CB 30059 AANGEDAAN ZIJN MET KRACHT UIT DE HOOGTE door JOH» RIETDIJK Drukk. F. Cockx-Cuylits, De Bosschaertstr, 88. Antw. Tel. 736.33 Aangedaan zijn met Kracht uit de Hoogte door JOH* RIETDIJK AFDEELING A. I. DE GEEST BELOOFD. (Lees a.u.b. biddend en ernstig de vermelde teksten) Meer dan ooit voelt men behoefte aan «Kracht uit de Hoogte» Bidstonden worden gehouden in verscheidene landen en onder verschillende kinderen Gods. Is het pijnlijk te zien hoe yelen afvallen van het geloof en anderen lauw zijn; het is nochtans een verblijdend teeken, dat ernstige en geestelijke christenen volhardend en eendrachtiglijk bidden om de «Gave des Heiligen Geestes». (1 Tim. 4:1; Openb. 3:16 vglk 3-8-11) Lezen we nu, geliefde lezer(es). het woord van Christus in het evangelie van Lukas, hoofdstuk 24 vers 49: «En ziet Ik zende de belofte Mijns Vaders op u; maar blijft gij in de s'.ad Jeruzalem, totdat gij zult aangedaan zijn met kracht uit de Hoogte* 1. De Waarde en Belangrijkheid der Belofte. Dit blijkt uit het votgende: le vers 45 «Toen opende Hij hun verstand, opdat zij de Schriften verstonden». Helaas velen m onze dagen hebben een gesloten oog, oor en harf- voor de diepere waarheden. Zelfs vele geleerden en z.g. geestelijken zien niet m het groote gewicht en de bijzondere waarde van het «Kleed des Heiligen Geestes» (Luk. 10:21). 2e vers 46 «Alzoo is er geschreven, en alzoo moest de Christus lijden...» Eerst — en met eerder — na het lijden van onzen Heere Jezus Christus, kon de Belofte vervuld worden. De Heilige Geest, of de Belofte des Vaders, is buitengewoon kostbaar, wijl verkregen door Christus lijden en sterven. 3e vers 47 (vglk. Matth. 28:19) Het Groote bevel: «Gaat dan heen... en in zijnen naam gepreT^T^11 ^ee™» en vergeving der zonden...» staat onmiddelijk m verband met de Belofte en kan alleen in de Kracht des Geestes vervuld worden. 4e vers 49 «En ziet, d.i. merkt op ! de Heere Jezus vraagt onze bijzondere aandacht voor de Belofte des Vaders. Hebt gij reeds hierover na gedacht; en uwen Vader gebeden zijn belofte ook aan u te vervullen? (Luk. 11:13; 1 Joh. 5:14-15). 5e N. Testamentsch teeken». (2 Cor. 3). God is vrijmachtig in het kiezen! De mensen zal Hem niet onderrichten (Rom. 11:33-36). En wat de Heere doet, is welgedaan. De «Tong» door Jacobus genoemd een onbedwimgelijke kwaad (3:3-12); wordt door den Heere verkozen, om Hem te loven in den Heiligen Geest; en gesteld als symbool in de «Bediening des Geestes»; en tevens tot Teeken of Bewijs van de vervulling des Geestes. 3) «Spreken met andere-talen, gelijk de Geest hun gaf uit te spreken». «... een iegelijk hoorde hen zijne eigene taal spreken» 2:6) Ontzetting en verwondering (7). «... wij hooren hen in onze talen de «Groote Werken Gods» spreken», (vers 11)... Twijfelmoedig en bespotting (vers 12, 13). Noot: Er staat niet dat het «evangelie gepredikt» werd. Dus geen Prediking (vgl Matth. 28:19), maar Lofzegging, Profeteeren door den Geest. (Hand. 2:17; 10:46) God in Zijn voorzienigheid had den weg bereid. Ten gevolge van de veroveringen door Alexander en de stichting der Grieksche rijken door zijne generaals, was het Grieksch, de wereld*-taal. Elk land had wel zijn eigen taal of tongval (2:8 «dialektos»). Al de Brieven zijn in het Grieksch geschreven. (Natuurlijk is God machtig zoo iets te herhalen door zendelingen in verre landen; of in vergaderingen waar vreemdelingen tegenwoordig zijn, en slechts hun moedertaal kennen. Wij weten dat zulks ook gebeurd is; en zielen daardoor tot bekeering kwamen). Na de gestelde vraag (en het spotten): Wat wil toch dit zijn? (2:13t4); verhief Petrus zijne stem, en sprak tot hen (natuurlijk In één taal) en verkondigde het evangelie (2:14-39) zeggende o.a. Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt... En met veel meer andere woorden betuigde hij (vers 40; Mark. 16:1516; Luk. 24:47 vglk Hand. 2:4). Noot: Ook hebben we in Hand. 2:4 niet de «gave der menigerlei talen» (vgl. 1 Cor. 12:10; 14:2); maar «spreken met andere talen zooals de Geest hun gaf uit te spreken», als een «Teeken of Bewijs» van het ontvangen van den Heiligen Geest, (vgl. Mark. 16:17; Hand. 19:6). DE GAVE DES HEILIGEN GEESTES Wederom zeggen we: Verre boven de uiterlijke teekenen gaat de innerlijke-wezenlijke-Gave, n.1.: «de Heilige Geest»! De woorden: «en zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest» zijn dan ook de belangrijksten, ^— dus niet het Teeken der Talen; maar de «Gave des Heiligen Geestes, is hoofdzaak. — Het a. b. c. van het christelijk geloof vindt u in Hand. 2:38 (a) «bekeert u» en (b) een iegelijk van u worde gedoopt... en (c) gij zult de Gave des Heiligen Geestes ontvangen. De Heilige Geest is een «Gave» en wordt ons geschonken (8:20). Om deze Gave werd met volharding gebeden, Totdat God den Geest gaf. Pinksteren kwam na gebed; Pinksteren (d.w.z. uw) kan wederom na gebed (voor u) komen. (Luk. 11:13). Men moest bidden «Totdat»... Wacht gij ook na uw gebed op Gods antwoord? Verwacht u dat God uw bede zal verhooren? Hoe bidt gij? Staat gij direct na het amen van uw knieën op; of blijft u een wijle op Gods verhooring wachten? Vraag: Moeten wij de Gave des Geestes «Nemen» of «ontvangen» ? Antwoord: De «leer» en de «waarheid» aangaande den Pinksterzegen moeten we gelooven en aannemen; doch «de Geest der Waarheid» zeiven, moeten we ontvangen. Lees Hand. 8:17 «en zij Ontvingen (niet namen) den Heiligen Geest» en 2:4 «zij Werden vervuld». Jezus had gezegd: «gij zult Aangedaan worden... (Luk. 24:49). De Heilige Geest is de Gave Gods, die wij niet uit Gods hand moeten nemen; maar die door Christus in önze hand gelegd wordt; of anders gezegd: is gelijk een kleed, dat ons door den Heere gegeven En aangedaan wordt. (Vgl. Luk. 24 vglk. Gen. 3:21). De Gave des Geestes nemen bij geloof als voor Werkelijkheid, vindt u nergens in de Schrift! Mr Dolman schrijft in zijn boekje: «Vaders Belofte» bl. 7576: «Een gave moet men aannemen, Gij moet Nemen». Ook Dr Torrey schrijft: «Ik Neem den Heiligen Geest in eenvoudig geloof» («Kracht en Volheid des Heiligen Geestes» bl. 67). Met menschelijke gaven kan dat het geval zijn; doch met de «Gave des Geestes» niet. De eerste Christenen spraken noch deden zoo. (Hand. 8:9; 10). Den Geest te willen nemen, is gelijk aan zicihzelven te willen doopen. Vele personen nemen op verzoek, een en andermaal den Heiligen Geest;, doch van de momenteele- en Scriffc-gevolgen, als in de dagen der apostelen, is niets te bemerken. PINKSTEREN NAAR DE SCHRIFTEN «Wat wil toch dit zijn?» (Hand. 2:12). Petrus antwoordde: «Dit is het-», wat gesproken is door den profeet Joël: «En het zal zijn in de laatste dagen, (zegt God) Ik zal uitstorten van Mijnen Geest op alle vleesch; en uwe zonen en uwe dochters zullen Profeteeren, en uwe jongelingen zullen Gezichten zien, en uwe ouden zullen Droomen droomen. En ook op Mijne dienstknechten, en op Mijne dienstmaagden zal Ik in die dagen van Mijnen Geest uitstorten, en zij zullen profeteeren» (2:16-18). Pinksteren is Schriftuurlijk! Het beste wat Petrus kan doen was naar de H. Schriften verwijzen. (Joël 2:28-32). «Tot de Wet en tot de Getuigenis...» (Jes. 8:20). (Joh. 10:35). Bij de eerste Christenen was het altijd: Er is geschreven! Laat, ons van hen leeren. Immers vele geloovigen verwijzen U altijd naar Dr of Ds; of vragen u: hebt u dat boek al gelezen. Helaas, vele predikers en kerkleden lezen te veel in boeken en bladen; en veel te weinig in hun Bijbel. Wij moeten Bijbelonderzoekers zijn; en Bijbelsche Christenen worden! Laat ons immer vragen: waar staat het geschreven; dewijl de H Schrift onze. eenigste-richtsnoer des geloofs is. IN de "LAATSTE DAGEN,, «En het zal zijn in de laatste dagen, Ik zal uitstorten van Mijnen Geest». De tegenwoordige bedeeling (tijd) wordt in de H. Schrift dikwijls «de laatste dagen» genoemd. (2 Tim. 3:1; 2. Petrus 3:3). Pinksteren behoort bij de laatste dagen. De nederdaling des Geestes kwam aan het begin dezer laatste dagen. Dat deze laatste dagen niet voorbij zijn, leert de Schrift klaar, (zie slechts Hand. 2:19-20 «wonderen... bloed, vuur en «ookdamp... de maan in bloed... (en dat moet nog vervuld worden). In die dagen zou God in ruime mate den Heifligen Geest uitstorten, hetgeen aangeduid wordt door de woorden: «Ook op Mijne dienstknechten en dienstmaagden», hetgeen in het oorspronkelijk eenvoudig «slaven» (douloi) beteekent. Die machtige uitstorting zou duren Tot de JGroote en doorluchtige dag des Heeren» komt (2:20 vglk Jes. 32:15; Zach. 12:10). De Schrift spreekt ook van den «Vroegen Regen» en den «Spaden Regen» (Joël 2:23; Jac. 5:7; Jer. 5:23-26). Deze vroege regen doorweekt den uitgedroogden bodem en maakt het ploegen en zaaien mogelijk; en zonder den spaden regen kan het graan geen vollen wasdom bereiken. DE UITSTORTING DES GEESTES God gebruikt deze beelden om de machtige uitgieting des Geestes te illustreeren. Gedurig wordt de Heilige Geest voorgesteld als een vloeistof, die uitgestort kan worden. (Jes. 44:14; Ezech. 39:29 e a.) Dit is te verklaren naar de beelden van «regen» en «olie». (Hebr. 1:9). Evenals nu de «Vroegen Regen des Geestes» op Israël en de bekeerde heidenen kwam; even zoo zal de «Spaden Regen des Geestes» komen op Heidenen en op Israël; tot volrijping der gemeente en hare inzameling; en bekeering van Israël tot den Heere. (Zach. 12:10). ONZE VERANTWOORDELIJKHEID Hoewel God de wasdom geeft (1 Oor. 3:6-7; Joh. 15:1), zoo zijn wij evenwel Gods mede-arbeiders. (3:8-9). Petrus schrijft: wast op in genade en kennis. (2 Petr. 3:18). God werkt in ons het willen; evenwel wordt gezegd: werkt uw zelfs zaligheid met vreeze en beven. (Filip. 