CB 24975 !>®®®®®®®®®®®€Xs)®^ iii' - i@ ® CHRISTELIJKE ZELFONTWIKKELING ONZE HOUDING TEN OPZICHTE VAN HET CHRISTELIJK INSTITUUT VOOR ZELFONTWIKKELING DOOR A. JANSE UITGAVE* Fa. GROENENDIJK, ROTTERDAM CHRISTELIJKE ZELFONTWIKKELING ONZE HOUDING TEN OPZICHTE VAN HET CHRISTELIJK INSTITUUT VOOR ZELFONTWIKKELING DOOR A. JAN SE UITGAVE: FIRMA GROENENDIJK - ROTTERDAM MCMXXVL VOORWOORD. Het Christelijk Instituut voor Zelfontwikkeling zond mij indertijd een circulaire. Bij nadere kennismaking mer de reclame en de lessen van het Instituut kwam het probleem: wat onderscheidt toch wel de Christelijke ontwikkeling der Persoonlijkheid van de niet-Christelijke?, steeds luider een oplossing vragen. Vrucht van het nadenken over deze voor de Opvoeding zeer belangrijke vraag is deze brochure. Hoewel de critiek op genoemd instituut een groote en ook een belangrijke plaats inneemt, is toch de hoofdstrekking dezer brochure om tot klaarheid te komen op dit punt van Christelijke opvoeding. De citaten uit het Chr. Instituut kunnen ons de voosheid van het Humanistisch ideaal van zelfontwikkeling doen zien. En tevens kunnen zij ons onderscheidingsvermogen op dit gebied scherpen. Dat is zeer noodig. Prof. Hepp noemt in zijn Rede: „Gereformeerde Apologetiek", het Humanisme „de gevaarlijkste geestesrichting", die door onze vaderen helaas „zoo goed als ongemoeid is gelaten." (pag. 24) Geen wonder dat wij die richting dan ook in de Opvoeding slag op slag zullen aantreffen. Moge deze brochure er toe medewerken, dat wij dezen vijand van het Koninkrijk Gods op 't gebied der Christelijke Paedagogiek doeltreffend mogen bestrijden. Opdat wij ook de rijpende jeugd niet tot Humanistische maar tot positief Christelijke persoonlijkheden mogen opvoeden. Want daaraan is groote behoefte. God geve ze ons om op te voeden. A. JANSE. Biggekerke, October 1926. CHRISTELIJKE ZELFONTWIKKELING. In het Christelijk Schoolblad, 17e jaargang, No. 44, komt het volgende ,Jngezonden" voor: Mijnheer de Redakteuv, .Gaarne zag ik onderstaande onder „Ingezonden" opgenomen in het e.v. nummer van het G S. Onze Vacatures. 't Is naar aanleiding van sirkulaires, aan Ghr. Scholen verzonden door G I. Z. O. (Chr. Instituut voor Zelfontwikkeling). Waar alles er op wijst 43tu i$' 66,1 "MdtoQ ia van N. I. Z. O. (Nationaal Instituut voor Zelfontwikkeling), daar kan het, dunkt me, geen kwaad, iets meer er van te zeggen. Zoals men weet, is N. I. Z. O. een finansiële onderneming van Dalmeijer. D. verzendt tegen flinke prijs boekjes, die hi) lessen noemt, aan „kursisten", die zo dwaas zijn geweest, zich als zodanig aan te melden. Indertijd was ondergeteekende niet wijzer. Het grote bezwaar tegen die boekjes is niet in de eerste plaats, dat ze humbug zouden geven, als wel, dat ze zeer-onchristelike lektuur bevatten, beslist heidense lektuur. Een paganistiese geest komt u er uit tegen. Maar nu is van de „kursussen" een „Christelijke editie" verschenen, zooals de direktie van C. I. Z. O. zelf zegt. Let wel: een Christelijke editie van een paganistiese uitgave! Ge wilt weten, wat dan nu het standpunt is, dat de Chr. editie beheerst? Luister! G I. Z. O. spreekt zich in een sirkulaire aldus uit: „Gelijk in de stoffelijke wereld in oneindige verscheidenheid zich open„baart de alzijdigheid van den goddelijken Kunstenaar en Bouwmeester, „alzoo openbaart zich in de geestelijke wereld de oneindige, alzijdige heerlijkheid van het goddelijk Wezen, waarvan de menschengeest oorspronkelijk „is een „atoom" (cursiveering van mij ;T.) . . .de persoonlijkheid is de openbaring van een iets, van een klein, zeer klein deel der goddelijke heerlijkheid." Is dit een Christelijk standpunt? ■ Ondergetekende betaalde jaren geleden voor 12 dunne boekjes van Dalmeyer's inrichting de som van f 30.—. 'k Had spoedig een gevoel, ér juist f 30— te veel voor betaald te hebben. Want, (nog afgedacht van de heidense beginselen) 'k vond de inhoud meer Amerikaansche humbug dan een flink stuk werk. 'k Hoop daarom, dat van de nieuwe (verchristelikte) editie geen enkele jonge onderwijzer „kursist" zal worden. Dankend voor de plaatsing. Uw dw., Veenendaal, 5-5-24. p. TIJMES. Ds. J. J. Kuyper, Directeur*) van het Christelijk Instituut antwoordde in No. 46 van het blad als volgt: WelEdl. Heer Redacteur, Vergun mij een kort antwoord in Uw blad op het artikel van den heer P. Tijmes, van 8 Mei j.L Uit de met hem gevoerde correspondentie wist ik reeds dat hi] niets liever wenscht dan — zooals hij mi] schreef — „dat Dalmeyer's inrichtingen voor Zelfontwikkeling in stede van een bloeiende financieële affaire een financieële debacle worden." Nu dat is ter zijner verantwoording. *) Inmiddels afgetreden. Maar waarmede het Christelijk Instituut het aan hem heeft verdiend, dat hij het gebruikt als een mikpunt voor zijne felle aanvallen, dat weet ik niet. Het Christelijk Instituut moge voortgekomen zijn uit het Nationaal Instituut en in zijn cursus daarvan een en ander hebben overgenomen, het gaat zelfstandig voortaan zijn eigen weg. Daarvan wil de heer T. maar niet overtuigd worden. Hij schreef mij indertijd, dat naar zijn meening evengoed de Koran en de Veda's — hoewel hi) van deze geschriften niet meer kent dan den naam alleen — in Chrlstelijken Geest konden worden omgewerkt als de Cursussen van Dalmeyer. Wat hem onbekend schijnt te zijn, is, dat de Theologen der Oud-Christelijke Kerk veel ontleenen aan de gedachtenwereld van het Heidendom voor de ontwikkeling van de in de H. Schrift gegeven waarheden en hij vergeet, dat zelfs Paulus op den Areopagus te Athene de leeringen van Heidensche Wijsgeeren gebruikte om de Goddelijke Waarheid te prediken. En dus waarom zouden de cursussen van den heer Dalmeyer niet mogen gebruikt worden, als zij kunnen dienen om het tegenwoordige geslacht op te voeden in Christelijken geest? „Maar dat kunnen zij niet", zegt de heer T.: „Ik vond den inhoud meer Amerikaansche humbug dan een flink stuk werk". Anderen zijn zoo vrij in dezen met den heer T. van meening te verschillen en onder deze zijn mannen, die de Gereformeerde waarheden, ook de producten van heidensche wijsheid, beter kennen en wier onderscheidingsvermogen dientengevolge meer en beter is ontwikkeld dan dat van den heer T. Onder deze behoorde Prof. Bavinck. Hij verklaarde: „Zeer talrijk zijn de getuigenissen van hen, die zeggen er uitstekend baat bij gevonden te hebben. En bij persoonlijk onderzoek werd dit ons mondeling met overtuiging door hoogst geloofwaardige menschen bevestigd. Wij kunnen dit zeer goed verklaren en raden dus het middel zelf, den inhoud en de methode zonder eenig bezwaar aan". De raad van Prof. Bavinck was, dat de heer Dalmeyer het geheele werk opnieuw liet opbouwen in aansluiting aan de Christelijke gedachte. Welnu dat is geschied en nu gaat, zooals ik zeide, het Christelijk Instituut geheel zelfstandig zijn weg, onder toezicht van de mannen, wier namen vermeld staan aan het hoofd der eerste circulaire en wier aantal intusschen vermeerderd is. Deze mannen zijn waarlijk wel in staat het Christelijke van het paganistische, in 't algemeen de waarheid van de leugen te onderscheiden en zij zullen wel toezien, dat met gebruikmaking van hun naam „de opkomende zoekende jongelingschap niet vergiftigd worde". Maar de heer T. blijft dat gevaar zien, het is voor hem een nachtmerrie en hij speurt, hij speurt. — — Daar