Het kenmerk van de Gemeente van CHRISTUS naar de Schriften HET KENMERK VAN DE GEMEENTE VAN CHRISTUS NAAR DE SCHRIFTEN. I Zalig is hij, die leest en zijn zij die hooren de woorden dezer profetie en zijn zij, die bewaren hetgeen in dezelve geschreven is, want de tijd is nabij. Openb. I : 3. Ja, zalig, gelukkig, bevoorrecht is hij die dit lezen kan en hooren mag, wat het boek der Openbaring bevat, want het zijn profetische woorden; maar zalig als wij dezelve bewaren, omdat de tijd nabij is. Hoevelen meenen niet, dat het boek der openbaringen een gesloten boek is en dat het ons niet vergund is de verborgenheden derzelve te ontdekken. Degenen die dat denken, zijn niet geestelijk, maar natuurlijk en de Almachtige laat niet toe om Zijn werk met verstand te vatten. Hij heeft de wijsheid der wijzen doen vergaan. 1 Cor. : 20 Maar indien wij door dienzelfden Geest geleid worden als Waardoor degene die dit boek der Openbaringen schreef geleid werd, dan zullen wij het ook verstaan. Wij willen een oogenblik de eerste gemeente onderzoeken, hoe dat ze toch daarstaat, voor den Heere onbej^srd. De Heere spreekt, Die de 7 Engelen in Zijn rechterhand heeft en in het midden der 7 gemeenten wandeld. : Openb. 2 : 1 Van hun werken, arbeid, lijdzaamheid, hoe zij de kwaden niet verdragen, en de gene die zich uitgaven voor Apostelen beproefden, ge hebt ze leugenaars bevonden zegt de Heere, gij hebt verdragen om Mijns Naams wil gearbeid èn zijt niet moede geworden. Wat een goede eigenschappen; als één gemeente-op de gansche aarde heden ten dage daar stond, wat zou zulk een gemeente nog een glans van zich werpen. Men zou zeggen; deze gemeente had nog wel liefde, want ze zorgden wél, dat niet iets' verkeerds binnendrong. Als iemand zich uitgaf voor Apostel werden ze beproefd en als ze leugenaars bevonden werden, was het met hun Apostelschap afgeloopen. Ze waren rechtzinnig in de leer, zuiver orthodox. Er werd van uit die gemeente gewerkt en verdragen, en ze werden niet moede, wat ontbreekt hun nu nog ? Heeft deze gemeente meer bezeten? Ongetwijfeld, want er werd tot hun gezegd, dat ze de eerste liefde hebben verlaten. Daarom weten wij, dat deze liefde veel meer waarde heeft voot God, dan alle andere werken, die toch ook noodzakelijk zijn. Maar wanneer ze staan, buiten de eerste liefde, zoo zijn ze onbekeerd, Openb. 5:5. Naar de eerste liefde, daar wil de Geest hun weer heen leiden. We moeten ons niet voorstellen, dat de Gem. van Efeze geen liefde had. O neen, hun werken, verdraagzaamheid en geduld, bewijzen, dat ze veel, ja veel liefde bezitten, maar ze hadden een liefde bezeten, die het beeld Gods was. De eerste liefde van Bruid en Bruidegom, geeft het leven aangenaamheid, het doet zoo gemakkelijk en opgeruimd leven, zij kent geen bitterheid. Is het echter in het natuurlijke leven niet als een gewoonte, dat de eerste liefde spoedig plaats maakt voor eigen liefde? En naar verhouding de eerste liefde verdwijnt wordt het leven moeilijk, er blijft wel liefde bestaan maar het eerste is verdwenen wat toch het aangenaamste van het leven is. Zoo was het gesteld met de gemeente van Eteze. II Nu zullen we eerst eens moeten onderzoeken, waar deze Gemeente, deze liefde had bezeten. Aan deze gemeente wordt verteld, dat ze voor de Grondlegging dierwereld uitverkoren is, met de bedoeling, om heilig en onberispelijk te zijn in de liefde. Dus dat was de roeping van de Gemeente uit de heidenen. „Efeze die voor de grondlegging der wereld als Bruid van Christus was uitverkoren Deze Bruid moest het beeld Gods zijn, en daarom moest ze onberispelijk, volmaakt in de liefde zijn. Een heerlijke roeping, maar niet te bereiken door eigen werken, ook niet door maar steeds te bidden om liefde, want God heeft zich zelf gegeven, dus volmaakte liefde en wat gegeven is, behoeven wij niet meer te vragen, maar; het moet uitgeleefd worden. Liefde is een vrucht, maar ook een weg, 1 Cor. 12 : 31. En, de weg is Jezus, die ons het beeld des Vaders toonde. Willen wij Jezus bezitten, dan moet de liefde des Vaders ons trekken, tot de Zoon, langs de weg van het kruis. De eerste liefde die in ons komt, is de liefde der verlossing, deze doet ons van ons zelf niets zijn. Alles door genade ontvangende, verslagen in dankbaarheid en doet ons beminnen, omdat wij eerst zijn bemind. Als de verlossing zijn verkwikking verliest, doordat men zich bezighoud met verschillende leerstellingen, vragen en dwaalbegrippen, dan daalt de liefde tot het peil van Efeze, ja beneden dezelve. Men spreekt nog wel van verlossing, en dankt de Heer ook nog wel, maar als het amen is uitgesproken, verdiept men zich al weer in heel iets anders als het geen waarvoor men dankte. De verkwikkende verlossings dankbaarheid, moet in ons leven nooit zijn groote dankbaarheid verliezen. Daarom was het onderwerp van Paulus ook altijd weer: „Jezus, Christus en dien gekruisigd". De vier dieren en de vier-en-twintig ouderlingen uit Openb. 