rcB 30514 L z ZESTIG JAREN HISTORISCH OVERZICHT VAN DE GEREFORMEERDE ZONDAGSSCHOOLVEREENIGING „JACHIN" DOOR A. BOOT JACHIN'S UITGEVERS BUREAU A. VERLEUR - HAARLEM 1931 KORTE HISTORIE VAN DE ZESTIGJARIGE JUBILARESSE. Het zou wel van snoode ondankbaarheid getuigen, als we de groote weldaden des Heeren, aan onze Vereeniging „Jachin" bewezen, onopgemerkt voorbijgingen. Niet dat we klaroen en trompet laten schallen, de groote trom roeren, zware torenklokken doen galmen, de wereld opschrikken door luid feestgedruisch, verre van dat; maar we wenschen ook niet te zwijgen, doch in eigen kring in allen ootmoed des harten en overtuigd de geringste zegeningen verbeurd te hebben, 's Heeren loffelijke daden te vermelden. Ook in ons hart weerklinkt thans het lied des lofs en der dankbaarheid: „Loof den Heere, mijne ziel, en al wat binnen in mij is, Zijn heiligen Naam. Loof den Heere, mijne ziel, en vergeet geene van Zijn weldaden." Tal van vereenigmgen worden geboren, rijzen en verdwijnen na een korte poos van kwijnend bestaan, doch hier zien we voor ons een zestigjarige, niet lijdend aan seniele aftakeling, doch frisch en groen en levenslustig als een twintigjarige. Het ligt voor de hand, dat op onze laatste Bestuursvergadering de vraag te berde gebracht werd: zullen we op onze Jubileumvergadering de geschiedenis onzer Vereeniging de revue laten passeeren of niet? Het eenparig gevoelen was: Wis, natuurlijk! Maar wie zal die taak op zich nemen? Wel, zei een der broederen, scherpzinnig als weinigen, vanzelf hij, die verleden jaar het ontstaan en de geschiedenis der Zondagsschool in 't algemeen schetste, nu zal hij 't over „Jachin" hebben, dat is het vervolg. De overige broeders misten den moed deze opmerking te bestrijden, alleen waagde het slachtoffer zelf even in het midden te brengen: ja maar, mijne heeren, mijn taak wordt nu veel zwaarder. Wilt u eens even denken aan dat standaardwerk: het Jubileumboek van 1911, door den Zondagsschoolspecialiteit Ds. J. P. Tazelaar bezorgd, in wiens schaduw ik niet staan kan, aan het geschiedkundig overzicht door mijn voorganger Br. P. Oranje èn op het veertigjarig èn op het vijftigjarig jubileum van „Jachin" geleverd; vergeet daarbij niet, dat deze broeders zelf den strijd hebben meegemaakt, de Voortrekkers hebben gekend, terwijl ik met mijn luttele tien jaren als Bestuurslid de kinderschoenen nog niet ontwassen ben, en over dingen moet gaan spreken, die onder ons reeds lang volkomen zekerheid verkregen hebben! Ik zag donkere wolken boven mijn hoofd samenpakken, en toen? toen brak plotseling de zon door het sombere wolkenfloers, want een mijner medebestuurders maakte de opmerking: „Maar dat Gedenkboek is helaas! niet in ieders handen en die Jaarverslagen van 1911 en 1921 heeft niet iedereen gelezen, was dat maar zoo! Bovendien hebben de jongeren de geschiedenis van vroeger niet meegemaakt. Daarvoor boog ik het hoofd en verzoek daarom Uw welwillende aandacht, als ik ga voortspinnen aan den draad, dien ik verleden jaar onafgewerkt liet liggen. Ik zal natuurlijk herhaaldelijk het Jubileumboek moeten citeeren, wijl daarin „Jachin" 's historie uit de eerste levensjaren nauwkeurig werd opgeteekend. Voorts stonden mij de notulen vanaf 1875 en de jaarverslagen vanaf 1885 ten dienste; ik heb ze alle doorgelezen om mijn aanteekeningen te kunnen maken en statistieken op te stellen, die ik U straks schriftelijk aanbied. Ik moet U thans in herinnering brengen, dat de Zondagsschool een plant is van vreemden bodem, en dat zij krachtig bevorderd werd door het Réveil. Het Réveil Het Piëtisme in Duitschland en het Methodisme in Engeland hadden beroering gebracht in de doodsbeenderen. Het kille Rationalisme hield veler geest gekluisterd, verstijfde ook in de Kerk des Heeren de liefde tot God en Zijn dienst, om er hoogstens een werkheilig Christendom, een godsdienst van „den braven Hendrik" achter te laten. Piëtisten en Methodisten zetten de bazuin aan den mond en het „bekeert U, op voor Jezus!" klonk in de ooren van duizenden, die van het ware Christendom waren vervreemd. Bijbel- en traktaatgenootschappen werden opgericht, Zondagsscholen gesticht. Daarop volgde in Schotland, Engeland en Zwitserland een nieuwe geestelijke opwekking, in ons land door Bilderdijk, Da Costa, Nicolaas Schotsman en anderen ingeluid, het Réveil. Bilderdijks woord ratelde als een donderslag, Da Costa's taal was als een nederstortende stroom, van wiens bruisen de bergen dreunden. Schotsman schrikte den zelfvoldanen kring van: „Vrede, vrede en geen gevaar" op met zijn uitgave van: „Eerezuil ter gedachtenis van de voor tweehonderd jaren te Dordrecht gehouden Nationale Synode". En zoo zou ik verder kunnen gaan. „Terugkeer tot de oude waarheid" was het kenmerk van het Réveil, met verwerping van de toenmalige z.g. „verlichting" als logen. Het leven des geloofs vervulde heel de ziel, en dat geloof werd ook werkzaam in de liefde. Allereerst wijdde men zich aan de Evangelisatie. Tal van vereenigingen werden opgericht. Het Schotsch seminarie, onder leiding van Ds. De Liefde, moest dienen tot vorming van Evangelisten en Colporteurs, die in dienst traden van de Vereeniging tot Verbreiding der Waarheid, te Amsterdam, 1847. Ook de Vereeniging „Vrienden der Waarheid" ondernam dit werk; de Confessioneele Vereeniging volgde. Evangelisatie onder Roomschen en Zending onder de Joden werd ondernomen, op het gebied van Chr. Jongelingsvereenigingen met kracht gearbeid. En dan zwijg ik nog van dat groot getal vereenigingen op Philantropisch gebied, die het werk der barmhartigheid en der reddende liefde ter hand namen; denkt slechts aan de Heldringgestichten te Zetten. Het zou mij te ver voeren U zelfs beknopt den zegenrijken arbeid der mannen en vrouwen van het Réveil te schetsen; laat het U genoeg zijn te weten, dat ook het kind hun aandacht niet ontging, en dat niet alleen de liefde voor Christelijk onderwijs werd aangewakkerd, maar ook hier weldra tal van Zondagsscholen werden opgericht. Het is U bekend, dat Dr. Capadose, evenals Da Costa een bekeerd Israëliet, in 1837 de eerste Zondagsschool in ons land opende. Het stekje, in 't geloof geplant, werd met voorspoedigen wasdom gezegend, en toen zich na een dertigtal jaren de behoefte aan leiding, aan organisatie deed gevoelen, werd in 1866 de Nederlandsche Zondagsschoolvereeniging gesticht. Ook in den kring der Gereformeerden was langzamerhand belangstelling voor de Zondagsschool ontwaakt, nog niet allerwegen, eerst in de 20e eeuw zou de Kerk haar roeping op het gebied der Evangelisatie beter leeren verstaan. Nu ging de actie uit van een kleinen kring, Ds. L. Lindeboom, destijds predikant te 's-Hertogenbosch, vooraan. Hoeveel goeds ook waardeerende in den arbeid van de mannenbroeders in de Nederlandsche Zondagsschoolvereeniging, het standpunt, dat deze vereeniging innam, was naar hun oordeel te ruim; het zwevende, onbelijnde, dat de belijdenis veler Réveil-mannen had gekenmerkt, kwam ook in den kring der nieuwe Zondagsschoolorganisatie tot openbaring, en bood naar hun meening geen voldoenden waarborg tegen doorvloeiïng en afwijkingen van de leer der Gereformeerde waarheid. Gelijk dit feitelijk de oorsprong is geweest van de Vereeniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs, zoo werd nu een Dacapo gezien op het gebied der Zondagsschool. Daar, in die enkele woorden, schuilt de geboorte van „Jachin". Vooral voor de jongeren onder ons, mag ik mij niet aan den plicht onttrekken U de geboortekamer onzer Vereeniging in te leiden en U uit te noodigen eenige oogenblikken bij haar wieg te toeven. Slechts één der „bakerheeren", Prof. Lindeboom, is nog in leven; hoe zal dankbaarheid zijn hart vervullen, nu hij den zestigsten jaardag van zijn kindeke mag meevieren en getuige zijn van den heerlijken zegen, den voorspoedigen groei, dien God haar schonk. Aangezien „Jachin" en ik zoowat gelijktijdig in de wieg lagen, moet ik op anderer getuigenis afgaan en daarom verhaal ik U, wat het niet te genoeg te waardeeren Gedenkboek van Dominé Tazelaar ons mededeelt. Daarin vertelt de heer W. Kroese, destijds onderwijzer te Utrecht, dat hij ten huize van Ds. Kreulen kennismaakte met de heeren Van Andel, Verbrugh, Jhr. v. Asch v. Wijck en Dibbets. Plannen werden besproken om een vereeniging op te richten, die de blaadjes, door den heer v. Asch v. Wijck geschreven, zou propageeren en verspreiden. Alzoo een traktaatgenootschap in kiem. Toch zou het dadelijk zoover niet komen. De heer v. Asch v. Wijck was met zorg vervuld over de actie van den Protestantenbond, die