CB 30474 Q| IlSJ m © l — HET — I I GULDENBOEKJE I © © EENIGE BIZONDERHEDEN UIT DEN BIJBEL ÉN UIT DE LEER EN DE GEBRUIKEN DER KERK VOOR CATECHISATIËN, SCHOLEN MET DEN BIJBEL EN HUISGEZINNEN. DOOR EEN PREDIKANT. 2BI—220e DUIZEND J. H. KNIERUM — GORINCHEM Prijs 10 cent; 50 ex. f4.50; 100 ex. f8. m HET GULDEN BOEKJE Eenige bizonderheden uit den Bijbel, en uit de Leer en de Gebruiken der Kerk, voor Catechisatiën, Scholen met den Bijbel en Huisgezinnen. Door een Predikant. 201«—220° duizend J. H. KNIERUM — GORINCHEM. DE BIJBEL. Lees mij vrij zevenmaal, Ja, zeventig maal zeven! Nog vat uw brein 't niet al, Wat in mij is geschreven. Hoe meer gij in mij zoekt, Hoe meer gij in mij vindt, Hoe meer gij in mij leest, Hoe meer gij mij bemint. Oats. INHOUD. Bladz. Wie is God? ' 4 Gods Eigenschappen 4 Register der Bijbelboeken . 4 De apocryphe Boeken 7 De zes Scheppingsdagen 7 De Zondvloed 8 De twaalf Zonen van Jacob ' 8 De twaalf Stammen Israëls 9 De tien Plagen in Egypte . . 9 De Wet des Heeren . . \ 9 De Verdeeling der Wet 12 De drie soorten van Wetten . . ..12 De Tabernakel 12 De Israëlietische Peesten en andere heilige Tijden . . 13 De zes Vrijsteden -.~ . . 15 De namen der Richter'en 15 De Koningen yan Juda en Israël. : 16 Profeten 16 Eenige Profetieën aangaande Jezus 17 De drie Ambten van Christus. . . .». 18 Verdiening en Toepassing . . . ., 18 De twaalf Jongeren van Jezus 19 De Zaligsprekingen 19 Het Onze Vader 20 Eenige Gelijkenissen des Heeren ......... 20 Eenige Wonderen des Heeren 22 De zeven Kruiswoorden ..23 De Verschijningen van den verrezen Heiland .... 24 Menschen, die uit den dood zijn opgewekt 24 De twee Staten van Christus 25 Aanwijzing van eenige voorname zaken uit Oud en Nieuw Testament 26 De twee Sacramenten. 28 De Geloofsartikelen 29 Vierderlei Geloof 30 De Christelijke Feestdagen 30 De Drie Formulieren van Eenigheid 31 Wat den mensch noodig is te weten tot Zaligheid . . 31 Joden en Mohammedanen . 32 De Hoogepriesterlijke Zegen 32 De Apostolische Zegenbede ... . . . 32 Wie is GodP God is een oneindige, volmaakte Geest. Eén wezen; nochtans onderscheidt Gods Woord drie Personen: den Vader, den Zoon en den Heiligen Geest. Gods Eigenschappen. ^Gods onafhankelijkheid, eenvoudigheid, eeuwigheid, overaltegenwoordigheid, onveranderlijkheid. Dat zijn de onmededeelbare eigenschappen Gods. De mededeelbare eigenschappen zijn: de eigenschappen des Verstands: alwetendheid .en wijsheid; de eigenschappen van den Wil: goedheid, (liefde, genade, barmhartigheid, ontferming, geduld, verdraagzaamheid, lankmoedigheid, enz.); heiligheid, (rechtvaardigheid, toorn, enz.); de eigenschap der Macht: almacht. Dat zijn de eigenschappen of deugden Gods; en die moeten door zijn volk worden verkondigd. '■ . ' (l Petr. 2 : 9). Register der Bijbelboeken. DB BOEKEN VAN HET OUDE TESTAMENT. / Genesis. 17 l Exodus. Geschiedkundige < Leviticus. Boeken. I Numeri. Deuteronomium. Jozua. Bieb. teren. Ruth. vervolg 1 Twee boeken van Samuël. Geschiedkundige ( Twee boeken der Koningen. Boeken. i Twee boeken der Kronieken. Ezra. Nehemia. Estber. Job. 5 l Psalmen. Dicht- of Zede- < Spreuken van Salomo. kundige Boeken. J Prediker. Hooglied van Salomo. / Jesaja. Obadja. i Jeremia. Jona. 1 Klaagliederen Micha. 17 I van Jeremia. Nahum. Profetische ( Ezecbiël. Habakuk. Boeken. j Daniël. Zefanja. I Hoséa. Haggaï. | Joël. Zacbaria. \ Am os. Maleacbi. (De 5 eerste profetische boeken zijn van de 4 z.g. groote profeten; de 12 laatste zijn de kleine profeten). DB BOEKEN TAN HET NIEUWE TESTAMENT. 5 Geschiedkundige Boeken. ■ U Brieven van Paulus. Het Evangelie van Mattheüs. Het Evangelie van Marcus. Het Evangelie van Lukas. Het Evangelie van Johannes. De Handelingen der Apostelen. aan de Romeinen. 2 aan de Corinthiërs. aan de Galatiërs. aan de Efeziërs. aan de Filippenzen. aan de Oolossenzen. 2 aan de Thessalonicenzen. 