BIBLIOTHEEK Dr ABRAHAM KUYPERSTICHTING ITT> 10605 Rede, uitgesproken op de Jaarvergadering der Staatkundig Gereformeerde Partij, gehouden te Utrecht in „Tïvoli", 8 Februari 1939 door Ds. G. H. Kersten Lid van de Tweede Kamer der St-Gen. N.V. Drukkerij „De Banier" Rotterdam É Als een eenig man! Rede, uitgesproken op de Jaarvergadering der Staatkundig Gereformeerde Partij, gehouden te Utrecht in „Tivoli", 8 Februari 1939 door Ds. G. H. Kersten Lid van d© Tweede Kamer der St-Gen. Zoo verzamelde zich al het volk als een eenig man.... Nehemia 8:2a N.V. Drukkerij „De d a n 1 e r Rott erdam Ps. 68 : 1. Lezen Nek. 8 : 1—7. Ps. 35 : 1. Geachte Vergadering! Hoe gaarne had ik dezen dag u op andere wijze toegesproken, dan ik in vorige jaren deed en ik ook thans weder verplicht ben, omdat de tijden niet zijn veranderd. Integendeel zoowel maatschappelijk en staatkundig als geestelijk zijn deze nog banger geworden. Gods oordeelen zijn op geheel het wereldrond en wie neemt het ter harte? Zelfs de zegeningen Gods getuigen in hun rijken overvloed.. tegen de huidige wereldinrichting. In de historie der.vö|kejrê»-jjtaat als een der grootste rampen opgeteekend, dat de'aarde haar vrucht niet geeft. Bij de opening van het derde zegel zag Johanhes op Patmos een zwart paard van den honger. Zoo vreeselijk zal het oordeel Gods zijn, dat de volkeren zwart worden van honger. Daarentegen beloofde de Heere Zijn volk Israël, als een teeken van Zijn gunst over hen, een land, vloeiende van melk en honing. En Hij geeft ons een wereld van grooten overvloed, doch nu is dit het ontzettend feit onzer dagen, dat de Overheden het durven bestaan, om, al rekenend en reglementeerend te vernietigen, wat zij achten dat op aarde te veel wordt voortgebracht. Groenten zijn bij ontzaglijke hoeveelheden op de mesthoop gegooid; aardappelen voor menschelijk voedsel onbruikbaar gemaakt. Zelfs vee en varkens zijn bij tien- en honderdduizenden afgemaakt En dat alles, terwijl in het eene land na het andere tien- en honderdduizenden menschen snakken naar het moedwillig weggeworpen en vernietigde voedsel. In plaats dat vorsten en volken hun dwaasheid voor God bekennen en de oorzaak van al de ellende bij zichzelf zoeken, slaan zij de hand aan de gave Gods en vermeerderen zij van jaar tot jaar de ellende. Zie slechts in ons eigen land. Het is gruwelijk, wat hier is geschied en nog geschiedt. En bovendien, de eene maatregel na den anderen faalt. Men denke slechts aan de teeltbeperking van kalveren; aan de melkproductie; aan de varkensregelingen; enz. enz. De eene na den anderen maatregel faalde geheel. Zoo vermeerderen de Regeeringsmaatregelen den druk, in stee dat zij dien verlichten. Dientengevolge wordt het natuurlijk herstel van de doodzieke maatschappij tegengehouden en woedt de werkloosheid voort. Honderdduizenden jonge krachten en nijvere vaders van gezinnen kloppen vergeefs om werk aan. Zij zijn veroordeeld tot steuntrekken, hoe zeer het talloos vélen tegen de borst stuit. Want er zijn gelukkig nog vele menschen, die liever, al was het voor het steungeld, zouden werken, dan op den zak teeren van het nog werkend deel der natie. Maar de Regeering houdt den bonden en bonzen de hand boven het hoofd, zoodat de werkgevers tot de uiterste inkrimping van werkvolk wel moeten overgaan. Daarbij wordt 'het leven ontzaglijk duur gemaakt en de ontbering der verarmde bevolking steeds grooter. Niet minder droevig dan met de arbeiders is het gesteld met den nijveren middenstand, de ruggegraat van onze maatschappij. Die middenstand wordt doodgedrukt. Armoede heerscht bij vele winkeliers en bij kleine bazen en bij menigen kleinen tuinder en schipper. Gefaald hebben de Regeeringsmaatregelen voor hen, zoowel als voor tal van kleine boeren, die naar den steun zijn verwezen en voor wie extra gelden moesten uitgetrokken, om hun bestaan kunstmatig nog wat te verlengen. En toch wordt de strop steeds nauwer aangehaald, die door het Overheids-ingrijpen in het bedrijfsleven, dit om den hals geslagen is. Met kracht wordt aangestuurd op een menig bedrijf ten gronde richtende ordening. Het ondeugdelijke van dit roomsche maaksel is reeds zeer duidelijk