot ons te zeggen heeft, dan zullen wij goed doen onze Bijbelsfud/e voor een later uur op den dag of tot den avond te bewaren. Doch hoé wij het ook doen : wij moeten tijd maken voor God. Wij maken wel tijd voor onze maaltijden, maar zorgen we er ook voor dat de Heere tot ons spreken kan? Vergeten we toch niet dat onze wandel mét God altijd onzen arbeid vóór God moet voorafgaan, zal deze met zegen geschieden. Ik zou u daarom de welgemeende raad willen geven, zoo mogelijk in den morgen tijd beschikbaar te stellen voor dit doel. Gods Woord spreekt daar vaak over : „Hij wekt allen morgen Hij wekt mij het oor, dat ik hoore " (Jes. 50:4). Het is zeer belangrijk, dat wij God toestaan ons iederen morgen te wekken en wij ootmoedig naar Hem luisteren. Ik heb zooeven gesproken over zakenmenschen en huismoeders. Het is inderdaad voor hen moeilijk om tijd vrij te maken voor het gebed. Doch enkelen onder ons zijn dienaren in het Evangelie ; er zijn sommigen hier, die al hun tijd voor God geven. Zij zijn vrij van zaken- en huishoudelijke zorgen — voor hen is het heel wat gemakkelijker om tijd te geven voor God. En toch ervaren wij dat velen, die in het Koninkrijk Gods arbeiden, het toch niet doen. Sommigen laten het na uit luiheid, doch ook dikwijls omdat zij het zoo druk hebben. „En Hij zeide tot hen : Komt gijlieden in een woeste plaats hier alleen, en rust een weinig: want er waren er velen, die kwamen en gingen en zij hadden zelfs geen gelegen tijd om te eten...." (Mark. 6 : 31). De discipelen hadden het zoo druk. Er waren er zoovelen aan wie zij het Evangelie hadden te brengen, zooveel menschen die genezen moesten worden. Er waren er velen, die kwamen en gingen, en zij hadden zelfs geen tijd om te eten Is dat niet de juiste schildering van hen, die in het Evangelie arbeiden in onze dagen ? Zij hebben zooveel menschen te bezoeken, zooveel brieven en artikelen voor de Christelijke pers te schrijven en zij hebben zelfs geen tijd om te eten. God zegt: „Komt bij Mij in een woeste plaats en rust daar een weinig ". Kunt gij u niet voorstellen hoe vreemd de disciplelen hebben opgezien ? Zij zullen zeker gezegd hebben: „Wij hebben nu geen tijd om ons af te zonderen, het is nu geen tijd om te rusten, er zijn nog zooveel menschen aan wie wij het Evangelie nog niet hebben gebracht Wij kunnen hen toch niet terug sturen. Wij zullen eerst het Evangelie aan deze menschen brengen en dan zullen wij in de stilte gaan. Doch de Heere zegt: „Neen ! laat het genezen en prediken varen en komt eerst in de stilte en rust dan een weinig". Hij wist dat zij veel meer werk zouden kunnen doen, wanneer zij in de stilte kracht zouden verzamelen. Ook wij allen die in dienst van het Evangelie staan, hebben het zoo noodig dit reeds vroeg te leeren. Het is noodig dat wij minder doen opdat wij méér kunnen doen. De tijd die wij met den Heere Jezus doorbrengen is geen verloren tijd. Wij zouden beter en inniger kunnen arbeiden, wanneer wij meer tijd met God doorbrachten. Van de Apostelen lezen wij: „Maar zij volhardden in het gebed en in de bediening des Woords " (Hand. 6:4). Ik verzoek u er op te letten, dat hier niet wordt gesproken van werken en bidden, maar juist omgekeerd. Van het meeste belang was het gebed en dan de bediening des Woords. Velen onzer hebben dit juist omgekeerd. Wij zijn losgemaakt van onze zaken, opdat wij zouden bidden en daarna het Woord bedienen. Geven wij ons den tijd daarvoor ? Ik las gisteren dat wonderbare vers uit Matth. 14 over de spijziging der 5000. „En Hij beval de scharen neder te zitten op het gras, en nam de vijf brooden en de twee visschen, en opwaarts ziende naar den hemel, zegende dezelve ; en als Hij ze gebroken had, gaf Hij de brooden den discipelen en de discipelen aan de scharen" (Matth. 14:19). Jezus zegende de brooden en brak ze en gaf de brooden Zijn discipelen over. En de discipelen gaven ze den scharen. Allereerst moeten zij direct uit de handen van den Meester ontvangen, wat zij daarna aan de scharen moeten geven. De Heere gaf het niet b.v. aan Petrus, opdat Petrus het aan de andere discipelen zou kunnen geven. Neen! Hij gaf het aan een elk der discipelen. Ik vraag mij af, of ook wij alle brooden uit des Heeren hand ontvangen Als wij eerst weer van anderen moeten hooren, wat wij den menschen hebben te brengen van het Evangelie, dan verkondigen wij een tweedehandsch Evangelie. Maar dit kan gelukkig nog worden hersteld, hoewel er helaas al veel schade door berokkend is.... Laat ons toch leeren het brood direct uit de Ik herhaal nog eens dat wij tijd met God moeten doorbrengen, dat wij zonder ons te haasten met den Heere moeten zijn, tot Hem mogen spreken — en meer dan dat: wij Hem ook de gelegenheid moeten geven om tot ons te spreken. Laat ons nu een ander aspect van het gebedsleven beschouwen. Wij moeten niet alleen zonder haasten bidden, maar ook zeer eerbiedig bidden. Dat is zeer belangrijk. Ik ken de Hollanders niet zoo goed, maar in Engeland is er bij de Christenen veel gebrek aan eerbied, wanneer men tot God nadert. Er bestaat gevaar, dat men vergeet in tegenwoordigheid Gods te zijn als we bidden. Eens had ik een audiëntie bij den Spaanschen Minister-President, den tegenwoordigen Staatspresident. Ik ging bij hem niet op een haastige, slordige wijze te werk ; ik zorgde er voor dat mij n gedrag zeer correct was. — En wanneer dit het geval is, als we bij een betrekkelijk onbelangrijk mensch op bezoek gaan, hoe hebben wij ons dan wel te gedragen wanneer ons de Koning der koningen in audiëntie ontvangt! Zeker, Hij is onze Vader en als kinderen des Vaders mogen wij tot Hem naderen, zonder vrees ; maar wij moeten niet vergeten, dat Hij ook onze God is. Laten wij aan Zijn Almacht denken en op Zijn heerlijkheid en heiligheid acht geven. Deze eigenschappen Gods moeten ons zeer eerbiedig tot Hem doen gaan. — Spreken zij niet van Zijn wondere liefde jegens ons ? — Ik heb nooit de liefde Gods begrepen vóór ik zelf vader werd. Als het gevraagd werd, hoop ik dat ik mijn leven zou kunnen geven om dat van een vriend te redden — maar ik zou nooit het leven van mijn kind kunnen geven om het leven van een ander te redden Doch God heeft mij zóó lief gehad, dat Hij Zijn eeniggeboren Zoon heeft gegeven ; alleen deze gedachte moet ons al nopen met grooten eerbied tot God te naderen. Soms bevindt er zich in het hart van den Christen iets, wat voor anderen verborgen blijft, maar wat God ziet en wat scheiding maakt^ tusschen God en ons en oorzaak kan zijn, dat Hij ons gebed niet kan beantwoorden. — In het 14e hoofdstuk van Ezechiël staat daar iets zeer bijzonders over. — Daar wordt gesproken over menschen, die hun afgoden in hun hart hebben opgezet en om deze reden kunnen ze niet hooren naar God. In hun hart is iets dat de plaats inneemt, die God moest innemen. „En Hij is