2 aan Timotheüs. aan Titus. aan Filémon. aan de Hebreën. 7 Algemeene Zendbrieven. 1 van Jacobus. 2 van Petrus. 3 van Johannes. 1 van Judas. 1 Profetisch Boek. Het Oude Testament Het Nieuwe Testament. Samen De Openbaring van Johannes. , 39 boeken. . 27 boeken. 66 boeken. DB APOCRYPHE BOBKEN. Het Me boek van Bzra. Het IVe boek van Ezra. Het boek Tobia. Het boek Judith. Het boek der wijsheid. Ecelesiasticus, of Jezus Sirach. Het boek Baruch, met den zendbrief van Jeremia. Het aanhangsel aan Esther. Eenige aanhangselen aan Daniël, n.1. : Het gebed van Azarja; en Het gezang der drie mannen i.d. gloeienden oven; De historie van Suzanna; en De historie van Bel en den Draak. Het gebed van Manasse. Ie boek, He boek en Me boek der Makkabeeën. De zes Scheppingsdagen. Op den eersten dag schiep God het licht. Op den tweeden dag schiep God het uitspansel. Op den derden dag maakte God scheiding tus- schen water en land en schiep Hij gras, kruid en boomen. Op den vierden dag schiep God zon, maan en sterren. Op den vijfden dag schiep God visschen en vogels. Op den zesden dag schiep God de dieren, die op het land leven, en den mensch. (Gen. I). De Zondvloed. Begin des vloeds: in het 6008te levensjaar van Noach, 26 maand, 17en dag. Plasregen: gedurende 40 dagen en 40 nachten. De wateren blijven staan op de aarde: 150 dagen; dan beginnen zij af te nemen. De arke rust op de aarde (op de bergen van Ararat) 7e maand, 17en dag. De toppen der bergen worden weêr gezien: • 109 maand, len, düg. Noach opent het venster: wederom na 40 dagen. (Eene raaf uitgelaten). Eene duif uitgelaten, keert terug. Na 7 dagen wederom uitgelaten, keert de duif terug met een olijfblad. Wederom na 7 dagen uitgelaten, keert de duif niet meer terug. Het deksel van de arke verwijderd^ 601* levensjaar van Noach, le maand, l8n.dag. Noach gaat uit de arke met al de zijnen en met al het gedierte: 2e maand, 27en dag. Duur van het gansche verblijf in de arke: 1 jaar en 10 dagen. (Gen. 7 en 8). De twaalf Zonen van Jacob. Ruben, Simeon, Levi, Juda, Issaschar en Zebulon; Dan en Naftali; Gad en Aser; Jozef en Benjamin. (Gen. 29, 30 en 35). De twaalf stammen Israëls. Aan deze zijde van de Jordaan: Simeon, Juda, Benjamin, Dan, Ephraïm, de halve stam van Manasse, Issaschar, Zebulon, Aser en Naftali. Aan gene zijde van de Jordaan: Ruben, Gad en de andere helft van den stam van Manasse. De stam van Levi had geen erfdeel in Israël; dat was de priesterstam. Het geslacht van Aaron was het priesterlijk geslacht; de overigen waren de Levieten. De priesters en de Levieten woonden in hunne steden, door gansch Israël verspreid. (Num. 18; Deut. 18 en Joz. 21). De tien Plagen in Egypte. Het water in bloed veranderd. Een groote menigte vorschen. Het stof werd luizen. Allerlei ongedierte. Zware pest onder het vee. Booze zweren. Het land door hagel vernield. ; Sprinkhanen. Dikke duisternis (drie dagen). Het sterven der eerstgeborenen. (Ex. 7—12). De Wet des Heeren. Ik ban de Heere, Uw God, die u uit Egypteland, uit den diensthuize, uitgeleid heb. . Het eerste gebod. Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben. Het tweede gebod. Gij zult u geen gesneden beeld noch eenige gelijkenis maken van hetgene, dat boven in den hemel is, noch van hetgene, dat onder -op de aarde is, noch van hetgene, dat in de wateren onder de aarde is. Gij zult u voor die niet buigen noch hen dienen; want Ik, de Heere uw God, ben een ijverig God, die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde lid dergenen, die Mij haten, en doe barmhartigheid aan duizenden dergenen, die Mij liefhebben en Mijne geboden onderhouden. Het derde gebod. Gij zult den naam des Heeren, uws Gods, niet ijdellijk gebruiken; want de Heere zal niet onschuldig houden, die zijnen Naam ijdellijk gebruikt. Het vierde gebod. Gedenkt den Sabbatdag, dat gij dien heiligt. Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de'zevende dag is de Sabbat des Heeren, uws Gods; dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uwe docbter, noch uwe dienstknecht, noch uwe dienstmaagd, noch uw vee, noch uw vreemdeling, die in uwe poorten is. Want in zes dagen heeft de Heere den hemel en de aarde gemaakt en de zee, en alles wat daarin is, en Hij rustte ten zevenden dage: daarom zegende de Heere den Sabbatdag, en heiligde denzelve. Het vijfde gebod. Eert uwen vader en uwe moeder, opdat uwe dagen verlengd worden in het land, dat u de Heere, uw God, geeft. Het zesde gebod. Gij zult niet doodslaan. Het zevende gebod. Gij zult niet echtbreken. Het achtste gebod. Gij zult niet stelen. Het negende gebod. Gij zult geene valsche getuigenis spreken tegen uwen naaste. Het tiende gebod. Gij zult niet begeeren uws naasten huis; gij zult niet begeeren uws naasten vrouw, noch zijnen dienstknecht noch zijne dienstmaagd, noch zijnen os, noch zijnen ezel, noch iets, dat uws naasten is. (Exod. 20; Deut. 5). De Verdeeling der Wet. De Wet des Heeren wordt verdeeld in twee Tafelen. In de eerste Tafel (de 4 eerste geboden) wordt ons geboden: Gij zult den Heere, uwen God, liefhebben met geheel uw hart, en met geheel uwe ziel, en met geheel uw verstand en met geheel uwe kracht. (Matth, 22 : 37. Luk. 10 : 27). In de tweede Tafel (de 6 laatste geboden) wordt ons geboden: Gij zult uwen naaste liefhebben als u zeiven. (Matth. 22 : 39). God en onzen naaste lief te hebben is dus de hoofdsom der Wet. Al wat daattegen ingaat is ongerechtigheid, is zonde. (I Joh. 3 : 4). De drie Soorten van Wetten. De burgerlijke of politieke wetten; naar deze werd het volk Israël in zijn land burgerlijk geregeerd. De ceremoniële wetten; deze hadden een schaduw van Christus. (Hebr. 10 : 1). De heiligheidswet, ook wel de moreele wet of wet der zeden genaamd; deze is de wet der tien geboden, welke eeuwig van kracht is. • De Tabernakel. De Tabernakel is vervaardigd door Bezaleël en Aholiab, naar de beschrijving van God, gegeven door den dienst van Mozes. (Ex. 25—27). Er waren 2 vertrekken in: het Heilige, en het Heilige der Heiligen; hier omheen had men het Voorhof, en om het Voorhof een wand van gordijnen. In het Voorhof stonden deze gereedschappen: het Brandoffer-altaar, en het koperen Waschvat. In het Heilige deze: De tafel der Toonbrooden, de gouden Kandelaar, en het gouden Reuk-altaar. In het Heilige der Heiligen alleen dit: n.1. de Arke des Verbonds, welker deksel het Verzoendeksel was, waarboven in eene wolk de Heerlijkheid des Heeren. Israëlietische Feesten en andere heilige Tijden. De Israëlieten hebben 3 jaarlijksche feesten: het Paaschfeest, het Pinksterfeest en het Loofhuttenfeest. Het Paaschfeest, of het feest der ongehevelde brooden, ter gedachtenis aan den uittoeht uit Egypte. Het werd gevierd van 14—20 van de maand Nizan, die met het laatst van Maart en het begin van April overeenkomt. Het Pinksterfeest, of het feest der weken. Het werd gevierd zeven weken of vijftig dagen na Paschen. Dit feest werd ook het feest des oogstes of der eerstelingen genoemd, omdat het op het einde van den tarweoogst inviel, waarvan de eerstelingen moesten geofferd worden. Later herdacht men op dit feest ook de wetgeving op Sinaï. Het Loofhuttenfeest of het feest der inzameling, ter gedachtenis aan de Loofhutten, tijdens de veertigjarige omzwervingen in de woestijn. Het feest begon op den 14den van de maand Tischri en duurde zeven dagen, gedurende welken tijd men in de loofhutten moest wonen. Dit feest werd tevens gevierd als eene dankbetuiging aan God, voor den vruchtenoogst en "de wijnlezing. Behalve deze drie groote feesten hadden de Joden nog andere heilige tijden: .1. De Sabbat naar het 4e gebod. 