r cb j 30530 FARRAGO CALVIJN EN HET MEER VAN GENÈVE. IE met het stalen ros van Bern naar Genève zich begeeft, dien wacht onder weg een der schoonste natuurtafereelen, waarop Zwitserland bogen kan. Zacht glijdt de trein langs vruchtbare dalen en met bosschen bewassen hoogten, waar de aanminnigheid van het landschap aan Duitschland's middelgebergte denken doet, totdat plots bij Chexbres de trein in het ingewand der bergen verdwijnt, een tunnel van een halven kilometer lang in tastbare duisternis u hult, om straks, als het volle zonlicht weer doorbreekt, het oog, van weelde dronken, te doen aanschouwen een der heerlijkste scheppingen Gods op aarde. Diep aan den voet van den bergwand, waarlangs het ijzeren spoor u voert, glanst in azuurblauwe pracht, een reuzensaffier gelijk, het meer van Genève, dat, in halvemaanvorm gebogen, zijn breede zijde naar u toewendt. En ge weet niet wat ge meer bewonderen zult, die wondere transparant-blauwe kleur van het water, met zonneglansen als goudloovers doorvonkeld, waarop helwit zich afstippen de hoog opstaande zeilen der booten, zwanenvleugelen gelijk; die zacht glooiende oevers, waar, tusschen wijngaarden verscholen, de dorpen als gezaaid liggen, steden haar trotsche kathedralen omhoog henen en alles van wel- vaart en vruchtbaarheid getuigt; of die hemelhoog opsteigerende bergketen, die als een muur van graniet den horizon afsluit en wier met eeuwige sneeuw bevrachte toppen weerspiegelen in het grondeloos blauwe diep. Zwitserland's meren zijn zoovele juweelen in den diadeem, dien Helvetia draagt, maar onder die alle spant het meer van Genève de kroon. Het overtreft in breedte van oppervlak zelfs het meer van Constanz; het daalt dieper in den rotsbodem weg dan het meer der Vierwoudsteden; zijn water heeft de zuiverste saffierkleur van al Zwitserland's meren, een weerglans van des hemels smetteloos blauw; en de Monarch van Europa's bergen, de Mont Blanc heft zich hoog boven het voorgebergte op om in het hart van Genève's meer zijn spiegelbeeld te vinden. Het meer van Genève dankt zijn ontstaan aan de Rhöne rivier. Ontsprongen in het hart van Zwitserland's bergen, waar bij den Furka de Rhonegletscher als een bevrozen waterval zich heenstort over den rotswand, voert de wilde bergstroom zijn met slib en modder bezoedelde wateren door de Rhöne-vallei naar het breede waterbekken van Genève's meer, dat als reinigingsbad dienst doet. Het slib, in onstuimige vaart van de bergwanden medegesleurd, bezinkt hier. De woeste bergstroom wordt gezuiverd, tot kalmte en rust gebracht. Om straks bij den Pont du Mont Blanc te Genève uit het meer weer te voorschijn te treden, nu een kristalheldere rivier, waarin ge eiken steen op den bodem ziet schitteren, elk zilvergeschubt vischje ziet flikkeren in de zonnestralen. En de Khönestroom tot een der machtigste rivieren van Europa geworden breekt door de scheidsmuren van Zwitserland heen om ver in vreemde landen zegen en vruchtbaarheid te brengen, de door zonnehitte geblakerde vlakten van zuidelijk Frankrijk met milden watervloed te lesschen, machtige koopmansteden aan zijn oevers te zien geboren worden en eerst rust te vinden, wanneer hij zijn wateren uitstort in de Middellandsche Zee. Dat schitterend natuurtooneel uit Zwitserland's bergwereld heb ik voor 't oog uwer verbeeling geteekend, omdat aan den oever van dit meer de rijkst begenadigde onder de Reformatoren geleefd en gewerkt heeft; omdat Genève de stad van Calvijn, haar