CB [ ~»ET BSEDEKLABBIISCH BIJBELGENOOTSCHAP mui &■ BIBLIOTHEEK ZEND INQSSTUDIE- RAAD HET NEDERLANDSCH BIJBELGENOOTSCHAP. WAT HET WIL EN WAT HET DOET. Het doel wordt in het eerste artikel van de wet van het genootschap aldus omschreven: „Het Nederlandsen Bijbelgenootschap stelt zich ten doel de verspreiding van den Bijbel in zijn geheel en in gedeelten, zonder aanteekening of uitlegging, binnen en buiten het vaderland, inzonderheid in zijn overzeesche bezittingen." Ieder, die aan de verspreiding van den Bijbel wil medewerken, is derhalve welkom en hoe meer de Bijbel verspreid wordt, zoodat hij metterdaad voor ieder toegankeüjk wordt, zooveel te beter wordt het doel van het genootschap bereikt. Sedert de oprichting van het genootschap heeft het reeds twee en een half millioen Bijbels en evenveel Oude en Nieuwe Testamenten mogen verspreiden. Ieder jaar opnieuw worden er alleen reeds in Nederland bijna honderdduizend exemplaren van de uitgaven van het Bijbelgenootschap gevraagd en wanneer men dan daarnaast ziet op de groote behoefte der groeiende christelijke kerk in Indië, dan begrijpt men dat het doel van het Bijbelgenootschap nog lang niet bereikt is en dat het nog veel inspanning zal kosten om het te verwezenlijken. Vandaar, dat de steun van ieder hartelijk welkom is, die daaraan wil medewerken, hetzij door als üd of begunstiger toe te treden of door een gift te zenden of door abonné van het maandbericht te worden, waartoe men zich op de inliggende briefkaart kan aanmelden. De hier volgende artikelen geven nadere inlichtingen over den arbeid van het Nederlandsen Bijbelgenootschap, terwijl het erbij gevoegde talenkaartje aangeeft in welke talen er reeds uitgaven van het Bijbelgenootschap zijn. Hoe meer steun het Bijbelgenootschap ontvangt, zooveel te beter kan het aan zijn doel beantwoorden. DE TAAK VAN HET NEDERLANDSCH BIJBELGENOOTSCHAP IN NEDERLAND. Het schijnbaar eenvoudige doel van het Nederlandsen Bijbelgenootschap, in artikel i der wet omschreven, wordt in Nederland zelf nagestreefd met verschillende middelen. De verspreiding van den Bijbel in ons vaderland werd van den beginne af aan toevertrouwd aan de afdeelingen, terwijl het hoofdbestuur slechts aanvullend werk daarin deed. Menigeen denkt, dat het hoofddoel der afdeelingen bestaat in het verzamelen der gelden, welke het Bijbelgenootschap noodig heeft om de bijbels te verschaffen, doch dat is niet het geval, al is natuurlijk het bijeenbrengen der benoodigde gelden een belangrijk deel van het werk. Het doel toch der afdeelingen is hetzelfde doel als van het genootschap als geheel, namelijk de verspreiding van den Bijbel, waarbij elke afdeeling de zorg voor zijn eigen arbeidsterrein heeft. Dit is iets, dat het hoofdbestuur in Amsterdam zonder de afdeelingen niet zou kunnen volbrengen. Ten einde de afdeelingen tot deze bijbelverspreiding in staat te stellen, zorgt het hoofdbestuur wel voor de talrijke uitgaven, groote en kleine, in verscheidene soorten van lettertypen en uitvoering. Wij denken aan de groote en kleine huisbijbels, evenzeer als aan de kleinere soorten voor de jeugd, aan de zak-Testamentjes, die zoo menigeen reeds ten zegen zijn geweest, sedert zij bij het Eeuwfeest werden uitgegeven, op het schitterende dunne papier, zoodat de 650 bladzijden geen grootere dikte vormen dan een enkele centimeter, terwijl het papier toch niet doorzichtig is en de duidelijke zwarte letter dus toch niet doorschijnt. Wij denken aan de parelletter, waarmee de Evangeliën, welke voor drie cent verkrijgbaar zijn, gedrukt zijn, en een geheel Nieuw Testament voor enkele stuivers. Ook aan de kleinere bijbelgedeelten in verschillende soorten, maar evenzeer aan forsche uitgaven met reuzenletter voor slechtzienden, of brailleboeken voor de geheel blinden. Dergelijke kostbare uitgaven worden in den regel aanmerkelijk beneden kostprijs ter beschikking gesteld om den Bijbel toch vooral onder ieders bereik te brengen. Daarbij denk ik ook aan de nieuwe vertaling, welke thans in voorbereiding is en waarvan het Nieuwe Testament zijn voltooiing nadert, een ontzaglijke arbeid, welke ons geslacht ten goede moge komen tot beter verstand