door CLIVE KEN RICK. „Want alle dï^gËi zijn van u... Het verband tusschen onze moderne Technologie en Economie en de Economische Leer van Christus. door CLIVE KENRICK. (Tweede uitgave van 100,000 in 1936) Vertaling WALTER GYR, K.U., A.M.I.E.E. INHOUDSOVERZICHT. Inleiding. De Feiten. De waarde, die nuttig besteede vrije uren kunnen krijgen. Het Bankwezen. De Illusie die ons bindt. De Geldmacht regeert ons. De Waarheid die ons bevrijden kan. De Wereld Markt. „Babyion de Groote." Het probleem — Zijn oplossing en benadering. Technologie of Toegepaste Wetenschap, die door den Geest der Waarheid geopenbaard werd. De Landbouw. Nawoord van den Vertaler, met teelcening : Een historisch overzicht van de ontwikkeling der Techniek en van het Goud-Systeem: Merkwaardige feiten onzer Historische Tijdschaal Wetenschap en Techniek van 1844 tot 1940. Het Mysterie van het Goud. „Want alle dingen zijn van u..." door CLIVE KENRICK. Het is niet onze bedoeling na te gaan of onze geheele industrieele organisatie een door ons verkeerd doorgevoerde schepping is, evenmin of onze geheele materieele wereld onze eigen schepping is, dientengevolge tijdelijk zal zjjn en spoedig zal moeten verdwijnen. Maar onder de leer van „elke dag heeft genoeg aan zijn zelfs kwaad" (Mattb. 6: 34) laat ons onze aandacht vestigen op Het Financieele Systeem dat ons geheele leven hier op aarde tot op het huidige oogenblik domineert, want wij weten dat de macht van het geld de wortel is van alle kwaad. Laat ons eerst DE FEITEN onderzoeken, daarna DE ILLUSIE DIE ONS GEVANGEN HOUDT, dan DE WAARHEID DIE ONS KAN BEVRIJDEN, en tenslotte eenvoudig vaststellen: HET PROBLEEM, ZIJN OPLOSSING, DE BESTE WIJZE HET AAN TE PAKKEN met onze menschelijke kracht, waarbij wij voortdurend voor oogen zullen houden dat er een Godheid is Die het doel dat wij willen bereiken reeds vastgesteld heeft, en Die ons daarheen zal leiden ondanks al onze vaak zoo eigenwijze pogingen in een andere richting of onze zoo onbeholpen uitvoering van een stelsel in de juiste richting. DE FEITEN. Wat zijn de voornaamste grondslagen waarop de industrie heden ten dage moet rusten ? 1) De beschikbare, materieele hulpbronnen, door God gegeven. Laat ons er even aan denken dat „de aarde is des Heeren, mitsgaders hare volheid" (Ps. 24: I.) 2) Menschelijke arbeid en vaardigheid, die beiden snel afnemende factoren in het arbeidsproces zijn. 3) Wetenschappelijke bedrijfsleiding, die van toenemend belang is en slechts aan weinigen en door weinig menschen gegeven wordt. 4) De cultureele erfenis die aan ons doorgegeven werd door alle uitvinders en geleerden en die aan de geheele maatschappij toebehoort. 5) De Krachtbron. Meer en meer hiervan wordt uit de bronnen van ons zonnenstelsel gewonnen en automatisch verwerkt. Laat ons hier slechts heel vlug het vijfde dezer elementen doorloopen. Als wij over een periode van 6000 jaren terugblikken en de industrieele historie tot, laat ons zeggen, 1800A.D. nagaan, dan vinden wij dat de mensen gedurende die geheele periode afhankelijk was van zijn eigen kracht en van die van eenige dieren, die hij getraind had om hem te helpen. De Pyramiden yan Egypte en de Kathedralen van Europa werden op die wijze door menschelijken arbeid opgebouwd. Het kostte aan Napoleon in zijn glansperiode van omstreeks 1800 A.D even veel tijd om van Rome naar de hoofdstad van Frankrijk te reizen, alsJulius Caesar 2000 jaren eerder over diezelfde afstand had gedaan. Beiden reisden zij middels uitwisseling van paarden. Gedurende duizende jaren was er EEN STATISCHE WERELD geweest. In een dergelijke maatschappij, waar alle werkten, kon een systeem van uitwisseling en belooning overeenkomstig afgeleverde arbeidsprestatie bestaan. DE WAARDE DIE NUTTIG BESTEEDE VRIJE UREN KUNNEN KRIJGEN. Daarna echter, begon ten gevolge van den vrijen tijd en de inspiratie van een paar begenadigde mannen, een periode van geweldige wetenschappelijke en technologische ontwikkeling. Waarom zouden wij echter bang zijn voor vrijen tijd die ons allen zou worden toegestaan ? — De Industrieele Revolutie en Inductieve Wetenschap werd op Newtons werk opgebouwd. In 1776 leidde dit lot de eerste werkelijke stoommachine van 5 PK, gebouwd door James Watt. Honderd jaar later werd op de „Honderdjaar-Peesten" in Chicago een 2,500 PK stoommachine tentoongesteld Het jaar 1884 bracht ons Parsons uitvinding der stoomturbine. De eerste turbine had slechts 7,5 PK vermogen en benoodigde 120 pond verzadigde stoom per paardekracht en per uur. Thans, vijftig jaren nadat de eerste turbine gebouwd werd, worden er in Groot Brittannie zulke machines met 75,000 kilowatt vermogen uitgevoerd, en in de Vereenigde Staten heeft de „General Electric Company" een monsterturbine in bedrijf gesteld welke 165,000 kW vermogen opwekt bij een verbruik van slechts 10 pond stoom per opgewekte kilowatt-uur. In de machtige waterkracht-centrale aan de „Niagara-Falls" staat een waterturbine met 300,000 kW vermogen. Intusschen had Paraday de electriciteit ontdekt en een electrische dynamomachine gebouwd. Dit werd intusschen zoover ontwikkeld dat wij deze energie heden distribueeren kunnen waar, wanneer, en zooals wy willen. In het jaar 1878 vond Dr. Otto de interne verbrandings machine uit. Op deze ontdekking berust de geheele auto industrie, het moderne transportwezen en de vliegtuigbouw, want in 1895 opende Daimler een geweldig ontwikkelingsVeld, doordat bij voor de eerste maal benzine gebruikte als aandrijfstof voor de vier-takt machine van Otto. Sedertdien kregen wij op dit gebied der techniek de semi-Diesel machine voor zware olie. In het begin der twintigste eeuw beleefden wij de resultaten van Marconi's outdekkingen, voortgezet in de talrijke constructies der zich daaruit ontwikkelende radio industrie met al haar wonderen. Het militaire. vliegwezen heeft in de laatste jaren de vol-automatische vliegmachine gedemonstreerd, die door middel van draadlooze apparatuur vanaf de grond zoo bestuurd kan worden dat zij ingewikkelde manoeuvres en „stunts" volvoert. Aan deze veelzijdige energiebronnen voegt zich thans op alle gebieden de automatische bediening. Ce tendens in industrie, landbouw, transportwezen en administratief werk gaat in de richting van algelieele automatiseering. Het automatische arbeidsproces is daarbij het meest efficiënte in ieder opzicht. Door den overvloed echter, die het produceert, drukt het alle kosten en prijzen naar omlaag en deprecieert als gevolg daarvan alle vroegere kapitaalswaarden, zoowel van de installatie als van hetaandeelen kapitaal. De schuldenlast welke op productie-procédés en inrichtingen drukt, die zienderwijze verouderen, omdat meer efficiënte, nieuwe methodes hun plaats innemen, wordt in toenemende mate ondraagbaar. Maar wetenschap en techniek laten zich niet ophouden ! Hun ontwikkeling is progressief en cumulatief. Op hun marsen vooruit, vernietigen zij werkgelegenheid, geldwaarden en beleggingen. Het is juist deze automatische bediening van machines die door niet-menschelijke kracht aangedreven zijn, die bestemd is den mensch meer en meer van de noodzaak om te werken te bevrijden en hem vrijen tijd te verschaffen om zich aan de hoogere en meer geestelijke zijde van het leven te wijden. Hierdoor echter is een maatschappelijke ordening waarin nog steeds de koopkracht slechts aan diegenen beschikbaar gesteld wordt die diensten, d.i. werk afleveren een onzinnig verouderd systeem geworden. Feitelijk is er slechts één weg om de automatisch geproduceerde goederen te distribueeren, en dat is een distributie overeenkomstig de reëele behoefte. Men heeft berekend dat ieder van ons wel vijftig onhoorbare en onvermoeibare dienaren zou kunnen hebben die voor ons werken. "Waarom hebben wij dan heden een toestand, waarin „Alle dingen NIET van u zijn" ? — Dat komt omdat wij Gods vrije gaven in producten veranderd hebben die wij een „geldswaarde" verleenden en die wij daarom slechts aan diegenen afstaan, die in het bezit van „geld' zijn. Uit die reden worden wij door die groep mensehen geregeerd die de macht van de uitgifte van geld hebben, terwijl feitelijk het emitteeren van geld een Koninklijk voorrecht is. Unze geld-emitteerende regeerders echter hebben de geheele aarde in rouw gedompeld. HET BANKWEZEN. - DE ILLUSIE DIE ONS BINDT. aat ons het financieele systeem eens onderzoeken Laat ons het financieele systeem eens onderzoeken dat een paar enkelingen de verschrikkelijke macht van het geld heeft gegeven. Is het waar dat de banken, (d.i. die banken die Geld of Crediet verleenen), ons GELD maken en zelf uitleenen en wel grootendeels volgens hun eigen goedvinden ? Het wordt in ieder geval dcor iemand gemaakt, want geld valt niet als een zachte dauw uit den hemel en is evenmin door God geschapen. Welnu, als de banken het maken, zooals ik hoop te kunnen aantoonen, dan is dat niemand minder dan de Financieele Redacte ur van „ The Times" dat is de stem van de „City" en van het „soliede" financiewezen, die dat vaststelt; de banken scheppen CREDIET. Als de macht om geld te emitteeren werkelijk bestaat en wel met niet meer moeite dan een noteering in de boeken, dan kan men moeilijk loogenen dat die macht uit particuliere handen 1 genomen en aan den Staat overgedragen zou moeten worden teneinde niet voor particulier voordeel en winst gebruikt I te worden, maar wel voor het voordeel en de winst der gemeenschap". — Laat ons ook hooren wat onze autoriteiten daarover te zeggen hebben: — De „Enqjclopaedia Bcittanica", de hoogste autoriteit in de Engelsche taal, zegt: „ De banken maken het Crediet. Het is onjuist te veronderstellen dat bank-crediet voor een belangrijk deel door het inbetalen van geld aan de banken ontstaat". Mr. Mc Kenna, de bekende voorzitter van de „Midland Bank"> de grootste bank, verklaart: „De hoe- I veelheid uitgegeven geld wordt