heeft hif-wat gevonden. Hij grijpt naar de pen en maakt zijn vondst den volke bekend. „De menschengeest oorspronkelijk een „atoom" van het goddelijk wezen". Dat woord „atoom" vindt hij nergens in de H. Schrift. Hij heeft wel eens gehoord en misschien ook gelezen, dat. ongeloovige schrijvers ook wet eens het woord „atoom" gebruiken. Triomfantelijk vraagt hij: „Is dat een Christelijk standpunt?" Kan de heer T. niet lezen of wil hi) niet lezen? Of wil hij meepraten over dingen waarvan hij niet voldoende op de hoogte is? Hij valt over „dat de menschengeest oorspronkelijk is een „atoom" van het goddelijk wezen". Wat wordt onder ,,atoom" verstaan? „Een zeer klein ondeelbaar klein deel van een zeer groot geheel". Ik vraag: hoe hebben wij, wat wij lezen in Gen. 2 : 7, anders te verstaan, , dan dat God „een ietsje .van Zijn wezen", van Zijn Geest bi] de'schepping legde in den menseh ? Vervolgens heb ik iets geschreven, waarover door hem om de een of andere reden heengelezen werd en dat alles zeggend is voor mijn overtuiging in dezen. Ik schreef: „ja, zoo kon het zijn. Daartoe schiep God den mensch, namelijk, dat de persoonlijkheid de openbaring zou zijn van een iets, van een klein, zeer klein deel der goddelijke heerlijkheid". En daarna: „Wij moeten een persoonlijkheid geworden zijn. de manifestatie van een atoom van het goddelijk wezen. Daarvoor moeten wij wedergeboren worden en dat zal Gods werk in ons moeten zijn". Is dit niet naar de waarheid? Men leze b:v. 1 Cor. 6 : 19, Ef. 4 : 22—24, De heer T. ziet ketterijspoken, waar zij niet zijn. Zeer zeker zijn er onder de H. H. onderwijzers, welke dit lezen, die een geheel andere gedachte hebben over het Christelijk Instituut en zijn arbeid dan de heer T. Zij zullen gewis niet nalaten om hun collega's in dezen anders en beter in te lichten. U dankzeggend, dat II dit mijn laatste woord tot den heer T. in dezen, in Uw blad hebt willen opnemen. Hoogachtend, J. J. KUYPER. Dn*, v. h. Chr. instituut v. Zelfontwikkeling. In „De School met den Bijbel", 21e Jrg. No. 51 verscheen van de hand van H. M.(üb) eveneens een waarschuwing tegen het Chr. Instituut onder het opschrift: „Zelfontwikkeling". Hij geeft enkele proefjes van reclame, die hij bombast noemt en zegt, dat het onchristelijk is den prijs zoo hoog te stellen, als het werkelijk iets goeds is. Dalmeijer vroeg f 60.— voor deze lessen en de Christelijke editie kost voorloopig tegen laag gesteld tarief om aan te moedigen f 100.'—, Hij zegt ook te willen onderstellen, „dat de inhoud van dezen Cursus veel hooger staat dan deze bombast-reclame, want hij kan onmogelijk aannemen, dat een der samenstellende, toezichthoudende en adviseerende en aanbevelende heeren en dames zoo iets kan geschreven hebben". We hebben hier een zeer eigenaardige kwestie. Het Chr. Instituut beroept zich op klinkende namen, die het onbeperkt vertrouwen van het Chr. publiek hebben en legt U een aantal attesten voor van bekende personen aan wier geloofwaardigheid en eerlijkheid niemand durft twijfelen. En toch kan men bij lezing van de verspreide circulaires en brochures zich niet ontworstelen aan de gedachte, dat hier onder al die groote woorden een gevaarlijke adder schuilt. „Christelijke" bombast is een gevaarlijk ding. Toch zou ik daarom alleen niet de pen hebben opgevat. Ons volk is over *t algemeen nuchter genoeg — vooral als *t zaakje 100 gulden kost! — om zoo iets te onderscheiden. Maar de overtuiging, dat in de bovenvermelde critiek op dit Instituut een ernstige en diepgaande kwestie voor de Christelijke Paedagogie is aangeroerd, was aanleiding tot het schrijven van deze brochure. Voor mij liggen een tiental getypte en gedrukte circulaires en vier brochures die reclame maken voor het Christelijk Instituut. Verder heb ik van den „Cursus ter opleiding tot meesterlijk werker, zelfstandig spreker, logisch denker, en practisch mensch in de maatschappij, voorspoedig in het omzetten zijner kundigheden in materieele waarden", eenige lessen van den Chr. Cursus kunnen vergelijken met de parallelle lessen in Dalmeijers editie. Eindelijk nog eenige lessen van den „Cursus in de beginselen van de Leer der Persoonlijkheid naar de Christelijke beginselen bewerkt". Aan de hand van deze gegevens, wil ik nagaan: le Of de uitdrukking van den Directeur: „de persoonlijkheid is manifestatie van een atoom van het goddelijk wezen" in verband staat met de richting van den Christelijken Cursus of dat zij te beschouwen is als een „slip of the pen". 2e Of er verband bestaat tusschen d e reclame en den inhoud der lessen. 3e In hoever Dalmeijers editie is omgewerkt in Christelijken geest, waarbij we zullen zien in hoever aan Prof. Bavinck's Wensch (in het ingezonden van Ds. Kuyper genoemd) is voldaan. 4e Is een Chr. bewerking van Dalmeijers Cursussen mogelijk? 5e Hoe wordt de Christelijke persoonlij heid gevormd? Stelling nemen ten opzichte van dit Chr. Instituut kan zoo ook onze houding ten opzichte van de ontwikkeling der Chr. persoonlijkheid nader bepalen. Men beschouwe deze artikelen dus niet als een poging om een „chronique-scandaleuse" van het Chr. Instituut te schrijven, maar als een bijdrage voor de Christelijke Paedagogiek, die natuurlijk ook ten opzichte van het Chr. Instituut hare beginselen mag doen gelden. I. Een „slip of the pen"? Wie de verdediging in het ingezonden van Ds. Kuyper vanaf de Zinsnede: „Kan de heer T. niet lezen . . , ." aandachtig naleest, komt tot de conclusie, dat de verdedigde volzinnen, zooals ze daar staan, zuiver Pantheïstisch zijn qedacht. Nu zou 't kunnen zijn, dat Ds. Kuyper wat ongelukkig is geweest in z'n woordkeus. Zelfs een dominee is, vooral op het gebied van de psychologische termen wel eens ongelukkig in het kiezen van zijn uitdrukkingen, 't Geval wordt ernstiger, nu hij z'n terminologie blijft verdedigen tegenover den heer Tijmes. Maar och — zelfs een dominéé wil zijn vergissingen wel eens bedekken. Maar als we nauwkeurig de circulaires en brochures dóórlezen, dan gaat ons een licht op. — Dan blijkt het, dat hier geen sprake is van een predikant, die zich vergist en die vergissing niet wil bekennen, maar dat het wel degelijk gaat om de richting die het Chr. Instituut inslaat, om de richting en den geest die het onderwijs van den cursus beheerschen,*) om het onderwijs dat onder den naam „Christelijk" aan tal van ernstige strevers en arme tobbers-met-zichzelven zal gegeven worden. De uitdrukking van Ds. Kuyper is geen „slip of the pen" maar een „aap die uit de mouw komt". Ik wil dat uit de circulaires en brochures — en straks uit de lessen — met citaten bewijzen. In een circulaire lees ik het volgende: „De menschengeest is oorspronkelijk een „atoom" van het goddelijk wezen". „De persoonlijkheid is dat goddelijk „atoom", naar buiten zich openbarend in handel en wandel". „Wij moeten een persoonlijkheid geworden zijn, de manifestatie van een atoom van het goddelijk wezen. Daarvoor moeten wij wedergeboren worden, zeker. En dat zal Gods werk in ons moeten zijn. Maar het gebod van medearbeiders te zijn is ook gegeven. Wat hebt gij voor de ontwikkeling van Uw persoonlijkheid gedaan? Zijt gij, die gij wezen moet? Een „PERSOONLIJKHEID", de openbaring van het goddelijk „atoom", waarmede Uw schepper U begiftigde?" Is hier niet duidelijk gezegd, wat de Cursus bedoek, als hij spreekt van „Zelfontwikkeling?" De manifestatie van een „ietsje" van 't goddelijk Wezen moet — voornamelijk met behulp van den Cursus — worden bevorderd. Wij moeten dat goddelijke ontwikkelen. Wij moeten dat goddelijk *) Zooals de heer Tijmes tereent Inzag. Zie zijn ingezonden. bestaan in óns opbouwen. En dat doen wc voor den lutteten prijs van f 100.