CB 30087 Cent. Behoud den rechten weg. door E. SCHUURMAN. Nadruk verboden. L. S. Deze brochure is geschreven, om datgene, wat God aan Zijn volk heeft gegeven, naar voren te brengen. Een ieder beproeve zich zeiven, in hoeverre hij het Woord des Heeren heeft aangenomen. E. SCHUURMAN. ZWOLLE, Frans Halsstr. la. Jan. 1929. Hetgeen God de mensen wil geven, overtreft al het denken en gevoelen. Onkundig zijt gij in deze zaken, zoo gij Jezus Christus niet hebt aangenomen. Want wat het oog niet heeft gezien en het oor niet heeft gehoord, en in het hart des menschen niet is opgeklommen, hetgeen God bereid heeft dien die Hem vreezen. 1 Cor. 2 : 9. Hieruit ziet gij ten duidelijkste God niet te kunnen verstaan, zonder Hem lief te hebben. Wanneer gij Hem liefhebt, gelooft gij in Jezus Christus en den Heiligen Geest. Daarom kunt gij niet indringen in de verborgenheden des Heeren, zonder den Heiligen Geest. Nu is het ook te begrijpen, dat de Apostel Paulus zegt: „De natuurlijken mensen begrijpt niet de dingen die des Geestes Gods zijn, want zij zijn hem dwaasheid, en hij kan ze niet verstaan omdat ze geestelijk onderscheiden worden, vers 14. Alhoewel de mensch wel gaarne wil begrijpen, is dat toch niet mogelijk, omdat de Geest alle dingen onderzoekt, ook de diepten Gods. vers 10. Over datgene wat Joël sprak: „En daarna zal het geschieden, dat Ik Mijnen Geest zal uitgieten over alle vleesch en uwe zonen en uwe dochteren zullen profeteeren, en uwe ouden zullen droomen droomen, en uwe jongelingen zullen gezichten zien ja ook over de dienstknechten en over de dienstmaagden zal Ik in die dagen Mijnen Geest uitgieten" Joël 2 : 28 — 29, hebben vele menschen gedachten aangenomen. Alhoewel de vervulling geschiedde op den Pinksterdag Hand. 2 : 17—18, nemen niet allen deze belofte aan. Misschien denkt gij, dat het voor u niet is; maar daar Joël spreekt „over alle vleesch," geeft dit ons de vrijheid om aan te nemen, dat het waarlijk voor alle menschen is, want er worden verschillende menschen genoemd zonen, dochteren, ouden, jongelingen, dienstbaren enz. in één woord voor allen die gelooven. Bij God bestaat geen rang en stand. Zoo is het dan mogelijk, om in gemeenschap met God te komen Gij kunt omkleed worden met Zijne majesteit en heerlijkheid, Ja, gij kunt een tempel Gods zijn en de Geest Gods kan in u wonen. 1 Cor. 3 : 16 Welk een genade, dat God zich in en door het volk wil openbaren. Men moest met verlangen uitzien naar deze openbaringen. Wanneer het nu de wensch van ons hart, en het verlangen onzer ziel is, om daartoe te geraken, zullen wij ons noodzakelijk moeten bepalen bij het Woord des Heeren. De onuitsprekelijke goedheid des Heeren en de liefde die Hij had tot de verlorene menschheid dus ook tot u, geeft de vrijmoedigheid, om door het geloof af te dalen in de diepten Gods, daartoe geleid door den Heiligen Geest. Wat zou het baten voo den mijnwerker, wanneer hij ongewapend in de groeve afdaalde ? Immers niets, want buiten eenige twijfel zou hij verdwalen, of zich stooten, en het ergste, hij zou niet kunnen arbeiden, en nimmer zouden de schatten, die zich in de ingewanden der aarde bevinden, naar boven gebracht worden. Natuurlijk is hij zoo verstandig om een brandende lamp mede te nemen, en datgene, wat hij noodig zou kunnen hebben. Waartoe is die lamp noodig? Enkel om licht te geven opdat hij zou kunnen zien ? Daartoe in de eerste plaats, maar hare bestemming is ook een andere, n. L om te waarschuwen voor giftige gassen, die zich in de mijngangen bevinden. Welk een schoon voorbeeld voor ieder kind van God. Het zal u niets geven, ongewapend af te dalen; enkel moeite en verdriet. Daarom kan God van de algemeene verwarring die er heerscht niet de schuld dragen. Wat zal de Heere er aan