ook door het stichten van Zondagsscholen trachtte zijn beginselen te verbreiden. Hij kwam met de vraag: Moeten wij dat lijdelijk aanzien? Het gevolg was, dat binnen korten tijd te zijnen huize een samenkomst werd belegd van de vijf bovengenoemde heeren, waar onder biddend opzien tot God besloten werd de Zondagsschoolvereeniging „Jachin" (Hij bevestige) te stichten. Een conceptreglement werd klaargemaakt, plannen voor een Zondagsschoolrooster ontworpen en een circulaire opgesteld om aan alle bekende Zondagsschoolbesturen en Chr. bladen te worden gezonden. Tevens namen ze het initiatief een algemeene vergadering bijeen te roepen, die dan ook Dinsdag 14 Nov. 1871 te Utrecht gehouden werd. De oprichters gaven als motief voor hun actie aan- dat de meeste der reeds bestaande Zondagsscholen, vooral ten plattelande, behoefte hebben zoowel aan stoffelijke als geestelijke hulp, tot haar meerderen bloei en verdere uitbreiding, als aan leiding wat het onderricht betreft; en dat uit gebrek aan die hulp en leiding voor die scholen zeer veel gevaar bestaat om medegevoerd te worden door een Christendom, hetwelk niet gegrond is op den Bijbel; en eindelijk, dat het Rationalisme en het Modernisme thans ijverige pogingen in het werk stellen om hun verderfelijke dwalingen in het zoo voor iederen indruk ontvangbaar kinderhart te prenten door middel van Zondagsscholen. Slechts een veertigtal broeders waren opgekomen. Van het voorloopig bestuur waren alleen de twee leden, die tot de Chr. Geref. Kerk behoorden, aanwezig, nl. de heeren v. Andel en Ds' Kreulen. De heer v. Asch v. Wijck, die tot geen kerkformatie behoorde, was door ongesteldheid afwezig en de beide Herv. broeders Dibbets en Verbrugh, hadden bericht van verhindering gezonden. Niet één lid der Ned. Herv. Kerk was tegenwoordig, hoewel het volstrekt de bedoeling niet was de op te richten vereeniging aan de Chr. Geref. Kerk te koppelen. Aan de hand van de rondgezonden circulaire zette de voorzitter uiteen, met welk doel deze vergadering bijeen geroepen was, en m t bijzonder, waarom een Zondagsschoolvereeniging staande op den bodem der Geref. geloofsbelijdenis, noodig werd geoordeeld. Nieuwe bezoekers dienden zich aan, het bleken afgevaardigden te zrjn van de Nederlandsche Zondagsschoolvereeniging nl de heeren Dr. Hoedemaker, Jhr. v. Weede van Dijkveld en de welbekende heer T. M. Looman, secretaris van gemelde vereeniging. Toen de voorzitter vroeg, of alle aanwezigen de presentielijst hadden geteekend, stond de heer Looman op om te vragen of het teekenen van die presentielijst ook inhield betuiging van instemming met het doel der vergadering; breedvoerig zette hu uiteen, waarom hij en de zijnen dat niet konden doen, wijl de Ned. Zondagsschoolvereeniging ruimte genoeg bood ook voor Geref. Zondagsscholen en het reglement geen enkele Chr. Zondagsschool buitensloot; hij achtte dan ook de oprichting van een nieuwe vereeniging absoluut overbodig en drukte zijn spijt uit over het feit, dat men tevoren geen overleg met zijn medebestuurders had gepleegd. Jhr. Van Weede van Dijkveld vroeg, of de op te richten vereeniging kerkelijk Chr. Geref. zou zijn, omdat slechts leden van dat Kerkgenootschap aan de bestuurstafel zaten. Ds. Kreulen antwoordde daarop dadelijk, dat dit verkeerd was gezien; twee der heeren aan de bestuurstafel behoorden tot de Chr. Geref. Kerk, van de afwezigen twee tot de Hervormde en één tot geen enkele Kerk. De Chr. Geref. waren dus in de minderheid en wat het motief voor de oprichting der vereeniging betrof, dat lag niet in wantrouwen in de personen van het Hoofdbestuur, maar uitsluitend in den te ruimen, niet genoeg belrjnden grondslag van de Ned. Zondagsschoolvereen. Een voorstel tot wijziging kon geen effect sorteeren, aangezien krachtens het reglement de vereeniging stond of viel met dien grondslag. Toen Dr. Hoedemaker daarop betoogde, dat ook zij de Gereformeerde belijdenis liefhadden, merkte Ds. L. Lindeboom zeer ter snede op: Welnu, wijzig dan Uw grondslag in dien zin, dan komen wij allen bij U en worden niet genoodzaakt een vereeniging naast de uwe op te richten. Die concessie konden de heeren onmogelijk verleenen; na met elkaar even geconfereerd te hebben, verklaarden zij bij monde van Dr. Hoedemaker, dat zij bevredigd waren door de verkregen inlichtingen, hun verzet tegen de stichting eener nieuwe vereeniging opgaven en haar goed recht erkenden. Van beide zijden werd er op aangedrongen zusterlijk naast elkander ieder op zijn terrein tot uitbreiding van 's Heeren Koninkrijk te arbeiden. Gelukkig kan ik constateeren, dat van beide zijden geen enkel hard woord viel, ja, de verhouding was zoo vriendschappelijk, dat op verzoek Van den voorzitter de voorvergadering met dankgebed door Dr. Hoedemaker gesloten werd. Ook mag ik vermelden, dat de wederzijdsche verhouding vriendschappelijk gebleven is, getuige het feit, dat we steeds met belangstelling van elkanders arbeid kennisnemen, elkaar bezoeken op onze jaarvergaderingen, terwijl uw onderdanige dienaar verleden jaar nog de eer genoot den secretaris der zustervereeniging te mogen vervangen bij een spreekbeurt in de Martinikerk te Groningen ter gelegenheid van de viering van het jubileum der Zondagsschool, nadat hij tevoren reeds voor het personeel der Herv. Zondagsscholen gesproken had. Nadat de heeren Hoedemaker c.s. vertrokken waren, werd besloten tot de oprichting eener Gereformeerde Zondagsschool- vereeniging onder de zinspreuk „Jachin", „dat Hij bevestige", ontleend aan 1 Kon. 7 : 21. Het Reglement werd vastgesteld, de heeren van het voorloopig Bestuur, Jhr. v. Asch v. Wijck, Van Andel, Ds. Kreulen en Verbrugh, definitief gekozen, terwijl voor den heer Dibbets, die niet in aanmerking wenschte te komen, Ds. L. Lindeboom, van Den Bosch, als Bestuurder aangewezen werd. Ruim een dertigtal der aanwezigen traden als lid toe, het Bestuur beloofde tegen Jan. 1872 een kalender gereed te hebben en Ds. Lindeboom stelde als redacteur van „De Vredebond" eenige ruimte beschikbaar voor officieele mededeelingen en propaganda ten behoeve der nieuwe vereeniging. Ziedaar de geboorte van onze nu zestigjarige Vereeniging^ Veel zal u ongetwijfeld bekend zijn; ik hoop, dat het U geen last, maar een lust was eenige oogenblikken bij haar wieg te vertoeven en 's Heeren loffelijke daden te gedenken. En nu met bekwamen spoed aan den arbeid. Het Bestuur liet er geen gras over groeien. In Mei van het volgend jaar was de geheele oplage van den kalender, groot 3000 ex., al uitverkocht. Weldra was dit getal tot 5800 gestegen, in 1875 was dit getal reeds tot 9000 geklommen. Het lezen der notulen (slechts van 1875 af voorhanden) leerde mij, dat het Bestuur een open oog had voor de eischen van goed Zondagsschoolonderwijs. Op bijna elke Bestuursvergadering komen ter sprake: kalender, toelichting, een bundel liederen, klasseboekjes en vooral ook traktaten. Ik hoop straks ieder nog een beurt te geven. Wel wil ik nu reeds met waardeering erkennen, dat Prof. Lindeboom, toen nog Ds. Lindeboom, de motor was, gelijk Ds. Tazelaar in latere jaren, de man van het initiatief, van doorzettingskracht, ondanks tegenwerking en lauwheid in kringen, waar men dit allerminst zou verwachten. U alle bijzonderheden mede te deelen, zou te veel van Uw welwillendheid en tijd vergen; voor Uw oog een galerij van al die verdienstelijke mannen, die „Jachin" in deze zestig jaren gediend hebben, te doen verrijzen, ik moet er van afzien, anderen hebben dat reeds vóór mij gedaan, in stilte leg ik den lauwertak mijner hulde aan den voet van hun beeltenis neer en dank bovenal God, voor wat Hij in hen aan „Jachin" schonk. Ik wil slechts een uitzondering maken voor de stichters en verder verwijzen naar de statistiek achter mijn verhandeling gedrukt, waar alle Bestuurderen van 1871 tot heden met data van komen en gaan regelmatig zijn opgenomen. Zoo gij die opgave lezen wilt, als het verslag U in handen komt, zal ik mij ruimschoots beloond achten voor den tijd, noodig geweest om een en ander op te sporen. Om des tijds wille moet ik mij dus bepalen tot de uitbreiding en ontwikkeling van „Jachin", haar arbeid naar buiten, tot hoofdmomenten in haar historie. De eerste algemeene vergadering na de stichting werd 1 Oct. 1872 te Amsterdam gehouden. Zij stond in het teeken der teleurstelling. De heer v. Asch v. Wijck bedankte als Bestuurslid, zoomede de heer Verbrugh. De oorzaak lag hierin, dat het Bestuur aan de Alg. Vergadering voorstelde, dat het aantal Bestuursleden tot 7 zou worden uitgebreid, waarvan vier