het Hoofd des lichaams, namelijk der Gemeente, Hij Die het begin is, de Eerstgeborene uit de dooden, opdat Hij in allen de Eerste zoude zijn" (Kol. 1:18). Er wordt ons gezegd, dat Christus de voornaamste plaats in ons leven moet innemen. Christus moet de Eerste in ons leven zijn. Als er wat is, dat de plaats heeft ingenomen die Christus moet innemen, behoeven we niet op verhooring van ons gebed te rekenen. Bij sommigen kunnen het onze vrouw of onze kinderen zijn, bij anderen hun zaak, hun studie, of zelfs hun genoegens. Ja, bij hen die in het Evangelie arbeiden, is het mogelijk, dat het werk dat zij voor God doen, hun afgod wordt. Het is heel goed mogelijk, dat we ons werk de plaats laten innemen die God toekomt. Wij denken soms meer aan ons werk dan aan den Heere Jezus — en alles wat de plaats in ons leven inneemt, die Christus moest bezetten, is onze god. Wanneer wij God naderen met een waarachtig hart, waarin niets is dat het contact met God zou kunnen verhinderen, dan zal God ons gebed verhooren. Wij moeten ook onzelfzuchtig bidden. Ik spreek nu niet over het persoonlijk gebed, doch over „voorbede". Ik vrees dat wij in ons gebed vaak zeer zelfzuchtig zijn. Wij moeten in ons gebed werkelijk meer aan God denken dan aan onszelf. Laten wij toch niet in de eerste plaats denken aan hetgeen wij van Hem kunnen ontvangen, maar veel meer aan datgene, wat wij den Heere kunnen geven. Denken wij in ons gebed het meest aan de verheerlijking en de eere Gods ? Het is zelfs mogelijk in ons gebed voor anderen, zelfzuchtig te zijn; ja het is mogelijk, dat wij bidden om de bekeering van een ander, terwijl er een zelfzuchtigen achtergrond aanwezig.is. Een Christin, die een man heeft die een dronkaard is en haar slaat en geld uitgeeft, dat zij voor de huishouding noodig heeft — hoe bidt zij om zijn bekeering? — Vaak denkt zij niet zoozeer aan den zegen, die het deel zal worden van haar echtgenoot, maar meer aan het feit, dat haar eigen leven gemakkelijker zal worden, als haar man bekeerd zal zijn. Dat is een groote hinderpaal voor waarachtig gebed. Wij moeten voorzichtig zijn eigen, persoonlijke eerzucht te beoogen, wanneer wij voor anderen bidden. — Dat gevaar is allerminst denkbeeldig. „Gij bidt, en gij ontvangt niet, omdat gij kwalijk bidt, opdat gij het in uwe wellusten doorbrengen zoudt" (Jak. 4:3). Het is mogelijk, dat dienaren van het Evangelie bidden om een opwekking in hun eigen gemeente met een zelfzuchtigen achtergrond. Soms denken zij minder aan Gods eer en aan den zegen, die het gevolg van een opwekking zal zijn, dan aan hun eigen prestige en dat iedereen daar over zal spreken en zeggen : „Wat moet dat een krachtig geloofsheld zijn, onder wiens leiding zulk een opwekking in zijn gemeente plaats vindt 1" Ik ben bang dat sommigen om een opwekking bidden met dezen achtergrond. Dat is totaal verkeerd. Het is onmogelijk, dat daar waarachtige bekeeringen worden gezien. De duivel tracht altijd vasten grond bij ons te krijgen, hoe dan ook. Bidden voor anderen is daagsche bidstond hielden en allen eendrachtelijk bijeen waren. Laat ons nu in verband met dit vers (Hand. 2:1) eens op verschillende bijzonderheden letten. In de eerste plaats vindt ge hier eenheid van de geheele gemeente. Zij waren allen in die opperkamer. Iedereen. Ik denk, dat wanneer er in onze kerk zulk een eenheid was, er in onze bidstonden spoedig ruimte te kort zou zijn. In Engeland zijn de bidstonden over het algemeen de slechtst-bezochte samenkomsten van de geheele week. — Is het wonder dat er weinig kracht in de kerk is ? Alle Christenen waren bij elkaar, lezen we. Er was eenheid. Gij herinnert u het Hoogepriesterlijk gebed van den Heiland Zelf in Joh. 17. In dit gebed vindt ge vijfmaal de bede: „opdat zij allen één zijn...." Als er meer eenheid was, zou er zeker een opwekking komen ; maar dan moeten de slagboomen wegvallen. Ik herinner mij een voorval in een zeker land van Europa. Een predikant vertelde aan een vriend, dat hij al 12 jaar om een opwekking bad. De vriend verblijdde zich daarover, want in zijn woonplaats was een Vrije Kerk, welker predikant ook bad om een opwekking. Dit vertelde hij aan zijn vriend en zeide tot hem : „Als gij ook om een opwekking bidt, zou het dan niet goed zijn, wanneer gij beiden bij elkaar kwaamt om te bidden ?" „Neen — antwoordde de predikant — ik kan niet bidden met iemand uit een andere kerk", en hij weigerde te gaan naar den bidstond, waar de predikant van een andere kerk óók kwam. — Een opwekking is er in die plaats nooit gekomen — die twaalf jaren van gebed zijn absoluut vruchteloos geweest. — Wij moeten bevrijd worden van dezen slagboom van gezindten. In Hand. 2 lezen wij, behalve van eenheid van gedachten, ook van eenheid van plaats. Zij waren allen bijeen op dezelfde plaats. Weet ge wat ik in iedere plaats van Europa graag zou willen zien ? — Een centrale plaats van gebed, waarin Christenen uit alle kerken en kringen eens per week samenkomen voor bepaald gebed. Ik denk, dat wij spoedig een opwekking zouden bespeuren. En ik meen ook dat het mogelijk is, wanneer wij er voor willen werken en bidden. In geen land zijn de verschillen in gezindte waarschijnlijk zóó groot als in Spanje. Er zijn heel weinig zendelingen in Spanje, heel weinig Evangelisten uit het land zelf; en dié er zijn, zijn nog alle verstrooid en de verschillende gezindten staan alle op zichzelf. Ik gevoelde het als mijn opdracht er eenigen bij elkander te brengen. Er werd mij gezegd : „Het is een verloren zaak", en ik moet eerlijk bekennen : Soms heb ik er bijna aan gewanhoopt. Maar we gingen door met werken en bidden en in April j.1. hadden we een Conferentie, waarop alle gezindten waren vertegenwoordigd. Dit was de eerste maal dat zooiets in Spanje was voorgekomen. De Geest van liefde en eenheid was merkbaar en de Heere gaf ons daar een zegen, zooals nog nooit in Spanje gezien is : er begon inderdaad een opwekking. — Ja, ik ben er van overtuigd, dat het mogelijk is de menschen tot gemeenschappelijk gebed bij elkander te krijgen. Er moet ook eenheid van doel zijn. De discipelen kwamen allen bij elkander tot één doel, namelijk om te wachten op de belofte des Vaders, om te wachten op de kracht, die de Heere Jezus hen had beloofd. „Wederom zeg Ik u, indien daar twee van u samenstemmen op de aarde, over eenige zaak, die zij zouden mogen begeeren, dat die hun zal' geschieden van Mijnen Vader, Die in de hemelen is" (Matth. 