™ fHANBELINGEN 01952 ! VAN DE >S .ïsT O D lij DER. CHRISTELIJKE GEREFORMEERDE KERK IN NEDERLAND, gehouden van 18 Augustus tot 3 September 1885, in het Kerkgebouw der Christelijke Gereformeerde Gemeente TE ROTTERDAM, AFDEELHR} RAAMPOORTLAAN. BEIDEN. -; D. DON NE ït. 1885. I HANDELINGEN VAN DB SYNODE DER CHRISTELIJKE GEREFORMEERDE KERK IN NEDERLAND, gehouden van 18 Augustus tot 3 September 1885, in het Kerkgebouw der Christelyke Gereformeerde Gemeente TE ROTTERDAM, AFDEELING RAAMPOORTLAAN. LEIDEN. - D. DONNER. 1885. LEIDEN: BOEKDEUKKEBIJ VAN D. DONHBB. Met dankbaarheid aart Israëls God, die 'krachten geeft, setten wij ons tot het schrijven van een kort woord om de Handelingen der te Botterdam gehoudene Synode ter kennisneming aan te bieden aan de leden der Chr. Ger. Kerk en aan allen, die in haren bloei belangstellen. Het was ons en vélen met ons recht goed eenige dagen in de tweede koopstad van ons Vaderland door te brengen, ter behartiging van de belangen eener Kerk, die de Heere, meer dan een halve eeuw geleden, uitleidde uit het Herv. Kerkgenootschap en tot op den huidigen dag bewaarde en zegende. Wij hébben eene aangename Synode gehad; er heerschte van het begin tot het einde een recht broederlijke geest; geen enkel punt, de leer betreffende, was op de Agenda;—zoo hoorden wij bij herhaling leden der Synode en hospitanten spreken, en zij spraken naar waarheid. Tot roem van Gods genade mogen wij zeggen: wij hébben te Botterdam goede dagen gehad, wij zijn er vriendelijk geherbergd en hébben kennélyk de leiding en de hulp des Heeren ondervonden. Wat heeft de Synode gedaan in de 24 zittingen, die zij gehouden heeft? Het antwoord op die vraag geven de ^Handelingen", die in de volgende bladzijden gevonden worden. Geen buitengewoon belangrijke zaken vielen te behandelen is gezegd, en toch zijn, in betrekking tot verschillende aangelegenheden, merkwaardige dingen gezegd en gewichtige besluiten genomen. De Synode verrichtte haar arbeid niet naar de reinigheid des heiligdoms, veel onvolkomens kleefde daaraan, dat Gods genade bedekken moge; maar toch mag gezegd worden: de Synode is gebleven bij de beginselen, die onze Kerk van haar geboorteuur af gehuldigd heeft. Bij al hare beraadslagingen heeft zij zich laten leiden door Gods Woord, Formulieren van Eenigheid en D. Kerkorde. Blijve de Kerk achter die ringmuren gedékt! Over H geheel genoten de leden der Synode van het begin tot het einde eene goede gezondheid. Alleen onzen broeder J. H. Scboemakebs, die voor Drenthe zitting had, trof eene ernstige ziekte, die eindigde met den dood. In de voormiddagzitting van Dinsdag 1 September kreeg hij de koorts; hij verliet de Vergadering, maar hoopte, zooals hij zeide, tegen morgen weder tegenwoordig te zijn. Zyn plaats bleef echter ledig. Een paar afgevaardigden der Synode bezochten hem; zij vonden hem zeer ziek, zóó ziek, dat hij niet kon vervoerd worden. Hij verzocht de voorbede der Broeders, maar het behaagde den Heere niet hem van zijne ziekte te genezen. Beeds den vólgenden Maandag, 7 September, verwisselde hij het tijdelijke met het eeuwige en ging in in de ruste, die overblijft voor het vólk van God. Te midden van den belangrijken arbeid zijner Evangeliebediening nam de Heere hem weg, weg van zijne gade en kinderen, weg van zijne gemeente, die hem liefhad, weg uit de Chr. Geref. Kerk, wier getrouw dienaar hij een reeks van -jaren was en waaraan hij in verschillende betrekkingen zijne krachten wijdde. Onze geliefde broeder stond in algemeene achting, hij was eene persoonlijkheid van ronde inborst, een solied karakter, een gezellig mensch, een voorbeeldig christen, een onzer predikanten, die aan de spitse staan. Voor hemzelven is zijn heengaan winst, maar voor de Kerk op aarde, gelijk voor zijne betrekkingen, een zwaar verlies. Trooste de Heere allen, die om zijn verscheiden treuren, en doe Hij ons werken, terwijl het dag is, eer de nacht komt, wanneer niemand werken kan. Buste 's Heeren onmisbare zegen op den arbeid der Synode en strekke die arbeid ter bevordering van het heü der gemeente, die een pilaar en vastigheid der waarheid is. J. VAN ANDEL, Broes. J. HESSELS, Scriba. Des avonds voor de opening der Synode werd door Ds. W. H. Gispen, Voorzitter der vorige Synode, naar aanleiding van 1 Tim. 3:156, eene toespraak gehouden, die bij den Uitgever dezer Handelingen, D. Donneb te Leiden, afzonderlijk is uitgegeven en daarom in deze „Handelingen" geene plaats vindt. HANDELINGEN van de SYNODE der CHRISTELIJKE GEREFORMEERDE KERK in Nederland, gehouden van den 18den Augustus tot den 3den September 1885, in het Kerkgebouw der Chr. Geref» Gemeente te Rotterdam, Raampoortlaan. Tegenwoordig zijn: Uit de Prov. Grqni/ngen, de Leeraren: J. Nederhoed. S. Sijpkens. » Ouderl.: M. Dekker. W. Kiers. jft t j Friesland^ „ Leeraren: J. van Andel. E. Douma. „ Ouderl.: L. Hoekers. P. VlERSEN. s „ , Drenthe, „ Leeraren: J. H. Schoemakers. J. van Anken. „ Ouderl.: A. W. Geerts. J. Schuurman. » „ „ Overijsél, „ Leeraren: J. Bavinck. J. Hessels. „ Ouderl.: H. J. Klinkert. W. J. Kolkert. „ „ „ Gelderland, „ Leeraren: J. F. Bulens. B. de Jong. , Ouderl.: G. Brink. F. Te Winkel. „ „ „ Utrecht, „ Leeraren: P. Wagemaker. A. H. Gezelle Meerburg. „ Ouderl.: J. v. d. Bijl. H. overeem. „ , „ N.-Hóttand, , Leeraren: W. H. Gispen. R. Mulder. „ Ouderl.: B. H. Blankenberg. J. Olthoff. » » » Z.-Holland, „ Leeraren: L. v. d. Valk. H. Beuker. „ Ouderl.: J. van Golverdinge Jr. J. H. Landwehr. Uit de Prov. N.-Brabant, de Leeraren . Ouderl.: Zeeland, Leeraren Ouderl.: Js. van der Linden. K. van Goor. A. den Dekker. G. van den Boom. A. Littooij. J. Westerhuis, Jhr. J. L. de Jonge. B. M. de Boer. Mede ziin als Prae-adviseerende leden tegenwoordig de Docenten derTheol. School te Kampen, DD. S. VAN VBLZEN, A. BRUMMBLKAMP, H. DE COCK, M. NOORDTZIJ, D. K. WIELENGA, L. LINDEBOOM, Dr. H. BAVINCK en de Zendingsdirector J. H. DONNER. , , . „ , , Vele predikanten en kerkeraadsleden en belangstellenden woonden de eerste en volgende zittingen bij. EERSTE ZITTING. Dinsdag 18 Augustus, voorm. 10—1 uur. Art. 1. De Synodale Vergadering wordt geopend door den Voorzitter der laatste Synode, Ds. W. H Gispen. Zuneerw. laat zingen Ps 122 • 1 3, leest van Paulus' brief aan de Colossensen het tweede Hoofdstuk en spreekt daarna de vergadering aldus toe: Schiinbaar staat onze Nieuwtestamentische bedeeling bij de Oud-testamentische achter. God toch is met hier of daar te vinden- Hii woont niet meer in eenig zichtbaar, tastbaar heiligdom' gelijk weleer. Toch is in werkelijkheid onze bedeehng heerlijker dan de oude. Van hoeveel wij ook verstoken zijn, God heeft ons zelf de getuigenis gegeven, dat het wezenlnke ons geschonken is. Zie slechts op Oolosse. Daar is niets uiterlijks, niets heerlijks, dat tot de zinnen spreekt; en toch is er alles. Want er is ordening, en geloofsvastigheid; en deze zijn niet te vernietigen. In Christus' gemeente schnnt znn licht, en zet ziin leven zich voort. . . Spreker roept - voor de tweede maal m zun leven - in naam der gemeente aan de leden der Vergadering, alsmede aan deaanwezige Leeraren der Theol. School, die haar met p?L-advLs ÏÏTen dienen, het „Welkom" tee Hij herinnertaan Se vorige Synode, bepaaldelijk aan het door haar genomen besluit, om drie nieuwe Leeraren aan onze School te benoemen een waagstuk, zooals het heette, met het oog op onze kas. Alleen het geloof, dat God het wilde, deed haar dit besluit nemen. En ziet, God heeft wonderen gedaan en bezwaren beschaamd: de penningmeester onzer Theol. School kan het getuigen. Dat bevestige ons in het geloof, en doe ons ook thans goedsmoeds ons werk opvatten. Zeker, zoo moeielijk en gewichtig als toen, is de taak dezer Synode niet. God legt Zijne dienaren niet altijd even zware lasten op. Maar loopen moeielijke zaken soms gemakkelijk af, ook het omgekeerde geschiedt, daarom zij alle lichtvaardigheid van ons geweerd. Ons vertrouwen zij op den Heere alleen! Hij geve der Vergadering eenen Voorzitter, die haar met wijsheid en wetenschap, en ook met een broederhart leiden kan. Spreker beveelt den te kiezen Voorzitter bij voorbaat in de voorbede en de welwillendheid der Vergadering aan. Voorts moeten wij bedenken wat wij moeten vasthouden, namelijk, de beledene waarheid en de overgeleverde orde der Kerk; want, niet dan'tot onze groote schade, zouden wij deze verliezen. Art. 2. De Lastbrieven der verschillende Afgevaardigden worden hierna gelezen. Er blijkt eene onjuistheid in de Agenda te zijn met opzicht tot de opgave der Afgevaardigden uit de Prov. Groningen; niet J. D. Bakker, reeds overleden, maar W. Kiers is door genoemde Prov. ter Synode gedeputeerd. Bij de lezing van den Lastbrief der Prov. Gelderland wordt opgemerkt, dat de uitdrukking: „Belijdenisschriften" erin ontbreekt. De Vergadering berust hierin echter na de toelichting der Afgevaardigden van Gelderland, dat deze weglating geheel onopzettelijk is. Ook blijkt, dat de Lastbrief van Noord-Holland niet aanwezig is; nadat de Afgevaardigden uit genoemde Prov. echter verzekeren, dat hij alreeds in gereedheid was gebracht, en andere getuigen bevestigen, dat zij werkelijk gekozen zijn, heeft de Vergadering geen bezwaar hun zitting te verleenen. Zoodra de Lastbrief door de Afgevaardigden ontvangen is, zal bij worden overgelegd. (Dit is later geschied.) Op de Lastbrieven wordt verder geene aanmerking gemaakt. Niet alle Primi zijn aanwezig. Voor Utrecht heeft in plaats van Ds. M. van Minnen, die door ongesteldheid verhinderd is, Ds. P. Wagemaker, en in plaats van P. van der Linden Ouderling J. van der Bijl zitting. Voor Zuid-Holland vervangt de Secundus L. van der Valk den Primus W. Doorn, die deze week moeielijk kon komen. Art. 3. De Verg. gaat over tot de benoeming van een Moderamen. Als regel wordt vastgesteld, dat alle leden een voor een met volstrekte meerderheid van stemmen zullen worden verkozen. Gekozen worden: tot President Ds. J. van Andel; tot Vice-President Ds. J. Nederhoed; tot Scriba Ds..J. Hessels; tot Adjunct-Scriba Ds. H. Beuker. Art. 4. De afgetredene President wenscht den gekozen Broeders Gods besten zegen toe, hulp en steun van Boven. Hij verzoekt hun de voor hen bestemde plaatsen in te nemen, waaraan zij allen zonder eenig tegenspreken voldoen. Art. 5. Ds. J. van Andel aanvaardt het praesidium met een bezielend woord. Had ik, zegt hij, aan mijn gevoel toegegeven, ik zou bedankt hebben. Het besef van onbekwaamheid is diep en levendig bij mij. Toch aanvaard ik het voorzitterschap, omdat de Heere heeft gesproken en het hier geldt het werk des Heeren te doen. Naar Zijne belofte zal onze God kracht geven. Uitlokkend is de arbeid, waartoe wij worden geroepen. Wij moeten doen, als ik eene vergelijking mag bezigen, wat in de dagen van Nehemia verricht werd. Wü moeten bouwen aan de muren der Godsstad, portiers aanstellen, maatregelen nemen, opdat de stad met inwoners vervuld en 't verbond met den Heere vernieuwd worde. Een rondgang hebben wij te doen om na. te gaan of er ook iets aan de muren te herstellen valt of alle wachters op hun post staan, en of alles naar den wil des Konings geschiedt. Jeruzalem moet met inwoners vervuld, het verbond vernieuwd worden. Pal moeten wg staan in het geloof voor de leer der vaderen, voor de zaak van ons Hoofd Jezus Christus. Maar aangezien wij van ons zeiven tot zoo gewichtvol werk, als ons heden wacht, onbekwaam zijn, zoo laat ons bet aangezicht des Heeren zoeken. De Vergadering rijst op en hij, die haar mond is, gelijk straks haar leider, smeekt den zegen Gods af over zijn persoon, over hen, die mede tot het Moderaiüen behooren en over allen, die de Synode uitmaken. Art. 6. Krachtens bestaande bepaling verzoekt de Voorzitter aan alle leden der Vergadering om door op te staan instemming te betuigen met de Belijdenisschriften der Gereformeerde Kerken in Nederland. Onmiddellijk voldoen allen aan het verzoek en rijzen als een eenig man op. De Voorzitter wijst op het gewicht van dit feit. mi houden vast, zegt hij, aan de beproefde leer; wjj hopen nooit los te laten, al stond de dood er op; wjj strijden voor het geloof, totdat de Heere komt om ons uit de strijdende in de zegepralende Kerk over te brengen. Abt. 7. De tijd der zittingen wordt bepaald als volgt: 's voormiddags van 9—1 uur; 's namiddags van 4—8 uur. In beide zittingen zal een pauze zijn van ongeveer een kwartier. Abt. 8. De credentie-brieven der Afgevaardigden van Buitenlandsche Kerken worden gelezen. Uit die brieven blijkt: 1°. Dat de Oud-Geref. Kerk in Pruisen naar deze Synode heeft afgevaardigd de leeraren L. Stroeven van Bunde en H. Potgeter van Ihrhove. De eerstgenoemde is alleen tegenwoordig. De laatstgenoemde is tot zijne smart door huiselijke omstandigheden verhinderd. 2". Dat de United Presbyterian Ghurch van Schotland afgezonden heeft Rev. James ' Rennie, Minister of St. Vincent StreetChurch Glasgow and Chairman of the Board. Genoemde Broeder bevindt zich reeds ter Vergadering. 3°. Dat de Belgische Zendingskerk als deputaten naar deze Synode koos de BB. Th. A. Egöenstbin, Baron E. Pbisse en Kennedt Anet, secretaris-generaal. Genoemde Broeders zijn nog niet tegenwoordig, maar hopen nog dezen dag te komen. Art. 9. De President vraagt, of er nog meer credentie-brieven van Afgevaardigden der Buitenlandsche Kerken zijn ingekomen. Een ontkennend antwoord volgt. Nu heet hij de Buitenl. Afgevaardigden, voorzoover tegenwoordig, hartelijk welkom, en noodigt hen uit om de voor hen bestemde plaatsen in te nemen. Rev. James Rennie verklaart, dat hij twee a drie dagen hier denkt te blijven, en dat hij gaarne gelegenheid wil hebben om iets in 't midden te brengen aangaande de Presbyteriaansche Kerk in Schotland. Art. 10. Er wordt bepaald om den namiddag van den volgenden dag te nemen voor de Buitenl. Afgevaardigden. Aan het verlangen van enkele leden om te bepalen: morgennamiddag voor de pauze, kan niet worden voldaan, daar vooraf niet juist te zeggen is hoeveel tijd tot het hooren der Buitenl. Broeders vereischt wordt. Art. 11. Een der Afgevaardigden van de Prov. Zuid-Holland komt, zooals hij het noemt, met eene motie van orde. Onze Provincie, zegt hij, verheugt zich de Synode opnieuw te mogen ontvangen. Vooral' is het haar stoffe van vreugde, dat de Synode in dit kerkgebouw, waaraan zoo rijke herinneringen verbonden zijn, mag vergaderen. De gemeente Rotterdam ontvangt de Synode met open armen. Een harer predikanten is Provinciaal Oorrespondent. Hij heeft zich — het mag gezegd worden — uitnemend van zijn taak in het samenstellen der Agenda en verdere regeling der Synode gekweten. Ik stel voor, hem eene eereplaats te geven in de Vergaderirfg, en diezelfde onderscheiding toe te kennen aan de beide andere Leeraren dezer gemeente. — Dit voorstel wordt met acclamatie aangenomen en de Voorzitter verzoekt bedoelde broeders, voorzoover aanwezig, om de hen wachtende zetels in te nemen. Art. 12. Tot Rapporteurs van Protesten en Ingekomen Stukken worden door den President benoemd de BB. predikanten J. Bavinck, L. Littooij en Js. van der Linden, alsmede de BB. ouderlingen B. Blankenberg en Jhr. J. L. de Jonge. Abt. 13. Een voorstel, om de Protesten en Ingekomen Stukken twee dagen lang ter visie te leggen op de tafel van het Moderamen, wordt aangenomen. Vrijdag en Zaterdag zullen bedoelde stukken ter inzage liggen. Aan de Commissie van Rapporteurs wordt verzocht om in substantie haar oordeel over de ingekomen protesten en stukken er bij te voegen. De Commissie belooft hieraan zooveel mogelijk te zullen voldoen. Art. 14. De tijd voor deze zitting is verstreken. De Vergadering zingt Ps. 89:1, 'k Zal eeuwig zingen van Gods goedertierenhêen, enz. en dankt bij monde van Doe. S. van Velzen den Heere voor zijne aanvankelijke hulpe. TWEEDE ZITTING. Dinsdag 18 Augustus, nam. 4—8 uur. Art. 15. Deze zitting wordt geopend met het zingen van Ps. 68:17, Hoe groot, hoe vreeslijk zijt Ge alom, enz. en gebed, waarin de Zendingsdirector J. H. Donner voorgaat. Art. 16. Docent A. Brummelkamp deelt aan de Vergadering mede, dat ouderling Jhr. J. L. de Jonge deze middagzitting niet komt bgwonen. Zijned. meent als lid en Voorzitter der Commissie van Rapport zich op de hoogte te moeten stellen van den inhoud der talrijke ingekomen stukken. De Synode, die meening respecteerende, neemt de mededeeling voor kennisgeving aan. Art. 17. Voordat men tot behandeling van eenige zaak overgaat, komt de vraag ter tafel, of er eindelijk eens verandering komen zal in de volgorde van zitting der onderscheidene Provinciën. Groningen en Zeeland zitten altijd dicht bij de tafel van het Moderamen; Utrecht en Gelderland er altijd ver af, zoodat deze vele dingen moeielijk kunnen verstaan, gene alles zeer goed kunnen nooren. Een voorstel, dat die Provincie, welke. de Synode in haar midden ontvangt, bovenaan zitting neme, vindt wel eenigen bijval, maar wordt toch niet aangenomen. Wat dan? Aan het bezwaar, dat sommigen vele dingen moeielijk kunnen hooren, zal worden tegemoet gekomen door de tafel van het moderamen te verplaatsen en alles wat anders te regelen. Morgen zal met de verplaatsing en regeling de proef worden genomen. Art. 18. De Afgevaardigden der Belgische Zendingskerk zijn tegenwoordig, uitgezonderd Baron E. Prisse, die verhinderd werd naar Neêrlands tweede koopstad te komen. De Voorzitter heet de Belgische broeders welkom en maakt bun bekend met hetgeen in art. 10 is besloten. Art. 19. Eenige leden maken het verlangen kenbaar, dat de namiddagzittingen om halfvijf mogen beginnen en toch om acht uur eindigen. Als reden voor dit verlangen wordt aangegeven het feit, dat de afstanden hier in de stad verbazend verre zijn. Sommige leden moeten een uur loopen om in hun logies te komen. Besloten werd bij den bepaalden zittingstjjd te blijven, met dien verstande, dat die een uur ver moeten loopen, gebruik mogen maken van den tram. Akt. 20. De Synodale Commissie geeft bij monde van haren Secretaris Ds. J. Nedebhoed verslag van haren arbeid sedert de laatste Synode. Dit verslag, dat tot dankzegging stemt, zal onder N°. 1 in de Bijlagen dezer Handelingen worden opgenomen. Abt. 21. Op de vraag, of iemand der broeders naar aanleiding van 't gehoorde verslag ook iets heeft op te merken, antwoorden eenigen bevestigend. Heb ik goed gehoord, vraagt een Afgevaardigde uit Drenthe, dat te Zuidwolde eene gemeente gesticht is ? Antwoord: goed gehoord. Maar dit is, zegt hij, historisch onwaar, daar er te Zuidwolde reeds jaren eene gemeente bestaat. De zwarigheid wordt weggenomen door de opmerking, dat die gemeente nog slechts kort bij de Regeering bekend staat als eene plaatselijke gemeente der Chr. Ger. Kerk in Nederland. Het feit, dat de leeraar dier gemeente tot dienstplichtigheid zou worden aangemaand, gaf aanleiding, dat de Synodale Commissie van het bestaan der gemeente kennis aan de Regeering gaf. Een afgevaardigde uit Zeeland vraagt, of de opdracht aan Doe. Van Velzen hem door de Synode is verstrekt. De S. C. antwoordt, dat zij geene bepaalde opdracht van de Synode heeft ontvangen, .maar' dat zij vertrouwt in den geest der Synode gehandeld te hebben, omdat gewichtige en teedere belangen onzer Zusterkerk op het spel stonden. Een van hare predikanten toch, met name BrsE, stond afwijkende, dwalende gevoelens voor. Hij loochende de eeuwigheid der straf en beweerde dat de goddeloozen vernietigd worden. Dit bracht groote beroering in onze Zusterkerk teweeg, en omdat zij klein is, vroeg zij de S. Commissie om raad. Deze verzocht aan Doe. Van Velzen naar België te gaan. ZEw. willigde het verzoek in, en het resultaat is gezegend te noemen. Onze Zusterkerk heeft hare belijdenis genandhaafd en genoemden leeraar afgezet. Gaarne onderwerpt echter de S. O haar doen aan het oordeel der Synode. Hieruit ontspon zich eene vrij breede discussie, waarbij onderscheidene sprekers het woord'voerden. Twee gevoelens vonden hunne pleitbezorgers, waarvan het eene de handeling der S. Commissie goedkeurde, het ander aannam, dat de S. Commissie buiten hare bevoegdheid was gegaan, omdat er van „opdracht" sprake is in het geschreven stuk van Doe. Van Velzen. De Voorzitter zegt: het woord opdracht is minder juist gekozen in deze materie. Het heeft de beteekenis van verzoek. Doe. v. Velzen neemt op zich zijn rapport in dezen geest te wijzigen. Vatten wij het zoo, dan kunnen wij van de zaak afstappen. Er waren er tevens, die eenige verandering wilden brengen in het Reglement der S. Commissie om haar meerdere vrijheid te geven van handelen in dergelijke gevallen, en voorstelden, eene bepaalde Classis tot de eerstvolgende Synode aan te wijzen, waarmede de S. Commissie in contact kon treden. Anderen wilden dat volstrekt niet. In onderscheidene voorstellen werden verschillende gedachten belichaamd. Maar allengs werd het duidelijker, dat het maken van nieuwe bepalingen geen grooten bijval bij de meerderheid vond. Een voorstel om big het bestaande Beglement te blyven werd vrij eenparig aangenomen. Aan Docent S. Van Velzen was inmiddels hulde gebracht voor zijn ijver, om in 't belang van de Gemeente des teeren de reis naar België te ondernemen. Art. 22. De - Commissie naar Bentheim, bestaande uit de Broeders W. H. Gispen en J. van Andel, rapporteert, dat ze met genoegen de kleine Zusterkerk heeft bezocht. Bijzonder belangrijke zaken kwamen niet voor. Alleen had zij tot hare droefheid vernomen, dat de Pruisische Regeering op een verzoek van de gemeente B. om „Corporationsrecht geantwoord had dit niet,te kunnen verleenen, wijl haar de zekerheid ontbrak, dat bedoelde gemeente finantiëele kracht genoeg zou bezitten om in het onderhoud van armen, kerk en leeraar te voorzien. Art. 23. De Commissie, eveneens op de vorige Synode benoemd om onze Kerk op de Synode der Belgische Zendingskerk te vertegenwoordigen, de BB. Docenten S. van Velzen en A. Brummelkamp, geeft nu verslag. Ook dit verslag is gunstig. Zij deelt mede, dat zij met de Belgische Broeders Avondmaal heeft gehouden en releveert, dat eene ernstige ziekte Doe. van Velzen trof, die een oogenblik het ergste deed vreezen. De Heere wendde echter het gevaar en bracht hem zoo goed als hersteld in het Vaderland terug. Art. 24. Eindelijk wordt nog gevraagd, naar aanleiding van 't verslag der S. Commissie, of de gedelegeerden der Vrije Universiteit op Geref. grondslag onze S. Commissie toch niet ietwat onheusch behandeld hebben, door haar na het verloopen der bewuste vacantie geenerlei antwoord te doen toekomen. Art. 225 der Synode van Zwolle wordt gelezen. De S. Commissie verklaart, dat zij met betrekking tot de in dat artikel bedoelde zaak niets dan een briefkaart van Dr. Ktjypek heeft ontvangen met het stempelmerk 27 Juni 1883, en dat zij nog steeds op antwoord wacht. Abt. 25. De Vergadering gaat over tot het behandelen der Agenda. Letter Fa komt eerst aan de orde, aldus luidende: De Synode zette voort het onvoltooid gebleven werk der Synode van Dordrecht 1879, ten aanzien van het vraagstuk der viering van den dag des Beer en; zoowel de theoretische ah de practische zijde van het vraagstuk wordt hiermede bedoeld. (N-Holland). De Afgevaardigden van N.-Holland geven toelichting. Uit die toelichting blijkt, dat de 2de alinea van het artikel foutief op de Agenda staat en aldus moet gelezen worden: Niet de theoretische, edoch de practische zijde van het vraagstuk wordt hiermede bedoeld. Het artikel heeft dus geene betrekking op de leer, maar op de practijk der Sabbatsviering. N.-Holland wenscht te weten welke werken niet, en welke werken wel geoorloofd zijn op den dag des Heeren. Vooral in groote steden levert de practijk groote moeielijkheden op, b. v. in zakemelkverkoop, leden'die beambten zijn van trams, spoorwegen, stoombooten enz. Eenige vaste lijnen op dit gebied zouden zeer gewenscht zijn. De Voorzitter maakt de opmerking, dat het artikel na deze toelichting uit de rubriek Leer valt, maar dat het, nu het eenmaal aan de orde is, verder moet behandeld worden. Een der Docenten geeft prae-advies, den raad inhoudende om in deze zaak niet nader te treden, maar bij het bepaalde te blijven. Een ander Prae-adviseur oordeelt, dat hiermede geen enkele kerkeraad gebaat is. Hij zou de Synode adviseeren om eene Commissie te benoemen, die bij eiken kerkeraad informeert: welke gevallen zijn er bij u, die omtrent het punt der viering van den dag des Heeren moeite veroorzaken. — Uit de •discussiën, die nu geopend worden, blijkt, dat die beide praeadviezen twee stroomingen in de Vergadering vertegenwoordigen. Onderscheidene sprekers laten over dit punt zich hooren. Een aantal voorbeelden zooals het gebruik van gas, een veer, dat het volk als een vlottende brug beschouwt, het geplaatst zijn op booten, trams, spoortreinen, het tolgaren enz., wordt bijgebracht, om te laten gevoelen hoe moeielijk het is een voor alle gevallen geldenden regel te maken. Elk concreet geval moet op zichzelf beoordeeld worden. Hiertegen merken anderen op, dat het vraagstuk, door N.-Holland ter tafel gebracht, thans aan de orde van den dag is. De kerk mag niet stilzitten, maar moet medewerken aan de christelijke viering van den dag des Heeren. Misschien leidt het benoemen van eene Commissie er toe, dat eenige vaste Innen kunnen getrokken worden, wat voor de kerkeraden zeer gewenscht zou zijn. Eindelijk belichamen zich de beide stroomingen in twee voorstellen, die in stemming komen. Voorstel ï. De Synode verblijd, dat er over de theoretische zijde van het vraagstuk van den Sabbat geen verschil wordt opgemerkt, en van oordeel, dat het bovenal in dezen tjjd noodig is op de onderhouding van het 4de gebod ten sterkste aan te dringen, acht het niet noodzakelijk om thans nadere bepalingen voor bijzondere gevallen, desbetreffende, te maken. Voorstel 2. De Synode benoeme eene Commissie, die bij de Kerkeraden onzer gemeenten opgave vraagt van moeielijke gevallen, den Sabbat betreffende. Die Commissie brengt op de e. k. Synode haar rapport en advies over die gevallen uit. Nopens die voorstellen wordt de opmerking gemaakt, dat zij niet tegenover, maar naast elkander staan, en dat de aanneming van het eerste voorstel nog niet tot verwerping van het tweede behoeft te leiden. Zij behooren dus'na elkander in stemming te komen. Maar welk voorstel zal den voorrang hebben? De voorrang wordt aan het eerste voorstel gegeven. Het wordt aangenomen met 32 tegen 7 stemmen. Nu wordt het tweede voorstel in stemming gebracht. Ook dit wordt met 22 tegen 17 stemmen aangenomen. Art. 26. Tot leden der Commissie, die uit een Docent, een Predikant en een Ouderling zal bestaan, worden door den Voorzitter benoemd Docent L. Lindeboom, Ds. E. Douma en Ouderling B. Blankenberg. Als Secundi wijst hij Ds. Bulens, Ds. Westebhuis en Ouderling H. J. Klinkert aan. Art. 27. De Synode neemt nu in behandeling F c der Agenda: Wat is er geworden van de correspondentie met de Dutch Hef. Church in N. Amerika? (Gelderland). De Af gevaardigden van Gelderland lichten dit punt toe. Hunne Prov. wenscht iets van de gevoerde correspondentie te weten en nader op de zaak terug te komen. Op de vraag aan de S. Commissie: Is ook eenig antwoord bi) u ingekomen uit Amerika? volgt een ontkennend antwoord. Aan wie ligt dat? Aan de Synodale Commiraie of aan de Ref. Church? Art. 121 der vorige Synode wordt gelezen. Tevens blijkt, dat de S. Commissie zich behoorlijk van haar taak heeft gekweten. Een paar Broeders deelen een en ander mede, waaruit schijnt te moeten worden opgemaakt, dat het besluit onzer Synode niet gunstig bij de Ref. Church ontvangen is. Gelderland wil alle gemeenschap onzer Kerk met de D. R. Church afbreken, als zn op haren zondigen weg in zake maconnerie voortgaat. De verdere behandeling van dit punt wordt uitgesteld, totdat de Afgevaardigde uit de Holl. Chr. Geref. Gemeente in Amerika zal aangekomen zijn. Art. 28. De tijd roept tot afbreken. Docent Brummelkamp laat zingen Ps. 126:1, Wanneer de Heer uit 's vijands macht, enz. en gaat de Vergadering voor in dankgebed. DERDE ZITTING. Woensdag 19 Augustus, voorn». 9—1 uur. Art. 29. • Deze zitting wordt geopend met het zingen van Ps. 138:1, 'k Zal met mijn gansche hart Uw eer, enz. en met gebed bij monde van Doe. H. de Cock. Art. 30. De Notulen der gisteren gehoudene zittingen worden gearresteerd. Art. 31. Onder het lezen der Notulen kwam de Afgevaardigde, in art. 27 bedoeld, binnen. Hij reikt een schrijven over, hem door de Synodale Commissie zijner Kerk verstrekt. Uit dit schrijven blijkt, dat de naam van den Afgevaardigde is G. Hoeksema, Pred. te Muskegon, Staat Michigan. Genoemde Broeder wordt door den Voorzitter welkom geheeten, die hem tevens mededeelt, dat de Buitenl. Afgevaardigden hedennamiddag gelegenheid ontvangen om zich te doen hooren. Drie voorstellen, alle van gelgke strekking worden ingediend. Het volgende wordt met acclamatie aangenomen. De Synode van oordeel, dat het in onze dagen ongetwijfeld tot de roeping van den kerkeraad behoort, ook opzicht te oefenen over de verschillende Christelijke Vereenigingen, die in de gemeente bestaan, spreekt den ernstigen wensch uit, dat alle kerkeraden zich de belangen van die Vereenigingen meer aantrekken en er naar streven om zulk eene betrekking tusschen de Vereenigingen en de Gemeente in het leven te roepen, dat de zuiverheid der leer en de heiligheid des levens er door gehandhaafd en bevorderd worde. Abt. 34. Van de Agenda F komt nu in behandeling wat onder b, d, • e, m, p en q voorkomt. b. De Synode spréke haar oordeel uit over het losmaken van een leeraar van zijne gemeente en het beroepbaar stellen voor de Kerk. (Groningen). . i , , . , . d. De Synode bepak, dat kennisgevingen betreffende het losmaken van leeraars van hunne gemeenten aan de Kerk gericht met opgave van redenen moet geschieden. (Friesland). e De Synode besluite, dat voortaan door de Classis, lettende op de bepaling daarvan bestaande, een predikant wél verplaatst, maar niet losgemaakt wordt van eene gemeente. (Friesland). m. Is de tegenwoordige wijze van beroepbaarstellen van predikanten, die van hunne gemeenten losgemaakt zijn, wél in overeenstemming met art. 11 der D.K.? (Utrecht). p De Synode droge de verschillende Classes op om niet dan met de grootste omzichtigheid predikanten, die nog onlangs onder kerkelijke behandeling waren, beroepbaar te stellen voor de Kerk. (Z.-Holland). q. Is het niet wenschelijk, dat de bekendmakingen, betreffende het ontbinden en beroepbaar stellen van predikanten, meer met redenen werden omkleed, opdat de gemeenten de oorzaken dier losmaking mochten weten? (ZT-Hollandj. Genoemde artikelen betreffen drie dingen: de losmaking van Predikanten van hunne gemeenten, de wederberoepbaarstelling en de kennisgeving van beide aan de Classicale en Provinciale correspondenten. . TT , , „ De Afgevaardigden van Groningen, Friesland, Utrecht en L. Holland lichten de voorstellen hunner Provinciën toe. Groningen verlangt te weten hoe gehandeld moet worden met Leeraars, die ongeschikt zijn voor de gemeenten, die zij dienen, maar in andere gemeenten nog nuttig Kunnen znn. Friesland gaat verder; de Synode zal bepalen dat een pre- Hierna Broeder Eggenstetn aldus: Mij is opgedragen, waarde Vaders en Broeders, U iets van de statistiek onzer Kerk en van haren arbeid mede te deelen. Statistiek is droog, zegt men gewoonlijk. Daarom eerst een enkel woord vooraf. •". Ik gevoel mij ook nu weer gelukkig in uw midden. Het is mg een genoegen en eene eere, dat ik onze kleine Belgische Zendingskerk meermalen op uwe Synoden mocht vertegenwoordigen. Hare liefde jegens TJ is nog altijd dezelfde. Hij geve ü al 't geen Hij in de zeven KL Aziatische gemeenten prijzenswaardig vond, en verwijdere uit uw midden alles, wat Hg in die gemeenten laken moest. God zegene uwe Kerk en haren Zendmgsarbeid voor Jood en voor Heiden, en ook voor den Roomschen Belg. Hij doe ü ervaren, dat ook de zegenende Kerk zal vet gemaakt worden. Het 50jarig Jubilé dat uwe Kerk verleden jaar mocht vieren, was in waarheid een feest der uitbreiding. Wat onze Kerk betreft, zij werd in den laatsten tgd verontrust, doordat een tot ons overgekomen leeraar, die onder ons arbeidde, met dwalingen optrad. Hij werd om deze zijne dwaalgevoelens afgezet. En wij zijn uwe Kerk zeer dankbaar dat ze bij die gelegenheid uwen zeer beminden Van Velzen tot ons heeft gezonden. Hij is ons — wat er dan ook aan behoorlgke omschrijving van de machtsbevoegdheid uwer Synodale Commissie, naar we hier gisteren vernamen, al of niet moge ontbroken hebben — van groot nut geweest. Wat we verder vooral nog droevigs hebben te vermelden is dit: Twee van onze oudste broeders namen hun ontslag; een derde ging tot de Staatskerk over. Doch wij kregen, Gode zij dank, weer nieuwe arbeiders, en onder deze ook Gagnebin. — Vooral heeft ons diep getroffen, dat de Heere onzen waardigen broeder Leonaed Anet, dien men in zekeren zin den Apostel der Belgen zou kunnen noemen, heeft tot Zich genomen. Zgn invloed en arbeid zgn echter met het heengaan van dezen waardigen man nog niet van onze Kerk geweken, want de Heere gaf ons zijnen zoon en opvolger Kennedt Anet weer in zijne plaats. — De laatste beproeving echter, die ik nog noemen wilde, is een tekort in onze kas van 22,600 franc. Wij zijn wel zwaar beproefd, Broeders, maar daarom niet moedeloos. De Heere heeft ons ook vertroost door groote offervaardigheid van onze gemeenten en door de liefde ook van vele buitenlandsche vrienden. Onze ontvangst over het laatste jaar bedroeg fr. 111,807.— Onze uitgaven bedroegen dat iaar — voor kerken en zendingsposten fr. 79,562 - voor scholen fr. 1107 — voor colportage fr. 15,367 — voor drukuitg. fr. 12,576 — voor reiz evang. fr. 1503 - Stads-Evangehsatie te Brussel fr. 3248. — werk aan Gent (?) fr. 1589 — voor alp-, werk fr. 8105. - Totaal fr. 123,060. Wij hebben 25 gem.posten met 3988 leden, welke 2397 keeren zgn bediend door predikanten en evangelisten. — Voorts hebben wij 14 colport.-bg'bellezers, die 't Evangelie in 49 kapellen of zalen verkondigen. Geregeld geëvangeliseerd werden er 81 burg. gemeenten, ongeregeld 60, waartoe we geholpen werden door 39 broeders. — We hebben 52 Zondagsscholen. — Er vonden in 't verloopen jaar 230 doopsbedieningen plaats en 44 huwelijken werden er kerkelijk ingezegend, terwijl bij 114 begrafenissen het Evangelie der zaligheid verkondigd werd. — Er werden 7000 bijeenkomsten gehouden. De bgbellezers deden 8429 huisbezoeken met bijbellezing en gebed. — Er werden 169,335 tractaten uitgedeeld, en door de colporteurs 271 Bijbels en 1076 N. Testamenten met 8022 godsd. geschriften verkocht. Wg heten 19 Fransche tractaten, van elk tusschen de 10- en 15000 exempl. 6 Vlaamsche tractaten a 5000, allen samen 140,000 èxempl. verspreiden. De Stads-Evangelisatie te Brussel houdt verscheidene malen in de week bijeenkomsten in 't Fransch en r? '*Vlaamsch te Etterbeek, te St. Gilles, te Molenbeek, en te lkelles, waardoor reeds verscheidene personen gewonnen zgn.— w '^"L6* Selukt °P de Tentoonstelling te Antwerpen Gods Woord binnen de heining te verspreiden, deelen 2 colporteurs a8u -le m~ en uitgan£en duizenden van tractaten en godsd. geschriften uit, welke uitdeeling we vertrouwen dat, evenals de arbeid van br. Dooijeb, dien uw „Filippus" ons zond, niet ijdel zal wezen. Voor onzen arbeid ontvingen wij uit België zelf fr. 44,775, uit Gr. Brittanje en Ierland fr. 39',857, uit Bolland fr. 7,725, uit Duitschland fr. 4,814, uit Zwitserland fr. 4,204, uit Amerika fr, 2,356, uit Frankrijk fr. 370 en uit Denemarken fr. 100. — u ffë ,Jeverde ons fr- 2>372 meer op dan het vorige jaar en * ooort r'-677 minder. 1° 't geheel kwamen uit het buitenland fr. 3,830 minder in dan .'t vorige jaar. — Onze uitgaven waren ditjaar fr. 7,129 hooger dan het vorige. Er was op eene onzer Synoden een kapitein-ouderling tegenw°9rdig. in militaire kleeding. Deze sprak tot de Engelschen: „Gij Britten, zendt gij ons uwe ponden sterlings;" en tot de Jranschen en Zwitsers: „Zendt gij ons uwe mannen;" maar tot de Hollanders sprak hij: „Zendt gij ons beide, uwe mannen en uw geld, omdat wij van uwe stamverwanten zijn." Ook thans Broeders, doen wij een beroep op uwe mannen, om onder de Vlamingen te arbeiden, en tevens een beroep op uw gebed. Broeders, vergeet vooral in uwe binnenkamer België niet! Art. 46. Op verzoek des Voorzitters spreekt Doe. Beummelkamp namens de Vergadering tot de Belgische Afgevaardigden. Z.weleerw. zegt ongeveer het volgende: Geliefde Broeders! Wü bestaan elkander zeer na. De scheuring, hoezeer door den Koning van Nederland betreurd, bleek echter door de mogendheden te Weenen vergaderd, besloten tekjjn. Hoe heeft het velen vromen diep gesmart. Door den Heere werd echter dit alles toegelaten en zelfs in Zijne gunst bestuurd. Het Roomsen e België en het Protestantsche Nederland bleken niet bn eikanderen te behooren; naast elkaar bestaan zij beiden behoorlijk goed. Moge het liberalisme deze scheuring van 1830 betreuren, de Christen kan er den Heere voor danken. Wat het godsdienstige aangaat, dan is België sedert de Hervorming veel achteruitgegaan. Maar die God, die onze Kerk zoo aanmerkelijk groeien deed, bleek ook Zijn werk in België staande te houden. Uwe Zendingskerk is daarvoor ten bewijze. Zij en de onze zijn volle zusters uit eenzelfde beginsel geteeld. Mogen andere kerken zoowel bij u als hier te lande afhangen van-en steunen op den Staat, wij wenschen samen vereemgd te strnden voor de onafhankelijkheid en vrijheid der Kerk. — Uwe Kerk bleef gelukkig ook der waarheid getrouw, geluk ze dit ten vorigen jare in de uitwerping der dwaling duidelijk heeft getoond, toen ze vereenigd met het advies van onzen Van Velzen den prediker Ds. B. afzette, waar zelfs een man als de Pressense tot een zachter oordeel meende te moeten manen. Hebt Gij voor uwe geldelijke behoeften belangrijke sommen uit het Buitenland ontvangen, onze Kerk heeft U weinig kunnen steunen. Eigen Kerk en School en Zending vroeg schier geheel onze kracht. Daarbij kwam dat de broeders uit de met den Staat verbondene kerken alhier U als Vrije Kerk in België ondersteunden, terwijl ze ons hier te Jamde, op hetzelfde vrije standpunt gevestigd, tegelijkertijd bestreden. Dit heeft het eerst onder ons misschien wel wat ergwaan en terughouding verwekt, wat nu echter merkbaar aan 't verminderen is en spoedig geheel wijken moge. Onze Kerk moge in 't vervolg dan ook voor de Uwe niet alleen bidden, maar ook hare gave naar mate harer kracht paren bij het gebed. Gaat voort, geliefde Broeders, in de kracht des geloots, en strijdt ten einde toe! Groet uwe Kerk van de onze en gaat henen in vrede! Akt. 47. De Praeses leest een schrjjven voor van de Syn. Commissie, en daarop een tweede van de Holl. Chr. Ger. Kerk in Amerika aan deze Synode gericht. Het eerste schrijven is van den volgenden inhoud: , Aan de Eerw. Synode der Chr. Geref. Kerk te Botterdam. Z -Holl. Nederland. L. S. Vermits de Syn. Comm. der Holl. Chr. Ger. Kerk in Amerika van Ds. G. Hoeksema, Predt. te Muskegon, Mich. vernam, dat Z-.eerw. voornemens was, om een reisje naar het oude Vaderland te doen, haastte zij zich om dezen Broeder een Afvaardigingsbnef - en wel dezen — mede te geven naar uwe Vergadering, ten einde bijzulk eene goede gelegenheid de vertegenwoordiging onzer Kerk niet geheel mocht ontbreken. £ij vertrouwt dat deze Broeder — indien er soms vragen over Amer. kerkelijke toestanden naar aanleiding van haar schrijven, ot anderszins mochten gedaan worden — daarop wel zal willen antwoorden. De Syn. Comm. der Kerk voornoemd: Grand Rapids, 2 Jnli '85. W. H. FRIEL1NG, Praeses. G. HEMKES, Scriba. Aan de Weleerw. Synode der Chr. Geref. Kerk in Nederland, die D. V. gehouden zal worden . . . 