doen, indien gelijk ook in Paulus tijd, de één zegt: „Ik ben van Paulus, en ik van Apollos, en ik van Cefas" 1 Cor. 1 : 11. Dezelfde gevoelens, die ook heden bestaan, zullen er toe geleid hebben, om den één voor den ander te trekken. Want een deel zeide: „Paulus moeten wij hebben". Misschien omdat hij goed spreken kon, of vele krachten deed. Een ander deel van het volk zeide: „Van Paulus willen wij niets weten, hierom en daarom, maar Apollos, dat is een man uit één stuk; en diep dat hij kan spreken, ja het is verbazend." Dan komt daar het derde deel. „Och", zeggen zij, „gij allen weet er niets van, wat is nu Paulus of Apollos. Cefas, die is door den Heere verkoren; zie maar eens naar zijn wandel, en zie, hoevelen er bij hem bekeerd worden; die man moet gij aanhangen." Natuurlijk bestraft de Apostel dit, en zegt, dat, wanneer zij alzoo stonden, zij vleeschelijk waren. Want wie is Paulus, wie is Apollos, niets anders dan dienaars door welke gij geloofd hebt, en dat gelijk" de Heere aan een iegelijk gegeven heeft. 1 Cor. 3:5. Ik heb geplant, Apollos heeft nat ge: maakt, maar God heeft den wasdom gegeven, vers 6. Wat is dan wel de weg ? Niets anders dan op Christus te zien. Maar om dat het volk in dezen tijd dat ook niet doet, kan de Heere zich niet in meerdere mate openbaren. Is Christus niet veel meer dan de geleerdste man? Hij, de Zoon van God, die de heerlijkheid die Hij had bij den Vader, verlaten heeft; Hij de reine de Heilige, de Waarachtige, de Getrouwe, gegeeseld, geslagen, bespot en gehoond geworden, en genageld aan het hout des kruises. Voorzegd door vele profeten, voorzegd vanaf de schepping der wereld. Hij, die zoovele wonderen en teekenen gedaan heeft, Hij die onder het volk was als liegende, en nochtans der blinden oogen opende, stommen deed spreken, melaatschen reinigde, en dooden het leven terug gaf; die in alles zich ootmoedig en vriendelijk gedroeg, en hierbij nog gevoegd de geweldige strijd in Gethsémane; zie als ge dit alles aanmerkt, dan zal het u ten eenmale duidelijk zijn dat zulk één waardig is, om verheven te worden, boven ieder mensch. Hoe groot en machtig hij ook mocht wezen, Jezus Christus overtreft hem. Die naam schittert boven alles. Neem aan dat gij een voorbeeld moest nemen aan een mensch, hoé bedrogen zoudt gij dan uitkomen. Leen uw oor nimmer aan menschen, die b.v. zeggen, dat zij last hebben ontvangen van God en dat niemand anders dan door hen zalig kan worden, of den Heiligen Geest ontvangen. Het is dwaasheid om daaraan te denken of ook maar eenigen tijd onze gedachten mee bezig te houden Allen die zulks zeggen, zijn niet uit God, want het Lam is geslacht en door Hem heeft het volk verlossing, door Hem ontvangt de mensch den Heiligen Geest; gij wordt niet zalig door een mensch Het gaat het volk gelijk het Israël eenmaal ging in de woestijn. Toen Mozes vertoefde te komen, wilden zij goden hebben, die voor hun aangezicht gingen, Aaron bezweek, en zij maakten een gouden kalf. Welk een dwaasheid om dat te doen, zult gij zeggen. Het is evengoed dwaasheid om een mensch te verafgoden, zeer zeker. Want wie is nu voor u gekruisigd, of wie is uw Middelaar? Is dat niet Jezus Christus ? Is Jezus niet de plaatsbereider, of is het een hervormer of stichter ? Gij zult wellicht zeggen: „O neen geen mensch maar Jezus is het". Maar dan moet gij dat ook in der waarheid bewijzen, door uw handel en wandel. Dan moet gij Hem geheel uw vertrouwen schenken, en Zijn Woord in zijn geheelen omvang aannemen. Het moet met gouden letters in uw hart gegrift zijn, dat Hij uw Verlosser uw Zaligmaker is. Dit geschiedt enkel door het geloof, en dan doet gij afstand van alle leerstellingen, formulieren, artikelen enz. Wat verdient nu meer onze belangstelling: de boeken van anderen