2:12-13). Wij moeten jagen, grijpen..., waartoe we van Christus gegrepen zijn. (3:12) Hoewel we le^en in Hand. 2:4 «en zij werden vervuld»; lezen we toch ook: wordt vervuld met den Geest! (Efez. 5:18). Niet dat wij ons zeiven kunnen vervullen; maar de geloovige heeft God te gehoorzamen, te_ gelooven, en moet den Heere bidden. (Matth. 21:22; Hand. 5:32). Regen is een «Zegen»; droogte een «vloek» (Denk 28:2, 12, 22). Vele geloovigen en kerken zijn, helaas!... droog. De schuld ligt niet bij God!! God zeide door Mozes tot Israël: «zoo gij naarstiglijk zult hooren naar Mijne Geboden... om den Heere, uwen God, lief te hebben, en Hem dienen, met uw gansche hart... zoo zal Ik den regen geven... vroegen en spaden regen, opdat... gij inzamelt... Wacht uzelven, dat ulieder hart niet verleid worde, dat gij afwijkt... en Hij den hemel toesluite, dat er geen regen zij». (Deuk 11:13-21 vglk Matth. 22:36-40; Luk. 21:34-36; 18-8; Joh. 13.34; 14:21, 23-24; Hand. 2: 42;1 Joh. 4:23-24; 5:3). Helaas! de kerk in het algemeen, verliet evenals Israël, spoedig den Heere, verloor haar eerste liefde en werd koud. (Openb. 2-3). Men stelde den Heere niet gedurig voor oogen; en toch is Hij alleen onze Kracht en onze Fontein. (Psalm 84:7), doch God bewaart een overblijfsel! Evenals er bij Israël getrouwen in den lande waren (1 Kon. 19:18); zoo ook vinden we in de Christelijke kerk getrouwen. (Openb. 2:8-11; 3 7-13; 2. Tim. 3:12). Droogte in de Dagen van den Regen des Geestes De Heere, die mildelijk geeft, wordt niet veranderd! (Jac. 1:17, Hebr. 13:8). Hij blijft de zelfde! Daarom is, noch Israël, noch de gemeente verteerd geworden. Maar bij den mensch is de afwijking. (Mal. 3:6-9). God is beroofd geworden in: liefde, eere en gaven. «'Ben Ik een Vader, waar is Mijn eere? en ben Ik een Heere, waar is Mijne vreeze? zegt de Heere» (1:6). Lieve lezer(es) alle dingen zijn tot onze leering geschreven. (Romein 15:4) de historie van Israël bezien in het stralend licht van het N. Testament; en de typen onder de belichting van den Heiligen Geest, zeggen tot den Bijbel-onderzoeker machtig veel! (1 Cor. 10:6, 11). Ach dat de kerk, ja iedere geloovige dorst had naar dezen vollen-Pinkster-«zegen. (Joh. 7:37-39). «Ik zal water gieten op de dorstigen, en stroomen op het drooge; Ik zal Mijnen Geest gieten». (Jes. 44:3). Ootmoed, nederigheid en belijdenis eischt de Heere! Bidden en vasten! (Hand. 13:2; 1. Petr. 5:6-9, 10; Openb. 3:17-18). Niet elkander immer critiseeren. Laat Gods woord, de oordeeler (criticus) der gedachten, ons critiseeren. (Hebr. 4:12). «De Geest, die in ons woont, heeft die lust tot nijdigheid? Ja, Hij geeft meerdere genade... God wederstaat de hoovaardigen; maar den nederigen geeft Hij genade». (Jacobus 4:1-6), Geve God Elias, n.1.: bid ders met kracht en geloof voor een uitstorting des Geestes! (5:17). Geopende Hemelen Ongehoorzaamheid (ongeloof) sluit Gods hemelen, en stelt den Heiligen Israëls perk; en bindt Jezus handen. (Ps. 78:41; Matth. 13:58). Gehoorzaamheid (geloof) daarentegen opent Gods hemelen, doet Gods Kracht nederdalen en de arm des Heeren openbaren (Jes. 53:1; 59:1-2). Breng alles in Gods Schathuis wat Hem toebehoort!... «en beproeft Mij nu daarin, zeg de Heere der heirscharen, of Ik dan niet opendoen zal de vensteren des hemels, en U zegen afgieten... (Maléachi 3:6-18) ... Keert weder tot Mij, en Ik zal tot u wederkeeren, zegt de Heere». «Keert u tot Mijne bestraffing; ziet, Ik zal Mijnen Geest ulieden overvloedig uitstorten; Ik zal Mijne woorden U bekend maken». (Spreuk 1:23). Bidt en U zal gegeven worden! (Joël 2:12-19; Kol. 3:5) dan zult gij u verheugen en zeggen: de Heere heeft groote dingen gedaan. (Joël. 2:21-32; Deut. 16: 10, 16, 17; 2 Cor. 9:6-8). Profeteeren — Gezichten — Droomen. «En uwe zonen en uwe dochters zullen Profeteeren, eh uwe jongelingen gezichten zien, en uwe ouders droomen droomen». «Profeteeren». Er staat niet «prediken»; maar «Profeteeren». Jezus bevel was: Gaat heen, Predikt het evangelie, en bij het prediken (al worden we geholpen door Gods Geest) is het verstand werkzaam; doch bij het profeteeren, is het verstaald vruchteloos. (1 Cor. 14:14-15); dewijl de Geest door ons spreekt. Hand. 2:4, 17). Profeteeren is altijd een gevolg van eene nederdaling en bewerking des Geestes. (Hand. 19:6; Num. 11:26; 1. Sam. 10:10; 19:20-24). Het Hebr. woord «nabi» (profeet) komt van een wortelwoord wat «opborrelen» beteekent; .de gedachte is dan dat de woorden door eene onweerstaanbare ingeving voortgebracht worden, en uit den mond van den spreker (ster) vloeien. (Joh. 4:14; 7:37-39). Prediken kan men altijd (vgl. 2 Tim. 4:2); profiteeren niet, dewijl men deze gave niet willekeurig kan gebruiken. «Gezichten» de Geest Gods openbaart de dingen hoorbaar en zichtbaar; daarom werd de O. T. profeet ook wel «Ziener» genoemd. (1 Sam. 9:9). God sprak tot Abraham (e. a.) in een Gezicht, zeggende: Vreest niet... (Gen. 15:1). God kan dus ook zichtbaar spreken. Zacharia was verstandig in de Gezichten Gods. (2 Kron. 26:5 zie ook Dan. 7:2; 8:1; Hoséa. 12:11) «Ik zal het gezicht vermenigvuldigen». Én in het N. Test. lezen we: «de Heere zeide in een gezicht... (Hand. 9:12; 10:3, 9-17). Gezichten worden niet altijd direct geheel verstaan. (10:17); dik wijls later bij de vervulling (10:17-21, 24). Paulus zendingsreis naar Europa, werd door een gezicht voorafgegaan. (16:9-10, 12; 18 :9 e; a. vglk. 1 Cor. 14:26). «Droomen». We zouden misschien den droom als de laagsteopenbarings-vorm van God kunnen noemen. Jozef van het O. en Jozef van het N. Testament, ontvingen reeds droomen van God. Jozef had ook de «gave der uitlegging van droomen» van den Heere ontvangen. (Gen. 37:5-ll, 40:8-14; Dan. 1:17; Richt. 7:13-15). Na de (1) vervulling des Geestes, komt het: (2) «Ik zal Mijne woorden u bekend maken» (Spreuk 1:23); en dat kan God op allerlei wijze doen. (Hebr. 1:1). III DE HEILIGE GEEST EN DE PINKSTER-GEMEENTE, Daar de «Gemeente Gods» (1 Cor. 1:2) op Pinksteren geboren werd, wordt ze ook wel «de Pinkster-Gemeente» genoemd. In dien naam wordt men dus herinnerd aan -haar wonderbare geboorte-dag, en bevestiging bij de uitstorting des Geester; en denke men aan dien «Anderen Trooster» en «Zijne Openbaringen». Hie schoon openbaarde zich de jeugdige gemeente! Welk een kracht en eenheid des Geestes! Welk een liefde onder elkander! Welk een geloof! Welk een overgave des harten! Welk een samenstemmen van gebed! Welk een geest van offeranden, volharding, eenvoudigheid, blijdschap en gemeenschap! (Hand. 2:42-47 ; 4:19, 24-31, 32-37; 5:14-16). Iemand schreef eens: «Waar zijn die teekenen en wonderen, die gaven en talen?...» Treurige verandering! Waaraan heeft men dit verval, die treurige verandering te wijden? Het antwoord is niet moeilijk... onttrekking aan de leiding des Heiligen Geestes,.. Maar toch, hoe groot die afval ook wezen moge, de waarheid Gods blijft onveranderlijk». (H. C. Voorhoeve «de Persoonlijkheid van den Heiligen Geest op aarde», bl. 6-8). Jezus beloofde: «... opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid». (Joh. 14:16). De Heilige Geest is dus nog op aarde. In den beginne was de Heilige Geest machtig in het midden-Werelds-gezindeid, ongeloof, papisme en grootschheid les levens wederstonden Hem, zonde bedroefde Hem, woorden-strijd (critiek) bhischten den Geest uit en eigen wittigheid verachtte de profetièn. (Hand. 7:51; Gal. 5:17; Efez. 4:30; 1 Thess 5:19-20). De Gemeente van het N. T. is in dat opzicht in het hetzelfde euvel gevallen als Israël. (Jes. 63:10-11, 14). Trots alle ernstige vermaningen bemerken we een toenemenden afval, (zie 1 Kron. 28:9-10, Jes. 1:2-4, 9; Mal. 3:7). De afgoderij werd zoo ontzaggelijk, dat Achaz de deuren van Gods huis sloot, en de vaten in stukken hieuw. (2 Kron. 28:24). Na Achaz werd Jehiskia koning, en hij deed wat recht was in de oogen des Heeren, naar alles wat zijn vader David gedaan had. (2 Kron. 29). Het was altijd een terugwijzing naar David, een man naar Gods hart en vervuld met Gods Geest; of een heenwijzing naar Jerobeam, de man die Israël zondigen deed, en een eigen-willige godsdienst instelde, uit politiek opzicht (1 Kon. 12:26-33). De Les der Historie «En deze dingen alle zijn hun lieden overkomen tot voorbeelden; en zijn beschreven tot. waarschuwingen van ons, op welke de einden der eeuwen gekomen zijn». (1 Cor. 10:11-13; Rom. 15:4; 11:20-23). God verwekte telkens boet-predikers en verlangde herstelling. Onder Jehizkia klonk het: Bekeert u! (2 Kron. 30:9). Eerst komt de boodschap tot de dienaars des Heeren: heiligt nu uzelven, en heiligt het huis des Heeren. (2 Kron. 29:4, 11) vers 12, 15, 16, e. a. gehoorzaamheid en heiliging! Daarna tot het volk (30:6-11). De loopers (predikers) werden helaas door velen bespot. Evenwel verootmoedigden zich sommigen van Aser, Manasse en Zebulon, en kwamen te Jeruzalem. Ook was de hand Gods in Juda, hun eenerlei hart gevende... En te Jeruzalem verzamelde zich veel volks (30:13-27; 81:1) en er was groote blijdschap: herstelling en de geest van offeranderen. (31:2-10 vglk. Hand. 2:42-44 e. a.) Wij moeten terug naar Jeruzalem, tot de opperkamer, onze gebed-plaats voor heiliging en een volle overgave des harten! (Luk. 24:29). Let op: Herstelling van het Paaschfeest (29:36). Later weer verval. Wederom Herstelling. Gods-Wetboek teruggevonden (34: 14)... Alzoo vinden wij in de kerkgeschiedenis afval en herstel. (iLuther, Wesley e.a.) Andrew Murray schrijft in zijn werkje: «de Sleutel v. h. Zendingsvraagstuk» o.a. «Indien de kerk van onzen tijd werkelijk zal zijn wat God wil dat zij zijn zal, dan moeten leeraren en gemeenten geleid worden om het Pinkster model te bestudeeren, en eene gelijke toewijding van het werk van Christus bekend maken Losmaking van de wereld, innige verbintenis met Christus zijn de geheimen van den Pinksterzegen. Er moet een waar terugkeer van het Pinkster-leven en van de Pinksterkracht in de kerk plaats hebben. Terug naar Pinksterfeest, Gods Kracht voor Gods werk Laat elkeen onzer zelf beginnen om voor de kerk te zoeken de herstelling van hare Pinkster kracht. Pinksteren wordt geleid door vurig, aanhoudend en vereenigd gebed. De behoefte aan Pinkster-kracht is dringend noodig. Laat ons önszelven overgeven aan gebed, dat de gemeente tot haren Pinkster-toestand terug gebracht mag worden in de toegewijdheid en de kracht en de vreugde van het Pinkster-leven». Aan de gehoorzamen heeft God eene geopende deur gegeven. De lauwen zal Christus uit zijn mond spuwen. (Openb.. 