gebleken bjj de varkens-misère. En handelaren, èn slagers èn boeren zijn de dupe dier ordening geworden. Hier is voorzeker een waarschuwend voorbeeld gegeven. Hierbij komen de opgeschroefde vestigings-eischen en de daartoe vereischte opleiding, die topzwaar is en maar weer geld uit de zakken der zwaargedrukte middenstanders klopt. Wij denken hier ook aan de wilde maatregelen van den Minister van Justitie t.o.v. de autobussen door den rechter nog gestuit. Te hopen is dat het kwaad dat nijveren lieden boven het hoofd hangt, zal worden af gewend. Daarenboven is het nationaal vermogen geweldig geslonkeii en schrompelt het nationaal inkomen van jaar tot jaar in. De schuldenlast des lands is gestegen tot een schier ongekende hoogte en de belastingen drukken loodzwaar, terwijl in plaats van verlichting, verzwaring van belastingdruk wordt aangekondigd. Neen, ik kan mijn stem niet veranderen, te minder omdat de Regeering halsstarrig op den ingeslagen weg voortgaat. Hare maatregelen maken het leven steeds nog maar duurder. Verzekeringslast op de bedrijven gelegd en crisis-maatregelen drukken zelfs op de allereerste levensmiddelen. Het leven van staat en maatschappij wordt op een maar al te hoog peil gehouden, ten genoegen van een volk, dat dansende en spelende, gelijk eens de opvarenden op de Titanic, met open oogen zijn ondergang tegemoet gaat. Op onverantwoordelijke wijze wordt met de financiën des Rijks omgesprongen, door de wel aangekondigde maar beslist nagelaten maatregelen, die vereischt worden om de uitgaven naar de ontvangsten te zetten. Negen vooraanstaande financiers, onder wie nog wel de president van de Nederlandsche Bank, hebben een noodkreet doen hooren en in een goed gedocumenteerd adres aan dr Colijn den ernst van den financieelen toestand voor oogen gehouden. Zij berekenden dat de Staatsschuld sinds 1930 gestegen is met vijftienhonderd millioen gulden. Zegge met vijftienhonderd millioen gulden gestegen en dat onder de regeering van Colijn. Ten rechte schreven zij» dat dit een weg is die regelrecht naaiden afgrond voeren moet. En wat denkt gij ? Trok zich de Regeering er iets van aan ? Niet het minste. De Minister van Financiën maakte zich van dit ernstig rapport met een lachertje in de Tweede Kamer af. Hij kon op den steun der Kamer wel rekenen, want de groote meerderheid wil van een goedkooper levenspeil niet weten. Voort holt de natie: voort, als geen bijzondere verandering spoedig intreedt, het staatsbankroet tegemoet. De ijzingwekkende verzwaring van den schuldenlast, die nog steeds aanhoudt, niettegenstaande de belastingen tot in den top zijn opgevoerd, moest de Regeeririg dringen tot afsnijden van alle uitgaven, die ariet strikt noodzakelijk zijn. Maar trots den ernst des tijds, dien de overheid onderkennen moest, zelfs niettegenstaande alle ernstige waarschuwingen, blijft een maar al te duur leven gehandhaafd. Te duur is ons onderwijs; te duur sociale zaken; te duur het ambtenarenhate? te duur geheel het staatsbestel. Tonnen gouds worden uitgegeven alsof het een peulschilletje was, voor tentoonstellingen, waarvan ieder het nut voor den handel betwijfelen moet en voor openbare leeszalen, die dag aan dag de meest godonteerende en zedenverwoestende lectuur onder het volk brengen. Vooral Rome plundert onze publieke kassen. In één woord het is alsof de Regeering den ernst van den toestand niet zien wil. Het onderwijs, waarvan ik zooeven sprak, mist alle vaste lijn. Uitgaande van het stelsel „elk wat wils", wordt het beginsel der Reformatie geheel verloochend. De leerstof is ontzaglijk opgeschroefd en dient meer op de praktijk gericht te worden. De lokalen zijn te klein voor de huidige leerlingenschaal. Duizenden akte-bezitters loopen werkloos rond. Niet minder dan 4000 kloosterlingen sleepen jaarlijks ettelijke millioenen uit de Staatskas naar de kloosters, die rijk worden te midden van een verarmde bevolking; 4000 burgeronderwijzers zouden in hun plaats werk vinden, zoo men de landsbelangen niet langer aan Rome opofferde. Van de dagen onzer landsgeboorte af is het onderwijs als een primair belang voor ons volk gezien. Ik herinner slechts de woorden van Graaf Jan