slechts beinvloedt door de handeling der banken die hun depositos verhoogen of verminderen. Een verandering der hoeveelheid van het geld kan slechts verkregen worden in de eerste plaats door de handelingen der individueele banken en uiteindelijk door de „Bank of England", de staatsbank", Ken andere financieele autoriteit, Mr Hartley Withers, bekent dat „de Geldmarkt, in de scherpe en engere beteekenis, niet slechts geld inzamelt, maar veelmeer de geldvoorziening zelf schept en uitbreidt". Mr. R. O. Hawtrey, secretaris van Z. M.'s schatkist zegt • „De Bankier schept de betaalmiddelen uit het niet". Het Mc Millan-Comité rapporteerde in het jaar 193! : „Het gros der depositos, der beleggingen, ontstaat door de actie der banken zelf, want doordat zij leeningen uitgeven, geld afgeven tegen voorschot in rekening-courant, of borgstellingen (hypotheken enz.) koopen, schept de betreffende bank een crediet-post in haar boeken, wat gelijk staat aan een deposito Voor het bankwezen als geheel genomen, verhoogen daarom leeningen en investeeringen door de individueele banken uitgevoerd, haar gezamenlijke depositos". Wellicht de beste getuige waar wij ons op beroepen kunnen, is William Patterson, de eerste Go vernor der „Bank of England" in het jaar 1693 : „Waar voordien alleen geld in munten en biljetten het circuleerende baargeld, de contanten der natie waren, is thans hetcrediet dat op'dit geld berust, evenzeer circuleerend baargeld geworden, als het oorspronkelijke geld zelf. Door dit bijkomstige crediet, is het circuleerende baargeld der natie geweldig vermeerderd; moge het zijn wat het wil, die toename is zeergroot....' De bank heeft het voordeel van de RENTE van al het crediet dat zij uit het niet schept". Zoo zien wij dat wanneer wij onder het gebod van onze zoogenaamd soliede financiering vragen: „Hebben wij er geld voor ?" of „waar moet het geld vandaan komen ?" wij in werkelijkheid zeggen dat ofschoon wij de arbeidskrachten en de machines en de inrichtingen en de bekwaamheid en de bevoegdheid hebben om zekere werkzaamheden uit te voeren, die bovendien nog levensnoodzakelijk zijn, wij het toch zonder deze dingen zullen moeten stellen tenzij wij menschen vinden die denken of gelooven dat zij door de uitvoering van dit werk een fi- nancieelo winst kannen behalen en ons uit die reden het benoodigde crediet geven. Wij hebben dus van het financiewezen onzen heer, in plaats van onzen dienaar gemaakt. Want in ons tegenwoordig financieel systeem bevindt zich ieder artikel, geld daarbij inbegrepen, eerst dan in een zg. „gezonde" conditie wanneer er EEN TEKORT van is. De bezitters van het Crediet-Monopolie laten daarom ook bij voorkeur het crediet schaars worden zoodat zij rente, d.i. woeker of aanwas, daarop kunnen heffen, liet streven van ons financieel systeem om binnen de grenzen van solide financieering de productie van den rijkdom te regelen, die toch uiteindelijk bestaat in gelukkige en gezonde mannen, vrouwen en kinderen, staat gelijk aan een poging om het weer met een barometer te regelen. Ongelukkigerwijze zijn ideeën dikwijls sterker dan stalen kettingen. DE GELDMACHT REGEERT ONS. Wat is het resultaat van het feit dat het geld der natie voor de belangen der bank gemaakt wordt. Het bankwezen beheerscht het economische leven der natie, brengt meer dan eens een regeering aan de macht en brengt haar indien zij dat wenscht weer ten val. Geld is heden voor den burger een „Vergunning" om te mogen leven en zij, die de productie van dat geld (d.i. alle crediet) bezitten en regelen, houden daarmede het economische leven der maatschappij in hun handen. „Onder de huidige condities is ieder land net zoo voorspoedig als de financiewereld het toelaat" stelt Maj. Douglas vast President Wilson zeide: „Een paar onbekende mannen kunnen onze economische vrijheid bevriezen en vasthouden en vernietigen". In „Monarchy and Money Power' schrijft Mr. Mc Nair Wilson: _IIet Geld zit op den troon, want hij die naar zijn eigen goeddunken overvloed kan. uitdeelen of de menschheid hongersnood kan opleggen, bezit een macht die gelijk is aan die van God". „Zij die het crediet der natie beheerschen, bepalen de politiek der Regeeringen en houden het lot van het volk in het holletje van hun hand", verkondigde de Kt. Hon. R. Mc Kenna. Hoe zouden wij nu, afgezien van het feit wie ons geld ook moge maken, het geld moeten gebruiken? Het zou slechts voor de meer doelmatige productie en distributie van goederen gebruikt mogen worden. Indien wij nieuw geld of munten slechts in verhouding tot de nieuw geproduceerde rijkdom uitgeven en het weer vernietigen, zoodra die ware rijkdom weer vervalt, zou er geen inflatie ontstaan. Dit is feitelijk het „normale gebruik" van geld en indien de uitgifte van crediet in handen der Kroon ware en voor het welzijn der geheele maatschappij werd besteed, dan zou er geen noodzaak voor woeker of rente bestaan. Zoo zou ook al het oppotten van geld onnoodig zijn en er zou geen tekort aan koopkracht kunnen bestaan. Alle nieuwe inrichtingen, die wij thans als Kapitaal-bezit beschouwen, zouden dan ad hoe, d.i. voor dit doel in het bijzonder uitgegeven crediet gefinancierd kunnen worden. DE WAARHEID DIE ONS BEVRIJDEN KAN. Onze bankiers vertellen ons dat zij slechts aan diegenen kunnen leenen, die kredietwaardig" zijn, dat beteekent aan degenen die niet slechts het geleende bedrag, maar daarenboven nog de daarop lustende en steeds groeiende rente kunnen betalen. Maar is dat de waarheid? Wat heeft de Meester gezegd, die kwam opdat wij leven mochten verkrijgen en wel het volle levèn? „En indien gij leent dengenen, van welke gij hoopt weder te ontvangen, wat dank hebt gij ? Want ook de zondaars leenen aan zondaren opdat zij evengelijk weder mogen ontvangen Leent zonder iets weder te hopen". (Luk. 6: 34, 35) Hier is geen gedachte aan woeker of rente noch of de ontvanger „eredietwaardig" is. Juist deze weigering der banken om crediet te geven veroorzaakt de ineenstorting die de banken willen voorkomen en het bankroet waardoor zoovele ten gronde gaan. Door periodieke golven van bankroet bevrijdt zich ons tegenwoordig financieel, systeem van de ondraagbare en onmogelijke last der rente-dragende schulden van den producent, of van de eredieten van zijn bankier. Het redelijke equivalent hiervoor zou zijn: een rente-vrij Producenten Crediet. De Gelijkenis van. de Ponden gaf onzen Heer een gelegenheid, een opinie over het bankwezen uit te spreken die niet te verbeteren valt. De dienaar die het ééne talent bezat wist dat zijn meester een harde man was die oogste waar hij niet gezaaid had. Daarom verborg hij het talent, maar deze werd door zijn eigen uitspraak veroordeeld. „ .... gij wist, dat ik een streng mensch ben, die wegneemt waar ik niet heb uitgezet en maai waar ik niet gezaaid heb: Waarom hebt gij dan mijn geld niet in de bank gegeven, en ik komende, had hetzelfde met woeker mogen eischen" (Luk, 19: 22, 23: zie ook Matth. 25:26, 27). Dit oogsten van het banksysteem waar het niet ook gezaaid heeft, is wat wij heden veroordeelen, want dit systeem van woeker dwingt iedereen tot een staat van schuld aan de banken, waaraan hij niet ontkomen kan, daar al het nieuwe geld en crediet als een schuld aan de banken ontstaat. Feitelijk is woeker niet slechts door de Christelijke leer verboden, maar. ook door iedere andere religie welke die naam waardig is. Dan is er nog het geval waarbij Hij de geldwisselaar uit den tempel dreef, zeggende dat zij er een hol van roovers en dieven van gemaakt hadden. Internationale bankiers zijn niet anders dan zulke geldwisselaars. „Het Geloof nu is een vaste grond der dingen, die men hoopt, en een bewijs der zaken, die men niet ziet" (Hebr; 11: 1). Is dit heden waar wat betreft het crediet ? Crediet is het middel waardoor dié dingen, die nog niet zichtbaar zijn en die nog niet gemaakt zijn, maar waarop men hoopt, vervaardigd kunnen worden. Crediet is het levensbloed der gemeenschap en zoodra het beperkt of opgepot wordt, wordt het noodlottig. Het moet voortdurend vanuit het hart door het geheele lichaam gepompt worden. Het Crediet is een juist geloof in of een juiste schatting van de macht der volksgemeenschap om goederen en diensten te leveren waar, wanneer en zooals zij bc-noodigd worden. Zoolang er echter behoeften bestaan, waaraan niet voldaan kan worden en ongebruikte productie-inrichtingen en materialen, is het duidelijk dat het crediet onzer maatschappij niet behoorlijk gebruikt wordt. Crediet is het middel waardoor wij van onze tegenwoordige schaarste-economie kunnen-overgaan op onze toekomstige overvloed-economie, want dat is hetgeen waarnaar wij moeten streven. Dit ideaal is een onvoorwaardelijk onderdeel der leer onzes FTeeren aangaande het Evangelie van het Koninkrijk De eerste Christenen werden uitgemoord omdat zij overeenkomstig deze leer de wereld op haar kop stelden. De Romeinen hadden op zichzelf niets tegen nieuwe religies, maar hun regeerders verzetten zich toen, net zooals zij dit nu doen, tegen een nieuw economisch stelsel, „want Gij weet, dat degenen, die geacht worden oversten te zijn der niet-Israël-natiën, heerschappij voeren over hen... Doch alzoo zal 'I onder u niet zijn: Maar zoo wie onder u groot zal willen worden, die zal uw dienaar zijn. En zoo wie van u de eerste zal willen worden, die zal aller dienstknecht zijn" (Mark. 10:42-44). Dat was hetgeen, waar de Schriftgeleerden en Farizeeërs zich tegen verzetten; dat is hetgeen waartegen zij ook thans nog verzet bieden. ■De Goddelijke Economie wordt geïllustreerd in de Gelijkenis van de Leliën in het Veld. „Aanmerkt de leliën des velds, hoe zij wassen: zij arbeiden niet, en spinnen niet... ." (Matth. 