van het Woord der Eeuwigheid. Al zulke uitgaven echter, welke men in verscheidenheid kan nagaan onder talrijke nummers in de prijslijst, die kosteloos aan het Bijbelhuis verkrijgbaar is, worden door de afdeelingen zoo noodig met prijsvermindering beschikbaar gesteld en ook gratis in noodzakelijke gevallen. Huwelijksbijbels worden dikwijls aan de Kerken ook met reductie of waar het noodig is gratis verstrekt. Bovendien worden allerlei vereenigingen, als zondagsscholen, jeugdvereeni- gingen, evangelisatievereenigingen enz. door de tegemoetkoming der afdeelingen in staat gesteld de benoodigde bijbels op gemakkelijke wijze te verkrijgen en te verspreiden. Ook zijn daar tal van colporteerende vereenigingen en stichtingen van algemeenen aard, welke met reductie op de prijzen de bijbeluitgaven van het genootschap ontvangen, maar het genootschap zelf functionneert toch feitelijk door zijn eigen afdeelingen, waarbij alle dorpen en steden van ons land zijn opgenomen en die voor de verspreiding in haar eigen ressort verantwoordelijk zijn. Waar deze afdeelingen door haar activiteit ten gunste werken van de bevolking in de verspreiding van den Bijbel, daar hebben zij mede tot taak om dan ook belangstelling te wekken door bijbelavonden, opwekkende redenen, bijbeltentoonstellingen of lichtbeeldensamenkomsten, arbeid onder de jeugd enz., opdat ons volk steeds meer bekend worde met de onvergelijkelijke waarde van de gave, ons in de Heilige Schrift geschonken en de moeizame doch heerlijke taak om deze gave Gods ook aan onze broeders aan de andere zijde van den evenaar te brengen. Sedert Januari geeft het Bijbelgenootschap een maandbericht uit, waardoor het zijn leden op de hoogte houdt van den voortgang van den arbeid. Door aller samenwerking worden er aldus week in week uit elke week ruim duizend bijbels en evenveel Testamenten en andere bijbelgedeelten verspreid. Mede dank zij den arbeid van het Bijbelgenootschap is de Bijbel in Nederland niet alleen het meest verspreide, maar ook het naar verhouding goedkoopste boek geworden. Indien ook in de toekomst het Bijbelgenootschap op aller steun mag blijven rekenen, dan kan het er voor blijven zorg dragen, dat niemand in Nederland van den Bijbel verstoken behoeft te blijven. D. E. BOEKE DE TAAK VAN HET BIJBELGENOOTSCHAP IN INDIË. In Indië openbaart zich het leven en de activiteit der Christelijke kerk door de werkzaamheid der Zending en die der Kerk. Kan men aan den eenen kant zeggen, dat deze twee organen, in het geheel van Indië gezien, nog betrekkelijk klein zijn, aan den anderen kant is haar activiteit in ons verspreide eilandenrijk alomtegenwoordig, en in beweging en groei. Ongeveer anderhalf millioen Protes- De ondergeteekende') wonende ]) «eeft zich bij dezen op») , T7~ ^ ***** - i *S als abonné van het maandbericht tegen een abon voor een jaarlijksche bidrag.., ten J .„! b0nnementsPrii5 van een gulden. ianfcchf Biibe.genootsc^ap^Tvr^ ****** ™ * "ede,voor een aift 6i ü a * ,■ ^ ƒ voor eens fpn K<»u ■••»"■»••.««. - ^; Biibe.genoo.chap ten ^^7^^ ~* van het NedeHandsch Onderteekening: vijf cent BRIEFKAART L_ Aan het Nederlandsch Bijbelgenootschap, Heerengracht 366 AMSTERDAM C. tantsche Inheemsche Christenen zijn thans in gemeenten en kerken vereenigd, en meer dan 100.000 Europeesche Christenen (in Indië geborenen en uit Holland gekomenen). Het bestaan, het werk en de voortgang van de Evangelieprediking en de kerkvorming zijn niet te denken zonder het Nederlandsen Bijbelgenootschap. Voor het besef van ieder meelevend Christen in Indië neemt het Bijbelgenootschap een onmisbare en zeer gewaardeerde plaats in. Vrijwel sinds het Bijbelgenootschap in 1814 ontstond, sloeg het den blik naar Indië. Het begon met hulpverleening aan de verweesde Inlandsche Christengemeenten in de Molukken, erfenis der Compagnie, inzake de behoefte aan een Maleischen Bijbel. In het tweede decennium van zijn bestaan had het reeds den weg der uitzending van „taalgeleerden" en „afgevaardigden" betreden. De taak van het Genootschap in Indië is heel gemakkelijk te omschrijven. Het is de zorg voor Bijbelvertaling, Bijbeldistributie en Bijbekolportage. In den loop der