5 : 8-9 hadden niets van die verkwikkende-dankbaarheid verloren. Dit moet persoonlijk zoo bij ons zijn, zoo zal het ook gemeenschappelijk zijn en het zal in ons werken, een volmaakte liefde. Men kent in onze dagen niet meer de volmaakte liefde en gelooft zelfs, dat men dit hier nooit bereikt. Het is omdat de dankbaarheid niet overvloeiende is; de leer van halfheid en ten deele, duizend keer zondigen per dag is zulk een gewoonte geworden, dat men schrikt, als men het woord, „Heilig" of „volmaakt", noemt. Wanneer men spreekt van Heiligen, meent men, dat men het over een persoon uit het verleden, Profeet of Apostel heeft, wijl de Apostelen aan de Gemeenten schreven „Gemeente der Heiligen". Hoe zal men in zulk een verwarring ook volkomen Heilig en onberispelijk zijn, wijl alles verzonken is in de leer der Nicolaieten. Velen hebben nog wel een persoonlijke eerste liefde genoten, maar gemeenschappelijk nooit gesmaakt Ook heeft men het persoonlijk verloren en men denkt niet eens meer aan het ernstig vermanend woord: „Dit heb ik tegen U, dat gij de eerste liefde hebt verlaten, bekeert U!" O, daar denkt men niet aan, de dag der bekeering wordt vastgehouden als een kbopacte. Waarom deden de Efeziërs dat ook -niet ? Omdat ze-wel wisten, dat hun-dit niéts- hielp. Ze wisten wel dat eën leer van bekeering, gelijk stond met doode werken, Hebr. 6:1. Bekeerd te zijn geweest, een dag te hebben beleefd,, waarin al onze schuld werd betaald, is heerlijk, maar om bekeerd, dat is zonder schuld te blijven, dat is het beeld beeld Gods, 1 Joh. 3:6-9, 4:7 en 5:18. Wij zullen eens onderzoeken of de Gemeente van Efeze daar ook had gestaan, waarover wij schreven, Efeze 1:15 lezen wij, dat Paulus van hun geloof gehoord heeft, en de liefde tot alle Heiligen. In 1 Joh. 3:23-24 wordt ons het gebod gegeven om elkander lief te hebben en als wij in dat gebod blijven, God blijft in ons en wij in God. In 1 Joh. 2 : 5 wordt gezegd: die Zijn, of dat woord bewaart, is in de liefde Gods volmaakt. Het Woord, dat bewaart moet worden, is-Hij die vleesch geworden is, (Christus). Dit hadden de Efeziërs verstaan, en dit geloof, en de daden der liefde, waren doorgedrongen tot Paulus, en hij hield niet op, daarvoor te danken.Maar hiibegreep ook, dat de liefde alleen niet vertrouwd is. De Liefflé geeft zich, ze denkt geen kwaad. Paulus wist dat de liefde, met haar 16 eigenschappen 1 Cor. 13:2 geen wijsheid, noch openbaringen had, dat de liefde geen verlichte oogen des verstands heeft. Efeze 1 : 18 Liefde móet leiding hebben, dit vinden we ook in Coll. h Velen meehen, dat als ze bekeerd zijn, dan kunnen ze spreken, zingen, zelfs anderen leeren, wijl ze niet eens weten, welke de zuivere Geest of weg is, die hen volmaakt. In Joh. 1 : 12 daar staat, dan, als wij in den Zoon gelopven, dan hebben wij pas macht, om een kind van God te worden. De leer van onze dagen is, als wij gelooven in den Zoon van God, dan zijn wij bekeerd, verlost, wedergeboren, _ uitverkoren. . O, vreeselijke verwarring, uitgebroed in de theologische scholen, geloofd, door alle Nicolaieten, gepredikt door menschenwijsheid, die door het kruis van Christus is, dwaasheid gemaakt. 1 Cor.: 20. Hoe zullen wij ons ontworstelen aan zulk een neveldroom? Ja en nog' dagelijks staat een leger van tovenaars daar, om nog meer verwarring te brengen. Neen, zoover was de Gemeente van Éfeze nog niet gezonken, als in onze dagen. Neen, zij haatten de leer der Nicolaieten erg, en ofschoon de Heere hen in deze prijst, Verandert het hun verhouding tegenover Hem, die tusschen de zeven Kandelaren wandelt, niet. Maar had de Gemeente van Efeze zich geneigd naar Efeze 1:16 de smeeking van Paulus, dan had de wijsheid hun hart vervuld, dan waren ze in de eerste liefde gebleven, want God is liefde. Ze waren in Hem, dat is, in de liefde volmaakt geweest, maar nu missen ze Hem, dat is de liefde. Christus is het Licht der wereld. Nu is het licht van de Kandelaar, en wat is een Kandelaar zonder licht? Al gebruikt men ook de Kandelaar voor vele goede eigenschappen, hij geeft toch geen licht. En de schrift zegt; dat God. een licht is en gansch geen duisternis is ïn Hem, 1 Joh. 1 :5. Als nu het licht verdwenen is, kunnen we nooit zeggen, dat we in het licht staan, want er is niets overgebleven dan een Kandelaar. III Er is in onze dggen ook juist behoefte aan die eerste liefde van Efeze. We weten wel, dat er liefde in overvloed is, maar alle liefde is niet Goddelijk. Alleen de liefde, die een vrucht is van den Heiligen Geest, die is Godr|elijk. Hoevele Christenen, ja duizenden, hebben een liefde tot God, ze geloven de Bijbel van A—Z en nog veel meer, want ook duizenden bezitten naast de Bijbel nog zoovele boekjes die ze aan de Bijbel gelijk stellen. Offervaardigheid treft men soms aan boven hun vermogen, (ofschoon men dit ook wel aantreft bij afgodendienaars). Ze roepen tot de God van onzen Heer Jezus Christus. Ja ze hebben wel de liefde tot God, maar smaken nooit de liefde van God. Ik heb mij wel eens afgevraagd, hoe het komt, dat menschen de Heere liefhebben en nooit verder komen, zelfs geen kracht bezitten om te overwinnen, maar ik heb leeren verstaan, dat dit wel de liefde tot Christus is, maar niet de liefde van Christus zelf! - Deze liefde is kracht, Goddelijk, zalig en geeft, blijschap door alles heen. Deze liefde was ook de kracht van Paulus in. Rom. 8 : 35-39. Als Paulus de Corinthiërs meedeelt, welke gaven God in de Gemeente gegeven heeft en aan het slot hun aanmaant om te ijveren naar de beste gaven, dan zegt hij, zal ik U een weg wijzen die nog uitnemender is : 31. En dan vertelt hij ons wat de liefde is, dat de liefde geen gave is maar een vrucht en een weg : 31. Ef. 5 : 32. Liefde wordt geopenbaard in de wandel, en kan soms zeer wonderbaar werken, want het is God zélf. Om dat beeld in Gods kinderen te brengen, daartoe had Paulus zich zelf gansch gegeven, want hij gaf zich voor de uitverkorenen. Dit beeld moet de Bruid van Christus dragen, zal zij gelijk zijn aan haar Bruidegom. Daartoe werkte Paulus, om de Gemeente als een reine maagd aan hare man voor te stellen. 