18 119). Zoo God wil, zullen we hier morgen nog meer over zeggen. Het is werkelijk zeer opmerkelijk, wat een vereenigd doel in het gebedsleven tot stand kan brengen. Als we met een gemeenschappelijk doel samenkomen, zal God groote dingen doen. En dan was er nog eenheid van ervaring. „Zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest" (Hand. 2:4), en eenheid van dienst: Zij begonnen allen te getuigen. Wij hebben daar reeds over gesproken. Het meest belangrijke heb ik tot het laatst bewaard : Er was eenheid des harten. „En als de dag van het Pinksterfeest vervuld was, waren zij allen eendrachtelijk bijeen" (Hand. 2:1). Dat beteekent: eenheid des harten,^eenheid van geest. Dat is van het allergrootste belang. Dat beteekent inderdaad leven l Ik zou graag willen, dat ge iederen dag 1 Kor. 13, het heerlijke hoofdstuk der liefde, laast en dan zoudt trachten om dit iederen dag in de practijk tot uiting te doen komen — wat een verschil zou dat teweegbrengen! Wanneer er eenheid des harten is, verdwijnt ook onze critiek. Wanneer wij elkander liefhebben becritiseeren wij elkander niet. Wat is er door die critiek al veel onherstelbare schade geleden ! Het is in Valdepenas (Spanje) tweemaal gebeurd, dat er als antwoord op ons gebed een opwekking ontstond. Er was een geestelijk verwachten en allen gevoelden dat er wat komen zou. De duivel wist dat ook al.... Eén of twee Christenen begonnen elkaar te becritiseeren — en de opwekking werd verhinderd. O, laat ons oppassen en elkander niet becritiseeren. Laat ons toch één van hart zijn. Wij weten natuurlijk dat onze kerk de meest-volmaakte (!) is. Maar laten wij elkander toch niet becritiseeren, omdat de anderen niet precies zoo zijn als wij. O, laten we er ons voor wachten elkander te becritiseeren en ons er van bewust zijn, dat wij allen één zijn in Christus, onzen Heere. En wanneer wij ons dan vereenigen in gemeenschappelijk gebed, is er geen grens aan wat God doen zal. Wij hebben natuurlijk allen gehoord van de opwekking in Korea, waar duizenden en duizenden werden bekeerd. Grooten invloed had deze opwekking op het land ; er ontstonden, als gevolg van deze opwekking, meer dan 100 kerken. — Doch allengs ging het eerste enthousiasme voorbij en sommige kerken werden wat koeler. De kerken hadden de eerste liefde verloren, zij waren niet meer enthousiast voor Christus. Er begon critiek rond te gaan. Men scheidde zich af. De Christenen begonnen kwaad van elkander te spreken. — Maar een aantal Christenen, dat daaromtrent bekommerd was, kwam bijeen om voor elkander te bidden en zij begonnen te smeeken om een opwekking. Vier maanden lang baden zij iederen dag om een opwekking en heel plotseling kwam de opwekking. Alle tegenstand was nu gebroken. De menschen hadden te veel tijd noodig om over den Heere Jezus te spreken, dan dat ze tijd zouden vinden om over elkander te spreken. In de eerste twee maanden van deze opwekking werden meer dan 2000 menschen bekeerd. Laat ons ook gemeenschappelijk bidden om een dergelijk geestelijk ontwaken. En herinner u dat er geen grens is aan hetgeen God kan doen. En als wij tot Hem gaan met een waarachtig hart en onzelfzuchtig met elkander bidden, dan zal God den hemel openen. — Laat ons trachten op deze wijze te bidden en God zal ons zegenen. IV. Dezen morgen wil ik de bespreking over het onderwerp : „Hoe te bidden" met u voortzetten. Wij hebben reeds gezegd, dat wij moeten bidden zonder ons te haasten, eerbiedig en nederig en met ons gansche hart, onzelfzuchtig en gemeenschappelijk ; laten we nu nog een ander punt met elkander bespreken. — We moeten geloovlg bidden. Dit is zeer belangrijk en een van de grootste geheimen van het gebedsleven. Het Nieuwe Testament vermeldt veel plaatsen waar van het geloovig gebed sprake is. Laat ons enkele passages met elkander bezien. „En al wat gij zult begeeren in het gebed, geloovende, zult gij ontvangen" (Matth. 21:22). Let op de woorden : alle dingen. Dit is zeer veelomvattend. Alles wat ge zult begeeren in het gebed, geloovende, zult gij ontvangen „Daarom zeg Ik u: alle dingen, die gij biddende begeert, gelooft, dat gij ze ontvangen zult, en zij zullen u geworden" (Mark. 11 :24). Gij ziet, dat alles afhangt van het geloof. „Zoo laat ons toegaan met een waarachtig hart in volle verzekerdheid des geloofs, onze harten gereinigd zijnde van het kwaad geweten, en het lichaam gewasschen zijnde met rein water" (Hebr. 10:22). Wij zien ook hieruit dat Johannes gelijk had toen hij in 1 Joh. 5:4 opmerkte, dat het ons geloof is dat de wereld overwint. „Dit is de overwinning, namelijk ons geloof". Eenigen tijd geleden nam ik mijn Concordantie ter hand en zocht de plaatsen in het Oude Testament op, waar „geloof" of „gelooven" voorkomt. Het is de moeite waard den Bijbel van het begin tot het einde door te nemen en te noteeren wat de Bijbel leert aangaande het geloof. Neem een aantal vellen papier bij u en zet op één papier wat geloof is en op een ander wat geloof uitwerkt, en op een ander wie het geloof geeft, en op een ander aan wie het geloof gegeven is, en op een vel hoe wij het krijgen en op een ander hoe wij het geloof vermeerderen. En zoodra gij een vers tegenkomt, dat over het geloof handelt, noteer dit dan op een der vellen. Het is werkelijk heel belangrijk om te zien wat Gods Woord over het geloof leert. „En Jezus zeide tot hen : Om uws ongeloofs wil; want voorwaar zeg ik u : zoo gij een geloof hadt als een mosterdzaad, gij zoudt tot dezen berg zeggen : Ga heen van hier derwaarts ! en hij zal heengaan ; en niets zal u onmogelijk zijn" (Matth. 17 :20). Niets zal u onmogelijk zijn Dat klinkt overdreven of onwaar. — Niets zal u onmogelijk zijn Gelooft gij dat het inderdaad zoo is, wanneer God het zegt ? Zonder geloof hebben onze gebeden weinig kracht. — Daarom zij onze dagelijksche bede: „Heere, vermeerder ons geloof". „Maar dat hij ze begeere in geloof, niet twijfelende; want die twijfelt, is een baar der zee gelijk, die van den wind gedreven en op en neder geworpen wordt. Want die mensch meene niet, dat hij iets ontvangen zal van den Heere" (Jak. 1 :6, 7). Sommigen van ons hebben om opwekking gebeden. Gelooven wij inderdaad dat er nu een opwekking komende is ? Of denken wij dat de Kerk te koud en te onverschillig is dan dat er een opwekking zou kunnen komen ? Of dat het modernisme een te groote plaats in ons midden heeft en God daar onmogelijk zou kunnen werken ? Wanneer wij dat denken, is het niet waarschijnlijk, dat wij een opwekking zullen beleven. Doch laat ons bedenken dat alle dingen mogelijk zijn voor hem die gelooft. Laat ons twee beloften Gods opslaan welke van buitengewoon groot belang zijn. „Ik zal voor uw aangezicht gaan, en Ik zal de kromme wegen recht maken ; de koperen deuren zal Ik verbreken, en de ijzeren grendelen zal Ik in stukken slaan" (Jes. 45:2). Koper en ijzer zijn de hardste metalen die in dien tijd bekend waren. — En God zegt: Ik zal de koperen deuren verbreken en de ijzeren grendelen in stukken slaan. Lijkt niet soms onze kerkelijke gemeente op koperen deuren en ijzeren grendelen ? Zoo hard, zoo koud, zoo onverschillig ten opzichte van werkelijk geestelijke dingen Het schijnt bijna onmogelijk dat