of de Bijbel. Sommige hoofden zijn volgepropt met Christelijke verhalen, maar o wee, wanneer de bijbel te pas komt, dan weten zij daar maar zoo weinig van af. Onze volle aandacht behoort de bijbel te hebben, willen wij ingeleid worden in datgene, wat na Christus hemelvaart door Hem aan Zijne kinderen is gezonden. Met gedachten, uitspraken of gezegden woordverdraaiingen of ontkenningen of iets dergelijks, zullen wij ons niet ophouden, of er ons aan over geven. Neen, het Woord des Heeren zal spreken. Het is zoo noodzakelijk, dat de Heilige Geest in het volk geopenbaard wordt. Niets hebt gij aan Jezus Christus buiten den Heiligen Geest. Denk den Heiligen Geest weg, en gij bemerkt dat er een doode vorm overblijft, geen krachten kunnen er meer gedaan worden; alle openbaringen houden op. Vrede en blijdschap is er dan niet. De door Hem beloofde Trooster kwam op den Pinksterdag Die Geest zou het uit het Zijne nemen zegt Jezus en het ons verkondigen. Joh. 16 : 7 — 14 Die i Geest leidt een ieder tot het leven. Niemand'komt f tot het leven dan door den Heiligen Geest Het is de Geest die de wereld overtuigt van zonde en van gerechtigheid en van oordeel. Joh. 16-8 Zoo is het dan Jezus Christus, die zich aan het hart des menschen openbaart. Daarom hebben allen, die vergeving van zonden ontvingen in hun leven, ook een werking van den Heiligen Geest ervaren. Maar dit moet gij niet verwarren met den doop des Geestes. Want Petrus zeide op den Pinksterdag : Bekeert ir, en een iegelijk van u worde gedoopt m den naam van Jezus Christus tot vergeving der zonden, en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen. Hand. 2 : 38. Wanneer nu bekeering en de gave des Geestes hetzelfde was, zou dat hier natuurlijk niet afzonderlijk genoemd zijn. J s Velen zijn bang voor den Heiligen Geest Sommigen zeggen dat het iets nieuws is. Het spreekt vanzelf, dat dit verkeerd is, want het is de oudste openbaring, die er bestaat. Alle andere openbaringen zijn van lateren datum, en daaruit is te verklaren dat deze menschen niet staan volgens het Woord van God, Jezus Christus is het fundament en niemand kan een ander fundament leggen Indien gij dan op woorden en gedachten van personen gaat bouwen, komt er verwarring. Waarom vreezen de menschen toch zoo ? De een zegt: „Pas maar op, wees voorzichtig; o, het kan zoo licht verkeerd gaan en het is zulk een gevaarlijke zaak, deze doop des Geestes". Een ander wil het in overeenstemming brengen met demonische machten, en een derde is er nog dwazer aan toe, door te zeggen, dat het in 't geheel niet meer noodig is. Uit deze drie .hoofdgedachten komen vele andere gedachten voort, en sommigen meenen zelfs bewijzen te hebben, doordat er wel eens iemand verkeerd heeft gehandeld. Maar maakt nu het ongeloof van eenigen de zaak des Heeren te niete ? Veronderstel, dat er een ambtenaar is, die oneerlijke handelingen pleegt, wordt daarvoor de geheele staat aangekeken ? Neen, die man wordt heel eenvoudig afgezet, en alles gaat zijn gewone gang. Toch heeft een zeker deel der menschen vele vonden gezocht, en veroordeelen het Woord des Heeren, dat uit den hemel komt. De Apostel zegt: „Jaagt de liefde na, en ijvert om de geestelijke gaven, maar meest, dat gij moogt profeteeren". 1 Gor. 14 : 1. Nu stellen daar anderen tegenover, dat men voorzichtig moet zijn. IJveren aan den eenen kant, voorzichtig zijn (dus niet ijveren) aan den anderen kant. Wat moet het nu wezen? Natuurlijk, wat het woord zegt. Dwaas is het om anders te redeneeren, en gij kunt ook niet anders aannemen, dan dat degenen die hiertegen waarschuwen, kwade arbeiders zijn. De profetie is niet voor één keer gegeven, neen, die is voor alle tijden want de Apostel zegt, dat twee of drie profeten spreken. 