6 ; 28). Maar zij bloeien en groeien tot de Glorie van God. Zoo zou ook ons werk de uiting van onze verheerlijking van God behooren te zijn. Er wordt ons verteld hoe onze Hemelsche Vader Zijn zon over de goeden en de kwaden gelijk laat schijnen en Zijn regen op den rechtvaardigen en den onrecht vaardigen neer laat komen en wij worden aangespoord om te trachten even volmaakt te zijn als onze Hemelsche Vader zelf is. Hoe zouden wij dit beter kunnen dan door een „Nationaal Dividend" voor allen in te stellen in den vorm van een Consumentenkrediet ? Door die gelijkenis van Christus wordt ons de „economie van overvloed" getoond, want het is den mensen nog steeds niet gelukt zonneschijn, lucht en regen op te koopen en daardoor zijn naaste uit te buiten zooals hij het met het land en de opbrengst daarvan reeds gedaan heeft. Tenslotte, omdat al onze behoeften aan Hem bekend zijn, behooren wij „Het Koninkrijk Gods te zoeken ... en al deze dingen (voedsel, kleeding enz.) zullen u toegevoegd worden" (Matth. 6: 33, Schofield Vert.) En houdt de spijziging der menigte geen leering voor ons in? Er bleven twaalf volle manden óver! (Matth. 14:20, 21). God is niet karig met Zijn gaven I Er zijn feitelijk slechts twee partijen : beiden zijn geestelijk. Heden zijn er „menigten, menigten in het dal der beslissing" (Joël 3:14, Schofield Vert.) tusschen de Machten van het Licht en die van de Duisternis. Hoe zou hieromtrent voor de Christenen eenige twijfel kunnen bestaan ? Wij hebben immers de leer onzes Heeren: „Dat gij elkander liefhebt, gelijk Ik u liefgehad heb" (Joh. 13: 34) Wij hebben Zijn voorbeeld. Hij gaf Zijn leven voor ons, want het is de Goddelijke Natuur om te geven. Hij ging niet „koopen en verkoopen" maar onderwees ons: Gij hebt het om niet ontvangen, geef het om niet (Matth. 10:8) „Geeft en u zal gegeven worden; eene goede, neergedrukte, en geschudde, en overloopende maat zal men in uwen schoot geven". (Luk. 6: 38). Laat ons de uitnoodiging onzes Heeren aannemen : „Komt herwaarts tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven" (Matth. 11: 28). Laat ons de banden van het „Gezonde Financiewezen" verbreken en bevrijding vinden. Vele Christenen die het zich tot taak hebben gesteld de Christelijke leer te verkondigen, worden kwaad als zij er op hooren zinspelen dat het Christendom ons leert dat wij „alle dingen gemeen" hebben. Zeker is het dat dit de leer en het voorbeeld onzes Heeren was. En zeker is het dat dit door de vroege Kerk, die meer naar den Geest des Heeren predikte, werd beoefend. De apostels en de vroege Kerk konden hierover niet verkeerd ingelicht zijn of zich in een opwelling van een verkeerd begrepen enthousiasme hebben laten meesleepen. Zij waren drie jaren lang bij onzen Heer geweest, dus gedurende de geheele periode van de verkondiging van Zijn leer en hadden de verborgenheden van het Koninkrijk geleerd. Zij waren nog kort tevoren herboren doordat zij den Heiligen Geest deelachtig waren geworden, zonder dewelke iuemand het Koninkrijk Gods kan zien. Deze leer en de toepassing daarvan door de vroege Kerk duurde tot de heerschappij van Keizer Uonstantijn, die de Kerk verwereldlijkte. Toen werd de vroege „Kerk naar den Geest" als het ware naar den hemel weggerukt, gelijk de mannelijke zoon, die tot een man zou opgroeien, dat beteekent tot den Christus, die zal terugkeeren om de leiding der aardsche zaken over te nemen (Openb. 12: 5). Deze gelijkenis wordt door Paulus in zyn Epistel aan Korinthe naar voren gebracht, als hij uit Exodus citeert (2 Kor. 8 : 15): „ . .. Die veel verzameld had, had niet over, en die weinig verzameld had, had niet te weinig", sprekende van het Manna waarmede God hen iederen dag gedurende hun veertigjarig verblijf in de woestijn voedde. DE WERELD MARKT. „BABYLON DE GROOTE*. De strijd om den „Vrijhandel" en om de oprichting van de wereldmarkt werd in het jaar 1846 uiteindelijk gewonnen. Vóór dien tijd was het onwettig om voor verschillende prijzen te koopen en te verkoopen. De prijzen die golden waren standaard prijzen. Het pingelen en marchandeeren op de markt, waar de prnzen vastgesteld worden, werd van dat jaar af wettelijk veroorloofd. Na de goedkeuring van de bekende „Bank Charter Act" van 1844 door het parlement en de Kroon, was Engeland er op uit om de eerste en grootste industriemacht te worden en te pogen de wereld door handel en financiewezen te domineeren, die beiden op de „Gouden Standaard" gebaseerd werden ; daardoor de andere natiën tot haar schuldenaars te maken en hiervoor een tribuut van hen te heffen. Zoodoende adopteerde Groot-Brittannië de politiek van „Babyion de Groote", die zoo herhaaldelijk in de Bijbelprofeties wordt genoemd als het symbool yan die economische en sociale wereldorde, die door geld geregeerd wordt. De Bijbel noemt deze orde eveneens „de Wereld", „Egypte" of „de Straat'', waar onze Heer voor dertig zilverlingen gekocht en verkocht werd. Het is dezelfde plaats waar de zielen der menschen nog steeds voor „Winst" verhandeld worden. De misdaad waaraan de geheele wereld zich schuldig maakt, is feitelijk — zooals Ruskin zeide — die van Judas Ischariot; niet dat wij niet in Christus gelooven, maar wij gaan voort Hem te verkoopen. Als het waar is dat „wij den strijd niet hebben tegen vleesch en bloed, maar tegen ... de Machten der Duisternis in de hemelsche sfeeren" (Ef. 6: 12, Vert. Schofield) dan is het nutteloos te denken dat wij menschen de overwinning zouden kunnen behalen, door met menscheHjke pogingen zooals het Communisme, het Socialisme of het Fascisme, dit financieele systeem te bestrijden, daar dit het werktuig van de Machten der Duisternis is, waardoor de menschheid in slavernij gehouden wordt. Neen, er is maar één Verlosser! Reeds één maal, op den daarvoor bestemden tijd, zond God Zijn Zoon, Die geboren werd uit een vrouw en een menschelijke gedaante aannam, Die tusschenons heerschte. En ter juister tijd zal Hij wederkomen als „een Geest Die met ons allen is", om de wereld te regeeren, want van den Christen wordt gezegd: „Gij zijt de tempel des Levenden Gods" (2. Kor. 6 : 16) Want in feite staan wij thans in de overgang van het systeem van roofzuchtige handel die op menschelijk crediet en rente of woeker gebaseerd is, naar het economische en sociale systeem dat op de grondslagen van Christus berust. Christus is niet slechts deEenige Grondwet, maar tevens de Bouwmeester en het Bouwwerk waarin degenen die zich aan Hem onderwerpen, een plaats zullen vinden. Het Koninkrijk van God op deze aarde is een Nieuwe Schep» ping, uitgevoerd door Christus' Hand, door Christus' bemiddelaarschap en in Christus' Geest. „Het Lam Gods, dat geslacht is van de grondlegging der wereld." (Openb, 13:8.) Deze generatie is aan die van Christus gelijk, aangezien ook zij slechts de teekenen van het weer onderscheiden kan, maar de teekenen der Tijden niet herkent die ons wijzen, dat de Meester op het punt staat terug te keeren naar Geest en naar Macht. Ieder teeken verkondigt Zijn nabije aanwezigheid en dat Hy thans begonnen is de leiding over te nemen en uit Zijn Koninkrijk alle dingen te verwijderen die Zijn Wetten overtreden. Wij beleven heden het verdwynen en ineenstorten van alle menscheln'ke regeeringsvormen en systemen welke niet op Jezus Christus en Zijn Leerstellingen zijn gebaseerd. Het eerste wat Hij doen zal, is Zijn eertijds begonnen werk te voleinden, toen Hy de Geld-Wisselaars uit den Tempel dreef op den dag dat Hij als Koning naar Jeruzalem kwam. Wat is nu ónze taak ? a) Wy moeten nationaal de AFLOSSING EN DELGING VAN ALLE SCHULDEN uitroepen. b) Wij moeten WOEKER, RENTE voor de toekomst algeheel VERBIEDEN. c) WIJ MOETEN HET MONOPOLIE DER SCHEPPING VAN CREDIET AAN DE KROON en haar regeering overdragen inplaats van aan het Bank-Systeem. Dit Crediet dient gebruikt te worden als een „ProducentenCrediet" voor degenen, die het beste in staat zijn om het ten bate van allen te gebruiken en als een „Consumenten-Crediet" by wyze van een „Nationaal Dividend" voor allen. HET PROBLEEM - ZIJN OPLOSSING EN BENADERING. Wat is het probleem dat heden de geheele wereld in haar ban heeft ? Het is hetzelfde in ieder land en toont daardoor dat het niet het resultaat van één be- paalde regeeringsvorm is, De menschen worden verhinderd van de goederen en de diensten te genieten, die zjj zoo gemakkelijk zouden kunnen verkrijgen indien het hun toegestaan werd. Toch is het onmogelijk aan te nemen, dat de intelligentie van den mensch niet in staat zou zijn om den „overvloed" te distribueeren, die hij thans produceeren kan. Men kan ook niet genoeg herhalen, dat het een probleem van distributie is. Want iedereen weet en ziet, dat onze overvloed door ons zelf steeds weer vernietigd wordt. Als wij niet ten gronde willen gaan, dan moeten wij uit een „economie van schaarste en tekort" overgaan naar een «economie van overvloed». Dit kan niet in een maat' schappij uitgevoerd worden, die angstvallig met een steeds te krap productieplan blijft werken, maar slechts in een gemeenschap die op ruim opgezette productie is gebaseerd. Het probleem is alsdan: Hoe kunnen wij een overvloed verdeelen ? — Wat is nu de voor de hand liggende oplossing ? Zij is deze, dat wn' het levensprincipe dat ons in de Bergprediking bekend gegeven is, in volle toepassing brengen. Indien u zegt, dat dit een verandering in de menschelijke natuur vereischt, dan is dat zonder twijfel juist. Maar zien wij dan niet dat die verandering zich voor onze eigen oogen begint te voltrekken ? Men zou dikwijls wenschen dat deze verandering des harten, zich spoediger zou voltrekken. Maar laten wij ons dan herinneren „dat het vrecselijk is te vallen in de handen des Levenden Gods'' (Hebr. 10 : 81.) De traagheid van deze verandering in de menschelijke natuur, die met Pinksteren begon, heeft ten doel allen die bereid zijn denoodige veranderingen in onze Sociale en Economische orde te aanvaarden, in staat te stellen zonder vrees voor den Zoon des