CB 30518 i BO DE BEHANDELING DER VADERLANDSCHE KpESCHIEDENiS IN DE GEREFORMEERDE MEISIESVEREENIGINCEN UITGAVE VAN DEN BOND VAN MEISJESVEREENIGINGEN OP GEREFORMEERDEN GRONDSLAG IN NEDERLAND . BUREAU : RAMSTRAAT 39 - UTRECHT SCHETSEN BIJ DE BEHANDELING DER VADERLANDSCHE GESCHIEDENIS IN DE GEREFORMEERDE MEISjESVEREENIGINGEN UITGAVE VAN DEN BOND VAN MEISJESVEREENIGINGEN OP GEREFORMEERDEN GRONDSLAG IN NEDERLAND BUREAU: RAMSTRAAT 39 - UTRECHT TER INLEIDING. Hier is de leidraad Geschiedenis ! Hoe er mee te werken ? Mag ik u zeggen, hoe ik het me voorgesteld heb ? Lees eerst de schets. De punten geven de hoofdindeeling aan. Neem dan één of meer der opgegeven werken ter hand. Die moet u goed bestudeeren. En als het dan even kan, vertel dan over het onderwerp ! Vertellen dwingt tot luisteren. Als "U niet vertellen kunt of niet durft ? Tracht het dan te leeren ! Schrijf het maar op, zorg dat het niet taai of dor is. Zoo vrordt de geschiedenis levendig voorgesteld en beter onthouden. Probeer het! . De vragen behandelen dikwijls gevallen die niet in de schets staan. Ze dienen om te prikkelen tot onderzoek. Als u ze niet voor de vuist weg kunt beantwoorden, rust dan niet voor u de gewenschte opheldering heeft. De geschiedenis van ons land is een historie van bloed en tranen. Ook van zegen en overwinning. God heeft ons veel geschonken! Laten we Hem danken en Zijn werk zien in den gang van onze landshistorie. Dan wordt Zijn Naam geprezen! G. P. J. VAN: ALKEMADE. I. DE EERSTE BEWONERS. 1. Van de allereerste bewoners kennen we de geschiedenis niet. We weten iets van hen, door wat ze nalieten : hunnebedden, koepelgraven of urnen. Verder hebben opgravingen iets omtrent hun leefwijze en beschaving aangetoond. Hunnebedden, reuzengraven. In 't Oosten van ons land, maar ook wel in andere Europeesche landen. Ze waren oorspronkelijk geheel met aarde en zand bedekt; dit is er in den loop der eeuwen afgewaaid en geregend. Omdat we van de oudste bewoners geen geschreven berichten hebben, kunnen we hun geschiedenis niet kennen. 2. Duidelijker wordt de toestand pas, als hier Germanen wonen. Niet dat we door hen zelf wat weten, maar hun lotgevallen en leefwijze zijn beschreven door de beschaafde Romeinen. Dit moet men zich zóó voorstellen: Zooals wij de „geschiedenis" van wilde stammen in Afrika kennen door ontdekkingsreizigers, zoo spraken en schreven de Romeinen over onze voorouders. De Germanen woonden in verschillende deelen van ons land. 't Meest bekend zijn de Friezen, die langs de kusten woonden, en de Bataven die tusschen Rijn, Waal en Maas hun woonplaatsen hadden. Van de vestiging dier stammen is weinig met zekerheid te zeggen. 3. Wat Godsdienst en beschaving betreft, lette men op het volgende : a. de Germanen waren nomaden, dus bestond geen of weinig behoefte aan tempelbouw, afgezien van het feit dat ze. dit niet konden ook. h. hun godsdienst was natuurdienst, in de natuurkrachten vereerden ze hun goden (geef daarvan voorbeelden !). c. verschillende volksgebruiken uit den heidenschen tijd leven nog. (Paaschgebruiken, kerstboom e.d.) * d. hun deugden zijn wel wat overdreven door de Romeinsche geschiedschrijvers (Tacitus vooral), om daardoor de Romeinen tot jaloerschheid te prikkelen. Het Romeinsche keizerrijk was toen al in verval, de krachtige Germanen stelde men gaarne ten voorbeeld aan de verwijfde Romeinen. 4. De invloed der Romeinen kan men niet gering achten. In het uiterste Noorden is het gezag der Romeinsche overheerschers slechts zwak geweest. Het geheele leven krijgt een anderen aanblik door de aanraking met het cultuurvolk. Een der voornaamste dingen is al, dat het nomadenleven langzaam verdwijnt, en aan vaste woonplaatsen besteedt men van zelf meer zorg. Behoudens enkele opstanden (eerst der Friezen, later die der Bataven ± 70 n. Chr.) is de verhouding goed. Zelfsworden de eerste sporen van het Christendom in dien tijd hier gevonden. Romeinsche soldaten hebben het christelijk geloof hier gebracht, de Volksverhuizing heeft de zwakke kerk weggevaagd. Vragen: 1. Wanneer kan men van „geschiedenis" spreken ? 2. Zijn er in de buurt van uw woonplaats nog sporen uit de allereerste eeuwen ? 3. Welke deelen van het land zijn het eerst bewoond en waarom ? 4. Weet u wat terpen of wier den zijn ? 