van Nassau, die hij in 1603 aan Lodewijk schreef: „Scholen en kerken te stichten; het Rijk van Christus en den waren godsdienst te bevorderen, daar denkt men te weinig aan. Niet enkel soldaten, vestingen, tuighuizen, ammunitie behoeft men; geestelijke wapenen zijn minder kostbaar en vermogen meer". Dat woord beamen wij, vooral nadruk leggend op de bevordering van den waren godsdienst. Dan was het met Rome spoedig gedaan. Toch mag leger en vloot niet verwaarloosd. Dat is maar al te zeer geschied. Dr Colijn ging in 1922 zelfs het pleit voeren voor afschaffing van defensie op den bestaanden voet, verblind als hij was door zijn geloof aan den Volkenbond. Thans moet onder dien zwaren druk, waaronder wij gebogen gaan, de schade worden ingehaald. Want het oorlogsgevaar dreigt. Alle landen zijn van top tot teen gewapend, en Nederland moet mede, zijn dwaze veronachtzaming duur betalend. O, wie zegt binnen welk een korten tijd een nieuwe wereldoorlog ontketend kan worden, waarvan te vreezen is dat Nederland er niet buiten blijven zaL De vele millioenen voor de verdedigbaarstelling van ons land zijn echter niet te verantwoorden zoo niet met kracht op een goedkooper leven wordt aangestuurd. Vooral in de z.g. crisis-maatregelen hebben wij ons met het Regeeringsbeleid niet kunnen vereenigen. Dat heeft ons den haat en smaad vooral van de antirevolutionaire aanbidders van 't afmaak-systeem op den hals gehaald. Zelfs werd den laatsten tijd een nieuwe lastercampagne tegen ons geopend, nog wel door een dominé-kamerlid, n.1. ds v. d. Zaal. Men heeft ons trouwens van antirevolutionaire zijde den laster nimmer gespaard. Zelfs de personen van de leiders moesten het meermalen ontgelden. Ik herinner u slechts den smaad over ds Zandt uitgegoten en niet minder over mij. Ik ben niet gewoon op de leugentaal te antwoorden en zou dat ook nu niet doen, ware het niet dat door mijn stilzwijgen de waarheid dreigde schade te lijden. Om der waarheid wil kan 't noodzakelijk zijn een woord ter onzer verdediging te spreken, gelijk d s Zandt nog onlangs op zulk een kloeke en beginselgetrouwe wijze deed in den gemeenteraad te Delft. Welnu ik wijs dan ook thans den antirevolutionairen laster terug. Wat betreft de vernietiging van vleesch moge ik volstaan met te verwijzen naar de verantwoording in De Banier van April 1935, waar ik mij beroepen heb op getuigenissen tot zelfs van ministers toe. Zoo noodig zullen wij bedoeld artikel nog wel eens laten afdrukken. Daarin is met bewijzen aangetoond dat op 29 September 1934 nog 11.294.522 blikken vleesch in voorraad waren, toen tot afslachting van 150.000 koeien opnieuw besloten werd; dat 107.000 biggen, van oormerken nog wel voorzien, op last van dr Colijn naar den destructor zijn verwezen, d.w.z. verbrand en vernietigd werden; dat volgens mededeeling van den minister van de afgeleverde bussen er 12.318 niet geschikt geacht zijn voor consumptie en dus vernietigd zijn. Wij handhaven onverzwakt onze ernstige bezwaren tegen de gruwelijke veeafslachting, waarbij volgens de „Vee- en Vleeschhandel" in volgepropte weiden kalveren geboren werden, die verkleumden en werden doodgetrapt. Hoe durft een mensch zulke maatregelen nog verdedigen? Maar nu wordt alomme de lastertaal van ds v. d. Zaal door antirevolutionaire scheldblaadjes verspreid, dat De Banier een revolutionair blad is. Er zou in De Banier gestaan hebben: „Boeren, houdt de Regeering van uw erf" en dit zou dan weer een landbouwer te Ruwiel op hol hebben gebracht, die nu tot l1/» jaar gevangenisstraf is veroordeeld. Geheel het praatje is gelogen. Men leze mijn rede 7 Febr. 1935, op uwe jaarvergadering gehouden (blz. 11). Ik heb toen gezegd: Eiken tak van ons volksbestaan, die nog buiten rechtstreeksche Regeeringsbemoeiing blyven mocht, zou ik willen toeroepen: „Houdt toch de Regeering van uw erf'. Hare bemoeiing kost u uw vrijheid. Is dat revolutionair? Beteekent dat: schiet er maar op los, als de landbouwer te Ruwiel deed? Ieder kan toch gevoelen deze voorstelling is gelogen. Liegende spreekt ds v. d. Zaal en spreken de antirevolutionaire scheidbladen kwaad van ons. En nu wil ik mijn smader het volle pond geven en ook