e Les der Historie Israël-Gemeente door JOH. RIETDIJK CB 30060 PRIJS; rFRANK (BELGIË) en 10 CENT (HOLLAND) (Reductie voor colportage) De Les der Historie Israël-Gemeente ▼ door JOH. RIETDIJK T PRIJS; 1 FRANK (BELGIË) en 10 CENT (HOLLAND) (Reductie voor colportage) DE LES der HISTORIE Israël-Gemeente. Eene Typologische Verhandeling « TOT ONZE LEERING » — « TOT VOORBEELDEN » door JOH. RIETDIJK. De gemeente des Nieuwen Testaments wordt dikwijls, — tot hare leering en vertroosting, — gewezen op de gemeente des Ouden Testaments, Israël. De Apostel Paulus schrijft: ((Want al wat tevoren geschreven is, dat is tot Onze Leering tevoren geschreven; opdat wij, door lijdzaamheid en vertroosting der Schriften, hoop nebben zouden ». (Romeinen 15:4) — « Al de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig tot leering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is; opdat de mensch Gods volmaakt zij, tot alle goed werk volmaaktelijk toegerust ». (2 Hm. 3:16-17). — « God, voortijds veelmalen en op Velerlei wijze (óók door de « Typen ») gesproken hebbende » (Hebr. 1:1). En verder: « En deze dingen zijn geschied, ons tot « Voorbeelden » (typen) en zijn beschreven tot waarschuwing Van ons, op welke de einden der eeuwen gekomen zijn. (1 Cor. 10:6, 11). Het woord: « Type » overgenomen uit de Grieksche taal, is afgeleid van het werkwoord « Typto » dat eigenlijk slaan, stooten, kwetsen beteekcnt. B.v.: 1° « Indien ik in Zijne handen niet zie het « Teeken » (type der nagelen » (Joh. 20:25). Een indruk, afdruk en afbeeldsel van iets. 2* In eene afgeleiden zin beteekent het een « Voorbeeld » dat na-volging verdient. Dikwijls wordt het in de Schrift gebruikt in den zin van een « Na-volgens-waardig-voorbeeld». (zie Filip. 3:17, I Thess. 1:7). Doch in 1 Cor. 10:6, II wordt het gebruikt in ongunstigen zin. Omtrent Israëls geschiedenis, schrijft de Apostel in het laatst genoemde hoofdstuk: « En ik wil niet, broeders! dat gij onwetende zijt, dat onze vaders allen onder dewolk waren, en allen in de zee doorgegaan zijn. En allen in Mozes gedoopt zijn in de Wolk en in de zee. (Gal. 4:24, Hebr. 8:5 vergelijk Hand. 1:5). WAT HET VERLEDEN ONS LEERT. De « geschiedenis » van Israël (vooral de typische tijden) bezien in het stralend licht van het N. Testament; en de « typen » onder de belichting van den Heiligen Geest, zeggen den Bijbel-Onderzoeker, bijzonder veel! MOZES — CHRISTUS. De geboorte van beide had plaats onder moeilijke omstandigheden. Beide gehaat door den Satan; doch ook beide wonderlijk bewaard. Mozes en Christus, beide nederig en zachtmoedig. (Num. 12:3; Matth. 11:29; Hand. 7:22). Zij waren beide getrouw. (Hebr. 3:5). Beide Middelaars en Voorbidders. (Exod. 32:31-34). Beide waren ze van God gezonden. (Exod. 4:15; 19:7; Lev. 7:28; Joh. 14-10). Ze brachten beide deWoorden Gods; en werden beide tegengestaan. EGYPTE — DE WERELD. Israël werd uit Egypte, uit het diensthuis uitgeleid. In Egypte onder Farao slaven; doch na het roepen tot God, Verlost om den Heere te dienen. (Exod. 3:9-10; 8:27). — Ook wij zijn verlost uit de tegenwoordige-booze wereld. (Gal. 1:4). Tot God bekeerd van de afgoden, om den levenden God te dienen. (1 Thess. 1:9-10). DE ZEE EN DE WOLK. Israël ontving in Mozes een dubbelen-doop a) in water en b) in de wolk. (I Cor. 10:1-2 vglk. Hand 1:5; 19: 1-7). Israël, de gemeente des O.-Testaments werd geleid door de Wolk, beeld (type) van den Heiligen Geest. « Naar de mond des Heeren legerden zij zich, en naar den mond des Heeren verreisden zij..... » (Num. 9:15-23; Neh. 9:20 vglk. Openb. 