2:2; 3:16, 7-13). «Die ooren heeft, die hoore wat de Geest tot de gemeenten zegt». t. Het Gemeenschappelijk Gebed. «Wederom zeg Ik u: indien er twee van u samenstemmen op de aarde, over eenige zaak, die zij zouden begeeren, dat die zal geschieden van Mijnen Vader, die in de hemelen is; want waar twee of drie vergaderd zijn in Mijnen naam, daar ben Ik in het midden van hen». (Matth. 18:19-20). De eerste Christenen baden sterk en gemeenschappelijk voor en na Pinksteren! (Hand. 1:14; 4:24-31; 12:5; 13:2) «van de gemeente werd een gedurig gebed gedaan». «Strijd in de gebeden» (Rom. 15: 30) «Houdt sterk aan in het gebed». (Kol. 4:2) «Gij hebt niet, omdat gij niet bidt» (Jac. 4:2-3). De Bijbel is een Boek voor alle menschen en voor alle tijden. En de Beloften Gods zijn eveneens voor alle geloovigen en Voor alle tijden. Ds M. Ten Brook schrijft: «Hoe komt het toch, dat de Heilige Geest niet meer in de gemeente werkt, zooals dat in de eerste eeuwen na Christus geschiedde? Omdat het gemeenschappelijk gebed wordt verwaarloosd Omdat er geen samenstemming is omtrent deze heilige zaak, die wij zouden mogen begeeren... Waren wij «eendrachtiglijk bijeen» als de discipelen, wij zouden de Gave des Heiligen Geestes weder ontvangen. De belofte uit Matth. 18:9, 20 geldt ook voor onzen tijd. Dat wij dit nimmer vergeten! («Bidt zonder ophouden» bl. 40-43). 2. Eene Nieuwe Uitstorting des Geestes Noodig! Niet uit den hemel, als in Hand. 2, want Hij is nog niet opgevaren ten hemel! Maar volgens Hand. 8:9; 10 en 19, De Eerste uitstorting (uit den hemel) was te Jeruzalem, dus plaatselijk. Daarna in de stad Samaria, later in Cesarea «uitgestord werd» (10:44-46). Later in andere plaatsen» ook te Efeze (19: 6). In dien zin bedoelen wij noodig te hebben eene uitstorting des Geestes, op dezelfde wijze en met dezelfde gevolgen. Hoewel dus de Heilige Geest de Samaritanen overtuigd had va» zonde, en hen nieuw leven ingeblazen had (Gal. 5:25); nochtans bezaten zij Hem niet als een Inwonend Persoon. (1 Cor. 3:16). De Heilige Geest verlangt echter, Persoonlijk in iedere plaatselijke gemeente en in ieder lid der gemeente, te komen wonen en werken. Noot: In Hand. 4:31 is sprake van «Vervulling van GeestenKracht; dus niet van het ontvangen als Persoon (2:4) des Heiligen Geestes; want. dat zou tevens veronderstellen dat Hij hen verlaten had. (Joh. 14:16). Noot: De Goddelijke zijde is: de Vader gaf den Heiligen Geest aan de gemeente, 't mystieke lichaam van Christus. De menschzeide: een ieder moet voor zich zeiven, in welken tijd of stad ook, den Heiligen Geest ontvangen. Derhalve is het verkeerd te beweren: «wij behoeven niet meer om den Heiligen Geest te bidden, dewijl de kerk Hem reeds eeuwen bezit». In Joh 3:16 lezen we dat God zijn Zoon gaf tot redding der wereld. Is nu de geheele wereld 'behouden; bezit nu elke. wereldling Hem? (Joh. 1:12). Immers moet een iegelijk gelooven, en Hem aannemen (of ontvangen vgl. andere vertalingen). Alzoo moet nu iedere geloovigen den Heiligen Geest ontvangen, (zie ook Torrey, Murray, Ten Brook, Dolman e.a.) Daarom elk nieuw toegebracht lid moet voor zichzelven den Pinksteren-zegen ontvangen. IV PINKSTEREN TOT HEDEN. Wij leven door Gods genade, heden in de «Bedeeling des Geestes» (Hand. 2:17-18; 2 Cor. 3:8; Hebr. 2:4). «Hoeveel te meer zal de «Bediening des Geestes» in heerlijkheid zijn». «Daarom begeert van den Heere regen, ten tijde des spaden regens», (Zach, 10:1). Altijd waar een dorstig volk des Heeren, bidt m het geloof, geeft God den regen des Geestes. Ook schrijver dezes mocht dat door 's Heeren genade, persoonlijk ondervinden. En prijst den Heere, duizenden lin de geheele wereld met hem. Mr P. Bartleman schrijft in «The Elim Evangel»: «De geest van opwekking begon te verschijnen in de Eerste Baptistenkerk m Los Angeles. De predikant, Mr Smale was in Wales geweest en door het vuur aangeraakt. Een Gideon's krino- werd gevormd uit blanke en gekleurde geloovigen. Deze gaven zich in veel en ernstig gebed met vasten. Op 9 April, 1906 verhoorde God hunne gebeden. De Heilige Geest werd uitgestort als in de dagen van Pinksteren. Een aantal geloovigen profeteerden en spraken in vreemde talen». Dat nieuws verspreidde zich en menschen kwamen van alle deelen der wereld, te zien wat er gebeurd was. Sommigen ontvingen eene gelijke zegen; andere .begonnen te spotten; en weer anderen keerden terug in ongviloof. Sinds dien tijd, tien-duizenden ontvingen dezelfde vervulling des Heiligen Geestes. Het juiste aantal is onmogelijk te noemen. Sommigen schatten het op zes millioen. De tegenstanders van dezen «Spaden Regen» uitstorting, hebben getracht 'het weg te redeneeren, en vertellen ons dat «Talen» op hielden met de apostelen; maar de Historie verhaalt ons wat anders. Laat ons den belangstellenden lezer het volgende mogen voor leggen: «Irenaens, Bisschop van Lyon (177202 n. Chr.) in zijn Adv. Haer. VI, bl. 6 zegt: «We hebben vele broeders in de gemeenten, hebbende vele profetische gaven, en spreken door den Geest verscheidene talen». Chrysostomus, die leefde 347-407 na Christus, zegt: «Degenen die gedoopt werden in de Apostolische dagen spraken terstond met Talen; maar meer overvloedig dan al de andere Goddelijke gaven was: de «gave der Talen». (Van «Gems of the Fathers» door E. Davies D. D.). In de Duitsche kerkgeschiedenis lezen we: «Dr Maarten Luther was een profeet, evangelist en Spreker in Talen en Uitlegger, in een persoon, aangedaan met al de gaven des Geestes». («Sours History of the Christian Church». VoP III pag. 406). Slaan we de Historie der Hugenoten op, omtrent 1685. A. D. (zie Library of Universal Knowledge», Vol III pag. 352, zie ook de «History of the Christian Church» door Phillip Schaff, een der beste kerkgeschiedschrijvers, Dr Schaff meldt dat de eerste Kwakers en Methodisten in Talen spraken «Encyclopaedia of Religions,. Vol. IÏ pag. 1119, bericht dat in Schotland, in 1830, onder sommige Godvruchtige Presbyterianen, de Heilige Geest op hen viel, en in Talen spraken. Én in 1854, ouderling S. G. Matthewson en Edwin Burnham, beide Adventisten, spraken in Talen. Voorts, G. Finney, 1812, president van Oberlin College, Ohio, kort na zijn bekeering ontving hij den Heiligen Geest en sprak in Talen. Wederom in 1900, de Heilige Geest viel op de studenten in Bethel College te Kansas. (En nog zijn er predikers die zeggen, dat de Talen ophielden met de Apostelen). Ten laatste, Eusebius (4e eeuw), de vader der kerkgeschiedenis schrijft: «de gave der profetie moet in de gemeente aanwezig zijn, totdat Jezus komt»". (Uit «Pentecost to 1924) bij Nelson Parr). Vond de leer van rechtvaardigmaking door het geloof «(Luther) en «Heiligmaking» (Wesley) veel tegenstand. Ook de leer van den Pinkster-«Zegen» vgl. Hand. 19:6; gelijk de leer van Jezus' wederkomst (chiliasme) ondervindt zeer veel tegenstand. (Hand. 28:22). Niettegenstaande doet God zijn werk! Geduren- de laatste 26 jaren hebben duizenden dezen wonderbaren zegen ontvangen, gelijk als in den beginne. Predikers zoowel als gewone leden van verscheidene kerken. — Laat ons nederig «n gehoorzaam zijn, Gods aangezicht zoeken voor den Geestes-doop overeenkomstig Gods standaard ons gegeven in Hand. 2:4; 19:6. V. CHRISTUS, DE DOOPER MET DEN HEILIGEN GEEST. Johannes, de Dooper predikte twee grond-waarheden: le Jezus, de Zaligmaker der wereld, in de woorden: «Zie, het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt» (Joh. 1:29); en 2e Christus, de dooper des Geestes, in: «deze zal u doopen met den Heiligen Geest en Vuur» (Matth. 3:11). Beide waarheden moeten geleerd worden! Is de Christus onveranderlijk. Ook de Leer aangaande dezen doop! (Hebreen. 13:7-9). 1. Wat is de Doop met (of in) den Heiligen Geest? Volgens de H. Schrift is deze doop: Het ontvangen van den Heiligen Geest als een (In-wonend-)Peraoow. Jezus beloofde de discipelen: «... maar gij zult met deoHeiligen Geest gedoopt worden» (Zie Hand. 1:5) — «En zij werden vervuld met den Heiligen Geest» (2:4). De eerste vervulling des Geestes en den Geestes-doop is één en dezelfde zegen. Andere namen vindt u in Hand. 1:8 «maar gij zult ontvangen de kracht des Heüigen Geestes, die over u komen zal.» En in 8:17 «ontvingen den Heiligen Geest». 19:6 «kwam de Heilige Geest op hen». Verschillende uitdrukkingen voor één en dezelfde zegen. Deze doop des Geestes is eene persoonlijke-ervaring. Dit werk van Christus aan ons is zóó waarneembaar, dat iedere geloovige kan weten dezen zegen te bezitten. Deze zegen van den Geestes-doop, als het ontvangen van den Anderen Trooster, ontvangt de geloovige slechts éénmaal (Joh. 14:16); doch hervulling des Geestes, als ontvangen van kracht, herhaald zich. (Hand. 2:4 vglk 4:31; Efez. 5:18). Een "Nieuwen Geest,, en "Gods Geest,, «Ik zal u (a) eenen «nieuwen Geest» geven in het binnenste van u; en Ik zal (b) «Mijnen Geest» geven in het binnenste van u». (Ezech. 