1885 te Rotterdam Z.-Holland. Eerw. Vaders en Broeders in onsen Heiland! Genade en Vrede! NAmnns,,de S/node der HolL Chr- Geref- Rerk in N.-Amerika wordt U allen de meest hartelpe groete gebracht. Schoon door een breéden Oceaan gescheiden, gevoelen wij ons toch voortdurend innig met U verbonden door afkomst en bovenal door gelootsgemeenschap. Door genade staan wij met U op den eenigen en onveranderlijken grondslag van Gods heilig Woord, zooals daarvan rekenschap afgelegd wordt in de Belijdenisschriften, en strijden denzelfden ströd met U voor het geloof, dat eenmaal den 'heiligen is overgeleverd. De opperste Herder gaat nog voort met onze Kerk, als ook een deel Zijner kudde, te zegenen. Wel zijn er redenen tot bek W en diepe verootmoediging over min levendige opgewektheid in het algemeen, maar hier en daar worden ook nog in ons midden toegedaan tot de gemeente, die zalig zal zijn? Onze Kerk .breidt zich bestendig uit, vooral naar het Westen. Un- en bijgeloof, wereldzin en macht der geheime genoot- schappen neemt alhier dagelijks toe, vooral in de Oostelijke Staten, en de hoopvolle blik der Kerk en ook der ernstige, codsdienstige gemoederen buiten ons is naar het Westen geleerd waar de toekomst der Kerk is. De invloed der geheime genootschappen schijnt het kerkelijk leven buiten ons te omstrikken, te verlammen en dienstbaar te maken aan eene ongeestelijke richting, als verwatering der heilsleer, stofvergodmg, algeheèle tuchtvrgheid. .in , TJaarom heeft ook onze Kerk — achtgevende op welwillende wenken Uwerzijds in 1882 onzen Afgevaardigden D. D. Kuipeb en Rietdijk verstrekt - in de „ Wachter" als ook anderszins wenken aan landverhuizers gegeven ter terechtwijzing vooral voor het ireesteliik leven in Amerika, welke wenken in Nederland verder verspreid werden door ,Baeuin," „Boepstem," „Gideon enz. Zoo komen dan ook verreweg de meeste landverhuizers uit uwe Kerk regelrecht, of na een korter of langer omsukkelen in de onze, waar zij zich thuis gevoelen. En zou het nu - naar een geacht Broeder ten uwent schreet — in deze Synode tot eene beslissing moeten komen wat betrett uwe verhouding tot het kerkelijk leven in Amerika zoo hopen wii ernstig, dat men geene vermaagschapping hebbe of houae mét eenige Kerk, waarin geheime genootschappen — waarvan Amerika vol is — vrij spel hebben. , , , , Immer blijft nog onze werkkring groot en onze arbeidskracht klein Nog hebben wij geen Binn. Zend. leeraar. Indien een nredikant ten uwent of een kandidaat in gezelschap van landverhuizers mede naar Dacota ging, zou hij daar een ruim arbeidsveld vinden; want niet alleen de stoffelijke akker, maar ook de akker des harten roept luide om arbeidskracht. Tot ons leedwezen hebben we twee leeraren verloren; de eene omdat hij-onder Oostfriezen arbeidende— alles van üuitscne liederen verwachtte, en die tegen den zin der Holl. gem met geweld wilde invoeren; en de andere - zeer in strijd met ons Volkskarakter Redelijkheid en Trouw - onze Kerk zoo maar b:' Art. 95. Daar de Scriba wegens den arbeid aan de Notulen niet tegenwoordig is, neemt zijn Adjunct de functie waar. Art. 96. In plaats van den secundus Ds. L. v. d. Valk, die voor Z.Holland de vorige week zitting had, is nu de primus W. Doorn tegenwoordig. Ouderl. G. Branderhorst neemt voor Oud. A. den Dekker plaats. Beiden betuigen door opstaan instemming met de Formulieren van Eenigheid. Ouderling Bos is weder door den primus J. H. Landwehe vervangen. Abt. 97. Ter Vergaderingis mede aanwezig Pastor Röther, als Afgevaardigde van de Vrije Kerk te Görlitz in Silezië. Zijn credentie-brief wordt voorgelezen. Na het woord verkregen te hebben spreekt Zijneerw. de Vergadering aldus toe: Ik herinner mg uit den Pransch-Duitschen oorlog, dat eenige Pruisische soldaten bij een bakkerin om brood kwamen. De vrouw verstond geen woord Duitsch. Zij was bang, zij zag slechts die begeerige krjjgsmansgezichten. Ik plaatste mi] echter tusschen de vrouw en de soldaten om haar te beduiden, dat deze goed betalen zouden. De verandering op het gelaat der vrouw, toen zij dat geld zag enz., was groot. Zoo ben ik ook eenigermate bevreesd, omdat ik geen Nederlandsch ken. Doch ik ben hier niet bang voor Pruisische soldaten. Dat weet ik beter aan de ontvangst te Zwolle in 1882. — Van mijne Kerk kan ik niet zulke groote dingen verhalen als Rev. James Rennie van Schotland. De werking in Silezie is echter als die in Schotland nl. van denzelfdeu H. Geest. Moeielijk is onze arbeid. Ik kwam onlangs b. v. in eene stad van ongeveer 11000 zielen. Toen kwam een colporteur bij een geloovigen predikant. De predikant vroeg dezen, of hij gehoord had van een zekeren Rötheb. Ja, zeide hij. Waarom komt die prediker dan uit Görlitz? Omdat hier de dood heerscht, zei de man. De leeraar antwoordde, dat ook hij aldaar geen 10 Christenen zou kunnen vinden. Wel eene menigte personen, vijandig van allen godsdienst. En toch was hij bang voor mijne zending. — Hier voeg ik nog bij, dat de traktaat-verspreiding, onder anderen van Bunyan, dien wij hebben uitgegeven, goed onthaal heeft. Dit is te belangrijker, omdat Bunyan niet met Ldtheb medegaat. Zoo ook 2000 exemplaren van de Westminstersche Geloofsbelijdenis hebben wij verspreid. In naam mijner gemeente vraag ik den raad en de hulp dezer Synode in eene zaak. De zaak, waaromtrent, is echter van teederen aard; daarom zou het misschien beter zijn, dat ik een en ander blootlegge aan eene Commissie. Bijna ware ik niet gekomen, de dringende omstandigheden hebben mij echter genoopt. Geef mij daarom, als ik u verzoeken mag, de gelegenheid om mij van mjjne opdracht te kwijten. Dank intusschen voor uwe broederlijke bereidwilligheid. Abt. 98. Aan het verzoek van Pastor Röther, om aan eene Commissie zijne belangen bloot te leggen, wordt gevolg gegeven. Tot leden dier Commissie worden benoemd de Broeders J. van Andel, H- Beukee en A. Brummelkamp. Art. 99. Aan de orde komt nu weder letter E a (zie art. 89) rakende het vaststellen van zekeren leeftijd voor een predikant. De op Vrijdag begonnen discussiën worden voortgezet. Er gaan stemmen op om niets nader te bepalen. Er is niets voor in de H. Schrift. Als men op 21-jarigen leeftijd nog geen beleid genoeg heeft, zal men het ook niet hebben, als men 23 jaren telt. Ook behoort het tot de uitzonderingen als iemand beneden 23 jaren predikant wordt. En er zijn voorbeelden, dat het met zeer jeugdige predikanten in hunne gemeenten goed gaat. Het voorstel van Friesland wordt nu in stemming gebracht en met 24 tegen 8 stemmen verworpen. Art. 100. De Synode komt nu terug op de zaak, waarvan in art. 88 dezer Handelingen sprake is. Het geldt de vraag, hoe het literarisch onderwijs aan de Theol. School zal versterkt worden. Er is gesproken van een Doctor in de letteren; eerst moet nu uitgemaakt worden of juist een gegradueerde, iemand die den titel van Doctor heeft, moet worden benoemd, of dat ook een niet gegradueerde in aanmerking kan komen. Een der Docenten geeft prae-advies. Hij raadt een Doctor in de letteren, iemand van classieke vorming aan, omdat deze zijne „Bildung" aan de discipelen onwillekeurig mededeelt. Met bet oog op een Gymnasium is dit mede wenschelijk. Een ander Prae-adviseur wil dit vrijgelaten zien. Een derde voegt aan het advies van den eersten toe, dat hij ook een candidaat, die eerlang doctoreert, niet zou willen uitsluiten, alleen omdat hi] op dit oogenblik den titel nog mist. Slechts enkelé sprekers laten over dit punt zich hooren. Binden wjj ons, merkt alleen iemand op, de handen niet. Wij moeten in de eerste plaats vrome en rechtzinnige mannen hebben. Een voorstel, dat men bjj de benoeming zich tot een Doctor of doctorandus in de letteren zal bepalen, wordt met acclamatie aangenomen. Natuurlijk moet hij lid onzer Kerk zijn. Art. 101. Nu komt de vraag: Wie zal het recht tot benoeming hebben? Een der Prae-adviseurs oordeelt, dat deze zaak onderscheiden moet worden van wat verleden week werd besloten. Het geldt hier geen onderwijs in de Theologie. Dat deze Synode zou benoemen is onmogelijk, wijl zij de gegevens mist en overhaasting in zoo gewichtige zaak zeer ontraden moet worden. Onze Kerk is nog niet rijk aan Doctores. De Synode, adviseert hij, drage de benoeming op aan de Curatoren en aan de Prae-adviseurs. Hetzelfde advies geven de andere Docenten. Een lid der Synode wil bij de Curatoren en Prae-adviseurs een Commissie van drie a vier leden uit deze Vergadering zien toegevoegd, allen met gelijk stemrecht. Een voorstel in dezen zin, met de opmerking, dat de Zendingsdirector natuurljjk ook bij de Docenten gerekend wordt, wordt met acclamatie aangenomen. Te zamen zullen zij trachten, zonder aan een bepaalden tijd gebonden te zgn, een bekwamen titularis te vinden. Abt. 102. Tot leden der in 't vorig art. bedoelde Commissie uit de Synode worden benoemd de BB. predikanten H. Bkukeb. W. H. Gispen en J. Nedeehoed. Abt. 103. In de Vergadering komt de Commissie der Kas voor predikants-weduwen en -weezen en emeriti-predikanten, bestaande uit de BB. predikanten L. Neijens en J. J. Kuiper en den ouderling L. Hoekebs. Bij monde van J. J. Kuipeb doet zij verslag van haar wedervaren sedert de laatstgehouden Synode, welk verslag hierachter onder Bjjlage IV is te vinden. Abt. 104. Naar aanleiding van dit verslag wordt gevraagd: Moesten de bijzondere giften ook niet in de recapitulatie van het aan de kerkeraden gezonden Overzicht zijn opgenomen ? De Commissie antwoordt: Wij hopen er in 't vervolg de aandacht op te vestigen. Nog wordt gevraagd: Worden de gemeenten, die niet collecteeren, wel opgewekt en bij hare roeping bepaald? De Commissie antwoordt: Dit geschiedt herhaaldelijk in de Bazuin en ook afzonderlijk door ieder lid der Kas in zijne Provincie. Eindelijk worden den Penningmeester L. Hoekers nog enkele vragen om inlichting gedaan aangaande den staat der Kas, die hij welwillend beantwoordt. De President bedankt de Commissie met name haren Voorzitter, Secretaris en Penningmeester, voor hare bemoeiing. — Van hare zijde heeft de Commissie der Kas een enkele vraag aan de Synode te doen. Hoe te handelen met twee kinderen, van een predikants-weduwe, die overleden is? Haar wordt geantwoord: dat de Commissie in zulke zaken handelen moet naar hare wijsheid, wijl zij alleen de toestanden kan beoordeelen. Art. 105. De Commissie, benoemd tot het nazien der boeken van den Algemeenen Thesaurier der Theol. School, Ds. J. Nedeehoed, doet verslag van hare bevinding. Zij vond alles in goede orde, en maakte alleen de opmerking, dat enkele gemeenten niet collecteeren voor de Theol. School. Art. 106. In behandeling komt nu C a, e, h en D j der Agenda aldus luidende: a. De Provincie stelt voor, dat het '/«» hetwelk door de gemeente aan de Kas voor emeriti-predikanten, predikantsweduwen en -weezen moet worden bijgedragen, vervatte, en de Synode zie naar middelen om, dat de Kas hierdoor geene schade lijde. (Friesland.) e. De Synode heffe de bepaling op, dat de gemeenten een zesde ger deelte moeten betalen voor het emeritaat harer leeraren en voor de ondersteuning van weduwen en weezen en berame maatregelen om het daardoor ontstane te kort in de Kas te dékken- (Utrecht.) h. De Synode besluite, dat de ondersteuning, aan emeriti-predikanten, predikants-weduwen en -weezm verstrekt, geheel ten laste van de Kas kome en berame middelen om het te kort, dat daardoor ontstaat, te dekken. (Zeeland.) D j. De Synode séhrappe art. 35 en 51 der Synode van Utrecht 1877. (Overijsel.) De Afgevaardigden der respectieve Provinciën geven toelichting. Friesland zegt, dat het betalen van het V« onrechtvaardig is. Utrecht denkt evenzoo en beweert, dat het tekort, hetwelk daardoor ontstaat, door de collecten wel zou kunnen gedekt worden. Zeeland brengt in 't midden, dat een der gemeenten altijd klaagt. Ook zijn er gemeenten, die soms beroepen zouden, indien zij geen gevaar liepen het emeritaat of het */« aan zich te trekken. Overijsel zegt ter adstructie van het artikel, dat het bezwarend is voor eene kleine gemeente; invloed heeft op eene beroeping, en eenigszins in strijd is met het vrijwilligheidsbeginsel. De Penningmeester der Kas deelt mede, dat het-bedrag, 't welk het V» per jaar in de Kas brengt, plus minus ƒ1400,00 groot is. Een der Docenten geeft prae-advies, den raad inhoudende, om het V« te laten vervallen, en dus art. 35 en 51 van Utrecht te schrappen. Hij stemt toe, dat wij door dit te doen in strijd komen met art. 13 der Kerkorde van Dordrecht. Maar dit artikel leven wij toch niet geheel na, daar wij den last leggen op de gemeente, die de leeraar het laatst diende, niet op al de gemeenten, die van zijn dienst profiteerden. Wij hebben het beginsel gemaakt tot een onderstandsbeginsel. Door de Kas te generaliseeren in plaats van te localiseeren hebben wij het beginsel der Kerkorde moeten prijsgeven. Wij moeten dus vooruit op deze noodzakelijk geworden lijn, of geheel naar Dordt terug en de Kas weer plaatselijk maken. De schrapping van het V« verbetert de verkeerde richting door gelijkheid te bevorderen. Een ander Prae-adviseur oordeelt, dat de Kerk wel kandida- ten proclameert, maar geen onderhoud toezegt of zij moeten eerst in eene gemeente komen. De gemeenten moeten niet te zeer van haren plicht worden losgemaakt. Door de opheffing van het '/« maken wij van de Kas een soort van kerkruif. Hiertegen moeten wjj evengoed als tegen een staatsruif waken. Hij adviseert om bij art. 13 der Kerkorde te blijven. Twee andere Prae-adviseurs zijn voor schrapping van het */« uit een gevoel van recht, daar het onbilliïk is, dat de laatste femeente het alleen drage en uit aanmerking, dat art. 7 der ^ erkorde van Dordrecht, art. 11 van Middelburg en art. 11 van 'sGravenhage toonen, dat men ook toen reeds op de hulp der Kerken het oog had. De discussies, die nu geopend worden, bewegen zich om het lastige en onbillijke van het behoud der bepaling en het gevaarlijke der loslating van een beginsel der Kerkorde van Dordrecht. Hoe langer hoe sterker echter neigen de sprekers er toe om de bepaling van het V« der gemeente tot de ondersteuningssom op te heffen. In stemming gebracht, wordt met 34 tegen 3 stemmen tot de opheffing besloten. De inwerkingtreding van dit besluit begint met primo October 1885. Abt. 107. Nu gaat de Synode over om te spreken over maatregelen, die te nemen znn om het bestaande en ontstaande te kort te dekken. Hierop doelt C b, f, g der Agenda, aldus luidende: f. De Synode stelle zoovele collecten voor emeriti-predikanten, predikantsweduwen en -weezen verplichtend als der Commissie noodig zal blijken om overeenkomstig de haar opgedragen roeping in de behoeften van de emeriti-predikanten enz. te voorzien. (Zuid-Holland.) b. De Prov. stelt voor, dat ieder leeraar een zekere som '/», "/« of 1 procent van zijn tractement afsta tot ondersteuning der bedoelde Kas. (Friesland.) g. De Synode bepak, dat_ de leeraars van die gemeenten, die niet voor de Kas van em.-predikanten enz. collecteeren, geene ondersteuning uit die Kas zullen krijgen, ook hunne weduwen en weezen niet, met dien verstande, dat dit besluit alleen betrekking hebbe op leeraars, die na dezen in zulke gemeenten zullen worden beroepen. (Zuid-Holland.) Zuid-Holland en Friesland geven toelichting. Een der Prae-adviseurs geeft advies, inhoudende, dat er zoovele collecten dienen gehouden te worden als noodig zijn en dat de predikanten zelve 1 procent van hun tractement moeten geven. De Classis Leiden, die protesteerde tegen het besluit der Prov. Zuid-Holland, oordeelt, dat men eene vaste bijdrage voor de gemeenten behoort aan te nemen, zooals deze vroeger door de Commissie dezer Kas in zeven klassen zijn ingedeeld, in dier voege, dat de hoogste klasse ƒ125,00, de laagste klasse ƒ8,00 per jaar bgdraagt, minder dus dan thans, omdat alle gemeenten dan het hare doen. Abt. 108. De tijd roept tot eindigen. Ouderling P. Vtebsen sluit deze zitting met dankgebed, nadat gezongen is Ps. 97:7, Gods vriendelijk aangezicht, enz. ELFDE ZITTING. Dinsdag 25 Augustus, voorin. 9—1 uur. Abt. 109. Geopend wordt deze zitting met gebed door Ds. K. van Goob, nadat de Verg. gezongen heeft Ps. 68:3, Springt op van vreugd, verheft Zijn lof, enz. Abt. 110. De Notulen der beide zittingen van Vrgdag worden vastgesteld. Abt. 111. De opmerking wordt gemaakt, dat sommige leden der Synode gisteren zonder kennisgeving absent waren en dat thans nop- met allen present zijn. De President verzoekt, dat niemand heenga of wegblijve zonder behoorlijke kennisgeving, leder zorge, dat er geen reden zg' tot klacht. Abt. 112. De Vergadering komt nu terug op de maatregelen die te nemen ziin om het bestaande en ontstaande tekort der Kas te dekken. Het wegvallen van het > ontrooft aan de Kas eene som van ± 1400 gulden. Gisteren zgn door den Voorzitter drie maatregelen in verband met de Agenda aangegeven, die nu verder moeten worden besproken: a. Voortgaan op den tot hiertoe ingeslagen weg; 6. Betaling der predikanten van % *k of 1 pre. van hun tractement; c. Het maken van een vasten omslag. Over die drie maatregelen vraagt de Voorzitter nu prae-advies De eerste Prae-adviseur geeft den raad aan de bynode om 'op denzelfden weg voort te gaan. Belasting te leggen op het tractement der predikanten acht hij een communistisch idee. Het staat gelijk met de handelwijze van een Staat, die een leening sluit, en later belasting legt op de coupons. Dat is stelen. De gemeente is geroepen hare predikanten te onderhouden en men mag geene belasting op hun tractement leggen. Tegen een vasten omslag adviseert hg even sterk; hij acht het strpig met het vrijwilligheidssysteem en vreest, dat het schadelijk voor de collecten zal werken. Kan de Commissie er met de gebruikelijke collecten niet komen, zij schrijve dan meerdere uit. Twee andere Prae-adviseurs geven daarvan afwijkende adviezen. De een wijst op wat hij hier en daar in de gemeenten vernam, en ofschoon hg' niemand der predikanten bij wet wil verplichten om */*, 3h of 1 pre. van hun tractement in de Kas te storten, komt hem toch een vriendelijk verzoek daartoe aan hen niet verwerpelijk voor. De ander wil iets doen met het oog op onwillige gemeenten. Hij wjjst op de roeping der Kerk jegens hare emeriti-predikanten, predikantsweduwen en -weezen, op het gedrag van sommige gemeenten, die voortdurend traag of nalatig zijn in het bjjdragen voor de behoeften der Kas, op het feit, dat het vrijwilligheidsstelsel hier en daar in een onwilligheidsstelsel ontaardt, op het ongeoorloofde om nalatige en trage gemeenten rustig in _ haren onbjjbelschen weg te laten voortgaan — ook de gierigaard wordt veroordeeld in de H. Schrift — en haar toch in dezelfde voorrechten als vrijwillige gemeenten te laten deelen. De Synode spreke uit, dat zij verblgd is over de Christelijke milddadigheid der meeste gemeenten, maar late met na in betrekking tot trage en nalatige gemeenten iets te doen. Men stelle de gemeenten, die niet vrijwillig collecteeren een tantum. Een voorstel in dien geest legt hij over. Bjj de discussies, die nu geopend worden, blijkt dat over „de maatregelen" de gedachten der afgevaardigden nog al uiteenloopen. Enkele stemmen gaan op ten gunste van den tweeden maatregel, het leggen van belasting op het tractement der predikanten. De meeste stemmen, vooral van de ouderlingen, verklaren er zich uitdrukkelijk tegen. Men acht het in strijd met den aard van het fonds, dat geen pensioen- maar sinds Utrecht een ondersteuningsfonds is. Men wijst op het feit, dat een predikant geene maatschappelijke betrekking mag waarnemen, waaruit volgt, dat de gemeente hare predikanten moet onderhouden en op hun tractement geen belasting mag gelegd worden. Voor het maken van een hoofdelijken omslag over al de Provinciën, den derden maatregel, is ook niet veel animo onder de broeders; een enkele slechts spreekt er voor. De meesten achten het in strijd met het vrijwilligheidsbeginsel, dat onze Kerk huldigt en dat tot hiertoe uitnemend werkt. Het stellen van een tantum aan gemeenten, die weigeren te collecteeren, vindt evenmin veel bijval. Het heeft te veel van dwang. God zal bezoeking doen over de gemeenten, die niets bijdragen. Wij hebben nog volstrekt geen reden van klagen over t geheel genomen. Slechts zeer enkele gemeenten zgn nalatig en er is nog f 500000 in kas. Een omslag over de Provincie, de Uasses en de gemeenten moet leiden tot omslag over de leden, en nergens lezen wil in het N. Testament, dat door omslag m de behoeften der gemeente Gods moet worden voorzien. Wg mogen geen dwang uitoefenen. De meeste sympathie bij de broeders vindt de tot hiertoe gevolgde gewoonte van collecteeren, maar voor meer dan drie collecten in het jaar zgn zg ook bang. Hieruit wordt de vraag geboren: Is er ook een middel te vinden om er met drie collecten te komen? Een/lid geeft in overweging om classicale correspondenten, evenals voor de uitbreiding der Theol School, te benoemen, die door het verwerven van jaarliiksche bijdragen en giften in eens tot vermeerdering der inkomsten zullen medewerken. Een voorstel in dien zin wordt door dat lid ingediend. Een ander lid der Synode legt over een staat van ontvangsten der Kas over het jaar 1884, waaruit blnkt dat de kleinste Provincie 199/io en de grootste 78/io betaalt. Hier volgt die staat. Groningen met 32.349 leden heeft gecollect. f 2543,90£ 7 V Friesland „ 21.380 . , , , 1485,23 6>. Drenthe „ 12.473 , * , ■ . 719,66J 5 . Overijsel , 13.595 , , , 847,43 6k . Gelderland J 5.926 , 727,37 12 h*. Utrecht , 3.996 , , 796,84 19 . K-Holland „ 14.985 „ , , . 2400,97| 16 /». Z.-Holland , 29.480 , 3246,49^ 11. Zeeland , 10.568 , , , . 1369,40 12 / o N.-Brabant , 4.981 , , ■ . 766,98£ 15/io. 149.733 leden gecollect. f 14904,29^ Vrijwilligheid is zeker uitnemend, maar roeping blijft het toch ook. dat wij elkanders lasten dragen. Noï vele broeders wenschen te spreken, maar de discussies worden gesloten. De yoorstellen komen ter tafel. Het voorstel gSSoffand heeft de prioriteit. Een klem amendement wordt op dit voorstel ingediend. Nadat de Voorzitter van de Commissie der Kas no| een en ander had opgemerkt aangaande de collecten en den liefelijken vooruitgang, ging men tot stemming over van de voorstellen. Voorstel 1. De Synode stélt zooveel collecten voor emeriti-predikanten, predikantsweduwen en -weezen verplichtend, als der Commissie noodig zal blijken om, overeenkomstig de haar opgedragen roeping, in de behoeften der em.-predikanten enz. te voorzien. , Het wordt met 25 tegen 15 stemmen verworpen. Voorstel 2. De Synode besluit, dat er jaarlijks drie collecten zullen worden gehouden en dat voorts classicale correspondenten, door de Commissie der Kas te benoemen, zullen optreden, om door het verwerven van jaarlijksche bijdragen en giften in eens tot vermeerdering der inkomsten mede te werken. Bit voorstel wordt met 28 tegen 12 stemmen aangenomen. Voorstel 3. De Synode overwegende, a. dat het de roeping der Kerk is, hare zwakke en oude leeraren en de weduwen en weezen harer ontslapene bedienaren des Woords te onderhouden; b. dat er voortdurend gemeenten zijn, die nalatig of traag zijn in het bijdragen voor de behoeften der Kas voor emer.-pred., pred.weduwen en -weezen; c. dat het vrijwiUigheidsstélsel, volgens het Woord Gods door de G. G. Kerk aanvaard, geen ruimte laat voor onwilligheid om mede de roeping van al de gemeenten te betrachten; d. dat de Synode zulke nalatige en trage gemeenten, die daardoor den Heere onthouden wat in Zijn Huis noodig is, niet rustig in dien onbybelschen weg mag laten voortgaan; e. dat het met de Christelijke vrijheid, eerlijkheid en orde niet is overeen te brengen, alle gemeenten te doen deelen in de hulp dier Kas, en de zorg daarvoor alleen op de schouders der vrijwillige gemeenten te leggen; besluit: 1. hare blijdschap te betuigen over de Christelijke milddadigheid van de meeste gemeenten; 2. aan de Commissie der Kas vrijheid te geven voortdurend drie collecten te houden; 3. aan de Classes op te dragen, de nalatige en trage gemeenten op te wekken, en, bij volharding in den weg der plichtsverzaking, door een tantum aan die gemeenten duidelijk te maken, hoeveel zij minstens schuldig zijn, en indien die schuld niet voldaan wordt, te onderzoeken naar de redenen daarvan, en naar bevind van zaken te handelen, vólgens het beginsel der Bordsche Kerkorde, zie art. 43. Bit Voorstel wordt met 28 tegen 12 stemmen verworpen. Abt. 113. Nog een paar punten staan er op de Agenda, die op de Kas betrekking hebben. Zij worden dadelijk in behandeling genomen. Zij komen voor onder C c en d. De Synode oordeek of het niet wenschelijk en plichtmatig zij, dat wanneer kinderlooze emeriti-predikanten of predikantsweduwen, die ondersteuning uit de kas ontvingen, bij hun sterven eenig vermogen nalaten, het genotene geheel of ten deek aan de Kas terug geqeven worde. (Overijsel.) ■ . De Synode besluite bij de Commissie der Kas voor emeriti-predikanten enz. aan k dringen, dat deze elk Em.-Predikant en Predikantsweduwe zonder kinderen, die eenig vermogen kunnen nalaten, ernstig op te wekken om hetgeen zij uit de Kas genoten, door legaat of langs an- . deren weg, terug k geven zooveel hun vermogen toelaten zal. (Gelderland.) De Afgevaardigden van Overijsel en Gelderland geven toelichting. Zij wijzen op gevallen, waarbij voor de nalatenschap niets aan de Kas, alles aan neven en nichten gekomen is, en laten uitkomen, dat goen wettelijke, maar zedelijke aanmaning bedoeld wordt. . . Een der Docenten geeft prae-advies Hu adviseert voor het voorstel, nu hem gebleken is, dat het geen wettelijke verplichting bedoelt. Van dwang mag geen sprake zijn. Op de vraag des Voorzitters: Kan de Synode zich. niet ten gunste van zedelijke aanmaning" verklaren? antwoorden enkelen in ontkennenden zin. Zij willen niet, als Rome, ook maar eenig beslag op de nalatenschap leggen, maar volle vrjjheid laten. Een ander stelt voor het aan de Commissie der Kas over te laten, die in de gevallen beslissing kan nemen. Een derde wil overgaan tot de orde van den dag. Overijsel, dat slechts het oordeel der Synode vraagt, trekt zijn voorstel in. Gelderland handhaaft het ziine Het komt in stemming na de opmerking des Voorzitters, dat zedelijke aanmaning, geen stelselmatig terugnemen beoogd wordt, en wordt aangenomen met 27 tegen 13 stemmen. Abt. 114. Het is inmiddels één uur geworden. De Vergadering zingt Ps. 25:4, 's Heeren goedheid kent geen palen, enz. en dankt bij monde van ouderling Bbandeehobst den Heere voor Zijnen zegen. TWAALFDE ZITTING. Dinsdag 25 Augustus, nam. 4—8 nur. Abt. 115. Ouderling G. vui den Boom opent deze zitting met gebed, nadat gezongen is Ps. 89: 7, Hoe zalig is het volk, dat naar Uw klanken hoort, enz. Abt. 116. De Commissie van Rapporteurs deelt mede, dat de ljjst van rotesten en ingeKomen stuKKen nu volledig is en rgp voor ehandelinsr. Abt. 117. Aan de orde wordt thans gesteld de Zending onder Israël. Hare Commissie, bestaande uit de B.B. A. H. Gezelle Meerburg, E. Kbopveld en A. de Geus, brengt bij monde van E. Kbopveld verslag uit van hare bevinding sedert de jongste Synode. Dit verslag, dat o. a. een en ander vermeldt betrekkelijk den Israëliet, in de Kerk wel bekend, is hierachter onder Bijlage V te vinden. Abt. 118. De President dankt de Commissie yoor haar belangrijk en boeiend verslag, en benoemt tot nazien der boeken van den secretaris-penmngmeester de B.B. predikanten P. Wagenmakeb en R. Mulder, en den ouderling H. Overeem. Abt. 119. Naar aanleiding van het verslag worden de volgende vragen gedaan: Vr. Zou het niet beter zijn geweest, dat de Commissie D. persoonlijk te Londen bezocht had? Waarom heeft de Commissie dat niet gedaan? Antw. Wij konden per brief gewaarworden wat wij wilden weten door Rev. S. Ook achtten wij het met het oog op de kosten niet geraden de reis te ondernemen. En bovendien zou het niets baten. D. wil vooralsnog geene publiciteit aan zijne geschiedenis geven. Den tjjd daarvoor acht hij nog niet gekomen. Vr. Waarom heeft D. zich zoo schuil gehouden ? Antw. Hii is vreesachtig van aard. Rev. S. heeft mt den mond van D. diens geheele geschiedenis vernomen. Een schrrjven van S. wordt gelezen, maar licht over de gedane vraag verspreidt het niet. Vr. Heeft D. geregeld ondersteuning van de Oommissie ontvangen? . . , . , , .. . Antw. Toen de Commissie vernomen had, dat hg m diep armoedige omstandigheden verkeerde, heeft zg tot drie malen toe hem een pond sterling gezonden. Vr. Hoeveel heeft D. der Commissie gekost? ,ocnn Antw. Sinds de vorige Synode drie pond sterling of f_do,OÜ. Wat voor. dien tijd aan hem te koste gelegd is, vermeldt het vorige verslag. Vr. Waarom is nu de benoeming der correspondenten aan de Classes opgedragen? Dit is eervoller voor de Classes, beter voor de zaak en in overeenstemming met de handeling der Commissie voor de Heidenzending. Vr. Is Broeder Kostee ook hier? Antw. Neen; maar de Commissie is bereid alle vragen te beantwoorden, die haar betreffende Kostee mogen worden gedaan. Abt. 120. Een paar brieven van D. worden gelezen. De Commissie voegt hierbij eenige bijzonderheden uit de correspondentie, die zg met D en S. heeft gehouden. De heer D. schgnt een afkeer van de Zending onder de joden te hebben, omdat men er wel eens een geldzaak van maakt en men D. daartoe ook gebruiken wilde. — De indruk, dien de meeste Synode-leden van het ensemble kregen, was niet zeer gunstig. Abt. 121. Zoo voor en na is door enkele sprekers gedrukt op het persoonlijk bezoeken van D. en dit nog als wenschelgk voorgesteld. De Voorzitter brengt daarom de vraag in stemming: Zal er nu nog eene Commissie naar Londen gaan, die beproeven zal D. persoonlijk te spreken? De Vergadering beantwoordt die vraag ontkennend. Enkele broeders stellen voor om toch de briefwisseling met D. voort te zetten. Anderen willen dat niet. Ten slotte wordt de volgende motie aangenomen: , j n ï. De Synode, dankbaar voor de inlichting betreffende U. haar door de Commissie verstrekt, laat het nu aan de wijsheid der Commissie over of en hoe zij met D. wil correspondeeren. Ast. 122. Ter tafel komt nu E d en f der Agenda: d. De Synode dringe bij de Mooge Begeering aan: a. dat de doodstraf weer ingevoerd, b. dat de Zondagswet gehandhaafd, c. dat Kerk en Staat feitelijk gescheiden worden. (Gelderland). f. De Prov- verzoekt de Synode aan de Synod. Commissie op te dragen, om, indien het noodig mocht blijken, een adres aan de Begeering op te zenden in zake de voorgestelde wijziging der Zondagswet. (Zeeland.) Gelderland geeft toelichting. Geen Christen, zegt het, kan vrede hebben met eene wet, waarbij de doodstraf is afgeschaft. De H. Schrift veroordeelt haar. Zelfs liberale natiën voeren tegenwoordig de doodstraf weder in, omdat zg' zien, dat het verkeerd gaat. Indertijd getuigde de Synode tegen de afschaffing der doodstraf. Zrj moet dit opnieuw doen, al voorziet zij ook, dat het niet baten zal. Dat de Zondagswet gehandhaafd wordt, is een billijke eisch. De Zondagswet, die wij hebben, wordt niet nageleefd. Tegen de ontheiliging van den dag des Heeren, op groote schaal door de Regeering toegelaten, moeten wij getuigen, al kunnen wij er niets mede winnen. Met het laatste punt bedoelt Gelderland onverwijlde schrapping van art. 168 der Grondwet in den geest ongeveer van Marnix. Een der Docenten geeft prae-advies en treedt in eene historische beschouwing van de verhouding tusschen Kerk en Staat in den loop der eeuwen. Sedert Constantijn kwam de vraag aan de orde: Zal de Staat ook mederegeeren in de Kerk en wetten geven om de conscientiën te binden? Vóór de Engelschen in Amerika kwamen, bij de eerste colonisatie in de 17de eeuw, ging het daar vrij goed. Maar de Engelschen lieten Epis-' copalen invloed gelden. De onafhankelijkheidsoorlog heeft dien invloed gefnuikt en naar het Presbyteriaansch beginsel de gewetensvrijheid in alles gehandhaafd. Amerika, niet ons land, kan model zijn. Hij adviseert om bjj de Regeering niet aan te dringen zooals Gelderland voorstelt. Getuigen of adresseeren zal weinig baten. Een ander Prae-adviseur wil wel wat Gelderland vraagt, maar met dien verstande, dat vooral het laatste punt juister bepaald worde. Zóó klinkt het te vaag. Een van de leden der Synodale Commissie vraagt het woord. Wg' moeten, zegt dat lid, uitvoeren wat de Synode ons opdraagt, en daarom moet duideljjk uitgedrukt worden wat men van ons verlangt. De denkbeelden, die de Synodale Commissie aan de Regeering heeft voor te stellen, moeten meer gepreciseerd worden. Er is sprake van feitelijke scheiding van Kerk en Staat. Wat bedoelt Gelderland? Schrapping van het budget van eeredienst? Er is sprake van het wederinvoeren der doodstraf, maar welke doodstraf wordt bedoeld. Op moordenaars alleen, of ook op ketters? Het laatste zou ik niet willen. Een nieuw wetboek van strafrecht is gereed. Breedvoerig is het punt van de doodstraf door onze antirevolutionaire kamerleden besproken, maar zij hebben geen nadruk gelegd op de Gereformeerde belijdenis, zooals die in Zondag 40 zich uitspreekt. Wat de Zondagswet betreft, er is thans in de Kamer een voorstel aanhangig om den arbeid der postergen op den dag des Heeren te beperken. Te zeggen tot de Regeering: handhaaf de Zondagswet, is zoo vaag. De Regeering staat machteloos tegenover de particulieren en de groote maatschappijen. Wij moeten ons goed rekenschap geven van hetgeen wij doen op dit stuk. In de discussie lieten nog vele sprekers zich hooren. Sommigen willen der Regeering onophoudelijk toeroepen: Bekeer u, bekeer u. Door den Burgemeester van Amersfoort wordt de Zondagswet wel gehandhaafd. Onze Overheid houdt de hand niet aan de Zondagswet. De Synode moet steeds voortgaan met getuigen. — Anderen zgn van oordeel, dat de tijd om te petitionneeren thans niet gekomen is. Bovendien, bg de Regeering en de Kamers worden die adressen gewoonlijk, zooals men dat noemt, ter griffie gelegd. Wij moeten niet doelloos ons kruit verschieten. Wil Gelderland het aan de wijsheid der Synodale Commissie overlaten om zich te gelegener tijd tot de Regeering en de Kamers te wenden, daar is niets tegen, maar op de tijdigheid moet worden gelet. Wij moeten eene Christelijke taktiek in deze betrachten. Nog anderen oordeelen, dat wat Gelderland wil niets anders is dan het binden van enkele groene takken aan een dorren boom. Er zit niets principiëels in. Men moest tot de Regeering zeggen: word antirevolutionair, anders heeft het geen zin. In onzen mond past slechts te zeggen: dood den moordenaar; hij heeft het beeld Gods in den mensen aangetast. Heilig den Zondag, als gedenkdag van Jezus verrijzenis uit de dooden, als gedenkdag van de geboorte der tweede wereld. Bij het aandringen op feitelijke scheiding tusschen Kerk en Staat kan de Regeering tot ons zeggen: gg, vrge Kerk, hebt een feitelijke scheiding der Kerk van den Staat, wat gaat u de zaak aan? De Kerk blijve op haar terrein. Wg hebben onze staatsmannen; op hen rust de roeping op feitelijke scheiding aan te dringen. De Kerk moet het volk met het Evangelie bearbeiden. Hiertegen wordt door enkelen opgemerkt, dat wg ons slechts verder bewegen op de lijn, waarop wij ons sinds lang bevonden. Zg willen, dat de Synode bij de Regeering aandringe op het wederinvoeren der doodstraf. Het is h. i. nu de geschikte tijd, daar o. a. de gruwelen der Leidsche giftmengster en van den Limburgschen moord versch in 't geheugen liggen. Wij hebben niet te vragen of het baten zal, maar moeten handelen naar den wille Gods, niet eerst de menschen, maar God liefhebben. Het blijft onze roeping aldoor te getuigen. Op eene goede Zondagswet en op het losmaken van den finantiëelen band tusschen den Staat en de kerkgenootschappen aan te dringen, is eisch. Laat nu de Synode toonen, bij de mogeljjk dicht op handen zijnde grondwetsherziening, dat zij wakker is. Zij moet de eere Gods handhaven, haar invloed op de wankelende broeders doen gelden en met de publieke volksconscientie rekenen. Aanhouden, oroeders! Waterdroppels hollen steenen uit. Eindeljjk 'wordt door een onzer Prae-adviseurs gewezen op hetgeen te Zwolle met het oog op het derde punt bepaald is. Hjj leest het op de jongste Synode aangenomen voorstel, in art. 221 voorkomende, en zegt: hier hebben wij een maatstaf. De Synode kan in dezelfde richting voortgaan als hier aangegeven is. Zijns inziens moet de Synode hare Commissie machtigen om te gelegener tijd zich tot de Regeering te wenden. IJveren, maar met verstand, is onze roeping. Het tweede en derde punt onder de aandacht der Regeering te brengen, acht hjj wenschelijk, maar niet het eerste punt, omdat het thans in de Kamer niet aan de orde is. Het slaan in den blinde moet ontraden worden. Mr. Groen van Prinsterer ontried ook altijd het ontijdig petitionneeren. Maar — merkt een laatste spreker op — veler oogen in den lande zgn op ons gevestigd, en omdat er in den jongsten tijd zoo yreeselijke gruwelen openbaar zijn geworden, is het wel degelijk roeping der Synode om thans bij de Regeering ook op wederinvoeren der doodstraf aan te dringen. Art. 123. De discussiën worden gesloten. De Voorzitter oordeelt, dat over het eerste der drie punten afzonderlijk moet gestemd worden. De volgende vraag wordt in stemming gebracht: Zal de Synode door hare Commissie thans byj de Hooge Begeering op wederinvoering der doodstraf aandringen ? Met 25 tegen 15 stemmen geeft de Synode een ontkennend antwoord. Abt. 124. De Prae-adviseur S. van Velzen wenscht in de Notulen opgenomen te hebben, dat het besluit tegen zijn advies is genomen. Abt. 125. Wat punt twee en drie betreft wordt het volgende voorstel met 38 tegen 1 stem aangenomen. De Synodale Commissie richt te gelegener tijd een adres aan de Regeering overeenkomstig art. 221 der Synode van Zwolle in betrekking tot de schrapping van art. 168 der Grondwet. Bvenzoo handele zij in betrekking tot de Zondagswet. Abt. 126. De Commissie, tot het nazien der boeken van den Penningmeester der Kas voor de Zending onder Israël benoemd, verklaart, dat zn alles in goede orde heeft bevonden. De Voorzitter dankt de Commissie voor hare moeite en den Penningmeester voor zijne accuratesse. Abt. 127. In behandeling wordt nu genomen E c der Agenda, den Doctorstitel betreffende. De Synode spreke den wensen uit, dat onze Kerk den Doctorstitel verleene. (Gelderland), Gelderland licht dit Agenda-punt toe en zegt: Wg hebben een adspirant-doctor in onze Provincie en komen dus met een concreet geval. Ons oordeel is, dat onze Kerk de macht heeft en van die macht gebruik moet maken om den Doctorstitel te verleenen. Misschien zal de geheele wereld ons uitlachen, maar wg storen ons daaraan niet, te meer, omdat de titel van Doctor in de Godgeleerdheid alleen te halen is op Inrichtingen, die geheel in 't verkeerde spoor zijn en waarheen niemand onzer züne kinderen zenden moest. De Voorzitter vraagt over deze zaak allereerst het advies der Curatoren, die het bij monde van A. Bbümmelkamp Jb. geven. Het luidt als volgt: (Hand. der Curatoren 1885. Art. 43.) ■ _ „Het Curatorium oordeelt, in overleg met de Docenten, dat de Theologische School het recht heeft titels te verleenen, maar meent nochtans op de aanstaande Synode te moeten uitspreken, dat de tijd nog niet gekomen is, om dat recht uit te oefenen." Dit advies berust op de overweging, dat er tweeërlei Doctoraat in de Gereformeerde