2 Cor. 11:2. Christus moet door het geloof in onze harten wonen en door de liefde ingeworteld en gegrond worden, dan kunnen wij met al de Heiligen begrijpen, welk een onpijlbare breedte, lengte, diepte en hoogte en in de Goddelijke wijsheid en zoo zullen wij erkennen de liefde van Christus, (niet van ons) die alle verstand teboven gaat, en vervuld worden met de volheid Gods. Efeze 3: 17, 18 en 19. Hoe begeerlijk is niet zoo'n toestand van de Gemeente van Christus. Velen zullen de schouders ophalen en zeggen: „De theorie is wel mooi, maar om het uit te leven, dat zal wel nimmer bestaan". Dit begrijp ik ook dat als we het met ons verstand willen bereiken, zullen wij voorzeker schipbreuk lijden ook wanneer we al in de vroomste vorm gegoten zijn, want de vorm is nog verwarder en draagt het merk van Galaten 3 ; 1. Geen z.g.n. dominé of pastoor, of welke machinale naam hij ook draagt, (die het kenmerk is van Babel,) kan ons brengen in die verborgenheid, in die verkwikkende Goddelijke liefde, waar de wil van Christus in bevestigd wordt. Ik in hun en zij in Mij opdat ze volmaakt zijn in éën, dan zal de wereld bekennen, dat Gij mij gezonden hebt. Neen geen leeraars die hun kennis hebben te danken aan een mensch ofschoon men dan ook onder een vroom vormstelsel zegt: „God heeft het mij gegeven". Dit is een leugen die uit den duivel is, en uitgebroed is in de theologische scholen, toverij en bedrog, om de menschen te misleiden. Zelf gaan ze niet in, zegt Christus, en ze verhinderen ook nog anderen. Als wij ons wenden naar de gemeente van Efeze, dan zien wij, ja hooren wij, waar het gevaar weg kwam. Want als hij in Hand. 20: 19 de ouderlingen, voorgangers ontbiedt, profeteert hij vanaf vers 25 en spreekt dat er wolven in de Gemeente zullen komen en in vers 30, zegt hij, dat uit die voorgangers het gevaar zal komen en in Openbaring zien wij, dat deze kwade arbeiders niet verdragen worden, als iemand zich uitgaf voor Apostel, werd hij beproefd. De rechtvaardigheid was hier wel aanwezig gebleven, maar de eerste liefde één lichaam te zijn. Eén gelijk de Vader en de Zoon was niet meer. Ja, daar kunnen vormen en eigen gemaakte wetenschap ons wel af brengen maar niet in. Daar is maar één weg, die ons in de volmaakte verhouding kan stellen voor God. Deze weg is ook opgeteekend in de Efeze brief. Hoofdstuk 4 waar Paulus de geloovigen vermaant, te houden de eenheid des Geestes. Hier bewijst Paulus, dat ze wel allen één Geest hebben, terwijl hij in 1 Cor. 12: 13 verklaart, hoe de ware geloovige die Geest ontvangt. Efeze 4:5 deelt ons mede, dat gelijk er maar één Heer is, bij gevolg ook maar één geloof. Zoo is er ook maar één Geest, die heilig is. Deze Geest heiligt ons, brengt ons op de weg der waarheid, naar het Leven, dat is Christus, die ons doopt met Zijnen Geest. Die door dezen Geest geleid worden zijn kinderen Gods. Rom. 8: 14. Maar als wij zondigen, zijn wij uit den duivel 1 Joh. 3 :8, want dan worden wij door een anderen Geest geleid. Nu hebben de tovenaars in onze dagen het zoo samengesteld, dat men met het vleesch zondigt, maar met den Geest niet. En dan haalt men Rom. 7:26 aan, alsof men zich daarmede kan en mag rechtvaardigen. Elke zonde is uit den duivel, Paulus schrijft in 1 Thess. 5; 23 dat niet alleen onze Geest en Ziel, maar ook ons lichaam onberispelijk bewaard moet worden. Zou men in dat vleesch kunnen zondigen, en de Geest des Heeren in dat zondige vleesch bezitten? Nooit. Neen, hoort maar eens 1 Cor. 16 „Weet gij niet dat gij Gods tempelen zijt ?" Als iemand deze tempel ontheiligt door te zondigen, die schendt God. Niemand bedriege zich 1 : 18 Als gij wijs zijt, om deze waarheid tot leugen te maken, dan geve God, dat gij een dwaas moogt worden, opdat gij wijs moogt zijn. En als de zonden weer beleden zijn, komt Christus weer in zegt men, als zonde bedreven wordt, bedroefd men de Heer, of gaat de Heer van ons. O, vreeselijke demonische leer, Christus moet daags duizend keer voor u vluchten of Zijn aangezicht bedekken, of bedroefd kijken. Uwe lusten, natuur en begeerten jagen de Heer op de vlucht. NSli Wanneer ge dit eens goed leest, schaamt ge u dan niet, dat ge al die jaren dat hebt geloofd ? Paulus zegt: „Zijt dan navolgers Gods en wandel als geliefde kinderen. Deze verwarring vloeit voort uit de leer der Nicolaieten. Als men bekeerd is, Wil men tegen de zonde strijden en dit is op zich zelf geen kwaad, maar men moet weten, waar de zonde wegkomt. Als wij vrijgesproken zijn op grond van ons berouw en gelooven dat wij gereinigd zijn door het bloed van Christus, dan willen wij ons ook rein bewaren, gelijk Hij ons ook rein heeft gemaakt. De eerste dagen onzer bekeering gaat dat zeer gemakkelijk, maar we worden al spoedig gewaar, dat dezelfde Adams natuur nog in ons leeft. Nu begint de strijd, de Geest wil ons rein bewaren, maar onze natuur onderwerpt zich niet aan den Geest. Als wij nu in deze eerste liefde waren gebleven was onze natuur gestorven en wij de Goddelijke natuur deelachtig geworden. Er werd echter al spoedig tegen ons gezegd, het strijden tegen de zonde, is juist het bewijs dat gij des Heeren Zijt. De menschenmoorder zegt: „geloof maar gerust in het bloed van Christus, maar ge blijft mijn slaaf, zoo lang als ge leeft, ik heb het geweld des doods, zoodat als ik u dood, dan zijt gij verlost. IJdele toverkunst, bedrog uitgegoten in verleiding. Hoe is