predikant of ouderling der Geref. Kerk moesten zijn. De bedoeling van de voorstellers was uitsluitend om vooral in de toekomst te verzekeren de ongerepte handhaving van den Gereformeerden grondslag der Vereeniging. De beide broeders hadden daartegen bezwaar, ze meenden dat „Jachin" een te sterk uitgesproken kerkelijk karakter zou krijgen, wat zij nooit hadden gewild. Zij waren niet te bewegen aan te blijven, hoewel de vergadering haar inter-kerkelijk karakter toonde door den Herv. predikant Ds. Huet tot Bestuurslid te benoemen (die echter bedankte) en langzamerhand trokken de Herv. broeders zich bijna allen terug. Dat het scheepje schommelde op de baren, behoeft geen betoog. Evenwel, het voorstel werd aangenomen en bleef tot 1908 van kracht. Wat was toch het geval? Het kwam voor, dat ambtsdragers, die tevens verdienstelijke Bestuursleden van „Jachin" waren, moesten aftreden als lid van hun kerkeraad, doch daardoor konden ze niet langer Bestuurslid blijven. Men achte dit voor „Jachin" onprofijtelijk,* bovendien waren de toestanden veranderd, waarom men dan ook besloot bovengenoemde bepaling uit de Statuten te verwijderen. Op die eerste vergadering in '72 bleek, dat het aantal leden tot ongeveer 400, het getal afdeelingen tot 12 geklommen was. Het batig saldo bedroeg ƒ 230, dank zij twee groote giften uit Amerika. Het Bestuur werd tot 7 leden uitgebreid en bestond nu uit: ds. J. R. Kreulen, Voorz., ds. P. Kapteijn, Secr., H. W. H. v. Andel, Penningm., ds. L. Lindeboom, ds. J. de Koning, ds. W. Diemer en G. J. Overeem. Ik acht het een plicht der dankbaarheid van ieder dezer voortrekkers een kort, zéér kort overzicht van hun werkzaamheid als Bestuurslid te geven. Ds. J. R. Kreulen is Jachins eerste Voorzitter geweest. In de notulen van 1875 lezen we, dat hij wegens vertrek van Utrecht naar De Leek èn wegens het klimmen zijner jaren ontslag vroeg als lid van het Bestuur. Noode werd het verleend, in zijn plaats werd ds. Sieders aangewezen. Ds. P. Kapteiin, in '72 gekozen in plaats van den heer Verbrugh, was van '72 tot '84 secretaris en daarna drie jaar Voorzitter van „Jachin". Op de Algemeene Vergadering te Alphen verkreeg hij ontslag wegens ouderdom en zwakte. Uit waardeering voor het vele werk, door hem verrichfc werd hem het eere-lidmaatschap aangeboden. Op deze laatste vergadering, door hem bijgewoond, heeft hij er met jeugdig vuur voor gepleit toch vooral het Evangelie aan de kinderen der achterbuurt (later door prof. Lindeboom aangevuld met vóórbuurt) te brengen, omdat naar zijn oordeel de Zondagsschool wel wat van haar lijn afwijkt, wijl haar oorspronkelijk doel is de verwaarloosden op te zoeken. De bekende quaestie dus, later herhaaldelijk aan de orde gesteld. In de plaats van ds. Kapteijn werd ds. J. P. Tazelaar benoemd. Ds. J. de Koning, gekozen in '72 was van 1879 tot 1895 beheerder van Jachins penningen. Op de vergadering te Amersfoort verkreeg hij op zijn aanhoudend verzoek ontslag met loffelijke vermelding voor zijn trouw beheer. Hij zag zich vervangen door ds. A. de Geus. De heer Van Andel mocht de vereeniging van haar oprichting tot 1890 dienen, van '71 tot '79 als penningmeester. Deze broeder heeft veel voor „Jachin" gearbeid, plaatselijk en als bestuurslid. Zijn referaat, te Gorcum gehouden: „De vrucht der Zondagsschool voor het huisgezin, de maatschappij en de eeuwigheid" blijft nog altijd lezenswaard. Zijn opvolger was de heer v. Wijck van Heerenveen. Prof. L. Lindeboom is van '71 tot '87 lid van het Bestuur geweest. In '75 volgde hij ds. Kreulen als Voorzitter op, tot '84 bleef hij den hamer hanteeren. Zijn vele werkzaamheden heten niet toe langer het presidium van Jachin waar te nemen. Nog drie jaar blijft hij bestuurslid en dan noopt zijn veelomvattende arbeid hem ontslag te nemen. Zijn broeder, wijlen ds. J. N. Lindeboom, komt zijn plaats innemen. Wat prof. Lindeboom voor „Jachin" geweest is, kan moeilijk in enkele woorden of zinnen worden gezegd. Zijn belangstelling bleef onverflauwd, daarvan getuigt nog deze vergadering. Nogmaals zij hem dank en waardeering geboden voor zijn onvermoeiden, uitgebreiden arbeid voor den bloei onzer Vereeniging. De zegenende ziel zal vet gemaakt worden, worde ook aan hem bewaarheid. De heer G. /. Overeem diende Jachin van 1872 tot '85. Deze broeder heeft in de kracht zijns Gods veel voor de zaak der Zondagsschool mogen doen, ondanks tegenwerking en miskenning. In 1885 ging hij in in de vreugde zijns Heeren. Zijn plaats werd bezet door ds. M. J. v. d. Hoogt. Ten slotte ds. W. Diemer. Slechts 4 jaar had hij zitting in het Bestuur, n.1. van 1872—1876. De notulen vermelden, dat de verre afstand van zijn woonplaats en zijn vele werkzaamheden hem niet veroorloofden veel voor „Jachin" te kunnen doen. De heer L. A. Post was zijn opvolger. Vergunt mij met deze beknopte herinnering aan de verdiensten der voortrekkers te mogen volstaan. Van het jaar 1872 af tot '85 staan mij op èèn enkele uitzondering na geen verslagen ten dienste, ik heb alleen de notulen tot mijn beschikking en die zijn beknopt, weinig licht verspreidend, of niets zeggend, b.v. enkele regelingen ten bate onzer vereeniging worden getroffen, of: men spreekt over de punten voor de algemeene vergadering om elkaar te steunen. (Tusschen twee haakjes een voorbeeld ter navolging). Ik moet dus sober in mijn mededeelingen zijn. Toen ik naging de behandeling van de vraagpunten, de voorstellen en referaten op de gehouden jaarvergaderingen, bleek mij, dat verschillende zaken regelmatig terugkeeren ondanks de waarschuwing van het Bestuur: de tijden zijn nog niet rijp, de practische moeilijkheden zijn te groot, de tijd is te duur om altijd over hetzelfde onderwerp te praten. Ik wil u die punten noemen, al zullen ze u wellicht bekend zijn. Ie. Geef ons een liederenbundel. Reeds in '75 heeft prof. Lindeboom op zich genomen een bloemlezing samen te stellen. In '77 wordt geantwoord eerst eens af te wachten wat de classis Amsterdam zal doen. In '81 besluit men met „Filippus" en de Ver. voor Ger. Schoolonderwijs een bundel liederen uit te geven „Stem en /Snaren", waarvoor ƒ500 gevoteerd werd. Deze bundel is er eigenlijk nooit goed ingegaan. In '93 dringt Andijk weer op het uitgeven van een bundel aan, tot voor kort telkens door andere ver. herhaald. In 1913 hebben de heeren ds. Douma, ds. Tazelaar en Boot getracht aan de herhaaldelijk uitgesproken wenschen te voldoen, doch moesten om de vele moeilijkheden hun mandaat ter beschikking stellen. Het financieel risico voor „Jachin" was te groot, de keuze der liederen is te subjectief, wat de een wil, verwerpt de ander, de auteurswet biedt groote moeilijkheden, er zijn bundels genoeg, denk o.a. aan de uitgave van ds. Douma: „Stemmen des Heils". 2e. Geef ons traktaten. In dit opzicht heeft Jachin naarstig gearbeid. Reeds voor 1875 werden ze uitgegeven in '77 werden er 15.000 verkocht Ook liederen in traktaatvorm verlieten de pers, welke uitgave in '95 werd stopgezet. Toen „Filippus" zijn arbeid aanving, was er voor „Jachin" minder reden traktaten uit te geven Niettemin hebben de B.B. Koster en Tazelaar nog verscheidene traktaten geschreven voor uitdeeling op de Zondagsschool, op gekleurd papier tot het jaar 1915 toe. Toen kwam er stilstand. Naar aanleiding van een vraag in 1926 werd tot een nieuwe uitgave besloten, waarvan verreweg het grootste deel nog voorhanden is, niettegenstaande het Bestuur er telkens de aandacht op vestigt. In '79 werden ook 500 tekstkaarten voor Evangelisatiedoeleinden gedrukt. 3e. De Welbekende sprongen in den Rooster. In het begin hield men zich stil doch in '91 klaagt Heerjansdam over te groote sprongen of tusschenruimten, in '92 door Amersfoort gevolgd en later door tal van klagers tot op den huidigen dag toe. Die „springerij" heeft al wat van onzen kostbaren tijd op de jaarvergaderingen geroofd. Wanneer ds.Tazelaar pas op de eene vergadering betoogd heeft: onze Rooster doorloopt elk jaar heel de Bijbelsche geschiedenis en komt in den tijd van drie jaren daarbij geheel den cirkel der gewijde historie (wat de hoofdzaken betreft) rond, bedenk, dat we slechts 52 onderwerpen in het jaar kunnen geven; dat, last not least, de Zondagsschool, wijl ze missionair is den weg der zaligheid aan de hand der gewijde geschiedenis helder op den voorgrond moet doen treden en \ de Rooster zich dies niet te veel in historische bijzonderheden mag verliezen, het gaf niemendal, op de volgende samenkomst werd door een ver., die op de voorafgaande algemeene vergadering niet tegenwoordig was, heel leuk het voorstel ingezonden: „De Redactie van den Rooster zorge niet te groote sprongen tusschen de onderwerpen te maken". Zoo springt men met de beproefde leiding van onzen Redacteur en met onzen kostbaren tijd om. Ik spring nu echter naar No. 4. 