Menschen te verschijnen. Wat is dan de beste benaderingsmethode tot deze ideale .oplossing? Een Theocratisch Gemeenebest! Laat ons allereerst het crediet der Natie gebruiken als Producenten-Crediet voor het financieren van woningbouw, door het „normale gebruik" van geld. Dit is bereikbaar door het benoodigde crediet rente-vrij dooreen Nationale Crediet-Organisatie te verleenen, en wel in verhouding tot den geproduceerden rijkdom. Dit crediet zou alsdan weer geleidelijk opgeheven worden, naarmate de „Kapitaalswaarde" daarvan vermindert of verouderd. Daarna kunnen wij deze financieringsmethode op andere noodzakelijke kapitaal-inrichtingen (bijv. gebouwen en machinerie voor productieve doeleinden) uitbreiden totdat al deze gedekt zijn. Heden is echter de toepassing van het crediet der Natie alléén maar voor de Productie niet voldoende, want het zou tot een grootere toepassing van de Technologie, d. i. de toegepaste wetenschap, tot nieuwe arbeidsbesparing en automatiseering moeten leiden, en daardoor zou de werkeloosheid door toedoen der technologie nog vlugger toenemen, al voert dit natuurlijk naar het gewenschte einddoel, den „Staat van Vrijen Tijd" ! Wij moeten daarom het crediet der Natie tevens gebruiken in den vorm van Consumenten-Credieten teneinde aan allen zonder uitzondering, de noodige koopkracht te geven. Dit kan gedaan worden als een „Nationaal Dividend", een aandeel aan den opbrengst der Natie, waarop alle mannen, vrouwen en kinderen gelijke rechten hebben, zoodat allen economische vrijheid kunnen verkrijgen en waardoor iedereen werkelijk bevrijd kan zijn. De Internationale Handel zou gebaseerd kUnnen worden op een plan zooals dat door de Londensche Kamer van Koophandel ontworpen is, met gefixeerde wisselkoersen die door een instituut voor internationale vereffening geregeld kunnen worden. Alle vorderingen of crediet die in het een of andere land zich zouden accumuleeren, zouden gebruikt moeten worden om de producten van dat land met zijn eigen betaalmiddel te koopen. Hierdoor zou de oude methode van roofzuchtige wereldhandel, die op internationale kapitaalbelegging en schuld gebaseerd is, vervangen worden door aanvullende handel en ieder land kan goederen van elders koopen die het zelf niet of niet gemakkelijk produceeren kan. En tenslotte zullen de overblijvende saldi na zeven jaren dusdanig geliquideerd moeten worden dat aan het achtste jaar met een vereffende handelsbalans opnieuw kan beginnen, overeenkomstig de „Wet van Vrijlating". (Lev. 25 ; 1-7) Ook voor de binnenlandsche markt zouden wjj moeten terug keeren tot het oude systeem van den .Standaard" prijs", een systeem dat eigenlijk pas omstreeks 1846 opgegeven werd door de oprichting van den Vrijhandel en den Wereldmarkt. Vóór dien tijd was het onwettig voor een zekeren prijs te koopen en voor een hoogeren te verkoopen. Nadat wij een generatie lang ondervinding van Standaard Prijzen opgedaan hebben, zouden de menschen zich kunnen afvragen, waarom er in het geheel een prjjs noodig was? Wy zouden zoodoende het ideaal bereiken en zeggen: „Komt, koopt zonder geld, en zonder prijs". (Jes. 55: 1) Wij zouden dan het teeken van „het Beest" uit de Openbaring Johannes kunnen ontgaan, dat ons het „koopen en verkoopen" geleerd heeft 1 Daarom kunnen wij niet beter doen dan hier „The Times" van Maandag 25 Maart 1935 te citeeren en wel een uittreksel uit het artikel: „De Stille Revolutie": „ dat de Westersche samenleving zich in een periode van overgang bevindt, een overgang die niet minder ingrijpend is dan die waardoor het Feodale Leenstelsel-Systeem (leenroerige systeem) overging naar het Individualistische en Kapitalistische Systeem De groote evolutie die de maatschappij thans doormaakt werkt snel, onafhankelijk van de Regeering welke aan de macht is en haar uiteindelijke vorm zal zonder twijfel zeer verschillen van hetgeen zelfs de meest scherpzinnige profeet er van verwacht. Hoe groot de reeds bereikte „stille revolutie" werkelijk is kan men het beste beseffen als men bedenkt dat de kapitalist in zyn oorspronkelijke beteekenis feitelijk reeds verdwenen is Concurrentie is voor een groot gedeelte van het industrieele veld verdwenen. Bovendien is het winst-motief, dat de hoofddrijfveer van het kapitalistische systeem is, van steeds afnemende beteekenis geworden. Keeds lang werd erkend dat er zekere voor de maatschappij noodzakelijke diensten zijn zoowel van lokalen alsook van nationalen aard, die het winst-motief nooit, en zeker niet efficiënt, uit zal kunnen oefenen. Een officieel onderzoek heeft enkele jaren geleden aangetoond dat in ons land bijna tweederde van de op groote schaal werkende economische organisaties reeds aan den invloed van ongeregeld, op winstbejag belust particulier bestuur onttrokken zijn, . ... dat Dienst inplaats van Winst hun gedragslijn is. Dat zal dan ook de grondtoon zyn van het tijdperk dat wy nu bereikt hebben. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het tijdperk dat zich thans voor ons opent, in zekeren zin een samenvatting zou kunnen word»n van de beide voorafgaande tijdvakken. In de middeleeuwen waren economische overwegingen ten minste in theorie, ondergeschikt aan ethica, aan moreele richtlijnen. Dit uitte zich vooral in het verbod om woeker, rente te heffen De taak die thans vóór ons ligt is wederom de overheersching van ethica over de economie te verzekeren maar tevens al de geweldige voordeelen te bewaren die voor ons door het kapitalistische systeem veroverd werden. Dit is een taak, die het grootste staatsmans beleid zal eischen, een beleid overeenkomstig aan de taak die ons land op zich nam toen het de wereld uit het leenstelsel overleidde en dat het wederom betoonde in de Industrieele Revolutie''. — Deze visie van den grondslag der komende ordening blijkt ook uit de bekende toespraak van den voorzitter der Conferentie van Ottawa: „OnsGemeenebest werd niet op handelsverdragen opgebouwd en het zou ook niet door invoerrechten of preferentieele rechten in het leven gehouden kunnen worden. Het kan slechts permanent gehandhaafd blijven door een helder inzicht van het uiteindelijke doel — de geestelijke eenheid van het geheele Gemeenebest — uiteindelijk van het Koninkrijk der Hemelen op Aarde En indien wij er in zouden falen de draagwijdte onzer erfenis te beseffen en niet zouden inzien dat zij uit deze aaneensluiting der vrije natiën van het Gemeenebest is uitgegroeid, dan zou dit een verraad aan het diepere geestelijke pand beteekenen, ons leven op deze aarde geeft ons de kans om deel te nemen in het werk der Schepping". TECHNOLOGIE OF TOEGEPASTE WETENSCHAP DIE DOOR DEN GEEST DER WAARHEID GEOPENBAARD WERD. Er zijn menschen die alle blaam voor onze tegenwoorwoordige economische moeilijkheden op den Oorlog werpen. Maar tenslotte moet er iets zijn dat den Oorlog veroorzaakt heeft en vele menschen gelooven dat ons financieele systeem onherroepelijk tot oorlogen met wapenen hebben geleid, terwijl wij al in den tusschentyd een economischen oorlog voerden. Al dit is een streven om anderen onzen wil op te leggen. Hier volgen enkele gegevens, die wij eens ernstig zouden moeten bekijken indien wy" zouden willen loochenen dat er gebrek aan koopkracht is of eenige noodzaak om de consumptie gelijk te maken aan ons productievermogen en aan de behoeften van de geheele bevolking, Dat er in het geheel een probleem dienaangaande bestaat, is een positief bewijs dat het productieapparaat automatisch niet voldoende koopkracht aan de bevolking uitdeelt om daarmee de geheele productie te koopen. Deze gaping tusschen de totale kosten — dus ook de productiekosten — en de beschikbare koopkracht welke gedurende het productieproces verdeeld wordt, is onafscheidelijk verbonden aan ons financieel systeem. De kloof vergroot zich onvermydelyk naarmate de machinale productiemethodes den menschelijken arbeid vervangen. Die kloof kan — en dit gebeurde ook herhaaldelijk — tijdelijk en gedeeltelijk overbrugd worden doordat koopkracht bij wijze van loonen en salarissen uitgedeeld worden in de schepping van kapitaal-beleggingen, voornamelijk : 1) Export-Credieten of buitcnlandsche investeeringen, 2) Bank Credieten voor productieve of onproductieve inrichtingen en onroerende goederen in het binnenland. Zoodoende werden er steeds grootere en grootere bergen schulden opeen gestapeld, die nooit terugbetaald kunnen worden. Zoodra nu echter de schepping der hierboven genoemde „Kapitaalgoederen" om de een of andere reden ophoudt, — in ons land gebeurde dat doordat de schatkist èen embargo op buitenlandsche leeningen legde en de bevolking vrijwel stationair geworden was : in de Vereenigde Staten van Amerika omdat zij de immigratiestop zetten en in 1929 het leenen aan het buitenland onmogelijk maakten — begint werkloosheid op groote schaal, volgen bankroetten en groeit de sociale onrust. De orthodoxe school zou, om deze moeilijkheden te boven te komen, zoo spoedig als mogelijk weer buitenlandsche leeningen en productie van „Kapitaal-goederen" opnemen nadat zij daarvan voordien, gedurende de depressie, zooveel mogelijk vernietigd of afgeschreven had. Dit kan echter alle moeilijkheden slechts opnieuw en in verergerden vorm doen herrijzen. De beweging voor „Sociaal Crediet" nu stelt de schepping en distributie der benoodigde koopkracht voor, niet langs de productieve zijde maar enkel en uitsluitend als een „Nationaal Dividend" met het doel de Consumptie te bevorderen! Waarom is dit noodzakelijk? — Wij hebben den geweldigen groei der machinale propuctie gezien. Hoe gebruiken wij die dan thans om in onze behoeften te voorzien ? In alle takken der industrie, óf wij nu het gebied van administratie, fabricatie, landbouw of transportwezen nagaan, zien wij dezelfde verschijnselen. Wij gebruiken minder en minder kolen om een bepaalde taak uit te voeren Onze