het mogelijk, dat een mensch in zulk een verwarring gelooft. Ja, zoo heb ik geschreven, er is niemand in staat om ons uit zulk een verwarring te verlossen, dan de Heer alleen, en Hij zal het doen, langs de weg van Zijn woord Efeze 4: 11 — 14. Hier wordt ons eerst verteld, dat God gegeven heeft Apostelen,. Profeten, enz. ... Ze zijn tot volmaking der Heiligen, tot het werk der bediening, tot opbouwing van het lichaam van Christus, (de Gemeente), opdat wij allen zullen komen tot de eenheid des geloofs en de kennis van de Zoon van God, tot een volkomen man, tot dezelfde maat der grootheid, van de volheid van Christus, om niet meer kinderen te zijn, maar de waarheid bewandelen in de liefde : 13—14. Waar deze gaven niet zijn, kan ook nooit het lichaam van Christus worden opgebouwd. Wanneer de gave spreekt, dan spreekt God, gelijk . 1 Petr. 4 : 11 „Als iemand spreekt, die spreke als de woorden Gods". Alleen de woorden Gods kunnen licht brengen in de duisternis, gelijk onder de oude bedeeling de profeet sprak: „Alzoo spreekt de Heere, evenzoo moet iemand als hij spreekt, de woorden Gods spreken. Als iemand spreekt, „Alzoo zegt de Heere" en het is waarlijk zoo, dan zullen we pas gewaar worden hoe de Heer denkt over de roestand, van de verschillende opvattingen en leerstellingen, want Gods woord alleen beslist, dat voedt de geloovigen op tot volmaakte Heiligen Efeze 4 : 12. Nergens zien wij de eenheid des geloofs, om één man te zijn, gelijk de volheid van Christus. Neen, alleen Gods gaven, van Apostelen, Profeten enz. ... kunnen dit werk volbrengen. Denk U eens in, dat op de eerste dag der week, daar staan in iedere kerk en lokaal de mannen, die verkondigen wat zij weten en niet weten. Nu kunnen wij, opdat we mensch zijn, maar één zoo'n redenaar hooren, op hetzelfde uur, op hetzelfde oogenblik hoort de Heere allen te samen en als wij dat ook konden, dan zouden wij waarlijk verschrikt worden, voor zulk een leger van verschillende geesten, die uitgegaan zijn, om nog meer verwarring te brengen. Nooit, ja zelfs niet onder de afgodendienaars is er zulk een verwarring geweest als onder degenen die van de gedachte uitgaan dat ze het volk van de levende God zijn. Men spreekt van eenheid, maar bréngt verdeeldheid en wat gesproken wordt, gelooven velen zelf niet,. , gelijk in de dagen Van Elia. Twee keer hadden de profeten zonen gezegd; weet ge wel dat heden Uw heer van U wordt weggenomen ? Ja door de Geest der profetie wisten ze het en Eliza zeide: „Ik weet het, zwijg maar stil. Maar toen Elia opgenomen was en Eliza terug kwam tot de 50 jonge mannen, geloofden ze hun éigen profetie niet maar ze gingen Elia zoeken. Ja, dat waren de jongens van de theologische scholen, waar ze nooit verder komen dan vorm. Nooit heeft de Heere een profeet aangesteld uit die zonen. De ware profeten hadden niet gestudeerd, maar de een ploegde met runderen, (Eliza, Kon. 19 : 19. De andere plukte wilde vijgen Amos 7 : 14. enz. In de dagen van de omwandeling des Heeren Jezus hier op aarde, nam Hij niet één van de wijzen, schriftgeleerden of Farizeeën maar eenvoudige ongeleerde mannen, die drie jaren lang de Goddelijke werken aanschouwden en Hem nog niet begrepen. Maar toen uit de hemel de Geest Gods op hen viel toen konden ze pas getuigen van Hem. die ze zoo weinig hadden begrepen, maar nu in eens allen verstonden. Want het is de Geest Gods die spreken moet, niet de wijsheid van de mensch en zoo zal het nog heden ten dage moeten zijn, dat de Geest tot de Gemeente spreekt en als de Geest spreekt, dan worden wij geopenbaard naar dat ons hart is. V Dit ervaarden ook de Efezeërs (Openb. 2). Vele goede Godsdienstige werken bezaten ze maar de eerste liefde was verdwenen. Hoe staan niet alle afdeelingen van Godsdienst in dezen onbekeerde toestand van Opb. 2 : 5. Het is in deze niet mijn bedoeling om iedere Godsdienst te beoordeelen en een eigen kring te rechtvaardigen, o neen, want we hebben ervaren dat de weg altijd wëer dieper is, altijd meer verborgenheden zich ontsluiten en dié heilig is, dat hij nog geheiligd worde Openb. 22:11. Maar wij zien ook, dat geen vorm voor God bestaan kan, niets, dan Zijn Eigen wezen en dat is Liefde. Dan zullen wij als we dat beeld dragen ten volle kunnen begrijpen welk een groote omvang er in Hem is, en we zullen deze liefde erkennen, dat die liefde alle kennis te boven gaat. Want dit is God, die dit in ons werkt en uit ons tevoorschijn komt in het Opstandingswerk, door den Heiligen Geest. Als ik denk aan de woorden van den verlosser Matn. 25: 1, De Bruidegom komt, gaat uit Hem tegemoet, dan denk ik onwillekeurig aan een reine maagd, die zichzelven heeft bewaard (1 Joh. 3 : 3) die altijd denkt aan de dag der vereeniging, die nergens schooner wezen, nergens schooner woorden ontwaard. Haar overdenkingen van hem zijn zoet, wordt zij des nachts wakker, dan denkt ze aan Hem, omdat de liefde van haar hart, haar doet leven in deze liefde. Denken de kinderen Gods zoo aan de Bruidegom? Is hun hart zoo vol van deze liefde? Van velen leerstellig wel, maar in werkelijkheid is het er verre van. Als ik denk aan de Maranatha 'samenkomsten, dat de menschen worden opgewekt om de Bruidegom te ontmoeten dan was het toch ook de roeping van deze Maranatha verkondigers om de menschen bekend te maken, dat Christus een reine Bruid ontvangen zal, onberispelijk 1 Thess. 