jaren zijn verschillende vertalingen van den Bijbel of van gedeelten daarvan, of ook Bijbelsche Leesboeken, door bemiddeling en op kosten van het Genootschap verschenen. Elders zal men kunnen lezen wat eigenlijk voor dit jaar op het programma van het Bijbelgenootschap staat, zal het Bijbelgenootschap aan ernstige verzoeken uit en behoeften van Indië voldoen. De Bijbeldistributie betreft het gewone administratieve werk, ten behoeve waarvan het Bijbelgenootschap in Indië een centrum heeft, thans in het Centraal Lectuurbureau, om de over geheel Indië verspreid zittende instanties van Kerk en Zending van Bijbels en Bijbelgedeelten geregeld te voorzien. In deze distributie zit eigenlijk het derde punt, dat zooeven genoemd werd, n.1. de Bijbekolportage, verborgen. In onderscheid met het Britsch en Buitenlandsch Bijbelgenootschap heeft ons Nederlandsch Bijbelgenootschap zich eigenlijk in Indië nog niet met colportage beziggehouden. Het heeft dat aan de Zending overgelaten. Toch heeft het indirect steeds met de colportage te maken gehad. In de eerste plaats natuurlijk door de connectie met de afnemers, die gedeeltelijk althans door middel van colportage-werkzaamheid den Bijbel of gedeelten daarvan onder de Indische bevolking brachten en brengen. In de tweede plaats door middel vaneen uiterst belangrijk punt, n.1. de prijsbepaling. Dit punt is door de wereldcrisis van nog grooter gewicht geworden dan het altijd al was in een Oostersch land. Wij hebben n.1., wanneer wij in de Oostersche landen den Bijbel en de daarin vervatte boodschap Gods onder de oogen en in de harten der menschen willen brengen, met twee groote factoren te rekenen. Ten eerste met de factor, dat de menschen daar grootendeels niet-Christen zijn en door geduldige, persoonlijke werkzaamheid de Bijbel onder hun aandacht gebracht moet worden. Colportagewerk in de Oostersche landen is één der stilste, moeizaamste, maar meest eerbiedwekkende uitingen van Christelijke toewijding. De tweede factor, waarmede men steeds moet rekenen, is de (vergeleken met Europa) schrikbarend lage levensstandaard van de millioenenmassa's van Azië. Men kan niet genoeg het feit inhameren, dat in alle Oostersche landen, ook in ons Indië, meer dan 90% der bevolking een uiterst eenvoudige klein-boeren bevolking is, welker inkomen in het algemeen de ƒ 200.— per jaar per gezin niet te boven gaat. Voor den tegenwoordigen tijd is dat zelfs in vele gevallen nog een te gunstig getal. Dit ééne getal is al voldoende om te doen beseffen, dat het Bijbelgenootschap zich voor zijn werk in het Oosten wezenlijk op Zendingsstandpunt moet stellen. Ofschoon er enkele gevallen mogelijk zijn, dat het als standpunt kan nemen om voor zijn uitgaven althans den kostprijs terug te krijgen, in het algemeen gesproken is het een duidelijke eisch van de geheele situatie, dat het als bepalende factoren aanneemt: de noodzakelijkheid Gods Woord bij de menschen te brengen, en de geringe koopkracht der menschen daar, vergeleken met onze standaarden. Het Nederlandsch Bijbelgenootschap, ofschoon het wel niet den weg op zal gaan van het Britsch zustergenootschap om zelf een leger van colporteurs in dienst te hebben, kan en mag zich echter niet vergenoegen met de zooeven geschetste indirecte bemoeienis met de colportage, die ondanks haar indirect karakter toch diepgrijpend is. Er moet ook een directe verhouding tot en bemoeienis met de colportage zijn. Ik zie dat, zooals zooeven werd gezegd, niet in het aanstellen van een eigen colporteursleger, maar in een doelbewust stimuleeren der colportage, zooals die door Zending en Kerk in Indië geschiedt, want zonder flink-opgezette en hardnekkig-doorgezette colportage zal de kennis van het Evangelie, onder Christenen en niet-Christenen in Indië, diep-onbevredigend blijven. Colportage is een prachtig middel het Evangelie onophoudelijk onder de men- schen te brengen. Eenige gunstige uitzonderingen daargelaten, wordt het in Indië in de Zending zoowel als in de Kerk nog veel te weinig gebruikt. Onder een groot deel der Christenen is de Bijbel nog een onbekend boek. Dat is in elk opzicht een onaanvaardbare leemte. Met het oog daarop vooral