God ze kan bereiken. Doch God zegt: Ik wil de koperen deuren verbreken en de ijzeren grendelen aan stukken slaan „Want Ik zal water gieten op de dorstigen en stroomen op het droge; Ik zal Mijnen Geest op uw zaad gieten en Mijnen zegen op uw nakomelingen" (Jes. 44 :3). O, welk een dorstige wereld bevindt zich rondom ons! De grond is zeer droog. Doch God zegt: „Ik zal water gieten op de dorstigen en stroomen op het droge". — Gelooft gij het? — Indien wij geloovig bidden zal God het doen. Ik geloof, dat er nauwelijks een tijd was zóó droog als die welke voorafging aan de opwekking, die God door de Gebrs. Wesley schonk. In Engeland waren slechts weinige predikanten oprechte geloovigen. Velen van hen waren dronkaards en leefden onzedelijk. Velen leefden zich uit in een leven van vermaken. Zelfs degenen die bekeerd waren, bezaten weinig geestelijk leven en het gebedsleven was iets mechanisch geworden. Er was zeer weinig waarachtig godsdienstig leven ; het was er nog veel treuriger dan in vele kerken in onze dagen. Het scheen absoluut onmogelijk dat er iets van deze kerkelijke gemeente kon worden. — We zijn geneigd dit te zeggen doch niets is onmogelijk voor hen die gelooven. Gij herinnert u die wonderbare opwekking in Duitschland door de Moravische broeders. Eenigen van hen kwamen naar Londen en zij ontmoetten daar een paar Engelsche Christenen, die geestelijk gezind waren en zeer begeerig waren dat in hun kerk een „opwekking" zou doorbreken. Zij kwamen nu in Londen bijeen om daarom te bidden. De drang was zóó groot dat zij bijna niet konden eindigen. Zij volhardden in het gebed. En op zekeren avond toen zij bij elkander waren gekomen tot gebed en tot diep in den nacht bijeen bleven, werden om drie uur in den nacht de deuren des hemels geopend en de Geest van God kwam in groote kracht neer. Dit was het begin van een opwekking, die een groote verandering in den geestelijken toestand van Engeland heeft gebracht en waarvan we zelfs in onze dagen nog de zegenrijke gevolgen ondervinden. O, laat ons niet mismoedig zijn in dit opzicht. God heeft nog dezelfde kracht. De Heilige Geest kan nog hetzelfde werk doen, doch ziet uit naar mannen en vrouwen die gelooven en niet twijfelen. Wanneer wij beginnen te gelooven, zal God aanvangen te werken. Laat ons daarom met meer geloof bidden en verwachten dat God de stroomen op het droge zal uitgieten. Wij moeten niet alleen geloovig bidden, doch ook zeer bepaald bidden. Er zijn twee woorden aangaande het gebed die vaak in het Nieuwe Testament tezamen voorkomen. Wij zullen ze opslaan : „Deze allen waren eendrachtelijk volhardende in het bidden en smeeken" (Hand. 1 :14). „Met alle bidding en smeeking, biddende ten allen tijde in den Geest, en tot hetzelve wakende met alle gedurigheid en smeeking voor al de heiligen" (Ef. 6:18). Bidden en smeeken is bidden voor een bepaalde zaak. Het komt mij voor dat wij dikwijls zoo onbepaald in onze gebeden zijn. Wij vragen den Heere niet om iets bepaalds. Wij schijnen niet op iets heel bepaalds te „mikken". Om zeer bepaald te zijn in ons gebed, moeten we op iets mikken. Misschien zal een voorbeeld u dat duidelijk maken. In mijn eigen leven heb ik daaromtrent eenige ervaring opgedaan. Ik was 16 jaar oud. In hetzelfde huis waar ik verbleef woonde een jongen van 15 jaar. Ook hij was een Christen. Op zekeren dag kwam hij zeer bedroefd naar mij toe en vertelde mij dat zijn oudere broer zijn moeder veel verdriet had aangedaan ; hij ging heelemaal den verkeerden weg op. Ik vroeg hem : „Bid jij voor je broer?" Ja, dat deed hij. „Bid je eiken dag voor hem?" Aarzelend zei hij: „Neen niet iederen dag". Toen kwamen wij samen overeen dat wij eiken dag voor zijn broer zouden bidden ; we zouden heel bepaald vragen of God hem wilde redden. En wij baden iederen dag, drie maanden lang. Op zekeren morgen kwam mijn vriend weer met een brief in zijn hand naar mij toe. Direct zag ik dat zijn gelaat van vreugde straalde. — De broer was 's avonds tevoren naar een bijeenkomst gegaan, God had gesproken en hij was krachtig bekeerd. En nu dient hij God nog. — Dit is nu al vele jaren geleden ; het was ook een les voor mij. Deze methode van bidden volgen wij ook in ons werk in Spanje. Toen wij eens in een flat woonden, woonde er onder ons een jongeman met zijn moeder, die weduwe was. Hij leidde een verschrikkelijk leven. Zijn zondig leven sloopte zijn lichaam en had ook zijn geestelijke kracht ondermijnd. Hij was bijna idioot. Ik heb nooit een gezicht gezien, waarop men de zonde zoo duidelijk kon waarnemen. Het scheen onmogelijk dat zoo iemand gered zou kunnen worden. — Hij kwam niet in onze samenkomsten, hij luisterde niet naar onze gesprekken ; het was een hopeloos geval. Wij gevoelden echter zeer onze verantwoordelijkheid voor hem: wij woonden immers onder hetzelfde dak, en de moeder — al was ze niet geloovig — smeekte ons om iets voor haar zoon te doen. Er was één ding wat we konden doen: we konden helpen met ons gebed. Met een groot aantal broeders en zusters baden wij iederen dag voor hem, en twee maanden later was hij erger inplaats van beter geworden. Maar toen werd die man ziek en dit bracht hem aan de voeten van den Heiland, waardoor hij gered werd. Nooit heb ik zulk een verandering in het gelaat van iemand gezien Drie maanden na zijn bekeering kwam ik in een winkel in onze woonplaats. De winkelier was een atheïst en sprekende over den jongeman, vroeg hij mij: „Wat hebben jullie met hem gedaan ? Ik herkende hem bijna niet" Het spreekt vanzelf, dat ik deze gelegenheid aangreep om mijn getuigenis te geven en zeide tenslotte: „Dat hebben wij niet gedaan; het is iets wat God gedaan heeft, Dien gij verloochent " Ziedaar de kracht van gemeenschappelijk en zeer bepaald gebed. Nog een ander voorbeeld : In Valdepenas (Spanje) werd iemand bekeerd door middel van het lezen van een tractaat. Van zijn eigen gezin kreeg hij veel tegenstand, doch hij legde de hand op Hand. 16:31, waar staat: „Gij en uw huis zullen gered worden". Hij begon te bidden voor ieder lid van zijn gezin en vroeg ook ons dit te willen doen. Iederen dag baden wij voor de leden van zijn gezin en noemden ieder bij name en de één na den ander werd bekeerd ; ook de oude moeder. De oudste dochter was zeer hardvochtig. Zij was bitter tegenover haar vader. Zij was gewoon haar vader te bespotten, omdat hij een afvallige van de Roomsche Kerk was. De vader was een boeren-arbeider en verdiende per dag zeer weinig. Hem werd een goede betrekking aangeboden waarin hij minstens tweemaal zooveel kon verdienen. Hij zeide tot zijn patroon : „Het is misschien beter dat ik u vertel, dat ik Protestantsch Christen ben". „Geef dat op", zei hij, „mij kan het niet schelen wat ge zijt, maar mijn vrouw wèl 1" „Dat kan ik immers niet". „Gij moet! Gij zult toch niet zoo dwaas