3:13. Volmaakt, oprecht, in geen ding gebrekkig Jac. 1 : 4. gelijk Hij is (liefde) wij ook zijn in deze wereld 1 Joh. 4:17. Dat wij het beeld des Hemelschen dragen 1 Cor. 12 : 49. Ja vele menschen willen zich wel voorbereiden op de komst des Heeren, maar om waarlijk een brandende lamp en olie als reserve te hebben, daarover bestaan zoovele gedachten. Hiervan ben ik verzekerd, als de Maranatha verkondigers hun hoorders leerden om onberispelijk, rein te leven, volmaakt te zijn, opdat ze onderscheid mogen weten tusschen goed en kwaad Hebr. 5:14 zouden hun samenkomsten niet zoo druk bezocht worden. Hoevelen zullen er bij de komst van den Bruidegom straks zijn, die hetzelfde geloof hebben als de reinen. Ze zijn op dezelfde wegen hebben één belijdenis, maar ze hebben niet ontvangen de doop des Heiligen Geestes 1 Cor. 12:13. Iedere koning of priester werd onder Israël gezalfd, zoo hebben wij ook de zalving tot koningen en priesters, Gode en het Lam. 1 Joh. 2 : 20-27. (Christus) -IV Hoever is het Christendom van de waarheid afgedwaald en toch alles onder een mooi klinkenden naam. Allen beroepen zich op Gods Woord. Allen hebben Christus als Middelaar. Allen gelooven in één God, maar .... Allen hebben niet één geloof, en ook niet één doop, uit 1 Cor. 12: 13, ieder verlustigt zich in eigen vorm en gewoonten. Men gelooft wel, dat er in andere kringen ook nog wel iets zal zijn wat goed is, maar het is nog zeer twijfelachtig, ze willen immers niet anders, ze zijn niet anders opgevoed, dat is dan nog een verontschuldiging, maar eigen kring, kerk of partij, ja dat is het ware. En toch beweert ieder zijn vorm op grond van Gods Woord en als men zulk een ijveraar voor een dergelijke partij niet toestemt, dan is zoo iemand in staat om te zeggen, üw leer is uit den duivel, hetgeen ik al zoo menigmaal persoonlijk heb ervaren. Hoe komen we daar nu uit? Alleen wanneer God in de Gemeente spreekt door Zijnen Geest, volgens Efeze 4: 11-16. De geloovigen moeten als ze bekeerd zijn, redelijke on-' vervalschte melk hebben, geen kerk, geen lokaal, Christus alleen. Hebben wij ja in ons leven Christus, dan zullen allen die van Christus zijn ons hooren en verstaan. Als de broeders en zusters in verschillende deelen der wereld Christus leven en ze komen tezamen, dan zal in hun midden geopenbaard worden, niets anders dan Christus alleen en zoo kan Hij weer wandelen in het midden der zeven Gemeenten Openb. i : 12-13-20. Hier is van toepassing : Waar twee of drie in Mijnen naam -vergadert zijn, daar ben Ik in het midden. We moeten ons niet voorstellen, wanneer de menschen samen stroomen naar een steenen gebouw, wat ze het bedehuis noemen, wat Gods Woord teniet zou maken. Als het waar was, maar als de menschen samen stroomen en de een heeft het over zijn akker, de andere over zijn vee, ja velen spreken zoo gaarne over hoeden, kleeren en wat niet al. waar nevens nog menig kerkganger eens recht en onrechtvaardig wordt beoordeeld en belasterd. Wanneer men de kerkdeuren binnentreedt, neemt men de hoed of pet af en neemt een houding aan, men bidt of dankt. Men wordt ineens uit zijn element gerukt en het gevoel van menigeen is dan ook alsof men zeer teruggetrokken is. Over verschillende dingen durft men nu niet meer te spreken, ja sommigen kunnen het toch niet verkroppen en laten de natuur baas. — Nu wacht men op een afgezant des Heeren ? ? Was dat zoo, dan zou die hun de woorden Gods mededeelen, die scherpsnijdender zijn, dan eenig tweesnijdend scherp zwaard. Maar de menschen, die zoo pas nog zoo vervuld waren van de aardsche dingen vinden het prachtig ofschoon ze meesttijds niet kunnen verklaren, waarin dit bestaat. Het wordt hun precies zoo verteld door deze afgezanten, zooals het hun geleerd is, wee de leeraar die buiten de cirkel loopt met zijn rede. Ook velen doen alsof ze op hun bed hun verstoorde nachtrust voortzetten, maar onder dit alles loopt dê plaat van de fonograaf af (want alles is machinaal) en als de plaat de laatste ronde doet en aan het einde een langgerekt a a amen klinkt, dan hoort men op dat zelfde oogenblik velen zuchten, voeten schuifelen over de vloer en sommigen staart reeds op om heen te gaan. Was Jezus hier in het midden ?? Wat moest Hij hier doen ? Indien ook de Heere daar waarlijk was en de spreker woorden wilde doen spreken door Zijnen Geest, ook dit is niet mogelijk, want de rede was een afgerond geheel, het kwam precies uit, want heel wat zorg en inspanning is er aan besteed. Hoe zal men hier Christus kunnen aantreffen of hooren? Zullen de kinderen Gods onder zulk een omstandigheid tot de volmaking komen? Efeze 4:12. Hoe zal men door zulk een dood uit de dooden opstaan? Hoe zal men zoo het beeld Gods dragen, daar men natuurgetrouw leeft aan den eersten Adam? Hoe zal door zulk een gemeente aan de machten en overheden die in de hemel zijn bekend kunnen gemaakt worden de veelvuldige wijsheid Gods ? In Gods woord vinden wij niet een vorm Godsdienst, want waar de Geest des Heeren is, aldaar is vrijheid. Neen wij moeten komen tot eenheid des Geloofs. En daar kunnen, ja daar moeten de ware gelonvigen komen. Alle schapen van de goede Herder zullen Zijn stem moeten hooren, door de mond van de gave die tot stichting van de Gemeente en opbouwing voor de schapen is, staat ons zoo duidelijk opgeteekend in 1 Cor. 14 :3-4. Onder de oude bedeeling konden de menschen het Woord des Heeren beluisteren, door de mond van een profeet of profetes. God heeft in de Gemeente gegeven, ten eerste Apostelen, ten tweede Profeten, verder Leeraars, krachten, gaven van gezondmaking, behulpselen, regeeringen, menigertalen. 