Kerk bestaat, of althans bestaan kan. Het eerste is het Kerkdijk Doctoraat, dat naar art. XVIII der Dordtsche Kerkorde, door de Leeraren aan de Theologische School bekleed wordt, en een ambt is, wèl te onderscheiden van het tweede Doctoraat, dat een zuiver wdenschappelvjke graad is, en waarvan hier alleen spraak wezen kan, omdat het eerste Doctoraat tevens de opdracht in zich sluit, om de aanstaande dienaars des Woords op te leiden, en deze toch ook door de voorstanders van den Doctorstitel onder ons alleen voor de Leeraren aan de School begeerd wordt. Van dien Doctorstitel als wetenschappelijken graad in de Theologie, gelooft het Curatorium, dat de Kerk bevoegd is hem te verleenen; de Kerk uitsluitend, en niet de Staat, of eenige maatschappelijke of geleerde corporatie. Immers de Theologie als wetenschap is de dochter der Kerk; niet omgekeerd. De Theologie immers is de stelselmatige, wetenschappelijke uiteenzetting van de geopenbaarde waarheid, welke door God aan de gemeente ter prediking en handhaving is toevertrouwd; derhalve een wetenschap, uit het geloof geboren en alleen op geloovig gebied bestaanbaar, maar overigens een wetenschap gelijk iedere andere, met een eigen terrein, eigen wetten, en rechten, en bevoegdheden. Tot die bevoegdheden behoort het recht om te beoordeelen, wie al of niet bink gegeven heeft tehuis te zgn op haar gebied ; aan wien dus de eigenlijk gezegde wetenschappelijke graad kan worden uitgereikt, die hem tot deskundige verheft. Deze graad is alzoo de ijk, de stempel, de ridderslag op wetenschappelijk godgeleerd gebied; en het Forum, de rechtbank, die, namens de Kerk, dezen graad moet toewijzen, is de Theologische School. Niet rechtstreeks wijst de Kerk hem toe, omdat zn geen wetenschappelijke inrichting als zoodanig is, maar predikster der waarheid; maar door hare Theologische School, die uit haar zelve geboren, en daarom het wettig orgaan is, waardoor zij in dezen handelt. Op deze wijze ongeveer zon het Curatorium het beginsel willen omschrijven, waarnaar in onze Kerk, wat zgn toewijzing betreft, het (wetenschappelijk) Doctoraat zal moeten worden geregeld. Op de vraag evenwel, of de tijd om het te verleenen reeds geacht mag worden gekomen te zijn, meenen Curatoren, met het oog op de geschiedenis en den toestand der Theologische School tot hiertoe, ontkennend te moeten antwoorden. Zij achten, in één woord, als wetenschappelijke inrichting, de School daartoe nog te jong. Tot "dusverre heeft zij zich, in eminenten zin en bijna uitsluitend, moeten bezighouden met de opleiding van aanstaande dienaars des Woords, en kan zjj dientengevolge aan hare gelijktijdige roeping, het voortarbeiden aan de wetenschappelijke Gereformeerde Theologie, niet meer dan sporadisch hare krachten wijden. De tgd zal komen, is misschien onder Gods zegen reeds komende, dat zg ook van deze zijde zich zal kunnen legitimeeren; als wanneer zij door zelfstandigen theologischen arbeid toonen zal, dat de uitgeleide Kerk ook in dezen wat aan haren smader te antwoorden heeft. In den tusschentijd, die nog verloopen moet, zal de bescheidenheid, welke zij tot hiertoe heeft machtgenomen, haar niet anders dan tot sieraad kunnen zgn. Bescheidenheid is, ook voor een Kerk en een Theologische School, een „loffelijke deugd." Beter dat anderen tot ons zeggen: „Vriend, ga nooger op," dan dat we ons voorbarig een plaats kiezen, die we misschien nog niet waardig zouden vullen. Ofschoon in beginsel dus aan de bevoegdheid der Kerk, om, door hare .Theologische School, den wetenschappelijke» graad van Doctor in de Theologie te verleenen, vasthoudende, adviseeren Curatoren de Synode toch met nadruk, van die bevoegd- beid alsnog geen gebruik te maken. Misschien heeft het, door Gods genade, tot hiertoe in onze Kerk niet geheel aan mannen ontbroken, al waren het dan ook mannen zonder titels. Wachten we ons voor eiken ontij digen stap, die ons het verwijt, ot zelfs den schijn van het verwijt op den hals zou kunnen halen, van wel titels te hebben, maar titels zonder mannen. Nu wordt het oordeel der Prae-adviseurs ingewonnen. De eerste sluit zich bij het advies der Curatoren aan. Hij heelt nog een enkel woord over de conclusie van het rapport. Wh zijn, z. i. op den goeden weg. Het punt wordt wetenschappelijk onderzocht, 't Is reeds een begin, dat de zaak besproken en behandeld wordt. Maar men zij niet te haastig. Men hebbe nog een weinig geduld. Een tweede Prae-adviseur had eerst den wensch om over den Doctorstitel uitvoerig te spreken. Maar hij adviseert nu om het advies der Curatoren met acclamatie aan te nemen. Hij acht het een uitnemend advies. Een derde Prae-adviseur begint met de opmerking, dat de zaak hier niet gezocht, maar naar aanleiding van een concreet geval komt. Een onzer leeraren biedt voor het Doctoraat zich aan. Wij behoeven met te wachten totdat het publiek onze Kerk bevoegd acht den Doctorstitel te verleenen. Wij zullen ook te vergeefs wachten. De Kerkorde van Dordrecht — art. 18 — is voor ons. De Godgeleerdheid wordt immers als wetenschap onderwezen aan onze Iheol. School, die in aard en bestemming eene kweekschool voor liereform. Theologie is. Aan de Staats-Hoogescholen wordt de doctorale titel niet in de Godgeleerdheid, maar in de kennis der Godsdiensten, ook van het Heidendom, gegeven. Is het ons om titelpronk te doen? Neen, de Kerk erkent met dien titel slechts de bekwaamheid. Onze leeraren kunnen, niet allen specialiteiten worden in dit of dat vak. De Kerk zou hare Theol. School predikanten doen opleiden, doch anderzijds zeggen: uwe wetenschap is niet echt of hoog genoeg? Wij moeten als Paulus al wat buiten het Kruis van Christus staat in alle bescheidenheid dwaasheid noemen. De Synode ga er toe over en bereide de pogingen voor tot het verleenen van den Doctorsgraad. .... , , , In het volgende voorstel vat hg zijne gedachten te zamen. Het sluit zich in hoofdzaak bij den wensch van Gelderland aan. De Synode overwegende, dat de behoefte der Kerk aan mannen met meer dan gewone, van eiken Evangeliedienaar te eischen, kennis der heilige Godgeleerdheid onmiskenbaar is; eie art. 18 D. K. dat de gaven, door den Heere der gemeente gegeven, zooveel mc- gelijk moeten worden ontwikkeld, erkend en gebruikt tot Zijnen dienst; dat de Heere ons een Theol. School heeft gegeven, die in aard en bestemming eene kweekschool van Gereformeerde theologen is, zoowél tot bestrijding der dolingen als tot uitlegging der heilige Schriftuur en onderwijzing der zuivere leer; dat het de dure roeping der Kerk is als Teen pilaar en vastigheid der waarheid," te waken tegen allen roof en misleiding in zake de heiligheden Gods, en daartegen met steeds luider stem en alle kracht te getuigen; dat het verleenen van titels of akten van bekwaamheid in de heilige wetenschap der ware Theologie zoowél als van geschiktheid tot prediking en onderwijzing van het Woord Gods alleen aan de Kerk toekomt, door hare daartoe bestemde organen; dat de Theologie geheel is ontaard, vooral uit oorzaak dat aan de Geref. Kerk van vroeger, tegen haar wensch en roeping door haar onvrijheid in betrekking tot den staat, dit recht is onthouden; dat de Vorst der duisternis de Universiteiten in dezen tijd zóó eeer beheerscht, dat aldaar, in plaats van de aloude Godgeleerdheid, eene in wortel, sap en tak ongéloovige zg. godsdienstwetenschap wordt onderwezen, en in dezelve gegradueerd, acht het hare roeping, om a. ten sterkste te waarschuwen tegen het bezoeken van ongéloovige Universiteiten, en bijzonder tegen het zoeken van een graad in de heilige Godgeleerdheid bij de verwerpers van God en Zijnen Gezalfde; b. aan de Curatoren der Theol. School, m overleg met de Leeraren, op te dragen de voorbereiding van de verleening van het Doctoraat in de heilige Godgeleerdheid en wat daartoe behoort: opdat de vólgende Synode daaromtrent een bepaald besluit kunne nemen. Abt. 128. Voordat dit voorstel in stemming komt, wordt de vraag gedaan: De Heere heeft wel gegeven gaven en ambten, maar vanwaar is de titel van Doctor ? Een der Prae-adviseurs antwoordt: de Doctorstitel was vóór de elfde eeuw niet bekend. Oorspronkelijk is hij door den Paus gegeven, later door Her- togen en Graven, en eindelijk is het verleenen van dien titel toegekend aan de Universiteiten. Anderen meenen, dat een wetenschappelijke kring in Frankrijk den Doctorstitel gecreëerd heeft. Abt. 129. Het voorstel, afgedrukt in art. 127, wordt nu in stemming gebracht. Met 26 tegen 14 stemmen wordt het verworpen. Nu volgt het advies der Curatoren. Voorgesteld wordt, dat de Synode met dit advies zich vereenige. Een amendement wordt op dit voorstel ingediend, om in plaats van „de tijd is nog niet gekomen" te lezen, „de behoefte is nog niet gebleken om van dat recht gebruik te maken." Beide voorstel en amendement worden echter ingetrokken. De beide volgende voorstellen worden tegelijk in stemming gebracht. Voorstel \. De Synode, erkennende het recht der Kerk om door hare Theol. School den Doctorstitel te verleenen, is nog niet ryp om over de wenschelijkheid der toepassing eich uit te spreken. Voorstel 2. De Synode voelt nog geen behoefte om zich nu reeds over de wenschelijkheid van het verleenen van den Doctorstitel uit te spreken. Op het tweede voorstel vereenigden zich 18, op het eerste 15 stemmen. Eenige leden hielden zich buiten stemming. Het tweede voorstel is dus het besluit der Synode. Abt. 130. Het is ruim acht uur geworden. De Vergadering zingt Ps. 100:4, Want goedertieren is de Heer, enz. en brengt bij monde van Ds. Schoemakebs den Heere haren dank. DERTIENDE ZITTING. Woensdag 27 Augustus, voorm. 9-1 uur. Abt. 181. Ds. J. van Anken laat zingen Ps. 145:6, De Heer is recht in al Zijn weg en werk, enz. en gaat der Vergadering voor in het gebed. Art. 132. i Pt ?y°°.de £aat over volgens vroeger gemaakte bepaling, tot het behandelen van Protesten en Ingekomen Stukken Tot opheden zijn 22 nommers op de lijst, door de Commissie van Jtiapporteurs overgelegd. Zooveel mogelijk wordt die lijst gevolgd, en allereerst aan de orde gesteld een Protest van den heer J. T. Bos, vroeger Ohr Geref. predikant te Haren, thans lidmaat der Hervormde Kerk' JJe Commissie van Rapport (Rapporteur J. Bavinck) deelt den inhoud van het protest mede en adviseert de Synode met verwijzing naar art. 149 der Synode van Zwolle en van vroegere oynoden, om het schrijven van genoemden heer voor kennisgeving aan te nemen. De Synode vereenigt zich met dit advies en besluit om van verder schrgven van dien heer geen nota te nemen. ö Art. 133. De Classis Sneek brengt ter kennis van de Synode het volgende voorstel: De Synode besluite tot eene herziening der Dordsche Kerkorde in verband met onze Synodale Bepalingen en betrede daartoe den weq als vroeger m zake de Doopskwestie. • dj- v°orstel> M de Provinciale Vergadering van Friesland ingediend en aldaar verworpen, wordt thans door de Classis nier gebracht; het staat tegen of naast punt D h der Agenda Ue Commissie van Rapport (Rapporteur Littoou) adviseert de bynode om dit voorstel van de Classis Sneek te gelijk te behandelen met wat op de Agenda onder D w voorkomt als beoogende dezelfde zaak. De Synode vereenigt zich met dit advies. Art. 134. H. van Zanten en twee andere leden van de gemeente te Amersfoort vragen, inlichting, hoe het te rijmen is, dat een ouderling ontslagen of geschorst wordt ter oorzake der leer van het Duizendjarig Rijk, terwijl M. Sipkes over die materie een boekje heeft geschreven en uitgegeven, zonder bemoeilijkt wordt° Gn m °DZe Bladen 6r openlijk over geschreven De Commissie van Rapport (Rapporteur Js. v.d. Linden) oordeelt, dat dit schrijven niet ontvankelijk is, omdat het op Classis en Provincie niet is geweest. .De Synode stemt met dit oordeel in, er bij opmerkende, dat ter?rake 18816 ^ adVieS is-—De zaak zelve komt ]ater 6 Abt. 135. Komt in behandeling een Protest van de Classis Assen tegen de Provinciale Synode van Drenthe. Genoemde Classis zet m dit protest hare bezwaren uiteen tegen de in Drenthe gebruikelijke wijze van Provinciale Synode houden. Op de Frov. Synode komen slechts 16 ouderlingen, terwijl al de predikanten in de Provincie, thans 25 in getal, er tegenwoordig zgn. < De Commissie van Rapport (Rapporteur Littooij) adviseert de Synode het volgende: , Daar er, naar de verklaring der afgevaardigden van Drenthe, in hunne Provincie vier Classes zijn en er dus m overeenstemming met art. 47 der D. K. kan gehandeld worden, spreke de Synode uit, dat het met het oog op de presbvtenale kerkreseering zeer gewenscht is om overeenkomstig het verzoek der Classis Assen te handelen. - Op de vraag dw Voorzitten, of de Synode instemt met dit advies van hare Commissie van rlapport, wordt niet dadelijk toestemmend geantwoord. Een der afgevaardigden van Drenthe merkt op, dat wat m hunne Provincie gebeurt in oude dagen vastzit, 't Ging tot hiertoe altgd eoed De Prov. Synode heeft veel aantrekkelijks, tls eene verkwikking voor de predikanten naar die vergadering te gaan, waarvoor zij ook reiskosten krijgen. Hij zou niet wenschen, dat er verandering kwam. . , . Ds v. d. motnik, Scriba der Classis Assen, is door haar afgevaardigd om haar mond, haar pleitbezorger te zgn. tig deelt mede, dat deze zaak in 1882 ook op de Trovmcie geweest is en dat de voorstanders voor verandering in getal winnen. Up de jongste Prov. Synode waren reeds 17 stemmen voor het voorstel der Classis Assen en 21 er tegen. En na de rtejn^g bleek, dat een paar zich vergist hadden, zoodat het eigenlijk pari staat. Sterk dringt onze Classis er op aan, dat de oude Sewoonte van afvaardiging afgeschaft worie en dat men ook in Drenthe terugkeere tot den legitiemen weg. Eenige motieven voert hij aan. Handhaving der Kerkorde van Dordt is betamelijk uit kracht van zedelijke verbintenis, als waarborg tegen wanorde en oppositie en als eenige basis voor wettige operatie totWijziging Pftiet-naleving der Kerkorde heft de Classic, vertegenwoordiging op, bedreigt het recht, gaat af van de presbyteriale lijn en veroorzaakt noodelooze kosten. Ook andere sprekers keuren de gewoonte van Drenthe at, en zijn van oordeel, dat deze Synode niet, zooals de-Rapporteurs voorstellen, het wenschelijke van verandering moet uitspreken want dan blijft alles bg het oude- maar afvaardiging naar de Kerkorde moet gelasten. Een der Prae-advisiseare gaat dat te ver Men moet, zegt hij, in zulk een middelmatige zaak elkaar niet op de spits drijven. Laat Drenthe een jaarlgksch Sje hebben aan de Provinciale Synode. Een ander spreker zegt: ik betwijfel of het volstrekt vereischte is juist vier afgevaardigden uit elke Classis ter Prov. Synode te zenden. Wij althans zenden steeds drie predikanten en drie ouderlingen. Aindeluk komt een voorstel ter tafel, inhoudende het gelasten van afvaardiging met dien verstande, dat het getal leeraren en ouderlingen gelijk bluft. Maar tegen dit voorstel verheffen zich veie stemmen, omdat er te veel in bepaald wordt. Een ander voorstel wordt ingediend, dat door de Commissie van Rapport wordt overgenomen. De Synode oordeelt, dat de bepaling der Dordsche Kerkorde aangaande de samenstelling der Provinc. Synode moet nageleefd worden. Zij acht het evenwel niet noodig de Classis aan vier afgevaardigden, twee predikanten en twee ouderlingen, te binden, doch zoo men al van het aantal afgevaardigden door omstandigheden afwijkt, moet het getal afgevaardigde ouderlingen aan dat der predikanten gelijk zijn, tenzij door vacaturen geen genoegzaam aantal predikanten in eene Classis aanwezig is. In dat geval worde de plaats der predikanten door ouderlingen ingenomen. Bit voorstel wordt aangenomen. Abt. 136. In verband met de zaak van het vorige artikel wordt nu gehandeld over een Protest van G. Wissink, predikant te Appelscha houdende bezwaar tegen het besluit der Classis Assen en vermelding van eenige persoonlijke feiten. De Commissie van Rapporteurs (Rapporteur Bavinck) heeft dit oordeel. In zooverre dit schrpven van Ds. G. Wissink eene beschuldiging tegen de Classis Assen inhoudt, is het hier niet ontvankelijk, dewul het met blnkt, dat het op de Provinciale Synode van Drenthe in behandeling is geweest. De mededeeling dat Zijneerw. zich niet met de Classis Assen vereenigen kan en wat verder in ziin SCMöreiI-/00rj0mt'xWOïdtJ vo,or ken°isffeving aangenomen. Met dit oordeel stemt de Synode in. Abt. 137. Komt in behandeling een verzoek van den kerkeraad der gemeente Bergum, Provincie Friesland. De kerkeraad vraagt aan de bynode toestemming om in de verschillende Provinciën van ons Vaderland te collecteeren. In Friesland is reeds gecollecteerd met vrij gunstig gevolg. De Classis Drogeham en de Prov. Synode van Friesland steunen het verzoek van Bergums keMrressant geeft tot ondersteuning van zün verzoek een overzicht van den toestand der gemeente. De afgevaardigden van Friesland geven verder toelichting. De toestand der gemeente is werkelijk benard. Er rust eene zware schuld op de gemeente, en als zij niet wordt geholpen, dringt nI onder haren fmantiëelen druk te bezwijken. Vroeger bloeide die gemeente, maar later liep alles haar zeer tegen. Een broeder die yeel dèed, ontviel haar door den dood, en andere ongunstige omstandigheden kwamen en komen er bij. — De kommissie van Rapport (Rapporteur Blankenbeeg) adviseert aan de (synode om let verzoek van den kerkeraad der gemeente Bergum mèl eenilendiscussie en informatie bii de Synodale Commissie vereenigt Ie Synode zich met het advies der Commissie van Rapport. Abt. 138. Een Protest van den Kerkeraad te Hollandsche Véld[tegen de Provinciale Synode van Drenthe komt nu ter tafel. Bet houdt bezwaar tegen eene beslissing ten nadeele van de gemeente Hollandsche Veld in zake eene kwestie over armenlast contra de gemeente Hoogeveen. De Provinciale Synode had goedgekeurd de beslissing der Classis Hoogeveen en Hollandscbe Veld in het ongelijk gesteld. Een armlastig lid was van Hollandsche Veld naar Hoogeveen vertrokken, rfoogeveert weigerde> ondersteuning en verwees het lidmaat naar Hollandsche Ve d terug omdat verkeerde practijken aangewend waren Naar het oordeel °an Hollandsche Veld moest Hoogeveen dat lid onderhouden, omdat volgens de armenwet de armen moetem onderhouden worden ter plaatse waar zij wonen. Classis en Provmpe oordeelden anders en stelden 'Hoogeveen m 't gelijk. Hiertegen nu komt de kerkeraad van Hollandsche veld in verzet. De Commissie van Rapport (Rapporteur Blankenbeeg) adviseert het volgende aan de Synode: Uit de te lezer zake ingewonnen informatiën is gebleken, dat het lidmaat, over welks alimentatie de kwestie loopt, door geldelijke toezegging schijnt gedrongen te zijn door de gemeente Hollandsche Tel! om te verhuizen naar Hoogeveen Van de ondSllmg uitgaande, dat die ingewonnen mformatien juist Sn 5 de Commissie van oordeel, dat in dat geval en Classis èn Provincie rechtmatig hebben gehandeld. Uit de toelichting der afgevaardigden van Drenthe blijkt, dat de diakonie van HoUandsche Veld aan bedoelde arme een borgbriefje van woninghuur gegeven heeft met de bepaling dat ziti Hoogeveen moest gaan wonen. - Zoo iets gebeurt meer Er zijn dfakoniën, die op deze of op andere illoyafe wijze aan de alimentatie van hare armen zich onttrekken. Zulke practijken zijn hoogelijk af te keuren. Door zulke omwegen mag geene gemeente zich van hare armen ontslaan. Na korte discussie neemt de Synode het advies der Commissie aan; zjj oordeelt in overeenstemming met Classis en Provincie en geeft hare ernstige afkeuring te kennen over het zich op die wijze ontslaan van de alimentatie der armen, die Jezus ons in Zijne plaats heeft nagelaten. Ast. 139. Komt ter tafel een voorstel van de Classis Enumatil aldus luidende: De Synode stelle het huwelijk van den man met de weduwe zijns broeders gelijk met dat van den man met de zuster zijner overledene vrouw. De Provinciale Svnode van Groningen kon niet besluiten om dit voorstel der Classis Enumatil over te nemen en daarom brengt de Classis het eigener beweging hier ter Synode. Met het oog op een concreet feit dringt de Classis er op aan, dat de Synode in den zin van het voorstel besluite, of zoo zij daarin niet mocht treden, dan in casu aan de respectieve kerkeraden over te laten, hoe in genoemde gevallen te handelen. Hiermede komt in behandeling D v der Agenda: „De Provincie vraagt of iemand die met de zuster zijner overledene wouw gehuwd is, lid der gemeente mag worden." (Zeeland.) De afgevaardigden van Zeeland lichten deze vraag toe en laten uitkomen, dat het hier eén ander geval geldt, dan op de Synode te Groningen aan de orde is geweest. Daar gold het iemand, die lid der gemeente was, hier iemand, die nog buiten de gemeente staat, maar in haren schoot wenscht opgenomen te worden. Ast. 140. Het voorstel van de Classis Enumatil komt eerst aan de orde. De Classis wenscht te weten hoe de kerkeraden handelen en moeten handelen in een materie, als haar voorstel op het oog heeft. Ds. Scholten, die verklaart mandaat der Classis Enumatil te hebben, krijgt het woord. Hij deelt het concreete geval mede en meldt tevens de aanleiding hoe het hier is gekomen. Zuidhorn heeft een vrouwelijk lidmaat, dat van eene andere gemeente en uit eene andere Classis kwam en gecensureerd was, omdat het gehuwd was met den broeder van naar overleden man, aan het Avondmaal toegelaten en dus van de censuur ontheven. De gemeente, waar die zuster van daan kwam, maakte daar aanmerking op, maar de Classis stond aan de zijde van Zuidhorn. Zoo is de kwestie aan de orde en voor de Provincie gekomen, die het voorstel der Classis echter niet ter Synode wilde brengen. Classis en Provincie dachten niet gelijk. Ds. Scholten maakt ter adstrustie van het voorstel op de volgende punten vooral opmerkzaam. De huwelijkswetten in Israël gelden ons onder den N. Testamentischen dag niet in alles. In de H. Schrift staat niet, dat het huwelijk van eene vrouw met den broeder van haar overleden man gestraft zou worden. Er staat alleen: zij zullen zonder kinderen zgn. God heeft Zich de straf dus voorbehouden. Mogen wij dan over zoodanig huwelijk censuur uitoefenen? In bijzondere gevallen was dit huwelijk zelfs verplichtend. Het wordt onrein genoemd, maar dit woord beteekent in den regel „Levitisch onrein." Hij vraagt ten slotte: stel dit huwelnk gelijk met het op de Synode te Groningen bedoelde. Spreek uit, dat de huwelijken met een zwagerin en zwager gelijk staan. • . Abt. 141. De Voorzitter stelt na de gehoorde toelichting voor om eerst te handelen over het voorstel der Classis Enumatil en over den raad, aan de kerkeraden te geven, en dan over de vraag van Zeeland. Abt. 142. Een der Docenten geeft over het eerste en tweede punt praeadvies. Hjj raadt de Synode om de beide gevallen niet geljjk te stellen,' daar het eene in Leviticus XVIII uitdrukkelijk verboden is, het andere niet. Ook raadt hij om het door de Classis Enumatil bedoelde huwelijk wel degelijk stafbaar te verklaren. Hij bestrijdt verder de verdediging van Ds. Scholten en wil er op gelet hebben, of het sluiten van een zoodanig huwelijk vóór de bekeering reeds plaats had. Onze kerkelijke bepalingen geven geen direct antwoord op de vraag, welke straf moet toegepast worden, maar 't antwoord ligt toch voor de hand: men houde die personen uit den kerkeraad. Onderscheidene sprekers voeren over deze zaak het woord. Schier allen achten het huweljjk van een vrouw met den broeder van haar overleden man ongeoorloofd, maar daarom het huwelijk zelf nog niet onwettig. Personen, die dit ongeoorloofde huwelijk aangingen, behoeven om die reden niet voortdurend te worden uitgesloten uit de gemeente. Men zal zoodanig huwelijk sterk ontraden, het niet geljjk stellen met twee zusters en eenige straf op degenen, die het aangingen, toepassen. Uit de breede en leerzame discussiën wordt eindehjk een voorstel geboren van dezen inhoud: De Synode gehoord en. besproken het voorstel der Classis Enumatil, besluit 1°. Het huwelijk met den broeder van den overleden man te moeten bljjven veroordeelen, als in strijd met Lev. 8:16 en met de Dordsche Kerkordening, daarop gegrond; 2°. Mitsdien zeer ernstig te waarschuwen tegen het aangaan van zulk een huwelijk; 3°. Doch daar de Heere deze zonde onder het O. Testament (men zie Lev. 18:21) niet gestraft heeft met uitroeiing of uitsluiting uit de gemeente en de censuur daartoe moet leiden, zullen deze leden niet worden geweerd uit de gemeente, edoch niet in kerkelijken dienst zjjn of gesteld worden. Enkele sprekers verklaren over de practische zijde van het voorstel wel te kunnen stemmen, maar oordeelen, dat voorop moet gesteld worden: God heeft het huwelijk van eene vrouw met een broeder van haar overleden man verboden. Ook wordt opgemerkt tegenover Scholten, die nogmaals het voorstel zijner Classis verdedigde en beweerde, dat het huwelijk van twee broeders alleen om staatkundige redenen verboden werd, dat op het gebied van het Mozaïsme wel de vrouw overgaat in het geslacht van den man, niet de man in 't geslacht van de vrouw. De vrouw des overleden broeders is in den familiestam ingeënt en het wordt dus bloedschande met haar te huwen. De zuster der overleden vrouw is niet op diens stam ingeënt en het is dus niet verboden haar te trouwen. Nadat nog enkele sprekers zich hebben laten hooren, vrij wel in denzelfden geest, worden de discussies gesloten en het voorstel, boven afgedrukt, in stemming gebracht, maar niet dadelijk in zijn geheel. Eerst wordt gestemd over de eerste en tweede alinea van het voorstel. De uitslag is dat er zich 27 voor en 5 tegen verklaren. Eenige leden hielden zich buiten stemming. Daarna komt de derde alinea in stemming, waar zich 30 voor en 8 tegen verklaren. Het geheele voorstel is dus aangenomen. Akt. 143. De opmerking wordt gemaakt, dat het buiten stemming bljjven niet geoorloofd is, als er niet meer dan één voorstel in stemming is. Hieraan zullen wij voortaan ons houden. Art. 144. Deze zitting wordt gesloten met dankzegging door Ds. W. Doorn, nadat is gezongen Ps. 68:17, Hoe groot, hoe vreeslijk zijt G'alom, enz. VEERTIENDE ZITTING. Woensdag 26 Augustus, nam. 4—8i uur. Art. 145. De Synode heft aan Ps. 119:67, Maak in Uw woord mijn' gang en treden vast, enz. en vraagt bij monde van Ds. H. Beuker den Heere om Zijnen zegen. Art. 146. Aan de orde is nu de vraag van Zeeland D w. De afgevaardigden gaven reeds toelichting. Een der Docenten prae-adviseert om zulk een persoon zonder eenig bezwaar als lid aan te nemen. Een ander wil juist het tegendeel, wijzende op de practijk der vaderen. In discussie gebracht, oordeelen de meeste sprekers, dat het huwelijk van een man met de zuster zijner overledene vrouw niet is verboden in de H. Schrift en dat daarom tegen de aanneming van bedoelde lidmate geen bezwaar is. Wij moeten, zegt de Voorzitter, geene geboden maken, waar zij niet zijn. De vrouw wordt van den vleesche des mans, de man wordt' niet van den vleesche der vrouw. Het laatste aan te nemen is revolutionair. Van bloedschand is bij het huwelijk, hier bedoeld, geen sprake. Evenwel is het afraden van zulk een huwelijk als het nog niet gesloten is, goed, omdat er vooroordeel tegen is in de gemeente. Een voorstel, om de bepaling X. B b, met het oog op dit geval, toepasselijk te maken, wordt met acclamatie aangenomen. Art. 147. In behandeling komt wat op de Protestenljjst onder N*. 8i 17 en 21 voorkomt, als loopende over dezelfde zaak. N°. 21 behelst een schryven van G. W. Bidderhof te Bordrecht. Adressant verzoekt dringend, dat de zaken der gemeente Dordrecht, afd. Kromhout, door de Synode mogen ter harte genomen worden. Om daarvoor aangevoerde redenen zegt hij, dat men bij onpartijdig onderzoek zal ontdekken, waar de grond- oorzaak der ellende van die gemeente zit en hoe de kerkeraad zich als onverzoenlijk tegen de protesteerende leden heeft gedragen. De Commissie van Rapport (Rapporteur Littooij) geeft dit advies: Dewijl, blijkens adressants eigene verklaring in zijnen brief, hg zijn ontslag als lid der gemeente gemeend heeft te moeten nemen, neme de Synode dit adres of schrijven voor kennisgeving aan, dewijl het, als ingediend door een niet-lid der Chr. Ger. Kerk, hier niet ontvankelijk is. De Synode vereenigt zich met dit advies en besluit de niet ontvankelijkheid den adressant te doen weten. Abt. 148. N°. 8 en 17 zyn protesten van W. van Dyk en P. de-Visser leden der gemeente Dordrecht, afd. Kromhout. W. van Dijk verzoekt een ernstig onderzoek in te stellen naar het besluit der Prov. Synode van Z. Holland, gezonden aan den kerkeraad der gemeente Dordrecht. In dat besluit komt voor, dat acht protesteerende leden zich geheel hebben nêergelegd bij een besluit der Classicale Verg. te Dordrecht van 25 Nov. 1884, en schuldbelijdenis hebben gedaan van al het verkeerde in de zaak bedreven, welke zaak èn in het adres èn in de daaraan toegevoegde toelichting, wat het feitélyke betreft; m het breede is uiteengezet. P. de Visseb verzoekt aan de Synode om aan de Provinciale Vergadering van Z. Holland op te dragen, dat hare uitspraak van de censuur over J. de W. schriftelijk aan- een der acht broeders, protesteerende leden, worde gegeven, nl. dat J. de W. wel gebrekkig in den vorm, maar overigens wettig onder de censuur heeft gelegen, en dat de censuur èn in vorm èn in wezen door den kerkeraad onwettig is opgeheven. Vooit5 protesteert adressant nog tegen het schriftelijk besluit der in Mei 1885 gehouden Prov. Synode en verzoekt een onderzoek te doen instellen in zake beschuldiging door K. contra den Kerkeraad in voege als door adressant is omschreven. Eindelijk ook nog, dat onderzoek worde ingesteld, in welk opzicht de censuur van adressant, door den kerkeraad opgelegd, gewettigd is. De Commissie van Rapport (Rapporteur Littooij) dient de Synode met het volgende advies: Dewijl het der Commissie gebleken is èn uit de stukken èn uit de toelichting op die stukken, van de Provincie verkregen, dat het geheele Protest op een misbegrip, ja op eene onwaarheid berust, keure de Synode de handelingen van Classis en Provincie goed." Het misbegrip, in 't advies genoemd, doelt op de bewering der protesteerenden, dat hunne subjectieve schuld- belijdenis tot een objectieve gemaakt is. Die bewering nu is een fictie. Blgkens officiëele bescheiden der Prov. Synode van Z. Holland is door de protesteerende leden wel degelijk objectieve schuldbelijdenis gedaan. Op de vraag des Voorzitters, of de Synode zich met het advies van hare Commissie van Rapport vereenigen kan, antwoorden enkele broeders: Het is ons uit het gehoorde niet duidelijk, waarover eigenlijk de kwestie loopt. Over de formeele zijde der kwestie kunnen wij wel oordeelen, maar wij hebben behoefte om het materie»!* van de zaak te hooren. Nu wordt in breede trekken aanleiding, loop en stand der kwestie medegedeeld. Zekere schuldbelijdenis van J. de W., tegenover een ouderling, was niet zooals deze behoorde te zijn. Toch werd ze als een behoorlijke belijdenis door den kerkeraad aangenomen. Twee ouderlingen bedankten deswege voor hun ambt en een lid voor zijn lidmaatschap. In plaats der twee ouderlingen, die bedankten, werden toen twee nieuwe ouderlingen gekozen. Deze nieuw gekozenen wilden acht protesteerende leden niet als ouderlingen erkennen. De kwestie kwam voor de Classis en deze sprak uit: de kerkeraad heeft de fout begaan, dat hij de censuur van J. de W. zonder genoegzamen grond heeft opgeheven en de protesteerende leden zgn te beschuldigen, dat zij de nieuw gekozene ouderlingen niet wilden erkennen. Beiden moeten hun fout belijden. De kerkeraad deed het, en hadden de protesteerende leden het ook gedaan, dan was de kwestie uit geweest. Maar deze beriepen zich op de Provincie. De Provincie besloot: voortgaan met toepassing der censuur op hen, die weigerden hun fout te erkennen. Later deden zij toch belijdenis. Twee hunner echter, v. Dijk en Visser, verklaarden hunne belijdenis voor eene bloot subjectieve. Om echter goed te kunnen beoordeelen, dat het protest op een fictie, een misbegrip berust, worden de Notulen der Provinciale Synode van Z.-Holland, de zaak betreffende, gelezen. Uit die Notulen blgkt, dat de schuldbelijdenis der protesteerenden zoo objectief mogelijk is geweest. Een der twee protesteerende leden, hier tegenwoordig, wordt gehoord. Hij verzoekt de stukken over en weer te hooren. Het brëede protest van hem wordt nu voorgelezen. Na het lezen van het protest verkrijgt hij op nieuw het woord, en verzoekt, dat de leden van N. en M. ook ondervraagd worden, daar deze met het protest instemmen. Dit wordt echter niet toegestaan, omdat zij niet geprotesteerd hebben. Lang houdt dit protest de Verg. bezig. Sommige broeders stellen voor, een Commissie te benoemen, om de kwestie in loco te onderzoeken, daar de geschiedenis zoo gecompliceerd is. Anderen ziin van oordeel, dat wij-als Synode geroepen zijn de formeele zgde der kwestie te behandelen en die is niet moeielijk. Eene Commissie zou weinig baten, blijkens opgedane ervaring. De Vergadering heeft nu genoegzaam licht om te kunnen oordcelen. De President herhaalt de vraag van straks: Kan de Synode zich na het gehoorde vereenigen met het advies der Commissie van Rapport ? De stemming wijst uit dat alle leden der Synode dat hunnen. Het protest, zoo oordeelt de Synode, steunt op een misbegrip en Glassis en Provincie hébben goed gehandeld. Abt. 149. De Voorzitter stelt aan de orde een Protest van M. v. Berg te Amersfoort waarin genoemde broeder zijne bezwaren ontwikkelt tegen den grond en de wijze, waarop hij als ouderling der gemeente ontslagen is. De grond is, dat adressant de leer is toegedaan van eene zichtbare lichamelijke wederkomst van Christus, bedoeld in Synode 1872 pag. 16, en dat hij die leer in de gemeente zou hebben verbreid. De wijze, dat, ofschoon hg op zijn appèl door de Classicale Vergadering in het geluk werd gesteld, de Prov. Synode nochtans èn den Kerkeraad en de Classis in het ongelijk stelde. Ondanks die verklaring gaf toch de Prov. Synode den adressant te kennen, dat hij geen ouderling mocht zijn. Hij verzoekt nu aan deze Synode hem in zgn recht te herstellen. De Commissie van Rapport (Rapporteur Js. v. d. Linden) heeft het volgend oordeel over dit protest: In verband met de ingewonnen inlichting bij de Provincie is zg van meenmg, dat de Provincie goed gehandeld heeft door adressant in 't gehjk te stellen tegenover den kerkeraad en de Classis. Doch dat zu met of minder juist heeft gehandeld, waar zg aan adressant de bevoegdheid ontzeide om het ambt van ouderling te bekleeden. Immers de Provincie zou adressant omtrent dit punt hebben moeten terugwijzen tot den kerkeraad te Amersfoort, als zijnde dit de kerkelijke weg. De Synode besluite m dien zin, en geve de Provincie daarvan kennis, opdat zij zulks dan nog late doen. In discussie gebracht, wordt over dit punt en wat er mede annex is vrij uitvoerig gehandeld. De Notulen der Provinciale synode van Utrecht worden gelezen. Ds. J. de Vissee wordt gehoord. Hg maakt eerst de opmerking, dat de pas gelezen Notulen met gearresteerd zijn. Daarna geeft hij opening van de zaak en antwoordt met zijn ouderling van Hazelen op eenige vragen, die over de zaak in kwestie worden gedaan. Al spoedig wordt het der Synode duidelijk, dat de Provinciale Synode, die terecht Classis en Kerkeraad veroordeelde, zelve de fout beging, dat zij den adressant vonnisde wegens eene nieuw ontdekte dwaling, nl. dat Christus thans nog geen Koning zou zijn Zg wees hem niet ter behandeling terug naar den kerkeraad' die met een naburigen kerkeraad dat punt had te onderzoeken, maar maakte zelve uit, dat hij geen ouderling kon zijn. In overeenstemming met het Rapport der .Commissie wordt besloten adressant terug te wijzen naar den kerkeraad van Amersfoort, om met een naburigen kerkeraad het punt in kwestie te behandelen. Slechts drie stemmen waren tegen dit besluit. Art. 150. Op dit protest volgt een Protest van E. Harms, te O. Pekela, houdende beklag over zijne schrapping als lid der gemeente aldaar, wegens verschil over een punt der leer met den leeraar dier gemeente, Ds. Deddens. Dit verschil betreft eene uitdrukking in een Catechisatieboekje, door dien leeraar zeiven vervaardigd. In verband met en als gevolg van de breedvoerige mededeelingen in het adres, komt adressant er ten slotte toe te beweeren, dat hij aanmerking heeft gemaakt op de leer, niet op de rechtzinnigheid van Ds. Deddens, gelijk de Classis beweert. De Commissie van Rapport (Rapporteur Littooij) adviseert om aan adressant kennis te geven, dat èn kerkeraad èn Classis èn Provincie ten zijnen opzichte goed gehandeld hebben. Als motieven voor dit 'advies geeft de Rapporteur aan, dat adressant zich feitelijk aan de gemeente heeft onttrokken door te N. Pekela te kerken, en dat hem het lidmaatschap ontzegd is op grond van Titel VII, 3 onzer Algemeene Bepalingen. Naar aanleiding van dit gemotiveerd advies wordt de dubbele vraag gedaan: Doelt de genoemde Bepaling op het te kerk gaan bn predikanten buiten of in onze Kerk? Heeft dat kerken te N. Pekela reeds meer dan een jaar geduurd? De laatste vraag wordt bevestigend beantwoord. De eerste geeft aanleiding tot breeder bespreking der kwestie. Een onzer Prae-adviseurs zegt: het schrappingsartikel wordt geheel verkeerd uitgelegd. Het betreft hier de leer. Een van twee is waar. Of dat lid of de leeraar van O. Pekela is ongereformeerd. Het geldt hier een ernstig geval. Een ander Prae-adviseur beweert, dat het bedoelde artikel ziet op leden, die naar de Darbisten, Lutherschen, Hervormden of anderen gaan, niet op leden, die bij een ander onzer eigene predikanten in een andere gemeente kerken. Het lid in kwestie heeft zich onttrokken aan de plaatselijke gemeente, niet aan de Kerk. Hij adviseert de handeling van Chassis en Provincie af te keuren en het lid, dat protesteert, terug te wijzen naar den kerkeraad van O. Pekela. Een voorstel in dien zin, staande tegenover het advies der Rapport-Commissie, wordt ingediend. Nog enkele sprekers voeren het woord over deze materie en daarna wordt het volgende voorstel tegenover het advies der Rapport-Commissie, dat de handeling van kerkeraad en Classis en Provincie approbeert, in stemming gebracht. De Synode van oordeel, dat Hoofdstuk VII n°. 3 onzer Algemeene Bepalingen niet toepasselijk is op gevallen als dat van adressant, besluit de handeling van kerkeraad, Classis en Provincie niet te mogen goedkeuren en verwijst mitsdien de zaak weder naar den kerkeraad van 0. Pekela ter vernieuwde behandeling terug. De uitslag der stemming is, dat zich 24 stemmen op dit voorstel en 15 op het advies der Rapport-Commissie vereenigen. Het voorstel is dus aangenomen. Abt. 151. De tijd, voor deze zitting bestemd, is meer dan verstreken. Een der pastores loei, Ds Klinkebt, wordt verzocht deze sessie met dankzegging te eindigen. Zijneerw. voldoet aan dat verzoek nadat gezongen is Ps. 84:6, Want God, de Heer, zoo goed, zoo mild, enz. VIJFTIENDE ZITTING. Donderdag 27 Augustus, voorin. 