moet het Bijbelgenootschap niet alleen wachten tot Kerk of Zending uit eigen beweging het uitdragen van het gedrukte Woord Gods voldoende bevorderen, maar het moet zelf actief optreden door uit eigen beweging de aandacht gespannen te houden voor dit belangrijke punt in de verbreiding en den opbouw van het Christendom, en de actie ervoor te stimuleeren. H. KRAEMER. HET BIJBELGENOOTSCHAP EN DE INDISCHE TAALSTUDIE. Op de groote Wereld-zendingsconferentie te Edinburgh in 1910 werd als een van de moeilijkste vraagstukken, waarmede de Zending te doen heeft, genoemd het vraagstuk van de talen. De zendelingen toch moeten, om hun werk te kunnen doen, in de eerste plaats spréken. Maar dan spreken tot menschen, die een eigen taal hebben, geheel anders dan de onze. Die taal moet de zendeling leeren, wil men elkander verstaan. Nu is een vreemde taal leeren een heel ding. Jarenlang werkt men vlijtig met spraakkunst en woordenboek, neemt les van bekwame onderwijzers en kan aan het eind nog geen gesprek in de vreemde taal voeren. En heeft men dit door langdurig vertoef in het vreemde land geleerd, dan verraadt toch nog lang, misschien wel altijd, tongval of woordenkeus den vreemdeling. Nog moeilijker wordt echter de zaak als men met een taal te doen heeft, waarvoor noch woordenboek noch spraakkunst bestaat, als die taal nog niet door vreemdelingen bestudeerd is. Dan moet men trachten uit bestaande geschriften de taal te leeren en uit de geschreven woorden de taalregels uit te vinden. Het ergste is het echter, als men te doen heeft met een volk, dat geen letterschrift kent, wel spreekt, maar niet leest of schrijft. Dan moet men er door luisteren komen, een taak van een moeilijkheid, waarvan wij ons geen denkbeeld kunnen vormen. Gelukkig wie dan een tolk vindt, die hem een weinig voorthelpt. Maar een heel groote moeilijkheid noemden wij nog niet. Een taal heeft alleen woorden voor zaken of gedachten, die het volk kent. Een matroos op een zeilschip kent alle onderdeelen van het tuig en ook al de namen daarvan. Maar als hij met een fabrieksarbeider uit de groote stad daarover spreekt, verstaat deze hem niet. Die kent noch de dingen noch de namen. Evenmin begrijpt de zeeman iets van de onderdeden der groote machine. Zoo gaat het ook met de taal der volken, die geheel andere godsdienstige voorstellingen hebben dan de christelijke en wier taal geen woorden heeft voor christeüjke begrippen als geloof, zonde, genade en dergelijke. Toch moet de zendeling juist daarover spreken. Voor dezelfde taak en dezelfde moeilijkheden staat de vertaler van den Bijbel, het onmisbare wapen van den zendeling te velde. Ons Bijbelgenootschap nu heeft van den aanvang van zijn bestaan af een andere houding aangenomen dan alle andere Bijbelgenootschappen. Het heeft niet alleen uitgegeven wat door de zendelingen aan bijbelvertalingen werd gereedgemaakt. Het heeft ook afzonderlijke afgevaardigden ter bijbelvertaling uitgezonden, in de laatste halve eeuw doctoren in de taal- en letterkunde van den O.I. archipel, bepaaldelijk voor dit doel opgeleide geleerden. Dezen hebben, behalve door hun opleiding, op de zendelingen voor, dat zij niet, als dezen, met ander werk overladen zijn, zoodat zij zich rustig aan hun taak kunnen wijden en, in voortdurenden omgang met de bevolking, taal en gedachtenleven kunnen bestudeeren. De inzichten in al deze dingen zijn zeer verhelderd en bevestigd door het werk en den invloed van Dr. N. Adriani, die van 1895 tot 1936 werkzaam was op en voor het zendingsveld Posso van het Nederlandsch Zendelinggenootschap. Na zijn heengaan op 1 Mei 1926 is zijn nagelaten werk (Woordenboek, spraakkunst en Nieuw Testament) voltooid en uitgegeven door de zorg van zijn weduwe, Mevrouw M. L. Adriani-Gunning en door Dr. Alb. C. Kruyt, met medewerking van Dr. S. J. Esser. Een tweede afgevaardigde, Dr. H. van der Veen, vertrok in 1915 naar Rante Pao, het zendingsveld van den Gereformeerden Zendingsbond op Midden-Celebes ten Z.W. Hij werkt daar onder de To-Sadang, wier taal Tae' heet naar het ontkenningswoord, zooals de taal van Posso de Bare'e-taal heet. (Het Nederlandsch zou volgens deze methode de