2:7. « die ooren heeft, die hoore wat de Geest tot de gemeenten zegt. » « Want zoo velen als er door den Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods ». (Rom. 8:14). HET MANNA EN DE STEENROTS. « En allen dezelfde geestelijke spijs gegeten hebben. En allen denzelfden geestelijke drank gedronken hebben; want zij dronken uit de geestelijke steenrots, die volgde; en de Steenrots was Christus. » (I Cor. 10:3-4 vglk. Exod. 16:13-36; 17:1-7). Christus zeide: « Ik ben het Brood des Levens zoo iemand van dit brood eet, die zal in der eeuwigheid leven. » (Joh. 6:43-51). Er was overvloed van Manna! Jezus zeide: k Ik ben gekomen opdat zij het leven hebben, en overvloed hebben » (10:10). Het manna moest verzameld worden. Christus moet men aannemen (zie Joh. 1:12). Zijn woord is: « Neemt, eet, dat is Mijn lichaam. » (Matth. 26:26). Noot: Let op! Jezus zeide niet: « Ontvangt, slikt hetgeen de Roomschen doen bij de communie. Omtrent de Steenrots, het Water: « Jezus zeide: zoo iemand dorst, die kome tot Mij, en drinke. » (Joh. 7:37-39; 10:10-14). HET BRAND-OFFER-ALTAAR — BLOED DER VERZOENING. Israël had slechts één altaar der Verzoening, het brand-offeraltaar! — Wij hebben slechts één kruis, één Golgotha, de plaats der Verzoening! (Exod. 27:1-8; Hebr. 10:12-19; 9:22; 1 Joh. 1:7). Het altaar was vierkant. God zeide: Vierkant zal dit altaar zijn. Ons altaar ('t kruis) predikt aan de w'er-einden der aarde: Verzoe- ning! (Matth. 28:19; Hand. 1:8; 2 Cor. 5:19-20). De üier-hoornen prediken ons het vier-Voudig-Eoangelie, n.L: 1' Jezus de Zaligmaker der wereld. T De Geneesheer der kranken. 3° De Dooper met den Heiligen Geest en 4" De Komende Koning (Matth. 3:11; 817- 20:28; 25:31). Dat Kruis-Evangelie wordt ons door vier Evangelisten beschreven. En al de geloovigen die dit Evangelie gelooven en belijden vormen tezamen de ware gemeente, de btad Gods; en de stad lag vierkant, zoo zegt ons Johannes, de ziener. (Openb. 21:16). Lees nog eens Exod. 27: 1: « 5 ellen de lengte, 5 ellen de breedte, en 3 ellen de hoogte. » 'Mm Noot: In het getal 5 hebben we 1+4, d.w.z. 1 = God, de eerofe, de Kunstenaar en Bouwmeester van alles. (Hebr. 11:10) en 4-de Wereld, de vier windstreken. Doch hoe krijgt men 5? Door een kruis ( + ) in *t midden te plaatsen. Nu, God (1) was in Christus ( + ) de wereld (4) met zichzelven verzoenende, tot een-geheel (1 +4 = 5) makende. (2 Cor. 5:19). Gelooüende in de prediking des kruises (altaar), mogen we gedoopt worden in (3) den naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes ». O welk een heerlijke hoogte! Drie ellen hoog! « Uit Hem, door Hem, en tot Hem zijn alle dingen. » (Romein. 11:36; 6:1-5; Matth. 16:21; Gal. 3:27; 4:19; Filip. 3:7-21). « Arme vijanden des kruisses! Want Christus, (ons altaar, kruis) is de Kracht Gods, en de Wijsheid Gods. » (1 Cor. 1:24; 2:2). De hand-hoornen aan het altaar (Exod. 27:6) leeren ons: gaat heen en draagt den Gekruisigden-Christus, aan alle creaturen. ISRAËL — DE LEVIETEN. Israël had één hooge-priester. De gemeente des N.-Testamente eveneens, n.1. Christus. Was het volk Israël, een heilig volk. een priesterlijk-koninkrijk (Exod. 19:5-6). Ook wij zijn een heilig-volk, en een koninklijk-priester-dom. (1 Petr. 2:9). Had Israël slechte éémgen die tot God mochten naderen; heden zijn we allen priesters en mogen vrij gaan tot Gods genade-troon. (Hebr. 4:16; 10: 19-22). Israël als volk was een « uitverkoren-volk ». In de Septuaginta, en ook in Hand. 7:38 « ekklesia » genoemd. De gemeente, vergadering (ekklesia) des N.