2. Het Sabbatsjaar, dat om de zeven jaar gehouden werd. Dit jaar was een rusttijd en heette daarom Rustof Sabbatsjaar, in welk jaar de grond onbebouwd bleef liggen; wat van zelf groeide was voor de armen. 3. Het Jubeljaar of Vrij-jaar. Dit jaar volgde op het zevende Sabbatsjaar en werd dus om de vijftig jaar gehouden. In dit Jubel- of Vrij-jaar had een algemeene vrijlating van slaven en gevangenen plaats en werden alle schulden kwijtgescholden. Ook werden de landerijen en eigendommen op nieuw gekocht en verpand. Dit feestjaar werd aangekondigd met bazuingeschal door het geheele land op den avond van den Grooten Verzoendag. (Lev. 25). 4. De Groote Verzoendag werd gevierd op den lOden Tan de maand Tischri, ongeveer in het laatst van September of b»t begin van October. Het was een volkomen Rust- en Vastendag. De Hoogepriester ging dan in het Heilige der Heiligen, om verzoening te doen voor de zonden des ganschen volks; (als een voorbeeld van Christus). 5. Het Nieuwemaansfeest werd iedere maand met gebeden en offers gevierd. 6. Het Purimfeest werd later ingesteld ter gedachtenis aan de bewaring voor de Volksramp, die door Haman bij den Koning Ahasvéros voorbereid was, doch door de Koningin Esther werd verijdeld. (Est. 9 : 26). De zes Vrijsteden. Aan deze zijde van de Jordaan: Kedes, Sichem, Hebron. In het Overjordaansche: JBezer, Golan, Ramoth. (Num. 35; Joz. 20). De namen der Richteren. 1. Othniël, 5. Gideon,' ^ 10. Elon, 2. Ehud,M t 6. Thola, 11. Abdon, 3. Samgar/-- s*j*»7. Jaïr, J'* 12. Simson, 4. Debora,/,; Jeftha,- 13. Eli, (eene vrouw),*^^, i9. Ebzan, 14. Samuël. De Koningen van Juda en Israël samen. Saul, David*), Salomo*). Na Salomo's dood scheurde het Rijk in twee deelen: het Rijk van Juda (hoofdstad: Jeruzalem), en het Rijk van Israël of der 10 stammen. DB KONINGEN VAN JUDA. 1. Rehabeam, 8. Joas, 15. Amon, 2. Abia, . 9. Amazitf, 16. Josia*), 3. Asa*), 10. Uzzia, 17. Joahaz, 4. Josafat*), 11. Jotham*), 18. Jojakim, 5. Joram, 12. Achas, 19. Jojachin, 6. Ahazia, 13. Hiskia*), 20. Zedekia. 7. Athalia, 14. Manasse, (eene vrouw), DB KONINGEN VAN ISRAËL. 1. Jerobeam, 8. Ahazia, 15. Sallum, 2. Nadab, 9. Joram, 16. Menahem, 3. Baëza, 10. Jehu, 17. Pekahia, 4. Bla, 11. Joahaz, 18. Pekah, 5. Zimri, 12. Joas, 19. Hosea. 6. Omri, 13. Jerobeam II, 7. Achab, 14. Zacharia, Profeten. Behalve de 4 groote en de 12 kleine profeten vindt men ook de volgende vermeld: Mozes, David, *) Deze waren godvreezende koningen, Joas, koning van Juda, diende God in het eerst, Manasse in het laatst van zijn regeering. Overlsraêlhebben geen koningen geregeerd,diedenHeere dienden. Nathan, Gad, Ahia, Jehu, Azaria, Elia, Eliza, Nehemia, Ezra. Ook zijn er valsche Profeten geweest, o.a. Zedekia, Manasse, Hananja, Semaja, Jezebel en vele andere, niet met name genoemd, b.v. Jer. 2 : 8. Eenige Profetieën aangaande Jezus. Aangaande Jezus' geboorte vindt men in den Bijbel voorspeld, dat de Messias zou geboren worden : Uit bet menschelijk geslacht. Gen. 3 : 15. (Gal. 4:4). Uit het zaad van Abraham. Gen. 12 : 3. Gen. 22 : 18. V™ Uit het zaad van Izaak. Gen. 26 : 4. Ten tijde als de schepter van Juda nog bestond. Gen. 49 : 10. Als een rijsje uit den afgehouwen tronk van Isaï. Jes. 11 : 1. Als de Engel des Verbonds. Mal. 3:1. ' Als Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der Eeuwigheid, Vredevorst. Jes. 9 : 5. Als God en mensch in één persoon. Jes. 9 : 5. Uit eene maagd. Jes. 7 : 146 (Matth. 1 : 23. Luk. 2 : 5). Uit het geslacht van David. Jer. 23 : 5 (Matth. 1. Luk. 2 : 4). Te Bethlehem. Micha 5 : 1 (Matth. 2 : 4—10). Terwijl de tweede tempel nog stond. Hag. 2 :10 (Luk. 2 : 27). Voorts zou Hij komen: Als Profeet. Deut. 18 :15 (Hand. 7 :37. Hebr. 1:1). Als Hoogepriester. Ps. 110 : 4 (Hebr. 7 : 20-28). Als Koning. Ps. 110 : 1. Jes. 9 : 5-6 (Joh. 18 : 36-37). Aangaande zijn lijden en sterven lezen wij: Jes. 53. Aangaande den voorlooper van Jezus, n.1. Johannes den Dooper: Mal. 3 : 1; 4 : 5. Jes. 40 : 3, (Luk. 1 : 17. Matth. 