nirt-taal moeten heeten). Van de hand van dezen afgevaardigde zag reeds een evangelie het licht, terwijl een uitgebreid woordenboek ter perse is. Een afzonderlijke plaats neemt Dr. H. Kraemer in. Deze is als algemeen adviseur voor bijbelvertaling en taalstudie gevestigd op Java. Hij heeft bizondere studiën gemaakt van het Javaansche geestesleven en stelt zich ter beschikking, waar dit gewenscht wordt, van de Zending in hare verschillende schakeeringen en organisaties, niet allen op Java, maar ook in de Buitengewesten. Op Soemba, een zendingsterrein der Gereformeerde Kerken, is werkzaam Dr. L. Onvlee sedert 1926. Deze was na een eerste werkperiode van voorbereiding met verlof hier te lande en heeft nu de eigenlijke bijbelvertaling ter hand genomen. Eerst onlangs is naar Nieuw-Guinea vertrokken Dr. G. J. Held voor taalstudie en bijbelvertaling op dit uitgebreide gebied. Uiteraard is over zijn eigenlijke werk nog niets mede te deelen. Met vreugde en voldoening kunnen wij vaststellen, dat de tegenwoordigheid dezer afgevaardigden op de verschillende velden door de Zending hoog gewaardeerd wordt, en ook door het Gouvernement, waaraan onze afgevaardigden in menig geval waardevolle adviezen verstrekken. De Regeering heeft dit ook getoond door dit werk geldelijk te steunen met subsidies. Helaas zijn deze door bezuiniging ingekrompen en worden zij voor nieuwe uitzendingen niet meer verleend. Onder deze omstandigheden zijn wij te rade geworden om, ter voorziening in deze moeilijkheid, samenwerking met de Zending te zoeken, van welke zijde ons reeds steun is toegezegd. Echter de Zending heeft het in financieel opzicht thans zelf zwaar. Hoe schoon zou het zijn, als de mildheid van Christelijk Nederland ons in staat stelde om dezen belangrijken taaldienst ook verder aan de Zending te bewijzen, zonder om geldelijke tegemoetkoming te moeten vragen. L. J. VAN WIJK. DE GRAFISCHE VOORSTELLINGEN. In dit nummer zijn enkele grafische voorstellingen opgenomen om de anders dorre cijfers der statistieken wat te verduidelijken. Zoo geven twee cirkels aan hoe de verspreiding van den Bijbel, voor zoover deze door het Nederlandsch Bijbelgenootschap geschiedt, verdeeld is over de verschillende instanties, die daaraan meewerken. De eene cirkel geeft aan de verdeeling naar de hoeveelheid exemplaren en de andere cirkel geeft aan de verdeeling naar de waarde in geld dezer exemplaren. Op de cirkels kan men duidelijk zien welk deel van de verspreiding gaat door de afdeelingen of door den boekhandel of door colportage of naar Indië of op andere wijze. Een andere grafiek geeft aan de verdeeling van het aantal leden en begunstigers over de verschillende provincies, waarbij elk poppetje tweehonderd vijftig leden of begunstigers voorstelt. Zoover de zwarte streep gaat zijn het leden en waar de witte streep staat worden begunstigers aangeduid. Tenslotte geeft de laatste voorstelling weer de verspreiding van den Bijbel op drie verschillende tijden, telkens met ongeveer zestig jaar tusschenruimte, waaruit men den groei van het werk van ons Bijbelgenootschap kan zien. De eerste stapel geeft aan het in elk UTRCÖHT .... M-MOLLAMD.. Z-HOLLAMD. ZEELAND M-DRADAMT_ LIM5URQ BurreriLAfiD en iriDiË DU&ELVER5PREI0IMG IM 1934 TOTALE VAARDE." Jl19234,39^ DER ZHIDIMOen AAM 6055S 50OO0. 400OO. 3OÖ0Ö. 20ÖÖ0. dier jaren verspreide aantal Bijbels, waarbij elk boek duizend Bijbels aangeeft, de tweede kolom 'geeft het aantal Oude Testamenten en de derde kolom het aantal Nieuwe Testamenten en Evangeliën, waarbij ongeveer de helft van het aantal geheele Nieuwe Testamenten zijn. "WAT WORDT IN 1936 VAN HET NEDERLANDSCH BIJBELGENOOTSCHAP VERWACHT? Allereerst wordt wel verwacht, dat het Bijbelgenootschap zijn huidige werk, zooals dat in de voorgaande artikelen geschetst is, •onverminderd zal voortzetten. Het Bijbelgenootschap zou in zijn roeping tekort schieten, indien het dat niet deed. Er zal dan ook wel niemand zijn, die verwacht, dat het Bijbelgenootschap zal ophouden met het bevorderen van de bijbelverspreiding in Nederland. De kerken verwachten, dat de verstrekking ■der huwelijksbijbels geregeld voort zal gaan; de zondagsscholen ■en