1 Cor. 12:28. Efeze 4: 11. Als wij ons nu aan Gods Woord willen onderwerpen en niet blind zijn door een vorm Geest, dan zullen wij niet zeggen, dat is geweest, dat is nu niet meer. Laat ons bedenken dat er staat: „God heeft in de Gemeente gegeven". Dezelfde Geest die vroeger de Gemeente in waarheid leidde en gaven uitdeelde, doet het heden ten dage nog. De gaven die in het verleden in de Gemeente noodig waren tot de volmaking der heiligen, zij alleen, zullen ook ons daar kunnen brengen. De menschelijke wijsheid is wel vermeerderd in de eeuwen dat de gaven zwegen, maar in plaats van de hoorders te onderwijzen in de waarheid, leidt men hen in de leugen. „De leer der zonde is de mode der kerken". En de leer der volkomene verlossing in reinheid en heiligheid maakt hun zoo verschrikt, dat men onmiddelijk als dweper of overgeestelijk wordt uitgescholden door dien zonde geest. Men gelooft wel in volkomene verlossing, maar zegt men; als wij dood zijn. Men meent daarmede, dat wij eerst sterven moeten, anders kan Christus ons niet bewaren, daartoe is ons vleesch te zondig. Neen, dat is de wil des Heeren niet zegt de tovenaar, dat wij hier rein en onberispelijk leven, het bloed van Christus heeft wel kracht, maar om ons volkomen te verlossen,? wie durft dat gelooven. Men beweert hiermede, dat ons vleesch meer kracht heeft, dan de Geest Gods en als het bloed des Lams. Ontwaakt gij die slaapt en staat op uit de dooden en Christus zal over u lichten. Ontwaakt kinderen Gods en zijt heilig; want uw God is heilig, het is de tijd dat de geloovigen oprecht zullen wandelen in alle welbehagelijkheid. De gem. van Efeze, Openb. 2 doet ons zien dat-noch vroomheid, noch goede werken, noch rechtzinnigheid ons vrijspreekt tegenover Hem, die temidden der zeven kandelaren wandelt. God wordt nergens anders in verheerlijkt, dan alleen in zijn eigen beeld en dat is liefde. Niet liefde doen, maar liefde zijn. Bekeert u roept de Geest tot Efeze. Openb. 2. Bekeert u roept de Geest tot al de gemeenten van het heden, want allen staan ver beneden het peil van Efeze in Openb. 2. Laat het woord Gods u door uw harten klinken. Niet alleen de woorden die in de Bijbel staan, maar ook het woord Gods, dat scherpsnijdender is dan eenig tweesnijdend scherp zwaard. Dat woord is levend en krachtig, want het klinkt ons toe — Alzoo spreekt uw God, — niet het woord wat we gelezen hebben of bestudeerd, maar wat lijnrecht uit de Hemel komt zonder oponthoud. Dat woord zal ons de Bijbel nieuw maken en zal ons de verborgenheden openbaren. Hij toch kan ons alleen weer tot één brengen, als we luisteren naar Zijn stem. Het was de stem des Heeren, die op de eerste Pinksterdag de eenheid bewerkte, omdat allen profeteerden of in talen spraken. Het was de Geest des Heeren, die bij Cornelius door één Geest in één Naam de wonderbare verandering bracht. Waar willen wij anders de eenheid zoeken, dan alleen door Gods eigen stem, geopenbaard in den Naam des Heeren. Dan hooren wij Gods woord. Dan is de Heer zelf leidsman, en is in het midden. Waar twee of drie zoo vergaderen, daar openbaart Hij zichzelf. Wij behoeven niet te weten hoe wij over God denken, maar wij moeten weten, hoe God over ons denkt en dat worden wij gewaar als de Heere zelf spreekt, die de harten doorzoekt, en de nieren beproeft, zoo worden wij gereinigd van elke vlek, als Hij ons openbaart, door Zijn woord der profetie. Elke gedachte wordt door de vreeze des Heeren beleden en de Heere waakt over ons. Dat is het leven van Gods kind. Dan worden wij rein van hart en rein in wandel. Wassen op in de genade en kennis van den Heere Jezus Christus. Dan leeren wij Hem kennen, welk een kracht er in Zijn opstanding is. Wij worden Zijn dood deelachtig en zullen komen tot, ja zullen zijn bij de wederopstanding der dooden. Zelf hebben wij het niet gegrepen zegt Paulus en heb ook het einde van die weg niet bereikt, maar ik vergeet dat achter is en jaag naar hetgeen voor is, want daar hangt de prijs. En zoovelen als wij volmaakt zijn, zullen dit met mij gevoelen, maar als gij anders gevoelt, ook dat wil God u duidelijk maken. Fil. 3:9-16. De Heere heeft negen gaven in de Gemeente gegeven, een ieder drager van een gave moet in de geestelijke vrijheid staan om in elke samenkomst zich goddelijk te openbaren, tot vermaning, troost of stichting, opdat de Heiligen volmaakt zullen worden. Efeze 4:12. Niet één mensch mag heerschen in de gem. Gods, want we zijn allen Broeders en een is onze Meester. Elke gave is van den Gever en is voor de kinderen des Heeren. De Apostel draagt alle gaven en is verantwoordelijk om elke gave te besteden, tot stichting en opbouwing van het lichaam van Christus. De Profeet profiteert naar de mate des geloofs. De Herder zorgt voor goede weide en de leeraar voor gezond onderwijs in het woord der waarheid. Elke gave prijst den gever en neemt geen eer van menschen aan. Worden deze gaven goed besteed, dan wordt de Gemeente als een reine maagd aan haar-man voorgesteld. Ook worden deze gaven niet door een mensch aangesteld, ofschoon wel door tusschenkomst van een persoon, die verantwoordelijk staat om alles zuiver over te brengen. Zooals Elia, Elisa zalfde, zoo kan de eene geestelijke de andere aanstellen, als hij daarvoor een Goddelijke roeping en bewijs heeft, gelijk Elia. Wij lézen in Hand. 9 de bekeering van Paulus, waar hij geroepen werd, maar niet aangesteld. Gelijk David gezalfd werd tot koning, maar nog niet aangesteld