11 : 14). De drie Ambten van Christus. Het Profetisch ambt. Het Hoogepriesterlijk ambt. Het Koninklijk ambt. Als Profeet en Leeraar heeft Hij verkondigd, wat tot onze zaligheid van noode is. Als Hoog «priester heeft Hij verworven, wat tot onze zaligheid van noode is. Als Koning schenkt Hij ons, wat tot onze zaligheid van noode is. Verdiening en Toepassing. Christus heeft éénmaal, lichamelijk hier op aarde zijnde, voor Zijn volk de zaligheid verdiend, verworven; maar nu nog altijd, tot het einde der wereld, past Hij hun die verworvene zaligheid toe, en bewaart hen daarbij; als Profeet en Leeraar overtuigt Hij hen door Zijn Geest en Woord; als Hoogepriester bidt Hij voor hen, en treedt voor hen tusschen bij den Vader; als Koning vergadert, bewaart en beschermt Hij hen, regeerende hen door Zijn Geest en Woord. De twaalf Jongeren van Jezus. Sirnon Petrus en Andreas; Jacobus en Johannes; Philippus en Bartholomeüs; Thomas en Mattheüs; Jakobus, de zoon van Alfeüs en Judas of Thaddeüs; Simon Zelotes en Judas Iskariot, (die Hem verraden heeft.) (Matth. 10; Mare. 3; Luk. 6; Hand. 1). De Zaligsprekingen. Matth. 5 : 3—12. Zalig zijn de armen van geest; want hunner is het koninkrijk der hemelen. Zalig zijn die treuren; want zij zullen vertroost worden. Zalig zijn de zachtmoedigen; want zij zullen het aardrijk beërven. Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid; want zij zullen verzadigd worden. Zalig zijn de barmhartigen; want hun zal barmhartigheid geschieden. Zalig zijn de reinen van hart; want zij zullen God zien. Zalig zijn de vreedzamen; want zij zullen Gods kinderen genaamd worden. Zalig zijn die vervolgd worden om der gerechtigheid wil; want hunner is het koninkrijk der hemelen. Zalig zijt gij, als u de menschen smaden en vervolgen, en liegende alle kwaad tegen u spreken, om Mijnentwil. Verblijdt en verheugt u; want uw loon is groot in de hemelen; want alzoo hebben zij vervolgd de profeten, die vóór u geweest zijn. Het Onze Vader. Onze Vader, die in de hemelen zijt! Uw naam worde geheiligd. Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in den hemel, alzoo ook op de aarde. Geef ons heden ons dagelijksch brood. En vergeef ons onze schalden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren. En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den booze. Want Uw is het koninkrijk, en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen. (Matth. 6:9; Luk. 11 : 2). Eenige gelijkenissen des Heeren Jezus. De wijze en de dwaze bouwer. Matth. 7 :24-27. De nieuwe lap op het oude kleed. „ 9 :16. De nieuwe wijn en de lederen zakken. „ 9:17. De zaaier. Het onkruid onder de tarwe. Het mosterdzaad. Het zuurdeeg. ) Matth. 13. De schat in den akker. De parel van groote waarde. Het viaohnet. De onbarmhartige dienstknecht. Matth. 18 : 21-35. De kemel en het oog eener naald. Matth. 19 : 23, 24. De arbeiders in den wijngaard. „ 20 : 1—15. De twee zonen. „ 21 : 28—32. De goddelooze wijngaardeniers. „ 21 : 33—46. Het koninklijke bruiloftsmaal. „ 22 : 1—14. De getrouwe en verstandige knecht. „ 24 : 42—51. De wijze en de dwaze maagden. ) De talenten. > Matth. 25. De schapen en de bokken. ) Het ongemerkt opgroeiend zaad. Mare. 4 : 26—29. De twee schuldenaars. Luk. 7 : 41—43. De barmhartige Samaritaan. „ 10 : 25—37. De rijke dwaas. „ 12 :16—21. De onvruchtbare vijgeboom. „ 13 : 6— 9. Het verloren schaap. ) De verloren penning. > Luk. 15. De verloren zoon. ) De onrechtvaardige rentmeester. Luk. 16 : 1— 8. Lazarus en de rijke man. 16 :19—31. De onnutte dienstknecht. „ 17 : 7—10. De onrechtvaardige rechter. „ 18: 1— 8. De farizeër en de tollenaar. „ 18 :10—14. De 10 ponden. „ 19:11—27. De goede Herder. Joh. 10 : 1—18. De ware wijnstok. „ 15 : 1— 8. (N.B.! Vele gelijkenissen worden door 2 of 3 Evangelisten