de dagscholen rekenen er op, dat zij door middel der afdeelingen de bijbels, die zij volgens de gewoonte op veel plaatsen aan de vertrekkende leerlingen meegeven, zullen kunnen blijven betrekken. Ook moet wie zelf geen bijbel bekostigen kan, in staat gesteld, worden er een te krijgen, terwijl aan de stichtingen en vereenigingen van algemeen nut en de colportages de bijbel voor zeer veel verminderden prijs verstrekt moet worden, teneinde hen mede daardoor in staat te stellen hun gezegend werk voort te zetten. De kosten van dat alles behoort het Bijbelgenootschap dan te dragen. Maar ook de blinden mogen niet vergeten worden. Een volledige bijbel in brailledruk kost meer dan honderdtwintig gulden, voor verre de meeste blinden een onbereikbaar bedrag. Daarom stelt het Bijbelgenootschap de brailledrukken voor de blinden beschikbaar voor de helft en meestal zelfs voor een kwart van den kostprijs, terwijl zij ook gratis verstrekt kunnen worden. Daarbij komen dan nog de uitgaven voor de slecht zienden, voor de zieken, en meer zulke bizondere uitgaven, die in den regel beneden den kostprijsverkocht moeten worden, omdat zij anders voor de betrokkenen veel te duur zijn. Van het Bijbelgenootschap wordt verwacht, dat het ook in 1936 al dezen arbeid ten behoeve der bijbelverspreiding in Nederland Zal voortzetten en daarnaast wordt eveneens verwacht, dat het in Indië zijn werk niet zal inkrimpen, maar zoo mogelijk nog uitbreiden. Wat zou de zending beginnen, wanneer het Bijbelgenootschap er geen zorg voor droeg, dat het evangelie toegankelijk wordt voor de Indische bevolking in de tientallen talen, die op de terreinen, waarop de zending werkt, gesproken worden? Dit werk in Indië is iets, waarbij allen belang hebben, die de zending steunen, van welke kerk zij ook zijn of welke zendingsvereeniging door hen ook gesteund wordt. Ten einde dit werk goed te kunnen doen heeft het Bijbelgenootschap zijn taalgeleerden uitgezonden en den arbeid ter hand genomen gelijk deze door Dr. H. Kraemer en den heer L. J. van Wijk in hun artikelen beschreven wordt. Dat is de groeiende arbeid. Met dankbaarheid mogen wij telkens uit Indië vernemen van den grooten zegen, dien het werk der zending mag ondervinden. Maar deze zegen vergroot weder de taak van ons Bijbelgenootschap. Het is heerlijk, wanneer de zending van Nieuw Guinee mag berichten, dat er in een enkel jaar meer dan tienduizend door den doop bij de Christelijke kerk werden gevoegd.- Maar deze groei van de Christelijke kerk maakte het voor ons Bijbelgenootschap noodzakelijk Dr. G. J. Held als taalgeleerde naar Nieuw Guinee te zenden ten einde zijn hulp te verleenen bij de bestudeering van de nog zoo veelszins onbekende talen van Nieuw Guinee en bij de voorbereiding van de vertaling van den Bijbel. Zoo moet de arbeid zich telkens uitbreiden. En zoo komt er telkens vraag naar nieuwe vertalingen. Het is heerlijk als wij mogen hooren, dat het Evangelie ook op Bali ingang gevonden heeft en dat er thans reeds honderden Balineesche Christenen zijn. Voor ons Bijbelgenootschap beteekent dit echter, dat deze christenen zeker niet zonder een eigen vertaling van den Bijbel mogen gelaten worden en dat vooral niet waar de zending zelf niet rechtstreeks op Bali werken kan. Tijdens de vorige vergadering van de commissie voor Indië werd door Dr. H. Kraemer op tafel gelegd de vertaling van het Evangelie van Johannes in het Balineesch, terwijl hij kon mededeelen, dat andere deelen van het Nieuwe Testament spoedig zouden volgen. Reeds sedert eenige jaren werkt Dr. K. W. G. Steller aan een vertaling van het Nieuwe Testament in het Sangireesch. Het Evangelie van Johannes is thans ter perse en spoedig komt de vertaling der Handelingen gereed. Zal zij dan uitgegeven kunnen worden? Op de scholen in het Batakland wordt nog steeds gebruikt de Bijbelsche geschiedenis, die Nommensen een zestig jaar geleden in het Bataksch vertaalde. Naar taal en opzet is deze reeds lang verouderd en voor de scholen is dringend een nieuwe uitgaaf noodig, waartoe een Bataksche bewerking van Van de Hulst goede diensten kan bewijzen. Daaraan is reeds een paar jaar gewerkt, zoodat het manuscript