zijn, deze positie te laten varen ?" „Ik kan het niet doen. Mijn Meester stierf voor mij en ik verhonger liever, dan dat ik Hem verloochen". — Hij kreeg die betrekking niet en bleef in zijn oude positie, die slecht betaald werd. Dit maak+e zijn oudste dochter nog nijdiger en ook zijn vrouw stond hem zeer tegen. Toen werd de dochter ziek. Wij baden reeds twee jaren voor haar en zij werd zóó ziek dat men den dokter ging halen. Niemand kon iets voor haar doen. Tenslotte was er ietttand die zei: „Laten we de „Protestantsche dokter" (zoo wordt Mr. Buffard daar genoemd, omdat hij ook eenigen tijd geneeskunde studeerde) gaan halen". — Zij wilde echter liever sterven dan dat 1 Tenslotte werd zij echter zóó ziek, dat ze besloot naar „de Protestantscne dokter" te gaan. nen, die half dood zijn — doch wanneer de Christenen ontwaken en gaan werken, dan begint Satan te beven en zal alles tegenover dat werk te wapen roepen. Nu nog een ander belangrijk punt. Gij kunt er nog wel eenige meer vinden, maar ik zal er nog slechts één noemen, dat is vreugde. Ik zal dezen middag in dit verband geen teksten meer aanhalen. Gij kunt het Boek Handelingen voor de derde maal doorlezen en opteekenen: over welke soort vreugde sprake is in het Boek Handelingen. De discipelen werden geslagen en verblijdden zich smaadheid te mogen lijden om Christus' wil; zij werden in de gevangenis geworpen en zongen Psalmen in den nacht. — Door het heele Boek heen vindt gij vreugde. Opwekking brengt altijd vreugde met zich mee, zoowel in de harten persoonlijk, als in de Gemeente. Ik heb u nu enkele kenmerken van een ware opwekking genoemd volgens het Boek Handelingen, laat ons nu onszelf de vraag stellen : „Voldoen wij aan de voorwaarden om een opwekking te krijgen ? Ten eerste moet elk van ons met den Heiligen Geest vervuld zijn. — Denk er aan, dat dit een bevel Gods is. In Ef. 5:18 wordt gezegd: ,,En wordt niet dronken in wijn, waarin overdaad is, maar wordt vervuld met den Heiligen Geest". Er zijn menschen, die zelfs niet weten wat „vervuld-zijn met den Heiligen Geest" wil zeggen ; er zijn ook veel Christenen die voor dit onderwerp wel een beetje bang zijn. Zij hebben buitensporigheden gezien in de methodes van hen, die deze boodschap brachten en daarom hebben zij zich geheel van deze waarheid afgekeerd. Zij willen er niets over hooren, ook niet over „de vervulling met den Heiligen Geest". — Doch — als iemand het slechte doet, wil dit nog niet zeggen, dat wij het goede moeten verwerpen. Er zijn inderdaad veel droeve dingen voorgekomen, die de waarheid van de vervulling met den Heiligen Geest in discrediet hebben gebracht. Doch dit is nog geen reden om deze Bijbeïsche waarheid te verwerpen. — Men heeft mij eens een valsch bankbiljet in de handen gestopt; is dit nu voor mij reden om in het vervolg ieder bankbiljet te weigeren ? Nog eens : er zijn inderdaad ongoddelijke dingen voorgekomen, maar dit is geen reden om op een afstand te blijven staan. Integendeel! want wanneer de vervulling met den Heiligen Geest niet ons deel is, kunnen wij Gods zegen niet verwachten. In 1859 was er een opwekking in Wales. Tengevolge van deze opwekking werd 10% der bevolking bekeerd. Vele dorpen aldaar hadden herbergen, waar niemand nu meer heen ging. — Zouden wij zulk een opwekking niet gaarne in Holland zien ? Dan zouden er in Holland in den loop van enkele jaren 700.000 bekeerd zijn geworden. — Dat zou de moeite waard zijn ! Maar dat kan niet komen, tenzij er mannen en vrouwen zijn, die vervuld zijn met den Heiligen Geest, en het kan ook niet komen, voordat een ieder van ons een getuige is. Wij hadden een samenkomst in Schotland. De Geest van God werkte machtig dien avond. We hielden een na-samenkomst, en terwijl ik deze leidde, gingen degenen die van zonde overtuigd waren, in een zijkamer met eenige voorgangers, die hen den weg naar Christus toonden. Terwijl wij liederen zongen, kwam er uit de zijkamer een groote, ruwe man met tranen in de oogen van wien ik later hoorde, dat hij des morgens uit de gevangenis ontslagen was, doch nog niet thuis was geweest en regelrecht naar deze bijeenkomst was gekomen. Hij had den Heiland gevonden ! Toen hij langs mij heen ging, sprak ik hem aan en vroeg: „Waar ga je naar toe ?" — „Ik ga naar huis om mijn vrouw te vertellen, dat ik gered ben !" — Eenigen tijd geleden schreef een jong soldaat aan een Engelsch predikant: „De groote, grenzenlooze liefde van God heeft beslag op mijn hart gelegd, en alle menschen zullen daarvan weten". Drie maanden later kreeg de predikant weer een brief, met de mededeeling: „Tot mijn groote blijdschap mag ik u berichten, dat er nu al 19 van mijn kameraden tot den Heiland zijn gekomen". Negentien jongemannen bekeerd door het getuigenis van één in drie maanden tijds, omdat de groote, grenzenlooze liefde Gods beslag had gelegd op zijn hart Heeft Gods grenzenlooze liefde ook op ons hart beslag gelegd ? En gevoelen wij, dat wij dat een ieder moeten laten weten ? — Als dit niet zoo is, dan is de opwekking in ons leven nog niet gekomen 1 Vrienden, ga in de stilte met God en vraag nzelven af of deze dingen bij u gevonden worden. Hebt ge overwinning over uw eigen zonde, uw hoogmoed ? Is er eenheid in uw huis, in uw kerk en met andere groepen geloovigen? Hebt ge te lijden van vervolging, of zijt ge nog te veel wereldling, zoodat de Vijand u met rust laat ? Zijt ge bereid om door uw omgeving voor een „zwakzinnige" aangezien te worden? Kunt ge blij zijn 3n de beproevingen en moeilijkheden ? Laten we eindigen en tot God gaan met de •beide laatste verzen van Ps. 139. „Doorgrond mij, o God ! en ken mijn hart; beproef mij, en ken mijne gedachten. En zie, of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mij op den eeuwigen weg" (:23, 24). Laten we God bidden ons onze zonden, onze fouten en mislukkingen te toonen, ons te laten :zien den grootennood van de wereld rondom ons. — Dan zullen wij Hem ook gaan vragen om een „, opwekking". II. Gisterenmiddag hebben wij gezien wat „opwekking" is. Ik vraag mij' af of allen, die hier gisteren waren, ook werkelijk behoefte hebben aan opwekking. Ik ben er zeker van dat velen onzer gaarne „opwekking" zouden zien. Ieder lid van de gemeente een zendeling, ieder lid vervuld met de kracht van den Heiligen Geest; dat ieder lid van de gemeente overal getuigen zou en de gemeente met sprongen vooruit zou gaan in groei. — Willen wij dit gaarne zien ? — Ik wel! En ik denk dat velen van ons dat ook wel zouden willen. — Daarom willen wij dezen middag zien Hoe wij opwekking verkrijgen naar Hand. 2 : 1—4. Het geheim ligt in het vierde vers. Zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest. Dit zijn woorden uit Gods Woord; het zijn niet mijn woorden, het is wat God zegt. Hij zegt dat deze eerste discipelen allen tegelijk met den Heiligen