9—1 uur. Abt. 152. Ouderling A. Geebts laat zingen Ps. 25:7, Gods verborgen omgang vinden, enz. en smeekt Gods zegen over deze zitting af. Abt. 153. De behandeling der Protesten wordt voortgezet. Aan de beurt is nu N° 11. H. Tempelman Dz. van Bergenambacht of Hoogendijk by' Schoonhoven, protesteert tegen kerkeraad, Classis en Provincie. In zijn protest deelt hij mede, dat hem 13 Jan. 1885 het stemrecht, en 14 Januari het lidmaatschap ontnomen is. In persoon heeft hij zich vervoegd ter Classiciale Vergadering te Rotterdam en daarna schriftelijk bij de Prov. Vergadering. Daar hij sedert niets van den uitslag vernomen en ook ondanks zgn verzoek de door hem ingezonden stukken niet terug ontvangen heeft, komt hij der Synode vragen hoe hij voorts handelen moet. De Commissie van Rapport (Rapporteur Bavinck) heeft dit oordeel: Daar het uwe Commissie gebleken is uit de Notulen, dat aan adressant het lidmaatschap niet is ontnomen, maar dat hij het met bedreiging tot viermalen toe heeft opgezegd, zoo oordeelt zij, dat èn de Classis èn de Provincie in 't wezen der zaak goed hebben gehandeld. Bij de nadere bespreking van deze zaak blijkt, dat T. niet toegelaten werd te stemmen, omdat een beleedigend stembriefje tegen een der candidaten, door hem onderteekend en erkend, was ingezonden en dat hij van het opzeggen van zgn lidmaatschap schriftelijk bewijs gevraagd en verkregen heeft. Hij verlangde dat bewijs voor den doop van zgn kind in de Herv. Kerk. Een der Prae-adviseurs komt tegen het stemrecht-ontnemen op. Ontslag geven uit de gemeente kennen wij niet. Hij adviseert om de kwestie naar den kerkeraad terug te wijzen. Andere sprekers zgn van oordeel, dat de kerkeraad zeker censureeren en stemrecht-ontnemen verward heeft, maar dat het protest hier niet ontvankelijk is, omdat de protestant buiten de Kerk staat. Ds. O. de Jong, predikant te Schoonhoven, licht op het verzoek des Voorzittters de zaak nader toe. Besloten wordt appellant kennis te geven, dat hg niet ontvankelijk is met zgn protest, omdat hg buiten de Kerk staat, en hem te raden tot verzoening met den kerkeraad. Art. 154. N° 12 der Protesten-lgst komt in behandeling. M. ten Hoor en nog 4 andere leden der gemeente Haurlerwyk brengen, na beroep op Classis en Provincie, bezwaren in tegen het door de Classis doen plaats hebben eener vrije verkiezing van kerkeraadsleden in plaats van de vgf leden, die om redenen vermeld waren afgezet, en wel omdat bij die verkiezing niet de bepaling gemaakt was, dat de wettig afgezette leden bg die keuze moesten zijn uitgesloten, zijnde zij ook niet openlgk met de gemeente verzoend, volgens art. 75 der D. Kerkorde. — Voorts brengen adresstoten ook hunne bezwaren in, omdat de bekwame gelegenheid niet gegeven of gelaten is om bezwaren in te dienen tegen die verkiezing, en eindelijk ook nog, dat de bevestiging niet volgens den geheelen inhoud van het Formulier ter bevestiging van Ouderl. en Diakenen heeft plaats gehad. De Commissie van Rapporteurs (Rapporteur Blankenberg) dient de Synode met het volgend advies: Dewijl het Uwe Commissie gebleken is, dat de door adressanten' gememoreerde bezwaren overeenkomstig de waarheid zijn, zoo adviseert zij de Synode te verklaren, dat de verkiezing in het adres genoemd, worde vernietigd en dat aan de Classis worde opgedragen eene nieuwe verkiezing te gelasten. Uit de toelichtingen van den Scriba der Classis Assen, Ds. v. d. Munnik, tot het geven daarvan verzocht, blijkt dat de Classic. Vergadering 10 Jan. 1883 de kerkeraadsleden suspendeerde wegens scheurmaking en onverzoenlijkheid. Zij weigerden te verzoenen, dewijl zij beweerden: het is al meermalen gebeurd. Aan de Classis, 19 October 1883 vergaderd, werd gevraagd, dat de kerkeraad weer mocht worden gecompleteerd, waar ook Ds. B. J. B. van de gemeente was losgemaakt. De Classis gaf een weigerend antwoord. Op de Classicale Vergadering van 8 Jan. 1884 berichtten de overgebleven kerkeraadsleden, dat ook zg niet bleven dienen. De Classic. Vergadering schreef nu eene vrge verkiezing uit. De nu aftredenden wilden bij de verkiezing niet in aanmerking komen. Tegen de vrge verkiezing kwamen ze niet op, maar zij wilden niet herkozen worden. Zg, die vroeger wegens scheurmakerg' afgezet waren, werden verkozen. Nu protesteeren M. Ten Hoor c. s. a tegen de vrije verkiezing; b tegen de wijze, waarop zij plaats had, omdat bezwaren tegen de verkozenen niet konden ingediend worden, en omdat de afgezette ouderlingen geene schuldbelijdenis volgens art. 75 D. K. hadden gedaan; c tegen de bevestiging, die geschied was met weglating van het eerste gedeelte van net Formulier. Uit de debatten blijkt, dat èn scheuring en schuldbelijdenis in verband stonden met het al of niet blijven van Ds. B. — De geschiedenis is ingewikkeld, en het denkbeeld wordt geopperd om eene Commissie uit deze Synode te benoemen, die met de Classis Assen doen zal wat des kerkeraads is. Dit denkbeeld neemt de Commissie van Rapport gaarne over. De gedachten verschillen nog over de vraag, of de verkiezing van de bedoelde kerkeraadsleden nietig verklaard, dan wel van kracht gelaten moet worden. Maar allengs worden de broeders het meer eens en het gewijzigd advies der Commissie van Rapport wordt met 36 tegen 4 stemmen aangenomen. Dit advies houdt in, dat de Synode de verkiezing van Baron, Droste, v. Houte, Liffebink en v. d. Meulen nietig verklare, eene nieuwe verkiezing uitschrgve en eene Commissie benoeme van drie leden, om met de Classis Assen te doen wat des kerkeraads is. Art. 155. Tot leden der Commissie naar Haulerwijk worden gekozen: Docent S. van Velzen bij acclamatie, Ds. Douma en Ouderling Klinkert bij stemming Secundi zijn: DD. Beuker en Van Andel, en Ouderling L. Hoekers. Art. 156. N°. 13 der Protestenlijst komt ter tafel. Het behelst een verzoek van D. van Beek, diaken te Doorn, om broeder Overduin als leeraar toe te laten vólgens art. 8, voor de gemeente Doorn. Tot dat einde heeft de kerkeraad een verzoekschrift gericht, door alle leden op een na geteekend, aan de Classis; deze verwees den kerkeraad naar de Provincie, wier besluit evenwel in afwüzenden zin is geweest, omdat 0. gestudeerd heelt te Kampen. ,T T • De Commissie van Rapport (Rapporteur Van dek Linden) is van oordeel, dat er in verband tot bet ter zake door de bynode omtrent art. 8 beslotene (zie Algem. Bepalingen, pag. 8) geene termen bestaan om van het advies der Provincie at te waken. Zij adviseert de Synode om dien overeenkomstig te besluiten en tevens den adressant kennis te geven, dat er geen andere weg is aangewezen. Met dit advies vereenigt de Synode eich ten voUe. Abt. 157. N° 18 der Protestenljjst wordt aan de orde gesteld. Het is een Protest van den kerkeraad der gemeente Haarlemmermeer, Oostzijde, tegen een besluit der Provinciale Synode vanN. Holland in zake grensscheiding tusschen de gemeenten Haarlemmermeer (Oostzijde) en Hoofddorp, wier beider zelfstandig gemeentelijk ressort voor 1869 en thans nog door elkander liep enNa°eene breedvoerige toelichting dezer kwestie, waarbij adressant eene kaart overlegt ter verduidelijking van den localen toestand, verzocht hij aan de Synode het volgende uit te spreken: a De kerkelijke gemeenten te Haarlemmermeer, voor zooverre zij vóór de Synode van 1869 gesticht zijn; vallen, zoowel als eenige andere, hetzij stads- hetzij plattelandsgemeente in de termen der slotbepaling op art. 25 der Synode van Middelburg 1869. (Men zie bladzijde 47 der Algemeene Bepa- b. Degadressant is in zin goed recht, wanneer hjj zich overeenkomstig zijn protest tegen de Prov. Synode van N. .Bolland, den 3 Juli j. f. te Haarlem gehouden, beroepen blijft op bovengenoemd art. 25. c. De adressant maakt zich niet schuldig aan overtreding van eenige kerkelijke bepaling of voorschrift wanneer hu zich overeenkomstig meer genoemd art. 25 gedraagt ten opzichte van het ontvangen van attestatiën van aankomende leden, die zich te Haarlemmermeer vestigen binnen de grensscheiding van het kerkelijk territoir der gemeente Haarlemmermeer (Oostzijde)-en Hoofddorp. Ook hier dient de Commissie van Rapport (Rapporteur Blankenbeeg) de Synode met haar advies, dat sy in dezen vorm geeft: Uwe Commissie is van meening, dat uist op grond van het door adressant aangehaalde artikel er ook geene termen schijnen te bestaan het gevoelen der Provincie door een' besluit uwer Vergadering te wraken. Zij adviseert dus om niet te treden in het verzoek van den adressant. Ds. de Haas, predikant der gemeente Haarlemmermeer Oostzijde, ontvangt het woord. Hij geeft een overzicht van den stand en loop der kwestie en leest de Notulen des kerkeraads voor. Voor 1869, zegt hij, bestonden alleen Hoofddorp en Oostzijde. De vereeniging te Middelburg was gebaseerd o. a. ook op de conditiën, die in art. 25 der Synode van Middelburg genoemd zijn, in verband met art. 31a. Onderscheidene sprekers voeren het woord. De een over de exegese van art. 25, de ander over de vrijlating der leden, daar het eene burgerlijke gemeente is, een derde, die daar vroeger in die Llassis diende, over de grensscheiding van vroeger Nadat den laatsten spreker duidelijk was geworden hoe nu de grensscheiding is gemaakt, spreekt hij als zijn gevoelen uit, dat Haarlemmermeer Oostzijde, de oostzijde van den Sloterweg moet behouden In 1877 verloor Oostzjjde bjj de toen gemaakte grensscheiding 77 personen en 3 kerkeraadsleden. Bij de laatste grensscheiding, werd zn gewettigd, zou de gemeente opnieuw belangrijk verminderd worden, terwijl zij weinig kans op uitbreiding heeft door de plaats van het kerkgebouw etc. Hij raadt aa%5? i ge™eente,de oostzijde van den Sloterweg b'ehoude en ÓOO el aan de andere zijde van den weg, m. a. w. terugkeering tot 1877 Nog wordt opgemerkt, dat de laatste grensscheiding door kerkbouw ontstond, een nieuw motief voor terugkeering tot de oude grensscheiding. Een der Prae-adviseurs stelt voor het verzoek, zooals het daar ligt, af te wijzen en terug te keeren tot de grensscheiding van 1877. Dienovereenkomstig wordt besloten. Ds. de Haas dankt de Synode voor hare bemoeiing en besluit. Aet. 158. De Synode vestigt nu de aandacht op een schrijven van den kerkeraad der gemeente Rijnsburg. Bedoelde kerkeraad heeft te rechter tijd.en langs wettigen weg een stuk doen toekomen aan de vorige Synode, inhoudende een breed gemotiveerd verzoek om art. 35 en 51 van de Synode van 1877, als achteruitzettend voor oude, zwakke en onbemiddelde predikanten en als drukkend voor de betrokkene gemeenten, op te heffen. Adressant beklaagt zich, dat van dat stuk, immèrs voor zooveel de Handelingen der vorige Synode aanwijzen, geene kennis is genomen en dringt er ernstig op aan, dat maatregelen genomen worden, om de herhaling van zoo iets voor goed te voorkomen. In aansluiting aan het advies der Rapport-Commissie (Rap- ZESTIENDE ZITTING. Donderdag 27 Augustus, yoorm. 4—9 uur. Art. 161. Ouderling Landwehr wordt verzocht deze zitting te openen met gebed. Gezongen wordt vooraf Ps. 68:10, Geloofd zij God met diepst ontzag, enz. Art. 162. De Voorzitter deelt mede, dat Ds. van Anken per telegram naar huis is ontboden en dat genoemde broeder reeds op reis is. Zgn secundus, Ds. Noordewier, is getelegrafeerd. Art. 163. De Synode komt terug op de vraag, of zij op de zaak van J. A. D. zal ingaan. Met 32 tegen 5 stemmen antwoordt zij in onfkennenden zin. ■ Art. 164. N°. 14 en 20 van de Protesten-lijst, als rakende dezelfde zaak, komen nu in behandeling. N° 14 is eene memorie van toelichting, die de kerkeraad te Hollandsche Veld aanbiedt aangaande het begin en beginsel der kerkelijke tucht, toegepast op J. J. Smit, die zich op de Synode heeft beroepen. N° 20 is een Protest van K. J. Smit, lid der gemeente Hoogeveen en broeder van J. J. Smit. Adressant beklaagt zich over de wijze van behandeling der zaak van zijnen broeder contra J Haverman. Genoemde J. J. Smit is onder censuur gesteld en eindelijk met het Formulier afgesneden van de gemeente. Adressant deelt mede, dat aan den kerkeraad door de Classis was opgedragen om een onderzoek in de bewuste zaak in te stellen en zijn broeder den uitslag mede te deelen, 't geen de kerkeraad dan ook gedaan heeft. Doch nu beweert adressant, dat het niet alleen hem, maar ook anderen lidmaten uit de gemeente door ondervraging der getuigen gebleken is, dat bij hen _ ^e getuigen — door den kerkeraad geen onderzoek is ingesteld. Hij, adressant, is nu van gevoelen, dat de Classis en de Provincie door den kerkeraad zgn misleid en mitsdien de handelingen van den kerkeraad onwettig zijn m dezen. Adressant zegt, dat het alzoo van groot belang is, dat deze zaak door mannen, die voor waarheid en recht zgn, worde onderzocht en het recht gehandhaafd. porteur v. d. Linden) komt de Synode spoedig tot een besluit inhoudende, om aan den adressant kennis te geven, dat in de tTrv°q0rdl.g«e77ve^aderm^ dat0 24, Aue- 1885f genoemde artikelen van 1877 zijn geschrapt en dat deze Synode dus in den geest en de bedoeling van adressant heeft gehandeld. De Synode betuigt haar leedwezen, dat van dat stuk in 1882 ingeSynoae' m dmg is &emaakt «» de Handelingen der vorige Art. 159. Ter sprake komt een schrijven van J. A. Donkers, houdende ÜVS? •' T 1D- zijn ambt ,en eer te worden hersteld. Bij volharding m de weigering om hem recht te doen zal hij zich gedrongen zien om openlnk te bewjjze», dat de Chr. Geref. Kerk feJ »dl U+dt ■an ?ods.^oord enz- AI* toelichtende bijlage Heer A^ Br^elkamp °™ ^ * "» ^ m5p C™mi?.sie ▼*» Rapport (Rapporteur v. d. Linden) deelt Z^aJ^I-a I gpn ee.DS*eminiF a het heeft plaats gehad. De afgevaardigden van Drenthe lichten de zaak nader toe. De kerkeraad zeide na onderzoek, dat de laster van Haverman niet is bewezen. Insgelijks Classis en Provincie, hen der Prae-adviseurs om advies gevraagd, zegt: De aanleiding is hier nietig, een twist tusschen een ouderling en een gewoon lid in zate een doodkist, maar de gevolgen zijn hoogst ernstig 't Is niet duidelijk of het onderzoek, dat de kerkeraad op last der Classis moest instellen naar de lasteringen van Haverman, naar eisch geschied is. Onderzoek is zoo rekbaar en toch schijnt op dat rekbaar onderzoek de afsnijding van J. J. &. gebaseerd te zijn. Afsnijding nu is ernstig. Het benoemen van een Commissie door deze Synode komt ook hem hoogst wen- SCEeSkaX' Prae-adviseur oordeelt, dat de Classis niet goed heeft gehandeld en eene ernstige berisping verdient. Hij komt op tegen het spoedig en ongemotiveerd afsnijden. Hoe durtt, vraagt hij, een Classic. Vergadering adviseeren om met de censuur voort te gaan, terwijl zij zelve met zeker was of een onderzoek naar behooren was ingesteld. De afgevaardigden van Drenthe verdedigen hun wnze van doen Zn zeggen, dat het onderzoek met liep over J. J. »., ma» over H. De censuur van Smit bleeft daar dezelfde om. Ook Ds de Munnik, die bij de behandeling.der netelige kwestie tegenwoordig was,'brengt een en ander ui t midden Otde vraag des Voorzitters: wat weet gij van dat onderzoek? antwoofdt hij: dat onderzoek kon eigenlijk geen onderzoek heeten Tm de wijze, waarop het geschiedde. De kerkeraad wilde mets weten van getuigen, die buiten de gemeente znn. Aan J J Sm.t, tegenwoordig zijnde, worden door den Voorzitter éeni-e vragen gedaan met het doel om eenig meerder KchTtTbSkomer! Hij^as, zeide hij, voor leugenaar verkW voor de gansche gemeente naar 't zeggen van H. De ^^raad. schermt met Mat. 18, maar openbare zonden moeten openbaar gestraft worden naar Paulus' woord en ook naar de Kerkorde. De kerkeraad vermaande hem nooit 'persoonlijk, maar altijd schriftelijk. Eenmaal kwam de leeraar vóór de censuur met twee ouderlingen hij hem; bij die gelegenheid zeide de leeraar, dat het onderzoek nog niet had plaats gehad. Op de vraag: waarom word ik dan gecensureerd, kreeg hij geen antwoord. Tusschen censuur en afsnijden verliepen maanden, en bij de afsnijding was hij zelf tegenwoordig. Hij verklaarde er prijs op te stellen lid der Chr. Ger. Kerk te zijn. De indruk, dien de zaak op de meeste broeders maakt, is niet gunstig. Er bestaat vrees, dat de censuur op J. J. S. zonder deugdelijken grond is toegepast. Sommige broeders willen direct de onwettigheid der censuur uitspreken, daar h. i. misbruik van het ambt der sleutelen is gemaakt. Anderen merken op: wij hebben hier slechts ééne partij, niet den kerkeraad gehoord. Alles pleit er voor om eene Commissie te benoemen, die een locaal onderzoek instelle. Tevens moet bepaald worden hoe die Commissie te handelen heeft. De volgende beschouwing wordt gegeven: De kerkeraad heeft het bewuste lid gecensureerd, de Classis heeft de censuur gesanctioneerd en de Provincie heeft uitgesproken, dat kerkeraad en Classis goed hebben gehandeld. Zooals de zaak hier is voorgesteld en toegelicht, schijnt de censuur zonder grond ten einde toe te zijn doorgezet. Er moet dus onderzoek gedaan worden of de censuur goed uitgeoefend is. Dat krijgt de Commissie in last. Zij gaat na hoe de zaak zit. Is zij gekomen tot eene gevestigde overtuiging, dan keurt zij öf de censuur goed öf zij improbeert haar. Indien het laatste, dan moet de kerkeraad op zijne schreden terugkeeren en de Censuur opheffen. Wil de kerkeraad dat niet, dan treedt de Classis handelend op enz. De Rapporteur merkt nog op, dat de memorie van den kerkeraad hier is, maar de zaak zit vast op de Classis. ■ De Vergadering is nu rijp om te stemmen. Met acclamatie wordt besloten, in aansluiting aan het advies der Commissie van Rapport, eene Commissie van drie leden te benoemen, die in boven omschreven geest heeft te handelen. Art, 165. Tot leden der Commissie naar Hollandsche Veld worden benoemd : bij acclamatie Docent H. de Cock en bij gesloten briefjes Ds. J. Hessels en ouderling M. Dekker. Secundi zijn Beuker, Nedeehoed en Hoekers. iiÉSÉ Aet* i66. Aan de orde komt nu N° 22* der Protestenlijst. Bit Protest gaat uit van Peije v. d. Grijp te Botterdam. Adressant geeft te kennen, dat sedert lang een verschil bestaat tusschen den ker- Abt. 169. De Voorzitter dankt de Commissie voor haren verrichten arbeid op het gebied der Zending en met name den Secretaris voor zijn belangrijk en bezielend verslag. Ook den Zendingsdirector J. H. Donneb wordt een woord van warmen dank voor zijn belangrijken arbeid omtrent de Zending gebracht. Abt. 170. Naar aanleiding van het verslag bespreekt nu de Synode een en ander, dat op de Zending betrekking heeft. Allereerst komt ter tafel een voorstel der Zendingscommissie betreffende het jaarlijksch verslag, dat volgens het Reglement gedaan moet worden. Sinds het verschijnen van het maandschrift „het Mosterdzaad," dat geregeld mededeelingen doet, acht de Zendingscommissie het jaarlijksch verslag overbodig. Zij wenscht echter de goedkeuring der Synode te hebben en verzoekt bij dezen opheffing der bestaande bepaling. De Synode willigt met acclamatie dit verzoek in. Abt. 171. De Voorzitter vraagt: Hebben de Provinciën, die op de Agenda artikelen hebben, de Zending en de zendelingen betreffende, nu nog behoefte, na het gehoorde verslag, op die punten in te gaan? Z.-Holland leest wat onder B d voorkomt, aldus luidende: De Provincie Z.-Holland het betreurende, dat zendeling E. Haan niet is teruggekeerd naar Batavia, vraagt de Synode: 1. Mocht de Zendingscommissie Zijneerw. wel beroepbaar stellen voor de Kerk in Nederland? 2. Waarom is zendeling Van Alphen niet teruggekeerd naar Soembal 3. Waarom heeft de Zendingscommissie de Kerk te Me est er-C ornelis niet aanvaard? Omtrent punt 1 heeft Z.-Holland nog geene genoegzame helderheid ontvangen. Omtrent punt 2 heeft het op dit oogenblik niets te zeggen. Omtrent punt 3 wenscht het nog te vragen: Daar het bamboezen kerkgebouw te Batavia veel te wenschen overlaat, kan in plaats daarvan het steenen Kerkje te MeesterCornélis niet gebruikt worden? Het voorloopig antwoord luidt: Het staat veel te ver van Batavia af. Abt. 172. N.-Brabant licht toe wat onder B f en g op de Agenda voorkomt, aldus luidende: '&Êk f. De Synode bespreke, wanneer de Zendingscommissie een zendeling kan ontslaan van zijne, met het oog op den Heere aanvaarde, taak in de Heidenwereld en hem beroepbaar stellen voor onze Kerk. keraad en hem, welk verschil noch door de Classis, noch door de Provincie is uitgemaakt. Hij verzoekt nu voor „de Vergadering dezer Synode" te worden geroepen, teneinde recht geschiede en er een einde kome aan den bestaanden abnormalen toestand. De Commissie van Rapport (Rapporteur Littooij) adviseert aan de Synode om het gevoelen der deputaten van Z.-Holland te hooren. In verband hiermede besluite zij over de vraag, of het protest al of niet ontvankelijk is. Uit de toelichting blijkt, dat eenig misverstand in 't spel is. De feiten zijn anders dan men meende. De President stelt voor om de vraag van ontvankelijkheid opnieuw in handen te stellen der Commissie van Rapport, die met den heer v. d. Ge. nader zal spreken. Aldus wordt besloten. Abt. 167. Het laatste Protest is van J. Kroese te Vroomshoop. Adressant verwijst naar eene klacht, voor ongeveer 12 jaar ingediend, tegen den toenmaligen Ouderling F. v. d. Voem. Deze zaak is toen gebracht op den kerkeraad, de Classis en de Provincie. Zij is ook ter Synode geweest, waar adressant in het ongeljjk is gesteld. De zaak zelve betrof het aan hem gegeven ontslag als diaken. Adressant verzoekt aan de Synode om de nog steeds hangende kwestie tot een gewenschte oplossing te brengen, en hem in zgn kerkelijke functie te herstellen. De Commissie van Rapport (Rapporteur Van deb Linden) adviseert om dit vernieuwd verzoek niet in behandeling te nemen, daar het den voorgeschreven kerkelijken weg niet doorloopen heeft, d. w. z. niet op kerkeraad, Classis en Provincie is geweest, en adressant naar den kerkeraad te verwijzen. Dienovereenkomstig besluit de Synode. BUITENLANDSCHE ZENDING. Abt. 168. De Synode gaat over tot de behandeling van wat op de Agenda tot de rubriek „Buitenlandsche Zending" behoort. De Zendingscommissie doet bij monde van haren Secretaris, Ds. L. v. d. Valk, verslag van onze Buitenlandsche Zending sedert de vorige Synode. Dit Verslag, dat met onverdeelde belangstelling wordt aangehoord, is onder Bijlage VII te vinden. Een afgevaardigde doet de vraag: Maar bjdt de roeping door den Heere tot den zendingsarbeid er niet onder, als br. Haan niet weder naar Batavia of elders gaat? Antwoord: eenspecieel geval is geen regel. Hetzelfde gebeurt met onze predikanten, die door omstandigheden ook wel moeten veranderen. Een ander broeder vraagt: Toen H.'beroepen werd te Genderen, bleek toen de ziekte van den zendeling Huijsing al van dien aard te zijn, dat hij niet te Batavia kon blijven? Een ontkennend antwoord volgt. Nog wordt de vraag gedaan: Was het niet beter, dat Haan naar Batavia en Huijsing naar de binnenlanden was gegaan: a. wijl Huijsing liever, zooals hij altijd zeide, onder de Heidenen wilde werken, b. wijl Haan beter met het Maleisch op de hoogte was en geschikt tot opleiding van inlanders? Antwoord: De Zendingscommissie heeft ook dat overwogen, maar zij bleef toch bij hare meening. Zij behield Huijsing liever te Batavia. Op de opmerking van een vierden spreker: Haan heeft een dubbel tractement verlangd om terug te gaan naar Java's hoofdstad en dit betreur ik voor het prestige onzer Zending, luidt het antwoord: dat heeft H. niet gedaan, hij heeft alleen op den feitelijken toestand gewezen. Het is niet gebleken, dat de Zending er scha bij lijdt onder ons volk. Indien men Haan met vrij wat hooger salaris had moeten terugzenden, dat zou veel ongunstiger indruk in de gemeente veroorzaakt hebben. Er is ook gezegd, dat de Zendingscommissie kon gewacht hebben tot de Synode met Haan beroepbaar te stellen, om dan haar te laten oordeelen. Maar ofschoon de Commissie alles wil en kan openleggen, zij vooral moet ook een mate van vertrouwen hebben. De Vergadering neemt het medegedeelde voor kennisgeving aan en stapt van dit punt af. Art. 183. Nu volgt de vraag: Had de Zendingscommissie bevoegdheid om Haan te ontslaan ? Een lid der Zendingscommissie antwoordt: De Zendelingen hebben hetzelfde radikaal als elk leeraar onzer Kerk, maar hun wordt een ander werkkring aangewezen, dien ze zonder toestemming der Commissie niet verlaten mogen. N.-Brabant erkent de bevoegdheid der Commissie in dezen, maar* vraagt: In welke gevallen is het geraden tot zulk een stap over te gaan? De Voorzitter antwoordt: dat kan onmogelijk nader beschreven worden, althans van te voren niet. Bij de verklaring: de Zendingscommissie moet tot zulke verplaatsing van het zendingsveld naar de Kerk hier te lande niet overgaan dan alleen in het belang der Zending, moeten wij het laten. Hierin drukt hij het oordeel der Synode uit. ACHTTIENDE ZITTING. Vrijdag 28 Augustus, nam. 4—8 uur. Art. 180. Ds. R. Mulder laat zingen Ps. 146:4, 't Is de Heer, wiens alvermogen enz. en gaat de Vergadering voor in het gebed. Art. 181. Ingevolge letter B h der Agenda: De Synode welcke de gemeenten op om voortaan telken jare ook voor Israël een collecte te houden en besluite dat de Commissie met minstens twee leden versterkt worde, en in verband met het in de vorige zitting vastgestelde, gaat de Synode over tot verkiezing van nog twee leden der Commissie voor de Zending onder Israël. Gekozen worden de" B.B. predikanten J. van Andel en J. W. A. Notten. Voorts wordt bij acclamatie bepaald, dat dit Synode-jaar van de drie oude leden der Commissie geen zal aftreden. De Commissie bestaat nu uit de B.B. predikanten A. H. Gezelle Meerburg, E. Kropveld, J. van Andel, J. W. A. Notten en den ouderling K. de Geus. Het eerste lid van B h was door de Commissie ingetrokken. Abt. 182. De Synode komt terug op de vraag B f: Deed de Zendingscommissie wèl met br. Haan niet weder naar Indie' te zenden? De Zendingsdirector geeft prae-advies en antwoordt op de opmerkingen en bedenkingen, die gemaakt zijn. Op de opmerking, dat br. Haan, krachtens zgn ervaring in zendingszaken, alleen meer doen kan dan twee of drie min ervaren zendelingen, zegt hij: De Commissie moest rekening houden met de zwakte der echtgenoote van br. Haan; met de plaats, die H. moest worden aangewezen; met het groot aantal zijner kinderen, en in verband daarmede met de groote kosten, aan zijne terugzending naar Batavia verbonden. Hij licht deze punten een voor een toe en laat het klemmende er van uitkomen. De Zendingscommissie is dan ook door de genoemde punten geleid om br. Haan beroepbaar te stellen voor het Vaderland. Dattrbij komt, dat wij naar het oordeel der Commissie aan de beide hoofdstations, die wij te Batavia en te Soerabaia bezitten, genoeg hebben. En Haan naar de binnenlanden met zooveel kinderen te zenden, moet toch ook zeer bezwaarlijk heeten. Abt. 184. Hierop volgt de vraag: Heeft de Zendingscommissie recht tot beroepbaarstelling? Agenda B d 1. Antwoord: op het woord beroepbaar stellen drukke men niet. Het is niet juist gekozen in deze materie. Beroepbaar gesteld worden behoefde Haan niet. Elk, die het radikaal van Evangeliedienaar heeft, is in den gewonen weg beroepbaar. Morgen aan den dag kunnen ook Huijsing en Delfos beroepen worden. Maar de Zendingscommissie moet toestemming geven tot het aannemen van een beroep in 't moederland. Dit en niets meer heeft de Zendingscommissie met het beroepbaar stellen van br. Haan bedoeld. Abt. 185. Waarom heeft de Zendingscommissie het steenen kerkje te Meester-CornéUs niet aanvaard? (B d 3 der Agenda.) Deze vraag komt nu ter tafel. Ook na het antwoord in het verslag wil Z.-Holland met anderen gaarne weten, of men de werkzaamheid van Kwitang niet naar Meester-Ce-melis kon verleggen, daar het kerkgebouw te Kwitang toch zoo slecht is. Waarom kan dat niet? De Commissie, luidt het antwoord, kan niet treden in de voorstellen van br. King, waaronder ook behoort, dat er wekelijks in de Nederlandsche taal gecatechiseerd en om de veertien dagen gepredikt moest worden. Daarbij komt, dat de afstand te ver is. Kwitang is van het eerste station 10 a 15 minuten sporens verwijderd. Den weg derwaarts moet men eerst te voet gaan, dan sporen en te Meester-CorneUs moet men weer een eind loopen. Wil men den afstand geheel te voet afleggen, dan heeft men daartoe twee uren noodig, en dat gaat in het tropisch klimaat niet. Eindelijk kan het niet, omdat' te Kwitang reeds iets is, te Meester-CorneUs niets dan een naakt gebouw. Alles wat te Kwitang met groote opoffering verkregen werd zou men gevaar loopen te verliezen, terwijl men afwachten moest, of te Meester-Cornelis wel iets in plaats gekregen zou worden. Een der Prae-adviseurs vraagt: Zou men nog niet te MeesterCornelis kunnen werken en met de Schotsche Commissie onderhandelen? De kerkeraad van Kwitang heeft geantwoord: onze leeraar trede er Zondagsavonds op. De morgendienst moet bepaald te Kwitang blijven. Men zou kunnen zien of de kerkeraad er bovendien nog iets kan doen. Zou men er dan, herhaalt de vrager, geen inlandschen helper met weinig kosten kunnen plaatsen. Antwoord: Het kerkgebouwtje was vroeger verhuurd voor staatsschool, had veel geleden en is nu, naar sommigen meenen, in andere handen. Z.-Holland verklaart met het ontvangen antwoord voldaan te zgn. . Abt. 186. Nu komt de vraag: Mocht men Van Alphen wel in dienst nemen, zonder hem een officiëele zending te geven, eene zending door een officiëele Vergadering van leeraars en ouderlingen? Is niet de Zendingscommissie slechts eene Commissie van bestuur? Moet de macht van ordenjng, die nu bij de Zendingscommissie is, niet bij eene andere kerkvergadering komen? Te meer nog, omdat aan de Zendingscommissie nooit ordening, maar slechts onderzoek is opgedragen. Een discussie over dit punt ontspint zich. De Zendingscommissie antwoordt: Wij zgn een kerkelijk lichaam en niet louter eene Commissie van bestuur. De Synode heeft als hoogste kerkelijke Vergadering het recht van zending, dat overgedragen is aan de Zendingscommissie, wier leden elk door de Provinciale Vergadering gekozen zgn. Een der Prae-adviseurs zegt, dat de lastgeving volgens art. 4 D. K. moet geschieden in eene vergadering, waar ouderlingen en diakenen aanwezig zijn. Hiertegen merken anderen op, dat men op zulk een wijze over-presbyteriaal wordt. Wij staan op den presbyterialen bodem ook als Synode, en de Synode, die samengesteld is uit leeraars en ouderlingen en de geheele Kerk vertegenwoordigt, draagt de ordening en uitzending aan de Zendingscommissie op en doet de ordening in 't midden van eene onzer gemeenten plaats hebben. Abt. 187. De Synode besluit in deze materie: a. dat men deze vraag naar kerkeraad, Classis en Provincie terugzende, overmits ze wel door een Prae-adviseur, maar door geen der Provinciën hier is ter tafel gebracht; 6. Tevens zal aan kerkeraad, Classis en Provincie de vraag worden voorgelegd: Op welk een wijze kan een zendeling onzer Kerk, die uit de neidenwereld terugkeert, in de Kerk m het moederland beroepbaar gesteld worden? Abt. 188. De vraag van N. Brabant B f, boven afgeschreven, wordt nu aan de orde gesteld. De afgevaardigden dier Provincie geven toelichting. Br. Delfos heeft b. v. een gemeentetje gesticht: gaat op die wijze de zendeling niet te veel in den herder en leeraar op? Namens de Zendingscommissie antwoordt een harer leden: Soerabaia en Kwitang vormen een overgang tot de heidenwereld. Zij zijn een tweede Antiochië, een' uitgangspunt. Vandaar dat onze zendelingen met Europeanen, Gemengden en Heidenen te doen hebben. Zij moeten dus ten deele heidenzendelingen, ten deele leeraars, ten deele schoolonderwijzers zfln. Abt. 189. De vraag wordt door een der afgevaardigden gedaan: Worden de krachten van den zendeling in dat tropisch geweest niet té veel gebruikt, ja verbruikt door den arbeid onder de Europeanen? Volgens een broeder, die vele jaren in Indië geweest is, besteedde Haan 8/io van zijn kracht en tijd aan de Europeanen. En onze zendeling Huijsing heeft steeds de vrees gekoesterd, van niet genoeg zendeling onder de Heidenen te zullen zijn. Een lid der Zendingscommissie antwoordt: met alle respect voor dien broeder is het toch de groote vraag, of hij wel een goed begrip heeft van onze kerkelijke Zending, die met helpers onder de inlanders werkt. Zij werken als partikuliere vereeniging. De persoonlijkheid van den zendeling-leeraar geldt hier veel, doch de aard van den arbeid is pas genoemd en komt telkens in 't verslag der zendelingen uit. Wanneer voor onze zendelingen de toegang tot de hospitalen en gevangenissen geopend wordt, dan kan men hun toch niet verbieden ook daar het woord des levens te brengen. — De Zendingsdirector merkt op: Onze arbeid staat in Indië niet ongunstig. Twee vrije gemeenten staan daar reeds tegenover de staatskerk. Ook in Indië moeten wij als Christ. Geref. Kerk optreden. Er moge eenig gevaar zijn en het zoeken van een derde Antiochië beslist te mijden, toch mogen wij onze roeping als Kerk tegenover de Europeanen niet uit het oog verliezen. Zeeland zegt: onze Provincie heeft ook slechts vragenderwijs op het gevaar gewezen. Een ander spreker herinnert nog aan het eerste en degelijke referaat over kerkelijke Zending. Ten slotte wordt dit voorstel aangenomen: De Synode er op lettende: a dat de arbeid onder de Heidenen niet wordt nagelaten, en b dat de Commissie telkens "bij de zendelingen op dien arbeid nadruk legt, oordeelt op den ingeslagen weg te moeten voortgaan. Abt. 190. B. a en c der Agenda komt nu in behandeling. De Prov. geeft aan de Synode in overweging om de Buitenl. Zending zuiniger te behandelen in dien zin, dat met dezelfde gelden meer worde gedaan. (Friesland). De Synode wekke de Commissie voor de Buitenl. Zending op om hare uitgaven zooveel mogelijk te beperken. (Utrecht). Friesland en Utrecht geven toelichting. Bij die toelichting wordt op de groote uitgaven gewezen. Onder meer wordt gevraagd, of onze Zendelingen per l8*e en 2de klasse naar Indië reizen? De zendelingen zijn dure mannen. De Doopsgezinde zendelingen gaan met een zeilschip en schijnen 't ook toelichting blijkt, dat onze zendelingen, wanneer zij in het moederland terug komen en nog arbeiden kunnen, alsdan voor de Binnenl. Zending gebruikt worden. De Synode oordeelt, dat de Zendingscommissie dit ad notam moet nemen. Buiten- en Binnenl. Zending behoeven niet tegenover elkander te staan, maar kunnen hand aan hand gaan. Abt. 193. De vraag op de Agenda: (B d z) Waarom is zendeling Van Alphen niet teruggekeerd naar Soemba? wordt beantwoord met: D. V. zal hij eerlang derwaarts keeren. Abt. 194. De tijd voor deze zitting bestemd, is weder vervlogen. De Vergadering zingt Ps. 86:5, Al de Heidnen, door Uw handen, enz. dankt bij monde van Ds. Gispen den Heere voor zijne hulpe, geheel deze week genoten, en gaat, zoo de Heere wil, tot Dinsdagmorgen uiteen. NEGENTIENDE ZITTING. Dinsdag 1 September, voorm. 9—1 uur. Abt. 195. Weder samengebracht, zingt de Vergadering Ps. 25:10, Hoed mijn ziel en red ze uit nooden, enz. en beveelt zich in den gebede aan den zegen des Heeren aan, waarbij Ds. Wagenmakeb de mond is. Abt. 196. Afwezig zijn de BB. Ouderlingen: Dekkee uit Groningen, Hoekees uit Friesland, Geeets uit Drenthe, Olthoff uit N.-Holland, van den Boom uit N.-Brabant en Den Boee uit Zeeland. Olthoff, v. d. Boom en Den Boee met kennisgeving. Aet. 197. Eenige secundi vervangen de plaats der primi. Voor Ds. van Anken zit Ds. Noordbwiee, voor Ds. van Gooe zgn collega A. Bbink. Ouderling Radema vervangt P. Viebsen, Ouderling j. Post zit voor W. Kolkert. Allen betuigen instemming met de Formulieren van Eenigheid. Art. 198. De Prae-adviseur, Doe. Wielenga, is weder tegenwoordig. Art. 199. De Notulen der zittingen van Woensdag, Donderdag en Vrijdag (gedeeltelijk) worden vastgesteld. Art. 200. Ds. J. H. Schoenakers moet de Vergadering verlaten ter oorzake van ongesteldheid. Rij hoopt, zooals hij zegt, tegen morgen weder tegenwoordig te zgn.*) Art. 201. Aan de orde wordt gesteld D c der Agenda: Be Provincie vraagt uitlegging van art. 50 der Dordsche Kerkorde. (Friesland.) Friesland geeft toelichting, waaruit blijkt dat verklaring verlangd wordt van het woordeke „uit". Wij lezen in dat artikel: Tot dezë (Nationale Synode) zullen twee dienaren en ouderlingen „uit" elke particuliere Synode afgezonden worden. De vraag is: heeft dit woordeke „uit" locale beteekenis en wil het zeggen uit de tegenwoordig zjjnde leden der vergadering of heeft het causatieven zin en moet' het opgevat worden „door" de vergadering. ,Eèn der Docenten geeft prae-advies. Volgens het gewone begrip, zegt hij, zijn alle predikanten en ouderlingen benoembaar voor de Synode. De Classis vaardigt af naar de Provincie, diei in hare schatting het geschiktst zijn, de Provincie doet hetzelfde naar de Synode. Maar het artikel bedoelt z. i. afgezonden uit de tegenwoordig zijnde leden der vergadering. Een ander Prae-adviseur merkt tegen deze exegese op, dat de practijk der vaderen er mede in strijd is. Op de Synode te Dordrecht 1618 en 19 waren zelfs predikanten uit andere Provinciën. In discussie gebracht, zijn velen er voor om niets te stipuleren, geene nadere verklaring van het woordeke uit te geven. Wg hebben 50 jaren achter ons en over dit artikel is nooit moeite geweest. Beperken van het woordeke is niet geraden. . *) Die hoop heeft zich niet verwezenlijkt. Genoemde Broeder is ernstig ziek geworden en in zijn logies te Hillegaertsberg op Maandag den 7den September overleden. Men late kerkeraden en Classes geheel vrij. Dat is het ook juist wat Friesland verlangt. Een enkele stem verheft zich nog voor de exegese van den Prae-adviseur met verwijzing naar art. 41 D K en art. 34 van 1578. Twee voorstellen worden ten slotte tegen elkander in stemming gebracht. Het eene wil beperken, het andere ruimte laten. Voorste] 1. De Synode oordeelt liet woordeke „uit" zóó te moeten opvatten, dat alleen de afgevaardigden eener mindere vergadering naar een meerdere afgezonden mogen worden. Voorstel 2. De Synode spreekt naar aanleiding van de vraag van Friesland D c als haar gevoelen uit, dat voor onze meerdere kerkelijke vergaderingen ook de predikanten en ouderlingen kunnen benoemd worden, die van de mindere vergadering geen leden waren. Het tweede voorstel vereenigt 32, het eerste 2 stemmen op zich. Voorstel 2 is dm aangenomen. Art. 202. D g der Agenda wordt door den Voorzitter aan de orde gesteld: De Synode verklare de beteekenis van het woord gemeente" in art. 96 der Synode van Utrecht en in art. 238 der Synode van Zwolle. (Friesland.) De afgevaardigden van Friesland geven toelichting, waaruit blijkt, dat een concreet geval verklaring van het woord „gemeente" doet vragen. Een in Amerika afgezet predikant spreekt binnen het ressort van zekere gemeente onzer Kerk. Dit doet hij met toestemming van den kerkeraad dier gemeente. Een naburige gemeente en ook de Classis maakt daartegen bezwaar en vraagt het oordeel der Synode. Moet het woord gemeente in genoemde artikelen opgevat worden in den zin van gemeentelijke samenkomst, kerkgebouw, of in den geographischen zin van burgerlijke gemeente? dat is de vraag. Een der Docenten, prae-advies gevende, zegt: Bedoelde persoon mag niet prediken, want hij is afgezet. Maar niemand kan hem verhinderen als een broeder tot broeders te spreken. Als predikant mag hg zich nergens aanstellen. Met dit oordeel stemt een ander Prae-adviseur in. Wat bedoelde persoon niet is dat mag hij zich niet vertoonen. Maar meent een kerkeraad, dat een lid gaven heeft en laat hij het toe ergens te spreken, niemand kan dien kerkeraad dat recht betwisten. De Voorzitter leest art. 96 Utrecht en 238 Zwolle en zegt: de vergunning, dat leden voorgaan, ziet niet op afgezette predikanten. Die vallen buiten de termen. Een derde Prae-adviseur wijst er op wat aanleiding gaf tot de bepaling in art. 238 Zwolle. Men heeft willen voorkomen dat afgezette predikanten ergens optraden. Het woord „gemeente' moet genomen worden in den meest uitgestrekten zin van het woord. Nergens waar ook mag een afgezet predikant optreden onder de auspiciën van den kerkeraad. Hij adviseert der Synode om het woord gemeente in den ruimsten zin van het woord te nemen. Met dit advies vereenigt zich de Synode. Abt. 203. Ter behandeling legt de Voorzitter aan de Synode voor D o der Agenda: De Synode besluite, dat attestatiën van vertrokken lidmaten naar een andere gemeente, indien zij niet binnen zes maanden ingeleverd zijn, vervallen worden verklaard. (N.