—. in onze snipperuren, en met toenemende levensvreugde tengevolge der lessen 1 Maar ik zou niet graag op grond van één circulaire een heel Instituut veroordeelen. Ik neem daarom een brochure ter hand, die er meer specifiek Christelijk uitziet. Op den omslag staat een opengeslagen boek met de woorden „Ontwikkeling der persoonlijkheid", beschenen door een zon. Onderaan staat Spr. 24 : 5. Verder staat op bijna iedere pag. een afbeelding van mannen, die groot waren in het Koninkrijk Gods. Luther, Calvijn, Zwingli, openen de rij. Verder vinden we Bogerman, en ook Arminius en Gomarus broederlijk bijeen, (wel typeerend 1 Zie hier onder.) enz. We zijn hier dus wèl in onverdacht Christelijk milieu! En daar vind ik op pag. 13 onderaan het volgende. Een aantal flesschen en retorten zijn daar afgebeeld. Daarin bevinden zich volgens de opschriften de elementen: karakter, bekwaamheid, energie, takt, logica terwijl een soort poeierbus met altruïsme er naast gereed staat (zeker vóór eventueele ongelukken) en een boek er naast ligt met Ef. 4 : 17—32. En daaronder staat: „Opdat de ontwikkeling uwer persoonlijkheid tot grootarbeiderg een mislukking worde, draag zorg, als de chemicus, dat de elementen — in dit geval het goddelijke en het menschelijke*) — verbonden worden in de juiste verhouding tot elkander-". Ik neem nog een andere brochure getiteld: „Doe goed, wat moet". Op bladz. 19 vindt men vette letter gedrukt: „Christus is de eenige Geneesmeester". Dat geeft moed, dat we hier dan toch werkelijk „de Christelijke gedachte" zullen aantreffen. Helaas! Hoe worden we ontnuchterd als we dezen zin in z'n verband lezen. Ik neem het stuk hier in z'n geheel over. Christus is de eenige Geneesmeester van alle geestelijke krankheden, de eenige Verlosser van alle zondige machten, die mede de oorzaak zijn van het zoo *) Dit vet van mij. A. J. dikwijls niet slagen in onzen arbeid. Om tot iets groots in staat te zijn, moeten wij innerlijk groot zijn geworden.*) De naar buiten uit, in en door den arbeid, uitstralende heerlijkheid kan niet anders zijn dan innerlijke heiligheid. Goethe sprak ergens van het streven om de pyramide van het aanzijn zoo hoog mogelijk op te trekken. Dat is voor ons een treffend beeld. Het streven om onze persoonlijkheid te ontwikkelen, te stalen, moet zich allengskens naar boven heen toespitsen evenals de pyramide en ten slotte zich richten op één punt. Dat is Christus.*) De apostel zegt, dat het doel van al zijn streven is Christus te kennen en de kracht Zijner opstanding deelachtig te zijn. „Door Zijne kracht, in hen volbracht, komen zij gedurig nader het beeld van hunnen Vader". Dat is de volkomenheid. *) Is dat Christelijke taal? Innerlijk groote menschen? „Die de pyramide van het aanzijn zoo hoog mogelijk trachten op te trekken", om dan in de ontwikkeling der persoonlijkheid op den top der pyramide zich op Christus te richten. Dat is niet christelijk. Dat is Humanisme van 't zuiverste water. We begrijpen nu die uitdrukking „atoom" van het goddelijk wezen" beter; we verstaan iets van die vermenging van het goddelijke en het menschelijke en we zien duidelijk, hoe Pelagius en Arminius in dezen Cursus hun twisten hebben bijgelegd. We verstaan nu ook, wat de Cursus bedoelt met de slagwoorden: Zelfontwikkeling, Persoonlijkheid, schatkamers van uwen geest, volledige ontwikkeling der Persoonlijkheid met Gods hulp, zelfvertrouwen, opbouw van het verwaarloosde innerlijk wezen, enz. Hier is het Humanisme aan het woord, dat door Prof. Bavinck in zijn Paed. beginselen als volgt wordt getypeerd: f) Doel is altijd de ontwikkeling, de volmaking der persoonlijkheid. De mensch .... is het doel der opvoeding en deze is „Selbstzweck". Daarom is het humanisme ook altijd individualistisch.... Maar van dien enkelen mensch wil het dan alle vermogens en krachten naar lichaam en ziel tot harmonische ontwikkeling brengen. *) Vet van mij, A. J. t) Bavinck, Paed. beginselen, le druk pag. 33. Het doel der opvoeding ligt (bij 't humanisme) niet in God, in de kerk, in den staat, in de maatschappij, maar in den mensch zelf, die opgevoed wordt". Zie, daar vinden we nu precies omschreven, wat U in de reclame van het Chr. Instituut op iedere bladzijde treffen moet. Wel begint een brochure te wijzen op onze roeping om God te verheerlijken, maar dan komt practisch deze levensroeping toch neer op Zelfontwikkeling, ontwikkeling der persoonlijkheid, innerlijk gróót worden, manifestatie van het gróóte in ons, dat Ds. Kuyper noemde: het goddelijk „atoom", dat zich als Persoonlijkheid openbaart. Waarlijk, achter al die groote woorden zit een stelsel, een logisch sluitend geheel, een eigen richting: Als we ons zelf ontwikkelen en persoonlijkheid worden, dan wordt God verheerlijkt — en dan strekt het toppunt van deze pyramide zich uit tot Christus. Maar ieder Christen, die Gods Woord kent, voelt hier de anti-Christelijke strekking doorschemeren in al die groote woorden. Deze „zelfontwikkeling met Gods hulp" is niets anders dan de verderfelijke practijk van het Humanisme, dat in den mensch vindt „de kiem van de ware gelukzaligheid", zooals in het volgende uitknipsel uit *n strooibiljet van den Christelijken Cursus duidelijk te lezen is. Allen ontvingen niet het zelfde. Gelijk in de kiemen van planten en dieren een oneindige verscheidenheid verscholen ligt, alzoo ook in de kiemen van het geestelijk leven der menschen; het is de verscheidenheid van aanleg, van gaven van hoofd en hart. In dien aanleg ligt de kiem van de ware grootheid, rijkdom, van macht en waarde, van de ware gelukzaligheid. Hij is waarlijk groot en daardoor machtig, rijk van waarde en gelukkig, in wien die aanleg is ontwikkeld tot Persoon» lijkheid, zijn leven en arbeid toonen het merk des Scheppers, de hoogste keur". Het is dan ook een vaag teeken als er menschen zijn, die den Cursus „een eereplaats geven naast den Bijbel-' zooals een Circulaire vermeldt. Uiteraard kon ik maar hier en daar grepen doen — de belangstellende lezer ga de brochures en circulaires zelf na en oordeele dan zelf of 't niet van het begin tot het einde klink-klaar Humanisme is. En dan niet het fijne aristocratische Humanisme van den Muiderkring bijv. waar alleen hoogbegaafde kunstzinnige menschen thuis hoorden, want dit Instituut is voor ieder mensch geschikt. „De lessen in de Beginselen van de leer der Persoonlijkheid kunnen den man en de vrouw van middelmatige bekwaamheid brengen op een hoogte waarop zij meer zullen praesteeren dan mannen en vrouwen van schitterenden aanleg, die dezen cursus niet volgden". Maar ook hebben we hier niet het min of meer philantropische democratische Humanisme van het „Nut voor 't Algemeen", want daarvoor is de prijs te hoog. 