Geest werden vervuld. En nu weet ik wel dat er verschil van opvatting bestaat over dit onderwerp en dat de bespreking zelfs aanleiding gaf tot oneenigheid onder kinderen Gods. Wellicht zijn er dezen middag ook enkelen die het niet eens zijn Biet wat ik ga zeggen, maar dan is het toch nog niet noodig om daarover te gaan twisten Kunnen wij het verdragen dat wij met elkander van meening verschillen? Wij kunnen toch niet verwachten dat wij alle dingen uit dezelfde gezichtshoek beschouwen. Maar dat is nog geen reden om er over te gaan twisten ; het behoort ons te brengen tot meerdere studie van Gods Woord. Ik wil nu gaan zeggen wat ik zie in het Woord Gods en ik verlang niet van u dat gij gelooft wat ik zie. Ik zou graag willen dat gij u wendde tot het Woord van God. Ga ook niet tot andere boeken. Iemand leende mij een boek, dat handelde over den Heiligen Geest. Hij wou mij bekeeren tot zijn bijzondere opvatting daaromtrent. In dit boek heette het: die en die zegt dit, die en die zegt dat over den Heiligen Geest; er kwamen aanhalingen in voor van verschillende schrijvers, doch er stonden weinig gedachten van den schrijver zelf in. Ik werd dan ook niet overtuigd. Het is noodzakelijk dat wij tot den Bijbel zelf gaan om daar uit te vinden wat de Bijbel zelf zegt. Laten wij niet vergeten dat de Heilige Geest van God werd beloofd. „En als Hij met hen vergaderd was, beval Hij hun dat zij van Jeruzalem niet scheiden zouden, maar verwachten de belofte des Vaders die gij, zeide Hij, van Mij gehoord hebt" (Hand. 1:4). De Heere Jezus zegt: „ Verwacht de belofte des Vaders". — Wanneer hadden zij deze belofte van den Heere gehoord ? „En ziet, Ik zende de belofte Mijns Vaders op u, maar blijft gij in de stad Jeruzalem, totdat gij zult aangedaan zijn met kracht uit de hoogte" (Luk. 24:49). in Zijn laatste gesprekken op aarde sprak de Heere Jezus tot Zijn jongeren over de belofte van den Heiligen Geest. In Hand. 1 : 8 wordt ons daarvan nog meer gezegd. „Maar gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes die over u komen zal". Deze heel bepaalde belofte is dus aan de discipelen gegeven en hen werd gezegd, dat zij zouden wachten tot zij de beloften ontvangen zouden hebben. Zij wachtten in het gebed op den Pinksterdag en toen geschiedde ook dit wondere gebeuren. De discipelen hadden te wachten tot God hen de volheid des Geestes schonk. De Heilige Geest is dus gegeven ; nu wacht God op ons om den Heiligen Geest in alle volheid te ontvangen. Wij hebben niet op Hèm te wachten — de Heere wacht op ons. Laat mij nu eerst trachten u een paar dingen duidelijk te maken en er u aan herinneren, dat ook nu ieder kind Gods den Heiligen Geest bezit. In den Romeinen-brief lezen we : „Doch gijlieden zijt niet in het vleesch, maar in den Geest, zoo anders de Geest Gods in u woont. Maar zoo iemand den Geest van Christus nietheeft, die komt Hem niet toe" (Rom. 8:9). Dit kan niet anders beteekenen, dan dat ieder kind van God den Heiligen Geest heeft. „Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en de Geest Gods in ulieden woont ?" (1 Kor. 3:16). „Of weet gij niet, dat ulieder lichaam een tempel is van den Heiligen Geest, Die in u is, Dien gij van God hebt, en dat gij uws zelfs niet zijt ?" (1 Kor. 6 :19). Nog eens: het is heel duidelijk dat de Heilige Geest in u woont. De apostel zegt dit en de Heilige Geest spreekt door den apostel tot ons. Het zijn de woorden van God Zelf. Vergeten we daarbij niet dat de Christenen in Korinthe vleeschelijk gezinde Christenen waren — en toch zegt de apostel Paulus dat de Geest Gods in hen woonde ; wij mogen dus op grond van Gods Woord zeggen, dat ieder kind van God den Heiligen Geest heeft. Er zijn zoovele menschen die dit niet gelooven of niet weten — en toch vinden wij het hier in den Bijbel. Doch er is een groot verschil tusschen „den Heiligen Geest hebben" en „de volheid van den Heiligen Geest bezitten". Ieder wedergeboren mensch heeft den Heiligen Geest. En wanneer iemand niet wedergeboren is, dan kan hij niets weten van het leven uit den Heiligen Geest en eeuwige verlorenheid wacht zoo iemand. Ieder kind van God bezit dus den Heiligen Geest. Maar helaas! niet ieder kind van God heeft de volheid van den Heiligen Geest. Dit is een groot verschil. In Joh. 10: 10 zien wij wat dit beteekent: „Ik ben gekomen, opdat zij het leven hebben en overvloed hebben". „Leven" en „overvloedsleven" is niet hetzelfde. Eenigen tijd geleden bezocht ik een zieken jongen, die niet lang nadat ik hem had bezocht, aan tuberculose stierf. Zijn gezicht was zeer vermagerd, hij kon zich niet bewegen van pijn. Maar de vreugde lag op zijn gelaat. Hij bezat leven; hij was niet dood. Toen ik zijn ziekenvertrek verliet, zag ik op straat jongens en meisjes spelen. Zij waren één en al levenslust en kracht. Zij bezaten leven, doch er was een groot verschil tusschen hün leven en dat van dien zieken jongen. De zieke jongen bezat leven. Die kinderen hadden meer overvloedig leven. Hoe is uw leven als Christen ? Is het „leven" of hebt gij „overvloedig leven" ? Is het geestelijk leven bij u overvloedig of zijt gij geestelijk bijna dood ? Het is de volheid des Geestes, die ons dit overvloedsleven schenkt en deze volheid is het geboorterecht van ieder kind Gods. Voor wij verder gaan wil ik eerst eenige moeilijkheden met u bespreken. Sommigen hebben veel over dit onderwerp gehoord, maar daardoor zijn moeilijkheden ontstaan. Er zijn menschen, die niets meer van dit onderwerp willen weten, omdat zij eenige excessen hebben gezien. Er zijn menschen die zich; met den doop des Geestes bezig gehouden hebben en die dingen hebben gedaan, die ons niet verstandig voorkomen. Om deze reden keeren de menschen zich af van het onderwerp „de vervulling met den Heiligen Geest". — Houden wij ons echter aan den Bijbel, dan komt alles in de juiste banen. Gisteren zagen wij in Ps. 119 dat daar tot driemaal toe wordt gezegd : „Maak mij levend naar Uw Woord". En wanneer wij een opwekking hebben op Gods Woord gebaseerd, dan behoeven wij niet voor dit onderwerp bevreesd te zijn. Er is een goede proef die wij kunnen toepassen als we met het leerstuk van den Heiligen Geest in aanraking komen. De eerste vraag is: Welke plaats geeft het aan den Heere Jezus? De taak van den Heiligen Geest is den Heere Jezus te verheerlijken (Joh. 16:14). Daarom is elke boodschap over den Heiligen Geest, die niet gericht is op de verheerlijking van den Heere Jezus, niet naar de Schrift. Verscheidene menschen, die door het geloof de volheid van den Heiligen Geest aanvaardden, beklagen zich er over dat hun leven zoo weinig veranderd is. Zij hebben hooren zeggen, dat zij overvloed van vreugde zouden ontvangen, doch daar zij niets buitengewoons hebben ervaren en zich ook als tevoren gevoelen, meenen zij de volheid des Geestes niet