verhaald^. Eenige Wonderen des Heeren. Reiniging van een melaatsche. \ De knecht van den hoofdman over 1 honderd genezen. I Petrus' schoonmoeder van de koorts f genezen. ) Matth. -8. De storm op zee bedaard. I De bezetene te Gadara; (de zwijnen in 1 de zee). I Genezing eens geraakten; (de zonden \ vergeven.) I De kranke vrouw; (12 jaren). / Opwekking van het dochtertje van V Matth 9 Jaïrus. { Twee blinden de oogen geopend. \ Een stomme, van den duivel bezeten. I Genezing van eene verdorde hand; (op } den Sabbat). / Een blinde en stomme, van den duivel ( Mattn- 12- bezeten, genezen. / De spijziging van 5000; (5 brooden 2 ^ visschen). ( Matth> 14> Jezus wandelt op de zee. ) De dochter der Kananeesche vrouw. ) Spijziging der 4000; (7 brooden en > Matth. 15. eenige vischjes). * De genezing van een maanzieke. ) De stater in den bek van een visch. ( MattJl- 17De twee blinden bij Jericho. Matth. 20. De verdorring van een vijgeboom. „ 21. Genezing van een bezetene in de synagoge; te Kapernaüm. Mare. 1. te Een doofstomme genezen; (Effatha). Mare. 7. Een blinde genezen; (de menschen zag hij als boomen). „ 8. De wonderdadige vischvangst. Luk. 5. De zoon van eene weduwe te Naïn opgewekt. „ 7. De genezing eener vrouw; (18 jaar krank). „ 13. Genezing van een waterzuchtige; (op Sabbat). Luk. 14. De 10 melaatschen gereinigd. „ 17. Het oor van Malchus genezen. „ 22. Water in wijn veranderd. joh. 2. De zoon van den hoveling te Kapernaüm. „ 4. De kreupele aan Bethesda; (38 jaar krank). „ 5. De blindgeborene. „ 9. Opwekking van Lazarus. „ 11. De wonderdadige vischvangst; (na 's Heeren opstanding) „ 21. (N.B. Vele wonderen worden door 2 of 3 Evangelisten verhaald). De zeven Kruiswoorden. 1. Vader! vergeef het hun; want zij weten niet, wat zij doen. 2. (Tot Maria:) Vrouw, zie uw zoon; (en tot Johannes:) Zie uwe moeder. 3. Voorwaar, zeg ik u, heden zult gij met mij in het paradijs zijn. 4. Mijn God, mijn God! waarom hebt Gij mij verlaten 't 5. Mij dorst. 6. Het is volbracht. 7. Vader! in uwe handen beveel ik mijnen geest. 1. (Luk. 23:34.) 2. (Joh. 19:26.) 3. (Luk. 23:43.)4.(Matth. 27:46; Mare. 15:34.) 5. ^Joh. 19 :28) 6. (Joh. 19: 30.) 7. (Luk. 23 :46). De Verschijningen van den verrezen Heiland. 1. Aan Maria Magdalena; ^ Deze 5 alle 2. Aan de 4 vrouwen; I op den 3. Aan Simon Petrus; ( eigen dag 4. Aan de beide Emmaüsgangers; t van 's Hee- 5. Aan de 10 discipelen, (zonder \ ren opstanThomas); . / ding. 6. Aan de 11 discipelen, (8 dagen later); 7. Aan de 7 discipelen bij de zee van Tibérias; 8. Aan de 11 discipelen op eenen berg in Galiléa; 9. Aan 500 broeders op éénmaal; 10. Aan Jacobus; 11. Aan de 11 discipelen op den Olijfberg, (toen Hij ten hemel voer). 1. (Mare. 16:9; Joh. 20:16.) 2. (Matth. 28:9.) 3. (Luk. 24:34; 1 Cor. 15:5.) 4. (Luk. 24:13—32; Mare. 16:12.) 5. (Luk. 24:36; Joh. 20:19.) 6. (Joh. 20:26.) 7. (Joh. 21.) 8. (Matth. 28:16.) 9. (1 Cor. 15:6.) 10 (1 Cor. 15:7.) 11. (Mare. 16:19; Luk. 24:50; Hand. 1:4—9; 1 Cor. 15:7b.) Menschen, die uit den dood zijn opgewekt. 3 onder het O. Test. 'tKind van de Weduwe te Zarfath; (door Elia.) 1 Kon. 17. 't Kind van de Sunamitische; (door Eliza.) II Kon. 4. De man in 't graf van Eliza. II Kon. 13. Onder het N. Test. 3 vóór Jezus' dood: De zoon der weduwe te Naïn; Luk. 7. Het dochtertje van Jaïrus; Luk. 8. Lazarus. Joh. 11. Eenige bij Jezus' dood. Matth. 27 : 52, 53. 3 na Jezus' dood: De Heere Jezus zelf; Matth. 