Kerk de bakermat van het Calvinisme geworden is. Toch was 't mij niet alleen te doen om den achtergrond van mijn historisch beeld, naar den trant der Itahaansche schilderschool, met een berglandschap te stoffeeren. Het landschap is hier meer dan een ornament Hij, door wien te voren onze woonplaats verordend is, heeft Genève voor Calvijn en Calvijn voor Genève bestemd. En in de wondere sprake van Genève's meer ligt een heerlijk symbool van wat God in Calvijn aan zijne Kerk heeft geschonken. Wie het Genève van onzen tijd bezoekt om op de plek zelf waar onze groote Reformator werkte, onder den indruk van zijn machtige persoonlijkheid te komen, wordt wel bitter teleurgesteld. Van het oude schilderachtige Genève met zijn torens en wallen, dat Doumergue's kunstwerk herleven deed, is schier niets meer over. Er zijn weinig steden in Zwitserland, die zoo volkomen als Genève haar middeleeuwsch gewaad hebben afgelegd en een kleed van nieuwmodische snit hebben aangetrokken. Toch is dit niet wat het meest u ergert, al betreurt ge dat menig kostbaar overblijfsel uit vroeger tijden door vandalenhanden viel. Ge zoekt in Genève niet kunstgenot maar Calvijn. Ge wilt zijn woning zien, waar hij geleefd en geleden heeft, het studeervertrek, waar hij zijn machtige werken schreef, zijn sterfkamer waar hij zoo aangrijpend afscheid nam van Genève's syndics en predikanten. Maar wat uw gids in de Rue des Chanoines — thans Rue de Calvin — als Maison de Calvin u toont, heeft met Calvijn's woning niets dan den naam gemeen. Calvijn's huis werd tot den grond toe afgebroken en vervangen door een nieuwerwetsch gebouw, dat dienst doet — o ironie der historie — als »bureau de salu- brité». Ook een tocht naar het kerkhof Plain-Palais om de plaats te bezoeken, waar Calvijn begraven werd, is te vergeefsch. En al bewondert ge Calvijn's ootmoed, die geen marmeren zerk met pronkend opschrift wilde op zijn graf, ge vergeeft het een ondankbaar nageslacht toch niet, dat het zelfs de plek vergat, waar Calvijn's gebeente rust. Die ergeris stijgt, wanneer ge op Genève's breede pleinen en trotsche kaden te vergeefs zoekt naar een gedenkteeken voor Genève's grootsten burger, die het kleine, onaanzienlijke stedeke aan het Lac Leman, vóór dien tijd nauwelijks bekend, door zijn naam en invloed tot een der machtigste steden van Europa verhief, haar een bloeienden handel schonk, haar stedelijke regeering tot een model van wijze staatsinrichting maakte, haar met een hoogeschool begiftigde die eeuwenlang haar trots en glorie was. En zeg nu niet, om het ondankbare Genève te verontschuldigen, dat Calvijn en het Calvinisme te spiritualistisch zijn aangelegd om aan huis of graf, gedenkteeken of standbeeld te nechten. Want zooals het met elk stoffelijk aandenken aan Calvijn ging, zoo ging het ook met zijn geestelijken invloed. Het moderne Genève, liberaal in merg en been, opgaand in levensgenot en wuft van zeden, vertoont u niet éen punt van overeenkomst met het puriteinsche Genève, dat eens Calvijn's schepping was. De oude libertijnsche geest, 1'esprit Genèvois, hoe krachtig ook door Calvijn's ijzeren vuist bedwongen, sprong uit den band en nam wraak. Een kind uit ditzelfde Genève geboren, zoon van een geslacht dier geloofshelden, die eens als Calvijn om der religie wille uit Frankrijk verdreven waren, werd de vader van het nieuwe Genève. Jean Jacques Rousseau, de man die niet Gods eere zocht maar den mensch verheerlijkte, wiens