CB 24441 DE PREDIKING DES EVANGELIES Door DS. H. BULTEMA Intree-Preek Qehouden te Muskegon 2 April 1916 Uitgave van de Bereer Publication Committee MUSKEGON, MICHIGAN DE PREDIKING S DES EVANGELIES | Door DS. H. BULTEMA Intree-Preek Qehouden te Muskegon 2 April 1916 Uitgave van de Bereer Publication Committee MUSKEGON, MICHIGAN VOORWOORD. Het is juist zeven jaren geleden dat deze preek werd uitgesproken bij mijne intrede in de Eerste Chr. Geref. Gemeente van Muskegon. Mijne opvatting van de Prediking en de Predikers is, na al het gebeurde van de laatste jaren, nog dezelfde. Moge er in dit eenvoudig woord nog een zegen schuilen! H. BULTEMA. 2 April, 1923 Muskegon, Mich. De Prediking des Evangelies. Geliefden in den Heere Jezus Christus! Het is met een zeker angstgevoel dat ik heden morgen voor u ben opgetreden om u het Woord Gods te verkondigen. Wanneer wij de geschiedenis des heils nagaan, dan vinden wij dat vele knechten des Heeren bezwaren hebben ingebracht als de Heere hen riep tot een gewichtvolle taak. Mozes, de man Gods, gevoelde zoo diep zijn gemis aan welsprekendheid dat hij zeide: "Och Heere! ik ben geen man wel ter tale—zend toch door de hand desgenen, dien Gij zoudt zenden," en God gaf hem moed, een staf en een tolk. Gideon gevoelde zich zwak en zelfs de kleinste uit 's Vaders huis, doch hij kon heengaan in deze zijne kracht, want als hij zwak was, was hij machtig, daar bij den Heere uit zwakheid krachten zijn te bekomen. Toen Jona belast was met een zware taak, ging hij zelfs vluchten van het aangezicht Gods, doch God liet hem niet los en zond hem na bittere ervaring toch naar Nineve. Jesaja riep: Wee mij! toen hij den Heere zag op den troon Zijner heerlijkheid, en later riep hij: Wat zal ik roepen? Zijn Zender zeide: "Alle vleesch is gras—het gras verdort, de bloem valt af, maar het Woord onzes Gods bestaat in der eeuwigheid!" En om maar niets meer te noemen, Jeremia zeide: "Ach Heere Jehova! zie, ik kan niet spreken, want ik ben jong," doch dei Heere zeide: "Zie Ik geef Mijne woorden in uw mond—| maak u op, en spreekt tot hen alles wat Ik u gebieden zal,"] en straks werd het Woord Gods in zijn beenderen als ee» vuur. In de laatste weken, geliefden, heb ik al de bezwaren dezer Godsmannen gedeeld, want ik verliet een rustig arbeidsveld voor eene groote stadsgemeente, waar zoovele krachten gevergd worden. Er zijn onder de omstandigheden echter twee zaken, die mij troost, moed en kracht geven. Ten eerste, dat ik van harte gelooven mag in den weg des Heeren te zijn. De Heere heeft mij hier gezonden en ik kon en dorst niet anders dan Hem gehoorzaam te zijn. En =^^4jie weg des Heeren mag niet altoos de gemakkelijkste weg zijn, integendeel soms zelfs een diep, donker, doornig pad, deze weg is toch altoos de veiligste. Ten andere troost en sterkt het mij dat Hij, Die mij riep en zond, mij op dezen . weg zal ondersteunen, 't Is Israëls God Die krachten geeft., «^P Van Wien het volk Zijn sterkte heeft. Laat ons dan telkens ' wanneer wij voor Zijn aangezicht verschijnen, de hartelijke belijdenis uitspreken, dat onze hulpe, onze verlossing, is in den naam des Heeren, Die den hemel en de aarde gemaakt heeft. En gij zult het zeker niet opgepast vinden, Gemeente, als ik in dit morgenuur tot u ga spreken over de Prediking des Evangelies. Doch laat ons vooraf samen het aangezicht des Heeren zoeken in den gebede. Gebed; Gezang: Ps. 68:8, 10. Tekst: "Want wij prediken niet onszelven, maar Christus Jezus, den Heere; en onszelven dat wij uwe dienaars zijn om Jezus wil, want God, die gezegd heeft, dat het licht uit de duisternis zoude schijnen, is degene, die in onze harten geschenen heeft, om te geven verlichting der kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Christus. Maar wij hebben dezen schat in aarden vaten, opdat de uitnemendheid der kracht zij van God en niet uit ons."