-Testaments eveneens, maar, een volk uit alle geslacht, taal, en natie; een volk in Christus niet nationaal, noch internationaal, maar super-nationaal, d.w.z. in Christus valt alle onderscheid weg. (Kol. 3:1-11). . _ . Onder het uitverkoren-üo/fe Israël, had God nog een uitverkoren stam, Levi genaamd. De Levieten waren « gegevenen », dus gaoen van God aan Israël. (Num. 3:9). Ook in de N-Test. gemeente, is eene bijzondere uitverkoren-stam (klasse), en wel om vrucht te dragen en de gemeente te stichten (zie Joh. 15:16; Efeze. 4:8-12, n.L: Apostelen, profeten, evangelisten, herders en leeraars (1 Cor. 12:28; 14:29). Deze gaven van Christus door God in de gemeente gesteld, dienen geen kerk of secte, maar het lichaam van Christus, d.w.z. de geheele-ware-kerk- DE WET VAN MOZES — DE WET VAN CHRISTUS. « Als iemand de wet van Mozes heeft teniete gedaan, die sterft » (Hebr. 10:28); doch de mensch, die deze dingen doet, zal door dezelfde leven. (Rom. 10:5). Tot ons klinkt het: « draagt elkanders lasten en vervult alzoo de Wet van Christus ». (Gal. 6:2). De Wet gebiedt, eischt en belooft. Het Wezen van beide-wetten is Liefde. Moge de vorm al veranderen, het wezen blijft hetzelfde. Tot Israël klonk het: dient den Heere. Hebt Hem lief, en gehoorzaamt Zijne geboden. » (Deut. 30:15-20). En ook voor ons geldt: « die mijne geboden heeft en ze bewaart, die is het, die Mij liefheeft » (Joh 14:21-24; 15:14) « —zoo is dan de liefde de vervulling der ^rVet. » (Rom. 13:8-10; Gal. 5:14). En de discipel die waarlijk Christus lief heeft, kan zeggen: « Zijne geboden zijn niet zwaar » (1 Joh. 5:2-3). Lieve lezer-(es)! laat ons niet alleen zijnhoorders, maar óók daders des woords. (Jac. 1:22). Terug tot de Schriften! Gods Woord gehoorzamen meer dan ooit.' EEN ZICHT-BAAR HOOFD! Israël was een Theocratisch-volk. De Heere die gezegd had: « Gij zult Mij een priesterlijk-koninkrijk zijn, was hun Koning. Helaas, na den dood van Jozua, kwam al spoedig de afval (Richt. 2:6-13). « Zij dienden den Baals, en verlieten den Heere » — Helaas, na den dood der Apostelen en hunne leerlingen was de afval al groot. — En ziet, Israël begeerde een zicht-baae hoofd, een Koning, zich gelijkmakende met alle andere volken. « Maar dit woord was kwaad in de oogen des Heeren » (1 Sam. 8:5-7). En de Heere zeide: « Zij hebben Mij verworpen, dat ik geen Koning over hen zal zijn. » — Helaas, ook de N.-Test.-gemeente verlangde een Hoofd, een Paus, d.w.z. een zichtbare-kpning; hoewel Christus haar hoofd is. (Efeze 1:22). Op Hem, Jezus, moeten we zien! (Hebr. 12:2). En naar Zijn Geest en Woord luisteren! De eerste Christenen hielden rekening, met de Tegenwoordigheid van den Heiligen Geest. (Hand. 15:28). Jezus bevel was: « leert alles wat « Ik » u geboden heb ». (Matth. 28:19). Noot: Niet dat de plaatselijke-gemeente geen leider mag hebben. Zeker mag, ja moet er leiding (geen heersching) zijn. (I Petr. 5:1-4). Jezus wordt daarom ook Overste leidsman en Overste Herder genoemd. Samiël richtte het volk. — Dat was geen zonde, maar naar de wil Gods. Gideon verstond zulks, hetgeen blijkt uit zijn antwoord op de vraag: « Heersch over ons ». Maar Gédeons zeide: ik zal over u niet heerschen; de Heere zal over u heerschen ». (Richt. 