1 Cor. 14 : 29 en vers 39. IJvert om te profeteeren; duidelijk genoeg, dat daar ook heden profeten onder het volk behooren te zijn. Nu spreekt de een er zoo over en een ander weer anders, maar met dat al schiet men niets op, en de Geest wordt geheel uitgebluscht. Ook zijn daar menschen, die de profetie'veroordeelen. Wel spreekt het Woord van oordeelen, 1 Cor. 14 : 29, maar niet van veroordeelen. Het onderscheid daar tusschen is groot. Oordeelen heeft niet deze beteekenis, dat de mensch zou mogen straffen. Zou God den mensch die macht geven ? Is het niet zoo dat de Heere straft? Want, wanneer wij zullen aannemen, dat de macht , aan den mensch is gegeven, dan kan er naar willekeur gehandeld worden. Het is niet mogelijk, dat het eene lid over het andere lid heerscht. Wel behoort daar een noodzakelijke orde en tucht, in de gemeente te wezen, maar het blijft verre van heerschen of iets dergelijks. Alles zal in den Heiligen Geest moeten zijn. En wanneer degenen, die oordeelen, in dien Geest zijn, zal hun oordeel ook rechtvaardig wezen. Veroordeelen heeft een geheel anderen zin .Zooals gij weet, wordt dit aan rechters overgelaten. Hij die veroordeelt staat als een zekere machthebber. Hij staat voor zichzelven, heeft m dat opzicht geen andere macht boven zich maar naar zijn eigen inzichten veroordeelt hij zijn medemensen. Maar een kind van God, die een ander kind van dien zelfden God zou moeten oordeelen, kan niet anders dan zijne gedachten nederleggen, want hij staat niet voor zich persoonlijk, maar heeft zich te onderwerpen aan het oordeel des Heeren. Wat God wil spreken door den mensch is dan natuurlijk goed. Daarom zegt de Apostel Johannes in zijn eerste brief hoofdstuk 4:1: „Beproeft de geesten of zij uit God zijn." Hier wordt, zooals gij duidelijk ziet, niet van veroordeelen gesproken; men gevoelt, dat er een. aanmerkelijk verschil is tusschen deze beide woorden. Veeleer zegt de Apostel: „Veracht de profetiën niet". Thess. 5:20 Zoo wordt in de gemeente wel het onderscheiden der geesten aangetroffen, 1 Cor. 12 : 10, maar niet het veroordeelen der «eesten. De profetie is zeer noodig in de gemeente, want de verborgen dingen des harten worden geopenbaard 1 Cor. 14 : 25. Dit vindt de mensen niet aangenaam, en daarom staat hij er misschien veroordeelend tegen over. In een volgend werkje hoop ik, zoo de Heere wil, hier nader op terug te komen, en vooral datgen te behandelen, wat in de gemeente de Heeren behoort te wezen. Voorzeggingen aangaande den Heiligen Geest: De profeet Joël spreekt op zeer duidelijke wijze tot het volk, wat gij kunt vinden in loël 2 : 28 - 29. Johannes sprak: „Ik doop u wel met water tot bekeering, maar die na mij komt is sterker dan ik, Wiens schoenen ik niet waardig ben Hem na te dragen, die zal u met vuur doopen. Matt. 3:11 Markus 1 ; 8, Lukas 3 : 16, Joh. 1 : 33. En Jezus getuigt het zelve ook, dat de Heilige Geest zou komen: „Indien gij Mij liefhebt zoo bewaart Mijne geboden, en Ik zal den Vader bid- den en Hij zal u eenen anderen Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid" Joh. 14 : 15 en 16, zie verder Joh. 14 : 26, 15 : 26, 16 : 7, 16 : 13. Zijn deze getuigenissen nu niet meer betrouwbaar? Of is het misschien veranderd? Kunt gij nü gelooven ? Of moet gij nog eenigen tijd wachten ? Verouderd zijn ze niet, want zoovele beloften Gods als er zijn, die zijn in Hem ja en amen. Is het zoo moeilijk om de woorden des Heeren aan te nemen ? Versta toch dat het komt door uw ongeloof. Zuiver den ouden zuurdeesem uit, en geeft den Satan geen plaats, maar wedersta hem liever. De vervulling van de belofte: En zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest. Hand. 2 : 4. Hoe zullen hunne harten verlangend geweest zijn. De Geest des Heeren kwam uit den