nog over De Banier spreken. In De Banier yan 23 Mei 1935 komt een hoofdartikel voor over: ,flieuwe knechting van de boeren''. In dat artikel wordt o.m. stelling genomen tegen de crisismaatregelen. Er staat letterlijk, nadat critiek is geoefend op de vee-afslachting en de vernietiging van 40.000 vette varkens en van groenten en aardappels enz., het volgende: „Het geval bewijst bij vernieuwing dat wij niet vergeefs gewaarschuwd hebben tegen overheidsbemoeiing met het bedrijf. De Regeering moet van ons erf af". Tot zoover De Banier! Nog eens, is dat revolutionair? Ter contrarie, het is pleiten voor de rechten en vrijheden van het bedrijf. De Regeering mag niet in het bedrijfsleven ingrijpen, gelijk zij doet. Zij drijft revolutionair staatssocialisme. Ik herhaal en laat het klinken uit duizenden monden door geheel het land : Houdt de Regeering van uw erf en doet dat niet door er op los te slaan, maar door de candidaten te stemmen der Staatkundig Gereformeerde Partij. Zij hebben onverdroten gepleit voor de zoo schrikkelijk versmade rechten en vrijheden van ons Nederlandsche volk. Het spijt mij voor den minister zeer als hij het lezen van De Banier schadelijk voor zijn gezondheid acht, maar ik acht zijn beleid schadelijk voor ons land en volk en ik hoop met mijn vrienden op een betamelijke wijze tegen het verderfelijke van dat beleid met grooten ernst te blijven waarschuwen. Het was plicht van de antirevolutionaire sprekers en schrijvers, die den mond steeds vol hebben over het negende gebod, dat zij hun laster openlijk introkken. Men onderzoeke maar eens bij de familie van het boertje van Ruwiel, om er van overtuigd te worden, dat De Banier niets met hem, noch bij met De Banier iets te maken heeft. Doch de lastertong begeert geen onderzoek, als deze zijn gruwelijk werk maar doen kan. Intusschen is het ons een troost dat God regeert en dat ons van al dien smaad niet meer zal aankleven dan Hij nuttig voor ons oordeelt. Gods Woord maant af van al wat revolutionair is. Steeds hebben wij naar de Belijdenis gesproken, die op dat Woord gegrond is. En die is volstrekt niet revolutionair. Niettegenstaande èn in het openbaar èn in het particulier steeds en onverzwakt al wat naar revolutionair verzet zweemde, door ons is tegengegaan, desniettegenstaande zoekt men ons, en dat nog wel van antirevolutionaire zijde, te doodverven als erger dan communisten. Dit alles neemt echter niet weg, dat wij ons de vrijheid hebben voorbehouden en het ten plicht hebben gerekend, om te protesteeren tegen hetgeen wij niet naar Gods Woord oordeelden te zijn. Wij hebben onze ernstige bezwaren ingediend, al werden wij meermalen zelfs van Regeeringszijde, als ook door leden van het parlement op min-hoffelijke wijze behandeld. Ik zwijg van menschen als ds v. d. Zaal, maar het spreekt toch boekdeelen als zelfs dr Colijn, toen hij lid der Kamer was, op zulk een onbehoorlijke wijze tegen ons optrad, dat hij door den voorzitter tot de orde geroepen worden moest. De opmerkingen die ik aangaande deze zaak maakte, wil ik besluiten, om u allen op te roepen den lasteraar te weerstaan en ons zeer lezenswaardig blad De Banier op ruimer schaal te doen ingang vinden. Zoover is het gekomen dat het Regeeringsbeleid met valsche voorstellingen en met laster moet overeind gehouden worden. Zoodra het volk hiervoor de oogen open gaan, zal het bij de verkiezingen het juk afschudden. Hoe lang zal de verderfelijke politiek der oude coalitie-genooten nog zegevieren? Zij levert ons land aan Rome over en voert naar een algeheele verarming. Ik stap hiermede van deze zaak af, om uwe aandacht meer in het bijzonder te vragen voor het geestelijk verval van ons volk. Erger toch dan de materieele schade, die het sinds jaren gevolgde Regeeringsbeleid veroorzaakt, is de geestelijke verwording, die er door wordt aangericht. De coalitie heeft de Reformatie verloochend en het bewind van Dr Colijn doet niet anders. Dat heet dan Christelijk, ja zelfs positiefChristelijk beleid, doch al wat waarlijk Christelijk is, wordt met voeten getreden. Allerminst ziet men heil in terugkeer tot Gods geboden. Steeds verder verwijderen Regeering en volk zich van