was. Voor hij koning werd, was hij, zooals: wapendrager, musicus, krijgsoverste, vijand, verstootene wonende in de bergkloven en wat niet meer. . Paulus meende dat hij onmiddelijk aangesteld was, en verkondigde Christus in Damascus, maar de koning sloot de poort om hem te vangen, doch hij ontkwam door een venster. Toen ging hij naar Jeruzalem en begon ook daar te prediken (in den tempel) maar hij zou ook daar ervaren dat hij zijn aanstelling nog niet had. Als hij in den tempel bad, kwam hij in een vertrekking van zinnen en zag hij zijn Meester, die tot hem zeide, „Spoedt u, ga met haast uit Jeruzalem want zij zullen uw getuigenis van Mij niet aannemen". En als Paulus nog iets wilde inbrengen, zegt Hij tot Paulus „Ga heen" Hand. 22: 17-21. Pas in Hand. 13 wordt Paulus aangesteld en gezonden door den Heiligen Geest. Er waren in de gemeente van Antiochië, profeten en leeraars en als zij den Heere dienden sprak de Heilige Geest, zonder mij af Barnabas en Paulus tot het werk waartoe ik hen geroepen heb. Ten eerste spreekt de Heilige Geest hetwelk niet kan, dan door Profetie, ten tweede zien wij ook, dat zij afgezonderd moesten worden en als dit geschied is, worden ze uitgezonden door dezen H- Geest. Hand. 13:4. Welke leeraar van het heden is geroepen en aangesteld, afgezonderd en uitgezonden door den Heiligen Geest? Aan Timótheüs schrijft Paulus, „door de profetie hebt gij de gave ontvangen, verzuim die niet. 1 Tim. 4:12. Tot de ouderlingen van Efeze zegt hij, dat ze door den Heiligen Geest zijn aangesteld. Hand. 20:28. Alleen iemand die alzoo is aangesteld kan roepen met de stem des Goeden Herders en zijn schapen hooren het. Die uit God is zal deze stem kennen en volgen, want de Geest is alleen waarheid. Ja het is de menschenmoorder gelukt alle godsdiensten te bemorsen met de leer der zonde en daar wordt zoo vast aan gehouden, dat het schijnt, alsof de zonde het voor- naamste is van de belijdenis. Velen weten langs de weg van leerstellige voorschriften Gods natuur en eigenschappen uit te leggen. Ja ze v\ eten zoo precies hoe zij over God denken, maar hoe de Almachtige, over hen denkt, daaraan wordt niet gedacht. O, als Petrus zegt, dat alles brandende vergaat, hoe wij dan zijn moeten in Heiligen wandel en Godzaligheid. Ja reeds wist Azaf; dat God Israël goed is degene, die rein van harte zijn. Ps. 73. — „Hoort kinderen Gods, gij die waarlijk .schapen zijt, hoort het naderen van uw Bruidegom. Hoe denkt gij dat gij zijn moet? Zal het kleed bevlekt zijn? En uw spraak Babylonisch? Indien wij door den Geest leven moeten wij ook door den Geest wandelen en wandelende door den Geest, volbrengen wij de wil des vleesches niet, bewaren ons zelf en de booze vat ons niet. 1 Joh. 5: 18. Aanschouwen wij niet dagelijks, dat de wereld steeds onreiner wordt? Steeds wal•gelijker? Zullen wij dan hen volgen of zullen wij het tegenovergestelde beeld dragen? Gelijk wij het beeld hebben gedragen van de mensch der zonde, laat ons nu het beeld dragen van de Reine Zoon van God. Indien we als kinderen Gods niet Gods beeld dragen, wie zullen het dan doen? Wij moeten de Gods natuur deelachtig zijn, niet in theorie maar in werkelijkheid. Waarom splitsen zich soms geloovigen, of partijenAlleen omdat ze ovet dit of dat onderwerp of tekst niet gelijk denken. Nü willen ze die tekst uitleven en na eenige jaren zijn ze precies zooals de partij waaruit ze gingen, maar hun gewoonten zijn hun zoo dierbaar, zoo heilig, dat ze zelfs de Heer er in zien. De schrift leert ons geen partijen, maar één lichaam. Iedere partij vertrouwt op de zuiverheid van hun leer, maar de ware gemeente wordt niet gezien. De ware gemeente, het Lichaam van Christus draagt als beeld de liefde, openbaart zich in de wereld, als niet tot dezelve behoorende, wordt gesticht door de profetie 1 Cor. 14:4 en is zonder profetie ontbloot Spr. 29: 18, wordt volmaakt door de gaven, Efeze 4:11, staan buiten de. legerplaats der zonde, want daar worden wij gesmaad gelijk Christus Hebr. 13:13, zijn met Hem één plant geworden in dood en opstanding, hebben het oude leven gekruisigd, leven niet meer in de zonde, zijn gerechtvaardigd van de zonde Rom. 6:5-7, houden zich voor de zonde dood, maar voor God levend : 11, stellen hun leden tot wapenen der gerechtigheid : 13, zijn vrijgemaakt van de wet Rom. 7 :6, bedenken dat des Geestes is Rom. 8:5, het lichaam dood, de Geest levend : 10, zijn alzoo alle kinderen Gods : 14-15-16. Zulk een gemeente maakt in haar samenzijn aan de machten en overheden in den hemel bekend: Hoe wijs God is Efeze 3 : 10-13. Dat is de gemeente van Christus, die . Hij zich zelf afzondert, haar gereinigd hebbende door het Woord. Efeze 5 : 26, Joh. 15:3. Dit is een heerlijke gemeente, die aan Hem wordt voorgesteld, zonder vlek of rimpel, Efeze 5 : 27. Zoo vraagt de Heere zijn gemeente weer terug, die Hem ontmoeten zal. Gelijk deze reine Maagd op den Pinksterdag getooid werd met Bruidsgaven „sieraden" zoo moeten ze deze sieraden bewaren in de kracht der liefde des Bruidegoms. Nu zult ge vragen, „hoe komen we daar"? En anderen zullen beweren dat we dat volmaakte doel nooit zullen bereiken. Om daar te komen is het noodig te weten hoe God over ons denkt. Niet nu, maar elke polsslag te denken, zooals velen beweren dat God mij steeds in Christus aanziet, wat er ook gebeurt. Waarom deed de Heere dit de Gemeente van Efeze ook niet. Openb. 