—II Cor. 4:5-7. Hoofdgedachte van deze woorden is: De Prediking des Evangelies. Wij letten op: I. Den Rijken Inhoud daarvan; * II. De Onmisbare Voorwaarde daarvan ; III. De Zwakke Instrumenten, waardoor 't Evangelie wordt gepredikt. De Apostel spreekt in dit hoofdstuk van zijne bedie\ ning. Hij werd daartoe genoodzaakt, dewijl men hem in / zijne bediening en roeping belasterde. Het was hem niet om persoonlijke zelfverdediging te doen, maar wel om de / handhaving van zijne hemelsche boodschap. Want randde men die aan, dan randde men niets minder aan dan de eere van Christus, iets wat hij volstrekt niet dulden mocht of wilde. De tegenstand en de verdediging des Apostels is der Gemeente alle eeuwen door zeer nuttig geweest, want de Heilige Geest heeft daardoor een schat van goddelijke wenken aan alle Evangeliepredikers gegeven. Er schenen twee zaken tegen de boodschap van Paulus ■yte getuigen, geliefden. Vooreerst, dat zijne boodschap maar door zoo weinigen werd aangenomen. De Apostel stemt toe /dat zijne boodschap weinig gewaardeerd, erger nog, voor / velen bedekt was. Doch dit lag niet aan het Evangelie, maar aan de personen zelf en aan den god dezer eeuw, die de zinnen der ongeloovigen verblindt, opdat zij de blijde boodschap van de heerlijkheid van Christus niet zien. Ten_aru, dere scheen het, met name voor de trotsche Corinthiers, te- L gen het Evangelie te getuigen, dat. deszelf s dragers, verkon- lf digers, zoo zwak, onoogelijk en veracht waren. Daartegeni over nu laat de Apostel weten dat het bij de Evangelieprediking niet om den mensch, niet om de predikers, maar om _ Christus Jezus, den Heere gaat. Het gaat niet om den dienaar, maar om"den grooten Meester; niet om het vat, maar om den schat. ^-Wij prediken niet onszelven, zegt de Apostel. Hier zegt hij ons dan ontkennenderwijs wat niet de inhoud des Evangelies is of ooit mag zijn. Paulus wasTanders groot in' \zijn gave en roeping, woord en werk, maar inhoud van de /blijde boodschap des heils kon hij met al zijne edele mede arbeiders niet zijn. Hij stond hier dus vierkant tegenover ' jfle Griek sche wijsgeer en, die gaarne aanhangers zochten yvoor hunne stellingen en systemen. En lijnrecht staat hij ' hier ook tegenover alle hedendaagsche volksmenners, wien het er steeds weer om te doen is om de domme scharen achter zich aan te krijgen. Evenals al de profeten en ook Johannes de Dooper van zichzelf afgewezen hadden op Chris-/ tus, zoo deed ook de Apostel. De mensch kan niet de inhoucL, of het voorwerp des Evangelies zijn, want hij kan den zondaar geene vergeving van zijne zonden geven, niet optrekken uit den ruischenden kuil van modderig slijk en niet stel- len op de hoogten der heerlijkheid Gods. Dit vermag alleen de gekruisigde Redder van zondaren. Maar Christus Jezus; zietdaar de eigenlijke inhoud van de boodschap des vredes, die Paulus bracht, stelligerwijs genoemd. De prediking des Apostels had derhalve niet bloot een zaak of een feit tot inhoud, maar een persoon en wel de Goddelijke Persoon des Heeren Jezus Christus. Wel- / ken rijken inhoud der Evangelieprediking was dit, want Christus is onuitputtelijk. De volheid der Godheid woont lichamelijk in Hem en al de schatten van heil en