4e. De jaarvergadering worde steeds in het centrum des lands gehouden. Ook een dankbaar onderwerp vooral voor hen, die vlak bij dat centrum wonen. Het Bestuur heeft steeds dat voorstel afgewezen. Zij die veraf wonen zouden dan steeds het meeste geld en den meesten tijd moeten offeren. Bovendien moeten de broeders en zusters in meer afgelegen streken door onzen toogdag ook eens opgefleurd en versterkt worden, terwijl de belangstelling voor Jachin's arbeid in de onderscheiden vergaderingsplaatsen in niet geringe mate opgewekt wordt, waardoor soms tientallen nieuwe begunstigers in èèn week gewonnen worden. 5e. Klachten. Ook een dankbare rubriek, bestaande uit verschillende series. Serie 1: Het Bestuur klaagt in het begin: stuur de toelichting op den Rooster toch vroeger bij de commissie van toezicht in. 't Helpt niets. Dan de stok maar bij de deur. Als ge niet vlugger opschiet, bedank dan liever. Ook wordt de Redactie van ketterij beschuldigd, te weinig practisch, te veel redeneerend, niet paedagogisch, niet psychologisch genoeg. Serie 2: De penningmeester klaagt over te hooge rekeningen van de uitgevers, en over het traag betalen der contributiën. Dat doet br. Koster nu nog, n.1. over het laatste. Die woekerplant tiert nog welig in den bloeienden bongerd. Reeds vroeg werd het besluit genomen: we verleenen geen subsidie als ge niet eerst uw contributie betaalt, waarbij wij pas gevoegd hebben: als gij niet op het orgaan geabonneerd zrjt. Serie 3: Klacht op klacht bereikte het Bestuur over slordig bedienen van de zijde der uitgevers, ofschoon ze niet allen aan dat euvel mank gingen. Gelukkig is sinds het optreden van Br. Verleur daarin een keer ten goede gekomen en wordt ieder op zijn wenken bediend, als de order tenminste duidelijk genoeg omschreven is. Serie 4: Er wordt een enquête ingesteld, vragenlijsten gezonden aan Kerkeraden en Zondagsscholen. Honderden antwoor- / den eenvoudig niet. Ik kan dat met voorbeelden staven. Telken jare klaagt het Bestuur, dat de vragenlijsten zoo traag en onvolledig binnenkomen. Het wordt beter, doch van een zestigjarige, die al zooveel meegemaakt heeft, zou men toch een civieler bediening verwachten. Serie 5: De Boekbeoordeeling komt te laat. Ook die klacht is in de laatste jaren verstomd, dank zij de activiteit van redacteur en uitgever. Serie 6: Hooren de kinderen van Geref. ouders al of niet op de Zondagsschool? Deze quaestie heb ik als de gewichtigste voor het laatst bewaard. Wat daarover èn over het verband tusschen de Zondagsschool en de Kerk is geschreven en gesproken in die zestig jaren, kan een boekdeel vullen, en nóg is men het niet eens, getuige de vergadering in Breda, nu twee jaar geleden. Als ik daarover moet beginnen, ontzinkt mij bijna de moed. Bij de oprichting van „Jachin" was op vele plaatsen geen Chr. School. Er was een algemeene ijver om Zondagsscholen te openen, en daardoor werd de principiëele quaestie niet zoo scherp gesteld. Sinds men meer en meer «tot de overtuiging kwam, dat de Zondagsschool een missionair karakter draagt en dus een machtige hefboom is in den arbeid der Evangelisatie, komt er meer klaarheid, ook in verband met haar oorsprong en doel der. oprichting. Op de quaestie zelf ga ik niet in; een historisch overzicht is geen referaat. Toch wil ik enkele momenten in uw geheugen terugroepen, wijl het betreft het bestaansrecht onzer Zondagsscholen, en omdat sommigen meenen, dat de drang om zich vooral op de verwaarloosden te werpen, een snufje van den nieuwen tijd is. Reeds in '86 refereert Ds. M. J. v. d. Hoogt over: „Op welke wijze en in welke verhouding kan de Zondagsschool rechtstreeks van de gemeente uitgaan en wat is daarvoor te zeggen en te doen?" In '89 wordt de waarschuwing gehoord, dat de Zondagsschool de catechisatie niet verdringe. In '92 vraagt men: „Is de Zondagsschool in de gemeente een noodzakelijk kwaad?" In 1901 verdedigt Ds. Littooy de stellingen: IV. De Zondagsschool moet niet naast, veel minder tegenover de Kerk staan; zij moet haar, onder den zegen Gods, tot openbaring brengen of bij vernieuwing als Kerke Gods te voorschijn doen treden en zich onder haar opzicht plaatsen. V. Indien van de Zondagsschool de kinderen van de lidmaten der Kerken door woord en daad absoluut verwijderd worden, dan handelt men te uitsluitend naar het ideaal (den toestand der volkomenheid) en men vergeet en rekent niet met de werkelijkheid. En Dr. B. Wielenga: I. Naar het Gereformeerd beginsel zijn de eenige, natuurlijke organen voor de opvoeding der jeugd, — van de zijde der ouders: de huiselijke opvoeding en de Christelijke dagschool; — van de zijde der Kerk: de Catechisatie. II. De Zondagsschool kan dus alleen tijdelijk als hulpmiddel (correctief) dienst doen, om die organen, waar ze gemist worden, in 't leven te roepen, of, waar ze krank zijn, te herstellen. III. Zulk een geoorloofd hulpmiddel is de Zondagsschool voor den missionairen arbeid der Kerk; wat de z.g. Inwendige Zending betreft, ga ze commissoriaal uit van de plaatselijke Kerk. Dat er warm gedebatteerd werd, behoeft wel geen betoog. Al kwam men niet tot volkomen overeenstemming, toch werkte de bespreking van dergelijke referaten verhelderend. Het Bestuur kreeg er wel wat genoeg van, want de Voorzitter merkte op, dat deze zaak nu viermaal achtereen op de Algemeene Vergadering geweest was. Niet zoo aangenaam liep de Jaarvergadering een jaar tevoren af. In Heerenveen had men de leerlingen der Chr. School, die voor 80 % de bevolking van een der Zondagsscholen uitmaakte, naar huis gezonden, over welken maatregel de afdeeling het oordeel der Algemeene Vergadering vroeg. Natuurlijk openbaarden zich vóór- en tegenstanders. Eén der heftigste voorstanders, Ds. De Geus, Bestuurslid, 'diende de volgende motie in: „De Algemeene Vergadering keurt de handeling van Heerenveen goed en navolgenswaardig". De staart, waarin het gif zat, zooals de voorsteller zich uitdrukte, kapte hij er later af. De heer Mulder koos den middenweg door deze motie te lanceer en: „De vergadering, gehoord de toelichting van Heerenveen en de discussiën, daarop gevolgd, gaat over tot de orde van den dag, zonder zich over het beginsel uit te spreken." De laatste motie werd aangenomen met 19 tegen 4 stemmende motie-De Geus met het omgekeerde stemmenaantal verworpen. Na afloop der vergadering berichtte Ds. De Geus, dat deze beslissing hem noopte ontslag als lid des Bestuurs te nemen, een verlies, dat door het Bestuur zéér betreurd werd. Onze Br! Koster nam zijn plaats in. In '89 had Amersfoort zich ook al in den geest van Ds. De Geus uitgelaten. In 1912 zond Ds. Tazelaar de navolgende stellingen in, die wegens tijdsgebrek na het houden van zijn referaat, niet meer in bespreking konden komen: I. Ofschoon de Zondagsschool ook als correctief der in het gemeen zeer gebrekkige huiselijke onderwijzing uitnemende diensten kan bewijzen, behoort zij toch allereerst middel voor Evangelisatie te zijn. II. Is de ontkerstening onzes volks voor een goed deel door de godsdienstlooze school veroorzaakt, de Zondagsschool is een doeltreffend middel, om op die ontkerstende volksmassa invloed ten goede te oefenen. III. De goede organisatie der Zondagsschool kan slechts tot stand komen, als zij zich zoo nauw mogelijk aansluit aan de Kerk. IV. De Zondagsschool als middel tot Evangelisatie staat pas aan het begin van haar ontwikkeling. V. De nieuwe periode, die de Gereformeerde Zondagsschool, na den strijd om haar bestaan, intrad, eischt, dat het getal dezer scholen zooveel mogelijk worde vermeerderd. Zij richte zich niet alleen tot de geestelijk verwaarloosde kinderen uit de lagere klassen, maar beproeve ook ingang te verkrijgen bij de meer gegoeden en onder de hooge standen. Daarna volgden de Congressen voor Geref. Evangelisatie, waarop we straks terugkomen, die ook stimuleerend hebben gewerkt om de Zondagsschool in de banen van den Evangelisatiearbeid te leiden. Ten slotte werd op onze Jaarvergadering te Breda, nu twee jaar geleden, weer aan de orde gesteld: „Behooren kinderen uit Geref. gezinnen tot de Geref. Zondagsschool te worden toegelaten?" De inleider, Ds. Nomes, liet een krachtig neen hooren; andere broeders opperden min of meer gewichtige bedenkingen en bestreden den inleider met, zooals hijzelf opmerkte, geen principiëele-, doch gevoelsargumenten. De