2. We moeten leeren onszelf te kennen, dat niets in ons in staat is om God te verheerlijken. Met onszelf worden we bedrogen, daarom moeten we Gods werk zijn. Dit kunnen wij worden, als wij acht geven op de Geest Cods, die ons tot bekeering leidde. We moeten ons niet voorstellen, dat die Geest, die ons zondaar deed worden en genade deed ontvangen, dat die Geest zijn einddoel heeft bereikt. Neen, nu begint het pas, want we hebben ons wel aan de Heere gegeven met ons gansche hart, maar onze natuur leeft nog in ons vleesch en die verzet zich tegen de stem des Geestes. Want wij moeten de Goddelijke natuur deelachtig worden, daarom werkt de Heere door, na de bekeering. En als de Geest overwint, dan is het vleesch gedood om der zonde wil. Rom. 8: 10. En de Geest leidt ons in alles wat waarheid is, doet ons van één gevoelen zijnde, allen hetzelfde spreken. Vervuld met den Geest, sprekende onder elkander met psalmen en lofzangen en geestelijke liederen, zingende en psalmende den Heere in ons hart en zijn elkander onderdanig in de liefde. Efeze 3 : 18-21. Alleen de gehoorzamen naar den Geest zullen dit bereiken, want gehoorzaamheid is beter dan offerande, zóó zullen wij Gods werk worden in waarheid en zullen den Heere aanroepen met allen, die rein zijn van hart. 2 Tim. 2 : 22 en de Heere zal tot zijn recht komen in ons persoonlijk. Die eene Geest, die wij dan deelachtig zijn, werkt de gemeenschap in alle Heiligen. Onze lichamen zijn nu tempelen van Gods Geest geworden. God woont zelf in ons, door Zijn willen en werken. De zonde is uitgedreven en het lichaam is ingesloten achter de volle wapenrusting Gods, zoodat de zonde er niet weer in kan, indien het geloof ons schild is waarmede wij 'alle vurige pijlen kunnen uitblusschen en alles verricht hebbende staande blijven. Efeze 6 : 10-18. Nu overwinnen wij niet meer in onze kracht, maar het is God die in ons werkt. De Heere overwint de booze, zoodat het wel schijnt dat ik het doe, maar niet ik ben het, Christus leeft in mij en wat ik nu leef, dat leef ik door het geloof, den Zoon van God, zoodat Hij in zijn eigen werk verheerlijkt wordt. Zijn wil geschiedt in de hemel en ook op de aarde. Zalige overwinningskracht van Gods Geest, vreugdevol leven. Dan zullen wij met al de Heiligen begrijpen de Liefde van Christus, die de kennis te bovengaat. Nu zal door de gemeente de veelvuldige lof worden bezongen, alle boeien zijn verbroken, alle banden afgevallen, iedere vorm hoe vroom ook, vernietigd, alle vleesch gekruisigd en de Geest verheerlijkt God. Dat is volkomen overwinning. Dit is het werk van een volkomen offer. Ja in die reinheid, in die liefde en die eenheid ligt de kracht, die de gemeente in de eerste liefde brengt en bewaart. Dat dit het deel van alle Godskinderen spoedig mag zijn, daarnaar verlangt mijn ziel en het schepsel ziet rijkhalzend uit, naar de openbaring der kinderen Gods. Ontwaakt gij oprechte kinderen Gods, laat de toverstaf der zonde uw leven niet verblinden, maar dat gij nuchteren moogt onderzoeken, of deze dingen alzoo zijn Hand. 17 : 11. Laat u niet wijsmaken, dat gij hier zondaar moet blijven en dat de dood u straks komt verlossen, deze leer is uit de afgrond en voert alle volgelingen naar dezelfde plaats. Christus is onze verlosser en verlost ons hier in dit leven, zoodat wij hier leven een hemelsch leven, wat geen zonde is. Kom gij ware kinderen Gods, verlaat uw schuilplaatsen en gebroken bakken, verlaat de leer der Nicolaieten, haat ze, en jaag na rechtvaardigheid, geloof, liefde in vrede, met degenen die de Heere aanroepen uit een rein hart. Want God die . lust in waarheid heeft, mint hem die rechtvaardig leeft. Waakt op rechtvaardiglijk en zondig niet, want velen hebben dekennis niet, ik zeg het hun tot schaamte 1 Cor. 15:34. De Heere wil Zijn eigen beeld in Zijn volk zien in ware heiligheid en gerechtigheid, want de waarheid moetin ons gezien worden, die straks de waarheid in eigen'persoon zullen ontmoeten, .want daartoe was Hij in de wereld gekomen, om der waarheid getuigenis te geven. Zoo roepen wij alle schapen van de goede Herder toe, verlaat struik en heg, vorm, on- en bijgeloof en u zeiven. Onderzoek Gods woord in geloof en zonder vooroordeel, vraag den Almachtige om wijsheid. Jac. 1 : 5. Want de wijsheid ligt niet in de letter des Bijbels, maar in Christus Jezus. 1 Cor. 24 : 3a. En deze wijsheid is Goddelijk, die ons Hem leert kennen. De ware kinderen Gods zullen waarlijk honger hebben aan die .goede weide, aan de Goede Herder, waar de stem van de hnurling geen waarde meer heeft. O, gij allen die de waarheid liefhebt ontwaakt en onderzoekt en betoon dat ge uw Heiland liefhebt, om Hem te beminnen in werkelijkheid, dat ge u niet bemoeit met de vijand van uw verlosser, maar alleen met Hem. Bedenkt de dingen die boven zijn, waar Christus is, want Hij zit aan de rechterhand Gods Coll. 3:1. Overtuigd zijnde, dat Christus overwinnen zal, inen over Zijn volk, wachten wij op de werken des Heeren, waarin de eeuwige Almachtige ons geplaatst heeft, om van Zijn licht te getuigen. Indien gij leest Door Gods Geest, Zoo zult gij het verstaan, Dat zij, die door Gods Geest geleid. Van zonde en struiklen zijn bevrijd En doen Gods wil alleen. Ze dienen slechts maar eene Heer En knielen dankbaar voor Hem neer,' Die alles heeft volbracht. Zoo wachten zij de Bruidegom En roepen, kom Heer Jezus kom, Dat roept de Geest en Bruid, Dat ieder lezer dit versta En wandle Hem gewillig na. lip! Zoo wordt ge niet beschaamt. Prijs Geschreven en uitgegeven door De Wachter| Nadruk Verboden