8:22-23). — Helaas, de Heilige Geest werd meer en meer wederstaan, en het Woord Gods niet genoegzaam gehoorzaamd. De kerk begon zich te verheffen; ziende op de wereld en hare rijkdommen. (Rom. 12:2), trots het bevel: « wordt dezer wereld niet gelijkvormig..... » Lees ook 11:20-22 « zijt niet hooggevoelende, maar vreest anders zult óók gij (evenals Israël) afgehouwen worden ». Noot: Is het niet opmerkelijk dat de Heilige Geest deze woorden door Paulus liet schrijven aan de Kerk te Rome? Is het voorts niet opmerkelijk dat de Apostel Petrus (volgens de R.- Kerk, de eerstepaus) schrijft: « ik die een mede-onderling ben (niet opperste, maar mede). Deze ouderling had geen goud of zilver, maar wél geestelijke kracht. (Hand. 3:5; I Tim. 6:6-12). Niet alleen de persoon, maar ook de Geest van het pausdom, n.L: « heerschen », wordt door de Schrift verboden. (Luk. 22:23-27; Jac. 3:1; 3 Joh. vers. 9). De geest van Christus is de geest van broederschap! Een weiden uit liefde gedreven. (2 Cor. 5:14). Het moet zijn: « de liefde van Christus dringt ons ». DAVID EN SALOMO. David was een man naar Gods hart. Een man die leed en streed voor den Heere. — Dank God, dat mannen als Husz, Luther, Calvijn, Wesley, Booth, Zinzendorf en vele anderen, voor den Heere geleden en gestreden hebben! Salomo, wiens hart meer scheen te wezen bij de planten, dieren, enz. (1 Kon. 4:33), dan in de Wet Gods. (Psalm. 119), waarvan zijn vader David zong: « hoe lief heb ik uwe wet! », kwam, helaas, te vallen. Aan wijsheid en rijkdom ontbrak het hem niet. Evenwel, trots het uitdrukkelijk verbod in de wet, (waarvan hij een dubbel moest afschrijven, en er al de dagen in lezen,): « ook zal hij voor zich de vrouwen niet vermenigvuldigen, opdat zijn hart niet afwijke » (Deut. 17:14-20), overtrad hij het gebod des Heeren. « Alzoo deed Salomo dat kwaad was in de oogen des Heeren. » (1 Kon. 11:1-13). — In de 14" en 15° eeuw waren er ongetwijfeld mannen, geleerden, leiders, die het leven goed begonnen en het werk, dat anderen voor hen hadden opgericht, eerst met groote ernst voortgezet hebben; doch daarna van den Heere af-weken en de A'storeths, Milchoms, Molechs, e. a. afgoden, in welke vorm ook, na-volgden. Erasinus was ongetwijfeld een der grootste geleerden'; toch kunnen wij hem niet als een voorlooper der hervorming beschouwen, al heeft hij veel gearbeid. REHABEAM EN JEROBEAM. « Daarom zeide de Heere tot Salomo: « Ik zal gewisselijk het Koninkrijk van U scheuren, en dat uwen knecht geven » (1 Kon. 11:11; 12: 1-24). Onder Rehabeam, Salomo's zoon gebeurde zulks. Het Rijk scheurde in twee deelen, 10 en 2 stammen. Jeróbeam werd koning over de tien en Rehabeam over de andere twee stammen. (Juda en Benjamin). Eeuwen achtereen was Israël één geweest; nu echter in tweeën gescheurd. Let op! God zeide: « Deze zaak is van Mij geschied ». Wel wilde Rehabeam met het zwaard de eenheid met geweld behouden; doch de Heere sprak: « Gij zult niet optrekken, noch strijden tegen Uwe broederen ». — Eeuwen was de Christelijke-kerk één geweest; doch, helaas, ter oorzake van zonde en afval, werd ze in twee deelen verdeeld, n.L: in de Roomsche-kerk en Protest-kerk. De 10 stammen, zijnde het grootste ge- tal ziende op de R.-kerk en de 2 stammen op de Protest-kerk Wij gelooven dat óók de scheuring in de middeleeuwen een werk des Heeren is. Ook toen werd naar het zwaard gegrepen, vervolgd en gestreden om de kerk weer één te maken. Ach hadde men naar het Woord des Heeren geluisterd, en het nagelaten! DE TWEE GOUDEN KALVEREN — DE Z.G. PRIESTEREN EN HET Z.G. FEEST. Jeróbeam, de koning van de 10 stammen, maakte « twee gouden kalveren » en stelde « zoogenaamde-priesteren » aan, die niet waren uit de zonen van Levi. Voorts maakte hij een « feest in de achtste maand, op den vijftienden dag der maand - gelijk het feest dat in Juda was — welke hij uit zijn hart verdacht had. » (1 Kon. IZ.ZÖ33) — De R.