28. Tabitha of Dorcas; (door Petrus); Hand. 9. Eutyches; (door Paulus). Hand. 20. Onderscheid: die allen werden opgewekt, met hun vorig, sterfelijk lichaam; zij zijn wederom gestorven. Alleen dej Heere Jezus is opgewekt met een onsterfelijk, heerlijk lichaam: Hij is „de Eersteling dergenen, die ontslapen zijn". I Oor. 15 : 20; en in den dag der opstanding zullen alle uitverkorenen Hem worden gelijk gemaakt. I Joh. 3:2I Oor. 15 : 49, 53. De twee Staten van Christus. De staat der vernedering: ' Zijne nederige geboorte. Zijn lijden; ^daarbij Zijne nederdaling ter helle). Zijn sterven. Zijne begrafenis. De stfiat der verhooging: Zijne opstanding. Zijne hemelvaart. Zijne zitting ter rechterhand Gods. Zijne wederkomst ten oordeel. Aanwijzing van eenige voorname zaken uit O. en N. Testament. De Schepping. Gen. 1 en 2. De zondeval van Adam, en Eva. % „ 3. Kaïn en Abel. ,, 4. De Zondvloed.. „ 7 en 8 Gods verbond met Abraham. „ 17. Sodom en Gomorra. „ 19. Abrahams offer; (Izak). „ 22. Geschiedenis van Jozef. „ 37—50. De 10 plagen in Egypte. Ex. 7—12. Instelling van het Paaschfeest. „ 12. Doortocht door de Roode Zee. „ 14 en 15. Wetgeving op Sinaï. „ 19 en 20. Plechtige vernieuwing des verbonds tusschen God en Zijn volk Israël. „ 24. Het gouden kalf. „ 32. Kor ach, Dathan en Abiram. Num. 16. De koperen slang. „ 21. Bileam. „ 22—24. Inneming van Jericho. * Joz. 6. Gideon. Richt. 6—8. David en Goliath. I Sam. 17. Salomo en de tempelbouw. I Kon. 5 en 6, Scheuring van het Rijk; (Rehabeam en Jerobeam). I Kon. 12. Elia en de Baaispriesters. I Kon. 18. Naaman de Syriër. . II Kon. 5. Sadraeh, Mesach en Abednego. Dan. 3. Belzazar aan zijn maaltijd verschrikt. „ 5. Daniël in den leeuwenkuil. ' 6. Jezus' geboorte. Luc. 2. De wijzen uit het Oosten. Matth. 2. Johannes de Dooper, Luk. 1 en 3; onthoofd. „ 14. De verzoekingen in de woestijn. 4. De verheerlijking op den berg. „ 17. De bergrede. I 5.7. Jezus' gesprek met Nicodemus. Joh. 3. » „ „ de Samaritaansche vrouw. „ 4. „ ontmoeting met Zacheüs. De oprichting des N. Testaments. Het hoogepriesterlijk gebed. De geschiedenis van Jezus' lijden. Jezus' opstanding. Het Pinksterfeest. Ananias en SafFira. De eerste Diakenen. Stephanus. De bekeerine van Paulus. De eerste kerkvergadering. Luk. 19. Luk. 22 : 20. Joh. 17. Matt. 26 en 27. Mare. 14 en 15. Luk. 22 en 23. Joh. 18 en 19. Matt. 28. Mare. 16. Luc. 24. Joh. 20. Hand. 2. 5. 6. „ 6 en 7. 9. 15. De twee Sacramenten. De Heilige Doop. Het Heilig Avondmaal des Heeren. Heid. Kat. Vr. 69. Hoe wordt gij in den Heiligen Doop vermaand en verzekerd, dat de eenige offerande van Christus, aan het kruis geschied, u ten goede komt? Antw. Alzoo, dat Christus dit uitwendige waterbad ingezet en daarbij toegezegd heeft, dat ik zoo zekerlijk met Zijn bloed en Geest van de onreinheid mijner ziel, dat is van al mijne zonden, gewasschen ben, als ik uitwendig met het water, hetwelk de onzuiverheid des lichaams pleegt weg te nemen, gewasschen ben. Heid. Kat. Vr. 75. Hoe wordt gij in het Heilige Nachtmaal vermaand en verzekerd, dat gij aan de eenige offerande van Christus, aan het kruis volbracht, en aan al Zijn goed gemeenschap hebt? Antw. Alzoo, dat Christus mij en allen geloovigen tot Zijne gedachtenis van dit gebroken brood te eten en van dezen drinkbeker te drinken bevolen heeft, en daartoe ook beloofd: eerstelijk, dat zijn lichaam zoo zekerlijk voor mij aan het kruis geofferd en gebroken en Zijn bloed voor mij vergoten is, als ik met de oogen zie, dat het brood des Heeren mij gebroken en de drinkbeker mij medegedeeld wordt; en ten andere, dat Hij zelf mijne ziel met Zijn gekruiste lichaam en vergoten bloed zoo zekerlijk tot het eeuwige leven spijst en laaft, als ik het brood en den drinkbeker des Heeren (als zekere waarteekenen des lichaams 'en bloeds Ohristi) uit des dienaars hand ontvange en mondeling geniete. In den H. Doop wordt ons aangewezen: de onreinheid onzer zielen. In het H. Avondmaal wordt ons aangewezen: de onmacht onzer zielen. De Geloofsartikelen. Ik geloof in God, den Vader, den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde. En in Jéztjs Christus, zijnen eeniggeboren Zoon, onzen Heere; die ontvangen is van den Heiligen Geest, geboren uit de Maagd