een klemt zich vast aan het ideaal, een ander laat zonder keur alles toe, een derde houdt het ideaal hoog, doch rekent met de practijk en dat laatste vooral geeft wel eens aanleiding tot moeilijkheden, omdat de grenzen vaak zoo lastig aan te geven zijn. Maar dit mogen we wel constateeren, dat, krachtens de notulen, reeds in de zeventiger jaren door Ds. Kapteijn gewaarschuwd werd tegen het verlaten van den missionairen weg door de Zondagsschool, en dat in den loop der tijden dit missionair karakter en de noodzakelijkheid van een geordend verband met de plaatselijke Kerk zienderoogen veld won. Ik zou de geschiedenis van „Jachin" beschrijven. Velerlei dingen uit haar historie passeerden reeds de revue. Gaan we nu weer terug tot haar geboorte, en zien we wat zij deed om den bloei der Scholen te bevorderen, niet het minst door haar uitgaven om leiding aan het personeel te geven. a. Kalender of rooster met Toelichting. Op de stichtingsvergadering was men er al op bedacht het personeel der Zondagsschool leiding te geven door een kalender met toelichting te doen drukken. Ik memoreerde reeds, dat in het daaropvolgend jaar, 1872, de heele oplage van 3000 ex. was uitverkocht. In 1875 werd besloten de redactie van de Toelichting op te dragen aan Ds. W. Sieders; twee jaar later werd een Rooster voor het geheele jaar uitgegeven. In 1880 wordt een commissie van toezicht op Toelichting en rooster benoemd, die vaak mopperde over te late inzending van de copie, gezwegen nog van bedenkingen tegen te gewaagde uitspraken. Zeven jaar later kwam het voorstel onzen kalender te combineeren met dien van Ds. E. Douma en den heer Kroese, beiden te Drachten, de Toelichting zou dan gegeven worden in maandelijksche blaadjes, waarvan één pagina door het Bestuur ge- bruikt zou worden voor het doen van mededeelingen. Na heel wat deliberatie kwam de combinatie tot stand. In 1895 kwam het voorstel ter tafel twee kalenders uit te geven, één voor de oudere, één voor de jongere leerlingen. Het Bestuur acht dit onuitvoerbaar, „men kan het niet ieder naar den zin maken". In 1912 wordt dit voorstel herhaald en niet langer onuitvoerbaar geacht. 80.000 ex. werden van den kalender voor de jongere leerlingen gedrukt. Er bleven echter klagers. Ik zal de klachten niet bespreken; het verlangen ging langzamerhand uit naar een „vaste Toelichting", zooals men dat noemde. Na Ds. Douma werkten nog mede: Ds. C. Oranje, Ds. C. Lindeboom, Dr. P. J. Wyminga, Ds. J. P. Tazelaar en Prof. Grosheide. Wij voegen daaraan nog toe, dat jaarlijks 80.000 roosters voor de oudere leerlingen worden gedrukt. Reeds in 1898 sprak Ds. Tazelaar over een vaste handleiding, daarin in 1900 door Heerenveen, later in 1911 door Ds. J. Douma krachtig gesteund. In 1913 besluit het Bestuur dan ook tot het uitgeven van een b. Handboek. Dit zou in een driejarig tijdvak den rooster toelichten. In het eerste deel Worden 86 onderwerpen uit het Oude, in het tweede deel 83 onderwerpen uit het Nieuwe Testament behandeld. Het samenstellen van dit omvangrijk werk werd aan de heeren Douma en Tazelaar opgedragen, de technische uitvoering aan den heer A. Verleur. Ondanks velerlei bezwaren, kwam het werk in 1918 gereed, in 1926 gevolgd door een Supplement en een tweede druk, waarin het Supplement is opgenomen. Dat de eerste druk zoo spoedig uitverkocht was, pleit zeer zeker voor het uitnemende werk, door de auteurs geleverd en voor de accuratesse en civiele bediening, door den uitgever betoond. c. Ons Orgaan. Om verschillende redenen werd al spoedig de behoefte gevoeld aan een eigen orgaan. In de eerste plaats had het Bestuur mededeelingen aan de Vereenigingen of Afdeelingen te doen. In de tweede plaats moesten troffel èn zwaard gehanteerd worden. Vergeet niet, dat vele Gereformeerden de Zondagsschool met een scheef oog aanzagen, ja haar ondubbelzinnig vijandschap betoonden. Men beschouwde haar als een Methodistische woe- kerplant, als een particulier liefhebberijtje, of ook wel werd haar aangewreven, dat ze de stichting eener Chr. School tegenhield, 't kwam zoo voor de ouders goedkooper uit immers?, of dat ze de Catechisatie tegenwerkte. We zullen op die bedenkingen niet ingaan, we releveeren ze slechts en voegen er bij, dat het Bestuur met kracht daartegen opkwam. Had de Kerk over 't geheel haar roeping inzake den Evangelisatie-arbeid eerder verstaan en dies het rechte verband tusschen Kerk en Evangelisatie vroeger gelegd, dan was de Zondagsschool veel strijds bespaard gebleven. Later komen we daarop nog even terug. Nu breng ik in herinnering, dat in het begin de redacteur van „De Vredebode", Ds. L. Lindeboom, eenige ruimte beschikbaar stelde; de af deelingen kregen daarvan een present-exemplaar. In 1883 werd echter de uitgave gestaakt, waarop Prof. Brummelkamp gastvrijheid in „De Bazuin" aanbood. Twee jaar later verschijnt het Jaarverslag afzonderlijk. Nog later, 1887, publiceert het Bestuur zijn mededeelingen op een pagina der maandelijksche toelichting. Van verschillende zijden wordt al spoedig niet het minst door Ds. Tazelaar aangedrongen op het uitgeven van een eigen orgaan. Andijk doet in 1901 het voorstel; in de Bestuursvergadering van October 1902 wordt besloten een driemaandelijksch Tijdschrift uit te geven, genaamd „De Zondagsschool". Het volgend jaar telde het orgaan 176 abonné's, bij het veertigjarig bestaan in 1911, 522 abonné's, thans is dit getal over de 1200 gestegen en kon nog veel grooter zijn, indien ons ideaal: ieder lid van Bestuur en personeel abonné, verwezenlijkt werd. In 1912 verscheen ons orgaan voor 't eerst maandelijks. Over den inhoud zal ik niet veel zeggen; alleen dit: „zie naar onze jubileum-uitgave, lees de artikelen in hun drievoudigen aard, en ge zult het met mij eens zijn, dat de vaardige pen van den onvermoeiden Redacteur Ds. J. P. Tazelaar, onze Zondagsschoollitteratuur met menige schoone gedachte, heldere uiteenzetting, klare bestrijding en doelbewuste propaganda verrijkt heeft. Moge het den nieuwen Redacteur, Ds. Dondorp, gegeven worden met dezelfde energie als zijn voorganger aan ons blad te arbeiden en het tot steeds hoogeren bloei te brengen. d. Onze Boekbeoordeeling. Op de vergadering van 9 April 1885, gehouden te Leiden, stelt Bunschoten voor om de door H.H. Uitgevers ingezonden boekjes al of niet aan te bevelen vanwege het Hoofdbestuur. Prof. Lindeboom betuigt direct zijn sympathie en raadt aan daarvoor commissiën te benoemen, die zelfstandig handelen, doch Ds. v. d. Hoorn en Ds. Donner manen tot groote voorzichtigheid aan. Het resultaat was, dat het voorstel met 18 tegen 6 stemmen werd aangenomen, met dien verstande, dat het Hoofdbestuur zelf de commissie daarvoor benoemt. In No. 48 van „De Bazuin", 27 November deszelven jaars, verscheen de eerste recensie, opgesteld door den heer A. van Namen, een der wakkerste Bestuurders, die „Jachin" gekend heeft; 19 boekjes werden daarin gerecenseerd. Van 1900—1917 werd Ds. J. P. Tazelaar, later diens zoon, Ds, J. A. Tazelaar met de redactie belast. Tijd gebiedt ons ook hier beknopt te zijn. Laten we U daarom mogen verwijzen naar den rijken inhoud van het referaat, door Ds. Tazelaar Sr. gegeven ook te Leiden bij het 40-jarig jubileum der Boekbeoordeeling, getiteld: „In vollen bloei". Ik volsta hier met enkele zinsneden uit de inleiding aan te halen: „Jachin's Boekbeoordeeling vormt een centrum, van waaruit in wijden kring geestelijke invloed wordt geoefend. De Zondagsschoollectuur heeft, naar het oordeel van bevoegden, daardoor groote verbetering ondergaan. „Jachin" vraagt voor haar leerlingen lectuur, die het Christelijk beginsel en de Christelijke levensbeschouwing uiteenzet, in zijn toepassing op al de verhoudingen van het dagelijksch leven, overeenkomstig het Woord Gods, en rekening houdend met de kinderlijke bevatting. Lectuur, die degelijk, onderhoudend en pittig is; die niet maar geen kwaad, maar wezenlijk goed doet. Na veertig jaren staat onze Boekbeoordeeling in vollen bloei. Luid geprezen, hooggewaardeerd. Trouw gebruikt, ook buiten den kring van „Jachin", tot in Amerika, Afrika en Indië toe." e. Boekjes. Naast talrijke referaten, die afzonderlijk in brochure-vorm verschenen, gaf „Jachin" ook enkele boekjes uit. In 1898 verscheen van de hand van Ds. J. P. Tazelaar: „De Zondagsschool" een boekje voor de leerlingen der hoogste klasse; in '99: „De Gereformeerde Zondagsschoolvereeniging Jachin"; in '98: „De jeugd van H.M. Koningin Wilhelmina"; in 1911: ons prachtig Gedenkboek; in 1913: „God redde Nederland"; in 1923: „Oranjeklokken" en in 1930: „De Zondagsschool", herdenkingsuitgave bij het 150-jarig bestaan, terwijl in 1917 de heer P. Oranje een boekje schreef over „Maarten Luther, als Hervormer herdacht voor de jeugd". Ik neem thans afscheid van „Jachin" 's uitgaven en spreek dus niet over belooningskaartjes en diploma's, doch vraag liever Uw aandacht voor nog enkele punten uit de historie. Laat ik beginnen met drie gedenkdagen. Ik wil ook thans kort zijn. Haar zilveren jubileum vierde „Jachin" te Delft, mede bijgewoond door Br. Koster. Ds. De Geus hield een feestrede naar aanleiding van Ps. 110 vers 3: „Uw volk zal zeer gewillig zijn op den dag Uwer heirkracht, in heilig sieraad; uit de baarmoeder des dageraads zal u de dauw uwer jeugd zijn." Ds. N. A. de Gaay Fortman refereerde over: ,De geschiedenis van het Zondagsschoolonderwijs in Nederland." Gelijk dit ons jubileum in 1931 stond ook het jubileum in 1896 in het teeken der soberheid. Het Bestuur bestond destijds uit: Ds. P. Kapteijn, Ds. A. de Geus, Ds. J. N. Lindeboom, den heer D. Mulder, den heer A. v. Namen, Ds. A. Loois en den heer S. J. v. Wijck. Toen de vereeniging in 1911 veertig bestond, meende men de soberheid niet te ver te moeten drijven. In de eerste plaats verscheen het kostelijk Jubileumboek; de voorzitter, Ds. J. N. Lindeboom, hield een feestrede, „Jachin" 's dichter, de heer Mulder van Zierikzee, gaf een feestlied; de secretaris, P. Oranje, een kort historisch overzicht; Prof. Lindeboom een toespraak over ontstaan en oudste historie onzer Vereeniging; Ds. Tazelaar een referaat over den huidigen stand van het Zondagsschoolvraagstuk, waarop van verschillende zijden, toespraken, ontboezemingen en heilwenschen volgden. In de slotvergadering werd het woord gevoerd door de predikanten v. d. Linden uit Den Haag en Douma van Leiden. Tijdens het 40-jarig jubileum bestond het Bestuur uit: Ds. J. N. Lindeboom, P. Koster, Ds. J. Douma, D. Mulder, A. v. Namen, Ds. J. P. Tazelaar en P. Oranje. Ons gouden jubileum, in 1921 gevierd te Rotterdam, leeft natuurlijk nog voort in de herinnering van velen, die hier tegenwoordig zijn. Vooral toen bleek, dat Jachin's arbeid ook in Regeeringskringen waardeering vond, wijl het H. M. onze geëerbiedigde Koningin behaagde den 2en secretaris, Ds. J. P. Tazelaar te benoemen tot Ridder van de Oranje Nassau-orde. Wat een geestdrift, toen Z.Eerw.'s dochter den dankbaren ridder het ridderkruis op de borst speldde. Ditmaal laat ik referaten en toespraken weg en vestig liever de aandacht op wat Prof. Grosheide in „De Heraut' schreef „Maar ik meen toch te mogen zeggen, dat de Jubileum-vergadering van „Jachin" in zooverre een teeken des tijds was, dat door de veranderde houding, het verbeterde inzicht zichtbaar werd. Ik wijs er op, dat verschillende Kerkeraden offciëel een afgevaardigde hadden gezonden. Het optreden van vooraanstaande mannen bewees, dat ook aan de Hoogescholen de Evangelisatie-arbeid de waardeering gaat vinden, die hij behoeft." En toen Z.HoogGel. de vraag stelde: „heeft „Jachin" nog een toekomst?" wees hij op vier punten: le. Wat doen wij met de kinderen, die de Zondagsschool verlaten?; 2e. de gewichtige quaestie der opleiding; 3e. we zullen moeten bestudeeren hoe het Zondagsschoolkind is, wat het denkt, wat het begeert, nu door de steeds dieper gaande onkunde omtrent Gods Woord in vele kringen, de kinderen op de Zondagsschool verder van den onderwijzer komen te staan; 4e. de moeilijkheid om kinderen op de Zondagsschool te krijgen, alle punten, die ook thans na 10 jaren, nóg onze aandacht vragen. Aan de Bestuurstafel zagen we weer een paar veranderingen. De broeders Ds. Douma en Mulder zijn vervangen door Verleur en Boot, de le Secretaris, P. Oranje, zingt zijn zwanenzang, een nieuwe secretaris treedt op. Ds. J. N. Lindeboom is als Voorzitter vervangen door Prof. Grosheide. Nog enkele jaren, en de broeders Lindeboom en Oranje zijn niet meer. Een woord van eerbiedige hulde wijden we aan hun nagedachtenis, in dankbare herinnering houdt „Jachin" het werk van zoovele andere broeders, als Ds. De Geus, Douma, v. Namen, Mulder, Loois. Bovenal dank aan God, dat Hij hen verwaardigde zooveel voor „Jachin" te mogen doen. * * Thans moet ik terugkomen op de viering van het 40-jarig jubileum. De Broeders gaan huiswaarts. Staande op het balcon van de tram, nog onder den indruk van wat ze gehoord hebben, bespreken ze den voortgang van den arbeid in Gods Koninkrijk. De vraag wordt opgeworpen, of de tijd niet gekomen is om een Congres voor den arbeid der Evangelisatie te houden en daar werd het zaadje gelegd, waaruit straks twee Congressen zoo heerlijk opbloeiden. Mannen als Prof Lindeboom, Douma en Tazelaar laten het niet bij een vluchtige gedachte, doch weten van aanpakken en organiseeren. Op de Bestuursvergadering werd het denkbeeld ter sprake gebracht, warm toegejuicht met „Filippus" overlegd, een comité van uitvoering benoemd, 8 en 9 April 1913 het eerste Congres te Amsterdam gehouden. De Brs. Douma en Tazelaar vertegenwoordigden „Jachin" in het comité van uitvoering; „Jachin" nam een deel der kosten voor haar rekening; sprekers uit den kring van „Jachin" traden op. Het is haast overbodig te zeggen, dat „de Zondagsschool" ook op het program voorkwam, en dat Ds. J. P. Tazelaar de aangewezen Inleider was. Daar werd met algemeene stemmen het cachet gehecht aan de overtuiging, die in den boezem van „Jachin" al jaren gerijpt was: „Het Congres is van oordeel, dat de Kerk van de Zondagsscholen als één der uitnemendste middelen voor haar Evangelisatie-arbeid onder de jeugd heeft gebruik te maken." Dat was een schoone triomf voor de onvermoeide strijders, die al zoo lang getracht hadden de plaats voor de Zondagsschool te veroveren, die haar rechtmatig toekomt. Drie jaar later werd dit eerste Congres, dat krachtig stimuleerend op den arbeid der Evangelisatie heeft ingewerkt, door een tweede gevolgd, Woensdag 3 Mei 1916 te Rotterdam, voorbereid door hetzelfde Comité. En al is het, dat de arbeid der Zondagsschool ditmaal niet rechtstreeks ter sprake kwam, toch plukt „Jachin" de vruchten van de bezieling, die ook van dit Congres uitging. „Jachin" heeft ook enquêtes ingesteld. In 1901 werd aan 682 Geref. Kerkeraden en aan 125 Besturen van Geref. Zondagsscholen een lijst met 11 vragen verzonden betreffende huiscatechisatie, arbeid der Zondagsschool, betrekking tuschen Zondagsschool en Kerkeraad. Niettegenstaande door verschillende omstandigheden pl.m. 100 Zondagsscholen opgeheven waren, was de uitslag der enquête van dien aard, dat „Jachin" besloot, vooralsnog geen wijziging te brengen in den vorm van haar bestaan of in de methode van haren arbeid, maar op den reeds lang met kennelijken zegen bewandelden weg voort te gaan; met dien verstande evenwel, dat zij zich nu reeds tot terugtrekken bereid verklaart, zoodra de Geref. Kerken officieel dezen tak van Zending ter hand nemen en de Chr. ouders de huiscatechisatie instellen. (Zie: „Waarom opgeheven?" door J. P. Tazelaar en het desbetreffend Rapport.) In 1904 stelde „Jachin" een onderzoek in naar het al of niet doen Ieeren van den Catechismus op onze Geref. Scholen. Slechts 32 antwoorden kwamen in met de vermelding dat de Catechismus op 23 scholen wèl, op 9 scholen niet geleerd werd. Verder was de aandacht van Jachin's Bestuur op twee andere gewichtige zaken gericht, nJ.: wat doet ge voor Uw leerlingen, als ze de Zondagsschool verlaten hebben?, waarover Ds. Tazelaar refereerde, op de vervolgklassen, en op de opleiding van ons personeel, een zéér, zéér gewichtige quaestie, die bij herhaling ter sprake kwam. (Zie Gedenkboek, pag. 118, 199 en 283). Over die opleiding hield de heer Verleur in 1912 te Haarlem een referaat, waarna de heeren Ds. J. Douma, Prof. Dr. F. W. Grosheid, J. Lakerveld, H. Meijerink, Ds. J. P. Tazelaar en A. Verleur als commissie werden aangewezen, die het volgend jaar een uitvoerig en degelijk rapport over de opleiding aanboden, waarbij deze vragen werden beantwoord: a. Wat moet het doel zijn van de opleiding? b. Wie zullen opgeleid worden? c. Hoe lang zal de opleiding duren? d. Welke vakken zullen worden onderwezen? e. Welke boeken en leermiddelen moeten worden gebruikt? ƒ. Wie zal als leider optreden? Voortdurend wordt in onze vragenlijsten, die telkenjare aan de Vereenigingen worden toegezonden, de aandacht gevestigd op beide belangrijke zaken: vervolgklassen en opleiding. In 1927 werd besloten tot het instellen van een onderzoek naar de werkwijze, het verloop van het aantal leerlingen, dag van samenkomst en aard der Kerstgeschenken binnen den kring der aangesloten Scholen. Ook nu weer zong men het bij de Jachinieten geliefde en welbekende liedje: van de 180 circulaires kwamen er slechts 80 geheel of gedeeltelijk ingevuld terug. Een enkele conclusie neem ik over: 4. Over het geheel genomen gaat het aantal leerlingen achteruit hoewel niét onrustbarend. 