-kerk heeft ook twee gouden kalveren, n.1.: het « ra.uadom » en « Mariadom »>. Bij de Roomschen draait alles om « Maria » en den « paus ». Verders heeft de R.-kerk ook « z.g. priesters » aan- geSe brief aan de Hebreën doet ons klaar zien, het onschriftuurlijke van zulk een daad. Bij de gaven (bedieningen of ambten) door Christus gegeven, vinden we geen priesters (zie Efeze. 4:11). Voorts hebben we hier een na-gemaakt feest op den 15* yan de 8 maand. De Roomschen vieren oP den 15/8 maand, d.i. den 15' Augustus, het « feest van Maria hemelvaart; hetwelk is een nagemaakt reest van Christus' hemelvaart; en eveneens uit het hart verzonnen, en wel door monniken en nonnen. — In de R.-catechismus lezen we: « Waar is Maria nu? Zij is met ziel en lichaam in den hemel verheven boven alle schepselen. Welke eer heeft Jezus aan Zijne H. Moeder bewezen na haren dood? Hij heeft haar met ziel en lichaam ten hemel opgenomen, en aldaar tot koningin van hemel en aarde gekroond. ,. (Mechelsche Cat. bl. 81). Doch in de H. Schrift lezen we nergens deze verzinde bewering! Wij Evangelischen eeren Maria, doch aanbidden haar niet. Het eerste verschijnsel van Mana-vereering (aanbidding, en van de geest van pausdom, werd direct door Christus afgekeurd, en daardoor eens en vooral afgesneden. (Luk. 11:27-28; 22:24-27). Omtrent de twee stammen: « Juda deed wat kwaad was m de oogen des Heeren zij bouwden zich hoogten, en opgenchte beelden » (1 Kon. 14:21-24). — Het Protestanisme, m vele opzichten in beginsel Roomsch, zuiverde niet geheel en al de oude zuurdeesem. Hoogten in allerlei vormen, die ach verhieven tegen Gods Woord bleven voortbestaan, en afgoden werden opgericht. Ach wat is de mensch! (1 Sam. 15:22-23; 2 Cor. 10.3-5; Kol. 3:5; Openb. 3:1-3). ELIA, DE THISBIET — DE TWAALF STEENEN. De afgoderij nam geweldig toe! Droogte en ellende, vervolging en hinken op twee-gedachten (twijfel aan den Heere)! Ziedaar de gevolgen (1 Kon. 17:1; 18:1-21). De profeten des Heeren werden gedood. Sommigen echter werden in 't geheim bewaard en verzorgd. « Toen zeide Elia tot het gansche volk: « Nadert tot mij. En al het volk naderde tot hem; en hij heelde het altaar des Heeren, dat verbroken was. En Elia nam 12 steenen » (Let opl Geen 10 of 2, maar 12!). Hoewel de kerk (Israël's gemeente (dus in tweeën was en het altaar ver broken was; toch openbaarde de profeet Elia hier de eenheid door de 12 steenen, voor iederen stam één. — Moge uiterlijke verdeeldheid bestaan, innerlijk in den Geest zij er toch eenheid in het uitverkoren getal twaalf, de gemeente door den Geest geboren. (Rom. 12:4-5); Efez. 4:3; 1 Petr. 2:5 vglk Joh. 17:21. NOG ZEVEN DUIZEND! — HET OVERBLIJFSEL. Elia in den tijd van groote afval dacht alléén overgebleven te zijn; maar wat zegt tot hem het Goddelijk Antwoord: « Ik heb Mijzelven nog zeven-duizend mannen overgelaten ». (1 Kon. 19:10,18; Rom. 11:4-5). « Alzoo is er dan ook in dezen tegenwoordigen tijd een overblijfsel geworden, naar de verkiezing der genade. » (vlgk. Openb. 2-3). Trots alle afval; de Heere zal ook uit de Christenheid een overblijfsel bewaren! (2 Thess. 