36:26-27). Bij de Wedergeboorte of Bekeering, ontvangt de geloovige eenen «nieuwen geest» (Joh. 3:5-8; Rom. 6:4; Gal. 5:25; Kol. 3:10). Bij den Geestesdoop ontvangt hij den «Heiligen Geest». — Deze dubbele zegen kan op één dag verkregen worden (Hand. 2.); soms na enkele dagen (Hand. 9); en soms ook na maanden of jaren (8; 19). Bij de Bekeering wordt de geloovige een «Tempel»; bij den Geestes-doop, een Bewoonde of Vervulde-Tempel» (l.Cor. 3:16). Dan doet de Heilige Geest in Persoon, zijn intrede. Voor onze bekeering overtuigt Hij ons van zonde (Joh. 16:8); bij onze bekeering geeft Hij ons nieuw leven (Gal. 5:25); bij den Geestes-doop geeft Hij zichzelven. Jezus zeidè van Hem: «Hij zal in u zijn». (Joh. 14:17). Deze «nieuwe geest» en «Gods Geest» zijn onderscheiden. (Rom. 8:16). «Deze Geest getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn». Deze Gave des Geestes (Bewerker of Gever) verschilt dus van de Wedergeboorte (vrucht of gave) (zie Dolman, Torrey e.a.) De apostelen waren wedergeboren, zonder den Heiligen Geest te bezitten. (Joh. 13:10; 15:3). Na Pinksteren: de Samaritanen, Paulus, Cornelius en anderen waren bekeerd zonder den Heiligen Geest te hebben. (Hand. 8:5-17; 9:1-17; 10:1-°, 44-46 e.a.). Dr Torrey schrijft: «Wedergeboren te zijn door aen Heiligen Geest is wat anders dan gedoopt te zijn met den Heiligen Geest, dat daar nog op volgen moet» . Noot: Hela&j, bij vele schrijvers (o.a. ook Torrey, Dolman), vindt u «tegenstrijdigheden». B.v. zij schrijven: «de doop des Geestes is hec ontvangen van den Heiligen Geest» (en dat is Schriftuurlijk). Maar dan verder: «Mei iedere geloovige heeft den Geestes-doop; maar wel heeft iedere geloovige den Heiligen Geest». (De lezers (es) oordeele zelf). (Zie «What the Bible teaches» pag. 269-70. In het Nederl. «Kracht en Volheid des Geestes bl 72. 73, 85, 88, zie ook «Vaders' Belofte bl. 31, 35 vglk 6466). 2. Is deze Geestes-doop voor iederen geloovige? Lees Hand. 2:4 «en zij werden Allen vervuld«, gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen; want u komt de belofte toe, en uwe kinderen en allen die daar verre zijn...» (2:38-39). Deze zegen is ook voor u! Deze zegen is Nu voor u! Hallelujah! 3. De Belangrijkheid van den Geestes-doop. a) Jezus' laatste afscheidsrede in Joh. 14-16, toont ons klaar de groote belangrijkheid van den doop in den Heiligen Geest en vuur. Hij zeide: «Het is u Nut dat Ik heenga», b) De eerste gemeente toont het ons. Machtige zegeningen! (zie de Handelingen), c) De tegenwerking van Satan bewijst het eveneens. Het liefst laat hij de geloovigen onwetend; of fluistert hen in: gij hebt alles. Hij houdt hen ook gaarne in wereldsche genoegens; Hij haat de opperkamer! En zegt evenals Farao: «dient God in dit land» d.w.z. op wereldsche wijze. (Exod. 5 :l-3; 8:25 vglk. Jac. 4:5; 1 Joh. 2:15-17); of, zijn tweede list :«gaac geenszins te verre!» (8:28) d.w.z. weest tevreden met slechts bekeerd te zijn. d) De geloovigen die dezen Geestes-doop onk vingen, getuigen van een verdieping en verrijking in den Heere. 4. De Noodzakelijkheid van den Geestes-doop. Iemand schreef eens: «Vele christenen verstaan nog niet, dat het gansche werk der verlossing slechts eene toebereiding is tot eene tempel des Heiligen Geestes» (Joh. de Heer). En iemand anders naar aanleiding van Efeze 5:18 «wordt vervuld met den Geest». «Elke Christen zal u wel toestemmen dat er voor het geestelijk leven eigenlijk niets noodiger, nuttiger, en heerlijker is, dan hetgeen onze tekst gebiedt» (H. Bultema). Jezus, als Mensch, had den Geestes-doop noodig. (Luk. 3:2123 «Jezus bad...»). Hoeveel te meer wij! Daarom bevool Hij ook te wachten. (24:49). De apostelen hadden Hem noodig om met kracht en vrijmoedigheid te prediken. (Hand. 1:8; 4:31, 33). De Gemeente heeft den Geestes-doop noodig- voor haar tegenwoordig en voortdurend welzijn. Iedere geloovige heeft hem noodig wil de Heere tot Zijn recht komen; en de Heilige Geest gèestelijke-gaven kan mededeelen. (1 Cor. 12:11). Dan, en niet eerder, kan er vergaderd worden volgens het apostolisch woord in 1 Corinthe 14:26. 5. De Voorwaarden tot het ontvangen van den doop. Zie Hand. 2:38 a) «Bekeert u», b) «wordt gedoopt, in water» (Hand. 10 uitzonderings-geval), c) «Gehoorzaamheid». God geeft den Heiligen Geest die Hem gehoorzaam zijn (5:32). d) «Gebed» (Luk. 11:11-13; Hand. 1:14; 9:11, 17). Bidden in het geloof en volharding (Matth. 21:22; 7:7; Rom. 12:12); bidden in oprechtheid en een dorstig verlangen (Psalm. 139:21-24; Joh. 7:37; Jac. 4:2-3). Bidden met dankzegging, lof en prijs dat God de Gave des Geestes wil geven, en aan anderen reeds gegeven heeft. (Luk. 24:53, Philip 4:6) Bidden en smeeken in den Naam van Jezus. (Hand. 1:14; Joh. 16:23-24). «Bidt opdat uwe blijdschap vervuld zij» (Hand. 13:52). Bid gezamelijk (Matth. 18:0-20) in eendracht, geloovende dat Christus u zal doopen. Sta niet direct van uwe knieën op, maar wacht een wijle voor Gods-Aangezicht, verwachtende dat Hij u de Gave des Geestes zal geven naar Zijn belofte (Hand. 2:4; 38:39) en met de teekenen die volgen (2:4, 38:39). e) «Verlustig u in den Heere, zoo zal Hij U geven de begeerten uws harten» (Psalm. 37:4). 6. Is de doop des Geestes enkel een Voorrecht, of is het ook onze Plicht hem te zoeken? Volgens Luk. 24:49; Hand. 1:4-5 vglk. Hand. 19:2; Efez. 5-18 mogen we niet onverschillig staan tegenover de Gave Gods. De Schrift gebiedt dat we immer zouden vol zijn met den Geest. Zoolang dat we de Gave des Geestes missen, is in ons leven een groot gebrek; en ontvangt de Heere niet die eere, de gemeente niet die stichting en uw eigen ziel niet die zegen, die zou kunnen zijn, als gij den Geestes-doop bezat. 7. De Manieren waarop den Geestes-doop ontvangen werd. a) Plotseling terwijl de discipelen baden en wachten werden zij vervuld met den Heiligen Geest. (Hand. 2:1-4). b) Bij Voorbede en Handoplegging (8:14-17; 9:10, 17; 19:6). c) Plotseling onder de Prediking des Woords, viel de Heilige Geest op hen. (10:44-46). Gods manieren zijn dus verscheiden. Stel God geen condities hoe gij den Heiligen Geest wenscht te ontvangengen. Bid, en laat God werken. De God der Schriften, geeft ons den Heiligen Geest in een Schrift-gestalte! 8. Het Doel van den Geestes-doop. a) Het doel is: Kracht tot den dienst des Heeren. (vgl. Luk. 24:47-49; Hand. 1:4-8). De Bediening des Woords, het Gebed, de Aanbidding, de Wandeling, Spreken en Denken, ja Alles moet staan in de Kracht des Geestes, en moet in den Geest geschieden. (Zach. 4:6; Joh. 4:24; Rom. 8:4-6, 13; Efez. 6:18; 1 Thess. 1:5; Philip 3:3). Beter Kennen van den Heere, die wij dienen Paulus zegt: «wij hebben den Geest, Opdat wij zouden Weten de dingen, die ons van God geschonken zijn» (1 Cor. 2:12-13; 1 Joh. 2:20, 27; Spreuk 1:23; Joh. 16:12-14; 14:25-26) «die (de Heilige Geest) zal u alles leer en», c) Verheelijking van God (zie Hand. 10:46) «en God groot maken». De Heilige Geest wordt ons gegeven, opdat wij God zouden verheerlijken! 9. De Resultaten van den Geestes-doop. Het grootste gevolg is wel: dat in den Heiligen Geestes-doop, de Christus en de Vader, in ons komen wonen. Jezus beloofde: «Wij zullen tot hem komen, en zullen woning bij hem maken». (Joh. 14:23). Hij laat ons geen weezen! (14:18-20). Christus openbaart zichzelven aan ons. (14:21; zie ook 16:14). In het gebed bemerken we weldra de gevolgen. (Rom. 8:26-27; Judas v. 20). Onze blijdschap wordt vervuld in ons (Joh. 15:11; 16: 24; Rom. 14:17). De liefde vermeerdert (5:5). Wij komen in een diepere zaligheid, inniger gemeenschap met God en verkrijgen meer zekerheid aangaande onze verlossing. We ontvangen meer lust tot gebed en prijs, meer behoefte om Gods woord te onderzoeken; beter verstaan van de Schriften. Jezus naam wordt dierbaarder; Zijn Bloed hooger geschat en Zijn wederkomst met meer verlangen tegemoet gezien. Het vertrouwen in God wordt sterker. Het kruis krachtiger. Zijn dienst heerlijker. We ontvangen ook meer lust om Gods wil te doen, zijn woord te gehoorzamen en den evenaaste te helpen. Meer ootmoed in de ziel, meer blijdschap in het hart, meer verlangen om zielen te leiden tot Jezus... Alle deze resultaten bewijzen dat we de kracht van Boven, uit de Hoogte ontvangen hebben; en de Geest die in ons woont uit God is. (1. Cor. 2:12). 10. Het Eerste en Uiterlijke. Bewijs van den Doop. Hoe kan men weten dezen doop, of met andere woorden den Heiligen Geest ontvangen te hebben? Door hetzelfde bewijs of teeken, waarbij de eerste christenen het wisten. «In de Handelingen der Apostelen hebben wij de Bewijzen der Ervaringen, en tusschen deze bepaalde historische grenzen moeten we de basis zoeken voor onze overdenking. Bij eene eenvoudige logische volgorde constateeren wij het volgende: le Het N. Test. toont ons klaar dat de doop des Geestes, eene persoonlijke ervaring is, wel bewust voor den ontvanger, en voor ieder die bij de gelegenheid mocht aanwezig zijn. a) Een heilig leven of een gezegende arbeid kan niet de plaats in nemen voor een plotseling, oogenblikkelijk-uiterlijk-Teeken; omreden het leven tijd eischt voor ontwikkeling in de heiligmaking, b) Noch kan dat Bewijs slechts eene inuwendige bewustheid zijn alleen voor den ontvanger, want dat zou momenteel, ongezien en onbekend zijn voor de aanwezigen, c) Het moet dus een: duidelijk, bewust en uiterlijk-Teéken zijn, gegeven op dat oogenblik dat iemand den Geestes-doop ontvangt; en dat is het geval wat wij uitdrukkelijk vinden in het N. Testament. - Bepaald hebbende, dat het Schriftuurlijk-bewijs een oogen- blikkelijk-uiterlijk-Teeken is; wacht ons nu nog slechts te onderzoeken «Wat» dat Teeken mag zijn. Zulks moet geschieden bij zorgvuldige lezing van de voorvallen ons beschreven in de Handelingen, a) De dag van het Pinksterfeest. Hand. 2:4. Het