-Holland.) N.-Holland geeft toelichting. De termijn, zegt het, van een jaar en zes weken is te lang. Zes maanden is lang genoeg. De Provincie waagt eene nieuwe poging om 't artikel in haar zin gewijzigd te krijgen. Een der Docenten praeradviseert, den raad inhoudende om aan den wensch van N.-Holland te gemoet te komen, maar met bijvoeging: „tenzij er buitengewone omstandigheden zijn." In de discussies blijkt, dat sommigen voor, meerderen tegen het inkorten van den termijn zijn. Gelezen wórdt wat in Utrecht ter zake besproken en besloten is. Voor zeer' enkele gevallen eene nieuwe bemaling te maken achten velen niet raadzaam. Men moet niet te veel haast maken, noch den indruk geven, dat men gemakkelijk van de gemeente af kan. Een jaar en zes weken is stereotiep. Ieder weet van dien termijn. Over de kerkeraden heen eene nieuwe bepaling te maken is niet geraden. Een enkele wil den termijn met zes weken verkorten, een ander naar omstandigheden handelen, maar gaandeweg wordt duidelijker, dat de meeste broeders niet voor inkorting van den termijn zijn. Het voorstel N.-H. wordt in stemming gebracht en vereenigt tien stemmen op zich. De termijn van een jaar en zes weken blijft. Abt. 204. Na het zingen van Ps. 116:10, Ik zal Uw' naam met dankerkentenis enz. sluit Oud. Blankenbeeg deze zitting met dankgebed. TWINTIGSTE ZITTING. Dinsdag 1 September, nam. 4—9 uur. Abt. 205. De Vergadering zingt Ps. 122:3, Dat vrede en aangename rust, enz. en vraagt bij monde van Ds. Bulens om den zegen des Heeren. Abt. 206. De ouderlingen, die in de morgenzitting absent waren, zgn nu allen met uitzondering van Olthoff tegenwoordig. De primus Ds. van Goob neemt de plaats van zijn secundus A. Bbink weder in. Abt. 207. De Synode komt terug op bet Protest. van P. v. d. Gbup (zie art. 166). De Commissie van Rapport deelt mede, dat de zaak in geschil, waarover adressant sprak, niet ontvankelijk zou ziin, wijl hij opgehouden heeft lid te wezen, ware het niet, dat adressant zich beklaagde over zijn royement, zeggende, dat dit geschied is, zonder dat hij ooit is vermaand, na zun wegblijven uit de kerk. De Rapport-Commissie is van oordeel, zoo deze bewering van adressant juist is, dat de zaak hier wel behoort. De vraag is dus, of de kerkeraad hem voor zijne schrapping vermaand heeft. Een der pastores loei antwoordt bevestigend en biedt der Vergadering het getuigenis aan van onderscheidene tegenwoordig zijnde kerkeraadsleden. Op deze getuigenissen willen sommige broeders het protest dadelijk voor niet ontyankeluk verklaren. Anderen willen het opnieuw naar de Commissie van Rapport verwijzen, en haar opdragen de notulen van den kerkeraad te raadplegen'. Nog anderen merken op, dat men op verkeerden weg komt. Adressant heeft eene nieuwe zaak in het debat gebracht, nl. klacht over zijne schrapping als lid. Met deze zaak had hij eerst naar de Classis en, zoo hij daar met voldaan of overtuigd werd, naar de Provincie moeten gaan. Daarom kan deze kwestie hier niet ontvankelijk zjjn. Na het medegedeelde levert de Commissie. van Kapport een voorstel in, de strekking hebbende om de zaak hier voor niet ontvankelijk te verklaren. Dit wordt tegenover een voorstel in stemming gebracht, dat de kerkeraadsnotulen wil raadplegen. Het voorstel der Commissie wvrdt met alle stemmen op twee na aangenomen en het protest voor niet ontvankelijk verklaard. Abt. 208. In behandeling komt D n en u der Agenda. De Synode droge hare Commissie op om eene herziene en vermeerderde uitgave der Algemeene Bepalingen onzer Kerk te bezorgen. (N.-Holland.) De Synode voege aan de Algemeene Bepalingen de latere door de Synode gemaakte toe. (Zeeland.) Beide Provinciën geven toelichting. N.-Holland zegt, dat er volgens sommigen behoefte aan was om naar tijd en omstandigheden de Kerkorde te wijzigen. Anderen wilden of durfden dit niet. Hieruit is het voorstel, zooals het op de Agenda staat, geboren. De Voorzitter vindt goed om dadelijk er bij te nemen D h en w der Agenda: De Synode vermindere, vermeerdere en lichte toe de artikelen der D. Kerkorde, zoodat wij een Kerkorde verkrijgen overeenkomstig den toestand en de behoefte onzer Kerk (Friesland). De Synode benoeme eene Commissie tot herziening van verscheidene bepalingen der Dordsche Kerkorde en samenstelling van een handboekje, bestaande uit de naar de tegenwoordige behoeften der Kerk, overeenkomstig Gods Woord aangevulde en gewijzigde bepalingen der vroegere Gereformeerden Synoden. Biervan worde een concept aan alle kerkeraden gezonden om, na bespreking ook op de Classicale en Provinciale Vergaderingen, op de eerstvolgende Synode te worden vastgesteld (N.-Brabant.) Friesland eenige toelichting van zgn voorstel gevende, wjjst er op, dat tal van artikelen der Dordsche Kerkorde niet kunnen gehouden worden en dat vele artikelen metterdaad niet nageleefd worden.- Het wil de artikelen, die niet meer gelden of gehouden worden, laten wegvallen en latere bepalingen, die gemaakt zgn, opnemen. Herziening der Kerorde alzoo. Abt. 209. . Hierbij behoort het voorstel der Classis Sneek. (Zie art. 133 dezer Handelingen.) De Commissie van Rapport ^Rapporteur Littooij) zegt, hoe dit voorstel hier komt. Door de Prov. Vergadering van Friesland is het niet overgenomen om het ter Synode te brengen. Zoo brengt het de Classis Sneek dan eigener beweging hier. Zich niet willende verloopen in algemeene beschouwingen en redeneeringen, legt de Classis eenvoudig den feitelijken toestand bloot en wijst op een vijftal bijzonderheden die zij met verwijzing naar desbetreffende artikelen in eenige» min of meer breede uiteenzetting toelicht. Die bijzonderheden zijn deze: 1. In de vigeerende Kerkorde zgn onderscheidene artikelen, die niet behoeven gehouden te worden. 2. In de vigeerende Kerkorde zgn eenige artikelen, die niet kunnen gehouden of zonder bezwaar afgeschaft worden. 3. In de vigeerende Kerkorde zijn vele artikelen, die niet gehouden worden, (hetzij geheel of gedeeltelijk) schoon zg' nooit afgeschaft of gewg'zigd zijn. 4. In de vigeerende Kerkorde zijn onderscheidene artikelen, die reeds verklaard, vermeerd of verminderd zgn. 5. Door de Synode zijn sedert 1836 reeds nieuwe bepalingen' gemaakt, die in de Kerkorde niet gevonden worden. Aan het slot van haar voorstel weerlegt adressante reeds bij voorbaat eenige der meest gewone bezwaren, die tegen zulk eene herziening ingebracht worden, als daar zgn: a. Een herziening zou allicht onrust in de gemeente teweeg brengen. 6. Wij moeten eerbied hebben voor den arbeid der Vaderen. c. Wij zijn reeds aan het herzien. d. Het is een te veel omvattende taak en onze Kerk bezit niet de daarvoor benoodigde degelijke krachten. e. Wij moeten wachten met herziening, totdat alle Gereformeerden in den lande één zullen zgn. Abt. 210. Friesland maakt er attent op, dat in de conclusie verschil is tusschen de Classis Sneek en de Provinciale Synode van Friesland. Sneek wil eene nieuwe Kerkorde. Friesland eene herziening van de bestaande. Abt. 211. Nu lichten de afgevaardigden van N. Brabant hun artikel op de Agenda 'toe. Bg' die toelichting blijkt, dat eene meerderheid der Prov. Synode was voor den inhoud van 't Agendaartikel, een minderheid er tegen. De meerderheid zegt, dat de uitnemende artikelen van Docent de Cock in de Bazuin aanleiding hebben gegeven tot het ter sprake brengen van dit punt. Zou, zoo vraagt zij, herziening niet wenschelijk, niet geoorloofd zijn? Zij wijst op art. 86 der D. Kerkorde en herinnert dat ook vroegere Synoden dit en dat artikel vermeerderd of verminderd hebben. Herziening is noodig zelfs, omdat er vele artikelen in de Kerkorde zgn, die niet gehouden worden, die niet hunnen gehouden worden. Eerbied voor de Kerkorde eischt herziening; voor beroering is thans geen vreeze meer, en door 's Heeren genade is het alleen onze Kerk in ons land, die de hand aan net werk kan slaan. De minderheid beschouwt de zaak anders. Het recht tot herziening der Kerkorde wil zij niet betwisten. Art. 86 geeft het ons. Maar het is de vraag, of dit voorstel hier wel behoort. die van Wezel. Wat hebben onze Vaderen gedaan ? Telkens hebben zij de Kerkorde vermeerderd en verminderd. Was men zoo voortgegaan, wij zonden thans eene andere Kerkorde hebben. In 1837 herzagen wij de Kerkorde ook. Het was een onschuldig werk, ofschoon er veel ellende uit werd geboren. Wat kan ons verhinderen thans de hand aan het werk te slaan? Wij moeten toch eene Kerkorde hebben, die aan onze tegenwoordige behoefte voldoet. Zal er onrust, beroering door ontstaan? Dan zou ik het voorstel van N.-Brabant ontraden en doen gelijk in Engeland, waar men geene enkele bepaling afschaft, maar er telkens nieuwe aan toevoegt. Nu geeft de Voorzitter aan den derden Prae-adviseur het woord, die, zooals hij zegt, kort kan zgn. Het recht tot herziening der Kerkorde heeft de Synode ongetwijfeld. Was er in 1621, drie jaren na Dordt, weer Synode geweest, men had zeker Dordt hier en daar gewijzigd b. v. art. 53. In 1837 heeft men zich niet vergist in het recht tot herziening, maar ten vorigen jare was besloten: wij houden ons aan de Kerkorde. De herziening was een daad van onvoorzichtigheid. Thans heeft men het gevaar van toen niet te vreezen. Maar de groote vraag is: hoe ver moeten wij gaan? Niet zoover als het voorstel van N.-Brabant gaan wil. 'tls thans de gewenschte tijd niet om met het samenstellen van eène nieuwe Kerkorde te beginnen. Het veranderen van de Kerkorde staat in veler schatting gelijk met het veranderen der Belijdenis. Wat wij thans doen moeten is het onderzoek der Kerkelijke bepalingen te vergemakkelijken. Spreker verklaart een werkje onder handen te hebben, dat eene nieuwe uitgave der Dordsche Kerkorde zal bevatten, terwijl bjj elk artikel gevoegd zullen worden de bepalingen, die later gemaakt zijn, en achteraan de bepalingen, die niet behooren tot een of ander artikel, alle in behoorlijke orde. Hij ontraadt de Synode het radikale voorstel van N.-Brabant aan te nemen. De vierde Prae-adviseur krijgt het woord. Hij verklaart niet te durven adviseeren tot herziening der Kerkorde met latere bepalingen tot een bundel van Kerkrecht. De tijdsomstandigheden ontraden het. Moeten wij dan niets doen? Van de vnf kerkelijke geschillen waren er tot hiertoe vier, die voortvloeiden uit gebrek aan helderheid, uit onbekendheid met onze beginselen en bepalingen. Greene herziening der D. Kerkorde, maar een uitgave van een bundeltje kracht van wet hebbende bepalingen moeten wij hebben en dat rubriekmatig op deze wijze: 1. De Dordsche Kerkorde (artikelen, die nog van kracht znn.) 2. Daaronder de nieuwe bepalingen met andere letter. 3. De aanleiding, die tot het maken van nieuwe bepalingen heeft geleid — omdat misverstand, zooals nog gisteren bleek, licht uit onbekendheid met de aanleiding tot het maken van eene bepaling ontstaat — met nog kleinere letter. Doen wij dat, dan gaan wij vooruit en wij stooten niemand. De vyfcle Prae-adviseur wil niet over de verschillende voorstellen spreken, maar alleen over het verst-reikende, dat van N.Brabant, dat als 't ware eene nieuwe Kerkorde verlangt. Eigenaardig is het, dat in 1837 N.-Brabant ook het initiatief nam tot herziening der Kerkorde. Thans weer. De historie heeft geleerd, dat het maken van een nieuwe Kerkorde geen gemakkelijk werk is. Men komt met beginselen in aanraking. In 1837 zgn eerst zes artikelen gemaakt over de Kerk, en toen nog zes, die de beginselen der Kerkorde betroffen. Men kon het over de principia niet eens worden. Men zij voorzichtig. Allerlei vraagstukken komen bij het maken van een Kerkorde in aanmerking ï». v. de verhouding tusschen Staat en Kerk, doopleden enz. De principia moeten belichaamd worden in verschillende bepalingen en er is verschil in zienswijze over de principia. En hebben wij wel studie genoeg gemaakt van het Kerkrecht? Mijn collega zelf zal gaarne erkennen: het werkje dat ik onder handen heb, is geene Kerkorde uit de principia. Laat ons afwachten, totdat wij het handboekje, dat in de maak is, hebben. Er zjjn nog heel wat dingen, die ons nog niet volkomen helder ziin. Licht zal er verschil in eigen boezem ontstaan, 'tls waar wg zijn soms wel eens in de war, maar dat is zoo erg niet. De behoefte aan een nieuwe Kerkorde is nog niet gebleken. De Synode trede niet in het verzoek van-N.-Brabant, maar vervnlle den wensch van N.-Holland, eene herziene en vermeerderde uitgave der Algemeene Bepalingen "onzer Kerk. De zesde Prae-adviseur deelt niet de vrees der beide laatste sprekers. Een Kerk moet den moed hebben om waar te zgn. Herziening in den zin van afwijking van Dordt bedoelt niemand. Maar wg handelen niet ernstig met de Kerkorde. Volgens haar moet het Avondmaal om de twee maanden gevierd worden. Ook is het samenstel onzer Kerkvergaderingen niet Dordsch. Deze Synode is zelfs geene Synode naar de uitspraak der Kerkorde. Zij bevat afgevaardigden uit vijf Provinciën, die te klein zijn. Dordt had groote, wij kleine Classes. Toch biedt het treden in 't verzoek van N.-Brabant overwegend bezwaar. Wat die Provincie vraagt is een verbazend, een reuzenwerk. Er mocht dan wel eene aparte Synode voor samenkomen. Onrust is tot nog toe niet geopenbaard; het is zelfs al te rustig. Zullen wij dan niets doen? Ja wij moeten weten, waar wij aan toe zijn. Wg moeten eene Kerkorde geven. Om een begin daarvan te krijgen, hebben wij tot voorlichting van de Kerkeraden enz. eene uitgave van de Dordsche Kerkorde noodig, waarin de onderscheidene artikelen zijn aangewezen naar de beteekenis, die zij nog hebben voor de Kerk in dezen tijd. Wat N.-Holland verlangt dient in elk geval opgevolgd te worden. In de uitgave, die het verlangt, kunnen opgenomen worden de Reglementen van Zending, Weduwenkas, Kerkvisitatie, Kerkelijke goederen enz. Die reglementen behooren bij elkaar in een bundeltje. Art. 213. Nu worden de discussies geopend. Enkele sprekers herinneren nog aan de jammeren, die in 1837 uit de herziening der Kerkorde zijn ontstaan en raden tot voorzichtigheid. Het maken van een Kerkorde, die alle ■ bepalingen bevat, is onmogelijk. Wij kunnen met de D. Kerkorde nog wel regeeren. De meeste sprekers, van welke sommigen zich bij den eenen, sommigen bij den anderen Prae-adviseur aansluiten, willen niet wat N.Brabant, wel wat N.-Holland en wat Zeeland verlangt. — De Voorzitter stelt een voorstel aan de orde, dat, hoopt hij, de discussies verkorten zal. Het is in den geest van N.-Holland en Zeeland. Completeering der Algemeene Bepalingen met opneming der verschillende Reglementen, dit blijkt duidelijk, verlangen bijna allen. Met genoegen is tevens vernomen,^ dat een der Docenten de bewerking van eene nieuwe uitgave der D. Kerkorde met de Algemeene Bepalingen onder handen heeft met dien verstande, dat die ar-, tikelen — zie ons grondreglement — welke door omstandigheden des tijds niet in toepassing gebracht kunnen worden, met eene andere letter worden gedrukt. Het volgende voorstel wordt nu gelezen en aan de bespreking overgegeven: De Synode oordeelt het om vele redenen thans niet wenschelijk te treden in het voorstel van N.-Brabant en Friesland, maar draagt aan de Synodale Commissie op de Algemeene Bepalingen aan te vullen met de besluiten, tot dusver genomen, en met de verschillende reglementen. Voorts acht zij niet ondienstig de uitgave van de in gebruik zijnde artikelen der D. Kerkorde met dien verstande, dat de artikelen, die door den tijd in onbruik geraakt zijn, met andere letter aangewezen worden. Op het laatste gedeelte van dit voorstel wordt een amendement ingediend. Het wil lezen: artikelen der D. Kerkorde, die vanwege de veranderde tijdsomstandigheden niet kunnen toegepast worden of uit kracht van ons standpunt als Vrije Kerk zijn vervallen of in onbruik geraakt. Dit amendement wordt met 27 tegen 11 stemmen verworpen. Nu wordt het voorstel in stemming gebracht. Eerst alinea 1 en 2. Aangenomen met 35 tegen 2 stemmen. Daarna alinea 3. Aangenomen met 31 tegen 7 stemmen. N.-Brabant en Friesland hadden inmiddels hunne voorstellen ingetrokken. Het voorstel der Classis Sneek is in alinea 1 van het voorstel begrepen. Abt. 214. Een der Prae-adviseurs brengt de vraag in het midden, of het artikel in de Algemeene Bepalingen Titel III 2, bijjven moet, hetwelk vordert, dat de Kerkorde door leeraren en ouderlingen onderteekend worde. Zijneerw. stelt voor dit artikel te schrappen en het niet in de nieuwe editie, door de Synodale Commissie uit te geven, op te nemen. Als motief voor dit voorstel voert hg aan, dat dit artikel nooit nageleefd is en niet nageleefd kan worden, daar het in de Gereformeerde Kerk nooit geëischt is de Kerkorde te onderteekenen. Het voor en tegen van dit voorstel wordt overwogen. In stemming gebracht wordt het met 24 tegen 14 stemmen verworpen. Abt. 215. De Vergadering gaat nu in comité. De Notulen der beide comité-vergaderingen worden gelezen en vastgesteld. Abt. 216. Het comité is weder opgeheven. Abt. 217. De Synode komt in openbare vergadering terug op F b der Agenda: (Zie art. 92.) Wat is de oorzaak, dat geene volledige uitvoering is gegeven aan art 203 der Synode 1882? Uit de toelichting bleek, dat N.-Holland het oog heeft op alinea 2, aldus luidende: Tevens, verlangt de Synode, dat hij daarvoor (voor het wachtgeld) zijne krachten wjjde aan het Weekblad de Bazuin. Het vraagt nu: wat is de reden, dat ZEw. dat niet doet? De Vergadering besloot eene Commissie van drie leden te benoemen om met den oud-Docent te spreken. Thans gaat de Synode tot de benoeming van die Commissie over. Verkozen worden de BB. J. van Andel, J. v. d. Linden en H. Beukee. Secundi zgn: W. H. Gispen, A. Littooij en J. F. Bülens. Abt. 218. Aan E. Kbopveld, die nu tien jaren als Secretaris-Penningmeester der Commissie de Zending ODder Israël met ijver en toewijding gediend heeft, is eene gratificatie van f 100.00 toegekend, voor welk bink van erkentelijkheid Zijneerw. gevoeligen dank heeft betuigd. Art. 219. De Curatoren der Theol. School hebben besloten met het oog op de vermeerdering der gezinnen van HH. Docenten te bepalen, dat voortaan, te beginnen met het vierde kind en zoo vervolgens, voor elk kind een tegemoetkoming van vijftig gulden jaarlijks zal worden toegestaan, tot tijd en wijle dat kind den twintigjarigen leeftijd zal hebben. Deze maatregel zal ook van toepassing zijn op het huisgezin van den Heer Mulder. Voor dit besluit vraagt- het Curatorium de approbatie der Synode. Met acclamatie wordt die approbatie gegeven. Art. 220. Het is reeds negen uur geworden. Ds. B. de Jong sluit deze zitting met dankgebed. EENENTWINTIGSTE ZITTING. Woensdag 2 September, voorm. 9—1 uur. Art. 221. Oud. J. v. d. Bijl laat zingen Ps. 95:1, Komt, laat ons samen Isrels Heer enz. en gaat de Vergadering voor in gebed. Art. 222. Aan de BB. Noordtzij en Nederhoed richt de Voorzitter het verzoek of zij de rekening (jezer Synode in orde willen brengen. Beide BB. verklaren zich daartoe ten volle bereid. Art. 223. De Notulen van Vrij dagnamiddag en van de beide zittingen van gisteren worden vastgesteld. Art. 224. Ds. H. Beuker leest voor het Rapport der Commissie in zake Pastor H. Röther en de Freie Evangelische Kirche Deutschlands, (vergel. art. 98) sluitende met het volgende advies: 1°. De Vergadering vernomen hebbende den benarden toestand van de „ Freie Evangelische Kirche Deutschlands", waarin ze door de zeer willekeurige handeling en door de veranderde gedragslijn van haren stichter gekomen is, geve aan den kerkeraad van Görlitz den raad om van heel deze historie en van den daaruit voortvloeienden nood mededeeling te doen aan de Commissie voor de Jodenzending der Vrije Kerk in Schotland, met de vraag: wat een kind moet aanvangen, dat voor korten tijd het licht aanschouwde, en zich nu hulpeloos alleen ziet gelaten. 2°. Dat de Vergadering de gemeenten onzer Kerk dringend verzoeke deze jonge zuster ter hulpe te komen. 3°. De Vergadering spreke uit, dat het haar wenschelijk voorkomt, dat de Vrije Kerk in Silezië en Bohemen met de OudGereformeerde Kerk in de Graafschap Bentheim en in OostFriesland in nadere betrekking komen. Art. 225. Naar aanleiding van dit Rapport worden eenige vragen gedaan, nadat Ds. Beuker een kleine statistiek van Röthers gemeente gegeven heeft. Vr. Waarom wilde Pastor Röther zijne mededeelingen niet in eene publieke Vergadering doen? Antw. Omdat veel den heer E. geldt, dien hg persoonlijk de grootste achting toedraagt, maar van wien hij toch een en ander zeggen moest, dat hij niet gaarne ter publieke kennis zag komen. Wat hij van E. zeide was echter waar. Vr. Laat de Schotsche Kerk de gemeente van Röther los? Antw. De Schotsche Kerk heeft met die gemeente als zoodanig nooit iets te maken gehad. Vr. Heeft de gemeente van Röther ook een Behjdems? Antw. Ja, den Westminsterschen Catechismus. Vr. Is het hoor en wederhoor genoeg tot zijn recht gekomen ? Antw. Van wederhooren is natuurlijk geen sprake. Wij hoorden alleen Pastor Röther, niet den heer E. Wij gaan uit van de onderstelling, dat de mededeelingen van R. juist zijn. Vr. Maar begint men dan niet te vroeg met collecten? Antw. Het lijdt geen twijfel of Röthers rapport is juist. De gemeente kan geholpen worden en zij moet het", zal ze niet te gronde gaan. Hieraan voegt een andere spreker toe: wij moeten die gemeente op staanden voet helpen. Tegen haar hebben wij geen grief. De moeite met E. kan geen beletsel zijn. Vr. Moeten wij ook rekening houden met andere Zusterkerken, met de O. Geref. Kerk in Pruisen en de Belgische Zendingskerk? Antw. Wij moeten het eene doen en het andere niet nalaten. Als om de twee jaren eene collecte voor de gemeente van Röther gehouden werd, gelijk dit ten aanzien van de O. Geref. Kerk bepaald is, zou zij gebaat zijn. Vr. Hoe zit eigenlijk de zaak? Wat is er tusschen R. enE.? Ds. Beuker releveert het een en ander uit het Rapport der Notulen in comité. Vr. Zijn Röther en Balzar ook gescheiden? Antw. R. staat op dat oogenblik met zijne gemeente geheel op zich zelf. Vr. Worden er ook pogingen aangewend tot vereeniging dier beide gemeenten? Antw. Ik zou het wel denken. Art. 226. Aangaande de aangelegenheid van Pastor Röther en die Freie Evangelische Kirche Deutschlands besluit de Synode, dat zij zich, wat punt 1 en 3 betreft, vereenigt met hét advies der Commissie in art. 224 genoemd; het verzoek in punt 2 bedoeld stelt ze echter in handen der Synodale Commissie, welke zal zien öf er, en zoo ja, welk een antwoord er uit Schotland komt, om dan naar bevind van zaken te handelen. Art. 227. De Belgische Zendingskerk, zegt de Voorzitter, vraagt van ons mannen en geld. Wat moeten wij doen? Onze predikanten zgn beroepbaar, maar geld? Laten de Broeders uit België overkomen en hun toestand hier bekendmaken, zegt de een. Dan moeten wij hun openhartig zeggen: zooals gij dat vroeger deedt: nu eens bij de Hervormden dan bij ons bevalt het in onze gemeenten niet, zegt een ander. De Synode bevele den grooten hnantiëelen nood onzer Zusterkerk aan onze gemeenten aan, en de S. Commissie doe dit door middel van de Baznin, zegt een derde. Bit laatste wordt aangenomen. Art. 228. In behandeling komt nu E e g der Agenda: e. Be Synode oordeele of kerkelijke personen nl. Predikanten of Docenten wel leden mogen zijn van den gemeenteraad, Staten Provinciaal en Generaal. (Overijsel.) g. De Synode, lettende op Titel XXV, 2 der Algemeene Bepalingen onzer Kerk, spreke een votum van afkeuring uit over Docenten en leeraren onzer Kerk, die zich candidaten laten stellen voor de Tweede Kamer, Provinciale Staten of gemeenteraden. (N.-Brabant.) Overijsel en N.-Brabant lichten hunne respectieve voorstellen toe. Overijsel zegt: Een Classis bracht dit voorstel op onze Provincie en de Provincie nam het over om het ter Synodale tafel te brengen. Wij hebben bezwaar vooral met het oog op art. 91 der grondwet, dat het lidmaatschap onvereenigbaar verklaart met de bedienaren van den godsdienst. Wg vragen: Is het candidaatstellen van een predikant niet in strijd met dat artikel? Bovendien, wordt hij gekozen en neemt hij zijne benoeming aan, hij doet dan afstand van zijne roeping, en gaat van het kerkehjk op het politiek gebied over. Mag dat? Staat de godsdienst niet boven de politiek ? Wat de Docenten betreft, dit slaat vooral op den gemeenteraad. Er is toch veel werk voor te doen, —- loopt het dan niet op schade uit voor de Theol. School? En wordt het aan één Docent toegestaan, dan kan het ook aan de anderen niet geweigerd worden, maar indien nu eens meerderen lid werden van den gemeenteraad? En behouden ook zij het radikaal niet, al hebben zij geene plaatselijke gemeente? De Synode moge oordeelen. N.-Brabant zegt: Wij kunnen nu kort zijn. Al die overwegingen hebben ook ons geleid. Wij hebben ons aangehaakt aan de Algemeene Bepalingen Titel XXV, 2. Daar wordt het aan ieders geweten overgelaten. De Synode stelde het dubieus. Dat mag niet. De grondwet sluit bedienaren van den godsdienst uit. Waarom mogen zij geen leden zijn? Om invloed uit te oefenen ? Neen. Zij moeten of het een of het ander aanvaarden. En past het voor onze leeraren, den eenen dag een degen op zij, den anderen een toga om te hebben? De Synode spreke een votum van afkeuring uit. Wij werken, merkt een ander afgevaardigde van N.-Brabant op, om de banden tusschen Kerk en Staat los te maken, en onze predikanten zullen die twee telkens vereenigen, dat gaat niet. Abt. 229. Prae-advies wordt ingewonnen. De eerste Prae-adviseur is het met Overijsel en N.-Brabant eens. Hij kan het noch met de eerlijkheid noch met de grondwet .rijmen, dat genoemde kerkelijke personen leden worden van die staatkundige lichamen. De liberalen durven hun ambt opgeven; wij rekenen met onzen godsdienst anders. Rome beweert twee sleutels te hebben; Schaepman kan dus wel kamerlid worden. Ons standpunt verbiedt het. Met het oog op de omstandigheden kan hjj het lid zijn ook niet wettigen. Daniël was aan net hof, maar wij hebben thans andere tijden. Spreker zou in onzen tijd alleen naar de Tweede Kamer of naar den gemeenteraad kunnen gaan, als de Synode het hem opleide. Onze nazaten zullen zeggen als zij lezen: een Zendingsdirector in de Tweede Kamer en een Docent in den gemeenteraad, wat waren die broeders in de war! Wij hebben al onze krachten noodig voor den Evangeliedienst en kunnen geen twee bedieningen van geheel ongelijken aard vervullen. Calvijn wilde zich ook niet m den dienst van den Staat begeven. Spreker herinnert eindelijk aan het schriftwoord: Zeg aan Archippus: zie op de bediening, dat gij die vervult; — doet men dit in den gemeenteraad en in de Tweede Kamer? Hij komt tot de slotsom: onze leeraars en Docenten doen kwaad, zijn oneerlijk, handelen in strijd met Gods Woord, als zij leden worden van gemeenteraad of Tweede Kamer. De tweede Prae-adviseur begint met te herinneren, dat wij dit punt vro eger ook al op onze Synoden besproken hebben. Het resultaat was: iéder moet weten wat hi) doet. Art. 14 der D. K. vooronderstelt, dat het onderlaten van den dienst voor een tijd toch gebeuren kan, maar niet zonder advies van den kerkeraad. Dr. Kutpeb stond het eerst voor het feit. Spreker ried hem aan het lidmaatschap der Tweede Kamer aan te nemen. Bij gelegenheid van Donnebs benoeming hebben wij gezegd: aannemen, except Van Velzen en King. Omstandigheden kunnen het raadzaam maken. Is dat nu nuttigheidsbeginsel of iets van dien aard? Zoo noemen wij het, maar in christelijken zin. Principieel is spreker het met zijn collega, die voor hem het woord voerde, eens; zij blijven leeraren. Maar in onzen tegenwoordigen tijd kan een leeraar of Docent zich geroepen gevoelen het lidmaatschap van een staatkundig lichaam te aanvaarden. In de grondwet is een leemte. Als men maar geen gemeente of parochie heeft mag men kamerlid worden met behoud van het radikaal. Staat het vrij een lidmaatschap aan te nemen, dat is de vraag? Ieder raadplege met zijn geweten wat hij voor God doen moet. Wat deed Gboen in 1857? Hij ging om zekere zaken voor zeker doel naar de Kamer. Dat kan een predikant ook doen, b. v. om de finantiëele banden los te maken van de Kerk aan den Staat. De derde Prae-adviseur krijgt het woord. Hij stond verwonderd over N.-Brabant, dat blijkens de toelichting de vereeniging van staatkunde en godsdienst voor de leeraren niet wil toelaten. Had N.-Brabant zich willen gelijk blijven, het had het ook tot de ouderlingen en diakenen moeten uitbreiden. Wat de zaak betreft, het Grondwetsartikel kan uitgelegd worden, zooals de eerste Prae-adviseur het deed. Doch later is het door de Kamer verklaard, en dan zijn de Docenten en ook de Zendingsdirector vrij. Wat de kracht aangaat, welk evangeliedienaar houdt zich zoo geheel aan zijn ambt? Ieder heeft er iets bij: boerderij, fabriek, oesterteelt, werken voor de pers enz. Lndt het werk er niet onder, geen kerkeraad mag dan zeggen: gp moogt niet. Aan de gewetens der individuen moet het al of niet kunnen worden overgelaten. De Kerk mag hare Docenten niet binden. Mag een leeraar, die een gemeente heeft, zich candidaat stellen? Hij mag niet zelfstandig beslissen, maar moet eerst volgens art. 12 D. K. zijn Classis vragen. Docenten en Zendingsdirector, die geene gemeente hebben, hebben daar niets mêe noodig. De vierde Prae-adviseur, het woord gekregen hebbende zegt: laat ons drie kwesties goed onderscheiden. Vooreerst de kwestie, welke houding heeft de christen aan te nemen in den revolutionairen Staat? Dat is, zegt de Kerk, aan ieders geweten overgelaten en thans- niet aan de orde. Ten tweede de accidenteele kwestie: Hoe staat het met een Docent en Zendingsdirector, die in den dienst der Kerk zijn? Schieten zij te kort in hnn ambt, .de Kerk moet toezien. Wat den Zendingsdirector aangaat, moet de Zendingscommissie, wat de Docenten betreft, het Curatorium beslissen. Ten derde de principieel e kwestie: Mag een dominé lid der Tweede Kamer zijn? De grondwet sluit hem uit. Wat verstaat men door bedienaren van -den godsdienst? Iemand, die zitting neemt, zegt ipso facto: ik ben geen bedienaar van den godsdienst meer. Hoe moeten wij het artikel in de grondwet opvatten? Iemand, die in werkelijken dienst is? Het volgende artikel bewijst, dat de wetgever het oog gehad heeft op het radïkaal. Thans vat men het anders op. van een verklaring "dpor de IIe Kamer weet spreker niets af. De practijk der dienstvaardigheid verklaart. De liberalen beschouwen het ambt van evangeliedienaar als eene betrekking, maar een leeraar, die zitting neemt in de Tweede Kamer zegt ipso facto: ik ben geen bedienaar van den godsdienst meer. Hij kan een goed christen zijn, maar hij mag niet doopen, avondmaal bedienen, bevestigen enz. Nu komt de vijfde Prae-adviseur aan het woord. De accidenteele kwestie laat hij rusten. Op de principiëele: Is het eerlijk dat een bedienaar van den godsdienst zitting neemt in den gemeenteraad? enz. gaat bij in en wel in verband met de grondwettige bepaling. De Schrift zegt: „Alle ziele zij aan de machten, over haar gesteld, onderworpen, want daar is geen macht dan van God." Het woord macht beteekent hier gezag, wetgeving. Onderwerping aan de macht geldt ook voor de beteekenis door den grondwetgever aan het artikel toegekend. Er is gesproken van onvereenigbaar. Welke beteekenis heeft dat? De vorige spreker zeide: eerst later is men tot een andere zienswijze gekomen. Dat is niet waar. Tijdens de discussie over de wet is gezegd, dat men zich houden zou aan de Memorie van Toelichting. Hieraan heeft men zich te onderwerpen. De wetgever moet zelf verklaren wat de uitdrukking bedoelt. Hij wil niet dat iemand tegelijk aan het hoofd eener gemeente en lid der Tweede Kamer zal zijn. Dat is de intentie van den grondwetgever. Een concreet geval drong tot verklaring. Een Indisch predikant werd verkozen tot lid der Tweede Kamer. Een koninklijk besluit sprak uit: het grondwetsartikel is niet van toepassing op een emeritus-predikant. Waarom niet? Omdat hij geen gemeente meer heeft: Dit is later ook telkens zoo uitgevoerd. Doch al ware er afwjjking, dan nog gaat de beschouwing van oneerlijkheid niet door. Eene grondwet moet naar de natie omgebogen worden, niet omgekeerd. Wat zegt de grondwet van het armbestuur? Het is een voorwerp van aanhoudende zorg der Regeering. Toch heeft de gewone wetgever de organieke wet veranderd. Dat is eene ombuiging der grondwet. De gewone wetgever is de bevoegde macht, door God gesteld, om over de gevallen te oordeelen. Toen ik verkozen werd als lid van den gemeenteraad, beb ik gezegd: ik ben Docent, en toch heeft de raad mij toegelaten. Heb ik nu iets verzwegen? Niet de Synode, maar de raad had hier te oordeelen. Dat was de daarvoor gestelde macht. De Synode zou een verkeerden zet doen, als zij besloot op grond van het grondwetsartikel. Separatisme kennen wij hier niet. Staat en Kerk zijn geene tegenstellingen. Het staatkundig gebied, is niet uit den duivel. Het leven van zijne staatkundige en godsdienstige zijde staat onder 't koningschap van Christus. Staat en Kerk zijn twee machten die naast, niet tegenover elkander staan. Dit is het leidend beginsel, dat spreker aanneemt. Hij is in den gemeenteraad even goed in dén dienst van den Heere Jezus, als op den katheder. De benoeming heeft hij conditioneel aanvaard in onderwerping aan het Curatorium. Hij adviseert om bij de bepaling der Dordsche Kerkorde te blijven. De Synode moet alleen uitspreken, de respectieve machten moeten beslissen. Wat deden de Dordsche vaders? Zij lieten het oordeel over aan de gestelde machten. Alle Kerken hebben zich van een generaal besluit onthouden. Dat doe ook onze Kerk, zij oordeele over de voorkomende gevallen. Het woord wordt gegeven aan den Zendingsdirector. Hij heeft na het woord van den vorigen spreker niet veel te zeggen. Wat die spreker zeide is historisch. Het vaak genoemd grondwetsartikel is nader toegelicht door de koninklijke besluiten en de Tweede Kamer. Zelfs Schaepman is toegelaten met slechts één stem tegen. Wat de zaak betreft, is de Synode de onfeilbare uitlegster der grondwet? In de nieuwe grondwet is het geheele artikel weggelaten, dat doelt op emeriti-predikanten of geestelijken. Maar afgedacht van dat artikel sta de vraag: mag een predikant lid zijn van de Tweede Kamer enz ? Antwoordt de Kerk ontkennend, dan plaatst zij zich op het standpunt der Wederdoopers en Darbysten. Kalvijn is genoemd. Niemand heeft zich meer met de politiek bemoeid dan hij. In Geneve was eene zuivere theocratie. Scheiding van Kerk en Staat is onze leus. Maar die scheiding kan toch nooit absoluut doorgevoerd worden. Dan wordt de Staat een onheilig gebied en moet men alles nalaten, zelfs de verkiezingen. De vraag wordt dus alleen: wil de predikant of Docent, die benoemd wordt, zich onderwerpen aan zijn naaste besturen? Met hen heeft hjj te rekenen. Van oneerlijkheid mag geen sprake zijn. Spreker behoefde, toen hij verkozen was tot kamerlid, niet eenmaal te zeggen, wat hip' was. Uitgesloten zijn de predikanten, die een eigen gemeente hebben van openbare betrekkingen, die tot den Staat behooren. Spreker verklaarde: ik ben Zendingsdirector van de Buitenl. Zending der ChristeHjke Gereform. Kerk. Was hij dat niet? De Zendingscommissie Ket het aan hemzelven over, of hij de benoeming wilde aanvaarden. Wat doen de christenen in andere landen? Stöckeb b. v. is na zijn lidmaatschap van den raad zelfs predikant te Berlijn gebleven. Be laatste Prae-adviseur verlangt en krijgt het woord. Nu punt 1 en 2 uit het debat gelicht zijn, zegt hij, verliest het veel van zijne belangrijkheid. Met het grondwetsartikel nebben wij eigenlijk niets te maken. Wij behoeven niet vaderlijk te zorgen, dat de grondwet goed uitgevoerd worde. Maar de vraag is: maakt het oelang der Kerk en de aard van het ambt het geraden zitting te nemen in den gemeenteraad of in de Staten-Generaal en Provinciaal. Z. i. is er nog al onderscheid tusschen gemeenteraad en Provinciale en Generale Staten. De eerste bemoeit zich met allerlei kleine bezigheden. Een magistraat en volksvertegenwoordiger zijn ook niet gelijk te stellen. De kwestie verandert, als, een gemeenteraadslid ambtenaar wordt van den Burgerlijken stand. Dat een evangeliedienaar volksvertegenwoordiger wordt, is niet ongeoorloofd. Spreker kan zich best voorstellen, dat een evangeliedienaar den wensch bij zich voelt opkomen: kon ik in de Tweede Kamer eens getuigen in naam der Kerk. En nu de kwestie om den Christus gaat, wie kan beter de geestelijke zjjde in het licht stellen dan een dienaar des Evangelies? Het kamerlid doet dan mondeling wat deze Synode schriftelijk doet. Maar de Kerk mag eischen van hare dienaren: gij moogt geen enkel deel van uw dienst staken, gij zijt en blijft evangeliedienaren, ook al zijt gij in de Tweede Kamer. Prediking en sacramentsbediening behoort tot uw ambt. Als spreker voor de Tweede Kamer verkozen werd, zou hij ronduit zeggen: ik blijf predikant. Dat zou eerst heel wat sensatie maken, maar men zou toch toegeven. Spreker eindigt met te zeggen: principieel bezwaar voor den evangeliedienaar om in de Tweede Kamer zitting te nemen heb ik niet, wel om lid te zgn van den gemeenteraad en van de Provinciale Staten. Abt. 230. Na deze belangrijke prae-adviezen wordt het punt aan de discussie overgegeven. De eerste spreker wil slechts een wenk aan de Vergadering geven. Zij blijve bij het bepaalde in 1866, en late het aan ieders geweten over in hoever hij deel neemt aan staatkundige betrekkingen. Op de vraag, of wjj dan den weg niet openlaten voor willekeur, antwoordt hij: neen. Art. 12 der D. Kerkorde biedt waarborg inde bepaling: tenzij om groote en gewichtige oorzaken. De Synode late het oordeel aan de Classis over en beslisse niets. Mocht eene Classis eens verkeerd handelen, dan komt de Synode voor een concreet geval te staan. Totnogtoe is aan een beslissende uitspraak geene behoefte. te verwisselen met een andere betrekking, ook al geeft een Classis vrijheid; deels op het gevaar dat'onze beste mannen naar de Kamer gaan verhuizen; deels weder op het wenschelijke, dat bekwame woordvoerders in de Tweede Kamer onze beginselen bepleiten en getuigen tegen veel kwaad en onrecht. Art. 231. De tijd voor deze zitting bestemd is verstreken, meer dan verstreken. Zonder te zingen brengt de Synode bij monde van Ds. Meerburg den Heere dank voor den in deze zitting genoten zegen. TWEEËNTWINTIGSTE ZITTING. Woensdag 2 September, nam. 4—8 uur. Abt. 23k Ouderling G. Brink laat zingen Gebed des Heeren Vs. 3, Uw koninkrijk koom' toch, o Heer! enz. en gaat de Vergadering voor in gebed. Abt. 233. De discussies over het vereenigbare van leeraar of Docent en het lidmaatschap van gemeenteraad of Tweede Kamer worden voortgezet. Bij het reeds ingekomen voorstel worden vier nieuwe voorstellen aangeboden en de Voorzitter verzoekt om vooral met het oog daarop het woord te voeren. Wjj kunnen niet aldoor met dit Agenda-punt ons bezig houden. Twee der voorstellen, en wel de radicaalste, zijn door twee onzer Praeadviseurs, drie door leden der Synode ingediend. Van deze drie wordt een niet ondersteund, en de beide andere tot één voorstel vereenigd. Voorstel 1. Na breede en grondige discussies besluit de Synode, dat met de aanvaarding van het lidmaatschap der Staten Generaal, der Provinciale Staten en van den gemeenteraad onder de tegenwoordige grondwet ipso facto het radicaal van de bediening des Woords vervallen is. Voorstel 2. De Synode oordeelt, dat in den regel geen Docent noch leeraar lid van een gemeenteraad of andere politieke vergadering behoort te zijn. Indien evenwel van dezen regel zal worden afgeweken, zal de Classis, bygestaan door eene Commissie van de Provinciale vergadering hierover oordeelen. Zie art. 12 Dordsche Kerkeordening. Voorstel 3. De Synode' na alles gehoord te hebben is van oordeel, dat met het oog op de artt. 12 en 14 der Dordsche Kerkorde het niet op haren weg ligt om een oordeel uit te spreken over kerkelijke personen nl. predikanten of Docenten, die lid zijn van den gemeenteraad, Staten- Provinciaal en -Generaal of zich daarvoor kandidaat laten stellen, en meent, dat dit met betrekking tot de predikanten aan de Classis en wat aangaat de Docenten en Zendingsdirectoren aan de Curatoren en aan de Zendingscommissie moet worden overgelaten. Over deze voorstellen wordt nu nader gesproken. Ieder licht het zijne toe en beveelt het aan. De eerste voorsteller zegt: ik doe mijn voorstel met huivering, maar alleen het heilig houden van het leeraarsambt tegenover de revolutionaire theoriën, dringt mij er toe. In onzen tijd wischt men alle scheidingslijnen uit tusschen het heilige en het onheilige. Volgens de meening van den Staat zitten m de Tweede Kamer geene bedienaren van den godsdienst, naar de meening der Kerk wel. Hiertegen nu komt juist de voorsteller op. Het heilige moet heilig worden gehouden. De tweede voorsteller wil zoo ver niet gaan als de eerste. In den regel is 't niet geoorloofd, dat genoemde kerkelijke personen leden van politieke vergaderingen zijn, dit alleen moet, wil hij, de Synode uitspreken. Bij afwijking moet de Classis oordeelen. De derde voorsteller wil niets naders door de Synode beslist hebben, maar blijven bij 't bestaandeIn de verdere gedachtenwisseling blijkt, dat het eerste voorstel weinig sympathie vindt, dat er meer stemmen voor het tweede opgaan en dat het derde de meeste kans heeft van aangenomen te worden. In stemming gebracht wordt het eerste voorstel verworpen met 34 tegen 4 stemmen. Het tweede voorstel heeft 14 stemmen voor, 24 stemmen tegen zich. Het derde voorstel] wordt met 23 tegen 15 stemmen aangenomen. Abt. 234. Een paar punten, den doop betreffende, wenscht de "Voorzitter nu aan de orde te stellen. Het eerste punt komt onder D s op de Agenda voor: De Synode adviseere, of de doop door den heer v. S. bediend, als wettig moet erkend worden. (Zeeland.) Uit de toelichting, door Zeeland gegeven, blijkt, dat de heer v. S. geordend is dtfof Ds. Wedemeijee, dat deze afgezet is door de Oude öeref. Kerk, en dat die afzetting nooit herroepen is. Ouders, die kinderen hadden, door v. S. gedoopt, gaven hunne begeerte te kennen om zich bij eene van onze gemeenten onder de Classis Bergen op Zoom aan te sluiten. Zoo kwam de vraag, of de doop hunner kinderen voor een wettigen doop kan gehouden worden. De Classis Bergen op Zoom legde die vraag voor aan de Provincie. De Provincie antwoordde: niet wettig. De Classis Walcheren had met dat antwoord geen vrede en achtte den doop om aangegeven reden wel wettig. De Provincie Zeeland bleef bij haar oordeel, maar besloot om het advies der Synode te vragen. Een der Docenten prae-adviseert. Hij zegt, dat die zaak ui 't breede te Zwolle besproken is, art. 35, en adviseert om den do"öp, door v. S. bediend, voor wettig te houden. Aan de discussie nemen enkele broeders deel. De uitkomst is* dat sommigen de broeders van Zeeland eenvoudig willen verwijzen naar art. 35 Zwolle, anderen van oordeel zgn, dat er geen termen bestaan om den doop voor ongeldig te verklaren, nog anderen oordeelen, dat wij niets kunnen zeggen. Met het gehoorde is Zeeland tevreden en neemt zijn vraag terug. Abt. 235. Het tweede punt is het laatste onder letter D. De Synode spreke uit, dat alleen de leden der gemeente gerechtigd zijn de vragen van het Formulier des Doops te beantwoorden. (N.Brabant.) N.