genade zijn in Hem begrepen. Hij is de Eeuwige, want Zijne uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid. Hij is de Onveranderlijke, want Hij is gisteren, heden en tot in eeuwigheid Dezelfde. Door Hem te prediken, predikte Paulus het geheele Woord, want Zelf heeft Hij gezegd: In de rol des boeks is van Mij geschreven; en tot de Joden zeide Hij van I de Schriften: Die zijn het die van Mij getuigen. Het gaat in heel dat Woord om Christus en door Hem om de eer des/ drieëenigen Gods. /' De Apostel predikte Christus als de Beloofde Messias /der Vaderen, als de Messias, want Christus is de Grieksche naam voor den Messias. Hij predikte dus niet bloot een historische Jezus, gelijk thans zoovelen doen. Een historische Jezus, Die eens geleefd heeft, doch thans nog zou rusten m het graf, kan een diep schuldig zondaar niet redden van dood en doem en heeft geen beteekenis des heils voor hem \ meer dan een Job of Jona. Hij predikte Hem niet als een groot Wijze naast de andere wijzen van Griekenland, doch ' als de Opperste Wijsheid, en de verpersoonlijkte Wijsheid, buiten Wien geene ware wijsheid te verkrijgen is. Hij pre-^ dikte Christus ook niet bloot als een groot profeet, doch in Zijnjjrievoudig ambj; van Profeet, Priester en Koning, Die de oorspronkelijke bestemming dés-"menschen om zijn Schepper recht te kennen, Hem van harte lief te hebben en met Hem in de eeuwige zaligheid te leven ten volle kan en , zal doen bereiken een iegelijk, die in Hem gelooft. De Apostel predikte vervolgens den van ouds Beloofde /als Jezus, d.i. de Jehova Die redt van uit de engte en stelt in ' de ruimte der heerlijkheid Gods. Hij predikte Hem als ten volle berekend op de behoeften van den zondaar. Want de- % ze is niet bloot wat wijsheid, kennis of troost noodig, maar verlossing van dood en graf, van satan, zonde en hel. De - mensch is van nature dood en op weg naar den eeuwigen dood. Hij kan zelfs met zijn allerbeste werken voor een vlekkeloos heilig God niet bestaan. Zijn toestand van nature is in een woord vreeselijk boven alle beschrijving, want hij moet straks sterven en daarna komt het oordeel, terwijl er niets of niemand in hemel of op aarde is die hem kan redden van een wissen ondergang. Ja, er is toch een, geliefden- / en zijn naam is Jezus, een zoete naam, die aanduidt dat Hij \verlost van het allergrootste kwaad en deelgenoot maakt y/f^ca. het allerhoogste goed. Jezus is de Zaligmaker voor / lichaam en ziel, voor leven en sterven en voor het verleden, "Héden en de toekomst en de zaligheid is in geen anderen. De Apostel en zijne helpers predikten Hem als den Ge/ kruisigde, Die dood geweest is en weder levend is geworden en leeft in alle eeuwigheid. Wat zou nog een Jezus ons ba-^. ten zonder het kruis. Want aan het kruis is Hij tot zonde ëïTvleek voor ons geworden. Daar heeft de Vader ons aller ongerechtigheid op Hem doen aanloopen. Daar heeft net Gode behaagd hem te verbrijzelen, opdat wij niet voor Zijne voeten verbrijzeld zouden worden. De Joden begeerden een teeken en de Grieken zochten wijsheid, maar de Apostel Nzeide: "Doch wij prediken Christus den Gekruisigde, den / Joden wel eene ergernis, en den Grieken eene dwaasheid, maar hun, die geroepen zijn, beide Jodèn en Grieken, predi-/> ken wij Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods." ' & Verder werd Christus Jezus door Paulus en diens helypers voorgesteld als de Heere, de machtige Heerscher, Die ' en krachtens de schepping en krachtens de herschepping ten volle macht en eigendomsrecht heeft over de