de hechte grondslagen der Reformatie, waarop eens de staat der 'Nederlanden werd gegrondvest. Van jaar tot jaar treedt Rome onbeschaamder op. Een Roomsche politiek wordt gevoerd en het Geuzenland, eens tot den prijs van stroomen martelaarsbloed van Paapsche overheersching verlost, wordt trouweloos door het ontaard Protestantsche volksdeel aan Rome verkwanseld uit politiek winstbejag. Het schreit ten hemel wat hier is geschied. Ik noem slechts enkele tot geheel ons volk sprekende feiten. Daaronder toch is te rekenen de Bossche rechtzaak. waarbij een Nederlandsche rechter, maar hij was Roomsch, een wettig gehuwde vrouw neerzette als een hoer, omdat zij gehuwd was met een man, die niet Roomsch was. Al ware dit niet genoeg, heeft de Minister van Justitie de marechaussee te Oss een deel harer bevoegdheid ontnomen en uit het beruchte Oss weggevaagd. Roomsch recht moest priesters beschermen, die door de marechaussee ter verantwoording van hun daden werden geroepen. En het ambtenaren-gerecht liet zich met de hoofdzaak niet in en verklaarde den Minister bevoegd, om te handelen, gelijk hij deed. Dat alles gebeurde niettegenstaande juist de brigade-Oss de plaats gezuiverd had van dieven en moord3naars. Maar toen deze getrouwe dienaren, door de Koningin zelfs geridderd, de hand' wilden slaan aan Roomsche priesters toen greep de Roomsche Minister van Justitie in. Van priesters zal de Nederlandsche wet afblijven. Zij zijn in ons Geuzenland vrij. De jongstverschenen verantwoording van minister Goseling heeft onze zienswijze in deze treurige feiten niet veranderd. Nog onlangs werd een Roomsch geestelijke vrijgesproken, niettegenstaande hij een huwelijk gesloten verklaarde, dat niet voor de burgerlijke overheid gesloten was. Zooiets zou een Protestantsche leeraar eens moeten probeeren! Rome treedt al bruter op en gedraagt zich straffeloos, alsof Nederland reeds geworden is een Paapsch wingewest. Op het zendingsterrein stoort Rome zich al evenmin aan de wettelijke bepalingen en verdrijft het in onze Indien de Protestantsche zending, alle klachten dienaangaande ten spijt. Zelfs de Nieuwe Rotterdamsche Courant werden de Paapsch j stoutigheden te machtig. In dit liberale blad werd gewezen op hetgeen de Roomschen in het Zuiden des lands bestaan. Aan de Nederlandsche wet stoort men zich niet. Op Zondag worden alle feesten gehouden, ook door de gemeenten gesubsidieerde Oranjefeesten. Op Zondag wordt te Breda het Carnaval gevierd. Op Zondag speldjesdagen gehouden. Op Zondag de leden van de Burgerwacht beëedigd. In het Roomsche Zuiden durft niemand de Nederlandsche wet te handhaven. Hij kan aan de marechaussee te Oss een voorbeeld nemen van zijn a»e. verbanning. In vele gemeenteraadszalen hangt een kruis, door de Roomsche geestelijkheid' in officieele raads-zitting ingezegend. Het niet-Roomsch onderwijs wordt op listige wijze verbannen of alleen in kleine openbare schooltjes in stand gehouden om van de hooge kosten dezer schooltjes voor de Roomsche scholen te profiteeren. In de Hervormde kerk te Haarlem werden Roomsche liederen ten gehoore gegeven op het orgel, dat geen eigendom der kerk is. De kerkeraad heeft ten rechte geprotesteerd en wij doen het met hem. Gestijfd met millioenen guldens uit de publieke kassen van Rijk en Gemeenten, wordt Rome in ons land steeds sterker en brutaler. Rome is voor ons land, en voor eiken staat, het grootste gevaar voor het zelfstandig volksbestaan. Rome's dienaren hebben den paus te gehoorzamen boven elk staatshoofd; de pauselijke wetten te eerbiedigen boven elke landswetgeving. En aan Rome wordt ons land overgeleverd' door de Antirevolutionairen en dé ChristelijkHistorischen. Roomsche rechters worden onder hun beleid benoemd zelfs in protestantsche streken. Roomsche professoren zijn aan onze Rijksuniversiteiten en het wemelt daar van Roomsche assistenten. Roomsche burgemeesters bezetten de openvallende plaatsen steeds meer en zorgen wel voor verroomsching van de ambtenaren. Ons legerbestuur wordt voor een groot deel in Roomsche handen gespeeld. Worden op deze wijze de Protestanten door officieele benoemingen verdrongen, niet minder geschiedt dit in het maatschappelijk