-Brabant, gelijk uit de toelichting blijkt, wil een positieve uitspraak, dat alleen de leden, die belijdenis deden, mogen antwoorden. Een der Docenten, om prae-advies gevraagd, doet eenige vragen aan N.-Brabant, om tot helderheid te komen over het punt. Hij adviseert er tegen. Er zgn nog te veel in onze Kerk, die hiertegen bezwaren zouden hebben. Het is gevaarlijk op eens dien knoop door te hakken. — N.-Brabant zegt: wij kunnen de mondigheid der doopleden niet erkennen. Zij zijn even onmondig als het kind, dat gedoopt wordt. Hiertegen wordt opgemerkt: wij hebben geene uniformiteit en zoo lang er nog verschil is moeten wij met de kerkelijke verhoudingen rekenen. Laten wij het aan de verschillende kerkeraden overlaten. Een ander broeder zegt: als wij 't voorstel van N.-Brabant aannamen, zouden wij enghartiger zijn dan onze Dordsche Vaders blijkens art. 57 der D. K., terwijl uit Groningen en Friesland stemmen opgaan, die de aanneming van het voorstel sterk ontraden. De eisch zou vernietigend werken. Gewezen wordt eindelijk op het oordeel van Voetius in zijn „Politica" die zegt, dat er anderen dan leden kunnen zijn bij den doop, zelfs het rechtzinnig zijn in de leer wordt niet geëischt voor familieleden. Een voorstel om bij het oude te blijven wordt met 31 tegen 7 stemmen aangenomen. Abt. 236. Aan de orde wordt gesteld D t der Agenda: De Synode spreke uit, dat het eene. verloochening van ons kerkelijk bestaan en mitsdien strafbaar is, wanneer een lid onzer Kerk zijn of haar huwelijk in de Nederd. Serv. Kerk. ook al geschiedt het geheel overeenkomstig het huwelijksformulier, laat inzegenen. (Zeeland.) Zeeland licht zijn voorstel toe. Het staat niet goed, zegt het, op de Agenda. Ook al moet worden wanneer. Een concreet geval gat aanleiding tot het brengen van dit punt op de Synode, 't Bezwaar zit hierin, dat tweemaal persoonlijk gevraagd wordt: belijdt gij voor God en deze zijne heilige gemeente enz. Trouwt nu een lid onzer gemeente in de N. H. Kerk en antwoordt het bevestigend, dan verloochent het ons kerkelijk bestaan. De Synode keure dit af en spreke het censurabele van zulke gedragingen uit. Het prae-advies wijst er op, dat een onzer Synoden dit gedrag reeds afgekeurd heeft. Wij moeten echter onderscheid maken. Te veroordeelen is het als de bruidegom, niet te veroordeelen, ten minste niet te straffen, is het, als de bruid het doet, omdat zij het hoofd niet is. Een ander Prae-adviseur zegt: onze geheele Synode veroordeelt het, maar mag er de kerkelijke tucht op toegepast worden? Voorondersteld, wij waren in Schotland, waar drie kerkelijke gemeenten in eenzelfde stad zijn, zouden wij dan censureeren? Hij adviseert geen algemeen besluit te nemen, maar het aan. de kerkeraden over te laten. Een derde Prae-adviseur wil de jonge menschen van te voren ernstig waarschuwen, maar doen zij het toch niet censureeren. Vooral in onze dagen moeten zij op het gevaar van gemengde huwelijken opmerkzaam worden gemaakt. Een vierde Prae-adviseur wil van het onderscheid tusschen bruid en bruidegom in deze materie niets weten. Hierin is man noch vrouw. Ook de bruid heeft volle verantwoordelijkheid. Men zorge toch ons standpunt niet vlottend te maken. Toch wil ook hij niet censureeren. De Synode adviseere met het oog op Zeelands bezwaar aan de jonge leden vooraf te zeggen: als gij uw huwelijk in de Herv. Kerk laat inzegenen, dan zijt gij ook geene leden meer. Een vijfde Praeadviseur merkt op: in de praktijk is allicht de bruid het hoofd, daarom wil hij de onderscheiding van den eersten Prae-adviseur niet. Overigens wordt de genoemde vraag gedaan met het oog op het huwelijk, niet om den zin, die er in ligt. Men zegt er niet mede, dat de Herv. Kerk de heilige gemeente is. De formule heeft veel van hare beteekenis verloren, sinds het burgerlijk huwelijk verplichtend is. Een diaken wierp mij eens voor: bewijs mij, dat de huwelijksinzegening Bij beleen is. Ik kon geen bepaalden tekst er voor aangeven, en hij weigerde zich te laten inzegenen. Drie a vier maanden na zijn huwelijk liet hij het toch doen. — ln de discussie komt uit, dat het voorstel van Zeeland weinig of geen bijval vindt. Wel waarschuwen tegen de huwelijksinzegening in de Herv. Kerk, niet censureeren, is het algemeen oordeel dër broeders. Getuigen tegen de gemengde huwelijken, die een ramp voor onze Kerk dreigen te worden, bevelen vele sprekers aan. Ten slotte wordt het voorstel Zeeland verworpen. Abt. 237. D k komt nu ter tafel. De Synode kome terug op hetgeen zij heeft bepaald in 1879 te Dord, recht, in 1882 te Zwolle, omtrent het gebruik en misbruik van sterken drank. (Gelderland.) Wij zijn er al weer, zegt Gelderland, met ons verzoek. En wij staan nu alleen, geen andere provincie heeft een voorstel op de Agenda. De drankzonde velt hare duizenden slachtoffers. Van de honderd krankzinnigen zijn het er vierenveertig door het misbruik van sterken drank. Van de honderd zelfmoorden ■vijfenveertig. Drie onzer predikanten zijn sinds de vorige Synode het slachtoffer van die zonde. Gelderland komt tegen het gebruik op, omdat het tot misbruik leidt. Laat ons door woord en daad getuigen en ter wille van anderen het gebruik nalaten. En laat deze Synode uitspreken, dat kerkeraadsleden geen drankverkoopers of branders mogen zijn, noch dat leden, die drankslijters zijn, mogen worden aangenomen. Hoe luidt het prae-advies? Het raadt aan om met dit punt den tijd niet verder zoek te brengen. Gelderland moest hier met zijn verzoek niet teruggekomen zgn om er de Vergadering opnieuw mede bezig te houden. Wil men er over schrijven en het volk bearbeiden, goed. Maar men houde er hier geene verdere discussie over. Anders oordeelt een tweede Prae-adviseur. Die is blijde dat Gelderland het weer ter tafel brengt. Druppels water hollen steenen uit. — De Voorzitter vraagt: heeft de Synode behoefte op het bepaalde te Zwolle terug te komen? Een klein incident houdt een oogenblik het ontkennend antwoord tegen. Daarna wordt het gegeven en het voorstel Gelderland met 23 tegen 13 stemmen verworpen. Over punt 1 oordeelt de volgende Synode, en wat punt 2 aangaat: alle protesten moeten ingezonden zijn op den dag van de opening der Synode. Art. 255. Het Reglement op het beheer der kerkelijke goederen wordt aan de orde gesteld. De Commissie over die zaak rapporteert bij monde van haren President, Doe. S. van Velzen. De wijziging van art. 2 van het grondreglement, zegt hjj, is vrij eenparig aangenomen door de gemeenten. Naar 't oordeel van den Minister biedt het geen bezwaar, dat zeer enkele gemeenten in de wijziging niet toegestemd hebben. Hij stelt voor aan de Regeering kennis te geven, dat de wijziging van dat artikel aangenomen is. De Vergadering keurt dat goed. Bedoelt artikel luidt nu aldus: Stemgerechtigd zjjn alle manslidmaten der gemeente, die belijdenis afgelegd hebben en niet onder censure staan en, wat de stoffelijke belangen betreft, ook zij, aan wie door sommige gemeenten stembevoegdheid is toegekend. Art. 256. Wat het Reglement op het beheer betreft, gaat de Rapporteur voort, is, eenig verschil bij de Commissie. De meerderheid stelt voor het Reglement, te Dordrecht 1879 reeds goedgekeurd, dadelijk rond te zenden aan de gemeenten en hare instemming te vragen. De Minister achtte het voldoende, als maar alle kerkeraden hunne instemming betuigden, maar de Commissie oordeelt anders. Zij wil het reglement aan al de kerkeraden toezenden; die kunnen dan stemgerechtigde lidmaten oproepen en hun oordeel inwinnen. Zoo komen wjj alles te weten. Misschien zullen er gemeenten zjjn, die difficulteferen, die bezwaar hebben in de aanneming van het Reglement, vreezende een strik om den hals te krijgen, maar het moet toch tot een einde komen. Wanneer alle gemeenten zich uitgesproken hebben hetzij voor hetzij tegen de aanneming moet aan de Regeering kennis gegeven worden, welke gemeenten nog niet zjjn toegetreden. Het Reglement is schoon. Misschien zullen later de weigerende gemeenten toetreden. De Commissie wil niemand dwingen. Akt. 257. Het Reglement, door de Synode te Dordrecht aangenomen wordt nu in zjjn geheel voorgelezen. Zie art. 181 Dordrecht. De overgangsbepaling wordt in verband met art. 7 van 't Reglement afzonderlijk besproken. Zij luidt: Dit Reglement treedt in werking voor zooverre en terstond nadat het door de gemeenten bij besluit der meerderheid (art. 7) is goedgekeurd. Van dit besluit wordt door den kerkeraad aan de Synodale Commissie schriftelijk kennis gegeven en door beiden in hunne Notulen aanteekening gehouden. Na kennisgeving aan de Regeering — volgens de wet van 10 Sept. 1853 (Staatsb.ad N°. 102) — alzoo uitgevaardigd. De vraag van een der leden: moet een en ander niet notariëel geschieden? wordt ontkennend beantwoord. Abt. 258. Zal het Reglement dadelijk ter overweging gezonden worden aan de gemeenten? Die vraag wordt nu besproken. De meerderheid der Commissie wil terstond uitvoering geven aan hetgeen reeds te Dordt 1879 werd besloten. De minderheid — één lid slechts — wil nog uitstellen, wil eerst een en ander nog eens goed onder de oogen zien. Er zijn toch bezwaren, zegt ze, en 't is noodig die te hooren. Bezwaren tegen het Reglement in 't algemeen en tegen enkele artikelen hi 't bijzonder. a. Tegen het Reglement in 't algemeen. Wordt dit Reglement aangenomen, dan komt bij de kerkelijke, geestelijke banden een nieuwe, een finantiëele band. Door de finantiëele eenheid worden de gemeenten verbonden gehouden en dit kan aanleiding geven, dat de finantiëele band de andere banden overvleugele. Wjj zijn bang voor hiërarchie in de toekomst. De kerkbesturen kunnen bij aanname van dit Reglement de hand leggen op de kerkehjke goederen. Aan de andere zijde vreezen wij ook weer voor separatisme. Een deel der gemeente kan, als er geen Reglement is, met de goederen gaan strijken, zooals te Rjjssen gebleken is. Wat weegt nu het zwaarste? Er bestaat 'bij ons eene neiging om de macht te concentreeren. In Schotland handelt men evenals het Reglement bepaalt. Maar daar worden de kerken gebouwd uit algemeene fondsen. Voor de klip van separatisme is te vreézen, maar wij zgn banger voor de klip der hiërarchie. Wij willen de macht laten bij de individueele gemeenten. b. Tegen enkele 'artikelen in 't bijzonder. Er zgn uitdrukkingen in 't Reglement, die naar hiërarchie rieken. In art. een b. v. staat: Elke gemeente der Chr. Geref. Kerk als zoodanig door het bevoegd kerkbestuur naar de vigeerende kerkorde erkend, is eigenares harer goederen in fondsen. Op het eenmaal ingenomen standpunt kan het niet anders. Maar de autonomie der gemeente loopt gevaar. De gemeenten der Nederd. Herv. Kerk zijn gebonden door den finantiëelen band. Het Classicaal bestuur legt de hand op de goederen der gemeente, die zich losmaakt uit het kerkverband. — Om een en ander adviseert de minderheid aan de Synode om zich niet; te haasten, maar informatiën in te winnen bjj deskundigen, of het uwe menigvuldige, weldoordachte, zaakrijke adviezen. De Heere geve dat de Synode nog lang van uwe adviezen gebruik kunnen maken. Vooral van de uwe, oudste strijders, vaders Van Velzen en Brümmelkamp, die de Kerk zaagt geboren worden en voor de zaak des Heeren een leven van lijden en strijd achter U hebt. Zij deze Synode niet de laatste, waarop wij U mogen zien. Spare Sions koning U voor de Kerk, de Theol. School, de Synode en worde aan U de belofte vervuld: Die den Heere vreezen zullen zijn als wanneer de zon opgaat in hare kracht; en als boomen, die aan waterbeken geplant, groen en frisch blijven. / Hartelijk dank aan het Moderamen, aan U vice-President die mij trouw hebt geholpen en de zware taak vergemakkelijkt, aan U scriba en adjunct-scriba, voor den arbeid reeds verricht en voor hetgeen U nog wacht. U w taak, eerste scriba was veelomvattend en het gewichtigste volgt nog. Vervulle de Heere TJ voortdurend met een hart vol liefde tot het huis des Heeren, dat maakt den zwaren arbeid gemakkelijker. Hartelijk dank aan U, Commissie van Rapporteurs, die de Synode tot belangrijken dienst znt geweest. Er behoorde veel inspanning toe al die verzoekschriften na te gaan, te overwegen en tot eene conclusie te komen. Maar gn hebt uw werk met liefde, met degelijkheid verricht, en de vrucht was, dat in verre de meeste gevallen de Synode met uw advies zich vereenigde. Gebiede de Heere der gemeente zjjn goedkeuring over uwen arbeid en blijke hij nog in de gevolgen ten zegen. Wij brengen ook onzen hartelijken dank aan de gemeente van Rotterdam, die ons zooveel gastvrijheid betoonde, en zoo vriendelijk ons herbergde. De Heere, die gezegd heeft: „wie een beker koud waters aan den minsten mijner discipelen geeft, zal zjjn loon geenszins verliezen", zij zelf naar loon. Dank ook aan den Prov. correspondent en de regelingscommissie voor hun ijver en liefdediensten aan ons betoond. Alles was hier met smaak ingericht en de dienstvaardigheid liet niets te wenschen over. . Tot de kerkeraadsleden, hier tegenwoordig, richten wp net verzoek wel te willen zorgen, dat de uitgesproken dankbetuigingen, in zooverre zij de gemeente Rotterdam betreffen, Zondag van den kansel worden afgegeven. Ook aan de kosters der Rotterdamsche gemeente en allen die ons behulpzaam waren, worde dank betuigd. Zij hebben het ons hier recht huiselijk gemaakt. Ook de kleinste diensten — denk aan het penningske der weduwe —blijven bi] den Heere niet onopgemerkt. Voorts dank ik U, geëerde Vergadering, voor de eer deionderscheiding, dat gjj mij tot uwen Voorzitter hebt willen kiezen. Met een bevend hart heb ik het voorzitterschap aanvaard, maar met lust het waargenomen, wetende dat ik daarin Bijlage I. Aan ,de Synode der Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland, vergaderd te Rotterdam den 18den Augustus 1885 en volgende dagen. Hoog Eerwaarde Vergadering! Met een gevoel van ootmoedigen dank aan „Israëls God die krachten gaf," staat Uwe Commissie gereed, om U mede te deelen wat sedert de laatste Synode hare hand vond om te doen. Allereerst werd zij geroepen, om kennis te nemen van een schrijven van den Breeden Kerkeraad der Gemeente Rotterdam d.d. 23 Augustus 1882, waarin wordt medegedeeld, dat de bestaande Gemeenten te Rotterdam, bekend als afdeeling Hovenierslaan, Raampoortslaan en Goudsche Singel, in den avond van den 16 Augustus 1882 met bijna eenparige stemmen der manslidmaten tot ééne Gemeente zijn vereenigd, onder den naam van Christelijke Gereformeerde Gemeente te Rotterdam. Van de Belgische Zendingskerk ontvingen we een schrijven, waarin kennis werd gegeven, dat een der leeraren dier Kerk eene geheel andere opvatting van het Christendom voorstond dan hij vroeger had, en door genoemde Kerk tot hiertoe erkend werd. Dientengevolge zoude er eene buitengewone Synode te Brussel worden belegd, tot bijwoning waarvan een lid der Synodale Commissie onzer Kerk werd uitgenoodigd. De Commissie meende in deze ernstige aangelegenheid niet beter te kunnen doen, dan onzen oudsten docent S. van Velzen te verzoeken derwaarts te gaan en de Belgische broeders met zijn raad en advies bjj te staan. Met de meeste bereidwilligheid heeft Z.Eerw. aan dat verzoek voldaan en bp) een schrijven, dd. 9 November 1882, van deze vergadering het volgende gerapporteerd: ï* KAMPEN, 9 November 1882. Aan de Eerw. Synodale Commissie. Hoog Geachte Broeders. Ten gevolge van TJw verzoek, heb ik de Synode bijgewoond van La Société Evangélique Beige of 1'église libre, ook genaamd „Eglise Chrétienne Missionnaire Beige." Deze synode werd gehouden te Brussel, en had alleen tèn doel om te handelen met betrekking tot den Heer Byse en de gemeente te Brussel, die sedert eenigen tijd in. groote moeielijkheid en onrust verkeert, ten gevolge van „de nieuwe opvatting van het christendom" (gelijk de Heer Byse zelf zich uitdrukt) van dezen Heer. Genoemde Heer, zooals mij gebleken is uit zijne geschriften, loochent de eeuwigheid der straf, en beweert dat de godloozen zullen ophouden te bestaan. Door den President werd mij medegedeeld, dat de theologische zijde der kwestie reeds door eene vroegere Synode behandeld was, en dat thans alleen de kerkelijke zijde moest in behandeling komen. Een uitvoerig rapport, betreffende het gedrag van den Heer Byse in de bedoelde zaak, werd voorgelezen; daarna werd eene Commissie benoemd, aan welke opgedragen werd een voorstel te doen. Toen deze Commissie met naar werk gereed was, stelde zij voor, dat de Synode zou verklaren, dat de Heer Byse, die, eer de vergadering een aanvang had genomen, de verklaring had ingezonden, dat hij met zijne gemeente uit de „Société Evangélique was uitgetreden; Niet langer als leeraar erkend werd; Maar dat pogingen zouden worden aangewend om de led en, die met den leeraar waren afgedwaald, te winnen of te behouden; en Dat de Synode, wat het kerkgebouw betreft, zich niet met de zaak zou inlaten. Tot recht verstand van het laatste gedeelte van dit voorstel dient, dat volgens de instellingen in België de gemeenten der „Société Evangélique" niet kunnen erkend worden door den Staat. Deze erkent wel de Roomsche Kerk en de Protestantsche Kerk, maar geen Roomsche gemeenten of corporatiën, die niet tot den Bisschop behooren, en geen Protestantsche Vereenigingen, die niet tot de erkende Synode in betrekking staan. Zoo handelt daar de Staat om het vermenigvuldigen van goederen in de doode hand te kunnen verhinderen, ofschoon hjj overigens alle vrijheid om zich te vereenigen toestaat. De gemeenten der „Société Evangélique" hebben dus en kunnen geen eigene kerkgebouwen hebben. De gebouwen, waarvan zij gebruik maken, zijn particulier eigendom, en worden aan de gemeente verhuurd. Het voorstel is na eenige discussie met algemeene stemmen aangenomen. Door den Heer Pressenssé van Parijs was het in sterke bewoordingen afgekeurd. Door mij was het, zooveel ik vermocht, ondersteund. Nadat de uitslag gebleken was, heeft de President mij namens de Synode hare ingenomenheid en erkentelijkheid betuigd voor mijne tegenwoordigheid en mijn advies; waarna de vergadering weldra geëindigd is. Ziedaar, waarde Broeders, een beknopt verslag van hetgeen ik ten gevolge van uw verzoek heb bijgewoond. De uwe in den Heere, S. VAN VELZEN. In de maand October 1882 ontvingen we „Handelingen van „de 8e Algemeene Synodale Vergadering samengesteld uit al „de Gereformeerde. Gemeenten van Zuid-Afrika vergaderd te „Pretoria, van den 10den tot den 248ten April 1882." Van den Heer I. H. C. Israël, vroeger zeven jaren als Zendeling der Duitsche Evangelische Kerk werkzaam op het eiland Nias in Hoog Toba op Sumatra, maar wegens ziekte zjjner vrouw gerepatrieerd, en toen te 's Gravenhage woonachtig, ontvingen we een schrijven van Maart 1883. ZEerw. verklaart daarin, dat hij wenscht zich voortaan in dienst te begeven van de Inwendige Zending, en wel in gemeenschap met de broeders leeraren der Christelijke Gereformeerde Kerk. Hij vraagt te dien einde van de Syn. Comm. vingerwijzing hoe daartoe te kunnen komen. Hierop hebben wij geantwoord, dat onze Kerk in zoodanig geval nog niet heeft voorzien, en de bepalingen in Hoofdstuk V, A, 2 van onze Algemeene Bepalingen niet op hem van toepassing zijn. ' Naar ons oordeel moest hij beginnen met zich aan te sluiten aan onze Kerk, om ten behoorlijken tijde met overlegging van attesten aan het Collegie van Curatoren tot het ondergaan van een onderzoek zich te kunnen aanbieden. Ingevolge de opdracht van de vorige Synode, zie art. 225 harer Handelingen, heeft de Syn. Oommissie van de heeren Gedelegeerden der Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden grondslag de toestemming gevraagd tot het openbaar maken van de beide bestaande verslagen van eene samen- komst der genoemde Gedelegeerden met de Syn. Commissie te Leiden 16 Juni 1880. In antwoord hierop ontvingen we het bericht, dat, tengevolge van oogenblikkelijke en op handen zijnde afwezigheid van twee der Gedelegeerden, de zaak tot na de vacantie — die toen juist was ingevallen — moest blijven rusten. Sedert heeft de Syn. Comm. hierop geen nader antwoord ontvangen. Van de Commissie voor de Evangelisatie te Tilburg ontvingen wij een verzoek, gesteund door Classis en Provincie, om voor die Evangelisatie eene collecte te mogen doen bij al de Gemeenten onzer Kerk. De oorzaken voor dezen maatregel bestonden: a. In de vermindering van de Collecten hiervoor, mede veroorzaakt door het steeds vermeerderen van het aantal collecten voor verschillende zaken. 6. In de vermindering van de opbrengst van den Almanak, die voor Tilburg wordt uitgegeven, zoodat deze uitgave in de laatste drie jaren volstrekt geene voordeelen meer oplevert. In het eerst had Uwe Commisse eenige bezwaren dit verzoek toe te staan, doch na later verstrekte inlichtingen meende zij eindelijk het te moeten inwilligen. Een dergelijk verzoek, gesteund door de Classis Drogeham en de Provincie Friesland, kwam tot ons van de Gemeente B er gum. Deze Gemeente was door buitengewone omstandigheden in een buitengewonen nood geraakt; de hulp door Classis en Provincie geboden was ontoereikend, en nu verzocht men de vrijheid door een collectant in al de Gemeenten onzer Kerk giften te verzamelen, ten einde in den bestaanden nood te voorzien. Uwe Commissie heeft daarop geantwoord, dat zij tot het geven van dergelijke vergunning geene vrijheid gevoelde. Tegen de aanvraag om eene collecte zou minder bezwaar zijn. Doch dan moest eerst blijken, dat die Gemeenten in Friesland, welke tot hiertoe nog niets deden, ook wat gedaan hadden, en, wat zij deden. In de maand Juli 1883 ontvingen we eene uitnoodiging van de Regelingscommissie voor het Congres der „Fedération Bri„tannique Continentale et Generale pour 1'abolition de la pros„titution specialement en visagée comme institution legale et „tolérée," om onze Commissie op de vergadering van 17—22 September 1883 te 's Bage te houden, te doen vertegenwoordigen. Hierop meende Uwe Commissie te moeten antwoorden, dat zij, hoewel de edele bedoelingen, waarmede het Congres gehou- collegiën van Staat en door allen, die geacht kunnen worden te zrjn de vertegenwoordigers en de wettelijke organen des Nederlandschen voljr.8. Het was daaróm dat ook de Synodale Commissie tot bijwoning van deze plechtigheid werd uitgenoodigd. Uwe Commissie heeft daarop geantwoord: dat zij, bjj oprechte waardeering van elk bewijs'van sympathie voor de beginselen van den „ Vader des Vaderlands," zich échter met het oog op haar eigenaardig karakter en den last haar door de Synode opgedragen, genoopt zag voor deze vereerende uitnoodiging te bedanken. Van de Provinciale Synode van Zeeland, vergaderd den 14den Mei 1884, ontvingen we het vriendelijk en dringend verzoek, om, zoodra er naar het [oordeel [der Synodale Commissie gevaar mocht bestaan, dat de nieuwe redactie van art. 168 van het ontwerp-grondwet aangenomen wordt, waardoor het onrecht der Christelijke Gereformeerde Kerk aangedaan, bestendigd en gewettigd zou worden, hiertegen ten ernstigste te protesteeren en in aansluiting van hetgeen de H. H. de Geer en Lohman hebben geadviseerd aan te dringen op schrapping van bewust artikel. Tengevolge van eene vergissing heeft Uwe Commissie verzuimd hierop te antwoorden, waarop diezelfde Vergadering van den 17den Juli j.1. haar verzoek herhaalt, bijaldien er door de Syn. Comm. nog niet aan voldaan was, of wanneer zij er niet aan voldoen kon, wenscht de Prov. Vergadering van Zeeland hiervan spoedig bericht. Hierop is geantwoord, dat tot het doen van wat Zeeland verlangt der Syn. Comm. het mandaat ontbreekt. De Kerkeraad def Gemeente Ulrum deelde in een schrijven van den 26 Augustus 1884 ons mede, dat die Gemeente den 13 en 14 October van dat jaar hare stichting wenschte te gedenken. Het werk Gods, in haar midden voor 50 jaar gewrocht, achtte zij van beteekenis ook voor geheel de kerk. ' Daarom meende zij, voor zoover de plaatsruimte het toeliet, de geheele kerk in hare vertegenwoordigers te moeten uitnoodigen dit haar feest bij te wonen. Dientengevolge verzocht zjj den President der Synodale Comm. die dagen in haar midden te zpn. Daar Uwe Comm. meende, dat zij een bloot administreerend en uitvoerend karakter bezat, achtte zij hare bevoegdheid te buiten te gaan, wanneer zij representeerend optrad. En dewjjl dit in de vereerende uitnoodiging van Ulrum bedoeld werd, meende de Commissie hiervoor beleefdelijk te moeten bedanken. In zake de wijziging van art. 2 van het Grondreglement onzer Kerk, en wat daarmede in verband staat -»- zie art. 227 der vorige Synode — hebben wij U het volgende mede te deelen. Aan Zijne Exellentie den Minister van Justitie hebben wij medegedeeld, dat door de Synode onzer Kerk eene aanvulling is aangenomen op art. 2 van het Algemeen Reglement, in welke aanvulling geregeld is het stemrecht van de leden der Gemeente. Alsmede dat door de Synode is aangenomen een Algemeen Reglement, regelende het bestuur en beheer der kerkeljjke goederen voor de Gemeenten der Christelijke Gereformeerde Kerk.in Nederland; dat zoowel voor de aanvulling van art. 2 van het Algemeen Reglement als voor het Reglement op het bestuur en beheer der kerkelijke goederen de goedkeuring van al de Gemeenten is gevraagd; dat nog enkele Gemeenten die goedkeuring niet hebben gegeven; dat de Synod. Commissie alvorens het een en ander aan de goedkeuring des Konings te onderwerpen gaarne met Z.Exc. de zaak wenschte te bespreken, en dat zij daarom eerbiedig verzocht haar te willen mededeelen of zij — de Syn. Comm. — zich daartoe bij den Minister had te vervoegen op eenen gewonen audiëntiedag of dat zij op een ander door ZEx. te bepalen dag zoude kunnen worden ontvangen. Daarop heeft de Minister geantwoord: dat hij gaarne bereid was ons in een bijzonder gehoor te ontvangen, maar dat het hem wenschelijk voorkwam, dat de punten, waarover wij ZEx. wenschten te onderhouden, bevorens nader werden 'aangeduid. Volgens art. 1 der wet van den 10den September 1853 (Staatsbl. N°. 102) zou het toch uitsluitend van den inhoud der nieuwe bepalingen, betreffende inrichting en bestuur onzer Kerk afhangen, of daarbij de medewerking van het Staatsgezag en mitsdien ook de goedkeuring des Konings wordt vereischt. Mocht die goekeuring en medewerking niet worden vereischt, dan zou eene eenvoudige kennisgeving aan den Koning voldoende zgn. Derhalve noodigde de Minister ons uit in de eerste plaats hem mededeeling te willen doen van den inhoud der door ons bedoelde bepalingen. Daarop- is de Minister in kennis gesteld met art. 227 der Synode te Zwolle in verband met art. 7 van het Algemeen Reglement op het beheer der goederen en fondsen voor de Gemeenten der Christelijke Geref. Kerk, aangenomen op de Synode te Dordrecht in 1879 (zie blz. 131 dier Synode) welk art. de volgende bepaling bevat: „Stemgerechtigd zijn alle manslidmaten der Gemeente, die belijdenis des geloofs afgelegd hebben en niet onder censure staan en ook de meerderjarige mansdoopleden, die overeenkomstig het Reglement op de inrichting en het bestuur der Kerk stembevoegdheid bezitten." In verband nu met deze bepaling -- zoo hebben we aan den Minister geschreven — oordeelde de Synode het noodig het stemrecht der leden te omschrijven en aan art. 2 van het Alg. Regl. op de inrichting en het bestuur der Kerk de volgende 'alinea toe te voegen: „Stemgerechtigd zijn alle manslidmaten der Gemeente, die belijdenis des geloots afgelegd hebben en niet onder Censure staan, en, wat de stoffelijke belangen betreft, ook zij aan wie in sommige Gemeenten door den Kerkeraad stembevoegdheid is toegekend." Hetgeen de Syn. Comm. nu met ZEx. wenschte te bespreken zou dus neerkomen op de vraag: _ 1°. Of het, alvorens de goedkeuring des Konings op het Algem. Reglement op het beheer der goederen en fondsen te verzoeken, niet noodig is de toegevoegde alinea op art. 2 van het Algem. Reglemént op de inrichting en het bestuur der Kerk ter kennis van Z. M. te brengen, en 2°. Of het niet toestemmen van een klein getal Gemeenten bij de Regeering ook bezwaar zou doen ontstaan om het Algem. Regl. op net beheer der goederen en fondsen aan de goedkeuring van Zijne Majesteit den Koning voor te dragen? Daarop heeft ZEx. zeer welwillend het volgende geantwoord: Naar aanleiding van de mededeelingen vervat in Uw schrijven van den 8e dezer aan mij gericht, heb ik de eer Uweleerw. het volgende te berichten: 1°. De voorgenomen wijziging of aanvulling van art. 2 van het indertijd aan de Regeering kenbaar gemaakte Reglement op de inrichting en het bestuur der Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland, behoort te gelijkertrjd met het nieuw in te voeren Algemeen Reglement op het beheer der kerkelijke goederen en fondsen op den voet van het tweede lid van art. 1 der wet van den 10 September 1853 (Staatsbl. N°. 102) ter kennis des Konings te worden gebracht. 2°. Die kennisgeving behoort te geschieden vóór of bij het in werking brengen der nieuw te maken bepalingen bij adres aan den Koning, geschreven op gezegeld papier, en door alle hoofden of bestuurders van Uw Kerkgenootschap onderteekend. 3*. Eene goedkeuring door den Koning van de bepalingen van bedoeld Algemeen Reglement op het beheer der kerkelijke goederen en fondsen zal, ingevolge het derde lid van art. 1 yan bovengemelde wet, alleen afhangen van de vraag of er zich onder die bepalingen bevinden, die de medewerking van het Staatsgezag vereischen. 4°. Zoolang de Regeering mitsdien geen kennis draagt van den inhoud van bedoeld nieuw in te voeren Reglement op het beheer der kerkelijke goederen en fondsen, kan de vraag niet worden beantwoord of eene koninklijke goedkeuring yan een of meerder daarin vervatte bepalingen zal worden vereischt en casu quo zal worden verleend. 