't Gaat om den enkeling: „Zijt gij reeds zoover, dat niemand boven u uitmunten kan in het doen van uw arbeid het vervullen van uw taak?" En ook is het niet het fijne modern-democratische humanisme van de volksuniversiteiten, die echte wetenschap populariseeren tot ontwikkeling des volks, want wat deze zelfontwikkelingscursussen geven, heeft heel weinig met wetenschap uit te staan. De circulaires en brochures geven den indruk, dat hier een Humanisme aan 't woord is van den marktschreeuwer, die zijn hoorders „gelukkig wil maken" met z'n waar. In meer. dan één opzicht herinnert de reclame van het Chr. Instituut aan het geschreeuw van den charletan op de markt of aan de reclames voor Forsters-nieren-rugpijn-pillen, Pinkpillen, Wortelboers kruiden e.d. Met groote kapitale letters of in vet gedrukte gekleurde letters schreeuwen de woorden Zelfontwikkeling, ontwikkeling der Persoonlijkheid, u toe. Ook de gansch groote rij van attesten van dominee's, onderderwijzers, enz. die zoo rustig werden, zoo heel anders dan vroeger, herinnert sterk aan de zielige brieven van heele en halve beroemdheden, die door de Forsters pillen van hun kwalen genezen waren. t Maakt bepaald een komisch effect als een onderwijzer in ernst beweert, dat men door het vasthouden aan den Cursus een „Genie" kan worden l of als een ander den Cursus bedankt, omdat hij „wonder boven wonder benoemd werd uit 60 sollicitanten tot Hoofd der school in een mooi landbouwdorp!" of als iemand, die bijna bankroet was, zijn laatste 100 gulden aan den Cursus besteedde en na een jaar er geheel bovenop wasl Ja, 't zou komisch zijn als over dit bedrijf de Naam van Christus niet was genoemd. Dat Dalmeijer's Cursus in dezen geest werkt met deze „resultaten" is tot daaraan toe. Als iemand daaraan meedoet, dan voelt bij als Christen toch hier en daar „welk vleesch hij in de kuip heeft" Maar dat men ons volk een rad voor de oogen draait met klinkende namen, dat men wijlen Prof.Bavinck daarvoor aanhaalt— en vooral, dat men den heiligen Naam van Christus voorop stelt om dan onder die vlag een dóór en dóór humanistische lading te voeren, dat is ergerlijk, wijl het misleidend is voor menschen, die vaste leiding zoeken voor hun leven en daarvoor hun zuurverdiende penningen over hebben. Met opzet noem ik geen namen, omdat ik niet anders kan denken, dan dat velen van hen, die den Chr. Cursus hebben aanbevolen onkundig zijn geweest van wat eerst later gepubliceerd werd. En het is niet de eerste maal, dat mannen van naam op Chr. gebied door het Humanisme werden verblind. Wie daarvan meer wil weten leze de Rede van Prof. Hepp, de Gereformeerde Apologetiek, pag. 24—27. (Kampen 1922) En als een man als Melanchton gezegd kan worden het Humanisme in de Reformatie geïmporteerd te hebben, dan is het onze mannen niet tot schande te rekenen, als zij zich heten vangen. II. De Cursussen zelf. Als men doorgedrongen is in den geest van het Humanisme, die de reclame doortrekt en men legt dan de lessen voor zich, dan is de teleurstelling groot. Want die lessen dragen precies het zelfde stempel. Eenige citaten tot bewijs. Uit den Cursus ter opleiding tot meesterlijk werker zelfstandig spreker, logisch denker, enz. Uit de le les, „Bedenk steeds het doel van uw studie: Gij wilt een persoonlijkeid een denker en een spreker worden, pag 5. „Menschen, leert denken en spreken, en toont door uw woord, dat gij menschen zijt, hoogbegaafde wezens, dieedel, juist en beslist hun meeningen uitdrukken" pag. 13. „Wat hem verheft, hem zelfstandig en sterk maakt, ja zelfs zijn persoonlijke schoonheid verhoogt, dat is een correcte, edele en besliste wijze van uitdrukking", pag. 26. „Bedenk steeds, dat ge door dit oefenen den grondslag legt voor een grootsche, vrije spreekwijze", en houdt .... dit hooge, u gewaarborgde, (sic!) doel voor oogen." pag. 35. Deze hooggeloofde oefeningen, die dit edele en grootsche correcte en besliste spreken en daarmee den hoogbegaafden mensch als persoonlijkheid zullen vormen bestaan uit rijtjes woorden voor het inoefenen van een klank; en eenige opmerkingen over mondstanden; (bijv. „Geef u rekenschap van alle mondbewegingen" (sic!) Deze „goede raad" staat nog wel als opschrift boven aan bladzij 27.) Verder zijn enkele citaten uit Bavinck's „De Welsprekendheid" met gescheiden lettergrepen gedrukt om als spreekoefening te dienen. Bovendien komen er opmerkingen in voor over houding en zelfvertrouwen. Het geheel draagt — in overeenstemming met de réclame 'M alle kenmerken van humbug. Een boekje van een paar gulden over „Spraakleer" geeft méér en degelijker lessen, dan deze peperdure Cursus. Maar misschien geeft de Cursus voor logisch denken meer. We geven daaruit (6e les) eenige citaten. „Wat ge denkt en spreekt, moet gij u voorstellen" pag.4. Het logische denken en het vrije spreken berusten dus in de eerste plaats op aanschouwing" pag.5. De aanschouwingsgedachte wordt geboren door de levendige indrukken b in het gevoel en krijgt vorm doordien het verstand ze begrijpt, (Bestudeer levenscirkel B tab. K.) (p. 5) „De productiviteit van den vrijen, flink geschoolden geest doet uit zijn krachtcentrale op grond van de eenheid van wil en verstand onuitputtelijke gedachten opwellen", (pag. 5) Wat zegt U van zooveel poespas op één pagina voor ongeschoolde leidingzoekende menschen, die tobben met hun leven en dezen Cursus begeerig aangrijpen! Na een soort populaire inleiding op de formeele logica volgt deze regel, die er als een tooverformule uitziet: „Het einddoel, als een uiting van de werkzaamheid van den wil, die zich kenmerkend onderscheidt door zijn richting, is de kiem van alles", pag. 12. Op pag. 15 vinden we een schema, waarin beweerd wordt, dat de mensch in wezen geest is en naar den vorm lichaam. De persoonlijkheid is in wezen wil (God is ook Persoon, dus in wezen oerwil? Janse) Karaktergrootheid is in wezen humaniteit. (Heusch, dat staat er, zwart op wit, in den Christelijken cursus. „Uw einddoel zij: De volmaking van uw wezen en leven", pag. 19. (En dit einddoel is „de kiem van alles" volgens pag. 12, Janse.) „Gij zijt de drager van oneindig veel verschillende krachten en gaven, voortreffelijkheden en eigenschappen, die U door uwe bestendige volmaking recht geven, geniaal te denken, te spreken, op te bouwen en te vormen", pag. 20 Zoo zou ik verder kunnen gaan. 't Ligt zóó voor 't grijpen, met vette letter gedrukt. Maar 't is reeds meer dan genoeg om aan te toonen, dat hier onder Christelijke vlag contrabande wordt gevoerd j— en dat nog al onder toezicht van een Jeugd-leider van grooten invloed. Wie zóó voortreffelijk is, zóóveel tot zijn volmaking vermag, zoo geniaal gaat denken, heeft in de practijk aan zichzelf genoeg (en aan den cursus) en wint misschien aan zelfvertrouwen en voelt zich geheel anders en rustiger dan vroeger — maar die is óók vèr af van het komen tot Christus eiken dag weer om zijn gebroken leven door Hem te laten heelen, eiken dag weer zijn zonden Hem te belijden. Zulke zich-zelf-ontwikkelende menschen kennen de geheel eenige plaats van Christus en van den H. Geest in het leven van den Christen niet. „We zoeken u te leiden tot God" zegt een strooibiljet — maar dat is dan wel op een vreemde manier. Wil men practische raadgevingen tegen „besluiteloosheid weifelzucht, halfheid, traagheid, gemis aan voortvarendheid en cordaatheid", uitstekend, maar Waarom dan al die groote woorden? 