ingenieurs hebben de hoeveelheid kolen die benoodigd is om door een Stoomturbine een kilowatt-uur op te wekken, van 6,8 tot 1 pond gereduceerd. Men schat dat tusschen 1920 en 1933 in Engeland — en wel niettegenstaande er 5 percent meer zielen zijn — 25 millioen ton kolen minder gebruikt werden als gevolg van het verhoogde nuttig effect in de verwerking der kolen. De origineele Electrische Lampen in glazen bol, hadden slechts een nuttig effect van 2%- Moderne natriumdamplampen zijn 50% efficiënt. De spiraaldraad-lamp die in 1933 ingevoerd werd, geeft 20% beter licht voor dezelfde hoeveelheid stroom. Gaskachels stralen 20% tot 250,0 meer hitte uit voor dezelfde hoeveelheid gas. Laat ons het Electrisch Lassen nagaan dat in 1877 door Elihu Thompson werd uitgevonden en in 1835 practische toepassing vond. Een paar jaar geleden werden 75 - 80 lasschen per minuut als een zeer goede prestatie beschouwd. Heden heeft men dit tot op 300 puntlasschen per minuut gebracht. In vele gevallen geschiedt het lasschen thans 6 tot 8 keer zoo vlug als men voor het klinken van hetzelfde materiaal benoodigde. In den bouw van schepen, daken en gebouwen, heeft deze arbeidsmethode tot geheel nieuwe constructies gevoerd die belangrijke kwantiteiten aan materiaal besparen. In het Gieterijbedrijf dat in Engeland tot voor kort geleden aan de mechaniseering ontsnapt was, zien wij een geweldige toename der productie op een kleinere bedrijfsruimte. Het algemeen bereikte peil van één complete gietvorm per man en per minuut werd bereikt door toepassing van automatische machines voor de bediening en conditioneering van het zand en deze vergroote productie werd verkregen op éèn-achtste van het vroegere vloeroppervlak. In de Chevrolet Gieterij te Saginaw in de V. S., vergroote zich de productie binnen 10 jaren met 290 percent, maar hierdoor werden 13,872 man geëlimineerd en werd de productiecapiciteit per vierkante meter tot het 5Vg voudige opgedreven. De „London Brick Co" past in haar productieproces voor Baksteenen een excavator toe die electrisch door één man bediend wordt en 50,000 ton klei per week opgraaft. In Corby transporteert het bedrijf van Stewarts & Lloyds 10 ton materiaal per minuut over 35 meter afstand met een enkele „Hercules excavator". Een machine die door middel van een Zuurstofvlam diverse vormen uit ijzeren platen snijdt en wel rechtstreeks volgens de lijnen van de blauwdruk deze vormen overneemt, verwerkt binnen een half uur wat vroeger in dertig uren geschiedde. De Kern-Blaasmachine die door gecomprimeerde lucht bediend wordt, produceert met één ongeschoolde werkkracht 200 kernen per uur inplaats van de 80 kernen per dag die door een geschoolde arbeider geproduceerd werden. Daarbij is de afwerking van de kern nauwkeuriger en mooier. In het Walswerkbedrijf voor staal heeft het „Morgan" walswerk met 12 molens in serie een revolutie in de werkmethode gebracht. Zij rolt staal-strips met een snel¬ heid van drie-vierde mijl per minuut. Inplaats van gecompliceerde vormen te gieten, walst of trekt men deze tot de gewenschte vorm en dikwijls is er geen verdere afwerking meer noodig behalve het op de juiste lengte af te snijden. Hetzelfde proces vinden wij in de fabricage van Stanswerktuigen waarbij enorme producties op een zeer klein grondoppervlak verkregen kunnen worden middels continu-Ioopende automaten die 450 slagen per minuut maken. De modernste Boor-machines zijn automatisch en hebben meerdere boorspindels. Alle werktuigmachines zijn tot een zoodanigen graad verbeterd, dat wij zoonoodig de heele wereld met hun productie kunnen vullen. Het geweldige productievermogen der moderne gereedschapmachines kan hoofdzakelijk toegeschreven worden aan de invoering van aardmetaal gereedschappen. Zoo gaan o.a de trekmatrijzen uit dit materiaal vervaardigd, voor net trekken van buizen en draden honderd keer langer mee dan de werktuigen die vroeger gebruikt werden en van staal vervaardigd waren. Zelfs bij een continubedrijf heeft men ze jarenlang kunnen gebruiken. Als men weet dat de vervaardiging van zulke werktuigen grootendeels met de hand moet geschieden en wel door de best geschoolde en ervaren werkkrachten, en dat met het aanmaken der werktuigen voor de automatische fabricatie van nieuwe onderdeelen weken of zelfs maanden gemoeid zijn, zal de belangrijkheid van deze vooruitgang des te meer gewaardeerd kunnen worden. In de staal- en yzer-industrie doen wij nu met één ton kolen evenveel als vroeger met drie ton. President Hoosevelt's N. I. R. A.-Comité voor de Autoindustrie rapporteerde dat in het jaar 1930 naast andere wonderbaarlijke vergrooting van het rendement, 100 motorblokken door 250 man in een bepaalde tijd eenheid afgewerkt werden. Thans, in 1935, worden in dezelfden tijd 250 motorblokken door 19 man afgewerkt. Zes jaar geleden waren er 3 goed geschoolde machinisten noodig om een bepaald werk dat op 1/100 millimeter nauwkeurig afgewerkt moest zijn, af te leveren; thans wordt dit door één ongeschoolde kracht gedaan. Laschmachines maken het thans mogelijk dat drieman het werk doen dat vroeger 18 man deden En tevens verwacht heden het autorijdende publiek der Vereenigde Staten dat een auto van 500 dollar vandaag even goed is als een auto die vijf jaren geleden 1500 dollar koste.. Dit zijn slechts een paar typische voorbeelden van hetgeen er overal met steeds toenemende snelheid gebeurt en er is geen reden om aan te nemen dat er aan deze prestatie der wetenschap ergens een grens te stellen zou zijn, want deze zijn door den Geest der Waarheid geopenbaard, die ons vele dingen kon toonen waarvoor wy echter nog niet klaar waren : „Maar gij zult grootere dingen dan deze doen, want Ik ga naar Mijnen Vader1'! Wij hebben intusschen een systeem van „team-work" in onze wetenschappelijke vorsching ontwikkeld en de vruchten daarvan beginnen net pas zichtbaar te worden. Het is een feit dat onze geleerden meer en meer uit steeds minder weten te maken — minder materiaal en werkkrachten — en dat zij misschien nog eens met onze vrienden uit het bankwezen zullen gaan wedijveren, die. geld uit niets maken, behalve slechts speculeerende op de goedgeloovigheid. De eerste Automatische Fabriek veracheen in de Vereenigde Staten van Amerika in het jaar 1915 en sedert 1920 werden deze meer algemeen. In „Baton-Kouge'' werd een olie-raffinaderij gemoderniseerd, waardoor 1000 arbeiders vervangen werden en de geheele bediening naar het bureau werd overgebracht waar vandaan zij per drukknop uitgeoefend wordt. Heden in 1935, bezitten wij algeheel Automatische Regeling en Bediening v&n het straatverkeer, van het telefoonnet, de gasfabricatie; de pompinstallaties voor de watervoorziening onzer grootste steden die op afstand door drukverandering in de geleidingen bediend worden ; automatische bediening der gasverlichting en electrische verlichting en moederklok-installaties welke over een geheele stad alle klokken synchroniseeren; thermostatische reguleering van alle soorten van verwarmingsinstallaties, hetzij middels heet-water, gas of electriciteit. HET ELECTRISCHE OOG kan voor duizend en één verschillende voorwerpen gebruikt worden en practisch alles uitvoeren wat de mensen doen kan, zooals: het voedingswater ineen boiler op peil houden, machines doen aanloopen en stilstaan, artikelen sorteeren met een snelheid van 90 per minuut, hen sorteeren volgens kleurnuances, het automatische controleeren van de groote der door een slijpmachine geproduceerde artikelen, het zacht maken van het water op een te voren vastgestelden graad, het tellen van het aantal microben in een cultuur, het zien door rook — en in combinatie met afstandsoverbrenging kunnen wij door de toepassing der wonderkracht „Electriciteit" vliegtuigen, onderzeebooten enz. bedienen en besturen en indien wij dat zouden willen doen, konden wij met behulp van het electrische oog ploegen, hel gewas onderhouden en tenslotte ons graan oogsten. In de ontwikkeling van Automatische Fabrieken zijn wij hier nog niet zoo ver gevorderd als in de Vereenigde Staten. Ofschoon daar gedurende het jaar 1929 de productie nog steeds stijgende was, liep het aantal tewerk gestelde arbeiders aanzienlijk terug. Dit phenomeen was in vele individueele takken van het bedrijfsleven reeds eerder aan den dag gekomen; juist nu in 1935 zien wij het m Engeland ook verschijnen. In de nationale schoenfabricatie worden meer schoenen en laarzen gefabriceerd en toch minder arbeiders tewerk gesteld; de Cementbedrijven produceerden in het jaar 1933, met minder werkvolk, 62 percent meer cement dan gedurende 1925. Heden is het debiet van zekere machines reeds zoodanig opgevoerd dat de nieuwe machines bij lagere investeeringskosten toch méér produceeren en minder vloeroppervlakte benoodigen, m.a.w. dat de fabricage in kleinere fabrieksgebouwen ondergebracht kan worden. Als gevolg hiervan wordt er heel weinig koopkracht onder het werkvolk verdeeld gedurende de constructie van dat onroerend bezit en in het geheel niet gedurende het totaal geautomatiseerde bedrijf voor de productie der veibruiksg'oederen. Dit is dan ook de reden die ons dwingt ons monetair systeem, dat thans nog een systeem van ruil van koopkracht tegen afgeleverden arbeid of afgeleverde goederen is, te veranderen. Want zoodra een artikel in overvloed geproduceerd wordt, bezit het geen ruilwaarde meer. Daarom zijn wij genoodzaakt tot een systeem van algeheele distributie over te gaan. „Want alle dingen zijn van u"! Het is juist het „Tekort" dat aan goederen „finantieele waarde" geeft. En daarom zal „gezond financiewezen" alles, ja zelfs zichzelven langzamerhand vernietigen om aan het nog overblijvende deel finantieele waarde te geven. Mr. G. Hutton van het tijdschrift „The Economist" drukt zich als volgt uit: „De Economie berust feitelijk op het begrip van relatieve waarden van