Maria; die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruist, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle; ten derde dage wederom opgestaan van de dooden; opgevaren ten hemel, zittende ter rechterhand Gods, des almachtigen Vaders; vanwaar hij komen zal, om te oordeelen de levenden en de dooden. Ik geloof in den Heiligen Geest. Ik geloof ééne heilige, algemeene, Christelijke Kerk; de gemeenschap der heiligen; vergeving der zonden; wederopstanding des vleesches;' en een eeuwig leven. Deze artikelen worden verdeeld in drie deelen: Het eerste is van God den Vader en onze schepping- l Het andere van God den Zoon en onze verlossing. Het derde van God den Heiligen Geest en onze heiligmaking (Heid. Kat. 24e vraag). Vierderlei Geloof. Het historisch geloof. (Dat is het geloof aan de geopenbaarde waarheid; dat is noodig doch niet voldoende). Het tijdgeloof. (Matth. 18 : 21). Het wondergeloof. (Dat is het geloof, dat wonderen doet; hetwelk evenwel niet zalig maakt, want ook valsche profeten doen soms wonderen. Deut. 13 : 1—5; II Thess. 2 : 9). Het waar zaligmakend geloof. (Dat werkt de H. Geest tot aanneming van Gods onuitsprekelijke genade in Christus. Heid. Kat. Vr. en antw. 21). De Christelijke Feestdagen. Kerstfeest, (25 en 26 Dec), Jezus' geboorte; (vóór dit feest gaat de zoogenaamde advent). Goede Vrijdag, (Vrijdag voor Paschen), Jezus' dood en begrafenis; (vóór dezen dag heeft men de zgn. Lijdensweken). Paaschfeest, Jezus' opstanding. Hemelvaartsdag, (40 dagen na Paschen), Jezus' hemelvaart. Pinksterfeest, (50 dagen na Paschen), uitstorting des H. Geestes. De drie Formulieren van Eenigheid onzer Ned. Hervormde, d.i. Gereformeerde Kerk,zijn 1°. De belijdenis des Geloofs, XXXVII Artikelen. 2°. De Heidelbergsche Katechismus. 3°. De vijf Artikelen tegen de Remonstranten of zgn. Leerregels. Wat den mensch noodig is te weten tot zijne zaligheid. Heid. Kat. Vr. 2. Hoevele stukken zijn u noodig te weten, opdat gij in den eenigen troost (n.1. Jezus Christus eigen te zijn) zalig leven en sterven moogt? Antw. Drie stukken: Ten eerste: hoe groot mijne zonde en ellende zij. Ten andere: hoe ik van al mijne zonde en ellende verlost worde. En ten derde: hoe ik G-ode voor zulke verlossing zal dankbaar zijn. Joden en Mohammedanen erkennen alleen maar één éénpersoonlijk God. Den tweeden Persoon van het Goddelijk Wezen kennen zij niet, en voor zoover zij hem kennen, haten zij hem met een doodelijken haat. Geen wonder! Want zij meenen zonder goddelijken Zaligmaker zalig te kunnen worden, alleen door hun dienen van God, door hetgeen zij hebben, en kunnen, en zijn, en doen. Daarentegen getuist Gods Woord dat alleen de Middelaar, Jezus Christus en Die gekruisigd, de Weg is tot den Vader en tot de Zaligheid: niemand komt tot den Vader dan door Hem (Joh. 14 : 6). De Hoogepriesterlijke Zegen. (Num. 6 : 24—26.) De HEERE zegene u en behoede u! De HEERE doe Zijn aangezicht over u lichten, en zij u genadig! De HEERE verheffe Zijn aangezicht over u, en geve u vrede! De Apostolische Zegenbede. (II Cor. 13 : 13). De genade van den Heere Jezus Christus, en de liefde Gods, en de gemeenschap des Heiligen Geestes zij met u allen! Amen. Uitgaven van J. H. KNIERUM te Gorinchem. NEWMAN HALL. Kom tot Jezus! 16e druk. Volgt Jezus! 3e druk. Vreest niet, ik ben het 8e druk. De Bijbel des Zaligmakers Prijs: 30 cents. 25 exempl. ook gesorteerd f 6.—. ISAAC PRINS. Onderwijs in de Bijbelsche Geschiedenis voor eerstbeginnenden verkort. 46e druk. 12' ets. voor eenigszins gevorderden. 46e druk. 20 ets. — Het vragenboekje van Jacobus Boretius, — voor de kleine kinderen opnieuw uitgegeven en vermeerderd door Ds. H. BUITENHUIS van Vreeswijk. Prijs 8 ets.; 25 ex. f 1.75; 50 ex. f 3,— ; 100 ex. f 5—. JAC. ERINGA. Beknopt Vraagboekje voor het onderricht in de Bijb. Geschiedenis — — 6e druk 30 ets. Gebedenboekje voor onze lieve kleinen Prijs 5 cents.