bovennatuurlijke en uitverkoren-Teeken is hier, zonder tegenspreken; het spreken met andere-Talen. Petrus erkende duidelijk het feit in Hand. 11:15, als een aangenomen-teeken. De uitstorting des Geestes te Cesarea werd als echt (authentiek) beschouwd, door de «Talen» te hooren. Petrus zeide in zijn verantwoording: «Gelijk ook op ons in den beginne». (10: 47). b) Samaria. Hand. 8:14-18. Hier hebben we niet de vermelding wat het kenteeken was. De herhaling van het bekende en erkende is ook niet immer noodig! Het feit dat het altijd plaats greep; en het spreken bij de vervulling des Geestes, een natuurlijk-uitvloeisel is; rechtvaardigt ons hier hetzelfde te gelooven. Schrift met Schrift uitleggen is het beste, dan verklaart de Bijbel zich zeiven. Voorts lieve lezer (es) let op de woorden: «als Simon Zag» (8:16; 2-23). Dus direct werd het hier bemerkt aan een uiterlijk-Teeken! c) Paulus, te Damaskus. Hand. 9:8, 9, 17. Let op: drie dagen na zijn bekeering ontving hij den Heiligen Geest. De ontvangst wordt niet afzonderlijk beschreven, doch is inbegrepen in de woorden: «en met den Heiligen Geest vervuld zoudt worden». Omtrent nu de Talen leze men Paulus' eigen getuigenis in 1 Cor. 14:18. Paulus sprak in vreemde talen. d) Cornelius en de zijnen. Hand. 10:1-2, 44-46. Het is duidelijk dat het bevredigende bewijs tot de verbaasde Joden was: het spreken met Talen. Lees en zie: «... Want zij hoorden hen spreken met vreemde talen. Dit woordje «Want» wordt hier met zulk een klem vermeldt, dat de oprechte lezer, zich niet kan losmaken van het bindend-overtuigend Teeken der Talen. e) De 12 discipelen te Efeze. Hand. 19:1-7. Hier wederom lezen we: «en zij begonnen te spreken met Andefe-Talen en Profeteerden». Vele jaren na Pinksteren is het nog hetzelfdebewijs, wat den Geestes-doop vergezeld. Wij mogen dus verzekerd zijn dat wij hier op Bijbelscheinrgrond staan; en de leer omtrent den Geestes-doop met het Teeken der Talen absoluut Schriftuurlijk is! (Mark. 16:17). Vraag: Is dat Teeken voor alle geloovigen? Antwoord: Ja, voor een ieder die den doop des Geestes ontvangt; daardoor hebben ook alle geloovigen direct de absolute Zekerheid! Lees Hand. 2:4 «Allen» Zij werden allen vervuld (en sommigen begonnen te spreken? Neen, dat staat er niet!) Zij werden allen vervuld en begonnen te spreken. «Die vervuld werden spraken dus, zie ook «de tongen zaten op een iegelijk van hen» (2:3) ook 19:8-7 «en alle deze...» Vraag: Hoe is Hand. 2:4; 19:6 in overeenstemming te bren• gen met 1 Cor. 12:30 waar staat: «Spreken zij Allen in Talen?» Antwoord: Paulus behandelt in 1 Cor. 12 de «Geestelijke gaven» voortdurend beoefend in de vergaderingen. Nu, het spreken in talen als een «Teeken» (vgl. Hand. 10:45) is niet de «gave der menigerlei Talen». Het is van groot belang dat in te zien! Er is ook een groot onderscheid tusschen den «Heiligen Geest» en de «gave(n) des Geestes; tusschen den «Gever» die de gaven uitdeelt, en de gaven. Het «Teeken» als een Begin-Bewijs van den Geestes-doop, ontvangen Allen (Hand. 2:4); doch de «gave der meingerlei-talen» is niet voor allen. (1 Cor 12:30) «Sommigen» Het Teeken is het zelfde; de gaven des Geestes verscheiden. Vele schrijvers verwarren immer het «Begeleidend-Teeken» bij het ontvangen van den Heiligen Geest (Hand. 2:4) met de «geestelijke-gave(n)» (Ook zoo bij Dr Torrey, Dolman e.a.). Dikwijls vindt men bij hen «vooroordeel» tegen het uitverkoren-Teeken (de talen); ja, zelfs zóó dat Mr Dolman schrijft in het hier bovengenoemd werkje, bl. 107 «In het spreken in tongen en het profeteeren zie ik groote gevaren» Daarom zijn dezulken aanstonds gereed te zeggen: «Men kan met den Heiligen Geest gedoopt zijn, zonder (dus ook met!?) in vreemde talen te spreken» bl. 32. Dergelijke taal spruit voor uit onkunde. (1 Cor. 14:38). Schrijver hoorde eens iemand zeggen: «Ik zie er het nut niet van». De vraag is niet: wat denkt u of ik er van; maar wat denkt God er van! Hij zag er het nut van in! Zijn wü geschiede! Wij hebben Gods werk te beamen (Rom. 9:20; Mt. 18:3-4; 11:25-26). VI. HEBT GIJ DEN HEILIGEN GEEST ONTVANGEN ALS GIJ GELOOFD HEBT? «En het geschiedde ...dat Paulus, te Efeze kwam; en eenige discipelen aldaar vindende, zeide hij tot hen: Hebt gij den Heiligen Geest ontvangen, als (of sinds, toen, nadat) gij geloofd hebt? (m. a. w. toen gij tot bekeering kwaamt). En zij zeiden tot hem: «wij hebben zelfs niet gehoord, of er een Heiligen Geest is» (Hand. 19:1-7). Gelukkig waren zij voor leering vatbaar en discuteerden niet met Paulus (zie ook Hand. 18:24-26 ; Joh. 3:22-24). Hadden zij een groot gemis; zij toonden ook geloof en gehoorzaamheid. Spoedig waren zij bereid zich te laten herdoopen, nu in den Naam van Jezus. Heerlijk voor hen, dat God Paulus, die meer bezat, tot hen voerde! En Paulus weldra hun gebrek bemerkende, stelde hen deze gewichtige vraag, waaruit blijkt: le dat niet iedere geloovige direct na zijn bekeering (automatisch) den Heiligen Geest ontvangt (8:15-17 e.a). Gebrek aan onderwijs, geloof en gehoorzaamheid kan de oorzaak zijn. Apollos was een welsprekend man^machtig in de Schriften; doch kon deze 12 mannen niet verder brengen dan hij zelf was. Ook hij echter liet zich door eenvoudige, maar mét den Geest vervulde-geloovigen onderwijzen. 2e Deze vraag toont duidelijk dat een iedere geloovige direct «ja» of «neen» kan antwoorden. Daar is dus een duidelijk-momenteel-uiterlijkken-teéken! (zie vers 6). 3e Dat de geloovige den Heiligen Geest moet bezitten wil het goed zijn. Belangende deze verzen gebruikt Mr Dolman telkens het beeld van een moeder, die eerst in een dakkamer woonde; maar daarna zich in het geheele huis mocht begeven, (bl. 28). De slotsom is dan: deze discipelen hadden wel den Heiligen Geest, maar in een dakkamer. De vraag wordt dan juist omgekeerd, en wel zóó: «Heeft de Heilige Geest u» inplaats van: «Hebt gij den Heiligen Geest». Doch Paulus vraag is zóó niet; noch waar is in u de Heilige Geest; maar hebt gij Hem. Nu mag men een schat beneden of boven in een huis hebben; feit is dat men heeft; doch deze discipelen bezaten den Heiligen Geest niet! Dat beeld is dus gansch verkeerd. Verkeerd is de gedachte: deze zegen is alleen voor Predikanten (Hand. 2:38-39); of, alleen voor volmaakte heiligen. Verkeerd is ook de gedachte: de Geestes-doop maakt vlékkeloozegeloovigen, die niet meer kunnen zondigen. Verder: nu heb ik alles! De Geestes doop is niet een slot-zegen; maar een beginzegen. Daar is nog meer te volgen! Nog een verkeerd en schadelijk iets is te denken: God heeft den Heiligen Geest gegeven; bijgevolg, ik heb Hem óók. Eenige teksten te lezen waar zulks (schijnbaar) staat; en... klaar is men (b.v. Rom. 5:5; 8:9; 1 Cor 12:12-13; 1 Thess. 4:8). Van een absohife-ervaring (Hand. 19:6; 9:17) is geen sprake! Let op! Er staat wel dat God den Heiligen Geest gegeven heeft; maar er staat niet dat gij Hem bezit; maar dat elk nieuw toegebracht lid, Hem ontvangen kan. (Hand. 2:47; 8-15-17 e.a.). Veronderstel eens dat de geloovigen te Samaria tot Filippus gezegd hadden: De Heilige Geest is ons gegeven; dus óók wij hebben Hem Of anders gezegd: veronderstel dat het N. Testament reeds geschreven was, en zij allen het van Filippus ontvangen hadden; één van hen Romein 5:5 las, waar staat: «De H. Geest die ons is gegeven»; zou zoo iemand dan reeds inderdaad Hem bezitten? Zelfs al had Füippus hen deze of die tekst voorgelezen, dan nog niet! Neen! Eerst na de oplegging der handen van Petrus en Johannes, ontvingen zij den Heiligen Geest. De Belofte is echter dat een ieder kind van God Hem kan ontvangen. (Hand. 2:38-39); en naar deze Belofte — Gods Plan — moet men Rom. 8:9 en 1 Cor. 12:13 verstaan. Deze (leerstellige) teksten toonen ons de Goddelijke zijde (God heeft aan de geheele gemeente eens en vooral, Zijnen Geest gegeven). De Menschelijke-zijde van de waarheid, vindt u in de (ondervindings) teksten, genoemd in Hand. 2:4; 8:15-17; 9:6, 9, 17 e.a.). Voor God is het:« allen zijn door éénen Geest tot één lichaam gedoopt» (zie b.v.: Rom. 4:17; Efez 1:3; 2:6; Kol. 2:10). Voor ons: hebt gij den Heiligen Geest ontvangen? Lieve Lezer (es) hebt gij den Heiligen Geest jntvangen, toen gij geloovig werd? Afdeeling B. I. DE HEILIGE GEEST EN DE GEESTELIJKE-GAVEN. Aangaande deze gaven, heerscht bij vele geloovigen, helaas, een volslagen-onwetendheid. Paulus schrijft: «En van de Geestelijke gaven, broeders! wil ik niet, dat gij onwetende zijt» (1 Cor. 12-14). 1. Oorsprong en Aard der Geestelijke-Gaven. De Gaven vinden hun oorsprong in «God», die een ieder mildelijk geeft. (1 Cor. 12:6) «dezelfde God, die alles in allen werkt». Door «Christus» komen ze tot ons. (Joh. 14:16- Kol 1:19). «De Heilige Geest», deelt de gaven naar Zijn 'wil uit» (1 Cor. 12:11). De aard der Gaven zijn dan ook «Goddelijk» en «Bovennatuurlijk». 2. Sommige Gaven des Geestes. «En er is verscheidenheid der gaven, doch het is dezelfde Geest». «Het Woord der Wijsheid» en het «Woord der Kennis», «Want dezen wordt door den Geest gegeven het: «Woord'der Wijsheid», en eenen anderen het «Woord der Kennis», door den zelfden Geest. De H. Schrift spreekt veel over «Wijsheid» en «Kennis» en dikwijls worden ze tezamen genoemd. (Rom. 11: 33; Kol. 2:3) «In welken al de schatten der wijsheid en der kennis verborgen zijn». Voorts maakt de Schrift onderscheid tusschen «menschelijke wijsheid» en «Goddelijke wijsheid». Paulus betuigde: «Mijne rede was niet in bewegelijke woorden der menschelijke wijsheid, maar in Betooning des Geestes en der Kracht». (1 Cor. 2:4; Jac. 3:13-18) Op den Christus was de Geest der Wijsheid en der Kennis» (Jes. 11:2). Sommige personen onder het O. Testament kunnen als voorbeelden dienen voor deze gaven te waardeeren. B.v. Bezaleël (Exo. 31:16) Salomo (1 Kon. 3:28; 4-29; 5:12). Daniël (2:30) e. a. a) «Het woord der Wijsheid». In 1 Cor. 12:8 spreekt de Schrift over het woord der wijsheid. God zeide: «Ik zal Mijne woorden u bekend maken» (Spreuk 1:23). En dat doet Hij ook rechtstreeks door deze gave(n). Paulus zegt: «en wij Spreken wijsheid... ons geopenbaard,... opdat wij zouden Weten. Spreken met woorden, niet die de menschelijke wijsheid leert, maar met Woorden, die de Heilige Geest leert. (1 Cor. 2:6, 7, 10, 12, 13). Jezus beloofde de discipelen in moeilijke tijden: «... want Ik zal u mond en wijsheid geven» (Luk. 21:14-15) «want gij zijt het niet, die spreekt, maar het is de Geest uws Vaders, die in (door) u spreekt» (Matth. 