goederen en diensten. De ruil berust op deze relatieve waarden. Slechts de goederen die relatief schaars zijn in vergelijk tot andere goederen, d.i. wier beschikbare hoeveelheid onvoldoende is om aan de algeheele behoefte te voldoen, hebben een waarde en zijn ruilbaar". — Dientengevolge zijn onze producten thans, nu wij hen in overvloed kunnen fabriceeren, waardeloos geworden. Dit heeft ook op het geld zelf toepassing en daarom kan de politiek der tegenwoor- d.ige regeering om op de markt goedkoop geld verkrijgbaar te stellen, geen succes hebben. Want óf het geld moet voor onbepaalden tijd goedkoop en overvloedig gehouden worden totdat het vanzelf waardeloos wordt, óf die politiek moet veranderd worden zcodra er een financieele ineenstorting komt. De ondervinding die Governor Strong van de „Federal Reserve Bank" der V. S. gedurende de laatste crisis opgedaan had was een uitstekend voorbeeld van deze politiek van goedkoop geld en zijn catastrofale nasleep. Is het dan een wonder dat Hij, die gekomen was „opdat wij leven mogen hebben en dat meer overvloedig", niets met geld te maken wilde hebben en ons aanwijst het aan den Caesar te overhandigen? — Welke veranderingen moeten er dan in ons financieel systeem gemaakt worden om van dezen overvloed te kunnen genieten ? De financieele rijkdom van het land moet afhangen van de hoeveelheid werkelijk geproduceerde rijkdom, di. de volksgemeenschap moet automatiseh door haar productie van ware rijkdom ook financieele waarden, ruilmiddelen of geld kunnen scheppen. Als gevolg hiervan zou het onmogelijk zijn werkelijke rijkdom te bezitten en den wensch te koesteren om die hoeveelheid werkelijke rijkdom te vergrooten, zonder de daarvoor benoodigde crediet biljetten ter beschikking te hebben om de productie van deze vergrooting van werkelijke rijkdom te kunnen verzekeren. Degenen die dan toch nog zouden pogen de productie van gebruiksgoederen te beperken, zouden dan als de vijanden der menschheid gebrandmerkt inplaats van als de grooten dezer aarde verheerlijkt worden. Ons volk zou dan voor zijn geld niet langer van de bankinstellingen afhankelijk zijn. De democratiseering van het geld, zonder welke iedere democratische regeering een paskwil en slechts een waandenkbeeld is, zou dan bereikt zijn. Door het „Nationaal Dividend" zouden dan alle leden der maatschappij deelen in den rijkdom van het land. Geld zou dan geen ongecontroleerde dictator maar een dienaar van allen worden! Thans staan wij midden in den uitputtings-oorlog tegen het Koninkrijk van Mammon. Deze begon in 1912 met physieken oorlog en culmineerde in den Wereld-oorlog 1914-M8. Zijn tweede fase is de Economische Wereld-Depressie die thans in 1935 haar einde nog niet heeft bereikt en volgens den Bijbel uiteindelijk tot een algeheel vastloopen van den internationalen, op winstbejag gebaseerden handel zal leiden. De derde, intensieve fase zal volgens den Bijbel wederom een physieke strijd worden waarin wij zelf betrokken zullen zijn. Groot is de val van het Koninkrijk van Mammon ; onfeilbaar zeker en zeer nabij de overwinning van het gezegende Economische Systeem van Christus! — DE LANDBOUW. Velen onder ons denken heden dat wij het roer dienden om te gooien en weer een landbouw-staat zouden moeten worden, teneinde aan onze economische en industrieele verdrukking te ontkomen. In ieder geval kunnen wij allen het er mee eens zijn dat wij in deze dagen van economisch nationalisme onzen landbouw zooveel mogelijk moeten ontwikkelen, zelfs indien dit feitelijk beteekent dat wij daardoor niet langer de tribuut-betalingen in dividenden zullen ontvangen van de minder industrieel ontwikkelde landen. Het mag vreemd lijken dat wij de hoop koesteren om permanent nog een extra millioen man op het land te gébruiken, wanneer daar de technologische vooruitgang nog sneller plaats heeft dan op eenig ander gebied. Herinnert u zich dat het thans onder het Hozier-Buitenlacht Systeem mogelijk is gebleken, dat één man met één jongen voor 4000 legkippen kunnen zorgen ? En in het buitenlucht melkbedrijf kan, met behulp van pneumatische melkmachines, één man met één jongen 60 koeien melken en verzorgen. Wij hebben Motor-Ploegen en gecombineerde maai- en oogstmachines gekregen. Het ploegen en oogsten van het graan wordt in de moderne groot-bedrijven met slechts één man voor vierhonderd hectaren uitgevoerd. In Norfolk, Engeland zijn op een farm van 200 hectaren, in het bedrijf dat daar geheel gemechaniseerd is, 4 man tewerkgesteld inplaats van de 40 man die ze er vroeger hadden. In de „Vale of Evesham", eveneens in Engeland, zy"n in de tuinbouw die voordien voor 10 man werk gaf op 8 hectaren land, sedert de invoering van de „Kototiller" — een mechanische grondbewerking—slechtsnog zes man benoodigd. Stelt U belang in Bietsuiker? Dan zal het u interesseeren dat men thans in Norfolk bezig is een machine te probeeren die de bieten automatisch uit den grond haalt, de toppen afsnijdt, ze schoon maakt en ze in daarvoor gereedstaande vrachtwagens laadt. En thans wordt er al van vliegtuigen gebruik gemaakt om bedwelmende middelen uit te spuiten voor de vernietiging van sprinkhanen en andere landbouw pest, om te helpen in het opzichterswerk en in kaart brengen der gebieden van kostbare metalen. Wat hebben wij ook hier „in den landbouw" bereikt met de vergrooting van het nuttig effect ? Vijf-en-twintig jaar geleden legden kippen gemiddeld 72 eieren per jaar nu 100 of meer, dus een verhooging van 40 percent; en een goede kippenboer verwacht thans zelfs 200 eieren per kip. Wij hebben tegenwoordig koeien, de „BritishFrieslanders" die 45 liters melk per dag leveren tegenover een veel geringere kwantiteit die zij vroeger gaven. Een jonge os is nu reeds in 18 maanden tijd geschikt om geslacht te worden inplaats van 3 jaren. Bet proefstation in Itothamstead, Engeland stelt vast dat er in 1852 nog 65 man benoodigd waren om den oogst van een land van 41/» hectaren in één dag binnen te brengen. Tfeans zijn daarvoor slechts 4 man noodig. Laat ons tenslotte vaststellen dat er in 1934 in Engeland meer hectaren land bebouwd werden dan in 1933 en dat daarvan een grootere oogst werd binnengehaald, maar dat daarvoor 27,000 arbeiders minder tewerk gesteld konden worden. Het verbaast ons ook niet mee* van de nieuwe wetenschap der Agro-Biologie en haar revolutionaire vooruitgang te hooren. Deze wetenschap is met groote stappen Voor- waarts gegaan. In het begin kwam Liebigs ontdekking van de mineraie grondslag der plantenvoeding: een ontdekking die de groote meststoffen-industrie in het leven riep. De tweede groote stap was de genetische wetenschap, de ontdekkingen over het wordingsproces, waardoor de menschheid de wijze leerde kennen waarop het levensvolume die de plantenwereld eigen is, vergroot kan worden. Hierop volgde de ontwikkeling der eigenlijke wetenschap der agro-biologie die uit de ontdekking van Mitscherlich ontsproot, en die zich bezighoudt met de effectwet van wasdom factoren. De drie fundamenteele doelen dezer wetenschap zijn : — 1) De vaststelling der materieele vereischtcn voor het plantenleven. 2) De definitie der grenzen van de plantengroei, 3) Een systematische methode voor de controle der aan de planten opgelegde ontwikkeling naar deze grenzen toe. Deze drie deelen hebben den grondslag gelegd voor het nieuwe agro-biologische tijdperk. En de taak om onze voedselvoorziening te vergrooten is thans van de wetenschap in de handen van de mannen der praktijk overgegaan, zoodat „de aarde haren opbrengst zal geven". Hier zijn drie voorbeelden van hetgeen zich in deze richting ontwikkelt: Wij weten dat per hectare 500 schepel Mats (a 36 Liter) geproduceerd kunnen worden en ook inderdaad opgebracht werden. De hoogste opbrengst die door de „Indiana Corn Growers Association" binnengehaald kon worden, rees tusschen 1914 en 1933 van 240 schepel tot op 370 schepel per hectare. Deze opbrengst neemt jaarlijksch met gemiddeld 2Vs percent toe. Indien alle vooruitstrevende boeren in Indiana zoo voortgaan als de laatste jaren totdat zij een opbrengst van 450 schepel krijgen, dan zullen de 180,000 boerenarbeiders die in 1930 twee milloen hectaren bebouwden, op 23,400 boerenarbeiders terugvallen en slechts een kwart millioen hectaren voor deze opbrengst benoodigen. Dat beteekent dus een reductie, niet óp 86, maar mèt 86 procent! In de Rietsuiker-Industrie heeft o.a. de Kilauea onder- neming in Hawaii den suikeroogst in de jaren 1922 tot 1932 met 116 percent kunnen verhoogen bij 12 percent minder werkvolk. En thans, na 80 jaren ingespannen werk, werd een Katoen-Plukmachine geperfectionneerd. Deze machine is de eenvoud zelve en doet in 7 72 uren het werk dat een arbeider in 11 weken volbrengt. Zij zal 95 percent of meer der negerbevolking hun werk ontnemen ; en wat dan? Uit alles wat er nu reeds bereikt is, weten wij dat men de producten, waaruit een volwaardig samengesteld voedingsrantsoen met alle noodige bestanddeelen bestaat voor de zeven millioen inwoners van de stad New York, kan verbouwen op 309 vierkante mijlen, d.w.z. op haar eigen oppervlakte. Wij weten dat dit met onze technologische productiemethoden bereikt kan worden en wel met slechts 6500 man, dat is dus met minder dan 1 man per 1000 inwoners! Is het niet gemakkelijk in te zien dat wij op den vooravond staan van een diep ingrijpende revolutie ook in de landbouw-techniek der wereld ? Het zal daarom van onze handelwijze afhangen of wij dank zij het „Agro-Biologische tijdperk" en het tijdperk der „Machinale Drijfkracht" met een paar duivels te doen hebben die wij moeten vervloeken, of met een paar onvermoeibare en vertrouwde dienaren die de menschheid de grootsche zegeningen brengen welke volgens het Woord van Christus, opgeteekend in den Bijbel, voor allen en iedereen bestemd zijn: „WANT ALLE DINGEN ZIJN VAN U"l