geloovigen en Die heel hun leven wil beheerschen. Hij is alleen groot en Hij zij alleen verheven! Als hun liefderijke Meester, Die hun vrijkocht met Zijn eigen dierbaar bloed uit de slavernij van satan en zonde, dienen de geloovigen Hem te erkennen en te dienen. Hem dienen met inspanning van alle & krachten als vrije liefdeslaven; meer nog, als Zijne kinderen, die Hij tot de heerlijkheid leidt. Beliidt Hem. o zon- daar, als de Heere, want eenmaal zult gij het toch moeten doen, daar de gansche wereldgeschiedenis immers eindigt/ met te belijden, dat Hij de Heere is tot heerlijkheid des Vaders. Hij is geen groot schepsel gelijk sommigen droomen/ want de heelé wereld der menschen, der engelen en der duivelen zal eens voor Hem op de knieën gaan. ^ Zoo hebben we dan gezien dat de Apostolische prediTcing niets meer of minder was dan eene Christus-prediking. Doch men versta dit goed en vatte dit niet te eng.op. Dit sloot voor hem tevens in eene prediking van het volle Woord Gods, gelijk Hij dan ook tot Timotheus zegt: Predik het Woord! Hij wilde gewezen hebben op den ganschen rijken vollen Christus met al Zijne schatten en gaven en met al de verlossing en zegeningen des vredes,die Hij geeft. Hij predikte den Christus der vernedering en der verhooging, van het verleden, heden en toekomst, van kribbe, kruis en kroon voorwerpelijk en onderwerpelijk. En zoo predikte hij ook over Christus' dienaren. Derhalve kon hij ook niet ganschelijk over zichzelf zwijgen, want hij was een dienaar van Christus en als gave van Hem aan de Gemeente gegeven. De Heere zwijgt Zelf niet over Zijne knechten in Zijn Woord en daarom deed de Apostel dit ook niet. Doch als Paulus over zichzelf en zijne helpers predikte, dan was dit geen mensch verheerlijking, maar verheerlijking van Jezus, den Heere, die dienaars aan de Gemeente heeft gegeven" die als herders haar hebben te voeden en te verzorgen; als leeraars te leeren en vermanen. Zij zijn dus dienaars niet van ' de Gemeente, maar van Christus, die van Zijnentwege haar hebben te dienen met Zijn Woord. Deze dienaars mogen zich nimmer opwerpen tot meesters en heerschappij voeren over de kudde des Heeren. Ze hebben een heerlijken Meester en een heerlijk werk, maar ook tevens een dure verant^ woordelijkheid. Laat het dagelijks uwe en mijne bede zijnf Gemeente, dat ik als dienaar van Christus getrouw bevonden worde in deze onrustige tijden, waarin zooveel ontrouw en afval geopenbaard wordt. Wel mag hier gevraagd worS den: Wie is tot deze dingen bekwaam ? Op deze vraag is nog geen ander antwoord te geven dan deze die de Apostel er lang geleden op gaf: Onze bekwaamheid is uit God. "^A Waar Hij waarlijk roept, daar geeft Hij ook waarlijk v^/kracht. En zoo geeft Hij ook de onmisbare voorwaarde tot alle rechte prediking des Evangelies. Komt, laat ons den tekst verder op den voet volgen en dan ten tweeden letten op ^ II. De Onmisbare Voorwaarde tot de Evangelieprediyking. De Apostel sprak van dienaars om Jezus wil. Doch / nu laat hij uitkomen, dat niemand dit waarlijk ziin kan die^(jiietbekeerd is. Een Evangeiieprëd!ikêr^dient een bekeerd j ~7 mensch te zijn, zietdaar de onmisbare voorwaarde tot de rechte verkondiging des Evangelies. Het is waar, er zijn^* wel predikers geweest, en ze zijn er helaas nog wel, die on. bekeerd zijnde, nochtans welsprekend konden prediken en / door Gods vrije genade wel gebruikt zijn in het bekeeren van zondaren. Dit is even heerlijk van Gods genade als vreeselijk van zulke predikers. De Apostel geeft in vs. 6 evenwel niet