ontvangen te hebben. Wij moeten echter niet vergeten, dat de vervulling met den Heiligen Geest door het geloof geschiedt. Paulus zegt: „Gelijk gij dan Christus Jezus, den Heere, ' hebt aangenomen, wandelt alzoo in Hem" (Kol. 2:6). Onze wandel is, evenals ons aannemen van Christus, door het geloof. Maar zegt misschien iemand: „Ik gevoel er niets van". Het komt ook niet op het gevoel aan, het komt aan op wat Gods Woord zegt. Wanneer gij doet wat Gods Woord zegt, komt het in orde. God zegt, wanneer wij gelooven en aanvaarden, dan zullen wij deze kracht ontvangen; of wij eenig verschil gevoelen of niet, dat maakt niets uit. God verkiest sommige menschen voor een bepaalde taak; denzulken geeft Hij ook buitengewone ervaringen. Maar niet ieder heeft dezelfde ervaringen ; laten we ons daardoor niet in de war laten brengen. Anderen zullen verandering in ons leven opmerken, ook al zien wij het zelf niet. Vele menschen zeggen tot mij: „Ik bezit geen kracht in mijn leven". In het geloof hebben zij de volheid van den Heiligen Geest aanvaard en dachten nu dat zij zouden gaan prediken en er 3000 zielen bekeerd zouden worden, zooals bij Petrus het geval was. En omdat ze geen buitengewone kracht hebben ontvangen, meenen zij, dat de vervulling met den Heiligen Geest niet hun deel is geworden. Laten wij er om denken, dat Petrus en Paulus buitengewone mannen waren. Wij hebben niet allen dezelfde ervaring; wij zijn niet allen tot hetzelfde werk geroepen. Stefanus bezat ook de volheid des Geestes ; hij werd tot het martelaarschap geroepen ! „Er is verscheidenheid van gaven, doch het is dezelfde Geest" (1 Kor. 12:4). De gaven zijn verschillend ; een ieder kan zijn gave in zijn eigen werk in practijk brengen. Moeder thuis, de man op kantoor of elders; de Heere zal ons spoedig toonen wat Hij verlangt dat wij zullen doen. Wij zouden allen wel graag predikers willen zijn en 3000 menschen tot den Heiland leiden. Het gaat er om bereid te zijn om dat te doen, wat God vraagt. De vraag is niet: wat wij doen, maar wat wij zijn. Misschien mag mijn eigen ervaring u in dit opzicht helpen. — Toen ik door het geloof de volheid van den Heiligen Geest aanvaardde, bemerkte ik geen verandering. Ik maakte geen buitengewone ervaring door, maar wanneer ik nu terug zie, dan zie ik wel degelijk verschil met vroeger. Om één ding te noemen: de Bijbel werd veel belangrijker voor mij: ik zie Christus nu op iedere bladzijde. De Bijbel werd een nieuw Boek voor mij en ik kreeg veel meer lust tot gebed. Vroeger was ik zeer driftig; en dit is veel veranderd. Ik wist dat het niet goed was, maar ik kon mijn drift niet overwinnen. — Toen ik de volheid van den Geest Gods ontvangen had, ging die drift uit mijn leven weg. Maar denk nu niet, dat ik zoo goed ben als ik behoor te zijn ; ik ben nu ook niet volmaakt. Straks hoop ik volmaakt te zijn ; maar ik denk toch niet dat mijn vrienden mij nu nog „driftig" noemen. Dit ging heel geleidelijk. Ik kon niet van dag tot dag groote verschillen constateeren, maar toch kwam er in mijn leven en denken groote verandering. Nu nog iets, waarbij ik gaarne uw aandacht zou willen bepalen. — Velen aanvaarden de vervulling met den Heiligen Geest en meenen nu voortaan niet meer te zullen zondigen. Op zekeren dag bemerken zij dat zij in één of andere zonde gevallen zijn en denken dan dat er niets gebeurd is en zij niet met den Heiligen Geest vervuld zijn geworden. Maar zij vergeten dat in ieder kind van God twee naturen zijn. Laten we eens zien wat Paulus daaromtrent zegt: „Want het vleesch begeert tegen den Geest, en de Geest tegen het vleesch ; en deze staan tegen elkander, alzoo dat gij niet doet hetgeen gij wildet" (Gal 5:17). Er is een voortdurende strijd tusschen de oude en de nieuwe natuur. Soms denken wij dat wij verlost zijn van het „eigen-ik", maar van tijd tot tijd bemerken wij heel duidelijk dat de oude mensch niet dood is. En wanneer wij niet zeer trouw zijn in gebed en Bijbelstudie, komt de oude natuur weer boven, met als gevolg: zonde en ontmoediging. En dan zijn wij heel spoedig geneigd te denken, dat wij niet met den Heiligen Geest vervuld zijn geweest. Wat zullen wij doen als dit gebeurt ? Zullen wij dan ontmoedigd worden en denken dat alles bedrog of inbeelding is geweest ? Het eerste wat wij zullen doen is: direct den Heere deze zonde belijden en opnieuw de vervulling met den Heiligen Geest door het geloof aanvaarden. — Dan zullen de kanalen weer open zijn, en wij zullen de vreugde van de vervulling met den Heiligen Geest opnieuw smaken. Elke gelijkenis kan niet tot het einde toe doorgevoerd worden. De Heilige Geest is geen water, maar een Persoon. — Dat is volkomen waar. Maar misschien kunnen we de zaak van een andere zijde bezien. Misschien is het niet zóó, dat wfj meer van den Geest noodig hebben, maar dat de Geest ons meer noodig heeft. Toen wij geloofden, kwam de Heilige Geest in ons hart en nam Zijn intrek in één der hartekamers en wij behielden de sleutel van alle andere kamers. Maar de vervulling met den Heiligen Geest is dit: dat wij Hem alle sleutels afgeven en Hem toegang geven tot iedere kamer van ons hart, zoodat Hij volkomen Heer en Meester van ons leven kan zijn. Laten wij nu nog met elkander overdenken hoe wij de volheid met den Heiligen Geest kunnen ontvangen. Gebed bereidt den weg daartoe! Op de eerstvolgende dagen zullen we daar uitvoeriger over spreken. Doch er zijn drie stappen, die wij moeten doen, als wij „de vervulling met den Heiligen Geest" begeeren. — Laten we deze drie stappen nagaan, er over nadenken en den Heere vragen ons te toonen wat zij voor ons beteekenen. De eerste stap moet zijn: Belijdenis en nalaten van alle bekende zonden (Lev. 5:5; 1 Joh. 1:9). Het kan zijn dat er zonden in ons leven zijn, waarvan wij ons goed bewust zijn. Tenzij deze zonden beleden en vergeven zijn, kunnen wij ,,de vervulling met den Heiligen Geest" niet ontvangen. Doch wanneer wij ze belijden, dan is de Heere rechtvaardig en getrouw en zal Hij ons onze zonden vergeven. En dan zijn wij weer in staat een hernieuwde vervulling met den Heiligen Geest te ontvangen. Een tweede stap is : De volstrekte overgave van ons lichaam. ,,Ik bid u dan, broeders, door de ontfermingen Gods, dat gij uwe lichamen stelt tot een levende, heilige en Gode welbehaaglijke offerande, welke is uw redelijke godsdienst" (Rom. 12:1). Dit beteekent ieder lid van ons lichaam, onze handen, onze voeten, onze mond Wanneer onze handen aan God overgegeven zijn, kunnen wij niets met onze handen doen, dat tegen Zijn wil is. Ik vraag mij wel eens af, of sommige brieven niet ongeschreven zouden zijn gelaten, wanneer wij daarbij stil hadden gestaan en naar den wil des Heeren in deze gevraagd hadden. Wanneer iemand ons beleedigd heeft, laten wij als Wij hem daarover willen schrijven, er aan