5. Welke godennamen zijn in de namen der dagen terug te vinden ? 6. Wat zijn nomaden ? Vindt men ze nog op de wereld ? 7. Kent u enkele Romeinsche keizers ? 8. Weet u plaatsen in ons land, die van Romeinsche oorsprong zijn ? 9. Waarom stonden de Bataven anders tegenover de Romeinen dan b.v. de Friezen ? 10. Maakt heidendom de menschen gelukkig ? Lectuur: Te Merwe, blz. 7—23. Groot Vertelboek I, blz. 1—39. Langedijk I, § 1, 2 en 3. Algra I, blz. 5—10. II. HET CHRISTENDOM EN ZIJN GEVOLGEN. li Alle z.g. heidensche godsdiensten zijn troosteloos en zonder uitzicht op verlossing. De heiden heeft zijn goden niet lief, maar is bevreesd voor hen. Door offers moet hij ze gunstig stemmen. De priesters moeten hun wil trachten uit te vorschen en daarnaar dient men te handelen. De Germaansche godsdienst was een natuurdienst d.w.z. de meeste goden hebben functies, die met de natuur in betrekking staan. Dit is vanzelfsprekend als men bedenkt, dat de Germanen van veeteelt en landbouw leefden. Hun feesten vielen samen met de groote veranderingen der jaargetijden. 2. Het Christendom veroverde eerst het Romeinsche Rijk. De soldaten brachten het naar de uiterste grenzen, maar in de stormen van de Volksverhuizing ging de teere plant ten onder. Weer nieuw leven ontlook, toen het volk der Franken het geloof gehoorzaam werd. De Franken woonden in Galië (het tegenwoordige Frankrijk). Hun koning Clovis (± 500) nam het Christendom aan, allicht meer uit berekening dan uit overtuiging. Het volk volgde het voorbeeld van den vorst! Toen van uit Gallië krachtig het werk der zending werd aangepakt, trokken de predikers tot in het uiterste Noorden van ons land. Meer succes dan de Frankische apostelen, hadden de Angelsaksische. Zij kwamen uit Engeland, dat van Ierland uit met het Christendom bekend was gemaakt. Vergeet niet dat alle Evangelie-predikers het Roomsche geloof aanhingen, dus droeg de kerstening een Roomsch karakter. Monniken deden hun werk, de invloed van den paus werd krachtig bevestigd door een man als Bonifacius. In de prediking maakte men gebruik van het kruisbeeld (crucifix), langzaam dringen de beelden de kerken in. 3. Het verzet onder de bevolking uitte zich soms in heftige uitspattingen. Maar de moord op Wilfried (Bonifacius) moet u meer zien als een aanval van een roofzuchtige bende dan als een uiting van heidenschen hartstocht. De gevolgen van het Christendom waren merkbaar op alle terrein : a. de ruwe zeden, (offering van krijgsgevangenen) werden zeer verzacht. b. de lijfeigenschap, onder invloed van het kloosterwezen, wordt meer dragelijk. c. de beschaving bevorderd, hetgeen kan blijken uit de betere behandeling der vrouw. 4. Zoo omstreeks 800 kan men zeggen, dat het heidendom overwonnen is. Vele heidensche gebruiken zijn bij ons achtergebleven. De kerk heeft n.1. haar feestdagen gesteld in de plaats der heidensche, daardoor werd dit in de hand gewerkt. Vragen: 1. Weet u, hoe erg het met het heidendom in deze streken is geweest ? 2. Wanneer waren de eerste sporen van het Christendom hier reeds geweest ? 3. Welke overgang was van het grootste belang voor de kerstening van Europa ? 4. Waarom zouden de Angelsaksische zendelingen bij ons het meest succes gehad hebben ? 5. Welke volkjes hebben zich het langst verzet ? 6. Hoe trachtte men het Christendom „aanschouwelijk" te maken ? 7. Is het ook nu nog moeilijk den heiden te benaderen ? 8. Welke begrippen heeft geen enkele godsdienst ? 9. Welke schoone gevolgen had de kerstening ? 10. Hoe was de plaats der vrouw bij de heidenen ? Lectuur: Te Merwe, blz. 29—38. Groot Vertelboek I, blz. 52—69. Langedijk I, § 4. Algra I, blz. 19—26. III. KAREL DE GROOTE. 1. Van de Germaansche volken is het Frankische het machtigst geweest. Het gloriepunt uit zijn geschiedenis was het bewind van Karei den Groote (768—814). Zijn rijk was zeer uitgebreid : van de Pyreneeën tot de Oostzee, van de Noordzee tot aan de Weichsel. De moeilijkheden der regeering waren zeer groot, o.a. door : a. de meeste ambtenaren waren analphabeten. b. wegen waren zeer zeldzaam en slecht. c. de bevolking was zeer gemengd. d. het heidendom was nog niet verdwenen. e. het snelste vervoermiddel was het paard. Al die bezwaren heeft Karei met succes' bestreden. 2. Zijn ideaal was : een universeel rijk met een universeelen godsdienst.