onduidelijk den wenk dat de dienaars van [ Christus bekeerd hebben te zijn en het is licht te begrijpen waarom. Wie den Heere Jezus niet van harte lief heeft, dus zelf eene vervloeking is, kan immers anderen niet recht ver- / ^ manen Hem lief te hebben en den toorn Gods te ontvlieden£__ Ten einde duidelijk te maken dat hij en zijne helpers / herschapen waren tot een nieuw schepsel in Christus, wijst /— de Apostel op de schepping. Daar was een duistere baaierd, woest en ledig! Doch de Heere zeide: Daar zij licht! en /daar werd licht. Welk eene verandering werd tot stand ge. bracht door dit machtwoord des Heeren. Nu was er licht / en het licht was leven en geluk, en de woestheid en ledigheid / gingen henen. Dit machtig scheppingswoord des Heeren is evenzeer prof etisch als historisch. Er lag als het ware deC, _J—dubbele profetie in van hetgeen God eens in het hart van elk verloste zondaar zou doen en van hetgeenHij eenmaalinde / toekomst zou tot stand brengen in den nieuwen hemel en op de nieuwe aarde. Licht uit de duisternis! Machtig woord! r"" 'Wij kunnen kunstlicht in de duisternis brengen, doch God *" weet het licht uit de duisternis te voorschijn te roepen. \ Men zal toestemmen dat het historisch beeld der schep^^Aping hier zeer gepast gekozen en zeer veelzeggend is. Want / nu laat hij uitkomen, dat niemand dit waarlijk zijn kan_die__ (jiietbekeerd is. Een Evangeiieprëïïikër~~dient een bekeerd j ~y* mensch te zijn, zietdaar de onmisbare voorwaarde tot de rechte verkondiging des Evangelies. Het is waar, er zijn^* wel predikers geweest, en ze zijn er helaas nog wel, die on- -t>ok Paulus' hart was eens een woeste baaierd. Daar was de duisternis der zonde, de ledigheid van het gemis eens Redders en de afgronden van den haat tegen den Nazerener f en Zijne volgelingen. En dus is de natuurlijke toestand -van aller hart. Er moge al in de trappen der verdorvenheid eenig onderscheid zijn, de natuurlijke geaardheid en toestand van allen is dezelfde en het is alleen aan Gods weerhoudende genade te danken, dat zich de natuurlijke boosheid niet steeds naar buiten openbaart. Dezelfde God, Die de Schepper aller dingen is, is echter ook de Herschepper, Die van den donkeren afgrond des harten een heiligdom kan >maken, waar een lied ruischt ter Zijner eer. En het was dit heerlijk werk dat Hij in Paulus' hart had tot stand ge- _bracht. Die in onze harten geschenen heeft, zegt Paulus. De Zonne der gerechtigheid ging op in zijn donker, koud en dor hart. En met welk doel heeft God dit gedaan? Om tey geven verlichting der kennis, antwoordt de tekst. De Apos- ~T§Ièil ontvingenl^tlranjïen_Lichtgever om nu lichtdra- _ ► gers voor anderen te zijiTen te geven verlichting der kennis. 7 Christus' dienaars zijn sterren, die het licht van de Zon der ^gerechtigheid ontvangen. Z^e moeten het licht van Hem ontvangen, want uit zichzelven hebben ze geen licht. En ge- ■^jk de sterren alleen bij nacht schijnen, alzoo hebben ook zij te schijnen in den nacht dezer bedeeling totdat de Morgenster opga en de Zon der gerechtigheid met genezing onder de vleugelen. Het is echter duidelijk dat de Apostel hier niet denkt aan de bizondere Apostolische of ambtelijke verlichting, ^ maar aan de algemeene, zooals alle geloovigen die in meerdere of mindere mate bezitten. Wij weten dat wij allen te zamen kennis hebben, zeide Paulus, en Johannes zegt, dat de geloovigen alle dingen weten. Christus te kennen is voor de geloovigen het eeuwige leven, Joh. 17:3. De verlichting /des Geestes die ze hebben bestaat volgens dit