2-3). JOAS, KONING VAN JUDA. « En foas deed Wat recht was in de oogen des Heeren alleenlijk werden de hoogten niet weggenomen, het volk offerde nog op de hoogten » (2 Kon. 12:1 v.v.). Hoewel Joas de hoogten liet, begon hij toch het huis des Heeren te verbeteren. — Alhoewel nog vele hoogten van verkeerdheden bleven, begonnen sommigen het « Geestelijk-Huis », in de middeleeuwen te verbeteren. En daarvoor kunnen we reeds dankbaar zijn. HISKIA — HERVORMER. « Hiskia, Koning van Juda, hij deed wat recht was in de oogen des Heeren, naar alles wat zijn vader David gedaan had. Hij nam de hoogten Weg, en brak de opgerichte beelden, en roeide de bosschen uit, en verbrijzelde de koperen slang, die Mozes gemaakt had, omdat de kinderen Israël tot die dagen toe haar gerookt hadden; en hij noemde haar: « een stuk koper » (Nehüstan), een voorwerp wat niets vermag. Hij betrouwde op den Heere en hield Zijne geboden. » (2 Kon. 18:1-7). Dus zelfs de koperen slang werd niet gespaard?! Gelukkig niet! Immers was het niet de slang als voorwerp waardoor de kranke Israëliet genezen werd; maar het geloovig zien op het Woord des Heeren. Gehoorzaamheid aan, en geloof in het bevel Gods bracht redding. Daarom was het dwaas, afgodisch en zondig, de slang te vereeren. — Evenzoo is het zondig het « Stoffelijk-kruis », gelijk de Roomschen doen, te vereeren ». Wij aanbidden het, zegt Thomas van Aquino, met dezelfde aanbidding als Christus ». De afgoderij van de R.-kerk is dus zonneklaar. » (Dr. Krop in « Wat zegt Christus? bl. 74). MANASSE. — VERDER VER. Manasse, helaas, hij deed dat kwaad was in de oogen des Heeren, naar de gruwelen des heidenen Hij bouwde de hoogten weder op, die Hiskia, zijn vader, verdorven had. Hij deed Juda dwalen en zondigen » (2. Kon. 21:1-18). Hoe groot is de verantwoordelijkheid van Koningen en Herders! — Zie Openb. 2-3, de zeven-gemeenten. Schrijf aan den « engel » der gemeente. Met opzet wordt de « voorganger ). hier engel genoemd, om de groote verantwoordelijkheid uitte drukken van het ambt. (Mal. 3:1; Matth. In den grondtekst het enkelvoud gebezigd voor het woordje: «U ». «Ik weet uiue werken ». — Personen als een Hymeneüs, Hletus, Lhotrefes, Julianus de afvallige, e. a.; en bewegingen als Humanisme. Materialisme, Modernisme, Theosofie, enz., hebben veel schade aangedaan. < • '• , , , ... Gode zij dank! dat ook afvalligen na oprecht berouw en belijdenis, weder op den goeden weg kunnen komen. JOS1A — HERVORMER. Josia, Koning van Juda, deed dat recht was in de oogen^des Heeren, hij wandelde in al den weg van zijnen vader David (l Kon. 22-1-20). 1" Hij herstelde het Huis des Heeren. T Het Wetboek gevonden. 3' Brak de opgerichte beelden. 4° En herstelde het Paaschfeest (2 Kon. 23:1-30). - Tijdens de Hervorming werd vee1 aan het Geestelijk-Huis des Heeren verbeterd De H. Schrift, Gods Woord terug gevonden, beelden afgebroken. En ook de leer omtrent het Paaschfeest gepredikt, d.w.z.: Christus is ons Paasch am, en slechts door het geloof - niet door de goede - merken vaJJRome _ in Zijn volbracht werk oP Golgotha. kunnen we zalig worden. (1 Cor. 5:7; Rom. 3:23-28). Voorts werden ook vele afgodische, Heidensche-gewoonten afgeschaft. EZRA EN NEHEMIA — HERVORMERS. Ezra en Nehemia (óók Jozua en Zerubbabel) (Ezra5:1-2; HaggaT Zacharia). zij treden op als Hervormers in: I' Zij bouwden ClSaar; T bouwden het Huis des Heeren; ? deden behjderus van zonden en maakten eene nieuwe toewijding ™**eb°d™ vasten (Neh. 9:1-3). 