7. Waar door Evangelisatie propaganda gemaakt werd, nam het aantal leerlingen weer toe. In het jaar 1928 werd op bescheiden schaal een onderzoek ingesteld naar het aantal Ouderavonden en de inrichting daarvan. Het resultaat was, dat op vele plaatsen dergelijke samenkomsten worden gehouden en zoo goed als zonder uitzondering in den smaak vallen. (Zie Verslag Vergadering te Leeuwarden, 1928). Na deze enquêtes in Uw geheugen teruggeroepen te hebben, wil ik wijzen op de relatie, waarin „Jachin" tot de Kerk, den Staat, de Vereeniging voor. Geref Onderwijs, tot het Geref. Traktaatgenootschap „Filippus" gestaan heeft of nog staat. Reeds in het jaar 1875 verzond het Hoofdbestuur aan de Synode der toenmalige Chr. Geref. Kerk een adres om erkenning en geestelijken steun. Ds. L. Lindeboom rapporteert daarover op de Bestuursvergadering van 23 October 1875; „De Synode heeft gaarne onze Vereeniging willen erkennen en steunen onder voorwaarde, dat geen Zondagsscholen, van „Jachin" uitgaande, worden opgericht dan met voorkennis en toestemming van den Kerkeraad der Chr. Geref. gemeente, op die plaatsen, waar een gemeente bestaat", waarop de betuiging volgt: „De Bestuursleden vinden geen bezwaar in deze voorwaarde der Synode, derhalve wordt deze aanvaard." Twintig jaar later, dus in '95, vraagt Amersfoort: „Erkent de Synode der Geref. Kerken ook „Jachin", gelijk de Synode der Chr. Geref. Kerk dat eertijds deed? De Bestuurderen oordeelden stappen in die richting te moeten doen, weshalve aan den secretaris, die ouderling was van de Kerk van Heerenveen, opgedragen wordt, deze zaak op den Kerkeraad te brengen en zoo langs den Kerkrechtelijken weg ter Synode. Ik heb in de volgende notulen er niets meer van vernomen. In 1923 zendt de Kerkeraad der Geref. Kerk van Weesp (standplaats van Ds. Tazelaar) bij de Classis Amsterdam 5 stellingen in betreffende den Evangelisatie-arbeid met het doel die door te zenden naar de Synode. Ook van andere zijde wordt in die richting gearbeid. (Zie het mooie artikel in „De Zondagsschool" van Juli '23, en blz. 72 van onze Jubileumuitgave „Het Geref. Zondagsschoolwerk" door Ds. J. P. Tazelaar.) In het Septembernummer van '23 wordt medegedeeld, dat Prof. Grosheide rapporteerde over het Rapport betreffende de Evangelisatie, en dat na breede discussie 7 conclusies werden aangenomen, waarin aangewezen werd, langs welke lijnen het Evangelisatiewerk moet geschieden. Een niet gering succes, wijl „Jachin" al jaren voor een deugdelijk verband met de Kerk gestreden heeft. Wat onze verhouding tot den Staat betreft, de eerste maal in 1874, dat de Koninklijke goedkeuring op de Statuten gevraagd werd, werd deze aanvraag afgewezen, wegens een gebrek in den vorm. Men besloot nieuwe pogingen aan te wenden, die wel met succes zullen bekroond zijn1), want de notulen zwijgen er verder over. Met de Vereeniging voor Geref. Schoolonderwijs werd steeds vriendschap onderhouden, naar elkanders jaarvergaderingen werden in 't begin steeds afgevaardigden gedeputeerd. De stichting van het Gereformeerd Traktaatgenootschap tJFUippus" werd door „Jachin" met bijzondere vreugde en sympathie begroet. Het uitgeven van een scheurkalender werd gaarne aan „Filippus" overgedragen, alsook de uitgave van traktaatjes. Verscheidene jaren vergaderden „Jachin" en „Filippus" op dezelfde plaats en hielden dan een gemeenschappelijken bidstond. De notulen van '95 vermelden, dat de samenwerking met „Filippus" verbroken werd, wijl het Bestuur van het Genootschap „zoo eigendunkelijk optrad", en geen antwoord hoegenaamd ontvangen werd op geopperde bezwaren tegen tijd en plaats eener jaarverg. We vernemen niet, dat deze breuk tot ernstige conflicten geleid heeft, twee zusjes uit hetzelfde gezin kibbelen ook wel eens, en straks vliegen ze elkaar weer om den hals. 't Laatste wordt niet geconstateerd, doch de geschiedenis wijst uit, dat, dit incident nu daargelaten, „Jachin" steeds op den meest vriendschappelijken voet met „Filippus" verkeerd en samengewerkt heeft Ik zou U nog veel bijzonderheden uit Jachins historie kunnen mededeelen, als: dat Jachin" besluit in '82 een leening van ƒ 200 bij „Filippus" aan te gaan, dat br. v. Namen sinds '83 als onbezoldigd reizend-agent voor „Jachin" fungeerde, dat de B.B. in '84 er nog niet toe konden komen den Secretaris en den Penningmeester een „bewijs van belangstelling" aan te bieden uit waardeering voor hun arbeid, dat men in '92 besluit meerdere Bestuursverg. per jaar te houden wegens de veelheid x) 16 Juni '78 zijn de Statuten Koninklijk goedgekeurd. van stof, dat in '96 besloten werd, dat de eere-leden aan de Bestuurstafel mogen zitten en voor rekening der kas de Algem. Verg. bezoeken, dat in '96 voor 't eerst dé vragenlijsten werden verzonden, dat in '98 twee secretariaten werden ingesteld, dat in 1902 de gemeenschappelijke maaltijd zóó in den smaak viel, dat men besloot op denzelfden voet voort te gaan, als de kosten niet te hoog waren, dat in 1906 de Algem. verg. te Alphen nog zeer huiverig was om dames als onderwijzeressen toe te laten, dat ds. Tazelaar in 1918 „De film en het Zondagsschoolwerk" ter sprake bracht, dat Rotterdam een radio-avond uitzond en zooveel meer. Ik zou U kunnen wijzen op de trouwe toewijding voor en hartelijke belangstelling in den arbeid van „Jachin", zoo lange jaren door onzen hooggeschatten Voorzitter, onzen ijverigen penningm. onzen actieven uitgever betoond, doch reeds te lang vroeg ik Uw aandacht. Maar toch mag ik niet eindigen zonder gewezen te hebben op den stoffelijken steun in den vorm van subsidie of Kerstgave aan zoo talrijke behoeftige Zondagsscholen verleend, maar vooral op den zedelijken en geestelijken steun, die geboden werd door Rooster, Toelichting, Handboek, Orgaan, Boekbeoordeeling, Referaat, Advies op vraagpunten, niet het minst door de bezieling, die er steeds van onze goedbezochte jaarvergaderingen uitging. En de vruchten van onzen arbeid? We hebben ze mogen aanschouwen, de eeuwigheid zal ze ten volle openbaren. Op verschillende plaatsen gaf de Zondagsschool den stoot tot de stichting van een Chr. School, of baande ze den weg tot institueering eener Geref. Kerk. Hoevelen hebben reeds getuigd, dat zij door het Zondagsschoolonderwijs hun Heiland en Zaligmaker hebben mogen vinden! Doch op de vrucht mogen we niet zien. „Willig in het gebod en blind in de uitkomst" zij en blijve onze leuze. Moge de Heere Bestuur en leden, inzonderheid het personeel onzer Zondagsscholen blijven bestralen met Zijn licht, gunst en genade om tegenover het voortwoekerend ongeloof de banier van Zijn Woord hoog te verheffen, ze te planten, waar men den eenigen weg ter zaligheid nog niet kent, opdat ook in de komende jaren mede door onzen altijd gebrekkigen arbeid den Heere, lof, prijs en aanbidding uit veler ikinidermond worde toegebracht. IK HEB GEZEGD. BIJLAGEN. Bijlage A. Ds. J. Kreulen .. 1871—75. Ds. W. Sieders.. 1875—'81. A. v. Namen Hz. 1881—1912. Prof. Dr. F. W. Grosheide 1912—heden. HET BESTUUR VAN J. J. Verbrugh .. 1871—72. Ds. P. Kapteyn.. 1872—97. Ds. J. P. Tazelaar 1897—1931. „JACHIN" 1871—1931. Jhr. Mr. v. Asch v. Wijck 1871—72. Ds. J. de Koning.. 1872—95. Ds. A. de Geus 1895—1900. De heer P. Koster 1900—heden. H. W. H. v. Andel 1871—'90. S. J. v. Wijck .. 1890—'98. P. Oranje 1898—1924. A. Kappers .. 1924—heden. Prof. L. Lindeboom 1871—1887. Ds. J. N. Lindeboom 1887—1925. De heer J. den Boeft.. 1925—heden. G. J. Overeem 1872—1885. Ds. M. J. v. d. Hoogt .. 1885—1886. A. C. Koops 1886—1891. Ds. A. Loois 1891—1907. Ds. J. Douma 1907—1914. A. Verleur 1914—heden. W. Diemer 1872—1876. L. A. Post 1876—1879. Prof. A. Brummelkamp 1879—1888. G. Jansen v. Rijssen .. 1888—1895. D. Mulder 1895—1920. A. Boot 1920—heden. Eere-Voorzitter. Eere-leden: Buitengewoon lid des Bestuurs: Prof. A. Brummelkamp 1888. Prof. L. Lindeboom .. 1896—heden. Ds. P. Kapteyn. J. Wouda. Ds. W. Sieders. D. Mulder. Ds. J. P. Tazelaar Ds. J. N. Lindeboom. Ds. E. Douma. Ds. A. Littooy. P. Oranje. Ds. J. P. Tazelaar. Voorzitters: Ds. J. Kreulen 1871—1875. Prof. L. Lindeboom .. 1875—1884. Ds. P. Kapteyn 1884—1887. Ds. J. N. Lindeboom .. 1887—1914. Prof. Dr. F. W. Grosheide 1914—heden. Secretarissen: Jhr. Mr. v. Asch v. Wijck .... 