woord voorna- ' melijk in kennis, kennis van Christus en Van Zijn Woord en "'van zichzelf. En de kennis der geloovigen heeft tót voorwerp de heerlijkheid Gods, d.i. de_uitstraling, de glans en/^ luister van de heiligheid Gods! Deze heerlijkheid Gods openbaart zich thans nog niet ten volle op aarde, maar zal eerst in al hare schittering op aarde aanschouwd worden, als de Heere blinkende uit Sion, de volkomenheid der schoonheid, zal verschijnen. De Apostel sprak in het vierde vers reeds over het Evangelie der heerlijkheid van Chris-O^tus, waarmede hij bedoelt het Evangelie, dat inzonderheid Christus in Zijne verhooging en toekomst tot voorwerp en [ inhoud heeft, en daar liet hij ook weten, dat satan, de god (__ dezer eeuw, al zijn best doet om het oog der menschen voor die heerlijkheid te sluiten. Voegen we die uitdrukking bij deze, dan is het duidelijk dat de Apostel hier den wenk (\ geeft, dat er veel over de heerlijkheid van den komenden/ Christus gepredikt moet worden, wat ik met Gods hulpe ook/ hoop te doen. . ^ Doch tot welk doel heeft de Apostel gewezen op de herschepping van zijn eigen leven onder het beeld der schepping? Om daarmede te betuigen, geliefden, dat hij een waardig dienaar van Christus was en dat hij als herschapen Tffiènsch ih Christus Jezus ook anderen kon roepen tot de zaI ligheid in Hem. Ware hijzelf nog verduisterd in het verl stand geweest, hoe zou hij dan anderen hebben kunnen ver-1 lichten. Ware hijzelf nog blind geweest, hoe zou hij dan^anderen hebben kunnen leiden op den eenigen weg? In zijne krachtdadige roeping had God hem en zijne helpers de onmisbare voorwaarde gegeven en in beginsel bekwaamd tot het werk der bediening en der opbouwing van het lichaam van Christus. God had hem door eene scheppende machtsdaad geroepen en getrokken uit de duisternis tot,. Zijn wonderbaar licht, zoodat er ten volle evenredigheid,^ \ harmonie was tusschen zijn persoon en ambt, tusschen zijn ^ geestelijk leven en geestelijlTwërkl Het is den AposteT/ kennelijk een eer en lust om van zijn' bekeerden staat des harten, door het werk lióds in hem, getuigenis af te leggen./"" .—-Hij was een kind Gods en hij wist ook~dat hij het was. Hij geloofde en wist ook Wien hij geloofde, iets wat van alle geloovigen niet steeds gezegd kan worden. Het strekt mij tot groote en onuitsprekelijke blijdschap, geliefden, dat ik u door Gods genade kan getuigen als in de tegenwoordigheid Gods, dat de Heere ook in mijn donker, woest en ledig hart//f^' heeft geschenen met het licht Zijner genade. De Heere heeft mij vroeg getrokken uit de duisternis! En het is de * / hoogste lust mijns harten om Hem te dienen. Hij gaf mij ^"bok reeds zeër^röeg de diepe en onuitroeibare begeerte in het hart om het Evangelie der zaligheid aan anderen te Pre"^ diken. Maar, ofschoon ik ten volle met den Apostel mag gelooven, dat de Heere met Zijn heillicht in mijn donker hart heeft geschenen en nog schijnt, en dat Hij mij tot een dienaar om Jezus wil gemaakt heeft, zoo kan ik echter ook / ten volle getuigen dat ik den schat des Evangelies draag in L.fignaarden vat, een vat dat niet veel stooten kan lijden of het ligt in scherven ter aarde. Laat ons nog wat nader stilstaan bij de zwakke instrumenten waardoor het Evangelie/ wordt gepredikt, nu zoowel als in de dagen van (Paulus. I—- JrJSL De Zwakke Instrumenten, waardoor het Evange*^Y&wordt gepredikt. Maar wij hebben dezen schat in aarden vaten, zegt de Apostel. Hij noemt het Evangelie hier een schat Van dit beeld gaat een rijke sprake uit. Een "schat