hemel, want daar geschiedde haastiglijk. een geluid als van eenen geweldigen gedrevenen wind, en vervulde het geheele huis waar zij zaten en van hen werden gezien verdeelde tongen als van vuur, en het zat op een iegelijk van hen. Hoe? Zouden wij ons daar heden aan kunnen onttrekken ? Dit was niet het einde zooals sommigen meenen. Hiermede was het bij God niet afgeloopen; neen hier hebt gij voor u het allereerste begin van de openbaring des Heiligen Geestes. Want wanneer dit het begin en het einde geweest zou zijn, hoe is het dan te verklaren, dat de Heilige Geest ook kwam over het huisgezin van Cornelius ? V De Heilige Geest was uitgestort; de beloften waren vervuld, maar daar bleef het niet bij, dat was niet voldoende, ook andere geloovigen, ook wij moeten gedoopt worden in den Heiligen Geest Want bij Cornelius was het alzoo: Als Petrus nog deze woorden sprak viel de Heilige Geest op allen die het Woord hoorden, Hand. 10 : 44, en in zijne verantwoording zegt Petrus Hand. 11 : 15 ' „En als ik begon te spreken, viel de Heilige Geest op hen gelijk ook op ons, in het begin." Op geen andere manier zou hij het den broeders duidelijker kunnen verklaren, want velen waren op den Pinksterdag tegenwoordig geweest. In onzen tijd is het zoo vreemd als men den Heiligen Geest ontvangt. Dit verhindert evenwel niet, dat de Apostel Paulus het een gewone zaak achtte. Want op een keer komt hij te Efeze, en vindt daar eenige dicipelen.' Hij doet hun de vraag, of zij den Heiligen Geest ontvangen hebben, als zij geloofd hadden. Hand. 19 : 1 - 6. Zij verwonderden zich daarover, en zeiden zelfs niet te weten, dat er een Heilige Geest was. Maar Paulus legde hun de handen op en zij ontvingen den Heiligen Geest. Uit deze drie feiten is het voldoende komen vast te staan, dat de uitstorting op den Pinksterdag niet het begin en het einde tegelijk was, maar dat de Heilige Geest altijd zou blijven tot in der eeuwigheid. Joh. 14 : 16. De zon is niet geschapen om één dag te schijnen, en met haar stralen het aardrijk te verwarmen, maar zij is geformeerd om alle dagen, zoolang zij bestaan zal haren dienst te doen. Zoo is ook de Heilige Geest uitgestort, .om ten allen tijd het volk te leiden. Nu zijn deze drie geschiedenissen voor velen niet voldoende om in de uitstorting van den Heiligen Geest voor dezen tijd te gelooven, maar als dit niet voldoende is, wat zal er dan moeten gebeuren om het u te doen gelooven. Dit is zeker, gij kunt niet vergen van den Heere dat Hij u onschuldig zal houden. Wat is het teeken dat men den Heiligen Geest heeft ontvangen ? Niets is minder eenvoudig, om dit te verstaan, en wanneer gij wilt, is het niet moeilijk om tot klaarheid te komen. Op den Pinksterdag begonnen zij te spreken met andere talen, Hand. 2 : 4, en het volk werd beroerd, en ontzette en verwonderde zich want een iegelijk hoorde hen spreken in zijn eigene taal, Parthers, Méders en Elamieten, en en die inwoners zijn van Mesopotamië en Judéa, en Cappadocië, Pontus en Azië, Frygië en Pamfylië, Egypte en de deelen van Lybië, hetwelk bij Cyréne ligt, en uitlandsche Romeinen, beide Joden en Jodengenooten, Kretenzen en Arabieren, zij hoorden hen in hunne eigene talen de gróote werken Gods spreken. Zij verwonderden zich en zeiden : „Zijn deze niet die daar spreken Galileërs ? Hiermede wilden zij zeggen, dat het geen geleerde menschen waren; dat zij niet uit zichzelven deze talen kenden, dat het maar eenvoudige menschen, arme visschers waren. Moet dit geen groote aantrekkingskracht hebben voor het volk des Heeren, en zou het hun niet moeten uitdrijven tot den Heere? Een Petrus schaamde zich niet om te spreken in andere talen, maar wel de Christenen van dezen tijd. Zouden zij zooveel meerder zijn dan Petrus? Sommigen spotten en