't Kan zijn, dat men bij sommige personen de suggestie bewerkt, dat ze „innerlijk groot" worden, dat ze „hoogbegaafde wezens"1 zijn, dat ze recht hebben om zich zelf te beschouwen als „geniale" denkers, door welke suggestie ze waarlijk flinker durven uitkomen — maar wie ziet niet in, dat hier van Christelijk standpunt het middel erger is dan de kwaal? Want de grooten in het Koninkrijk Gods waren geen zelfbewuste fiere, geniale, innerlijk groote menschen, maar zwakken, die iederen dag krachten verkregen door het geloof. Zij betuigden: als ik zwak ben, dan ben ik machtig. Paulus was in Korinthe „in zwakheid en in vreeze, en in vele beving", 1 Cor. 2 : 3. En Luther bad aan den morgen van den Rijksdag te Worms: „Mijn laatste uur is gekomen, mijn veroordeeling is uitgesproken! O, God! O, God!.... O, God, help Gij mij tegen al de wijsheid dezer wereld . . . Doe het. .. Gij moet het doen ... Gij alleen .,. Want dit is mijn werk niet, maar het Uwe". (Merle d'Aubigné, Geschiedenis der Hervorming, pag 425.) „God wederstaat de hoovaardigen, maar de nederigen geeft Hij genade", dat is de dagelijksche ervaring van ieder Christen. Roep den zenuwachtigen Christen toe: houd u goed, wees sterk, pak aan, treed beslist op — vertrouw op God, die u voor die roeping plaatste. Hij zal er u later dankbaar voor zijn. Maar maak hem niet wijs, dat hij „innerlijk groot" is, dat hij tot bestendige volmaking voortschrijdt, dat hij zijn wezen en leven volmaakt, dat hij een PERSOONLIJKHEID i3 geworden. Want alleen Christus is de groote onder de menschenkinderen. Hij is onze vrede, Hij is onze rechtvaardigheid. Hij is onze Gelukkig-maker, Hij is onze eere en ons leven. Ons leven is in Christus en niet in onze PERSOONLIJKHEID te zoeken. En in datgene waarin de christen waarlijk groot is, is hij dat door het geloof. De bevende Paulus, de beangste Luther — zij waren groot in hun geloof, in hun volhardend vertrouwen op Christus. Er kunnen dus wel goede practische wenken in den Cursus voorkomen — hoewel de oogst zeer gering is vanwege de humbug — maar het beginsel dat dezen z.g. Christelijke cursus beheerscht is dóór en dóór anti-christelijk. Thans resten nog de lessen van den CURSUS in de beginselen van de leer der PERSOONLIJKHEID naar de Christelijke beginselen bewerkt. Hier is de humbug tenminste niet zoo grof. Menige practische wenk is daar te vinden, die ieder mensch ter harte kan nemen. Maar het leidend beginsel en heel de opzet dezer lessen — ik kan het niet anders zien ondanks mijn eerbied voor den persoon van den bewerker — is niet in Christelijken geest, maar geheel doortrokken van het Humanisme. Ik zal beginnen met enkele opschriften boven de pagina's van les H te citeeren. „Alleen grondige kennis leidt tot goed denken en juist handelen". Dat is een verbinding van het intellectualistisch en ethisch Humanisme. Vgl. Bavinck, Paedagogische Beginselen, le druk pag. 31, (par. 10). Bovendien is het ook van psychologisch standpunt minstens eenzijdig, want men kan evengoed beweren: alléén goed denken eri juist handelen leidt tot grondige kennis. Verder is het practisch niet waar, want menigeen dacht goed over een zaak. waarvan hij geen grondige kennis had (vgl. Grotefends aandeel in de ontcijfering van het spijkerschrift, Noordtzij, Gods Woord en der eeuwen getuigenis, pag. 7) en menigeen handelde goed zonder dat hij inzag waarom hij zóó moest doen. 't Zou wat worden als we niet juist konden spreken aleer we grondige kennis hadden van spraakorganen en mondbeweging! „Neem eens anders meening niet over zonder eigen onpartijdig en alzijdig onderzoek". We hebben hier den autonomen mensch, die van geen leiding, van geen gelooven op gezag afhangt. Onpartijdig en alzijdig onderzoekt hij. Op die pag. wordt gesproken over de uitdrukking, die men op groote krantenbureau's zegt: „Och het groote publiek slikt toch alles". En de Cursus vervolgt dan: „Dat is een vreeselijke aanklacht! En — vergeet niet — zij kan ook u gelden! Zoolang gij blijft behooren tot wat men „de groote massa" noemt, zoolang gij u niet verheft boven een leven van zelfgenoegzame luiheid en onverschilligheid, zoolang zal men ook van u kunnen zeggen, dar gij alles slikt. Welk ernstig mensch zal over die uitdrukking niet toornen! Een schande is zij voor de menschheid!.' Ziet u, de menschheid is te edel om geleid te worden. De ontwikkelde mensch smaalt op die „kuddedieren" en verheft zich door onpartijdig en alzijdig onderzoek boven „de massa". Is dat Humanisme of niet? Het is dat Humanistisch ideaal, dat duizenden en tienduizenden van onze jonge menschen heeft verslagen. Zonder leiding, zonder vastheid in het leven, op eigen onpartijdig onderzoek aangewezen zwierven ze de groote wereld in. De wetenschap overrompelde hen met haar „onbetwistbare resultaten", de oude Bijbel was partijdig, ouders en kerk waren bevooroordeeld en niet alzijdig genoeg .... maar de onpartijdige onbevooroordeelde alzijdige wetenschap was geloofwaardig in de hoogste mate — en deze groote Goliath hoonde de legerscharen des Heeren en versloeg vele kinderen des Verbonds tot groote smart hunner ouders, En nu krijgen we dat Humanistisch - ideaal verchristelijkt op eigen erf. De eerste vermaning van les 14 luidt: (pag. 4) „Mistrouw de algemeen als geldig aangenomen meeningen zoolang gij ze niet zelf hebt overdacht en aan het Woord Gods getoetst hebt". Deze Cursus is voor jongelui van rond de 20 jaar. Deze jonge menschen. die leiding nog zoo broodnoodig hebben en die in de opvoeding door de kerk worden ingeleid in de wijsheid der vaderen, die de vruchten van eeuwenlangen strijd zoo noodig hebben, die worden nu Zóó autonoom gezet als onpartijdige en alzijdige beoordeelaars. En wat de Kerk*) eeuwen heeft gekost: de toetsing aan Gods Woord — zal deze jongeman doen in een jaar. De Bond van jongelingsver. geeft deze jongens leiddraden en bronnen — deze Cursus geeft zé de critische instelling die duizenden in 't verderf bracht. De toetsing aan Gods Woord veronderstelt, dat de Bijbel tenminste betrouwbaar en geloofwaardig is. Maar de ervaring leert, dat de autonome mensch, eenmaal ontwaakt, straks ook begint aan zijn (gewaand) onpartijdig en alzijdig beoordeelen van de waarheden der H. Schrft. Dat leert de ervaring. In overeenstemming met deze Humanistische richting lees ik op p. 6, Waart gij tot nu toe gewoon, al uW vrijen tijd in gezelschap door te brengen, breek dan met die gewoonte, en zonder u nu en dan een poos af, om met u zelfj) alleen te wezen. Leer uw „eigen ik" kennen en schatten. *) De schr. bedoelt dit waarschijnlijk niet, maar waar ligt de scheidingslijn ? En hij zegt er niets van op welk terrein dit schiften niet zou gelden, f) Spatieering van mij, A. J. Dat is de moderne retraite-gedachte, de humanistische carricatuur van de Christelijke afzondering tot het gebed en de meditatie. Maar van deze middelen tot het verkrijgen van wijsheid, van deze krachtbronnen voor het Christelijk leven spreekt de Cursus hier niet. Deze Cursus geeft de leer der Persoonlijkheid — volgens Ds. Kuyper dus de leer om tot manifestatie van 't goddelijke „atoom" te geraken. En de omslag van les 15 zegt, dat „de lessen van de Cursussen van het Chr. Inst. v. zelfontw. ALLES bevatten, wat geweten dient te worden om zich in de gekozen studie te bekwamen". Maar dan is de vraag gewettigd: Als dan hier in dezen Cursus alles gegeven wordt buiten Gods Woord en buiten Christus om — waarom deze Cursus nog „Christelijk" heet. Christus staat in 't begin (wedergeboorte) en aan 't einde (spits der pyramide) en Gods Woord is toetssteen voor den autonomen mensch i— maar het geheele bedrijf van de