wordt verdiend, gekocht, gegeven of gevonden. Hier/is die schat duur_vêrdifinxL door het lijden en sterven van Christus. Êen~schat wordt zorgvuldig bewaard en dit isj) ook hier het gevaiTHDèlyêreId en de hel hebben met elkan- C— \der het Evangelie niet kunnen uitroeien. Een schat vertegenwoordigt steeds eene groote waarde van een of anderen'ƒ aard en dit is zeer zeker het geval met het Evangelie. v Het is een blijde boodschap van den hemel aan een arm /en diep ellendig zondaar. Is het voor iemand bedekt, zoo ligt dit niet aan het Evangelie. Ook niet aan den Heere , Jezus, want Die roept altoos welmeenend bij monde Zijner V / knechten. Eh ook niet aan den drager des Evangelies, maar jL aan de ongeloovigheid van den persoon zelf, die het verwerpt eh^aaiTdeirgöórdezer eeuw, de vorst der duisternis. VHet Evangelie is'een geestelijke schat en daarom wordt er "teloor het menschdom zooj?eimg_waarde aan gehecht. De natuurlijke mensch houdt wel van' schatten vergaderen, c maar op aarde. Daar staan zijne handen en voeten, hoofd en hart zoo naar. En de Schrift leert ons dat dit aan den avond dezer bedeeling het allerergst zal wezen. Zelfs vele belijders vergaderen nog liever schatten op aarde dan wel III. De Zwakke Instrumenten, waardoor het Evange¬ lie wordt gepredikt. Maar wij hebben dezen schat in aar¬ den vaten, zegt de Apostel. Hij noemt het Evangelie hier een schat. Van dit beeld gaat een rijke sprake uit. .ken "schat wordt verdiend, gekocht, gegeven of gevonden. Hier/— pc' is die schat duur^verdiend- door het lijden en sterven van ' Christus. Een "schat wordt zorgvuldig bewaard en dit isj) ook hier het gevST De wereld en de hel hebben met elkan- C— \der het Evangelie niet kunnen uitroeien. Een_achat vertegenwoordigt steeds eene groote waarde van een of anderen j aard en dit is zeer zeker het geval met het Evangelie. *-> Het is een blijde boodschap van den hemel aan een arm 'en dieü ellendie: zondaar. Is het voor iemand bedekt, zoo litrt dit niet aan het Evangelie. Ook niet aan den Heere I in den hemel, zooals blijkt uit het gemisaan degelijk )< Schriftonderzoek en het toenemen ' In kennis - en genade. /T'Doch in weerwil van dit alles blijft het Evangelie een_gelukaanbrengende en eeuwige schat, die in waarde alle wirëld-n l / sche schatten overtreft. I ^Zoo heerlijk als deze schat echter is, zoo gwak en on<—oogelijk zijn zijne dragers. 'De Evangeliedienaars worden hier voorgesteld als deze schat tejiebben en te dragen. Men hoort meermalen zeggen: beginselen werken Hoor. Dit is ook zoo. Maar ze werken alleen door, indien ze door levende persoonlijkheden gedragen worden. Zoo is het ook gesteld met het Evangelie. Zal dit waarlijk eene kracht zijn, dan V dient het gedragen en aanbevolen te worden aan de gewey tens der menschen. God had dit wel anders kunnen doen. Hij had b.v. met vlammend schrift aan den hemel kunnen / schrijven het heerlijk Evangelie der verlossing, doch dit / heeft Hem alzoo niet behaagd. Hij heeft dien schat willen V leggen in aarden vaten. Hier is iets opmerkelijks. Wij zouden dit gansch anders doèE Vöór~güre~scTïa^tërL zouden^ wij geen zwakke of breekbare^beurs"~TEïézen. maar veeleer "~~een zeer sterke, opdat de kostelijke inhoud niet zou verloren . gaan. Toch heeft God juist dit gewild_als deel van de y" (_ dwaasheid^dër prediking. En ook hier blijkt de dwaasheid ,J__Gods wijzer dan de wijsheid der menschen, want het was / geen willekeur die Hem aldus deed 'handelen, maar goddelijke wijsheid, die het verstand des menschen te boven gaat. De uitdrukking