in het Toba-Bataksch thans bijna gereed is. Buitendien hebben de heeren Van der Bijl, de Jong en Meerwaldt, die door hun arbeid aan de christelijke scholen in het Batakland van nabij de groote behoefte hieraan kennen, het initiatief genomen voor een bijzondere collecte ten einde deze uitgaaf mogelijk te maken, Zoo kregen zij f. 1.650,— bijeen en nu wordt op het Bijbelgenootschap een beroep gedaan om de nog ontbrekende twee duizend gulden bij te dragen, waardoor het mogelijk zal zijn deze Bijbelsche geschiedenissen uit te geven en aan de honderde scholen in het Batakland te verstrekken ten bate van de meer dan driehonderdduizend Bataksche christenen. Zoo ziet men, dat er voor het jaar 1936 weder veel van het Nederlandsch Bijbelgenootschap verwacht wordt. Aan deze verwachtingen zal het Bijbelgenootschap alleen kunnen beantwoorden, wanneer het inkomen aanmerkelijk stijgt. Wanneer in 1936 de contributies en giften niet met ruim vijftienduizend gulden toenemen, dan zal het Bijbelgenootschap niet alleen niet aan deze verwachtingen kunnen beantwoorden, maar dan zal het zelfs zijn arbeid aanmerkelijk moeten inkrimpen en verschillende deelen van zijn werk opgevetu Zal het mogelijk zijn deze schade te voorkomen? Gelukkig kan het volgende artikel hierop een bevestigend antwoord geven. Indien allen aan wie het doel van het Bijbelgenootschap ter harte gaat medewerken, dan zal het zeker in staat zijn te doen wat er terecht van verwacht wordt. H. C. RUTGERS. ZAL HET NEDERLANDSCH BI JBELGENOOTSCHAPKUNNEN DOEN WAT ER IN 1936 VAN VERWACHT WORDT? In de vorige artikelen werd uiteengezet, wat er in 1936 zoowel voor Nederlandsch Indië als voor Nederland van het Bijbelgenootschap verwacht wordt. Er zal wel niemand zijn, die deze verwachtingen overdreven vindt of die van meening is, dat het niet de roeping van het Bijbelgenootschap is om op deze wijze den bijbel te verspreiden. Het eindresultaat der artikelen was echter, dat het Bijbelgenootschap dit alleen zou kunnen doen, indien het inkomen van het genootschap met ruim vijftienduizend gulden stijgt. Is dit mogelijk? Immers, wanneer dit onmogelijk mocht zijn, dan zou het Bijbelgenootschap door de tijdsomstandigheden gedwongen kunnen worden om werk op te geven, dat toch metterdaad tot zijn roeping behoort en onmiddellijk weer opgevat zou moeten worden zoodra het weer wel mogelijk zou zijn. Voordat echter het Bijbelgenootschap er toe over mag gaan om de Balineesche Christenen Zonder vertaling van den bijbel te laten of de brailledrukken onbereikbaar duur te maken of een der andere noodzakelijke dingen, die in de vorige artikelen genoemd worden, na te laten, moet dan echter wel duidelijk bewezen zijn, dat het metterdaad onmogelijk is, dat net Bijbelgenootschap zijn roeping in dezen nakomt. Gelukkig is het nu echter zoo, dat dit niet alleen niet bewezen is, maar dat juist omgekeerd metterdaad bewezen is, dat deze nood- zakelijke vermeerdering van inkomen met aller medewerking zeer goed te bereiken is. Een paar voorbeelden mogen dit duidelijk maken. De afdeelingen Rotterdam Zuid en Kralingen hebben in de tweede helft van December een collecte ten behoeve van het Bijbelgenootschap georganiseerd. Nu behoort Rotterdam Zuid zeker niet tot het welgestelde deel van Rotterdam en wanneer men de plaatsen Charlois, Feijenoord, Katendrecht en Kralingen noemt, die deze afdeelingen vormen, dan begrijpt ieder, dat men hier grootendeels in een der het meest door de tijdsomstandigheden getroffen deelen van ons land is. Vandaar dan ook, dat de bonboekjes, die voor deze collecte gebruikt werden, alleen bons van een dubbeltje en van een kwartje bevatten en niet van hoogere bedragen. Er was echter veel enthousiasme voor het doel en het werk van het Bijbelgenootschap en ongeveer driehonderd collectanten waren bereid bonboekjes te administreeren en in hun omgeving bonnetjes te verkoopen. Het resultaat was, dat er door de groote veelheid van deze kleine giften na ongeveer tien dagen ruim duizend gulden bijeen was. Waar dit nu mogelijk gebleken is alleen reeds in een deel van Rotterdam, daar zal toch Zeker wel niemand zeggen, dat het voor alle afdeelingen in het