10:19). Deze gave is dus niet onze-mensch-wijsheid, noch onze wijsheid en kennis door den Geest verlicht; maar een aparte-gave, op één moment verkregen; en gebruikt in de ure, wanneer de Heilige Geest de woorden geeft. (Hand. 6:10). b) «Het woord der Kennis». Deze beide gaven zijn ten nauwste verwant; maar ook onderscheiden, en staan vooral in betrekking tot de bedieningen : apostelen, profeten en leeraars. De eerste gave zal vooral de «wijsheid Gods» in en door Christus geopenbaard, de gemeente verkondigen (1 Cor. 1:23-24); de tweede gave; het ongeziene, en ongehoorde, hetgeen God bereid heeft, openbaren en bekend maken, opdat wij allen zouden weten, welke zij de hoop Zijner roeping (1 Cor. 2:9-10; Efez. 1:17-18). Geloof - Gave der Gezondmaking en Werkingen der Krachten «En eenen ander het «Geloof», door den zelfden Geest...» Noot: De uitdrukking: «en een ander «beteekent natuulijk met dat een lid slechts één gave kan bezitten; doch is hier maniere van spreken. (14:13). a) «De Gave des Geloofs». Hier moet al dadelijk gezegd worden, dat hier geen sprake is van het algemeen of zaligmakend geloof, hetwelk een iedere bekeerde bezit. (vgi. Efez. 2:8) In Mark. 16:16 noemt Jezus eerst dat geloof tot zaligmaking; en daarna in vers 17 het wonder-werkend-geloof Van Barnabas staat geschreven dat hij een man vol des geloofs was. (Hand. 11:24). Petrus zeide: «door het Geloof in Zijnen naam, heeft Zijnen naam dezen gesterkt, en het Geloof, dat door Hem is heeft hem deze volmaakte gezondheid gegeven. (Hand. 3:16)! Dat geloof is een bijzonder vertrouwen in God, onder dé ïn* werking des Geestes, zeer vrijmoediglijk in den Naam van Jezus, zich openbarende. Hebreen hst 11 geeft ons een schoone illustratie van het wezen en Kracht des geloofs. Ook Elia in zijn ambt en werk illustreert dat geloof. (Jac. 5:17-18). b) «Gaven der Gezondmakingen». Tegen de velerlei-ziekten staan de Gaven (meervoud) der Genezingen. God geeft niet alleen een zegen voor de ziel, maar ook voor het lichaam. Beide zijn door God geschapen. Ziel en lichaam van den geloovige belmoren God toe. (1 Cor. 6:19). Ja, er is verscheidenheid der gaven; doch het is dezelfde Geest, die door Zijn kanalen (gayen) genezende kracht openbaart. Gelijk als alle andere gaven is ook deze gave(n) niet naar willekeur te gebruiken. (12:6,' 11). Deze gaven der genezingen kunnen op allerlei-wijze geo^ penbaard worden. (Hand. 3:7, 17, 5:15 e.a.). c) «De Werkingen der Krachten» Deze gave der Krachten of Mirakelen staat in het midden van de negen vermelde gaven De groote gedachte hier is: «Kracht» («dunamos»). Wonderwerkende-Kracht! Verwachten wij wel genoegzaam de openbaring dezer werkingen? De Heilige Geest, de Gever dezer gaven is nóg op aarde! En God die ongewone-krachten door de handen van Paulus deed, — zóó zelfs dat de kracht door zijne kleederen werkte en de kranken genas. (Hand. 19:11-12) — is vandaag dezelfde-God! (zie ook Hand. 5:15-16) — de schaduw van Petrus. Noot: Let ook op de herhaling van: den denzelfden Geest. Door de kinderen van God, — de gekochte met Jezus dierbaar Bloed en met Zijn Geest verzegeld — word de Kracht des Heiligen Geestes, de Kracht uit de Hoogte geopenbaard, dezelfde God die alles m allen werkt. Door de kinderen van den booze de kracht uit, den afgrond, de werking des satans, in alle kracht' en teekenen en wonderen der Leugen, de geest van den Antichrist. (2 Thess. 2:3-12; 1 Joh. 4:2-3) «Deze werking is jn hen die verloren gaan: daarvoor dat zij de liefde der waarheid niet aangenomen hebben, omzalig te worden». (Denk van daag slechts aan: Spiritisime, Occultisme, Hypnotisme, Magnetisme e.a.). Zelfs al gebruikt de vader der leugen een Bijbel-tekst (b.v. Mt. 4:6); geloof hem niet! Noch dan, al gebruikt hij den Naam van Jezus! (8:29-31; 24:4-5, 23-26) verder: Niet het zeggen: Heere, Heere!, maar het doen van den Wil Gods, die in de hemelen is! (Matth. 7:15-24). Zalig dié het Woord hoort en doet en goede vruchten voorbrengt! (Luk. 11:28). Aan de vruchten zal men ze kennen, zeide Jezus, (zie ook 2 Tim. 3:19). De Gave der Profetie De Gave der Profetie is: Spreken, in eene verstaanbare taal, door den Heiligen Geest. Somtijds sprekende over de toekomst, somtijds over het verleden, (b.v. Jes. 17:1 vglk Jer. 11:7) God heeft van den beginne tot de menschen gesproken. (Gen. 2:8, «en zij hoorden de stem van den Heere aan den Wind des daags» vglk. Hand. 2:2). Ook heden spreekt de Heer door den Wind des Geestes. En gelijk de wind over allen komen kan; zoo kunnen ook allen profeteeren. (1 Cor. 14:31; Hand. 2:17-18). Niet dat allen de «Gave der profetie» hebben. Treffen we onder het O. T. profeteeren aan van «algemeenen» en «bijzonderen» aard; zoo ook in het N. Testament. (B.v. de profeten-zonen, de 70 oudsten e. a. Num. 11:24-29; 1 Sam. 19:20-24 vglk Jesaja, Jeremia e.a. (1:4-9) 1 Cor. 14:26, 31 vglk. 14:37; Efeze 3:3-5 e.a.). «De gave der profetie» zouden we ook in zekeren zin van «algemeenen aard» kunnen noemen Noot: De «gave der profetie» onder het N. Test, wordt niet als een soort systeem als «van den Heere te vragen» onder het O. Testament gebruikt. B.v. onder het O. Testament leest men dikwijls* en David (en ook vele anderen) vraagde den Heere». (1 Sam. 23:2; 3-20 vglk 8:21; Gen. 25:21-23 «Rebekka ging om den Heere te vragen. En de Heere zeide tot haar». Zie daarentegen in het N. T. Hand. 15:6-7, 32-33, 37-41 e.a. Iedere geloovige moet door gebed en het Woord en den Geest leiding zoeken. (Rom. 8:14; Filip. 4:6; 2 Tim. 3:16). «Het heeft den Heiligen Geesten óns goed gedacht» (Hand. 15:28). Natuurlijk moeten we vertrouwen hebben in Zijn leiding; en kan de Heere ook nu door een gezicht, droom of woord, tot ons spreken, zeggende: hoe wij te handelen hebben. (Hand. 13:2; 16:6-10, 21:10-11). De Gave der Onderscheiding der Geesten Na de «gave der profetie» noemt Paulus de «gave der onderscheidingen van geesten». De Schrift spreekt over «valsche» profeten. (Deut. 13:1-5) zelfs al doen zij teekenen en wonderen met het doel: van God af te trekken, zeggende: «laat ons andere goden dienen», luister niet! (18:20-22; 2 Petr. 2:1-3). Daarom heeft God in Zijn liefde en wijsheid ook deze gave gegeven tot bewaring van een gezond geloof. Zie b.v. Hand. 5:1-11; 8-19-23). Petrus zeide: «Ik zie hoe gij zijt». Paulus gebiedt ons: «Beproeft alle dingen; behoudt het goede». (1 Thess. 5:19-21). En Johannes schrijft: «gelooft niet eenen iegelijken geest, maar Beproeft de geesten of zij uit God zijn. Hieraan kent gij den Geest van God: alle geest, die belijdt, dat Jezus Christus in het Vleesch gekomen is ,die is uit God...» (1 Joh. 4:1-6). De Heilige Geest, door den mond van Paulus, waarschuwt tegen verleidende geesten. (1 Tim. 4:1-5) «daarom maak ik u bekend, dat niemand, die door den Geest Gods spreekt, Jezus eene Vervloeking noemt» (1 Cor. 12:3). Noot:l Cor. 14:29 «... dat de anderen oordeelen». Laten met den Geest-vervulde-toehoorders oordeelen! (Hand. 11:23-24; Rom. 15:14; Jac. 4:5) «dat alle dingen in de Liefde geschieden». Voor het woord «oordeelen» vglk men (1 Cor. 10:15). De Gave der Menigerlei Talen en Uitlegging der Talen Reeds dit woord: Menigerlei» toont ons klaar het Bovennatuurlijke dezer gaven. Het spreekt dus van groote onwetendheid in deze gaven: menschelijke gaven te zien; en profeteeren als de firewowe-prediking te verstaan. Stock schrijft: «Het was niet iets dat naar eigen goedvinden kon gebruikt worden. Het was altijd «uitwerking van eene plotselinge aandrift van bovennatuurlijke bezieling». Bij aangeleerde talen is het de Mensch; bij deze talen is het God die spreekt. (1 Cor. 12:6). In het laatste geval is het verstand vruchteloos. (14:14). (Niet bewusteloos!» Een aangeleerde-tal verkrijgt men na maanden van studie; deze gave op een oogenblik. De eercte wordt verstaan door menschen; die laatste(n) door niemand (1 Cor. 14: 2); van daar de «gave der uitlegging». Noot: Noch de Talen-spreker, noch de Talen uitlegger verstaat de vreemde taal. God neemt hunne tongen, en doet hen spreken, door Zijnen Geest. 