4' Hielden het feest der Loof-hutten; 5 werSen daarin vreeseü k tegengestaan; 6° Deden recht aan de armen; Tscheidden zich af van de vreemden; 8' Herstelden de Tiende* 9" Mis-bruiken afgeschaft; W Gingen terug tot de H J£»g™J « Zoo verzamelde zich al het volk op de straat en zeiden tot Lzra. oen Schriftgeleerde, dat hij het Boek der Wet van Mozes zou halen. En EÏa. de priester, bracht de Wet voor de gemeente, beide mannen en vrouwen, en allen die verstandig waren om te hooren. t.n hij las daarin van het morgen licht aan tot op den middag; en de ooren des volks Waren naar het Wet boek- En zi, lazen m het Boek duidelijk en den zin verklarende, zoo maakten zij. dat men htt verstond in het lezen ... « En al het volk juichte met een groot gejuich, als men den Heere loofde over de grondlegging van het huis des Heeren ». Doch er was niet alleen gejuich; er was ook, helaas, geween! « Vele van de priesters, en de Levieten, en hoofden der vaderen, die oud waren, die het eerste gezien hadden, weenden met luider stem » (Ezra. 3:10-13). « Zulk een droefenis nu kwam niet voort uit het geloof en kon niet anders dan eene verlammende kracht op de bouwers van het huis des Heeren hebben » (H. Bultema). De profeet Haggaï moest profeteeren: « Wees sterk, wees sterk, wees sterk, al gij volk des lands! Spreekt de Heere, en werkt, Want Ik ben met u, spreekt de Heere der Heirscharen ». (2:1-5). GEEN GEWELD! — MAAR DE KRACHT GODS! « Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijnen Geest zal het geschieden, zegt de Heere der Heirscharen. (Zach. 4:6). — 1" « Altaar-Bouwen ». Na alle aanvallen door het Materialisme, Modernisme, Hooger-Critiek, Atheïsme. Vertreders van het Bloed des Lams, (Hebr. 10:28-31); komt onder zeer velen het verlangen, het Kruis (altaar) hoog te houden, te herstellen, op te bouwen en aan te bieden als het Eenigste Middel (Jezus* Bloed) voor alle menschelijke nooden; 2" « Huis-Bouwen ». De begeerte is bij velen ontwaakt, het Geestelijk-Huis te bouwen, gelijk geschreven staat: « En Zijne Vrouw (de Gemeente) heeft zichzelve bereid ... (Openb. 19:7; 22:11-12; 1 Petr. 1:13-25; 2:1-9); 3" «Gebed en Belijdenis ». Gode zij dank, dat vele geloovigen in de geheele wereld, behoefte hebben eene nieuwe toewijding te maken. Er komt een belijdenis van zonden, gebed en vasten; een roep om bededagen, ja, om Nationale-Gebeds-dagen en verootmoediging voor God. (Denk ook aan de dagen in 1901 en 1904-5 in Amerika en Wales). 4* « Herstellen — Loofhutten-feest ». Het Loofhutten-feest of het feest der blijdschap is weder-gekomen en wordt gevierd onder hen die zich verootmoedigd hebben met vasten en gebed; dewijl de Heere Zijn' Geest uitgestort heeft. Ook heden kan Hand. 13:52 aan ons vervuld worden: « en de discipelen werden vervuld met Blijdschap en met den Heiligen Geest ». O heerlijke f/reugde-Olie! (Hebr. 1:9; Joh. 15:6-14). 5" « Oppositie ». Gelijk Israël hevig bestreden werd en door allerlei listen, geschrijf, laster en leugens veel te lijden had van half-geloovigen (Samaritanen) en vijanden (Samballat, Tobia, e. a.); alzoo hebben diegenen, welke het feest der Blijdschap mochten beleven en de herstelling van 's Heeren-Huis oprechtelijk begeeren, zeer veel tegenstand van z.g. geloovigen, die al het mogelijke doen, door woord en pen, ja met laster en leugens, deze blijde en arbeidende geloovigen, tegen te werken, en het werk trachten te vernietigen, (Hand. 5:38-39). Doch tevergeefs! Want de Heere heeft gezegd: Wees sterk, Ik hen met U, de Heere der Heirscharen! » Amen. En gelijk Ezra en Nehemia, en de hunnen deden — niet terug schelden, maar God baden en vertrouwden —; alzoo moeten ook wij doen. (1 Petr. 2:21-23). « En Israëls' vijanden maakten eene verbintenis.....; maar wij baden tot onzen God, en zetten wacht tegen hen ». Laat ons óók biddende én wakende zijn; gelijk de Heere geboden heeft: « Waakt en Bidt ». 