denken, dat onze handen Hem toebehooren en niet aan ons. Ook onze voeten behooren aan God. Zij behooren ons dus niet naar twijfelachtige plaatsen van vermaak te brengen „Stel uw leden Gode" (Rom. 6:13) — het beteekent alles aan God over te geven, alles, ook wanneer ons de kritiek van anderen niet bespaard blijft. Het beteekent ook dat ons geld niet van ons is, het behoort den Heere toe; wij moeten het besteden zooals Hij wil dat wij het zullen besteden. Ook onze tijd, onze talenten — alles ! — Dit is absoluut noodzakelijk wanneer wij de vervulling met den Heiligen Geest begeeren. — God wil ons geheel en al in Zijn bezit hebben vóór Hij Zijn wondere kracht in ons kan storten. Willen wij dat inderdaad ? De Heere Jezus is hiér vanmiddag en strekt Zijn doorboorde handen naar u uit en zegt: „Ik deed alles voor u — wat doet gij voor Mij ?" Zijt gij voornemens Hem te geven alles wat gij zijt en hebt en bereid u op het altaar van Zijn dienst te geven ? — Dan zijt gij instaat de volheid van den Heiligen Geest te ontvangen. Nu nog één punt. Velen willen zich overgeven. Zij geven.zich geheel aan God en tóch ontvangen zij niet de volheid van den Heiligen Geest. — Waarom niet ? — Wij hebben geloof noodig. De vervulling met den Geest is een gave, evenals de verlossing, onze zaligheid een gave is. Zoovele menschen bidden : „Heere, geef mij de vervulling met den Heiligen Geest". Iederen dag opnieuw bidden zij: „Geef mij de vervulling met den Heiligen Geest". God hoort dit, doch reeds vóórdat wij er om bidden wil Hij, dat ons de Heilige Geest zal worden gegeven. Wanneer een vriend mij een boek aanbiedt, moet ik dan zeggen : „Toe, geef mij dat boek 1" — Dat doen wij immers niet! Wij strekken onze hand uit en nemen het boek aan. Wilt gij de volheid des Geestes bezitten ? Wilt gij kracht bezitten om uw Meester te dienen ? Wilt gij deze drie stappen nu doen ? Wilt gij den Heere nu iedere bekende zonde belijden en uw leven Hem aanbieden, al wat gij zijt en hebt Hem beschikbaar stellen ? Alles doen wat Hij van u verlangt en dan zeggen: „O, Heere, ik aanvaard de volheid van den Heiligen Geest nu"? Als gij dit wilt doen. zal Hij het u schenken. — Wilt gij het nu doen ? Dit boekje is een uitgave van de SUPRANATIONALE GEBEDSBOND, ZEIST, welks beginselverklaring de volgende is: „Wij gelooven aan de autoriteit en onvoorwaardelijke inspiratie der Heilige Schrift. Wij gelooven aan de waarheid der Drieëenheid — Vader, Zoon en Heiligen Oeest — één in Wezen en eeuwig. Wij gelooven in den Heere Jezus Christus als onzen Heiland en in Zijn plaatsvervangend offer voor de zonde. Wij gelooven in den Heiligen Geest en Zijn werk der wedergeboorte en heiligmaking; wij gelooven, dat Hij het hart der geloovigen vervult en hen steeds meer verandert naar het beeld van Christus (2 Kor. 3:18). Wij gelooven aan den zondeval van den mensen en de eeuwige verdoemenis door de zonde, aan het eeuwige leven alléén door Christus, en aan de eindelijke verlossing en opstanding des lichaams, volgens Rom. 8 : 23, en verwachten de verschijning in heerlijkheid van onzen Heere Jezus Christus". — Op aanvrage wordt gaarne gratis en franco meerdere lectuur toegezonden, waarin doel en streven van de Supra-Nationale Gebedsbond nader worden uiteengezet. De Supra-Nationale Gebedsbond zendt aan allen, die in zijn arbeid belangstellen, gaarne geregeld: de MAANDELIJKSCHE MEDEDEELINGEN, waarin de Gebedsonderwerpen worden opgenomen, die door de verschillende landen worden ingezonden. Voorts een Bijbelrooster voor Bijbelstudie en mededeelingen in betrekking tot den arbeid. De Supra-Nationale Gebedsbond kent geen leden en heeft zoodoende ook geen vaste bronnen van inkomsten. De kosten van drukken en verzenden van de Gebedscirculaire en „De Wacht" worden bestreden uit vrijwillige bijdragen, die gaarne ontvangen worden, hetzij in postzegels, hetzij door storting of overschrijving op postrekening No. 241997 van de Supra-Nationale Gebedsbond, Zeist. — Wij 'vertrouwen, dat God en Zijn getrouwe rentmeesters ons zullen helpen om deze kosten te dekken. Verdere uitgaven van de Supra-Nationale Gebedsbond: „HOE KUNNEN WIJ CHRISTUS UITLEVEN?" Verslag van de vijf toespraken, gehouden door RUTH PAXSON te Utrecht, Den Haag en Amsterdam, 61 pags. Prijs f 0.25 „DE HEILIGE GEEST IN HET LEVEN DER GELOOVIGEN". Verslag van de vier toespraken, gehouden door RUTH PAXSON in enkele samenkomsten te Amerongen, 53 pags., 2e druk. Prijs f 0.20 „DE BETEEKENIS VAN HET KRUIS EN DEN HEILIGEN GEEST IN HET LEVEN VAN GODS KINDEREN". Met bijbehoorende kaart, uitgevoerd in drie kleuren: zwart, rood en goud. Prijs f 0.25 „DE PLAATS VAN HET GEBED IN HET LEVEN EN IN DEN DIENST VAN DE LEDEN VAN CHRISTUS' GEMEENTE" door RUTH PAXSON, 12 pags., 2e druk. Prijs f 0.10 10 exemplaren voor f 0.60, 20 exemplaren voor f 1.—. „KRACHT UIT DE HOOGTE" door R. VAN GOETHEM, 34 pags., groot form., 2e oplage. Uit de inleiding: „De wereld zoekt, kijkt uit, verwacht en zucht van verlangen naar levensteekenen onder Gods kinderen. Christen, uw God beveelt, dat ge aangedaan wordt met „kracht uit de hoogte", dat uw getuigenis blijkt geeft van een overwinnend leven. Als dit bij u nog niet het geval is, dan kan alleen een door den Heiligen Geest gewerkte Opwekking u brengen in den weg, die God voor u bestemd heeft " Inhoud: Inleiding. Belijdenis van Schuld, Toewijding en Overgave, Toeëigening, Hoe zal men dagelijks zich bewust zijn en blijven van dit leven uit de kracht des Geestes?, Bezit, De oefeningen van een geestelijk Christen. Prijs T 030 Vervolg op pag. 84. „BIJBELLESSEN OVER HET BOEK HANDELINGEN DER APOSTELEN". Deze Bijbellessen bestaan uit drie desltjes. Prijs per deeltje f 0.35. Prijs f 1.05 „BIJBELLESSEN OVER HET BOEK LUKAS". Deze Bijbellessen bestaan uit drie deeltjes. Prijs per deeltje f 0.35. Prijs f 1.05 „BIJBELLESSEN OVER HET BOEK GENESIS". In 12 lessen wordt een overzicht gegeven van het boek Genesis, waarbij telkens vragen ter beantwoording gevoegd worden. Deze lessen leenen zich uitstekend voor correspondentie-cursus, waarbij men de beantwoorde vragen ter correctie kan inzenden, 80 pags., 2e druk. Prijs f 0.60 „HOE MAAKT MEN DEN BIJBELCURSUS INTERESSANT?" door Dr. RENÉ PACHE. In deze brochure worden zeer belangrijke wenken gegeven omtrent Bijbelstudie volgens een geheel nieuwe methode, welke bij elk willekeurig Bijbelboek kan worden toegepast. De prijs van deze brochure in groot formaat bedraagt f 0.10 „BIJBELLESSEN OVER HET EVANGELIE VAN JOHANNES", le deel door Dr. RENÊ PACHE. In 16 lessen worden de hoofdstukken 1—12 behandeld volgens de methode, welke nader is omschreven in bovenstaande brochure, 60 pags. in groot formaat. Prijs f 0.60 Franco toezending na ontvangst van het bedrag per giro, postwissel of in postzegels. SUPRA-NATIONALE GEBEDSBOND — ZEIST Postrekening No. 241997.