5°. De omstandigheid, dat enkele Gemeenten van Uw Kerk- genootschap zich niet met de voorgenomen wijziging van art. 2 van het Reglement op de inrichting en het bestuur vereenigen, zou voor de Regeering geen hinderpaal behoeven op te leveren om die goedkeuring, gesteld dat deze overigens mocht worden vereischt, te verleenen. < Ik vertrouw hiermede aan Uw verzoek om inlichtmg te hebben voldaan. Zietdaar, waarde Broeders, het resultaat onzer gevoerde correspondentie met den Minister; wij meenen op Uwer aller instemming te mogen rekenen, wanneer wij het hier uitspreken, dat ZEx. aanspraak heeft op onze erkentelijkheid voor de welwillendheid, waarmede hij ons heeft voorgelicht. Uwe Commissie achtte zich dan nu ook in staat om de zaak verder op een gewenscht einde te brengen en zou dit vrij zeker gedaan hebben, ware het niet, dat de tijd, die nog vóór deze vergadering moest verloopen, zoo kort was en wij dus met een weinig te wachten de gelegenheid konden hebben omtrent het een of het ander het gevoelen der Synode te vernemen. Wij hebben daarom den Minister onzen dank betuigd voor zjjue zoo welwillend verstrekte inlichtingen en ZEx. medegedeeld, dat wij de nadere beslissing in deze zaak van de Synode zouden afwachten. Evenals op onze vorige Synoden zijn we ook nu weer instaat U mededeeling te doen van de vermeerdering van het getal Gemeenten onzer Kerk. Nieuwe Gemeenten werden gesticht te Zuidwolde, prov. Drenthe. „ Nieuwkoop, „ Zuid-Holland. B Oostzaan, „ Noord-Holland. „ Westzaan, , Noord-Holland. „ Nijmegen, „ Gelderland. Daarentegen werden opgeheven de Gemeente N ij k e r k in de Classis Amersfoort en de Gem. Bergambacht in de Classis Rotterdam. Zoowel van de nieuw gestichte Gemeenten als van die welke opgeheven zijn is aan de Regeering kennis gegeven. Nog hebben wjj mede te deelen, dat de firma J. P. _Haesek.ee & C°. te Haarlem ons kennis gaven van eene nieuwe Uitgave van het Nieuwe Testament, de Psalmen, Catechismus, Belijdenis des Geloofs en alle Liturgische Schriften, bij onze Kerk in gebruik, dat deze uitgave onder toezicht en medewerking van docent Lindeboom heeft plaats gehad en dat aan dezelve een voorwoord van zijne hand is toegevoegd. Indien de Synode mocht kunnen goed vinden deze uitgave aan te bevelen, zou dit kunnen strekken om andere minder aan te bevelen kerkboeken en boekjes'daardoor op den achtergrond te dringen. Ten slotte hebben wij nog mede te deelen, dat van de Vergadering van deze Synode is kennis gegeven met bijgevoegde betuiging, dat het haar aangenaam zal zjjn deputaten van Zusterkerken in haar midden te ontvangen, aan de volgende Buitenlandsche Kerken: aan.de Oud Gereformeerde Kerk in Pruissen, aan de Evangelische Kerk in Silezië, aan de Belgische Zendingskerk, aan de Gereformeerde Kerk in Zuid-Afrika, aan de Vereenigde Presbyteriaansche Kerk in Schotland, aan de Reformed Church van Amerika en aan de Hollandsche Christelijke Gereformeerde Kerk in datzelfde land. En hiermede zijn wjj aan het einde onzer taak. Dat de Koning der Kerk onzen gemeenschappelijken arbeid moge zegenen tot eer van Zjjn Naam en tot uitbreiding van Zijn Rijk, is de wensch en bede Uwer Commissie, D. K. WIELENGA. W. H. GISPEN. J. NEDERHOED, Secretaris. Bijlage II. VERSLAG VAN DEN TOESTAND DER THEOL. SCHOOL VAN DE CHRIST. GER. KERK IN NEDERLAND. Aan de HoogEerw. Synode der Christ. Ger. Kerk in Nederland, gehouden te Rotterdam den 18den Augustus 1885 en volgende, dagen. Geliefde Bboedees m onzen Heeee Jezus Cheistus! Aangezien al de gemeenten onzer Kerk jaarlijks een verslag ontfangen van de Handelingen der Kuratoren, zouden wij het bijna overbodig kunnen rekenen nu nog, op eene vergadering als deze, iets te moeten mededeelen. Wanneer wij echter van uwe zijde moesten vernemen: brengt èn nu èn voortaan geen verslag meer uit, wij weten er genoeg van — het Kollegie van Kuratoren zou dat zeer smartelijk aandoen. O zoo gaarne spreken we ons, te midden der broederen, die geheel onze Kerk vertegenwoordigen, nog eens uit, al moeten wij somtijds dat ook doen over zaken, die gij reeds lang wist. TJ zal het Eerw. broeders! althans niet verdrieten, wanneer wij TJ de groote daden Gods omtrent onze Theol. School in herinnering brengen en waar wij kunnen ze TJ ook laten zien. De Heere toch heeft reeds meer dan dertig jaren die School, in weerwil onzer zwakheid en ellende, staande gehouden en in eene klimmende mate zoowel stoffelijk als geestelijk gezegend. Zij ontging evenwel den strijd en de worsteling niet, daarin deelde zij met geheel de Kerke Gods op aarde, doch Gode zij dank! onze trouwe Herder liet haar niet aan haar lot over. Hn heeft onder en bij alles over haar gewaakt; Hij alleen heeft haar beschermd! Laat uwe oogen, geliefde broeders! gaan over den betrekkelijk breeden rij onzer Docenten. De Heere spaarde hun het leven en de gezondheid, en zij werden ook nu weer in staat gesteld om hun werk met lust en moed aan de Theol. School voorttezetten. De Synode te Zwolle benoemde in 1882, zooals TJ bekend is, een drietal broeders, die met de andere Docenten zouden arbeiden, om onze studenten, onder den zegen des Heeren, te vormen tot degelijke predikers van dat heerlijk Evangelie. Wg behoeven U niet te zeggen: die broeders hebben, onder biddend opzien tot den Heere der gemeente, zich die benoeming laten welgevallen; wij kunnen verder gaan en verklaren: z jj zgn reeds meer dan twee jaren aan onze School werkzaam, en met noesten vlijt en volharding wijden zij hunne jeugdige krachten en gaven om onze studenten tot hun heerlijk ambt voor te bereiden; en wat TJ zoowel als ons tot blijdschap en dankzegging zal verstrekken is dit: dat nu reeds de vruchten van hun onderwijs merkbaar zgn. Daar zitten in het midden dier jeugdige broederen Docenten die grijze mannen en vaders, die langer dan dertig jaren aan onze School werkzaam waren. Zij hebben een merkwaardig verleden achter zich. Inzonderheid kan dat van u gezegd worden, Hoogeerw. vaders en broeders, S. van Velzen en A. Beummelkamp! Gij vergunt het ons wel, niet waar? dat wij ook op deze Synode een enkel woord tot TJ richten. Laat het dit zgn: Gij zgt óns zoo waard en wij hebben TJ hartelijk lief. Wij hebben aan TJ o zoo veel. Gij zijt onze eere en onze kroon! Geheel de Kerk voelde dat, toen zij met TJ ten vorigen jare haar vijftigjarig bestaan dankend en biddend mocht herdenken. Meer dan een halve eeuw waart Gij beiden als dienaren van het Evangelie werkzaam. Nog enkele maanden slechts en het is vjjftig jaren geleden, dat Gg door een Gode en Christus vijandig kerkbestuur van uwe ambten werdt ontzet. In weerwil van dien smaad, zijt Gij getrouw aan uwen lastbrief voortgegaan en wij behoeven TJ niet te zeggen, wat de Heere in dat tijdvak voor uwe oogen heeft gewrocht. Ziet rondom TJ. De gemeente Rotterdam, die deze vergadering zoo gastvrij en broederlijk heeft ontfangen, telt meer dan 4000 zielen. Zg heeft drie waardige dienaren van het Evangelie, die in evenzooveel goed ingerichte kerkgebouwen het Woord des levens verkondigen. De Provincie in wier midden we nu onze Synodale tente hebben opgeslagen telt zeventig gemeenten met een ledental van ongeveer 29,000. Deze vergadering vertegenwoordigt eene Kerk, die ruim 150,000 zielen op hare lijst heeft staan. Eene Kerk, die een Theol. School bezit met zeven Docenten en een Leeraar in de Nederlandsche taal en aanverwante vakken; dit achttal geeft aan 79 studenten onderwijs om, onder den zegen des Heeren, deze jeugdige broeders te vormen tot degelijke Dienaren van het Woord onzes Gods. Eene Kerk, die door Gods genade verwaardigd wordt, zoowel aan den Jood als aan den Heiden het Evangelie te verkondigen. Eene Kerk, die op vele plaatsenhaar eigen scholen voor lager onderwijs bezit, en waarvan wij ten slotte mogèn laten hooren: al wat zij doet voor den Naam en zaak des Heeren mag en kan zij door eigen middelen bestrijden. Van niemand ontfangt zij eenige stoffelijke ondersteuning. Als Gij dat alles, Eerw. grijsaards! in aanmerking neemt, zinkt Gij dan niet in ootmoed voor uwen God weg en vraagt: Wie ziin wij Heere, en wat is ons huis dat Gij ons tot hiertoe gebracht hebt? Gü hebt dat alles, Hooggeachte Broeders! in die vijftig jaren doorleefd; Gij hebt alles zien groeien. Gij hebt, waarde Professor van Velzen! door uw „Gedenkschrift" aan de Kerk een grooten en onbetaalbaren dienst bewezen. Gij schonkt haar dat, toen zij ten vorigen jare, den 14den October, haar vijftigjarig bestaan herdacht. Dat Gedenkschrift is boven onzen lof verheven en de bescheidenheid verbiedt ons deze Synode in haar oordeel over dat werk vooruit te loopen. Vergun ons echter er dit slechts van te zeggen: — het is eene Eer e zuil, waarbij alle lof den nietigen mensch wordt ontzegd, maar waar wij, aan uwe hand, op historischen bodem worden geleid en wp, na de lezing van uwen belangrijken arbeid, niet anders kunnen dan uitroepen: de Heere heeft groote dingen aan ons gedaan, daarom moet Zijnen Naam daarvoor de eere en de heerlijkheid worden toegebracht! Wij hebben, zeer geliefde Broeders, van Velzen en Brummelkamp, nog iets op het hart. Het is dit: wanneer wjj op eene Synode uwe tegenwoordigheid genieten, dan bekruipt ons, met het oog op uwen hoogen leeftijd, immer de vrees — dat is nu voor het laatst, onze geliefde Vaders in Christus zullen zeer spoedig van ons weggenomen worden. In dat geval gaat het ons als Eliza toen hu zijn heer Elia van de eene tot de andere plaats, met een zekeren weemoed over dat heengaan, volgde. Eindelijk brak dat gewichtig oogenblik aan, dat de man Gods van zijne zpde werd weggenomen. De eenvoudige dienaar Eliza riep toen de veelbeteekenende woorden uit: „mijn vader, mjjn vader! wagen Israels en zjjne ruiteren." Wij gelooven, hooggeschatte Broeders! wanneer net den Heere behagen zal TJ van ons weg te nemen en Gü in de eeuwige ruste van uwen Heer zult ingegaan zijn, geheel de Christ. Ger. Kerk, met het oog op hetgeen Gij waart in uwen gewichtigen arbeid voor Gods Koninkrijk, met Eliza zal instemmen en roepen TJ na: mijne vaders, mijne vaders! wagen Israëls en zjjne ruiteren! Geve de Heere dan aan die Kerk maar genade om met dienzelfden dienaar de bede voor God te brengen: dat twee deelen yan uwen geest op onze Kerk mogen nederdalen, opdat zjj, indien zij voor de Jordaan kome, gelijk Gp, waarde broeders! er zoo menigmaal voorstondt en er doorkwaamt, uwe mantels moge opnemen en geloovig en ootmoedig betuigen: waar is de Heere, de God van van Velzen en Brummelkamp? ja dezelve? Dan zal de Kerk, Eerwaarde grijsaards! uwe voetstappen drukken en evenals dat zoovele jaren uw voorrecht was voor land en volk tot een uitgebreiden zegen worden gesteld! De Heere geve ons, geliefde Broeders! dat wp TJ nog lang „volgens, vöor elk kind eene tegemoetkoming van vijftig gulden „jaarlijks zal worden toegestaan, tot tijd en wijle dat kind den „twintigjarigen leeftijd zal hebben" (bereikt). Wij vertrouwen, geliefde Broeders! dat deze bescheiden voorstellen niet veel van uwen kostbaren tijd zullen wegnemen, en verwachten daarbij dat ze met algemeene stemmen zullen aangenomen worden. Indien deze Synode omtrent een en ander inlichting verlangt, wij verklaren ons daartoe volkomen bereid. Laat het ons allen slechts te doen zijn om alle onze krachten en gaven te besteden tot den bouw van die gemeente, voor wie onze trouwe Herder en Zaligmaker zijn bloed heeft gestort. Ons verslag is niet noodig om te doen uitkomen, dat de Heere onze God én Kerk én School, in weerwil der vijandige machten, grootelijks heeft beweldadigd. Alles was ons tegen, vriend en vjjand is dat bekend. Niet alleen heeft de Heere onze Kerk gesticht, maar Hij heeft haar uitgebreid. Hij heeft voor haar ruimte gemaakt. Zoo ergens dan komt het hier uit wat de dichter onder de oud-testamentische bedeeling zingend op de lippen nam in dat treffende: „Dat Bazans hemelhooge berg Met al zijn heuvlen Sion terg'; En wane 't overtreffen; Wat springt Gij bergen trotseh omhoog? Wat wilt G' U in der volkren oog, By Sions berg verheffen ? God zelf heeft dezen berg begeerd, Ter woning, om, aldaar geëerd, , Zijn heerlijkheid te toonen; De Heer, die hem verkoren heeft, Die trouwe houdt en eeuwig leeft, Zal hier ook eeuwig wonen." Broeders! Met zulk een God en met zulk een woord kunnen wij met alle gerustheid de toekomst tegemoet gaan. Jezus, onze Jezus, het Hoofd der Gemeente zal voor Zijne duur gekochte Kerk zorgen, maakt daar maar staat op. Luthee heeft met het oog daarop kunnen zingen: „Een vaste Burgt is onze God Een toevlucht voor de Zijnen." Dat maakte Luthee tot een Luther, zooals wp hem uit de geschiedenis hebben leeren kennen. Een man die vreezen en beven kon, en die tevens in de kracht van Zijn God de wereld, den Satan en de hel kon doen sidderen. Luthees kracht zat in Luthers God! daarom kon hij zoo vrijmoedig zeggen: „Geen aardsche macht begeeren wij Die gaat zoo ras verloren." Eerwaarde leden dezer vergadering! Klemmen we ons dan door 2* het geloof aan dien trouwen God vast en wü zullen, hoe ellendig en hoe zondig we ook mogen wezen, in Christus meer dan overwinnaars worden bevonden. Werken we dan, terwijl het dag is, aan het heil van dat Sion, zoolang het den Heere behagen zal ons hier te laten. Hij heeft gezegd: uw arbeid zal in den Heere niet jjdel wezen. De vijftigjarige geschiedenis onzer Kerk heeft dat duidelijk aan het licht gebracht. Niemand onzer ontzinke daarom het hart; ook dan niet als we eens voor Schelfzee of Jordaan komen te staan, want met de geschiedenis voor ons kunnen wij bij de herdenking van Gods daden, met Azaf zingen: „Door uw arm en alvermogen Hebt Gij Isrel nitgetoogen; Jakobs kindren, Jozefs zaad Vrij gemaakt van Paroos haat. 't Water zag, o God, U komen; 't Water zag U en de stroomen Steigerden vol schrik omhoog; D' afgrond werd beroerd en droog." En nu, hooggeachte Broeders! het Kuratorium meent dat het u eenigermate heeft laten hooren, welke zegeningen de Heere onze School heeft geschonken. Laten wij voortgaan de belangen dier stichting Gods te behartigen. Wij weten het, onze arbeid aan haar besteed was, in den Heere, niet ijdel. Laten wij slechts het heil dier School blijven bepleiten voor den troon der genade, 's Heeren zegen is voor haar onmisbaar. Laten wij aan haar blijven werken; zij moet vooruit. Laten wijvoor haar blijven geven; zij heeft het o zoo noodig. "Wij eindigen, broeders! met 'de bede voor Kerk en School en ook voor deze Vergadering, zoo treffend uitgedrukt in het: „O Vader, dat uw liefd' ons blijkt O Zoon, maak ons uw beeld gelijkt O Geest, zend uwe troost ons nêerl Drieëenig God, TJ zij al d' eer 1" Wij hebben, 'hooggeachte Broeders! de eer te zijn TJ.Eerws. dienaren en broeders in Christus! Het Kollegie van Kuratoren der Theol. School, en namens hetzelve Zijne Kommissie ad hoe A. BRÜMMELKAMP Jr. Praes. J. F. BULENS, Secretaris. Rotterdam, 2-0 Augustus 1885. Bijlage III. Hoog Eerwaarde Vergadering! Wederom mogen we het voorrecht genieten, TJ een overzicht mede te deelen van den staat der Kas voor de Uitbreiding der Theologische School. Dat verslag kan kort zjjn, wanneer wij ons slechts bepalen tot de gewone ontvangsten en uitgaven sedert de laatste Synode. Met die gewone ontvangsten bedoelen we dan de ontvangene giften ineens en de jaarlnksche bijdragen, terwjjl we door gewone uitgaven vérstaan uitkeeringen of — wilt ge liever — voorschotten aan den penningmeester der Theologische School, aflossingen van uitgelote aandeelen der rentelooze leening en noodzakelijk gemaakte onkosten door onze Classicale Collectant-Correspondenten. Wanneer wij die ontvangsten vergelijken met die, waarvan we op de vorige Synode verslag gaven, dan moeten wij al aanstonds beginnen met te zeggen: wjj zijn niet vooruitgegaan. -~ Toen hadden we aan jaarljjksche bijdragen f 7280,93. Nu slechts f 6113,52. Toen aan giften in eens f 675,62£. Nu slechts f 284,90. Dat is in alles op eens f 1558,51 minder. Gelukkig dat onze uitgaven niet grooter waren. Tengevolge van extra-giften en legaten en de opbrengst van de zoogenaamde Jubilé-Collecte voor de Theologische School, behoefden we maar f 2700,— uit te keeren aan den Penningmeester der Theologische School. Van de 13 uitgelote aandeelen in de rentelooze leening, werden er tot hiertoe nog maar 8 opgevraagd, zoodat we daarvoor voorloopig ook f 500 in kas hielden. Bjj die f 2700,—■ en f 800,— hebben we nu nog te voegen eene som van f 216,78 voor noodzakeljjk gemaakte onkosten voor inning en overmaking der gelden door de Classicale Collectant-Correspondenten en den Algemeenen Thesaurier, eenige zoogenaamde bureaukosten en dergelijke, zoodat onze gewone uitgaven bedragen de som van f 3716,78. Trekken we die som nu af van de ontvangene giften in eens en jaarljjksche bijdragen, die samen f 6398,42 beliepen, dan houden we een saldo van f 2681,64. Wanneer we dus die f 500,— voor die nog niet opgevraagde uitgelote aandeelen ook hadden moeten uitbetalen en de Penningmeester een paar duizend gulden nieer had gevraagd — wat toch gemakkelijk zoo had kunnen zpn — dan was er niets overgebleven. Wat ge nu gehoord hebt, dat is zoowat een soort van een inleiding om al de belangstellenden duidelijk te maken: er moet aan de „Uitbreiding der Theologische School" de hand worden gehouden, of wij gaan spoedig in plaats van uitbreiden, inkrimpen. Om intusschen alles te zeggen en ieder in staat te stellen de gansche Kas voor de Uitbreiding der Theol. School goed te kennen, zullen we een volledig uittreksel van ons Kasboek mededeelen. We ontvingen aan giften in eens , ƒ 284,90 . Aan jaarljjksche bijdragen „ 6113,52 Aan intresten . . „ 3669,37 Aan aflossingen van uitstaande kapitalen . . . „ 1200,— Batig Saldo der vorige dienst , 4517,76^ Dat is te zamen ƒ15,785,55! Hiervan gaven we uit: Aan den Penningmeester tot dekking van zijne te korten f 2700,00 Aan aflossing van uitgelote aandeelen in de rentel. leening „ 800,— Uitgaven van verschillenden aard „ 216,78 Belegd , 9000 — Samen ƒ 12,716,78 Zoodat we sluiten met een Batig Saldo van . . ƒ 3068,77^ Intusschen moeten we hierbij opmerken, dat er alles en alles zoowat nog 20 van de uitgelote aandeelen niet ter uitbetaling èn aflossing zijn aangeboden. Wanneer dit vroeger of later plaats heeft kost ons dit ƒ2000 — Om ons verslag nu geheel volledig te maken geven we nog gaarne een overzicht van onze rentegevende fondsen. Wij hebben nog: 1 Russ. spoortje. 1 Aandeel van ƒ100,-- in de Amsterdamsche premieleening. Een eerste hypotheek ad ƒ 22000,— rentende naar 4l/« °/o Een Obligatie , , 5000,— „ , 4»/* °/o Een id. , „ 300,— „ „ 5°/o Een id. „ „ 100,— „ „ 48/* °/o Twee Acceptatiën samen ƒ 9000,—■ „ „ 3°/o. Nog mogen we U mededeelen dat we sedert de laatste Synode wederom 8 aandeelen ad ƒ 100,— in de rentelooze leening ten geschenke ontvingen. Over het geheel hebben we dus ruime stof om God te danken voor Zijnen zegen op dezen onzen geringen arbeid. In de lijst van onze Classicale Collectant-Correspondenten kwamen de volgende veranderingen: In dé Classis Leiden verzocht Ds. J. Ph. Sluijtee zijn ontslag. Ds. J. Thijs te Sassenheim werd zgn opvolger. van de Classis Gorinchem uit de Gemeente Hardinxveld vertrok Ds. M. v. d. Boom. In zijne plaats trad Ds. J. Boss te Herwijnen op. In de Classis Dordrecht gaven we ontslag aan den broeder ouderling Meter te Sliedrecht.l)s. F. ten Hooe Jz. te 's Gravendeel Werd in zijne plaats benoemd. In de Classis Genderen ontsloegen we Ds. J. Passchieb te 's Gravemoer; in zijne plaats benoemden we Ds. F. M. ten Hooe te Genderen; deze vertrok echter van daar naar Opperdoes en Ds. C. S. Boss te Vrg'hoeve-Capelle trad in zijne plaats. Uit de Classis Zwolie vertrok Ds. J. N. Lindeboom van Vollenhove; de ouderling P. Kbamee van Genemuiden volgde hem op. Voor de Classis Hoogeveen verzocht Ds. J. H. Schoemakers te Dedemsvaart eervol ontslag. Ds. T. Noordewier van Meppel werd zgn opvolger. De Classis Coevorden werd vacant door het vertrek van Ds. G. H. Zahn van Gees naar Vries. In diens plaats kwam Ds. J. Kok te Schoonebeek. Ds. A. Koppe van Gasselter-Nij eveen verzocht zgn eervol ontslag voor de Classis Assen. Ds. G. H. Zahn te Vries trad in zijne plaats. De Classis Franeker kwam open door het vertrek van Ds. J. Bakker naar Ommen. In zijne plaats werd benoemd Ds. A. v. d. Sluis te Franeker. Voor de Classis Dockum bekwam Ds. E. J. Seeger te Lioessens zgn ontslag; voor hem trad op Ds. O. Eebdmans te Wanswerd. Voor de Classis Groningen verzocht ouderling Birza zgn ontslag. Ds. A. van Wijk werd zijn opvolger. Hetzelfde deed Ds. P. A. Lanting voor de Classis War ffum; terwijl Ds. J. Duursema van Uithuizen in zijne plaats werd benoemd. De Classis Stadskanaal werd vacant, daar Ds. van Asselt te Sellingen om redenen van localen aard meende te moeten bedanken. Voor hem trad op Ds. H. J. v. d. Veen te Stadsmnsselkanaal. Zietdaar, Eerwaarde Broeders, een algemeen overzicht van onze werkzaamheden voor de Uitbreiding onzer Theologische School voor dit pas verstreken Synodejaar, alsmede van den staat der Kas. De staat van ontvangsten, dien we bij dit verslag overleggen en in de Handelingen der Synode zullen' laten drukken, kan alle belangstellenden dienen tot een soort van aanwijzer van die Gemeenten en Classes, waar nog veel te doen is en waar wij hopen dat dit met vrucht zal geschieden. ln de eerste plaats is daartoe ons oog op de Classicale Collectant-Correspondenten. Zonder hunne ijverige medewerking vermogen wij weinig. Niemand verwondere zich dus of achte het vermetel, wanneer wjj bij afdoende bewijzen van traagheid en verzuim ons genoodzaakt zien naar nieuwe krachten om te zien. En ten behoeve van onze Classicale Coll. Correspondenten, waarvan velen met lof waardigen ijver zich wijden aan hunne taak vragen we met bescheiden aandrang de hulp en voorlichting der Kerkeraden. Ik heb dikwijls hooren beweren: „als de dominé er maar voor is, dat is veel gewonnen." Met den wensch en bede dat al onze domine's de belangen der Theologische School op een waardige wijze mogen behartigen ben ik Uw Dienstwillige Thesaurier J. NEDERHOED. . CLASSEN. GEMEENTEN. WJDE.' INEENS. TOTAAL. Gorinchem 142 — 3,50 145,50 (en Hedel) Leerdam Noordeloos 4,50 4,50 Langerak 122,25 122,25 (en Nieuwpoort) GORINCHEM. ferw|nen 66,50 66,50 Hardinxveld 27,50 0,75 28,25 Vuren 10,- 10,— Poederoiien 7,50 7,50 Leksmond 70,50 70,50 Zuilichem 18,35 18,35 Well 28,50 28,50 __________ 517.10 4,25 521,35 Middelburg (P S. en L. D.) 73,06 73,06 Serooskerke Viissingen WALCHEREN. Meliskerke Veere 6,12 6,12 Domburg Kamperland Schoondijke ■■ ■ f_79.18 79,18 Goes 100- 100,- Nieuwedorp 54,50 1,— 55,50 Wölphaartsdgk 29— 29,— rnva Baarland 15,41 15,41 bUijb- Heinkenszand 2,50 2,50 Ter Neuzen 100,— 100— Axel 80— 80 — Zaamslag 40,— 42L4T __L—_ 422,41 Zierikzee Haamstede ZIERIKZEE. Oo{^faud °P Duive" Brnjnisse Cohjnsplaat CLASSEN. GEMEENTEN. "bIJDE. nXHSB. TOTAAL, ! Wissekerke Geertsdijk ZIERIKZEE. Scharen'dijke Brouwershaven Anna Jakoba Polder Bergen op Zoom Biezelinge 15,— 15,— Krabben düke 13,— 13,— (en Kapelle) Rilland en Bath BERGEN OP Kruiningen 32,50 32,50 ZOOM. renSchore) Oud Vossemeer Tholen Yerseke 22— 22 — St. Maartensdijk | 82,50 - 82,50 's Hertogenbosch 120,— 120,— . Heusden Genderen _ „„„ Meeuwen GENDEREN. Dussen Vrijhoeve Capelle en Sprang 's Gravemeer Tilburg (Zendingst.) __________ , 120— 120 — Nieuwend. bij Alm- Almkerk (kerk .T,.T^_,_T^ Waardhuizen ALMKERK. Andei c. a. Veen Werkendam Sleeuwijk Zevenbergen KLUNDERT. Klundert Dinteloort 3: RECAPITULATIE. totaal van iedere prov. jaarl. giften i_ || II provinciën, classen. totaal. eijde. ineens. jaabl. giften totaaii bijdrag. in eens. - Groningen 966,- 12,B0 978,50 Enumatil 291,— 291 — GRONIN- Warfum 306,50 306,50 GEN. Appingedam 104 - 6,50 110,50 Stadskanaal 60,25 2- 62,25 _ Winsclioten 5,- 5,- 1727,75 26- 1753,75 Leeuwarden 197,— 1,— 198,— Dokkum 1,50 1,50 FREES- Drogeham 197,50 197,50 LAND. Heerenveen 88,— 88,— Franeker 37 — 577,75 Sneek _ 562,75 15,- 37,— 1083,75 16,- 1099,75 Hoogeveen 38,— 38,— DRENTHE. £_ f . Beilen _ 211,— 211,— 334,50 334,50 nv„-o Zwolle —T627= 162,- OJEKr Holten 55,- 55,- IJSSEL- Ommen lb- === 15 - 232,- 232- ™rT.m Arnhem : 77,50 4,50 82,- ™LDER- Varsaeveld iB2- 152- LAND' Hattem ^95j0_ 2- __7_50_ 325- 6,50 331,50 UTRECHT. ZSoort __4__ __ J_J_ 243,72' 243,72' MAn-nn Amsterdam 20,— 20,— NOORD- H ri 7335» 1750 90,85' HOLLAND. ___gm gffiz ^50 299',50 385,35' 25,- 410,35' Leiden 269,26 I 1.- 270,25 I Delft ZUID- Rotterdam 239,50 195,15 434,65 HOLLAND. Dordrecht Vlaardineen 52,60 10,— 62,50 Gorinchem 517,10 521,35 1078,35 210,40 1288,75 Walcheren 79.18 79,18 Goas 421,41 1,— 422,41 ZEELAND. ____ee ' Berg-QP Zoom 82,50 82,60 583,09 1- 584,09 BRABANT. 120,- 120,- Totaal-Generaal 6113,52 284,90 16398,42 16113,52 II 284,90 116398^2 Middelstum, 12 Aug. 1885. J- NEDERHOED, Algem. Thes. ■ Gezien en in orde bevonden: De Commissie ad hoe, J. VAN ANKEN. J. WESTERHUIS. Rotterdam, 21 Aug. 1885. H. J. KLLNKERT. Bijlage TV. Aan de Eerwaarde Synode der Chr. Geref. Kerk te Rotterdam. Eerwaarde en zeer geliefde Vaders en Broeders in den Heere Jezus Christus. Sprak de Heere onze God tot Abraham: „Ik ben uw schild en loon, zeer groot"; ieder geloovige ondervindt tot op den huidigen dag, dat de Heere de beschermer en bewaker der Zijnen is, en dat Hij niet laat varen wat eens Zijne hand heeft begonnen. Die hülpe van Abrahams God heeft ook uwe Commissie in ruime mate mogen ervaren, en zij mag het een Hebreër uit de Hebreën nazeggen: „Hulpe van God verkregen hebbende, staat zij tot op den huidigen dag!" Groote dingen heeft zij, wel is waar, ook in de jongste drie jaren niet kunnen verrichten; maar kan toch ook in het kleine de hand des Heeren niet duidelijk worden opgemerkt? „Ziet, •dat volk zal alleen wonen, en het zal onder de Heidenen niet gerekend worden!" heeft Bileam de Zoon van Beor getuigd van hen, wier geestelijke belangen door uwe Commissie moeten worden behartigd; is het wonder, dat haar arbeid altijd een eigenaardige plaats inneemt onder de werkzaamheden, die op het gebied van Uit- en Inwendige Zending worden verricht? Wij meenden dan ook niet beter te kunnen doen dan, lettende op de wenken, die ons een vorige maal waren gegeven, in allen eenvoud op den ingeslagen weg voort te gaan; met de stille hoop, dat Abrahams God den arbeid der liefde onder Abrahams zaad genadiglijk mocht zegenen. Met die hoop bezield, zonden we onzen Colporteur-Bezoekbroeder naar Oost en West, naar Zuid en Noord van ons Vaderland uit, om zoowel voor als onder Israël te arbeiden, waarin de Heere boven bidden en denken gezegend heeft. Zag hjj zich nu en dan soms bitter teleurgesteld, en moest hij maar al te dikwerf ervaren, dat de verharding nog niet van Israël is geweken, dat het deksel nog niet van zgn aangezicht weggenomen is, ook menige verrassing werd hem bereid. Reeds de gedachte, dat hij in vele gemeenten met opene armen werd ontvangen en schier immer voor een talrijke en aandachtig luisterende schare de belangen van Gods oude volk in gebed en toespraak kon bepleiten, kon in den moeitevollen arbeid hem bemoedigen; maar ook heeft hij nu en dan menig belangrijk gesprek met Juda's bannelingen kunnen houden, gelijk zijne verslagen daarvan gedurig melding maakten. Bjj een enkelen werd zelfs blijkbare belangstelling openbaar, en de hoop leeft in ons hart, dat het woord van God, hetwelk nu en dan door een zoon of dochter Abrahams werd gekocht, niet ledig zal wederkeeren, en dat ook de andere arbeid van onzen Broeder niet ijdel zal zjjn in den Heere. Of moeten we veronderstellen, dat al die 120 bidstonden, welke sinds 1881 zijn gehouden, niet de minste vrucht zullen afwerpen; dat de gesprekken, die voor of na het houden dier bidstQnden zijn gevoerd, ook zelfs voor een enkelen nakomeling van Abraham met ten zegen zal zijn? Dit zij verre! Moest er onder de Heidenen soms 20 jaar lang worden gearbeid alvorens een Kaffer of Moor werd toegebracht; is zelfs menige Zendeling vermoord en opgegeten, om niet eens te spreken van de vele duizenden schats, die ten offer zijn gebracht, dan kunnen we moed houden, ook al is nog niet één bekeerling als vrucht van onzen arbeid aan te wijzen. Immers God, die rijk is in barmhartigheid, die kannibalen herschept in toonbeelden Zijner genade, zou die Zijn belofte aan Israël niet vervullen?! Ongetwijfeld, want „Zijn waarheid zal Hij nimmer krenken Haar eenwig zijn verbond gedenken. Zijn woord wordt altoos trouw volbracht Tot in het duizendste geslacht, 't Verbond met Abraham, zijn vrind, Bevestigt Hij van kind tot kind." Als wij maar doen met alle macht wat onze hand zal vinden, dan zal de Heere den arbeid onder een volk, 't welk zulk een rijke geschiedenis en zulk een heerlijke toekomst heeft, niet ongezegend laten. Ten einde dien arbeid zoo vruchtbaar mogelijk te doen zijn heeft Uwe Commissie gemeend in het benoemen van Correspondenten eene kleine verandering te moeten brengen, en wel in dier voege, dat zij de benoeming dezer Broeders aan de respectieve Classes opgedragen heeft. Een enkele Classis heeft aan die vriendelijke opdracht op welwillende wjjze beantwoord, gelijk ook enkele Correspondenten op zeer loffelijke wijze zich van hunne taak hebben gekweten, waarvoor de Commissie bij dezen gaarne haar innigen dank voor de bewezene hulp toebrengt; terwijl zij den vurigen wensch uitspreekt, dat eerlang alle vacatures mogen worden bezet, en alle Broeders Correspondenten in het belang van Israëls zaad werkzaam mogen zijn! Moest uwe Commissie in haar voorgaand verslag rapporteeren, dat alle pogingen om aangaande Sahuel Davidsohn iets naders gewaar te worden vruchteloos waren gebleven, thans kan zij mededeelen, dat althans eenig licht in dezen is opgegaan. Gedrongen door de begeerte om toch iets van dezen voormaligen Leeraar in Israël te weten te komen, plaatsten wij — daartoe door broeders in het Binnen- en Buitenland geholpen — in een Fransch, in een Duitsch en in een Engelsch Christelijk tijdschrift een korte mededeeling Tan Davidsohns geschiedenis; met het vriendelijk verzoek, om, ingeval men iets van hem wist, dat dan aan onzen geachten President, Ds. Gezelle Meerburg, te willen berichten. Niet lang duurde het of van onderscheidene personen te London kwam de tijding, dat Davidsohn den 9 Maart 1884, door Rev. Wilkinson in de „Conference Hall", in Mildmay Park, was gedoopt, en dat Hij nog met vrouw en kinderen zich te London bevond; waar hij door het leeren van een handwerk in zijn dageljjksche behoeften trachtte te voorzien, en zich voorbeeldig gedroeg. Verblijd over deze gunstige berichten, verzochten we vriendelijk nadere inlichtingen te mogen ontvangen, en knoopten we ook met D. zelf de correspondentie weer aan; insgeljjks hem vriendelijk maar tevens dringend uitnoodigende ons toch iets mede te deelen van zjjn geschiedenis, die hij, sinds dat de Broeders Beuker en Wielenga hem het laatst hadden gesproken, had beleefd. Aan dat verzoek werd echter tot onzen spjjt niet voldaan. Wel kwam er antwoord, ook wel van D. zelf, maar het gewenschte licht ging niet op. Toch hadden we aan dat licht behoefte, weshave we tot den krassen maatregel moesten overgaan, om aan D. te schrjjven, dat, indien hjj de gevraagde inlichtingen niet gaf, wij ons niet langer, ook niet nnanciëel met hem konden inlaten. Die inlichtingen kwamen niet; en, gelijk van zelf spreekt, onze briefwisseling met D. was geëindigd. Moest zulk een afloop wel tot moedeloosheid stemmen, toch konden wjj er niet toe komen om het hierbij te laten bljjven. Na eenige maanden te hebben gewacht schreven we bn vernieuwing aan een der Broeders, die/ ons zoo welwillend ter zjjde had gestaan, n. 1. aan den Duitschen predikant Pastor Sommer, ZEw. vriendelijk verzoekende, ons iets naders omtrent D. te willen mededeelen; en o. a. ons te willen berichten, waaraan het z. i. toch toe te schrjjven is, dat D. tegenover ons zich zoo achterhoudend gedraagt. Weldra kwam het gewenschte antwoord'in; een antwoord hetwelk in menig opzicht stof tot bljjdsChap schonk en dat deed zien, dat hetgeen aan D. was besteed niet was Verspild. „Ich glaube heute noch", zoo schrijft genoemde Leeraar, „dasz wenn je ein Jude aufrichtig bekehrt war so ist es D. Er hat mir seine Geschichte ziemlich- genau erzahlt und ebenso seine Erfahrung als Christ, ich habe gesehen wie er als lebendes Menschen-Skelett herumlief um als Christ leben zu können und wie er bereit ist Jesum alles zum Opfer zu bringen" enz. gelijk blnkt uit »het origineel, dat we bij dezen gaarne ter inzage U aanbieden. Met die getuigenis stemmen overeen alle berichten, die we omtrent D. nebben ontvangen; zoodat we de gegronde hoop kunnen koesteren, dat, al hadden wij hem zeer gaarne in ons midden willen houden, hij toch den Messias van Israël als zijn Heiland en Zaligmaker heeft leeren kennen, en dat zijn vreemde houding tegenover de Commissie wel niet is goed te keuren, maar toch ook uit zijn karakter en omgeving genoegzaam kan worden verklaard. Dat de trouwe Herder Israëls hem verder leide en weide, en dat ook zijn gade en kinderen den Beloofde der vaderen mogen leeren kennen, is de vurigste wensch onzer ziel! Gaarne aan alle wateren willende zaaien, hebben we met groote blijdschap onzen Broeder Kostee eenige weken afgestaan aan de Commissie voor de Bijbeltent op de Wereld-Tentoonstelling te Amsterdam, waardoor hij tevens in de gelegenheid was om met menig kind uit den huize Israëls over Israëls verwachting te kunnen spreken, en het Woord Gods of bijbelsche traktaten hem uit te reiken. Ter bereiking van datzelfde doel zijn we met het Traktaatgenootschap „Filippus1' overeen gekomen om Br. Kostee in en bij de Bijbeltent te Zandvoort werkzaam te doen zijn, alwaar onder de badgasten telken jare vele zonen en dochteren Abrahams worden gezien. Moge ook deze arbeid er toe bijdragen, dat zij van al hunne onreinigheden en van al hunne drekgoden worden gereinigd, en de behoefte aan het bad der wedergeboorte ook door hen worde gevoeld! Wat de finantiën betreft mogen we, door de goede hand onzes Gods over ons, vermelden, dat tot dusver ons nog niets heeft ontbroken; maar dat, zij het ook den eenen tijd meer dan den anderen, toch de gaven der liefde voortdurend bleven vloeien, en wij dientengevolge ons boek met blijdschap konden sluiten. Begonnen met een saldo van f 516,22 hebben we aan uitgeleende gelden terug ontvangen „ 450,— terwijl we aan renten konden innen » 184,40. Van Ds. Beuker ontvingen we terug hetgeen ZEw. ten behoeve van Davidsohn had overgehouden „ 17,33. Drie Zendingsfeesten gaven een bate van . . . „ 60,—. Voor Bijbels en Traktaten beurden we .... , 102,60; terwijl aan gaven der liefde uit onderscheidene bronnen ons toestroomden „ 3516,06. Totaal . . f 4846,61. Over de vraag hoe we deze gelden zouden besteden behoef- den we ons niet erg te bekommeren, aangezien de weg daartoe als van zelf ons werd gewezen. Broeder Kostee ontving aan Salaris f 2700,—. Voor reis- en verblijfkosten hebben we hem terugbetaald » 512,97. Bijbels en boeken hebben we gekocht voor . . 9 284,21£. Het houden van onderscheidene vergaderingen, alsmede het reizen van een enkelen Correspondent heeft gekost ' „ 123,11. Aan een paar gemeenten hebben we geleend. . „ 300,—. Davidsohn heeft nog ontvangen. „ 36,16. En aan porto's, vrachten, kantoorbehoeften enz. hebben we betaald » 43,05. Is samen . . . f 3999,50£. Trekken we nu van de straks genoemde . . f 4846,61 deze uitgaven ad » 3999,50^ af, dan sluiten we met een batig saldo van . f 847,10j}-.' Ruime stof tot dankzegging alzoo aan Israëls God en Koning, die ook in dit afgeloopen Synodejaar ons zoo ruimschoots heeft beweldadigd, en die nu tien jaren lang heeft getoond, dat de zending onder zijn oud Israël, ook door ons Chr. Geref. volk is gewild; en die op onderscheidene wijze openbaar heeft doen worden, dat niet alleen met blijdschap wordt geofferd, maar dat ook het gebed voor Israëls heil gedurig opklimt tot Israëls God. Het is opmerkelijk met welk een gloed er soms over de toebrenging van Gods oude volk, over de wederkeering naar het land zijner vaderen wordt gesproken. „'kZie den tijd, den tijd van glorie naderen, Die heil moet brengen aan heel 't kroost van Abraham, God wil het overschot dier droeven weer vergaderen, Die afgehouwen zijn van d'allerêelsten stam 1" Deze heerlijke gedachte begint hoe langer hoe meer in den boezem onzer gemeenten te leven: getuigen de deelnemende wóórden, waarmeê zoo vele gaven der liefde gepaard gaan; de belangstelling waarmee schier overal Broeder Kostee is ontvangen, en de aandacht, die hoe langer hoe meer aan de bespreking van Israëls toekomst en herstel wordt gewijd. Gode daarvoor de eere, die alom meer beweging doet ontstaan onder de dorre doodsbeenderen van den huize Israëls; en die in alle landen der wereld, thans meer dan ooit, Jakobs nakomelingen doet vragen naar het Rijsje uit den afgehouwen tronk van Isaï. Maar ook dank aan allen, die hun liefde voor de beminden om der vaderen wil hebben betoond; dank aan de Broeders Bijlage V. Hoog Eeewaakde Vergadering ! De Zendingscommissie heeft aan haar Secretaris, AdjunctSecretaris en Director opgedragen aan uwe Hoog Eerw. Vergadering verslag uit te brengen van hare werkzaamheden, sedert de jongstgehoudene Synode, waaruit U tegelijk de toestand onzer Zending duidelijk zou worden. Wij achten het ons, waarde Vaders en Broeders, eene eere en voorrecbt om U, namens onze Commissie, mededeelingen ie doen van het heerlijk werk der Zending, dat onze Kerk op zich nam, gelijk wij vertrouwen dat het U tot eene blijdschap zal zijn, onder de vele belangrijke werkzaamheden, waartoe uwe Vergadering geroepen wordt, ook die der Zending te mogen behartigen. Wij zullen evenwel met ons verslag niet te veel van uwen kostbaren tijd vragen en wij behoeven dit te minder, nü sedert Januari 1882 ons Zendingsorgaan „Het Mosterdzaad" maandelijks geregeld mededeelingen doet èn van onze Zendelingleeraren te Batavia en Soerabaia èn van hetgeen door de Zendingscommissie behandeld en besloten wordt. De Zendingscommissie heeft hare jaarvergaderingen, waaraan een Zendingsdag verbonden was, in '83 te Leiden, in '84 te Goes en in dit jaar te Assen gehouden. De Zendingsdagen hebben zich in elk dier steden gekenmerkt door de opkomst van een talrijk en belangstellend publiek, waaronder vele predikanten en kerkeraadsleden. De referaten door de predikanten Boon, Dijkstra en Sieders op die dagen voorgedragen, gaven aanleiding tot nuttige en aangename gedachtenwissehngen over het werk der Zending. De vrucht van zulke dagen kan niet dan gezegend zijn tot opwekking van den Zendingsgeest in onze gemeenten, weshalve de Commissie den wensch uitspreekt, dat onze Zendingsdagen steeds drukker bezocht en langs zoo meer de Zendingsfeesten onzer Kerk mogen worden. Buiten de jaarvergaderingen kwam de Commissie nog tweemaal samen 5 en 6 Oct. 1882 te Zaandam en 26 Nov. '84 te Utrecht, terwijl bovendien het Moderamen nog viermaal is samengeweest. Onderscheidene, niet alledaagsche Zendingsbelangen maakten deze buitengewone vergaderingen en die van het Moderamen noodzakelijk. Als daar waren: de aanneming van kweekelingen, de komst van br. Haan en de zijnen, de aanneming van br. van Alphen en de plaats zijner bestemming; het voorstel King tot aanneming van de'Rehoböth-kerk te Meester-Cornelis, de ernstige ziekte van br. Huijsing en echtgenoote en een eventueele Zending in de Transvaal. Over elk dier onderwerpen hebben wij aan Uwe Vergadering verslag uit te brengen. 1. De aanneming van kweekelingen. In het verslag op de Synode te Zwolle sprak de Zendingscommissie de noodzakelijkheid uit van de aanneming van 3 kweekelingen, en gaf haar voornemen te kennen tot dat einde eene oproeping te doen. Wij hadden toen slechts één kweekeling A. Bolwijn, daar de tweede, Veltman, vanwege zwakte onze kweekeling niet kon blijven. 5 en 7 Oct. vergaderde de Commissie te Zaandam tot onderzoek dergenen, die zich voor de Zending hadden aangeboden. Zeventien jongelingen verschenen voor de vergadering en, na ernstig onderzoek, werd er een drietal voor het proefjaar aangenomen: Cobnelis de Beuin van Hazerswoude, Geehet Jan Hekkeet van Deventer en Willem Pos van Zaandam. Dezen zijn overeen-1 komstig het besluit der Synode van Zwolle (zie art. 211) naar de Theol. School te Kampen gezonden, terwijl Prof. Lindeboom met het toezicht werd belast, en geven wat liun ijver en Christelijk gedrag betreft der Commissie reden tot tevredenheid. De Zendelingkweekeling Bolwijn zal D. V. het volgende jaar zgn eindexamen doen. 2. De komst van br. Haan. — Den 16den Augustus '83 arriveerde br. Haan met vrouw en zes kinderen uit Batavia te Amsterdam. Men kon het Haan en zjjne echtgenoote aanzien, dat hun 10-jarig verblijf onder het tropisch klimaat invloed op hun gestel had uitgeoefend. Zij vestigden zich aanvankelijk metterwoon te Kampen, van waaruit br. Haan vele gemeenten heeft bezocht, om Zendingsmededeelingen te doen. Later heeft hjj zich naar Elburg begeven. Maar de vraag kwam bjj de Commissie aan de orde, hoe lang moet br. Haan en de zijnen in Nederland vertoeven? en waarheen zal hjj uitgezonden worden? Vooral de laatste vraag bleek niet gemakkelijk te beantwoorden te zgn en wel met het oog op den leeftijd van br. Haan, de nog altjjd zwakke gezondheid zgner vrouw en het getal zijner kinderen. Met ernst is deze zaak besproken op de buitengewone vergadering ten vorigen jare te Utrecht gehouden. Haan naar zijne plaats te Batavia terug te zenden waar br. Huijsing niet ongezegend arbeidde, kwam der vergadering niet raadzaam voor, ook om het hoog salaris dat Haan met zijn gezin zou noodig hebben. Hem naar het binnenland van Java te zenden of naar Soemba, zou hoogst ongelegen zgn voor het onderwgs en de opvoeding zjjner kinderen. De Transvaal, vroeger genoemd, kon niet in aanmerking komen, om redenen straks mede te deelen. Voegde men nu bij dit alles de enorme kosten voor de overtocht van zulk een gezin, en wat het voor uitrusting enz. behoefde, dan drong zich1 bij de vergadering de vraag op: is het niet beter dat Haan hier blijft, beroepbaar voor Nederland gesteld worde, en in overleg en met goedkeuring der Commissie eene eventueele beroeping aanneme. Br. Haan, gevraagd zijnde, verklaarde zich bereid heen te gaan, waar de Commissie hem eene plaats zou aanwijzen, maar ontveinsde, daargelaten de zwakheid zijner vrouw, de finantiëele bezwaren voor de Zending niet, daar hij zijne kinderen niet kon achterlaten. Dit alles overwegende besloot de vergadering Haan vrijheid te verleenen om, in overleg en met toestemming der Commissie, eene beroeping in een onzer gemeenten in Nederland aan te nemen, en dat hiervan kennis zou gegeven worden in „de Bazuin" en „Het Mosterdzaad" Haan is in de gemeente Genderen beroepen en heeft dit beroep met goedkeuring der Commissie aangenomen. Op onze jongste vergadering te Assen is hij onder dankzegging voor zgn arbeid in de Zending ontslagen, en heeft hij zijn attest voor de Classis 's Hertogenbosch ontvangen. 3. Huijsing te Batavia. — Br. Huijsing, die 17 Juni 1883 in de gemeente te Kwitang is gekomen en door Haan ingezegend is om tjjdelijk zgn plaats te vervullen, heeft er van dien tg'd af niet ongezegend gearbeid. De gemeente is er onder zjjne bediening uitgebreid en bevestigd, het getal zijner katechisanten vermeerderd, en de beide scholen voor inlanders werden goed bezocht, Ook te Meester-Cornelis had hij in den laatsten tg'd een 20-tal katechisanten. Tot December van het vorige jaar trof hen geene werkelijke ongesteldheid, hoewel zjj nu en dan onder den invloed van het klimaat leden. Toen*evenwel werd Huijsing, na eenige dagen ongesteldheid, ernstig ziek, (leverziekte). Hij kwam tot nabjj den dood. In Januari beviel zijne vrouw, die afgemat en verzwakt door angst en vermoeienis gedurende de ziekte van haar man, insgelijks doodelgk krank werd. Wat zg' toen geleden hebben, schrjjft Huijsing, is niet uit te spreken; er zijn dagen geweest, dat de dokter 4-maal kwam. Toch heeft de Heere ze gespaard. De dokter drong er op aan, dat zjj naar Nederland zouden terugkeeren; Huijsing wilde hiervan niet hooren, maar stemde toe eenigen tijd op eene hoogere en gezonder plaats te vertoeven. De Heere heeft zijn verblijf te Soekabo&j mie voor hem en zjjne vrouw in zooverre gezegend, dat zjj weer naar Batavia hebben kunnen terugkeeren, en Huijsing beproeven zal zgn werk te hervatten. Toch is het uit zijn laatste schrjjven duidelijk, en dit oordeelt ook de Dokter, dat Batavia de plaats niet is, waar Huijsing, eenmaal zóó door de leverziekte aangedaan, kan blijven. Willen vrij hem voor de Zending behouden, dan moet hg naar een ander en gezonder gedeelte van Java verplaatst worden. Tot dit besluit is dan ook de Zendingscommissie op haar jongste vergadering te Assen gekomen; Huising vrijheid te geven Batavia te verlaten, en in overleg met de Commissie zich op een gezonder plaats te vestigen. Ook aan den Kerkeraad te Kwitang is geschreven, wat deze oordeelde dat er te doen was bij een eventueel vertrek van Huijsing, opdat de gemeente niet ontbloot worde van herderlijke leiding. Dat de ziekte van Huijsing groote uitgaven vorderde, die van zgn salaris onmogelgk konden worden bestreden, en alzoo ten laste der Zendingskas komen, zal uwe Vergadering begrijpen. Maar de Heere, die ons op het gebed onzen broeder en zuster gelaten heeft, Hij zal naar zijnen rijkdom vervullen al onze nooddruft. 