Nawoord van den Vertaler EEN HISTORISCH OVERZICHT DER ONTWIKKELING VAN DE TECHNIEK EN VAN HET GOUD - SYSTEEM. live Kenrick heeft als één der leidende Groot-In- Clive Kenrick heelt als één der leidende (iroowndustrieelen met al de groote, moeilijke problemen van ons modern industrieel en maatschappelijk leven te kampen gehad. In zijn geschriften heeft hij op grond van zjjn praktische ervaringen aangetoond hoe zich de Nieuwe Orde — waarnaar wy door de overmachtige strooming der omstandigheden gedreven worden — merkwaardigerwijze afteeken t overeenkomstig de grondslagen, door Christus vooral in Zijn Hergprediking aangewezen als het harmonische „Economische Systeem van God'', dat Hij voor de menschheid in Zijn aardsch Koninkrijk heeft ingesteld. Daar wij thans in een economische draaikolk verzeild geraakt zyn, lijkt het van het grootste belang dat wij ons een zoo duidelijk mogelijk overzicht verschaffen over deze ontwikkelingen en een maatstaf hebben, waarmee wij de beteekenis der gevonden gegevens naar hun belangrijkheid kunnen meten. Daarom leek het niet ondienstig om Clive Kenrick's treffende technische feiten tesamen met andere historische gegevens schematisch in beeld te brengen, waartoe de volgende toelichting moge dienen. MERKWAARDIGE FEITEN ONZER HISTORISCHE Als wij de historie der, onder op de teekening aangegeven tijdschaal onzer technische en economische ontwikkeling bekijken, treft ons allereerst het door Kenrick vastgestelde feit, dat gedurende 4000 jaren, vanaf den tijd van den bouw der Groote Pyramide 2600 v. Chr. (en 300 jaren vóór den Zondvloed), tot omstreeks 1800 n. Chr., fundamenteel géén groote ontwikkeling der techniek heeft plaats gevonden. Zoowel Napoleon in al zijn glorie als de machtige Farao uit de Egyptische oudheid TIJDSCHAAL. waren op paardentransport aangewezen; beider onderdanen moesten werken met behulp van hun eigen, menschelijke kracht of die van hun dieren. En in economisch opzicht konden zij door het product hunner arbeid koopkracht verkrijgen; door de steeds aanwezige schaarste was er ook steeds vraag naar dat arbeidsproduct. Aan het einde van die schaal der eeuwen, na 1800 n. Chr., zien wij echter een in verhouding slechts zeer kort, in dubbele dikte geteekend stuk, één enkele eeuw uit de 40 eeuwen. En als wij dit stuk door de loupe bekijken zooals in de bovenhelft der teekening is aangegeven, dan blijkt dat in dit stuk historie de geheele fantastische ontwikkeling van de techniek, van de ontdekkingen en de toepassing der in de natuur aanwezige energieën heeft plaats gehad 1 Wijst dit niet reeds op een zeer bijzondere beteekenis dezer laatste honderd jaren ? Laat ons oog echter nog eens langs die achter ons liggende lijn van vierduizend jaren gaan. Wij zien in die periode enkele bakens verschijnen die van geweldige beteekenis voor het lot der menschheid bleken te zijn en die hun stempel ook op onzen modernen tijd hebben gedrukt. Daar vinden wij in het jaar 1486 v. Chr., een eerste lichtend baken : Het verkondigen aan den Sinaï van GODS UNIVERSEELE ECONOMISCHE WETTEN ! Deze vormen een onderdeel van de Nationale Constitutie en Wet, door Jehovah „voor altijd" ingesteld voor Zijn volk en werktuig Israël, dat sedert de roeping van Abraham in 1917 v. Chr. uit diens familie tot een volksgroep van drie millioen zielen was uitgegroeid en door Jehovah aan den Sinaï uit een bende uit Egypte bevrijde slaven tot een hoog ontwikkelde natie werd georganiseerd. Deze Wetten, die verankerd werden door Gods voorwaardelijk „Mozaïsch Verbond", werden daarna vele eeuwen in Israël volledig toegepast en brachten door hun harmonische werking zoodanige zegeningen in voorspoed en gezondheid over volk en land, dat 500 jaren na de vorming der natie de roem van SALOMO'S rijkdom en macht en het hooge peil van welstand en vaardigheid van zijn volk alle landen der wereld bereikte. Aangeteekend moge hier tevens worden dat de vloten van Salomo, die in samenwerking met de Phoeniciers de wereldzeeën bevoeren, hem het goud der wereld brachten met jaarlijksche leveringen, die grooter waren dan de wereld-goudproductie omstreeks het goudjaar 1844 n. Chr.: — nHet gewicht nu van het goud dat voor Salomo op één jaar inkwam was 600, 60 en b talenten goud''. (1 Kron. 10: 14). Maar Salomo, die onder Gods Economisch Systeem werkte, gebruikte het goud niet voor het geldwezen, maar voor de bekleeding van den Tempel Gods, voor Gods verheerlijking! Omstreeks 585 v. Chr. verrijst in Babyion echter een andere machtige mijlpaal in de historie der menschelijke economie: — „De koning Nebukadnezar maakte een beeld van goud, welks hoogte was 60 ellen, zijne breedte 6 ellen : hij richtte het op, in het land Dura, in het landschap van Babel En een herout riep met kracht: Men zegt u aan, gij volken, gij natiën en tongen 1 Gijlieden zult nedervallen en aanbidden het gouden beeld, hetwelk de koning Nebukadnezar heeft opgericht. En wie niet nedervalt en aanbidt, die zal te dierzelfder ure in het midden van den oven des brandenden vuurs geworpen worden" (Dan. 3: 1 en 4-6). — Dit dan is de oprichting van de „Hod van het Goud", het symbool der anti-goddelijke macht „Babyion" die door de eeuwen op ieder gebied Gods systemen dwarsboomde. Wellicht haar machtigste wapen was door de eeuwen heen haar op goud, op rente en winst berustend economisch systeem, waarvan ook (Openb. 13:17-18) spreekt. Haar stempel drukt ook heden nog zwaar op onze economie en ons financiewezen. Nog één machtig lichtbaken verschijnt op onze historische schaal: „Het Nieuwe Verbond" van JEZUS CHRISTUS, en Zijn verkondiging der Wetten van Gods Koninkrijk op aarde, ook voor onze menschelijke Economie en ons Financiewezen. Zij zijn de bevestiging en nadere toelichting der aan den Sinaï reeds bekend gegeven wetten. Geeft de Bijbel niet duidelijk aan dat deze wetten ons eenmaal door Hooger Hand algeheel tot maatschappelijk bestel gemaakt zullen worden? WETENSCHAP EN TECHNIEK VAN 1844 tot 1940. Onze loupe vergroot thans dat kleine, maar zoo belangrijke eindstuk onzer historische schaal. Twee nieuwe mijlpalen staan op den weg in dat tijdvak: 1844 en 1909, de geboortejaren van geweldige nieuwe ontwikkelingen. 1844 wordt door goede leerboeken en autoritaire werken zooals de Encyclopaedia Btitanica e. a. aangegeven als het begin van het wetenschappelijk-technische tijdperk. In dat jaar werd daarvoor de grondslag gelegd door Lord Peel's „Britisb Bank Act". Deze saneerde en verankerde de „Gouden Standaard" als marktstabilisator — na een jarenlange zware bank- en goud-crisis — gesteund door de instelling van het moderne systeem der „Centrale Bank" onder regeeringscontrole. Onder bescherming dezer laatste instelling financierde in de volgende periode vooral de Londensche Credietmarkt der particuliere banken, de uitvindingen van wetenschap en techniek en — onder de vlag van „Vrijhandel" —de industrieele en commercieele expansie over de geheele wereld. Daardoi r werden ook de sociale verhoudingen in alle landen ingrijpend veranderd. „Schaarste-economie" was alsnog het kenteeken dezer ontwikkelingsfase. Met 1844 bereidden zich ook op staatkundig, literair en filosofisch gebied de belangrijke revoluties der volgende jaren voor. Omstreeks 1844 zien wij op korte trajecten gemoedelijke stoomlocomotief]es op hun ijzeren weg de passagiers voortrollen. De Nederlandsche stoomboot „Curacao" vaart als het eerste stoomgedreven schip over den Atlantischen Oceaan. En daaraan sluit zich de bonte stoet der uitvindingen en origineele constructies, meer of min behept met hun kinderziekten. In 1870 weten de belegerde verdedigers van Parijs per luchtballon meldingen naar buiten te zenden en in 1880 begint met het toen nog bescheiden flikkerend schijnsel der Edison-lamp de wonderkracht „Electriciteit" baar sprookjesachtige loopbaan — die kracht waarvan onze geleerden en ingenieurs wel vele onwrikbare wetten konden ontdekken, maar nog steeds haar wezen en haren oorsprong niet hebben doorgrond. Het mechanische verkeerswezen begint zijn ontwikkeling: in het jaar 1895 worden in de Vereenigde Staten al 4 auto's gebouwd, gevolgd door electrische trams die hun stroom vanuit kleine krachtcentrales krijgen. 1909 staat in de statistiek geteekend als het keerpunt van het tijdperk der wetenschappelijke en technologische voorbereiding naar het tijdperk der „Versnelling", der verovering der lucht en der „overvloed-productie" Vooral twee feiten treden in dit jaar 1909 op den voorgrond: de vlucht van Blériot over het kanaal, als het symbool voor de verbreking der isolatie van de Britsche Eilanden, ja zelfs der isolatie van het Amerikaansche Continent — en de overgang der Amerikaansche auto-industrie op massa-productie, die in dit jaar de productie van 63,500 wagens in het vorige jaar, op 128,000 op wist te voeren en Van uit dat punt in steeds stijgend tempo tot op 4 milloen auto's in 1928 steeg. Onmiddelijk sloot zich daarbij de massa-productie van den landbouw-tractor, die de door Kenrick geschetste revolutie in den landbouw bracht en die thans niet slechts mechanisch zaait, oogst, dorscht, verpakt, maar middels zijn uitwisselbare hulpwerktuigen tevens prairie en oerbosch verwijdert, daarna straten per loopende kilometer kant en klaar aanlegt, electrische kabels en waterleidingen tegelijk meetrekt, telefoonpalen vervoert, zet en met draden bespant enz. enz. 18 bet echter heden nóg moeilijk zich voor te stellen dat ook voor dit probleem onze .Encyctopeadia Universalia" — de Bijbel —den sleutel schijnt te verschaffen? Zie de brochure van H. A. Edwards: „Des HEEREN Heerlijkheid". Als een kaleidoskoop gaat nu de ontwikkeling der tech nologie verder : Electrische monster-centrales met vermogens van 1 millioen PK en meer leveren de energie voor duizenderlei behoeften van bedrijf, kantoor en burgerwoning; machtige