leven. Men denke slechts aan de vele Roomsche zaken, op allerlei wijze geholpen, die de Protestantsche winkeliera een moordende concurrentie aandoen. Ja zelfs de wetgeving wordt steeds meer op het voordeel van Rome aangelegd. Schud, o Calvinisten-land, schud het juk van Rome af. Bedenk eer het te laat is, dat Rome dronken is van het bloed der heiligen. Kies toch tegen Rome en tegen het neoGereformeerde Christendom, dat verraad pleegt aan de allerheiligste beginselen. Dat Christendom heeft holle leuzen noodig. Dr Colijn sprak zelfs van een positief-Christendom. Wie heeft er ooit van gehoord ? Maar wat kunt gij ook anders verwachten van den „sterken man" met zijn aan de zuivere belijdenis vreemde, politiek geheel liberale opvattingen? Haat vervult de neo-Gereformeerden tegen de zuivere belijdenis. Met de Christelijk-Historischen verzwageren zij liever met Rome, dan het te houden bij degenen, die in het voetspoor der Reformatie wenschen te wandelen. Zelfs de schrikkelijke beroeringen der wereld vermogen niet tot inkeer te brengen. Bij den Volkenbond zweert men. Het is echter gekomen, wat door uw afgevaardigden naar de Tweede Kamer van den beginne aan is gezegd. De Volkenbond, die in snorkenden hoogmoed met God en Zijn Woord niet rekende en vrede op aarde bestellen wilde, is een aanfluiting geworden voor geheel de wereld, die een kokende zee is, een vulkaan welke elk oogenblik dreigt uit te bersten in den allervreeselijksten oorlog. En nog houdt onze Regeering aan dien dwazen, God-negeerenden Volkenbond vast. En nog treden mannen als Mr. De Geer als verwoede strijders er voor in het perk. En nog hoopt Dr. Colijn op zijn macht en zoekt hij ook in dezen zijn sterkte bij den mensch. Maar al te zeer geven velen blijk, dat zij gedreven worden door een afkeer van Duitschland. Al moeten wij het Duitsche systeem uit beginsel veroordeelen, niet minder dan het Nederlandsche van dezen tijd, toch betaamt ons wel met grooter voorzichtigheid te handelen, dan veelal geschiedt, opdat wij niet in de schrikkelijke ellende van een oorlog gewikkeld worden. De enorme toevloed van vreemdelingen in ons land verbetert den toestand van ons volk niet. Bij den drang van verschillende zijden op de Regeering uitgeoefend, om de grenzen steeds ruimer open te zetten voor vervolgde Duitsche Joden, is onzerzijds tot bedachtzaamheid gemaand. Maar al te zeer wordt ons land overstroomd van hen, die van de ware religie vreemd zijn. Zjj planten hun verderfelijke ideeën op ons volk over en versterken de vijanden van God en Zijn Woord. Daarenboven gaa' het oordeel Gods door over de Joden, die het bloed van Christus over hen en hun kinderen hebben ingeroepen en maken zij zichzelf onduldbaar doordat zij door hun grooten rijkdom bij machte zijn om pers, handel, industrie en tal van andere zaken te beheerschen, tot benauwing van geheel de overige bevolking. Moge het oog van Israël eens geopend worden voor de allerdiepste oorzaak zijner ellende, opdat het de knie voor Sions eeuwigen Koning leere buigen. Al gedenken wij het Woord van den Apostel, dat de Joden de beminden zijn om der vaderen wil, nochtans mogen wij niet voorbijzien, dat een vaak geheel godsdienstloos, liberaal en socialistisch, ja communistisch gezind Jodendom een gevaar voor ons land vormt. Tegen de dreigende gevaren van Rome zoowel als van andere uitheemsche geesten, vormt de in onze Nederlandsche Geloofsbelijdenis omschreven taak der Overheid een hecht bolwerk. Het optreden der S.G.P. heeft er toe bijgedragen, dat de aloude Belijdenis inzake de dure roeping der Overheid t.o.v. van het nederwerpen van den anti-christ weder bij vernieuwing de aandacht vraagt. Dezer dagen verscheen zelfs een brochure van dr Van Lonkhuyzen, die, al kan hij tot de erkenning van de volle waarheid niet komen, toch het negatieve standpunt der antirevolutionairen veroordeelt. Er blijft slechts van tweeën één: óf wij leveren ons land over aan Rome en de ongodisten, óf wij verwerpen de godsdienstvrijheid en binden, al is het, zooals onze vaderen steeds gedaan hebben met verwerping van inquisitie en kettermoord, den strijd openlijk aan tegen allen, die het land te gronde