Zelfontwikkeling is puur Humanistisch, En dat is ALLES wat geweten dient te worden. Doch er is nóg een mogelijkheid, dat deze Cursus gelden kan als ernstig werk. Het programma (met zwart en rood op groen papier gedrukt) van den Cursus in de beginselen van de leer der Persoonlijkheid vermeldt op pag. 6. „Hij (de Cursus) beperkt zich — dit om teleurstelling te voorkomen*) — daarbij evenwel in hoofdzaak tot de natuurlijke zijde*) onzer levensroeping". De Cursus wil eenvoudig practische wenken geven „tegen besluiteloosheid, halfheid, gemis aan cordaatheid." Dat zal; 1 zijn! Maar dan moet men ook practisch werk geven. En geen groote woorden. En. dan is 't voor jonge menschen al zeer noodlottig als ge ze „de critische instelling" aan de hand doet. Want dan komt het hoofd vol problemen en dan wordt de kracht mat. Zij missen al te zeer de „alzijdigheid" En dan is 't zeer practisch om tot bidden telkens weer te vermanen en tot ootmoed. En bovenal erg practisch om den Bijbel voorop te plaatsen *) Vet gedrukte van mij, A. ]. bij het onderwijs. Niet: „jongen toetst a li e s aan Gods Woord" (dat is een groot woord, méér niet!) maar: dit en dót is niet en dat is wél naar Gods Woord. De arbeid der Jongelingsvereenigingen is zulk een practisch werk, dat is het Instituut voor echte Chr. zelfontwikkeling, omdat het den jongeling op z'n plaats en den inhoud der H. Schrift op den voorgrond zet en de bronnen tot echte studie toegankelijk maakt. Daar gaat het niet om het zelf of om de persoonlijkheid van den jongeling, maar om wat Gods Woord zegt en wat de Kerk daarin vond en wat onze Leiders daaruit leerden. En 't resultaat is dan niet: „Wat ben i k een Persoonlijkhei d geworden met Gods hulp" — maar „des Heeren werken z ij n zeer groot"— niet: deze Cursus gaf mij ,,'n heldere voorstelling van mijn roeping als Christen en ontwikkelde mijn geestelijke en verstandelijke vermogens tot de hoogste hoogte" (zooals een circulaire belooft) maar: Gods Woord is mij een licht op mijn pad" en „geloofd zij Jezus Christus die ons is geworden wijsheid van God, en rechtvaardigheid en heiligmaking, en verlossing. En dat het zij, gelijk geschreven is; Die roemt, roeme in den Heere." Zulke taal is niet maar „religieus" — goed in de kerk en onbruikbaar voor de practijk — neen, het leven van den Christen, die naar Zondag 1 van den Heidelb. Catechismus niet zijn, maar Christus' eigendom is, dat is geen leven buiten de practijk om, maar dat leven met Christus doordringt alle practijk en. is de kern van al zijn practisch handelen en weten. De scheiding tusschen religieus gebied, dat dan voor Christus is — en het andere gebied waar de humane mensch den scepter zwaait in wetenschap en practijk is tegen de H. Schrift in en dus on-christelijk. De Bijbel kent zelfs het begrip humaniteit niet. Ook niet voor de practijk. Wil deze cursus dan per sé puur voor het fc.g> natuurlijke leven gelden, dan late ze den naam Christelijk varen» Maar ook uit Heidensche cultuur valt wel eens te leeren. Ongeloovige denkers brachten soms groote schatten voor de wetenschap aan. De cursus is dan misschien leerzaam om wat over de persoonlijkheid te weten te komen' en wat psychologie te leeren? Gepopulariseerde wetenschap misschien? We nemen enkele citaten uit les 15, over het geheugen. „Als ik den wil vergelijk met het ketelhuis van een fabriek, en het verstand met de fabriek, dan komt het geheugen overeen met den zolder." (pag. 2) „Onthouden is het bewaren van de ontvangen begrippen, denkbeelden en indrukken," (pag. 5) Dat begrippen en denkbeelden niet „ontvangen" worden en dat onthouden veel meer is dan „bewaren" ontgaat den Cursist natuurlijk. En op pag. 7 lezen we het volgende: „Omtrent de wijze, waarop de verschillende indrukken in onze hersenen gemaakt worden en bewaard blijven, weet men niet zekerheid zoo goed als niets te zeggen." Let op die indrukken in hersenen, die daar bewaard worden. „Natuurlijk hebben de geleerden zich verdiept in tal van onderstellingen, doch met beslistheid zeggen: Zóó en zóó gebeurt het, kan niemand." Maar er gebeurt*) dan toch wat in de hersenen*) denkt de Cursist. Dat staat voor hem vast. Daar worden indrukken gemaakt*) en bewaard.*) „Ik zal mij daar verder niet in verdiepen, maar trachten u door een beeld Benig inzicht in de werkwijze onzer hersenen (sic!) te geven." Dat beeld is niet wetenschappelijk^*) maar het geeft u in elk geval 'n voorstelling waaraan ge wat hebt." „Wij willen daarom den geest*) des menschen vergelijken bij een gramophoonplaat. (Let wel: den geest, J.) Evenals het geluid door middel der record-stift indrukken op de gevoelige plaat maakt, zoo maken de waarnemingen onzer zintuigen indrukken op onze hersencellen*). (Hier is de plaat weer niet geest, maar hersenen. J.) En evenals de gramophoon de indrukken, op de plaat gemaakt, wederom in klanken kan omzetten, zoo kan onze geestesmachinef) (weer een nieuw beeld!) de indrukken der hersencellen-}-) weer in voorstellingen, in geestelijke beelden omzetten. *) Cursief van mi), j. **) Cursief van den cursus. ■f) Vet gedrukt door mij, J. Ik geef dadelijk toe, dat de voorstelling niet volkomen opgaat . . . maar ons beeld is in dit opzicht juist, dat het u een idee geeft van indrukken en herlevingen of reproducties.. Niets is wonderbaarlijker dan de rangschikking der duizendmillioenen hersencellen waarover de mensch beschikt. Dat zijn de indrukverzamelaars en de geest bezit het vermogen de onderlinge verbintenis dier cellen te bewerkstelligen en te regelen." (pag. 7). Ik denk, dat de „onwetenschappelijke" voorstelling er wel in zal gaan bij de Cursisten. Te meer als de Schr. daarna op pag. 16 nog spreekt in dezer voege: „Hoe dieper*) de indrukken*) zijn, welke een zaak op onze hersencellen*) maakt, des te beter zullen wij die indrukken bewaren." En op pag. 29 vraagt bijj „Welk vreemd woord hebt gij leeren kennen voor het doen herleven der herscnindrukken?"*) Wat zal de persoonlijkheid der cursisten, dat goddelijk „atoom" groeien van zulke kost! Misschien voelen ze straks wel hoe ^diep" die „indrukken" in de „hersencellen" „indringen"! Maar dat van zulke psychologische voorlichting in één der aanmeldingsformulieren gezegd wordt dat deze „methoden berusten op de resultaten verkregen door erkend geloovige psychologen, voornamelijk door de studie der psychologie des Bijbels." dat is . ... w» ja, wat is dat ? Ik kan hier niet nader kwalificeeren, III. In hoeverre is Dalmeijers Cursus omgewerkt? Zooals uit het bovenstaande kan blijken is het principe „het optrekken van de pyramide Van het aanzijn"-, "het streven naar „zelfontwikkeling" onveranderd gebleveft. Wat er dan wél veranderd is? Ik kan hier alleen oordeelen -over den Christelijken Cursus in vrij spreken, logisch denken, enz. , De eerste les is bijna geheel gelijkluidend en geeft bijna dezelfde regels als die van Dalmeijer, uitgezonderd deze wijzigingen: pag. 3. Dalmeijer was „in mak paganistische zin geschreven", deze is „in beslist Christelijken zin opgevat." pag. 11. De volgorde: jurist, theoloog is omgezet in theoloog, jurist 1 Dalmeijer zegt: ons geheele bestaan hangt hiervan af, of we vrij, levend kunnen spreken. Christelijke Cursus voegt er tusschen „voor een goed deel." pag. 12. een beschaafde wijze van spreken verheft den mensch tot zijn gansche menschen/zeer/i/Vc/zei'cf (Daim.) menschenzi/n (Chr. C.) pag. 14. „menschelijke .evolutie veranderd in ontwikkeling!" pag. 16. Neem niet tot voorbeeld een ongeschoolden spreker die „even leelijk en onvolmaakt spreekt als ieder gewoon mensch bij het kaartspel". . . . (Daim.) veranderd in „buurpraatje" (Chr, Cursus). Is dat „omwerken" of camoufleeren ? pag. 20. De inhoud der rede moet door een volmaakte (Daim.) onberispelijke (Chr. C.) spreek- en voordrachtkunst veredeld (en verheerlijkt, Daim.) worden. pag. 26. Slordig* spreken is „den mensch onwaardig" (Daim.) maakt den mensch „tot een onbewust voortlevend schepsel!" (Chr. C) pag. 27. kenmerk der aa: laat de onderkaak met kracht (en energie, Daim.) zakken. *t Opschrift is hier: Geef u rekenschap van alle mondbewegingen l" Onveranderd. pag. 28. Ontwaakt gij die slaapt en sta op uit den dood! (Dalmeijer). Levende kracht van t klare water. (Chr. C.) Verder zijn enkele spreekoefeningen, ontleend aan Spinoza en Schopenhauer, vervangen door stukken uit Bavinck's „De Welsprekendheid." De 6e les is op dezelfde manier „omgewerkt in Chr. geest". De schema's en tabellen bleven onveranderd. Nog een ernstig staaltje: pag. 36. Daim.: „Voor afdwalingen van sexueelen aard moet men zich wachten, daar hieronder het geheugen geducht te lijden heeft." Chr, Cursus: „Brengt de zonde vaak zelf haar straf met zich, op sexueel gebied geldt dit wel zeer sterk. Het geheugen lijdt ontzettend. Geestelijke minderwaardigheid en degeneratie is onvermijdelijk." Wie is hier barmhartiger, wijzer? Plof, daar ligt de strevende ■f) Vet gedrukt door mij, J. Cursist, die zich onanist weet en zich zou opwerken „met Gods hulp" in eigen kracht. En vooral onder zulke zedelijke gebondenen zijn Je verlegen sprekers, de zwakken in de maatschappij ... zij zouden Joor den Cursus omhoog streven en succes was verzekerd. Geestelijke minderwaardigheid — gedegenereerd! Wat zuilen ze doen? Wanhopen? Misschien weer gaan streven — tot de ketenen hunner zonden hen weer meesleuren in 't slijk — :ot er niets mensonwaardigs, heerlijks, groots, edels, onberispelijks neer aan hen is ... ? Als zij tóch dan den Heiland vinden en :n hun gebrokenheid tot Hem gaan en barmhartigheid vinden om geholpen te worden, dan zal dat zijn ondanks dien „Christelijken" Cursus. De Cursus van Dalmeijer is m.i. beter geschikt voor ons volk lan deze Christelijke bewerking. Wie Dalmeijer volgt, bemerkt al spoedig, dat hij op zijn hoede moet zijn. De „Christelijke bewerking" heeft die plaatsen waar Dalmeijer's Cursus zich al te «er verraadt, netjes verborgen, zoodat de Cursist afgaande op len naam Christelijk en vertrouwende op al die klinkende namen ïr in loopt zonder erg. Een der sterkste getuigenissen, die het Chr. Instituut aanhaalt, s wel die van wijlen Prof. Bavinck. Een circulaire schrijft daarvan: „Wijlen Prof. Bavinck — zonder voorbehoud de lessen aanbevelend — sprak als zijn wensch uit, dat het geheele werk van het N. I. Z. O, opnieuw zou worden opgebouwd in aansluiting aan de Christelijke gedachte en terminologie, dan zou het, volgens zijn meening, worden een practische raadsman, die ons kan leeren, hoe wij in gebed en naarstig* heid ons kunnen reinigen van de slechte gewoonten, die ons vaak deerlijk in den weg zitten." Na al het geciteerde oordeele de lezer zelf of aan dien wensch 'an Prof. Bavinck is voldaan. Is hier „het geheele werk van Dalmeijer opnieuw opgejonwd?" En is hier aansluiting aan de Christ elijke gedachte? En aan de Christelijke terminologie? VI. Is een Christelijke bewerking van Daim. Cursussen mogelijk? Ik geloof, dat een ernstige poging is gedaan in die richting door den bewerker van den Cursus in de beginselen van de leer der persoonlijkheid. Ik heb den parallellen Cursus van Dalmeijer daarvoor niet kunnen raadplegen, maar vermoed, dat hier meer zelfstandig is gewerkt, dan in den cursus voor vrij spreken, logisch denken,, enz. Toch zagen we dat deze ernstige poging mislukte. En dat kan niet anders. Dat kan ons bij nadere beschouwing de titel der lessen al leeren: CURSUS IN DE BEGINSELEN van de LEER DER PERSOONLIJKHEID. Wat is persoonlijkheid? Het prospectus, speciaal voor deze lessen geschreven, zal het ons zeggen. het is „nog iets anders dan kennis en gave. Iets*), dat daar achter ligt en daarboven staat en in welk(en?) dienst iemands krachten en gaven staan. Het is zijn persoon zelf, zijn „ik", in zijn innerlijke samenvatting en in zijn ziel onderscheiden van anderen; in zijn geestelijke en zedelijke kwaliteit en kracht." Persoonlijkheid en „Ik" zijn niet genoeg onderscheiden in deze omschrijving, en daardoor is de definitie wat vaag, maar de rechte definitie van Persoonlijkheid zal nog wel gevonden moeten worden, 't Is den Cursus daarom niet kwalijk te nemen, dat hij geen heldere en klare definitie geeft. Over dat vage psychologisch-philosophische begrip gaat nu Dalmeijer een LEER geven. De bewerker heeft er van gemaakt: BEGINSELEN van de Leer der Persoonlijkheid. — Dat eert hem, want een volledige Leer der Persoonlijkheid te geven, dan nog wel voor iedereen, dat is geen kleinigheid. Men zou zeggen, hoe is de practische Dalmeijer toch op de idee gekomen om een leer te geven over zulk een zwaar stuk? Wel - „men moet bedacht zijn op de ontwikkeling en vorming zijner Persoonlijkheid." *) Cursief van mij-, J. Dat is door de Chr. bewerkers overgenomen en dat kan practisch niet anders, want zonder dit program wordt een Leer de Persoonlijkheid voor de Cursisten waardeloos. Dan wordt het een gewoon stuk psychologie —- maar zonder directe practische waarde. Men kan het zoo niet draaien of keeren altijd komt de ontwikkeling der Persoonlijkheid, de vorming van den persoon zelf en daarmee zijn „ik" in het centrum te staan. En dat i s niet Christelijk en kan het ook nooit zijn, eenvoudig om deze reden, dat voor een Christen zijn persoonlijkheid, zijn persoon zelf, en daarmee ook zijn ik, steeds en overal op den achtergrond komt. De hoogste Christelijke deugd is de liefde tot God en den naaste. Dat is tevens, de vervulling der wet. En daarin gaat zijn eigen persoonlijkheid niet ten onder, maar wordt zij juist verheven tot het hoogste peil. Lief-hebben, dat kan op aarde de mensch alleen, daarin is hij juist mensch, daarin komt zijn persoon-zijn uit. Dat onderscheidt hem van het dier.