1871. Ds. P. Kapteyn 1872—1884. A. v. Namen 1884—1887. A. C. Koops 1887—1891. S. J. v. Wijck 1891—1898. P. Oranje 1898—1921. A. Boot 1921—heden, Penningmeesters: H. W. A. v. Andel .... 1871—1879. Ds. J. de Koning 1879—1895. Ds. A. Loois 1895—1907. P. Koster 1907—heden. Bijlage B. WAAR „JACHIN" VAN 1871—1931 VERGADERDE. Amsterdam 1877, 1888, 1914. Amersfoort 1878, 1895. Alphen 1897. Apeldoorn 1903. Assen 1907. Arnhem 1916. Breda 1929. Dordrecht 1886, 1899. Delft 1876, 1896, 1922. Enschedé 1930. Groningen 1889, 1913. Gorinchem 1890. 's-Gravenhage 1891, 1909, 1911. Goes 1904. Gouda 1919. Haarlem 1912. Harderwijk 1881. Heerenveen 1898. Hiversum 1902, 1924. Hoogeveen 1894. Kampen 1879.. Leeuwarden 1887, 1928. Leiden 1885, 1925. Middelburg 1880, 1892, 1923. Meppel 1884. Nijkerk 1901. Nijmegen 1926. Pernis 1883. Rotterdam 1910, 1915, 1918, 1921, 1931. Scheveningen 1905, 1927. Schiedam 1906. Utrecht 1871, 1872, 1875, 1908, 1917. Zaandam 1882. Zwolle 1900, 1920. Bijlage C. Ik wil U ook een opsomming geven van de verschillende schotels, die in de laatste twintig jaar der vergadering werden voorgezet; ik zou nog verder kunnen teruggaan, doch dan verg ik te veel van uw aandacht, en mijn onderwerp wordt te lang. Daarom begin ik met de eerste vergadering na de herdenking van het 40-jarig bestaan der vereeniging. 1912 Haarlem: „De opleiding onzer a.s. Zondagsschoolonderwijzers", door den heer A. Verleur. 1912 „ : „De huidige stand van het Zondagsschoolvraag- stuk", door Ds. J. P. Tazelaar. 1913 Groningen: „De noodzakelijkheid van de sterking der be¬ staande en de stichting van nieuwe Zondagsscholen", door Ds. G. Wielenga. 1914 Amsterdam: „Een en ander in betrekking tot de vertel¬ ling op de Zondagsschool", door den heer P. Oranje. 1914 „ : „Zondagsschool en Bijbelverspreiding", door Ds. J. Douma. 1915 Rotterdam: „Welk is de beste wijze om de leerlingen, die boven de Zondagsschooljaren zijn gekomen, verder te bearbeiden?", door Ds. J. P. Tazelaar. i 1916 Arnhem: „De Zondagsschool onder de meergegoede stan¬ den", door Ds. J. C. Rullmann. 1917 Utrecht: „Jan Ligthart en de Zondagsschool", door H. Scholtens Kz. 1918 Rotterdam: „De wekelijksche voorbereiding van den Zon¬ dagsschoolonderwijzer", door Ds J. P. Tazelaar. 1919 Gouda: „De Zondagsschool en de Revolutie", door Prof. Dr F. W. Grosheide. 1920 Zwolle: le. „Reorganisatie van de Zondagsschool; in wel¬ ken zin wèl, in welken zin niet noodzakelijk", door Ds. J. P. Tazelaar. 2e. „Waarop hebben wij bij het vertellen in 't bijzonder te letten?", door D. Mulder, Zierikzee. 1921 Rotterdam: 1. „De Zondagsschool als wereldverschijn¬ sel", door Ds. J. A. Tazelaar. 2. „De psychologie van het Zondagsschoolkind", door Prof. Dr. G. Ch. Aalders. 3. „De opvoedkundige waarde der Heilige Schrift", door Ds. J. P. Tazelaar. 1922 Delft: „Verkorte Bijbeluitgaven", door Prof. Dr. Gros¬ heide. „Het contact tusschen onderwijzer en kind op de Zondagsschool", door Prof. Dr. J. Waterink. 1923 Middelburg: „De beteekenis van het goed memoriseeren van teksten en psalmverzen en de beste wijze van overhooren", door den heer Van Wijk, Wolfaartsdijk. 1924 Hilversum: a. „De inrichting onzer Jaarvergaderingen", door Prof. Dr. F. W. Grosheide, b. „Naar welk systeem moeten Bijbels, traktaten en teksten op onze Zondagsscholen worden uitgedeeld?", door Dr. H. Kaajan van Utrecht. c. „Het huisbezoek", door Ds. H. J. Heida, Vlaardingen. 1925 Leiden: 1. „In vollen bloei", door Ds. J. P. Tazelaar. 2. „Onze Zondagsscholen en de toenemende concurrentiejacht der moderne jeugdvereenigingen", door Dr. W. G. Harrenstein. 1926 Nijmegen: 1. „En bij de huizen", door J. den Boeft, Gor- cum. 2. „Het belang van de historiciteit der Bijbelsche verhalen voor het onderwijs op de Zondagsschool", door Prof. Dr. F. W. Grosheide. 1927 Scheveningen: .Arbeid en roeping", door Dr. K. Dijk te 's-Gravenhage. 1928 Leeuwarden: 1. „Ouderenavonden voor de Zondagsscho¬ len", door A. Boot. 2. „Kan de film het Zondagsschoolwerk dienen?", door Ds. J. P. Tazelaar. 1929 Breda: 1. „Bezieling bij het vertellen op de Zondags¬ school", door J. C. de Koning. 2. Behooren kinderen uit Gereformeerde gezinnen tot de Geref. Zondagsschool te worden toegelaten?", door Ds. P. Nomes, Den Haag. 1930 Enschedé: 1. „Robert Raikes en de eerste Zondagsschool", door A. Boot. 2. „De plaats der Zondagsschool in het Koninkrijk Gods", door Prof. Dr. Grosheide. 1931 Rotterdam: 1. „Zestig jaren. Historisch overzicht", door A. Boot. 2. „De Kerstfeestviering op onze Geref. Zondagsscholen", door Ds. J. Douma, Arnhem. Bijlage D. AANTAL LEDEN, AANGESLOTEN CORPORATIES, BEDRAG CONTRIBUTIëN IN ENKELE JUBILEUM-JAREN. 1872. Eerste jaarvergadering. Aantal leden 400. Inkomsten ƒ 580 waarbij twee groote giften uit Amerika, ieder ruim ƒ 100. Aantal afdeeling 12. Uitgaven ƒ 350 zoodat er een batig saldo was van ƒ 230. Voorwaar een mooi begin. 1896. Vijf-en-twintig-jarig jubileum. Aantal leden 940. „ afdeelingen 32. „ corporatiën 35. Bedrag der contributiën': ƒ 323.95. Batig slot ƒ 519.96, waarbij nog komt een spaarbankboekje met een tegoed van ƒ 699.31. Geen wonder, dat de toenmalige periningmeester schrijft: „Voorzeker een mooi begin voor den nieuwen penningmeester. Op dit zilveren feest hoopt de penningmeester dus geen wanklank in het feestlied te brengen, door klaagtonen te laten hooren". Het gaat „Jachin" wèl, de vereeniging heeft in dit opzicht wel andere tijden gekend". Daarmee zijn we het volkomen eens. Nu gaan we naar Den Haag, waar gevierd werd in 1911 het veertig-jarig jubileum. Aantel leden niet vermeld afd. 28. „ aangesl. kerkeraden en Zondagsschoolvereen. 72. Bedrag der contributiën ƒ 335.33^4. Vergelijken we deze getallen met die van het zilveren jubileum, dan zat er niet veel groei in „Jachin", gedurende de 15 jaren vóór 1911. De contributies stegen met nog geen ƒ 12. Wat treurige groei in 15 jaarl Thans zullen we zien, wat het gouden jubileum ons leerde in 1921. Och arme! Ik vind in het verslag alleen een historisch overzicht, slechts een rapport van den penningmeester, waarin deze er zijn blijdschap over uitspreekt, dat het bedrag der contributiën over de duizend gulden is gestegen en de hoop uit, dat hij het beleven mag, dat dit bedrag klimt tot ƒ 2000. Voor het overige neem ik nu maar de cijfers van een jaar later. Aantal afd. 34. „ Zondagsschoolvereen. 107. „ commissies voor Evang. 26. „ contrib. kerkeraden 158 Een flinke vooruitgang voorwaar in tien jaar! Kenteekenend voor het feit, dat de Zondagsschool toenam in de gunste van onze broederen en zusteren, en niet minder, dat Jachin's streven steeds meer ingang vond. Tenslotte zullen we den toestand bezien van heden op ons zestigjarig jubileum. 1931. Aantal Zondagsschoolvereen. 141. „ Commissies voor Evang. 47. „ contrib. kerkeraden 158. Bedrag der contributie ± ƒ 2000. Aantal verspreide leden, inclusief die der afdeelingen ± 1000. „ afdeelingen 13. Bijlage E. NOG ENKELE CIJFERS. Cijfers zijn droog en dor, beweert zoo goed als iedereen. Maar als manlief 's Zaterdagsavond becijfert, welke goede verdiensten hij gemaakt heeft, zijn die cijfers allesbehalve dor. Zoo zijn ze in ons geval de vertolkers van de sympathie, die het Bestuur voor financieel zwakke vereenigingen heeft, spreken van den verleenden steun. Sinds ons laatste jubileum keerde de bewaarder onzer penningen aan subsidie uit: In 1921 ƒ 125 1922 „ 160 1923 „ 200 1924 , 230 1925 „ 250 1926 315 1927 „ 325 1928 „ 350 1929 „ 515 1930 545 Dus in 10 jaar een totaal van ƒ 3015 Voeg daarbij de duizenden boekjes, scheurkalenders en teksten, die telkenjare tegen Kerstmis uit de pastorie te Valthermond worden verzonden en ge zult het met mij eens zijn, dat „Jachin' ook op stoffelijk gebied wat gepraesteerd heeft, iets, dat zonder organisatie niet mogelijk zou geweest zijn. Dit aan het adres van hen, die niets voor onze organisatie gevoelen. Hoe meer inkomsten, hoe milder het Bestuur hulpbehoevenden kan helpen. Hoe kunnen we de inkomsten vermeerderen? a. Door niet-aangesloten Zondagsscholen tot aansluiting te bewegen. b. Door nieuwe Zondagsscholen op te richten. c. Door Kerkeraden te overtuigen, dat zij toch aan „Jachin" contribueeren. d. Door te zorgen, dat ieder lid van commissie of personeel op ons Orgaan geabonneerd is. Dat laat zooveel te wenschen over. e. Door onze uitgaven: Handboek, roosers, belooningskaartjes, diploma's, referaten, traktaten zelf te gebruiken en ze bij anderen aan te bevelen. ./ Door uw schuld op TIJD te betalen, want daarover klaagt zoowel de Penningmeester als de Uitgever. Groningen, 3 Juni '31. A.B.