zinnelijke natuur uit zijn Confessions u blijkt, wiens Contrat Social de wegbereider der Fransche revolutie werd, hij, die wel 't meest de antipode van Calvijn genoemd mag worden, heeft op het nieuwe Genève diep het stempelmerk van zijn geest gedrukt. Genève, dat voor Calvijn geen standbeeld over had, richtte in het hart der stad op het beroemde eiland door populieren overschaduwd, een bronzen beeld voor Rousseau op. Ook daarin ligt een symbool. Genève, eens »la ville de Calvin», moeder en schutsvrouwe der Gereformeerde Kerken, werd een bolwerk van het liberalisme, >la ville de Rousseau». Maar al is er weinig te Genève wat aan Calvijn herinnert, er is ééne in haar eenvoud aandoenlijke reliquie, die de beteekenis van Calvijn beter dan uit graniet gehouwen monument of uit erts gegoten beeld u voor oogen stelt. Als ge binnentreedt in Genève's kathedraal, waar door hooge spitsboogramen een getemperd licht binnenvalt en slanke zuil aan zuil de wondere pracht der Gothiek u bewonderen doet, ontdekt uw spiedend oog in het half-duister aan den voet van den kansel een hooggerugden, met strakgebogen arm uitloopenden leuningstoel, waarvan de traditie zegt, dat ze Calvijn tot zetel diende bij zijn prediking en onderwijs. En voor uw zielsoog ziet ge in dien zetel oprijzen, die magere gestalte in den langen tabbaard gehuld; ziet ge die schier doorzichtige hand, die den wijsvinger opheft om kracht bij te zetten aan het gesproken woord; ziet ge dat als een camee zoo fijn besneden gelaat, bleek en ingevallen van vasten en waken, van lichaamsleed en zielesmart; ziet ge dien spits toeloopenden baard, dien scherp vooruitstekenden neus, dat fonkelende en bezielde oogi dat edele hooggewelfde voorhoofd; en is het u als hoort ge weer onder die gewelven weerklinken die fijne, doordringende stem, telkens door kuch of hoest afgebroken, waarnaar eens heel het protestantsch Europa met ingehouden adem luisterde. En zoo gaat van die »cathedra Calvini* in Genève's kathedraal een wondere sprake uit tot uw hart, die u zegt, dat Calvijn geen gedenkzuil, geen grafmonument noodig heeft, omdat hij leeft en leven blijft als de Doctor Ecclesiae bij uitnemendheid, leven blijft door dat machtige woord dat van hem is uitgegaan. En als daarna van het schemerduister der gothische kathedraal uw voet zich weer wendt naar den Pont du Mont Blanc, omdat ge nog eens uw oog wilt verzadigen aan dat wonderschoone meer van Genève, dan weeft zich tusschen dat meer en Calvijn een geheimzinnige mystieke band; dan is het u alsof God, de Almachtige, Schepper van hemel en aarde, die uit genade dit »uitverkoren vat« aan zijn kerk schonk, in dien tempel der natuur machtiger en grootscher gedenkteeken voor zijn knecht heeft gebouwd dan menschenhand ooit oprichten kon. Want dat meer met zijn peillooze diepte, met zijn kristalheldere wateren, blauw als het azuur van den hemel, wordt u een beeld van Calvijn's machtigen geest, met dat klare heldere verstand, met dat diepe gemoed, met die reinheid van hart, met dat innige geloolsleven dat hem altijd als »in de tegenwoordigheid Gods« wandelen deed, een geest die in breedte en diepte, in zuiverheid en klaarheid alle andere helden der Reformatie wel verre overtreft. En als de vorst van Europa's bergen zijn schitterenden diadeem van eeuwige sneeuw in het spiegelend vlak van Genève's meer weerkaatst, dan verstaat ge waarom God dat machtige intellect, dien rijk begaafden geest, die limpiditeit en sereniteit van