gebouwen, wolkenkrabbers schijnen aan geen technische beperkingen meer gebonden. In 1927 zijn 70,000 machtige locomotieven in de V. S. in bedrijf en in 1929 strekt zich het wereld-spoorwegnet uit over een millioen kilometer, dat is 25 keer de lengte van den Evenaar. In 1927 waren tevens de vaste luchtroutes reeds tot 100,000 km. uitgebreid en de door lijp vliegtuigen afgelegde afstand tot 25millioen km opgevoerd. Wat zou die heden zijn? De radio-techniek, dit groote technische wonder der electriciteit, brengt sedert den laatsten oorlog het nieuws der wereld, perfecte muziek, wetenschap binnen het bereik van het huisgezin — niet slechts van de rijken— maar als gemeenschappelijk erfdeel voor vrijwel ieder mensen zoowel in onze industrieele landen alsook op de geïsoleerde ondernemingen in verre gewesten. Is dit alléén al niet een demonstratie van de werkelijkheid en van het in werking treden der door Christus verkondigde wetten ? Reeds zien wij ook de televisie voor de huiskamer in het verschiet. Zooals de teekening toont hebben wij sedert 1909, dertig jaren van de meest intensieve, zich op elkaar stapelende technische ontwikkeling achter den rug. Zou de nieuwe oorlog die tot stilstand hebben gebracht? Integendeel! De druk der oorlogsomstandigheden is bezig de automatiseering en de toepassing dér krachten der natuur in de groote productielanden tot een nieuwe, nooit gedroomde hoogte op te voeren. Zoodra het oorlogsgeweld bedaart, zullen wij de volle uitwerking daarvan gedemonstreerd zien. Naar welke klimax moet dit alles leiden? Zegt het ons misschien iets dat juist de jaren 1844 en 1909 op de meest markante wijze in de tijdschaal der „Bijbel in Steen'', der Groote Pyramide zijn aangegeven als beneden- en bovenkant van de . „groote drempel," die overleidt naar de vanaf 1909, twaalf keer versnelde tijdschaal? HET MYSTERIE VAN HET GOUD. Techniek, Economie en Financiewezen gaan hand in hand. Ons historisch beeld is daarom ook niet volledig zonder het laatste. Ook hier zien wij duidelijk de twee afzonderlijke periodes: 1844 tot 1909 een tijdvak waarin aan den Gouden Standaard kon worden vastgehouden door groote schommelingen van de goud-waarde te vermijden. Maar na 1909 komt er een financieele stórm opsteken die de god van het Goud op zijn voetstuk doet wankelen. Zou er toen^ een bezoeker vanuit de planeet Mars op aarde zijn neergedaald, dan zou lüj er een vreemd tooneel aanschouwd hebben. Hij zou een aarde gezien hebben waarin Goud overal in de natuur, de gesteenten, de mineralen, ja zelfs de vegetatie te vinden is en waarvan de wateren der Zeven Zeeën gezamenlijk een 10 billioen ton goud bevatten. Hy zou aan den anderen kant ontdekt hebben dat de menschen goud tot hun god gestéld hebben, dat zy het met 150,000 man Uit den grond delven, het een waarde van 2,000,000.— gulden per ton gaven — in contrast met de 15 gulden per ton voor eveneens gedolven steenkool — en het daarna weer in den grond begraven, n.1 in de kluizen der banken. Zij hebben goud en hun daarop baseerend crediet-systeem tot het dwangbuis der menschheid gemaakt, doordat zij het bezit van goud of crediet de voorwaarde voor het verkrijgen en ruilen van de opbrengst der aarde hebben gemaakt en doordat zij dit goud of crediet tegen rente uitleenen. Beseffen wij ten volle wat die eisch van rente-betaling gedurende al die eeuwen beteekend heeft? Dat—om een voorbeeld teciteeren, gegeven door een bekenden Nederlandschen bankier in Amerika — de schuldenaren die van de beroemde Florentijnsche bankiersfamilie, de Medici, in de 14e eeuw een hoeveelheid goud hadden geleend van b.v. de groote van een voetbal, tot op heden aan rentevergoeding tegen 5% een hoeveelheid goud haddën moeten terugbetalen tér grootte van—onzen aardbol? Is dat een systeem dat èn redelijk èn doorvoerbaar is? Bestaat er een reden voor de periodieke golven van bankroet en leed die steeds weer over de werkende mensehheid neerstortten ? Of 'had Christus toch wel reden om tegen dat svsteem van Woeker, dat is Rente, waar wij allen aan mee dóen, zoo fel op te treden ? De Mammon der Onrechtvaardigheid laat zich echter niet zoo vlug uit het veld slaan, zelfs al werden in 1914 door den Wereldoorlog de natiën van den Gouden Standaard afgeslagen. Met een serie van kunstgrepen werden de volken in 1925 weer aan den Gouden Standaard verankerd, maar met de stabiliteit van de Goudwaarde, was het gedaan. In 1931 kantelde het groote blok van de Sterling-groep. In 1933 kwam de groote goud producent Z.-Afrika in zware moeilijkheden, maar god „Mammon" verheft zich opnieuw om de mensehheid tribuutplichtig te houden en verhoogt de goudwaarde tot 175% niettegenstaande verlaagde productiekosten. Tenslotte slaat op 26 Sept 1936 ook het nog op het goud gefundeerde Franc-Guldën blok om, bij welke nationale ramp de Nederlandèfehe Bank een Goud-„winst" van 1 17 millioen gulden kon boeken!"" Slechts elf dagen voordien heeft echter — wel typisch voor het menschelijk inzicht'— met pracht en praal de Opening der grootsche tentoonstelling van Johannesburg (Z.-Afrika)( plaats, die het „Gouden Jubileum der Stad van het Goud" inluidt *) De toespraken per radio van staatslieden, economen, en financiers uit de geheele wereld culmineerden in de blijde boodschap dat thans de wereldcrisis ten einde was en het nieuwe gouden tijdperk was aangebroken. Dit werd gesymboliseerd door een meer dan 30 meter hoogen pilaar uit massief goud, waarop Atlas staat die den Wereldbol op zijn schouders draagt alles uit zuiver en massief goud. Het vormde het centrale punt der tentoonstelling, omgeven door een tempelvormig recëptiegebouw, zooals in het medaillon bij hét jaartal 1936 ingetéekend. En dat alles, slechts elf dagen vóór de nieuwe wereldramp! — Als wij nu vanuit die historische 15e Sept. 1936 de ons *) Gegevens'van D. Davidson. in den Bijbel zoo nadrukkelijk aangewezen „Zeven Tijden" langs onze historische Schaal terugglijden, dat zijn dus deze 2520 jaren aangegeven als de strafmaat voor Israël voor hun afwijking van Gods harmonische Wetten, tevens de aan de anti-lsraël machten en systemen toegestane bloeiperiode, dan zien wij dat wij terecht komen bij.... den pilaar die Nebukadnezar oprichtte voor zijn God van het Goud! Een nieuwe demonstratie dus der onfeilbare werking dezer, door God bepaalde „Zeven Tijden" periode die zoo tal van keeren in de menschelijke historie bewezen werd. Steeds verder ziet onze Marsbewoner de menschen goud op goud stapelen, eerst nationaal in een „veilige" centrale kelder, maar dan door Wereldoorlog en Wereldcrisis zelfs internationaal verzameld en wel zoodanig verplaatst dat begin 1940 een „Tempel van Mammon" gereed kwam. Het bij het jaartal 1940 geteekende medaillon laat dit machtige Fort uit de vogelvlucht zien, een op het zwaarst tegen aanvallen vanuit het land en de lucht bewapend vierkant tweeverdiepings blok, dat midden in de onbewoonde prairie van de Vereenigde Staten uitgegraven en opgebouwd is. In deze begraafplaats van het goud der mensehheid was toen al drie-vijfde van den wereld voorraad van dit metaal gesteriliseerd, namelijk 15.000 ton goud ter waarde van 15 billioen USA-dollar of 27,000 millioen gulden! Ontdekken wy uit al deze historische feiten niet met een zekeren schok dat onze generatie in zoo' n bij zonderen tijd verzeild geraakt is, zooals er wellicht nooit te voren geweest is? In een ernstigen maar ook wonderbaarlijken tijd die ons leidt naar de -Nieuwe Orde" zooals door Clive Kenrick beschreven. En indien de Bijbelsche verkondiging van het toekomstige Wereldbestuur vanuit één centraal punt — Jeruzalem—werkelijkheid moet worden, vereischt dit dan niet juist alle technische ontwikkelingen die wij in de laatste jaren zagen verschijnen? Z$jn wij dan niet reeds zeer ver in die richting gevorderd ? Zelfs onze dwaze opeenstapeling van het Goud zal dan wellicht door Hooger Hand geleid worden tot een hooger doel als in Salomo's tijd, zooals ook de z^egetoeht der Techniek bestemd lijkt voor de uiteindelijke bevrijding der zwoegende mensehheid, als een deel van GODS GROOTE PLAN ! voornaamste tsijbeiwetten van ECONOMIE EN GELDWEZEN 1) God is het die u kracht geeft om vermogen te verkrijgen. Deut. 8 : 17-18. 2) Gods vrije gaven zijn voor allen bestemd. Matth. 5 : 45 3) Leen I Zonder Rente, zonder Wlnsl I Deut. 23 : 19-20 uitsluitend als dienstbewijs. 'Deut. 1 5J: 6-11 e.a 4) Gods Eigen Tiende : Verplichte belasting voor Kerk, Armen, i Zieken. 72 verwijzingen Tien percent op het volie inkomen van ledereen. leder mensch Gods rentmeester. Gods zegen, 5) Onjuiste Maten, Gewichten en variable' Waardemeters zijn Lev. 19: 35-36 ontoelaatbaar. Deut. 25:1 3-1 6ea. 6) Coöperatie (naastenhulp), geen afbrekende Concurrentie. Deut. 23 : 1 -4 7) 7e Dag : Sabbath-heil ging en rust in familie, zaak en bedrijf. Exod. 20:9-11 e.a. 8) 7e Jaar: Sabbath-Jaar, Alle schulden gedelgd. "Lev. 25: 1-7 e..a '**L«^. ■ ■■ Zegen en voor- ^>Mj * spoed, o- Straf, ^ÊjÊÊÈÊiSÈ ■ afhankelijk van IBB het houden der ]fËl Deut. 8: 17-18. Matth. 5: 45 LITTERATUUR IN DIT VERBAND I W, J. CAMERON; „De Economische Wet des Heeren". Fundamenteele on universeele wetten, toegelicht door een der groote industrieelen der U.SA. W. E. G. ORDSTATTER: „HetVerbandtusschenEconomie en Nationale Welstand". De grondslagen van Welstand en goed en voldoende voedsel. Geld, Goud en Wisselkoersen. H. A. EDWARDS: „Des HEEREN Heerlijkheid". De Bijbelhistorie der „Shekinah" — heerlijkheid en haar beteekenis voor ons. De verklaring van een groot probleem, ook voor onze moderne natuurwetenschap ? W. GYR : „De Verhouding tusschen Kerk en Burger". Overzicht der practische problemen van onzen tijd, in het licht van het Bijbelsche „Evangelie van het Koninkrijk". De Koninkrijk-Constitutie en ~ Wetten ook voor onzen modernen tijd. Opgave van verdere Litteratuur op dit gebied. 44