2. Paulus' houding tegenover deze gaven . «En ik wil wel dat gij allen in vreemde talen spreekt (d.w.z. zonder uitlegging, nl. in gebed, aanbidding en dankzegging 14: 14-17); maar meer, dat gij Profeteert; want die profeteert is meerder dan die vreemde talen spreekt( nl. zonder uitlegging 14:13). Talen met Uitlegging (een boodschap) heeft dezelfde waarde als profeteeren .Zie 14:5 «... Tenzij dan dat hij het uitlegge», opdat de Gemeente Stichting moge ontvangen». De stichting der gemeente had Paulus vooral op het oog; vandaar dat hij zegt: «En nu broeders, indien ik tot u kwame en vreemde talen sprake (zonder uitlegging), wat nuttigheid zou ik U doen». (14:6, 4). En in dat opzicht en met deze bedoeling zegt hij in vers 19: «maar ik wil liever in de gemeente vijf woorden spreken met mijn verstand, opdat ik ook Anderen moge onderwijzen, dan tien duizend woorden in een vreemde taal» (zonder uitlegging). Helaas! de Corinthiërs hadden het doel deigaven — stichting der gemeente — wat uit het oog verloren; daarom zegt de Apostel: «... zoekt dat gij moogt overvloedig zijn tot stichting der gemeente» (14:12). Paulus had de «gave der menigerlei-talen» in bijzonderen zin ontvangen. Hoor zijn getuigenis: «Ik dank mijn God, dat ik meer vreemde talen spreek, dan gij allen». (14:18) «Zoo dan, broeders, ijvert om te profeteeren, en verhindert niet in talen te spreken» (14:39). Vraag: Is spreken in Talen zonder uitlegging behoorlijk? (d. w.z. niet luid, hoorbaar in de geheele kerk, maar zacht, meer voor zichzelven). Vers 4, 5, 16, 17, 28 geeft ons het antwoord. Deze verzen toonen ons dat het toegelaten is. Men sticht dan zichzelven. «Ik zal ook met den geest bidden» (14:15: Judas v. 20). Vraag: Wat was in de gemeente te Corinthe niet geheel in orde? De gaven zeiven waren volmaakt (vgl. Jac. 1:17); maar de geloovigen gebruikten deze gaven op eene onvolmaakte wijze. Daar was te veel spreken in Talen; en te weinig uitlegging; vandaar Paulus' regeling voor het gebruik dier gaven, (zie 14: 26-33) «en zoo iemand eene vreemde taal spreekt, dat het door twee of ten meeste drie geschiede, en bij beurte, en dat een het uitlegge. Maar indien er geen uitlegger is, dat hij zwijge (luid spreken als in een boodschap) in de gemeente; doch dat hij tot zichzelven spreke, en tot God...» Noot: Vele Talen spreken (b.v. Franseh, Duitsch, Engelsch e.a.) is natuurlijk niet de «gave der menigerlei talen»; want dan zouden vele ongeloovige geleerden ook deze gave(n) bezitten; en wij weten dat alleen bekeerden, die gedoopt zijn in den Heiligen Geest, deze gave. kunnen ontvangen. (12:11). 3. De Gaven der Talen en Profetie als «Teekenen». «Zoo dan, de vreemde talen zijn een «Teeken» niet dengenen, die gelooven, maar den ongeloovigen; en de profetie niet den ongeloovigen, maar dengenen; die gelooven». (1 Cor. 14:21-22). Stock scrijft: «De gave der Talen bekleedde eene belangrijke plaats in de Goddelijke-bedeeling... Zij bantwoordden aan een soortgelijk doel als dat van de wonderen. Zij dwongen tot aandacht en deden den menschen gevoelen, dat «dit de vinger Gods was», en o pdie wijze hielpen zij krachtdadig de uitbreiding van het Christendom bevorderen». Vraag: Is dan het gebruik van de Gave der Talen, in eene vergadering van geloovigen wel geoorloofd en nuttig? Antwoord: 1 Cor. 14:12-12, 26. «Wat is het, dan, Broeders? wanneer gij samenkomt, een iegelijk van u, heeft een vreemde. Taal, laat alle dingen geschieden tot stichting der Gemeente, d.i. vergadering can geloovigen. (14:5) «die vreemde talen spreekt ,dat hij het uitlegge, opdat de gemeente stichting moge ontvangen». 4. Het Gebruik van de Geestelijke Gaven. De vastgestelde regel voor het gebruik der gaven, bewijst tevens dat de gaven moeten gebruikt, worden; doch in de Liefde (1 Cor. 13). In hst 12; de opsomming der gaven; in 14: het gebruik der gaven; en in 13: de uitnemenden weg, -waarop de gaven moeten beoefend worden Door de gaven moet loopen de band der volmaaktheid, de liefde, als de onzichtbare richel in de tabernakel. (Kol. 3:14). Zonder liefde zijn de gaven nutteloos. Alle dingen in de Liefde! Geschiedt dat, dan is er stichting, orde, vrede, en onderlinge onderdanigheid in de vreeze Gods. (Efez. 5:18-21). In 1 Cor. 14:26 stelt de apostel de vraag: «Wat is het dan Broeders? wanneer gij samenkomt, een iegelijk van u, heeft hij een «Psalm» (een Lied door den Geest. 14:15; 2 Sam 232) heeft hij een «Leer» (14:6; 2:13), heeft hij een «vreemde) «Taal» (een boodschap door den Geest met uitlegging) heeft hij een «Openbaring» («Apokalispus») (14:30), heeft hij eene «Uitlegging» (van de boodschap in de vreemde-taal) (14:13, 28), laat alle dingen geschieden tot Stichting». «Hebbende m* verscheidene gaven, zoo laat ons die gaven Besteden...» (Rom, 12:6-8; 1 Petr. 4:10-11). Aan Timotheüs schreef Paulus: «Verzuim de gave niet, die in u is». (1 Tim. 4:12; 2 Tim. 1:6-7). Wij mogen de gaven niet ongebruikt laten liggen, noch verachten, noch verhinderen en noch misbruiken. 5. Het Doel der Geestelijke^Gaven. a) Tot heil van de menschheid in het algemeen, naar lichaam en ziel (Hand. 8:6-8). b) Tot heil van de gemeente, lichamelijk en geestelijk. (Hand. 5:1-14; Jac. 5:14-16; 1 Cor. 14:3, 5, 12, 26) «die profeteert, spreekt de menschen Stichting, Vermaning en Vertroosting», c) Om de Grootheid en Tegenwoordigheid Gods te openbaren. (14:25) «en verkondigen, r at God waarlijk onder u is», (d) Om den Heere te Verheerlijken. (Hand. 10-46' 2 Cor 10:17-18). 6. Hun Waarde in Evangelisatie-Werk. In de Handelingen der Apostelen zien we de groote waarde van de gaven des Geestes, in het evangelisatie-werk' (Hand 3:16; 5:13-16; 8-6-13; 9-32-35, 40-42 e.a. Rom. 15:18-19. Vooral de «Gaven der Genezingen» en der «Werkingen der Krachten» en de «Gave des Geloofs» brachten veel gewin toe. Dikwijls dat, én zij die genezen werden, én de omstanders die het wonder zagen, zich bekeerden tot den Heere. 7. Zijn de Geestelijke^Gaven voor Dezen-Tijd? Eigenlijk is deze vraag overbodig, om reden we niets in de H Schrift kunnen vinden, dat de «Geestelijke-Gaven» beschreven m 1 Cor. 12:8-11, niet voor dezen tijd zijn! Evenwel zijn er velen die gelooven, dat deze gaven, naar de bedoeling Gods, niet meer voor dezen tijd zijn, en dus ook niet gevonden worden. Sommigen van hen beweren: a) «Dat de Heere deze gaven terug-trok, bij de sluiting van de apostolische eeuw». Wij nemen het recht te vragen: waar zulks geschreven staat. Zeker met in het Nieuwe Testament! Daar is niet eene tekst te* aanduiding, dat God eenige bedoeling had, deze Gaven terug te trekken. Integendeel. We lezen: «Want de genade-giften en de roeping Gods zijn onberouwelijk» (Rom. 11:29). En «Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en in der eeuwigheid». (Hebr. 13:8). Verder dat de Verrezen Heere, die mede-werkte met Zijne eerste volgelingen (Mark. 16:20); ook met ons is tot aan de voleinding der wereld». (Matth. 28:20). Noot: Er is slechts een passage, somtijds aangehaald, die voor een moment de veronderstelling kan verwekken (?), dat de Geestelijke-Gaven niet meer voor dezen tijd zijn, nl. 1 Cor. 13:8 «hetzij talen, zij zullen ophouden» .Het is vreemd dat vele personen altijd vallen op «talen», en het feit, dat «Profetie» en «kennis» inbegrepen zijn, terzijde stellen. Maar dit vers heeft duidelijk betrekking tot: «Wanneer het Volmaakte zal gekomen zijn (zie vers 10); en ziet niet op Nu, want wij zien nu door een spiegel in een duistere rede, maar «Alsdan» zullen wij zien aangezicht tot aangezicht». Een tekst uit zijn verband heeft geen zin, en is gevaarlijk! De nadenkende lezerfes) zal hier juist een bewijs zien (13:8-10), dat deze gaven zouden blijven totdat het Volmaakte zou gekomen zijn. En het Volmaakte is er nog niet. Gods doel met deze gaven is dan pas volkomen bereikt, als het Volmaakte er is. Als de kerkgeschiedenis in een zekeren zin: vermindering dezer gaven en openbaringen des Geestes aantoont; ligt de oorzaak daarvan: in de zonde en lauwheid der gemeente (Openb. 2-3). Zulks wordt algemeen toegestemd, (denk aan de uitlating van Mr Voorhoeve aangehaald. Lees de gedenk-geschriften van John. Wesley e. a.) Zien wij hetzelfde niet in de geschiedenis van Israël? (Luk. 4:25-30 vglk 2 Kon. 10:29). Bij terugkeer en herstelling kwamen telkens weer die gaven te voorschijn, b) «Maar de Historie bewijst dat zij ophielden». Ook deze bewering heeft dus geen kracht, omreden: le de schuld bij de kerk ligt, gelijk wij zagen, en geenszins in de bedoeling Gods! 2e Bewijst de Historie vermindering dezer openbaringen des Geestes; (als gevolg van afval des geloofs); nochtans bemerken wij de tegenwoordigheidl dezer gaven, gelijk wij zagen uit ons onderzoek in Hoofdstuk IV, onder afdeeling A. «Pinksteren tot Heden». «Het is zeker een ernstig iets: God te beschuldigen (of de oorzaak bij Hem te zoeken) van terug-trekking dezer gaven, indien de lauwheid der kerk de werkelijke oorzaak is!» (Donald Gee). In het genoemde werkje van Mr Dolman lezen we: «Ik zou niet gaarne zeggen, dat deze teekenen tot den apostolischen tijd beperkt moeten blijven Maar wij mogen uit de kerkgeschiedenis en ook wel uit de veelzeggende uitlating van den apostel in 1 Cor. 13:8 wel afleiden, dat deze wonderopenbaringen .m het algemeen bijzonderlijk tot den Apostolischen tijd behoorden en toen geëischt werden. Daarom zou ik ook niet willen zeggen, dat het de schuld der Gemeente is en hare gezonkenheid bewijst, dat deze wonderkrachten niet in grootere mate in de Gemeente openbaar worden... wat wij noodig hebben, zijn niet gezichten en openbaringen, (zie echter wat Paulus schrijft in 1 Cor. 14:26), maar kracht om te getuigen» (bl. 87 vglk 19, 29) «zeer vele gemeenschappen de dood in de pot is .Er is wel organisatie, maar geen leven. Wij willen allen het hoofd buigen en belijden, dat wij daaraan allen schuld hebben». Mr Dolman stemt dus ook toe dat deze Krachten er kunne zijn. Wat 1 Cor. 13:8 betreft, zagen wij wat de veelzeggende uitlating te beteekenen heeft. En omtrent de kerkgeschiedenis weten we, én dit Openb. 2-3 (de zeven gemeenten) én uit de historie, dat het geloof verflauwde, de Kracht de kerk verliet (in het algemeen) en de wereld er in kwam. (Luk 18:8; Matth. 