gemoedsleven heeft toebereid, opdat de hoogste openbaring van Zijn Woord, de bergtoppen, die met hun kruin ten hemel reiken, in dien geest klaar en rein hun spiegelbeeld vinden zouden. En dan verklaart dit beeld u ook wat de wereldhistorische roeping van Calvijn is geweest. Calvijn was niet de geestelijke vader der Reformatie. De bron en oorsprong van den stroom der Hervorming ligt niet in Genève, maar in de kloostercel van Erfurt, waar de Augustijner monnik Maarten Luther worstelt met zijn God om vrede voor zijn gefolterde ziel en in het g erechtvaardigd door het geloof alleen het steunpunt vindt voor zijn wereldoverwinnend geloof, de macht die aan Rome's werkheiligheid en priesterdwang een einde maakt, de blijde boodschap des Evangelies die lafenis biedt voor elk naar schuldvergiffenis dorstend hart. Die bron en oorsprong ligt ook, zoo ge wilt, in Zwitserland zelf, maar dan meer Noordelijk in Zurich, waar de pastoor Ulrich Zwingli breekt met alle menschelijk gezag in Gods Kerk om terug te keeren tot het z u i v e r e Woord Gods, dat alleen richtsnoer is voor leer en leven. Alleen, beide stroomen, vloeiend elk in eigen bedding, waren gelijk aan dien wilden bergstroom, die gemengd met het zuivere water, dat aan den gletschermond ontsprong, nog veel modderig slijk en vuil slib met zich mede voert. Luthers hartstochtelijke geest is gelijk aan den afgrond, waar de wateren met donderend geraas storten naar omlaag, de vlokken wit schuim hoog opspatten; de bergwand trilt en siddert onder uw voet en in de diepte het alles kookt en woelt en gist dooreen. Titanische krachten die een bestaande wereld uit haar voegen lichten; nieuwe denkbeelden die als bliksemstralen flitsen door de donkerheid. Maar de rust en kalmte ontbreekt om het scheidingsproces in den baaierd zuiver te voltrekken en uit den chaos dier nieuwe denkbeelden een levens- en wereldbeschouwing op te bouwen. Bij Zwingli, meer nuchter, soms haast platvloersch van aard, mist ge de warme mystiek van het hart tot zelfs in zijn leer van het sacrament, wordt het bederf der menschelijke zonde niet diep genoeg gepeild, werkt het Humanisme nog na en dreigt de stroom der Reformatie in rationalistische oppervlakkigheid te verzanden. Calvijn is meer geweest dan een epigoon van Luther en Zwingli Hij heeft, dat was de roeping door God voor hem weggelegd, den stroom der Reformatie, die van de bergen Gods was afgedaald, niet alleen opgenomen in zijn rijken geest en verder geleid, maar hij heeft dien stroom gelouterd en gereinigd van veel slib en vuil. Wat bij Luther aan Roomschen zuurdeesem nog overbleef, zuiverde hij uit en Zwingli's Humanisme overwon hij door nog dieper t egraven in Gods Woord. Maar hij deed meer dan dat. Calvijn's strenge logische geest bracht orde in den chaos en bouwde uit de beginselen der Reformatie een nieuwe levens- en wereld beschouwing op, die in machtige conceptie onder alle het hoogst staat, omdat ze het waagt haar uitgangspunt te kiezen in Gods eeuwig Raadsbesluit en geen ander doel kent dan het Soli Deo Gloria alleen'. Als straks de stroom der Reformatie van Genève uitgaat, dan is hij niet meer de wilde bergstroom, maar een breede kalme rivier, die in vaste bedding geleid, zuiver en klaar de wateren van Gods Geest medevoert, en voor de volkeren van Europa tot rijken zegen wordt. Calvijn heeft het werk der Reformatie gelouterd niet alleen, maar hij heeft het verdiept en tot voltooiing gebracht. Dr. H. H. Kuyper.