zeiden: „Zij zijn vol zoeten wijns". Zoo wilde de duivel het werk des Heeren te niete maken, en dreef er de spot mede, hetgeen ook heden het geval is. Waarom neemt gij de talen niet aan? Of was het misschien anders bij Cornelius, of bij de mannen in Efeze? zie Hand. 10 : 46, en Hand. 19 : 6. Gij ziet het, zij spraken in vreemde talen. Bij Cornelius bemerkten Petrus en de zijnen het aan het spreken in vreemde talen, dat deze heidenen den Heiligen Geest ontvingen, want zij ontzetten zich. Hand. 10 : 45 en 46 Ook in Efeze wordt het bevestigd, ook daar sprak men in vreemde talen, Hand. 9 : 6. Gij denkt toch niet dat het spreken in vreemde talen verouderd is geworden, of dat het nu niet meer nuttig zou zijn ? Waarom gaf God het dan toch ? Of is het misschien, dat gij denkt, dat het in besloten kringen geheel overbodig zou zijn ? Maar waren de discipelen in Efeze ook niet in een besloten kring? Waren zij niet met eenigen bij elkaar? Zeer zeker, het kan niet anders gelezen worden Dacht gij, omdat wij in Nederland zijn, en wij elkaar kunnen verstaan, dat het niet meer noodig is ? Waarom is het dan toch in de gemeente vertegenwoordigd, in Cor. 12 : 10 staat: een ander menigerlei talen, een ander uitlegging der talen vers 11, doch deze dingen alle werkt één en dezelfde Geest, deelende aan een iegelijk in het bijzonder gelijkerwijs Hij wil. Ik schrijf hier niet, dat de gave der talen en het spreken in vreemde talen bij de doop des Geestes hetzelfde is, maar ik stel u alleen de vraag; Heeft deze zaak een plaats in de gemeente ? Wij hebben niet te beslissen of iets noodig of iets nuttig of noodzakelijk is; dat recht heeft alleen God. Het is in den Heiligen Geest; die Geest komt van God, dus het is goed en het volk heeft het maar aan te nemen, zoo als God het beschikt. Of heeft de Heere misschien iemand gevraagd toen Hij de aarde schiep of dit of dat wel zoo naar des menschen wil was ? Neen, God zag dat het goed was, en wij als menschen hebben daar niet in te treden, want wie is Zijn Raadsman geweest? Daar blijft niets anders over, dan om te zwijgen, want hetgeen God doet, dat is welgedaan. Men komt ook niet in een bijzonderen toestand van bewusteloosheid of iets dergelijks. Neen, de Heere openbaart zich, en de wijsheid die van boven komt is ten eerste zuiver, Jac. 3 : 17. De Apostel Paulus schrijft in 1 Cor. 14. over de vreemde taal niet afkeurend, of in dezen zin, dat zij voorikomt uit de mensch of iets dergelijks. Hij spreekt daarover heel goed en zegt: „Verhindert niet in vreemde talen te spreken" 1 Cor. 14 : 39. De Apostel schaamde zich niet, dat zij spraken in andere, talen, zooals de Geest hun gaf uit te spreken. Ja, hij zegt: „Ik dank mijnen God, dat ik meer vreemde talen spreek dan gij allen/' 1 Cor. 14 : 18. Daarom moet men zich geheel overgeven aan den Heere. Hoe kunnen wij den Heiligen Geest ontvangen ? Dit kan geschieden door, en ook zonder handen oplegging. Wij lezen: En als Paulus hun de handen opgelegd had, kwam de Heilige Geest op hen Hand. 19 : 6. Op den Pinksterdag werden zij vervuld met den Heiligen Geest. Hand. 2 : 4a, en bij den doop van Cornelius staat er: En de Heilige Geest viel op allen, die het Woord hoorden. Hand. 10 : 44. Zoo 'zien wij dan, dat de Heere vrijmachtig is, om te doen wat Hij wil, en men kan geen leiddraad in deze volgen. Ik hoop, dat gij u aan het Woord des Heeren zult overgeven. Weest niet ongeloovig maar geloovig. Verder verkrijgbaar de brochure. „ Wat zegt Oods Woord", d 20 Cent per stuk. De beide brochures voor verspreiding bij getallen minder. Samenkomsten ZWOLLE, Voorstraat 17 Zondagsmorgens 10, en 's avonds 7 uur. Donderdagsavonds half acht. MEPPEL, Gebouw „Hulp in Lijden" Zondagsmorgens 10 uur, en 's av. half acht Woensdagsavonds 8 uur.