geheele land onmogelijk is om gezamenlijk vijftienmaal dit bedrag bijeen te brengen. Daarnaast een ander voorbeeld. De afdeeling Leeuwarden heeft in het najaar voor de inzameling een collecte gehouden, die ƒ 372.50 opbracht. Voor een plaats als Leeuwarden een mooi resultaat en wanneer alle andere afdeelingen naar verhouding hetzelfde doen, dan komt het benoodigde bedrag ook dubbel en dwars bijeen. Thans in Januari overlegde het bestuur der afdeeling echter, dat het nog beter was, wanneer men ook het geregelde inkomen uit contributies van leden en begunstigers zou kunnen verhoogen. Daartoe werd nu een damescomité ingesteld, dat op zich nam hiervoor bezoeken af te leggen en verdere pogingen in het werk te stellen. Als eerste resultaat van den arbeid van dit comité werd nu dezer dagen ontvangen een lijst met de namen van 23 nieuwe leden en 42 nieuwe begunstigers, waardoor de vaste inkomsten der afdeeling weder met meer dan honderd gulden stegen. De meeste andere afdeelingen zouden langs dezen weg vermoedelijk ook tot een aanmerkelijke stijging van het inkomen kunnen geraken. Deze voorbeelden toonen aan, dat het metterdaad niet onmogelijk is om te komen tot de vermeerdering van inkomen, die het Bijbelgenootschap noodig heeft om aan zijn roeping te beantwoorden en ook in de komende jaren alles te doen wat terecht van het genootschap verwacht wordt. Deze mogelijkheid constateeren is echter nog niet haar verwezenlijken. Voor dit laatste is de hulp der afdeelingen en der afdeelingsbesturen absoluut onmisbaar. Naar wij hopen zullen deze bereid zijn om de door een deel van Rotterdam en door Leeuwarden zoo mooi gegeven voorbeelden te volgen. Van de afdeelingsbesturen alleen is echter niet alles te verwachten. Hoe meer medewerkers er zijn, zooveel te beter kan het doel bereikt worden. En dan is wel het allereerste wat ieder kan doen, die dit boekje ontvangt en sympathie heeft voor doel en arbeid van het Nederlandsch Bijbelgenootschap, zelf lid of begunstiger worden, indien men het nog niet is. Daartoe kan men inliggende kaart invullen en opzenden. Wie zelf reeds lid of begunstiger is, geven boekje en kaart aan buren of kennissen met een aanbeveling om hen ook voor het steunen van het werk te winnen. Met aller medewerking is zeker mogelijk het Bijbelgenootschap in staat te stellen om metterdaad te beantwoorden aan zijn roeping om den Bijbel zoowel in Nederland als in Indië voor ieder toegankelijk te maken. H. C. RUTGERS. Algemeen voorzitter van het Nederlandsch Bijbelgenootschap is Prof. Mr. P. Scholten en algemeen penningmeester is de heer A. Wellensiek. Het bureau en het magazijn zijn gevestigd in het Bijbelhuis, Heerengracht 366, Amsterdam Centrum, van waar ook alle bijbels betrokken kunnen worden. Giften kunnen gestort worden op de postrekening van het Nederlandsch Bijbelgenootschap, Amsterdam 22939, terwijl voor hen, die het Bijbelgenootschap bij uiterste wilsbeschikking willen gedenken, diene dat de naam is: Het Nederlandsch Bijbelgenootschap, gevestigd te Amsterdam. Ieder, die over een of ander deel van den arbeid nadere inlichtingen wenscht, kan deze aanvragen bij het bureau, Heerengracht 366, Amsterdam Centrum. Waar ge aan medewerkt wanneer ge het Nederlandsch Bijbelgenootschap steunt! Bijbelverspreiding ■—. |—■ Verspreiding Verkoop door door afdeelingen boekhandel Colportage Organisatie Afdeelingen Ned. Indië Jeugdarbeid Bibliotheek TALENKAART VAN NED. OOST-INDIË, met de taalgebieden der uitgaven van het NEDERLANDSCH BIJBELGENOOTSCHAP BIJBELHUIS HEERENGRACHT 366 AMSTERDAM (C.) TELEFOONN UMMER8: Secretariaat 30472 Magazijn 34266 3IRONUMMERS: Alg. Penningmeester 22939 Magazijn Jeugdcommissie *° INHOUD VAN DIT BOEKJE: Het Bijbelgenootschap. Wat het wil en wat het doet s De taak van het Bijbelgenootschap in Nederland, door Ds. D. E. Boeke De taak van het Bijbelgenootschap in Indië, door Dr. H. Kraemer Het Bijbelgenootschap en de Indische taalstudie, door L. J. van Wijk De grafische voorstellingen = Wat wordt in 1936 van het Bijbelgenootschap verwacht, door Dr. H. C. Rutgers = Zal het Bijbelgenootschap kunnen doen wat er in 1936 van verwacht wordt? door Dr. H. C. Rutgers =