werpen, met name tegen Rome. Er kome allereerst een einde aan de bevoorrechting van hen, die onze vijanden zijn van de dagen onzer landsgeboorte af. Rome grijpt naar de macht en er is geen ontkomen aan, tenzij ons volk zich schare om de banier der Waarheid. Ik roep u op, om den strijd tegen Rome aan te binden. Dat de oogen van ons volk toch geopend worden eer het te laat is. Wij willen een eenheid, maar niet ten koste van de waarheid. Hoe wil men nu toch geestelijke eenheid, als het volk niet geestelijk één is? En Rome en de Protestanten zijn niet één. Voor wie oogen heeft om te zien is het reeds openbaar, dat Gods Woord steeds meer verdrongen wordt van het politieke erf. Wat zou er veranderen, of Dr. Colijn de Regeeringsmacht wordt opgedragen, of een Liberaal of Vrijzinnig-Democraat? Hij zelf moet oordeelen, dat er niets verandert. Mijne vrienden, ons land is in gevaar. In gevaar van oorlog; in gevaar van maatschappelijke inzinking; erger, in gevaar overgeleverd te worden aan Rome. De zonde klimt ten hemel op. En wee onzer, indien de Heere ons zal verlaten. Dit is voorwaar meer te vreezen dan alle plagen die ons treffen. Donkere wolken pakken zich boven ons samen. Het wereldgebeuren heeft ons wat te zeggen. Ruslands helsche anti-Godpropaganda en Duitschlands staats-verheerlijking worstelen om de wereldmacht. Het Oosten van Azië dreigt de EuropeeschAmerikaansche cultuur te overmeesteren. De Christelijke moraal zinkt weg, omdat zij de kracht mist der heilige overtuiging en van het getrouw blijven aan het Woord des Heer en. Dat Woord ligt veracht; Zijn Wet vertreden. Gebod op gebod is opzij gezet. Zelfs de z.g.n. Christelijke partijen schakelen de wet Gods uit. In humanisme verzonken achten zij het wel roeping der overheid om voor de gevoelens van menschen op te komen, tot zelfs voor afgodendienaars toe, maar voor Gods Naam en eere te waken achten de „Christelijke" bewindslieden zich niet geroepen. Zoo ligt Gods wet verbroken. Gods Naam onteerd; Gods dag geschonden; de zeden verwilderd; ja geheel de wet Gods met voeten getreden en God uitgebannen uit ons staatsbestel. O, jammerlijke ellende, waarvan ongeloof en bijgeloof zijn voordeel trekt. In heiligen ernst roep ik u, Neêrlands volk, en u, mijne vrienden, in de eerste plaats op om schouder aan schouder te staan in de komende verkiezingen. Wankelt niet één oogenblik in uwe keuze, ook niet als de lastertongen zich roeren. Ik heb u bij de opening van ons samenzijn een gedeelte gelezen uit het boek van Nehemia. In die plaats verhaalt ons de Schrift, dat het volk zich als een eenig man verzamelde tot Ezra, dat hij het boek der wet van Mozes zoude halen, die de Heere Israël geboden had. En als Ezra het boek gelezen had, antwoordde het volk: Amen, Amen! met opheffing hunner handen en neigden zich en aanbaden den Heere met hun aangezichten ter aarde. De dag moge aanbreken, dat het Nederlandsche volk als een eenig man trouw zwere aan de wet, die God gegeven heeft. Zulk een eenheid begeeren wij, met uitdrijven van allen, die niet willen buigen. God heeft Zich een naam gemaakt van groote en verschrikkelijke dingen, met de heidenen uit te stooten van het aangezicht van Zijn volk Israël. En Hij stiet eens Rome uit ons land. Hij gedenke de dagen van ouds en werke die eenheid, die sterk is door den band aan God en aan Zijn Woord. Die band doe ons ook alle verschil, dat voorts bestaan mocht, vergeten. Laat de Waarheid ons saambinden; de oude beproefde waarheid. Bedenkt toch, de Staatkundig Gereformeerden vormen geen kerkelijke partij. Zij nam wel het pleit op voor vrijmaking der Hervormde Kerk en zelfs de antirevolutionaire ministers, dr Colijn en mr De Wilde, hebben ds Zandt en mij heengezonden met een praatje voor de vaak. Zij weigerden de Koninklijke Besluiten in te trekken, hoe onrechtvaardig deze ook zijn. In handen der antirevolutionairen zijn wel de belangen van Rome veilig, maar niet die van Neêrlands Kerk. "Vrienden, het doe te meer u aaneensluiten en staan als een eenig man om Gods gebod. Hoe zeer toch is de heerschende verdeeldheid te betreuren. Het getal dergenen, die de waarheid Gods nog mogen belijden is reeds klein geworden