6° « Recht aan de Armen ». Meer dan ooit vraagt in deze crisis-tijd het werk der « diaconie » onze aandacht. Jezus zeide: « De armen hebt ge altijd met U ». (Joh. 12:8). In den Pinkster-tijd werd omgezien naar mannen, vol des Heiligen Geestes en der wijsheid over deze noodige zaak » (Hand. 6:3). De drie-pilaren der waarheid, (Jacobus, Cefas en Johannes) stelden, bij het geven van de rechterhand aan Paulus en aarnabas, de eisch: « dat wij den armen zouden gedenken; hetwelk ik, Paulus, ook zelf benaarstigd heb te doen ». (Gal. 2:10; 4:18; 6:2,9-10; Hebr. 13:5). Laat ons den armen geen oneer aandoen. God heeft de armen uitverkoren om erfgenamen des Koninkrijks te worden. Jac. 2:5-6). T « Afzondering van vreemden, d.w.z. onbekeerden ». Het zaad Israëls scheidde zich af van de t?reemden. Ook heden zien wij een verlangen naar afzondering, afscheiding van de wereld en schijn-geloovigen. Deze afzondering wordt ons allen bevolen. De Heilige-Geest werkt dit verlangen in alle oprechte kinderen Gods. (Filip. 2:12-15; Rom. 16:17-21; 2 Cor. 6:16-18; 7:1; 2 Tim. 2:14-26; Hebr. 13:7-17). 8" « Herstelling-Tienden ». Eeuwen vóór de wetgeving gaf de vader der geloovigen. Abraham, tienden (1/10), (Hebr. 7:6; Gen. 14:20). Een Christen geeft natuurlijk veel meer dan 1/10, dewijl hij leeft in de volheid der genade, en zich verlustigen kan in de werkelijkheid der heils-goederen. Toch is het zeer aan te raden, te doen wat vader Abraham deed — een Goddelijke-regel later aan Israël bevolen — en 1/10 (plus vrijwilige-offeranden) Gode te offeren. Plaats laat hier niet toe op dat gewichtigdeel van de eeredienst nader in te gaan; doch vele geloovigen getuigen van veel zegen, die dezen Goddelijken regel volgen. (Mal. 3:8-10; 1 Cor. 16:2; 2 Cor. 9:6-8). 9" « Mis-bruiken afgeschaft ». De gemeente des N.-Testaments heeft de laatste vijf eeuwen vele misbruiken afgeschaft. Laat ons ook voor ons persoonlijk leven, — een elk lid der kerk — denken aan de verzen uit het laatste hoofdstuk van onzen dierbaren Bijbel: « die heilig is, dat hij nog geheiligd worde ». 10* « Terug naar de Schriften ». Alles deed men aan de hand van de H. Schriften. De hervormers vroegen: « Wat zegt de Schrift? » (zie Neh. 13:1-12 e. a.). De H. Schrift, — geheel —, Gods Woord, 'is ons eenigst richtsnoer des geloofsl Terug, niet naar een boek van een hervormer; maar naar het Boek des Heeren. Terug, niet naar Dordt of Rome, maar naar Jeruzalem, de opperkamer, voor ééndrachtig-gebed en ééndrachtige-prediking. (Hand. 1:14; 4:33; 6:4; 1 Cor. 1:10). Er was ten tijde van Ezra en Nehemia: godsdienstzin, eenheid onder de verstandigen, offervaardigheid, werk-lust (« want het hart des volks was om te werken »). Geve de Heere, de God van Israël, aan leiders en leden in de Christelijke kerk, eeneriet hart, als ten tijde van Hizkia (2 Kron. 29:1-16; 30:6-11; 31:2-10). Dat ook de hand Gods in ons midden mag komen. Dat ook vrij uit Israël's geschiedenis moge leeren! « Zoo dan: die meent te staan, ziet toe, dat hij niet valle ». (1 Cor. 10:11-12; Hebr. 3:19; 4:1-2). Verschenen van den zelfden schrijver Brochure : " Aangedaan zijn met Kracht uit de Hoogte „ Prijs : 2 ïrank (België) en 15 cent (Holland) Verkrijgbaar ; EVANGELISCHE KERK St. Bernardsche steenweg. 503, Hoboken (bij Antwerpen) en Mej. S. Van Hoften, Vlietstraat, 40', Amsterdam Drukk. SNELDIENST, J. De Geyterstr., 55, Antwerpen.