13:58 ; 17:19-20 vglk 21:21-22; Mark. 16:17; Joh. 14:15) Zie eii bemerk wat het Geloof vermag, — ten alle tijde — in Christus Jezus, de onveranderlijke; en wat ongeloof doen kan! Is Markus 16:16 voor alle tijden: «die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden...» Vers 17 en 18 is eveneens voor alle tijden! Waarom niet? «die geloofd zullen hebben, zullen deze teekenen volgen: in Mijnen naam zullen zij duivelen uitwerpen, met nieuwe tongen spreken...» In deze verzen ligt geenszins de gedachte dat het Geloof slechts 30 of 40 jaren zulks zou kunnen doen; doch wel de verzekering: ten allen, tijdel c) Anderen beweren: «De Christelijke Leer is bevestigd door wonderen en teekenen; en de geheele wereld is overtuigd van de Waarheid van het Christendom; derhalve zijn de Gaven met meer noodig» doch ook een dergelijke gedachte n 1 ■ eens de Leer overal verspreid, de Gaven des Geestes zouden verdwijnen, vindt u nergens in de Schrift uitgedrukt. Ten tijde van Mozes werd de wet en de vergadering der woestijn met wonderen versierd; doch niet alleen aan het begin tot bevestiging; ook na Mozes en onder alle profeten. En als ten tijde van Elisa, geen kranke Israëliet genezen werd, dan ligt de oorzaak hiervan in Israëls afgoderij en zonde. (vgl. Luk. 4:27 vglk 2 Kon. 3:1-3). Meer dan ooit heeft de wereld vandaag van noode, om de Echtheid, de Werkelijkheid, de Kracht en Blijdschap des Evangelies te aanschouwen! (Rom 1-15-16- 14-171 Cor. 1:18, 24; 4:20; Gal. 3:2-5; Kol. 1:4-6; Thess. 1:5-6). Een ctooct-geloof bij liefdeloze discipelen, zal de wereld niet aanlokken God te dienen. Joh. 13:34-35; Jac. 2:14-26). Noch woorden woorden alleen. Het Evangelie is eenkracht Gods! In de zg' Christen-danden zijn scharen van ongeloovigen. Vele predikers zoeken de vooruitgang der kerk in kracht van beneden (dwz eigen talent kunst, enz.) in plaats van de kracht van Boven. Oor. 10:3-6). Hooren en lezen we soms niet: «.Wij Christenen van de 20e eeuw, wij hebben meer dan in den eersten tijd! Wij hebben meer Bijbel-kennis, meer opvoeding, geleerdheid en ontwikkeling. Wij hebben Universiteiten, Groote kerken en se- Se^efika^ten!--- (zie b-v' < Witness» Febr. 1930 Titel: «Tongues» door Baron Porcelli). Volgens Mark ib:l7 zijn de Teekenen ook natuurlijke gevolgen, voortspruitende uit het geloof.» — Vermeerder ons het geloof? — mogen we wel bidden, d) «Maar indien deze Gaven voor dezen tijd zijnwaarom zijn ze dan niet in bezit, en niet geopenbaard bij ome' Groote-Kerk-Leiders?» Helaas, de reden hiervan ligt in verscheidene betreurenswaardige oorzaken: le Vele leiders zijn van de eenvoudigheid en d» volle waarheid des Evangelies af- gevallen. Twijfelen aan dit en dat, en doen aan Hooge-Critiek. Geen wonder dat, bij hen die Gaven das Geestes niet gezien worden! 2e Anderen de waarheid brengende (in het algemeen), zijn niet zeker van hun roeping Gods. Zijn ze door God aangesteld? (Rom. 10:15; Efez. 4:11). 3e Weer anderen staan vreemd en absoluut ongeloovig tegenover de Geestelijke-Gaven. Deze leiders wenschen, noch verwachten, noch gelooven dat zij hen kunnen ontvangen. Voor hen geldt het woord van Christus: «U geschiede naar uw geloof». 4e Zij missen den doop met den Heiligen Geest; de Kracht en de Volheid des Geestes, overeenkomstig de Schrift. (Hand. 10:44-46). 5e Somtijds moeten zij breken met vrienden, hebben vreeze voor tegenstand en versmading en naar hun oordeel: een te groote prijs betalen. Geen moed om het met God alleen te wagen, e) Somtijds hoort men de bewering: «De Nieuw-Testamentische Canon is compleet; daarom bediening door Geestelijke-Gaven is niet langer meer noodig. Wij hebben het Geschreven Woord». Prijs den Heere voor het Geschreven-Woord, Gods-Wonder-Boek! Dank God voor de Algenoegzaamheid des Bijbels! Niets mag er af, en niets aan toegevoegd worden! (Openb. 22:18-19). De eerste Christenen bezaten ook het Geschreven Woord. O. T. 2 Tim. 3:16). En die Schriften werden immer gebruikt Ten allen tijde was het: «Er is Geschreven». Niet er is gesproken door den Heiligen Geest in de gemeente (vgl. 1 Cor. 14:26). Daarom, zulk een argument berust op een volledig misverstand en onkunde aangaande het Doel van de Geestelijke-Gaven. Het doel dezer gaven is onder andere: de Stichting der gemeente. (1 Cor. 14:3-5, 12, 26). De boodschappen (woorden) door den Geest, aldus gesproken, dienden niet opgeteekend te worden tot vorming van de H. Schrift, met name het N. Testament; noch als een soort supplement (toevoegsel) bij het N. Testament; noch moesten deze gaven alleen gebruikt worden, tijdens de vorming van het N. Testament; om reden ze niet dienden, de schriften te vervangen; noch de plaats van het N. Testament voor een wijle in te nemen, dewijl de uitingen (woorden) des Geestes, niet de zelfde autoriteit hebben als de Schriften. De «Profetie der Schrift» (2 Petr. 1:20), het onfeilbare-woordGods, toonde een groot verschil in gelijkheid van autoriteit met de Geestelijke-Gaven onder hen; en dat doet het nog. De eerste Gemeente deed altijd beroep op de Schriften des Ouden-Testaments, nimmer op hun eigen profeten (1 Cor. 14:26, 19), tot steun en beslissing omtrent verklaring en verdediging van de Christelijke Leer. (Hand. 2:16; 15:15; 28:23). Geloovigen die zulk een argument naar voren brengen, verstaan dus noch het doel, noch de juiste plaatsing (in waarde) der uitingen des Geestes. (1 Cor. 12:7; 14:38). Noot: Onder sommigen van Gods Geliefde kinderen, heerscht een vreemde gedachte, een geestelijk-bedrog van satan. Zij vreezen dat, wanneer zij om den Heiligen Geest bidden zullen; God (of de satan) hen een boozen Geest geven zal! — Lukas 11:11-13 is hier voldoende. — Het is satan's meesterstreek, vreeze te verwekken, en is daardoor in staat vele lieve kinderen Gods, van den Vollen Pinkster-Zegen af te houden. Helaas, satan heeft zelfs onder goede-leeraars instrumenten gevonden, om deze vreeze aan te wakkeren. (Matth. 16:22-23; 2 Cor. 2: 10). Zelfs nu nog, na jaren van groote zegeningen en Goddelijke vruchten, doen vreeze en vooroordeel nog hun doodelijk werk. Daar zijn absoluut geen Schrift- of geldige redenen, waarom de Gemeente zich niet kan verheugen in deze dagen, aangaande het bezit en beoefening van ieder Gave des Geestes. Wij prijzen God voor de Gaven onder ons! 8. Hoe kunnen wij Geestelijke-Gaven verkrijgen? Deze «Geestelijke-Gaven» («charismata» vglk. Rom. 6:23; 2 Tim. 1:8). Zijn: «genade-gaven»; zij zijn te verkrijgen; niet te verdienen! Hoewel nu de Heilige Geest naar Zijn Wil de verscheidene gaven aan een iegelijk uitdeelt; nochtans worden Wij vermaand te ijveren naar de Geestelijke-Gaven. (zie 1 Cor. 14:1; 12:11). Het ontbrak de eerste Christenen aan geen gaven! (1:7). Lees deze tekst, en let op: «verwachtende de openbaring van onzen Heere Jezus Christ». De Gaven kunnen dus reiken tot Jezus komst. Nadat men den Heiligen Geest ontvangen heeft, kan men Gaven des Geestes ontvangen. De geloovige kan zich echter, noch vervullen met Gods Geest, noch zichzelven gaven geven; evenwel wordt hem Geboden er naar te streven. Dat ziende, zal de gehoorzame discipel zich in ootmoed buigen en God bidden, (zie 1 Cor. 14:23 vglk. 14:39). Ook hier hebben we dus eene God- en menschelijke zijde «gelijkerwijs Hij wil» (1 Cor. 12:11, 6) en «ijvert Gij naar de Gaven». (14:1, 26, 33). Voorts: Bidt en u zal gegeven worden». De Heere wil gebeden zijn. (Matth. 7:7-11). Afdeeling C. DE VRUCHTEN DES GEESTES (Gal. 5:22) In 1 Cor. 12 hebben we negen «gaven»; hier hebben we negen «Vruchten» des Geestes. Ze zijn: «Liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid.» (vglk. Efez. 5:9). 1. Het Verschil tusschen «Gaven» en «Vruchten» des Geestes. «Vruchten» zijn een natuurlijk-gevolg van de kracht en werking des levens des Geestes, in den nieuwen mensch. Zij vergen tijd tot ontwikkeling of volrijping. «Gave(n)» worden ons op één moment geschonken. De Vruchten kunnen voortdurend gezien worden in de wandeling des Geestes (Gal. 5:13-18); de gaven niet. 2. Het Verband tusschen «Gaven» en «Vruchten» des Geestes. De Liefde is de Grootste Vrucht des Geestes (niet gave, maar vrucht) Paulus wijdt een gansch hoofdstuk, in verband met de gaven des Geestes, aan de Liefde. (. Cor. 13). Al de gaven zijn waardeloos, de beoefening der gaven nutteloos, zonder de Liefde. «Dient elkander door de Liefde». 3. Het verband tusschen «Vruchten» en den «Geestes-doop». Wederomgeboren door het onvergankelijk «Zaad», het Levende-Woord van God (1 Petr. 1:23-24) begint de Nieuwe mensch reeds vruchten te dragen, voortspruitende uit het leven des Geestes, ontvangen bij de bekeering. (Gal. 5:25; Efez. 4:24 vglk. Matt. 13:23) Vóór den Geestes-doop kan dus de geloovige reeds «Vruchten» des Geestes dragen; doch pas na den Geestes-doop, kunnen de Vruchten meer tot volle uiting komen. Vol te zijn van Geestes-Kracht en Leven, geeft overvloedige Vruchten des Geestes. 4. Hoe het meest Vruchten voort te brengen? Alhoewel God de «wasdom» geeft, en het Leven des Geestes vruchten voortbrengt; evenwel zijn daar voorwaarden, gelijk in de natuur, regen, zonneschijn, enz. noodig is. De atmosfeer kan de groei soms belemmeren; en allerlei insecten veel vernielen. Desgelijks in het Geestelijke Christus, de Zon der Gerechtigheid en de Regen des Geestes hebben we noodig! Jezus zeide: «die in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht. (Joh. 15:1-8, 16; Efez. 5:18; Jes. 32:15). De Geest moet niet bedroefd worden (Efez. 4:25-32; 5:1-17). Allerlei kan de groei belemmeren. Een heilig leven te leiden, in de Kracht des Geestes, is noodig om veel vrucht te dragen. Geene gemeenschap te hebben met de onvruchtbare werken der duisternis. Het vleesch (de oude mensch) als gekruisigd en dood te beschouwen. (Gal. 5:24; Rom. 6:11, 22); en met Kracht versterkt te worden door Zijnen Geest in den inwendigen mensch. (Efez. 3:16). Lieve Lezer(es) zijt gij reeds aangedaan met Kracht uit de Hoogte? De Belofte des Vaders is ook voor u. Maar gij zult ontvangen de Kracht des Heiligen Geestes, die over u komen zal.» Exemplaren ook verkrijgbaar : Stadionstraat, 56, Kiel-Antwerpen