en dat getal slinkt nog in onze dwaze lichtzinnige dagen. Het waarnemen daarvan moest ons wel met verdubbelden ernst doen waken over onze zonen en dochteren. Onder hen moge de Heere geven een getrouw aankleven aan het woord ; door hen worde straks ook op staatkundig erf de banier der waarheid hoog gehouden. De Heere beware hen, opdat zij in de strikken der ijdele en booze wereld niet verward geraken. Hij verheerlijke Zijn krachtdadige genade in hunne harten, tot lof en aanbidding van Zijn Naam. Waar echter ziender oogen, ik zeg niet alleen het getal dergenen, die den Heere vreezen, maar ook van hen, die de gestrenge, rechtzinnige leer aanhangen, steeds kleiner wordt, en de vijand aankomt als een stroom, daar dringt toch wel met groote kracht de noodzakelijkheid om eenheid te zoeken ter wille van de waarheid. Laat toch het onheilig vuur gedoofd worden. Gij, mijne vrienden, sluit de gelederen. Zoekt bovendien hen die de beginselen der Reformatie nog hoogachten. Boven alles wat wij voorstaan en wenschen te bouwen, staat de waarheid. Heeft deze heerschappij in Kerk en Staat en in ons, dan zullen de poorten der hel ons niet overweldigen. Om der waarheid wil moge ik u oproepen om te staan als een eenig man. Er is niets dat den vijand meer verheugt, dan de verdeeldheid onder degenen die Gods Woord nog belijden, wijl 't hun kracht breekt. Daarom betreuren wij dan ook alle gedeeld optrekken. Het zal zoover gaan, dat het Gereformeerde volk zichzelf verwoest en de vijand van vreugd om hen opspringt. Ik weet, wij zijn een klein hoopsken, doch daarom te meer kan er niet één gemist. En anderzijds behoeft ons dit niet te verontmoedigen. De Heere kan door kleine krachten groote daden doen. Gideons volgelingen waren zelfs in het eerst te veel. Met slechts 300 man moest hij den strijd in en God gaf de zege. Dat dan ons oog niet op de groote menigte en op de sterkte des mans geslagen zij, maar op den Heere. Hij doe met ons, wat goed is in Zijn oogen, maar make ons getrouw en ijverig om te doen, wat op onze hand gezet is en naar Zijn Woord eenheid te zoeken met allen, die naar dat Woord willen handelen. De Heere zal Zijn volk .bewaren in den afval, die komt naar Zijn Woord. Hij beware ons. Hij doe ons onder Zijn vleugelen toevlucht vinden. Zoekt den Heere, terwijl Hij te vinden is. Loopt Hem aan, volk van God, en zit niet lauw neder, alsof alle dingen buiten u omgaan. De strijd raakt u. Om Zijner uitverkorenen wil stortte de Heere Babel uit zijn hoogte neder. Om der uitverkorenen wil wordt de wereld in brand gezet. Het witte paard der overwinning gaat voorop in de Openbaringen aan Johannes en volgt in de profetie van Zacharia. Want in Gods eeuwigen Raad ligt de overwinning van Gods volk vastelijk bepaald en in de rumoeren van het wereldgebeuren wordt die overwinning gewrocht. Dat degenen, die den Heere vreezen, moed grijpen. Schijnbare verliezen zijn er, doch hun overwinning staat vast. En zelfs in alle nooden zal de Heere hun Beschermer zijn. De olie en de wijn beschadigen niet. Dx besluit met u op te wekken om ons Vorstenhuis en zinkend land te gedenken in uw gebeden. Gedenkt ook hen, die geroepen zyn in Raden en Staten naar Gods Woord te spreken. Hun plaats is, naar den mensch gesproken, zeer zwaar. De Heere sterke en vervr ij moedige hen. Dat hun pleit niet verflauwe; dat zij ook van hun plaats niet worden weggedrongen. De verkiezingen staan weder voor de deur. Verstaat toch den ernst der beslissingen, die genomen worden. De Heere zij met ons, ook in de komende dagen. Dat ook geen man achterWijve. God geve ons als een eenig man te staan, hoerende naar Zijn Woord en Wet en Hij verwekke ons mannen, die naar Zijn Getuigenis spreken in Raad en Gewest en Parlement tot eere van Zijn Naam en heil van ons vaderland. Daartoe twiste Hjj onze twistzaak, gelijk wij begeeren biddende te zingen uit Psalm 35 : 1: Twist met mijn twisters, Hemelheer*; Ga mijn bestrijd'ren toch te keer; Wil spies, rondas en schild gebruiken, Om hun gevreesd geweld te fnuiken; Belet hun d' optocht, treed vooruit; Zoo worden z' in hun loop gestuit Vertroost mijn ziel in haar geween, En zeg haar: ,,'k Ben uw heil alleen".