*) Daarom vind ik nergens in de H.S. het gebod tot ontwikkeling der persoonlijkheid, want in het doen van Gods geboden is groot loon, juist voor de persoonlijkheid. En Gods gebod spreekt alleen van liefde tot God bovenal en tot den naaste als tot onszelf. De Christen kent dus en waardeert wel zeer de liefde tot zichzelf — tegenover de moderne wereld, die alleen egoïsme en altruïsme onderscheidt — maar de cultiveering van het eigen ik, van de persoonlijkheid, om de persoonlijkheid op te voeren is de leer van de H. S. niet en dat is ook nimmer geweest de rechte praktijk der kinderen Gods. Onze gaven en krachten moeten in dienst onzer persoonlijkheid staan. Om een gewoon alledaagsch voorbeeld te nemen: Een predikant moet niet „zenuwachtig" zijn op den kansel, zoodat hij z'n gedachten niet kan verzamelen. Dat gebrek moet hij overwinnen. Juist. Maar dan niet door aan zijn persoonlijkheid te gaan werken — juist dat ik zit hem in den weg! Hij moet in den dienst der liefde voor zijn God en voor zijn Gemeente zich-zelf vergeten bij zijn werk. *) Zie Prof. Buitendijk: „Bijdrage tot een onderzoek naar het wezensverschil van mensch en dier." Rede op de wetensch. samenkomst der V.U. A'dam, 1922. Dat is het geheim van alle „grooten" in de wereld dat zij met hun gansche zijn stonden voor hun taak. En Jezus sprak: Die de meeste onder u wil zijn, die zij a//er dienaar. Een Cursus in de Leer der Persoonlijkheid met het practisch doel van Zelfontwikkeling, van vorming der eigen Persoonlijkheid als die van Dalmeyer kan geen Christel ij ke omwerking verdragen. Wil men practische wenken tegen „zenuwachtigheid", slordig spreken, enz. — daaraan is wel behoefte i— maar dat heeft met een Leer der Persoonlijkheid niets uit te staan. En zéker niets met 'n ontwikkeling der Persoonlijkheid door een Cursus. Vermoedelijk heeft Prof. Bavinck, toen hij zijn wensch — boven aangehaald — uitte, aan zulke practische wenken gedacht. Zoo is bijv. ook de Rubriek, die Ds. Fernhout in „De Reformatie" opende onder den titel: „Geestelijke Adviezen" — iets dat volle sympathie verdient. Maar een Christelijke bewerking van Dalmeijers Cursus voor de ontwikkeling der Persoonlijkheid moet mislukken. Ie. Omdat het uitgangspunt Humanistisch is. Dit voor het principieel gedeelte. 2e. Omdat de Cursus Dalmeijer weinig echt wetenschappelijk en ook weinig practisch werk levert. Dit voor de practische zijde, losgedacht van het principe. V. Hoe wordt dan de Christelijke persoonlijkheid ontwikkeld? We zagen reeds: door de vervulling der wet, door de liefde, die den mensch eerst volkomen tot persoonlijkheid maakt. De liefde en niet de zelfontwikkeling, is „de band der volmaaktheid". Coll. 3 : 14. Maar juist die wetsvervulling brak in ons leven tezamen. Wij konden niet en wij kunnen niet onze persoonlijkheid opheffen in de sfeer der liefdé tot God. En evenmin tot den naaste. Wij werden in den val „Selbstzweck" — wij wilden zijn als God — het ik voorop. En God achteraan. Precies als in Cursus Dalmeijer. Dat was in wezen de haat. En 't was geen rechte zelfliefde, maar gruwelijk zelfbedrog. Haat tegen God en tegen den naaste. Dat is de richting onzer natuur. Zoo leert het de H. Schrift. En die haat loopt uk op verlies van ons zelf. Luc 9 : 25. Maar nu heeft God Zichzelf geopenbaard. — En ook Zijn liefde betoond in de zending van Zijn Zoon. Hij was Goddelijk Persoon. En vernederde zich tot den dood des kruises. Hij werd niet groot en edel. maar Hij werd een vloek voor ons. Opdat wij het leven voor ons zelf zouden vinden! Zullen wij nu in onzen persoon roemen? Neen, wij zullen Hem roemen. Zullen we ons op onzen persoon verheffen? Neen, we zullen diep in 't stof onze ellende belijden. Zullen wc onzen persoon trachten op te voeren door ontwikkeling? Neen, we we zullen Hem liefhebben met al onze kracht en Hem wijden heel ons leven. En dan zullen we ons Koningen weten in de toekomst. Maar alleen door Hem. En heel vaak zullen we juist het omgekeerde in ons leven zien: zwak, ellendig, strijdende, vallende, worstelende, mat, slapende, maar telkens zullen we in het geloof onzen Koning zien, wij zullen het gelooven: wij zullen mèt Hem heerschen. En we juichen met Paulus: „als ik zwak ben, dan ben ik machtig door het geloof'. En zoo: „door het geloof" zullen we de helden des geloofs navolgen. •„Krachtige persoonlijkheden" zal wellicht de wereld zeggen *?, maar zij weten er het geheim niet van: de geloofsgemeenschap met den levenden Christus, die nü nóg in den hemel ons met volle aandacht gadeslaat en ons bijstaat om onze roeping te vervullen, al doen wij het dan ook als Paulus „bevende", vanwege de zwaarte onzer roeping en wetende onze eigen zwakheid. Als illustratie van deze ontwikkeling der Christelijke Persoonlijkheid moge hier nog volgen een citaat uit een boekje over Bodelschwingh den stichter van Bethel bij Bielefeld. (Een kolonie voor epileptici, waar duizenden ongelukkigen liefderijk verpleegd worden. Een man die honderd duizenden aan zich verplichtte en die waarlijk groot genoemd mag worden in het Koninkrijk Gods.) Er is 'n mooi boekje over hem verschenen (uitgave der stichting) getiteld: Bodelschwingh als Erzieher, von Pastor E. F. v. Rabenau. Ik schrijf hier enkele citaten uit over, omdat ze zoo precies illustreeren, wat ik in deze brochure bedoelde. „Pastor von Bodelschwinghs Beispiel zeigt, was für ein groszes Glück darin beschlossen liegt, wenn der Beruf die ganze Persönlichkeitsbetatigung umspannt. Das Erziehungsideal einer harmonischen Ausbildung aller Fahigkeiten, einer vollen Auspragung der Persönlichkeit ist bei ihm in hohem Masze erfüllt. Das Eigentümliche in seinem Leben ist nun aber dies, dasz dieses Ideal niemals als leitendes Motiv seines Lebens anzusehen ist. Nie versuchte er, nach dem egoïstischen Gedanken: Ich musz meine Persönlichkeit bilden und auswirken, sozusagen der alleinige, selbstherrhche Baumeister seines Lebens zu sein" Persönlichkeitskultur (blieb) ihm ein fremder, ja seinem innersten Wesen widersprechender Gedanke" .... „Erziehung zur Persönlichkeit im Sinne Bodelschwinghs ist also Erziehung zum Christentum, zur Hingabe an Gott und an Christum. Die Persönlichkeitsbildung kommt nicht so zustande, dasz man von ihr redet, dasz das persönliche Leben „gepflegt" wird, dasz die Kinder angeleitet werden, sich als Persönlichkeit ZU fühlen, ihrem Ich eine grosze Bedeutung bei zumessen, sondern so, dasz vor ihren Augen Gott und Christus grosz werden, dasz sie danken, sich beugen, gehorchen, lieben, dienen, sich hingeben lernen. Persönlichkeitsbildung kommt gerade dadurch zustande, dasz die Persönlichkeit aufgegeben wird". Dieser von Jesus ausgesprochene Grundsatz wird in dem Leben dieses Jüngers Jesu (Bodelschwinghs) vöflig deutlich". Vertaling: „Het voorbeeld van Bodelschwingh toont ons welk een zegen het is. wanneer het beroep de gansche persoonlijkheid te werk stelt. Het ideaal van harmonische ontwikkeling aller gaven tot een volle ontplooiing der persoonlijkheid is bij hem in hooge mate bereikt. 10 u Het kenmerkende in zijn leven is nu echter dit! dat dit ideaal nimmer als „leidend motief" van zijn leven te beschouwen is. Hij trachtte niet naar de egoïstische idee: Ik moet mijn persoonlijkheid vormen en ontwikkelen, de eenige, autonome bouwheer zijns levens te zijn. Persoonlijkheidsontwikkeling bleef hem een vreemde, tegen zijn diepste wezen ingaande, gedachte. Opvoeding tot persoonlijkheid in den zin van Bodelschwingh is dus opvoeding tot het Christendom, tot overgave aan God en aan Christus. De vorming der persoonlijkheid komt niet zoo tot stand, dat men van haar spreekt, dat het persoonlijke leven leven opgevoed wordt, dat de kinderen worden geleerd zich als persoonlijkheid te voelen, hun Ik een groote beteekenis toe te kennen, maar zoo: dat voor hun oogen God en Christus groot worden, dat zij leeren danken, zich buigen, gehoorzamen liefhebben, dienen, zich leeren overgeven. Ontwikkeling der Persoonlijkheid komt juist daardoor tot stand, doordat de persoonlijkheid overgegeven wordt. Deze regel, door Jezus uitgesproken (Luc. 9 : 23—25) wordt door het leven van Bodelschwingh duidelijk geïllustreerd". Trouwens dat is de ervaring van alle grooten in Gods Koninkrijk geweest. Wij behoefden om een voorbeeld daarvan te zien niet in Duitschland te zoeken. Maar ik heb dit citaat gekozen, omdat ik nergens zóó duidelijk uitgesproken vond: hoe de Christelijke persoonlijkheid wordt ontwikkeld.