vaten komt meermalen in de Schrift voor. Een aarden vat was niets anders dan een S^oo^wa-^_ terkruik met dikken buik en breeden hals. Voordele Öoster^^Iïngen was zulk een vat een zeer nuttig huisraad. Zoo werd het woord vat mettertijd een beeld van alles wat maar een inhoud kon hebben en zelfs van ieder werktuig. En daar een aarden vat niet sterk was, doch zeer licht verbroken kon - worden, zoo werd het, in onderscheid van het metalen vat, i een beeld van het zwakke, het vergankelijke, het brooze en nietige. Het was immers slechts van een klomp klei gevormd. Zoo men het slechts even liet vallen, viel het in vele scherven op den grond. Petrus noemt de vrouw het zwak- . kere vat, met het oog op haar meer teeder gestel dan dat/ des mans. In Zijne toekomst zal Christus de volken slaan als een pottenbakkersvat, een beeld dat ook wijst op .het brooze en vergankelijke der volken. ~> Zoo gevoelt men dan de groote tegenstelling tusschen ^e dragers en het gedragene. Het Evangelie heeft eeuwige waarde, doch wat wezenlijke waarde heeft een kruik van klei gemaakt. Het Evangelie maakt eeuwig gelukkig, doch wat geluk kan een vat aanbrengen zoo het ledig is. Het Evangelie is van eeuwige, onvergankelijke kracht, doch het vat kan elk oogenblik gescheurd of in stukken terneder vallen. yjk Door het aarden vat verstaat de Apostel blijkbaar het /zwakke menschelijk lichaam en zijne ziel. Zij^Jichaamsgestel was blijkbaar niet van de sterkste^terwijl de doorn "-in het vleesch ook eene krankheid, kwaal of gebrek des lichaams geweest is. Het is voor vele Evangeliedienaars eeiW grpoieJast, dat 'ze niet een meer krachtig lichaam hebben. Er is immers haast, geen ambt of ambacht, dat zooveel eiir-schen stelt aan hetmënschelijk lichaam als het werk des_^. Evangelies. Het studeeren, prediken,/üuis- en krankenbe-^ £>3fëëk is werk, dat inspanning van lichaam en ziel kost. Mer rname Jiet gemoed eens leeraars wordt vaker geschokt en Vontroerd dan van èenig ander mensch. Wil hij medeleven, / dan moet hij zich meermalen ontzetten over de hardheid des /_zondaars en bedroeven over hen die dwalen of verachteren. Hij is blijde met de blijden en weent met de weenenden, s Zijn medelijden met de lijdenden staat meermalen gelijk I met zwaar lijden, terwijl zijne ziel meermalen met vervaarnis en siddering wordt bevangen, wanneer hij staart op der goddeloozen einde. Zelfs mogen we hier ongetwijfeld nog een stap verder gaan en zeggen, dat de Apostel hier aan heel de menschelijke natuur denkt, zooals die door den invloed der zonde _^mtadeld is. De zonde woont en woelt ook nog in de dienaars ^es Evangelies. Satan doet op hen zelfs zijn bizondere aan-^ ' vallen. De zonde sticht bij hen ook nog meer kwaad dan bij anderen; terecht is opgemerkt dat op het zwarte herdersWeed het minste vlekje blinkt. Zulke' zwakke werktuigen^ heeft God nochtans gekozen om het heerlijk Evangelie te^ gestel Was UUJMaai mcu voxi vtc cuoj.^^^w, ~— ■ — "^n het vleesch ook eene krankheid, kwaal of gebrek des lichaams geweest is. Het is voor vele Evangeliedienaars eeiW _ . . . ■. ii- 1-1 l..l.V,„«*^" grpoie_last, dat ze niet een meer Kracntig ncnaam neuucu. ■Rr is immers haast geen ambt of ambacht, dat zooveel ei- prediken. Waarom nam God toch geen schooner en edeler \werktuigen ? Hij heeft ze immers wel edeler onder deJEJn^^fiienLejiJieiligen, de Cherubijnen en Serafijnen. De Heere had echter met deze beschikking een wijs doel, zooals de tekst ten slotte aangeeft: "Opdat de uitnemendheid der/ kracht zij van God en niet uit ons." ^ _^-