4. Van Alphen. — Het is uwe Vergadering bekend, dat br. J. J. van Alphen, gewezen Zendeling van de Nederl. Ger. Zendingsvereeniging te Amsterdam, door onze Commissie tot haren Zendelingleeraar is benoemd met bestemming voor Soemba, waar hjj twee jaar gewerkt heeft. Genoemde Vereeniging had om finantiëele redenen op hare Algemeene Vergadering van 25 April 1883 besloten hare Zendelingen onder zekere voorwaarden los te laten, en vrijheid gegeven om zich aan eene andere Vereeniging te verbinden. Naar aanleiding van deze geschiedenis zijn wi] met van Alphen in correspondentie getreden; waarvan het gevolg was, dat het Moderamen 25 Februari 1884, daartoe gemachtigd door de Algemeene Vergadering, van 5 April 1883 te Leiden, aan van Alphen kennis gaf, dat hu tot onzen Zendelingrleeraar was aangenomen, en dat hjj voorloopig te Soerabaia zou blijven tot ondersteuning van br. Delfos. Op de vergadering te Goes '84 werd de uitzending van v. Alphen naar Soemba besproken. Die vergadering deinsde toen terug dit te doen, zij had bezwaar vanwege de moeielijkheden, die aan eene Zending op Soemba zouden verbonden zijn. De Algemeene Vergadering van dit jaar, echter meende niet te moeten terugdeinzen voor die moeielijkheden; waarom aan br. van Alphen geschreven is om zich een helper te zoeken om met hem en zjjne vrouw naar Soemba te gaan. nadat hij zich vooraf nog eenige maanden te Soerabaia geoefend heeft in de praktische geneeskunde, terwjjl Huijsing, die er altijd over spreekt om onder de heidenen te werken, zal voorgesteld worden met van Alphen naar Soemba te gaan. Zoo zullen wij dan, indien de Heere wil, weldra op Soemba eene ware Heidenzending hebben. 5. Delfos — Van br. Delfos kunnen wjj in weinige woorden veel goeds mededeelen. Hebben hij en zijne Echtgenoote zich nu en dan zwak gevoeld, is het tropisch klimaat hen niet gun- stig, in den laatsten tijd " gaat het beter, en met dankzegging mag hij gewagen van de hulpe des Heeren, waardoor hjj, ook onder zwakte, zijn werk mocht verrichten. Behalve het werk onder het Europeesche gedeelte «ijner gemeente, door prediking, katechisatie en huisbezoek, gaat hij in de Maleische godsdienstoefening voor en leidt hjj de Evangelisatie en school voor de inlanders. De godsdienstoefeningen, ook de Maleische in den laatsten tijd, worden goed bezocht; de gemeente bewust hare liefde en overgave voor de Evangelisatie onder de inlanders. Zij draagt, bjjna boven vermogen, bij. Hare collecten zijn in verhouding groot; voor haar kerkgebouw bracht zij uit eigen middelen f 3000 bijeen, en is voornemens dit jaar een gedeelte der gelden te restitueeren, die onze Zending voor haar besteedt. Dit zijn teekenen, die ons verblijden, een bewijs dat onze Zendingsarbeid èn te Soerabaia èn te Batavia goed is; de Christenen in die beide plaatsen, vooral te Soerabaia zijn, voor zooverre dit noodig was, wakker geschud voor het zendingswerk onder de inlanders. Die vrucht is niet gering te schatten, zoo, en zoo alleen kan de inlandsche bevolking in onzen Archipel bereikt en bewerkt worden. Een, twee zulke stations moeten wjj op Java hebben en behouden, het moeten de Antiöchië's zijn voor onze Indië. 6. — Een derde station op Java werd onze Zending aangeboden door wijlen br. King: zgn kerk te Meester-Cornelis op ruim één uur afstands van Batavia gelegen. Zijn aanbod de Rehobóth-kerk in eigendom aan onze Zending af te staan, lachte der Commissie wel toe, maar één der voorwaarden, waaronder King haar die kerk aanbood, baarde bedenking. Zij luidde: dat in genoemde kerk des Zondags, om de veertien dagen, godsdienstoefening gehouden moest worden, en eens wekelijks katechisatieles gegeven in de Nederlandsche taal. Dit kwam der Vergadering te Goes bezwarend voor. Huijsing kon dit niet doen, het werd dan te veel voor hem, wij zouden ja, wel eene kostelooze kerk op M.-C. hebben, maar moesten er een Zendeling-leeraar bekostigen. Toch wilde de Commissie dit aanbod niet van de handwijzen, zonder vooraf de voorwaarden van br. King aan den kerkenraad te Kwitang tot advies voor te leggen. Deze heeft een uitvoerig gemotiveerd advies uitgebracht, te groot om in ons verslag op te nemen, maar wat voor belangstellenden ter inzage ligt. Slotsom was: de Commissie kon het aanbod niet aanvaarden, het zou onze Zending te veel bezwaren, zonder hoop en uitzichten op veel vrucht. 7. Transvaal. — Toen de welbekende en gevierde Transvaal- sche deputatie Nederland bezocht, heeft het Moderamen, op een daarvoor ontvangen opdracht uwer Commissie, de eer en het genoegen gehad met die deputatie over eene eventueele Zending in die Republiek te spreken. Uit die samensprekingen bleek ons, dat er in de Z. A. R. onder de Kaffers wel een arbeidsveld is, — en vooral een Hollandsche Zending daar de sympathie zou wegdragen — maar ook, dat er door verscheidene Zendelingen (53) door verschillende gemeenten uit verschillende landen van Europa uitgezonden, wordt gearbeid, alsmede dat onze Zusterkérk aldaar mede ernstige pogingen tot verbreiding van het Evangelie onder de Kaffers aanwendt, en dat zulk eene Zending mede groote geldelijke offers zou eischen. Onze Commissie, alles overwogen hebbende, heeft gemeend niet op dien arbeid te moeten ingaan, vooral omdat onze Zusterkerk ernstige pogingen tot Zending aanwendt en wij niet onafhankelijk van naar kunnen arbeiden en evenmin in haren arbeid willen opgaan. Wat ten slotte onzen finantiëelen toestand betreft, met dankzegging aan den Gever aller gaven, mogen we U mededeelen, dat het ons aan geene stoffelijke gaven heeft ontbroken. De geheele Kerk heeft door hare gaven, zoowel door collecten als bizondere bijdragen getoond, dat het werk der Zending haar dierbaar is. Zoo hebben wij dan in het laatste jaar ontvangen ƒ19152,646, uitgegeven f 16110,765 en in de 3 jaren gezamenlijk ontvangen f 56375,295, uitgegeven f 53319,90. Bjj de vermelding van deze cijfers moeten we U, tot onze niet geringe blijdschap, mededeelen, dat de Chr. Ger. Kerk in Amerika, die toont ook een hart te hebben voor de Zending, ons belangrijk met hare gaven heeft gesteund: zij heeft toch, behalve de particuliere giften, in de drie laatste jaren ons toegezonden de som van f 4564,60. Eindeljjk vermelden wjj met dankbare blijdschap, dat deZendingskas nog over ± f 18,000 te beschikken heeft. En nu hebben wg bjj al onze mededeelingen nog een verzoek te doen. In het Reglement der Zend. Com. wordt bepaald, dat jaarljjks een verslag van den staat der werkzaamheden van de Comm. aan al de kerkeraden onzer Kerk zal gezonden worden. Daar wjj thans een voor de Zending officieel blaadje hebben, „het Mostaardzaad" waarin alles, onze Zending betreffende, bekend wordt gemaakt, achten wjj het beter maandelijks aan alle kerkeraden daarvan een exemplaar te zenden. Waarde Vaders en Broeders, uit hetgeen wjj U hebben medegedeeld, hebt gjj zeker den indruk ontvangen, dat de Zendings- arbeid een moeielijk werk is. Wij hebben toch, het moet niet ontveinsd, met vele en velerlei teleurstellingen te kampen. Maar die zijn aan de geschiedenis der Zending nergens vreemd. Daarom is het niet alleen een arbeid der liefde, maar ook des geloofs. Onder al de moeielijkheden en teleurstellingen moet het woord des Heeren ons voor oogen staan: „predikt het Evangelie allen creaturen", en zgn bevel moet zijne Kerk geDoeg zgn om de hand niet van de ploeg te trekken, maar in gehoorzaamheid te volharden. Zeker niet met overschatting der krachten waardoor men meer aanvat dan men volbrengen kan en niet zonder op de wegen en wenken der Voorzienigheid te letten, want ook in de uitbreiding van zijn Koninkrgk houdt de Heere zijne gangen; maar bovenal moet gearbeid worden met geduld. Waar men geleerd heeft niet te haasten, maar op Gods daden te wachten, daar kan men de rechte Zendingsman en de rechte Zendingskerk zijn. Wij hebben vooral te behartigen het woord des Apostels: „Broeders, zijt dan lankmoedig tot de toekomst des Heeren. Ziet, de landman verwacht de kostelijke vrucht des lands, langmoedig zijnde over dezelve, totdat het den vroegen en spaden regen zal hebben ontvangen." Maar wij mogen niet nalaten U te herinneren, dat God onzen arbeid heeft gezegend. Eén onzer leeraren, die bizonder zijn aandacht aan het werk der Zending wijdt, zeide onlangs: „in vergelijking van anderen arbeid hebben wg niet weinig vrucht." En, ja, er is vroege regen gevallen; er is vrucht gezien. Laat ons nu lankmoedig zjjn en wachten op den spaden regen. Toen Jezus bij de Jakobsbron zat, waar de Samantaansche vrouw Hem voor den Messias had erkend, zeide Hij: „heft uwe hoofden op en aanschouwt de landen, want zij zijn aireede wit om te oogsten." Jaren gaan voorbjj zonder dat we van verderen zegen hooren. Maar daar komt opeens de bigde mare in Jeruzalem: „geheel Samaria heeft het Woord Gods aangenomen." De Almachtige geve ook U zulk eene uitkomst. En al is het dat ons tegenwoordig geslacht het nog niet zal beleven, dan zal toch het Woord des Heeren vervuld worden, dat zich te zamen verblijden, èn hij die zaait, èn hij die maait. L. VAN DER VALK. W. H. GISPEN. J. H. DONNER. Bijlage VI. VERSLAG VAN DE COMMISSIE DER ALGEMEENE KAS TEN BEHOEVE VAN PRED.-WED., WEEZEN EN EMERITI-PREDIKANTEN. Aan de Eerwaarde Synode der Chr. Ger. Kerk, te houden te Rotterdam op 18 Augustus en volgende dagen. Eerwaarde en Geliefde Vaders en Broeders in onzen Heere Jezus Christus! Als Comité van het Bestuur der Algemeene Kas ten behoeve van Pred.-Wed., Weezen en Emeriti-Pred., is het ons een waar genoegen in het midden uwer eerwaarde Vergadering het bestuur van bovengenoemde Kas te vertegenwoordigen. Wp' mogen beginnen met de verklaring, dat God sedert de vorige Synode, te Zwolle gehouden, de belofte van ouds gedaan, vervuld heeft. Hg' heeft getoond, de Rechter der Wed. en de Vader der Weezen te zijn. Hij heeft het hart van ons volk geneigd, dat er in de noodzakelijke behoeften kon worden voorzien. Met dankbaarheid aan God mogen wjj erkennen, dat het Bestuur in broederlijken zin, en in den regel met bjjzondere eenstemmigheid de belangen der Kas mocht behartigen. Alleen is het soms moeielijk het evenwicht te bewaren tusschen het medelijdend gevoel en de krachten, waarover we te beschikken hebben, wat de ondersteuningssom betreft, omtrent onze oude of zwakke Dienaren, hunne Weduwen en Weezen. Niet altijd kan het bestuur de som uitkeeren, die aangevraagd wordt, waaruit wel eens eenige moeilijkheid ontstaat, toch is ook deze moeilijkheid waar ze voorkwam nog altijd uit den weg geruimd. De ondervinding heeft ons steeds onderwezen, om deze gewichtige en teedere zaak naar eisch onzer roeping te behartigen. Met eene enkele uitzondering ondervinden wjj van de zjjde dergenen, die ondersteuning ontvangen, blijken van tevredenheid. Van een enkelen ontvingen wjj de edelmoedige betuiging: ik bedank voor de ondersteuning en hoop mij buiten de Kas te kunnen redden. Het getal dergenen, die ondersteuning ontvingen uit de Kas, onderging in de jaren 1882 en 1883 bijkans geene verandering, terwjjl het getal Emeriti-Pred. in 1884 met 3 werd vermeerderd. Het getal Weduwen bleef als in 1883, terwijl in 1882 87 en in 1883 85 en in 1884 93 Weezen ondersteuning ont- heid mogen wij in het midden uwer Vergadering de verklaring afleggen, dat net ons geen last was, deze taak, ons door uwe Vergadering opgedragen, te vervullen, alsmede dat wij tamelijk gemoedigd de toekomst van onze Kas tegemoet gaan. Ten slotte, daar ons uit de Synodale Agenda gebleken is, dat uwe Vergadering onderscheidene voorstellen aangaande deze Kas heeft te bespreken, zoo wenschen en bidden we uwe Vergadering eene ruime mate des Heiligen Geestes toe, om in het belang der Kas te beschikken, als ook om in alle andere zaken, die uwe Vergadering heeft te behandelen in het belang der Chr. Ger. Kerk in Nederland, te beraadslagen en te besluiten. De Heere wone kennelpk met zjjn gunst en genade in het midden uwer Vergadering. Namens de Commissie der Eas: Uwe broeders in den Heere, L. NEIJENS, Pres. J. J. KUIPER, Secr. L. HOEKERS, Perm. 1 INHOUD. Blaclz. Voorwoord 3 Samenstelling der Synode 5 Opening der Synode, lastbrieven, verkiezen van een Moderamen, aanvaarding van het praesidium, instemming met de Belijdenis en tijd der zittingen 5—9 Buitenl. afgevaardigden 9, 16 Toespraken van en tot, alsmede vragen aan de Buitenl. afgevaardigden 21—38 Besluit in zake de Belgische Zendingskerk 126, 118 Pastor Röthers verzoek om raad en hulp 61, 125, 126 Blootlegging van zgn verlangen aan een commissie 6J., 124, 126 Motie van orde 10 Commissie van Rapporteurs 10 Protesten en Ingekomen stukken 2 dagen ter visie -.. 10 Volgorde van zitting 11 Verslag van de S. Commissie en vragen 12 Blijven bij het bestaande Beglement 13 Rapport van de Commissie naar België, Bentheim en Gouda 13 142 Gedrag van de gedelegeerden der V. U 13 Correspondentie met de D. B. Church 15, 16, 50—56 Vragen aan G. Hoeksema 51 Gedenkschrift der afscheiding 41 Vergaderen in comité en mededeeling van het behandelde op een Prov. Vergadering 42 45 Notulen der Synode 140 Plaats der volgende Synode 148 Bekening Synode met aanmerkingen 141 Voorstel nopens het Scribaat 148 Sluiting der Synode 149 153 THEOL. SCHOOL. Verslag van den toestand der Theol. School en vragen 39—41 Approbatie van twee voorstellen der Curatoren, rakende het staken der stemmen en het aantal kinderen der Docenten 42, 124 Verslag van den staat der kas 42 Nazien der boeken en decharge 42, 63 Benoeming van Docenten uit een drietal, aanbevolen door de Curatoren? Neen 48 Bladz Hospitium en Chr. Ger. Gymnasium 45—48 Verandering van 't woord „Hoofdonderwijzer" in „leeraar in de Holl. taal" enz. in Hoofdstuk VI der Algemeene Bepalingen 49 Versterking van het literarisch onderwijs aan de Theol. School en hoe? 56—58, 62, 68 De doctorstitel 76—80 Niet vaststellen van een zekeren leeftijd ter toelating van het eindexamen 59—62 Benoeming van een Commissie in betrekking tot den oud-Docent S. om met Zyneerw. te spreken over alinea 2 van art. 208 Zwolle 128 Vereeniging van de verschillende Provinciale kassen ter ondersteuning van onvermogende studenten tot één kas niet wenschelijk 138 KAS VOOR EMERITI-PREDIKANTEN, ENZ. Verslag 63 Vragen naar aanleiding van 't verslag 63 Opheffing van het een zesde of schrapping van art. 35 en 51 Zwolle 64, 65 Maatregelen tot dekking van het tekort , 65—69 Zedelijke aanmaning aan emeriti-predikanten en predikantsweduwen, die ondersteuning ontvangen uit de kas 70 ZENDING ONDER ISRAËL. Verslag en vragen naar aanleiding ervan • 71 Nazien der boeken en decharge 71, 76 Versterking 15 Benoeming van een Commissie in die zaak 15 Aandringen bij de Hooge Begeering op het handhaven der Zondagswet en op schrapping van art. 168 der grondwet 73—76 Hoelang blijven de attesten van vertrokken lidmaten geldig eer zij vervallen worden verklaard? 115 Mogen predikanten en Docenten leden zgn van de Tweede Kamer, van de Prov. Staten of van den gemeenteraad? 126—134 De doop bediend door den heer v. S 135 Beantwoording der vragen van het Doopsformulier alleen door leden der gemeente? 135 Inzegening van het huwelijk in de N. H. Kerk 136 Misbruik van sterken drank 137 Verkiezing van een lid der S. Commissie 140 Verzoek van den kerkeraad van Botterdam aan de Synode het magnetisme betreffende 138 Kan een prae-adviseerend lid ook een voorstel doen of doen aantee- kenen op de Synode? 140 Voortaan geen verzoeksohriften op de Agenda 142 Alle protesten moeten ingezonden zijn op den dag van de opening der Synode 143 Welke Buitenl. Kerk uitnoodigen? 147 Zgn alle Docenten verplicht de Synode bij te wonen? 148 PROTESTEN EN INGEKOMEN STUKKEN. Protest van J. T. B 81 „ „de Classis Assen tegen de Prov. Synode van Drenthe.. 82, 83 „ „ G. Wissink te Appelscha 83 „ „ den kerkeraad te Hollandsche Veld 84 „ „ W. van Dijk te Dordrecht.. • • 89 — 91 „ „ P. de Visser te Dordrecht 89 — 91 „ „ M. v. d. Berg van Amersfoort * 91, 92 „ E. Harms te O. Pekela 92, 93 „ „ H. Tempelman te Bergambacht 98, 94 „ „ F. Ten Hoor en 4 anderen te Haulerwgk 94, 95 „ „ den kerkeraad te Haarlemmermeer 96 Bladz. Protest van E. J. Smit te Hoogeveen, met Memorie van Toelichting van den kerkeraad te Hollandsche Veld 99—101 Protest van P. v. d. Grijp te Botterdam 101, 116 „ „ J. Kroese te Vroomshoop 102 Voorstel van de Classis Sneek tot herziening der D. Kerkorde in verband met onze Synodale bepalingen 81, 117 H. van Zanten en twee anderen vragen inlichting 81 Verzoek van den kerkeraad te Bergnm 83, 84 Voorstel van de Classis Enumatil om het huwelijk van een weduwe met den broeder van haar overleden man gelijk te stellen met dat van een man met de zuster zijner overleden vrouw 85 Baad aan de kerkeraden te geven 86 Een vraag der Provincie Zeeland of iemand die gehuwd is met de zuster zijner overleden vrouw als lid mag worden aangenomen. .. 85, 87 Antwoord op die vraag 88 Verzoek van D. v. Beek te Doorn 95 Schrijven van C. W. Bidderhof van Dordrecht 88 Schrijven van den kerkeraad te Bijnsburg 97 Schrijven van J. A. Donkers 98, 89 Voorstel der Commissie van Rapporteurs 142 Art. 32. De Voorzitter stelt aan de Vergadering voor om ter behandeling van Protesten en Ingekomen Stukken den "Woensdag van de volgende week te nemen; om morgen de zaken betreffende de Theol. School te behandelen, en heden over te gaan tot punten, die de Kerkregeering raken. De Synode keurt dit goed. Art. 33. In behandeling komt nu D a der Agenda: De Prov. vraagt met aandrang: Kan er door de Synode ook iets gedaan worden om het besef van de macht en de roeping des kerkeraads te verlevendigen; vooral met het oog op de vele vereenigingen buiten_ onze Kerk, die in onze Kerk zoo licht worden nagevolgd ? (Groningen.) De Afgevaardigden van Groningen geven toelichting. Hunne Prov. heeft het oog op het doen houden van lezingen, voordrachten enz. door Jongelingsvereenigen, en zou het zeer wenschelijk achten, als de Synode eens ernstig nadruk erop legde, dat het tot de roeping van den kerkeraad behoort op die dingen te letten. Sommige kerkeraden laten er zich niets mede in of nemen tegenover de bestaande vereenigingen eene minder wenschelnke houding aan. Op onze jonge menschen moet door den kerkeraad een wakend oog worden gehouden. Een der Docenten geeft prae-advies, inhoudende den raad, om eene opwekking van deze Synode te laten uitgaan aan de kerkeraden. Zijns inziens ligt de weinige belangstelling niet bij de jonge menschen, maar bij de kerkeraden. Een ander praeadviseur acht zoodanige opwekking minder doelmatig, omdat er geene klacht is. In de discussie blijkt, dat deze vraag van Groningen vrij algemeene instemming bij de broeders vindt. Wel wordt het moeielijk geacht de relatie tusschen kerkeraad en vereenigingen juist te omschrijven, maar relatie moet er zijn. De vereenigingen loopen zonder toezicht des kerkeraads gevaar in een verkeerd spoor te komen. Toezicht van den kerkeraad is hoogst wenschelijk, is noodig. Maar, merkt een spreker op, de kerkeraad moet bij dat toezicht in den geest der liefde handelen en menschkundig te werk gaan. Onze jonge menschen zijn in de gisting-periode, zij moeten niet geschud, maar gekalmeerd, met verstand geleid worden. Nog andere sprekers wijzen op het komedie-achtige, dat er soms in de voordrachten der vereenigingen is, op kwestieuze stukken; ook wordt nog gewezen op de roeping en het gezag van den predikant, die veel ten goede kan doen. 3 dikant door de Classis wel verplaatst, maar van zijne gemeente niet losgemaakt mag worden. Utrecht betwijfelt, of het beroepbaarstellen van losgemaakte leeraars wel te rijmen is met art. 11 der D. Kerkorde. Z.-Holland dringt op groote omzichtigheid bij het wederberoepbaarstellen aan, op voorzichtigheid bij het losmaken en wil opgave van de redenen, waarom een leeraar van zijne gemeente ontbonden is. Een der Docenten geeft prae-advies. Hij merkt op, dat in de Agenda sprake is van drie zaken: van de losmaking om redenen van tucht, van de wederberoepbaarstelling en van de kennisgeving met redenen. Over iedere zaak geeft hij in 't kort ziin •advies. Het eerste is niet moeielijk. Het tweede is geoorloofd, als de gemeente niet langer bij machte is haren leeraar te onderhouden, of als hij karakter-gebreken heeft. Maar het gaat niet aan een leeraar los te maken van zijne gemeente of hem te verplaatsen, indien hij niet door een andere gemeente is beroepen. Het derde is onafwijsbare plicht. Ook andere Prae-adviseurs laten over deze materie zich hooren. Twee verklaren zich voor het voorstel Z.-Holland; een herinnert de bepalingen der Kerkorde, die z. i. duidelijk zijn. Verplaatsen mag niet zjjn aan den dijk zetten. Een derde wil de kerkelijke tucht voor geschorste predikanten verscherpt hebben. In discussie gebracht, voeren onderscheidene sprekers het woord. De eerste spreker tracht aan te toonen, dat van lieverlede een eenigszins andere practijk, dan vroeger gold, is ingeslopen. Zonder elders beroepen te zijn, zjjn leeraars om andere dan finantiëele redenen van hunne gemeenten losgemaakt. Dit strijdt tegen art. 11 der D. Kerkorde, waar als eenige reden van losmaking het finantiëele genoemd wordt. Hij raadt terugkeer tot Dordt aan en dient een voorstel in dien geest in, dat door anderen gesteund wordt en van ingrijpender strekking is dan een der Agenda-voorstellen. Over de voorstellen der Provinciën, vooral van Zuid-Holland en Friesland, wordt nog veel gesproken, en de opmerking gemaakt, dat het voorstel van Friesland eerst in stemming moet komen, omdat het positief is en er een beginsel in zit. Het wordt verrijkt met de toevoeging: „of de gemeente, Classis en Provincie zorgen voor zjjn onderhoud". Nog andere voorstellen worden ingediend. De vraag: Aan welk voorstel komt de prioriteit toe? wordt nu overwogen en verschillend beantwoord. Sommigen zeggen: Het gaat niet aan een voorstel van een lid der Vergadering boven dat van een Provincie voorrang te geven. Anderen zijn van oordeel, dat het eerst ingediende voorstel den logischen voorrang heeft, omdat het de verst reikende strekking heeft. Besloten wordt dit voorstel in stemming, te brengen. Voorstel 2. De Vergadering betreurende, dat er van lieverlede eene eenigszins andere praktijk is ingeslopen en er leeraren zonder elders beroepen te zijn, om andere dan finantiëele redenen van hunne gemeenten zijn losgemaakt, Oordeelt, dat men tot de praktik van art. 11 van de Kerkorde van Dordrecht dient terug te keeren en geen leeraar meer van zijne gemeente mag worden losgemaakt dan wegens de in art. 11 der Kerkorde bedoelde redenen. De uitslag der stemming is, dat het met 31 tegen 9 stemmen wordt verworpen. Het voorstel van Friesland komt nu in stemming met boven genoemde toevoeging. Het luidt als volgt: Voorstel 2. De Synode besluit, dat voortaan door de Classis, lettende op de bepalingen daarvan bestaande, een predikant wel verplaatst, maar niet losgemaakt mag worden van eene gemeente, of de gemeente, Classis en Provincie zorgen voor zijn onderhoud. Het heeft beter lot dan het eerste voorstel. Het wordt met alle stemmen aangenomen. Abt. 35. Nu is het voorstel van Z.-Holland betreffende het beroepbaar stellen aan de orde. Om aan Utrechts verlangen te voldoen wordt een klein amendement op dit voorstel ingediend en Z.-Holland wordt verzocht dit over te nemen, waartoe het echter vooralsnog niet kan besluiten. Abt. 36. Intusschen wgst de klok één uur aan. Na het zingen van Ps. 65:1, De lofzang klimt uit Sions zalen, enz. en dankgebed bij monde van Doe. Nooedtzij, gaat de Vergadering tot vier nur uiteen. VIERDE ZITTING. Woensdag 19 Augustus, nam. 4-i-8 uur. Abt. 37. Weêr saamgekomen, zingt de Vergadering Ps. 117 Loof, loof den Heer, gij heidendom, enz. en smeekt bij monde van Doe. Lindeboom den Heere om Ziin zegen. Abt. 38. Deze zitting is gewijd aan de Afgevaardigden van Buitenl. zusterkerken. Allereerst wordt het woord gegeven aan Ds. L. Stboeven, Afgevaardigde der Oud-Geref. Kerk in Pruisen. Zünweleerw. sprak in hoofdzaak aldus: Eerwaarde Vergadering! Daar de Oud-Gereformeerde Kerk in Pruisen, in latere jaren, op bijna iedere van uwe Synoden hare afgevaardigden zond, zoo zg'n u hare aangelegenheden meerendeels reeds bekend. Ik kan daarom zeer kort zjjn. Of men onze Kerk eene zuster of eene dochter van de uwe noemt, zeker is, dat zg groot belang stelt in het lot en de toegenegenheid van hare oudere zuster. Ontvang van onze Kerk de meest hartelijke zustergroete. Warén de gemeenten onzer Kerk tot dusver 9 in jgetal, thans is zij met eene vermeerderd, nl. die te Campen in Oost-Friesland, terwijl zij zich, zoo de Heere wil, eerlang nog een elfde, nl. te Laar, zal zien toegevoegd. De eensgezindheid bleef nog steeds bijzonder in onze gemeenten bewaard, en deze breiden zich langzaam uit. Zooals ge zult weten, zijn de verschillende gemeenten en kerken, die met den Staat verbonden zijn, m Hannover tot ééne „Evangelisch Reformirte Kirche" vereenigd. De Regeering gaf bevel aan de gemeenten, dat deze zich tot een soort vóór-Synode zouden vereenigen; wat voor een paar jaren in de samenkomst te Aurich is geschied. Aan deze vóór-Synode werd van Regeeringswege een concept-Kerkorde voorgelegd, welke zg zou hebben te toetsen. Het concept werd bijna in zijn geheel door die Synode geaccepteerd. Alleen verzocht men aan Z.M. den Koning, dat enkele kleine wijzigingen mochten worden vergund; met name dat de in het concept bedoelde ^KvrchemorstomoV den naam mocht dragen van „Kirchenrath" en dat hij, dien men „ein Kir* chenrath" (lid van den „Kirchenvorstand") noemde, nu „Kirchenülteste" mocht heeten. Zoo verder, dat de Voorzitter van het gemengde „C8 N.-Brabant verklaart met het gehoorde tevreden te zijn. Art. 240. De Provincie Friesland heeft nog een voorstel, dat wel in den lastbrief, niet op de Agenda staat en verzoekt dat het behandeld worde. Het luidt: De Synode verklare de beteekenis van de alinea „gesteund door de Provinciale Deputaten" in art. 34 der Synode Utrecht. Friesland vraagt: staan de Provinciale Deputaten boven de Classis, zoodat zij recht van veto hebben, of staan zij gelijk met de Classis-leden. Wat beteekent het woord gesteund? De Synode antwoordt: de Provinciale Deputaten worden als leden, die stemmen, aangemerkt. Zij staan gelijk met de leden der Classis. Gesteund beteekent bijgestaan. Art. 241. De Voorzitter vraagt: Is de rekening der Synodale Commissie al nagezien? Ja, antwoordt de Commissie voor het nazien der rekening, de rekening is nagezien en in orde bevonden. De vorige rekening sloot met een batig saldo van 0.97 V«. Deze met een nadeelig saldo van f 400.00. Art. 242. Zeeland heeft nog eene vraag over het stemrecht van gecensureerden. Vervalt dit stemrecht bij den eersten of bij den tweeden trap van censuur? Er wordt door een lid der Synode geantwoord: de zaak staat in ons Grondreglement, in het gewijzigd artikel twee: „Stemgerechtigd zijn alle manslidmaten, die belijdenis gedaan hebben en niet onder censuur staan." Die onder censuur staan hebben dus geen stemrecht. Abt. 243. De verkiezing van een lid der Synodale Commissie komt te sprake. Als regel geldt, dat een aftredend lid niet terstond herkiesbaar is. Maar Ds. J. Nedebhoed, die aftreedt, is als secundus voor Ds. J. H. Donneb opgetreden en de vraag wordt nü gedaan: Is Ds. Nedbbhoed al of niet herkiesbaar? De Synode oordeelt dat Zijneerw, wel herkiesbaar is, omdat Ds. J. H. Donneb in hem is 1be Vergadering gaat nu tot stemmen over. Gekozen wordt tot primus-lid Ds. JT Nedebeoed met 19 stemmen. De Synodale Commissie bestaat nu uit de BB. W. H. Gispen, Sec. D. K. Wielenga, J. Nedeehoed, Sec. W. Doobn, Oud. Jhr. J. L. de Jonge, Sec. Ds. A. Bbummelkamp Jr. Abt. 244. Zonder te zingen wordt deze zitting met dankgebed gesloten door Oud. F. te Winkel. DRIEËNTWINTIGSTE ZITTING. Donderdag 3 September, voorm. 9—1 uur. Abt. 245. De Voorzitter verzoekt ouderling Bos de Vergadering te openen met gebed. Hij voldoet hieraan, nadat gezongen is Ps. 119:53, Uw Woord is mij een lamp voor mijnen voet, enz. Abt. 246 De Notulen der beide zittingen van Dinsdag 1 Sept. worden vastgesteld. Abt. 247. Het Moderamen wordt belast met het nagaan en arresteeren van de Notulen dezer Vergadering. Abt. 248. Kan een prae-adviseerend lid der Synode ook een voorstel doen of doen aanteekenen? zoo wordt gevraagd. Het kan, luidt het antwoord, mits zulk een voorstel door een lid der Vergadering gesteund wordt. Abt. 249. De rekening der Synode-kosten wordt gegeven. Zij is als volgt; Reiskosten voor de Docenten en den Zendingsdirector f 156.20 Reiskosten Commissie v. d. Kerkel. goederen „ 19.60 Reiskosten van afgevaardigden naar de Belgische Zendingskerk en O. Ger. Kerk in Pruisen » 42.85 Handelingen der Synode 1882 i 342.90 Onkosten Synodale Commissie „ 75.83 Onkosten dezer Synode volgens rekening der Commissie uit den kerkeraad Rotterdam „ 757.63 Restanten van reiskosten voor deputaten naar Schotland enz., door den Penningmeester der Zending voorgeschoten , 109.98 Totaal f 1504.99 Verdeeld over 10 Prov. Synoden bedraagt dit voor elke Provincie f 150.50. M. NOORDTZ1J. J. NEDERHOED. Abt. 250. Een der afgevaardigden komt tegen de hooge som voor de uitgave der Handelingen op. Het moderamen der vorige Synode geeft eenige inlichtingen. Het heeft de Handelingen door den minst-eischende doen uitgeven. Alle gemeenten ontvingen nu een present-exemplaar. Er is gehandeld overeenkomstig net bepaalde te Zwolle (Art. 198). Abt. 251. Aan den heer van Golvebdinge Jr. wordt verzocht als deskundige den Secretaris bjj de uitgave der Synodale Handelingen van advies te dienen. Docent Lindeboom ontvangt hetzelfde verzoek. Beide laten zich in 't belang der zaak hiervoor vinden. De Secretaris heeft dus in overleg met die beide broeders te handelen. Abt. 252. De Provincie Zeeland heeft haren afgevaardigden in last gegeven te vragen: Wat is de oorzaak van het steeds toenemen der kosten van de Synode ? Er wordt ten bewjjze, dat de Synoden telkens duurder worden, gewezen op die te Den Bosch, Utrecht, Dordrecht en Zwolle, verschillende redenen worden genoemd als: de Synode duurt langer, wij hebben meer praeadviseurs, elke gemeente ontvangt nu een exemplaar der Handelingen gratis, vroeger werd nog wel eens een extra-gift gegeven ter plaatse waar de Synode samenkwam, de Provincie, die het voorrecht genoot de Synode te ontvangen, droeg totnutoe de kosten, die de voorbereiding der Synode eischte, wat dezen keer niet het geval is enz. Abt. 253. De Commissie, op de vorige Synode benoemd (art. 132 Zwolle) in zake de kwestie Gouda, geeft rapport. Bij monde van Doe. Wielenga deelt zij mede, dat de kerkeraad van Gouda eenigen tijd na de Synode baar bericht zond: hier is alles in orde. Wij hadden dus te Gouda niets te doen. De Vergadering verneemt dit met blijdschap. Abt. 254. De Commissie van Rapporteurs dient het volgende voorstel in: A. Overwegende, dat er nu en dan verzoekschriften aan de Synode inkomen, zooals staande deze Vergadering weer heeft plaats gehad, van personen, die reeds meermaiën niet ontvankelijk moesten verklaard worden, omdat adressanten zich aan de Christ. Geref. Kerk hebben onttrokken; J3. Overwegende, dat er vaak nog staande de Vergadering der Synode verzoekschriften worden ingezonden, waarvan een behoorlijk onderzoek niet of zoo goed als onmogelijk, of minst genomen zeer bezwarend is in verband met al de overige werkzaamheden, waaraan ook de leden der Commissie ad hoe voornoemd moeten deelnemen, stelt voor te besluiten 1°. dat ter voorkoming van misverstand en onnutte moeite de verzoekschriften sub. A bedoeld, voortaan niet in de Vergadering zullen worden gebracht. 2°. dat op grond van de considerans sub B er een uiterste termijn worde gesteld voor elke te houdene Synode, tot wanneer verzoekschriften kunnen worden ingezonden, 3°. dat voortaan op de Agenda der Synode geene melding meer gemaakt worde van ingekomen verzoekschriften. Een der Docenten zegt, dat het protest van Dbogeham indertijd, staande de Synode der Nederd. Herv. Kerk. is ingekomen en ook behandeld is geworden. Ook wij moeten die gelegenheid niet afsnijden. Een der afgevaardigden oordeelt, dat het niet aangaat hier een besluit met het oog op de volgende Synode te nemen. Ook andere sprekers hebben bezwaren tegen enkele punten. Besloten wordt na eenige discussie punt 3 aan te nemen: geen verzoekschriften van welken aard ook op de Agenda. niet mogelijk is, dat iedere gemeente het bezit en beheer van hare goederen zoo regele, dat zij een zelfstandig beheer behoudt. Hiertegen wordt opgemerkt, dat voor dit laatste geen weg kan gevonden worden. Langer uitstel is zeer te ontraden. Haastig zgn wij niet, want wij zgn sedert 1872 al bezig. Genoemde bezwaren zijn door de Commissie dubbel overwogen. Men is bang voor hiërarchie; maar is democratie dan beter? Centralisatie wordt door het Reglement voorkomen. De autonomie der gemeente blijft behouden. Eenige raddraaiers kunnen oproer maken en de meerderheid aan hunne zijde krijgen, maar moeten wij dan de minderheid aan zich zelve overlaten? Het reglement voorkomt gevallen als te Rijssen. Het is een voorzichtigheidsmaatregel. Een ander spreker merkt op, nadat een der Prae-adviseurs instemming met de minderheid betuigd had: men gaat uit van eene vooronderstelling, die niet bestaak Is er gevaar voor hiërarchie? Zit dat in art. 1? Neen. Kan een Classis de hand leggen op de goederen der gemeente? Neen. Art. 1 duidt de gemeenten als deelen van het geheel aan, voortvloeiende uit den aard van het kerkelijke wezen. De andere artt. begunstigen ook volstrekt de hiërarchie niet. Gaat eene gemeente op zich zelve staan, de Kerk heeft niets aan de goederen: bij ontbinding geldt het burgerlijk recht. Zou men, wordt gevraagd, in het Reglement geene bepaling kunnen opnemen, die het bezwaar van sommige broeders opheft, eene bepaling, die uitspreekt: ingeval eene gemeente bij wettige resolutie besluit zich van de Kerk te onttrekken, blijft jJLjHgenares harer goederen; wordt zij ontbonden, dan geldt het burgerlijk recht? Aan die vraag wordt de opmerking toegevoegd: verschil in de gemeente ontstaat gewoonlijk over een unt uer leer. Wie moet dan uitspraak doen, de Kerk of de taat? Immers de TCp.rk. T)p crnpdorpn VipVinnvon wpl oon Aa ren- meente, maar aan de gemeente, in de kerkgemeenschap staande. De vergelijking met de Herv. Kerk gaat in 't geheel niet op. De organisatie is bij ons geheel anders. Wij hebben eene zuivere gemeentelijke vertegenwoordiging. Abt. 259. De discussie moet worden afgebroken. Het is ruim 1 uur geworden. De Vergadering zingt Ps. 87:1, Zijn grondslag, Zijn onwrikbre vastigheden, enz. en brengt bg' monde van J. v. d. Linden den Heere haar dank. 10 VIERENTWINTIGSTE ZITTING. Donderdag 3 September, nam. 4—uur. Abt. 260. Ouderling Radema laat zingen Ps. 68:14, Uw God, o Isrel, heeft de kracht, enz. en draagt de behoeften der Verg. aan den God Israëls voor. Abt. 261. De BB. ouderlingen Schtjubman en Gebbts, die Ds. Schoemakebs bezocht hebben, deelen mede, dat Züneerw. zóó ernstig zjekis, dat hij niet kan vervoerd worden. Zrjn toestand is bedenkelnk. Hij verzoekt de voorbede der broeders en tevens, dat aan znne gemeente bericht worde gezonden, dat zij hem tegen den Zondag niet te huis moet verwachten. Abt. 262. De volgende broeders blijken afwezig te znn: Ds. J. Bavinck, H. J Klinkebt, J. Post, G. Bbink, F. Te Winkel, J. Bos en J. Olthof. Abt. 263. De Vergadering komt terug op de zaak, die in de vorige zitting niet kon beëindigd worden. Zullen wij blijven bij Dordt (1879) of niet? De Voorzitter, die deze vraag opnieuw aan de orde stelt, merkt op, dat wij niet tegenover een concept-reglement, maar tegenover een aangenomen reglement staan. — ue bedenking van de minderheid der Commissie, zegt een woordvoerder, is niet nieuw. Te Utrecht is zij reeds van alle zijden onder de oogen gezien. Spreker ging; toen uit, niet van hiërarchie of separatisme, maar van de billijkheid, n.1. dat bij eene scheuring het uittredend deel naar zielental kon krijgen wat het toekwam. Dat stond ook in het eerste reglement en werd rondgezonden. Met welke uitkomst? Slechts 121 gemeenten namen Eet onbepaald aan. Er stond toen in dat reglement een art. 10, dat bepalingen bevatte voor mogelijke scheuring. Te Utrecht werd dit gischrapt. Te Dordt werd het reglement, zooals het nu is, aangenomen. Mag nu deze Synode het werk van Dordt in 1879 veranderen? - Van hiërarchie kan in onze Kerk geen sprake zijn, wel van plutocratie (geldheerschappij). Spreker was vroeger tegen, nu is hij voor dit reglement. Wn moeten het nu rondzenden aan de gemeenten en deze moeten uitmaken, ot zij het al dan niet aannemen. Nog vier sprekers voeren het woord over deze zaak. De een legt er nadruk op, dat de zaken aan de kerkeraden goed duidelijk gemaakt moeten worden, terwijl men zich moet wachten voor eiken schijn van pressie te willen uitoefenen. Een ander •vraagt: zijn de gemeenten, die niet toetreden tot het reglement, hij rechtsspraak ook onderworpen aan het besluit? Wat hebben de rechtsgeleerden, die men raadpleegde, gezegd ? Het antwoord luidt: de gemeente, die toetreedt, is slechts onderworpen aan hetgeen uit die toetreding volgt. Een broeder ouderling zegt: aan de adviezen der rechtsgeleerden hecht ik niets, ik hecht veel meer aan het advies onzer mannen, die ik hier voor mij zie, terwijl een ander in bedenking geeft, of het maar niet beter ware het geheele reglement te laten rusten. Ten slotte komt de vraag in stemming: Blijven lij Dordt of niet. Voor blyven by' Dordt verklaren zich 29 stemmen, voor niet blijven 3 stemmen. Art. 264. "Het Reglement zal dus dadelijk rondgezonden worden aan de gemeenten. Maar hoe? Met een Memorie van Toelichting, die de verschillende gevoelens opneemt? Ja, zeggen sommigen. Neen, antwoorden anderen, de Memorie van Toelichting moet ééne richting aangeven: het Reglement toelichten. Mn, zegt een derde, komt beter voor geen Memorie van Toelichting te geven, maar een soort Nota met opsomming der gevoelens. Dit laatste wordt voor 't beste gehouden. Omtrent de vraag, of de kerkeraden alleen de zaak kunnen uitmaken of dat zij de gemeenteleden moeten oproepen, wordt geantwoord: het laatste moet geschieden. Met de opmerking, dat de Commissie in de redactie hare vrijheid behoudt, maar dat zrj wel doet op de termen der burgerlijke wet zooveel mogelgk acht te geven, wordt van deze zaak afgestapt en de uitvoering aan de Commissie ad hoe overgelaten. Art. 265. Gesproken wordt over de Buitenlandsche Kerken en gevraagd: welke Kerken tegen de volgende Synode uit te noodigen? Uit te noodigen nl. in den zin van kennisgeving van tijd en plaats der e. k. Synode. Genoemd worden: de Vereenigde Presbyteriaansche en de Vrije Schotsche Kerk in Schotland ; de Oud Geref. en Vrije Evangelische Kerk in Duitschland; deReformed Church en de Holl. Chr. Ger. Kerk in Amerika; de Belgische Zendingskerk en de Geref. Kerk in Afrika. Art. 266. In zake de afvaardiging naar Buitenl. Kerken wordt besloten: a. Geene afgevaardigden te zenden naar Schotland, Amerika en Afrika, en evenmin naar Duitschland. b. Aan dezen of genen onzer predikanten, ingeval zij voor eigen kosten een reisje naar Amerika of Duitschland of Scnotland of Afrika willen doen, een credentiebrief yan de hand onzer S. Commissie ter aanbeveling bij de Kerken aldaar mede te geven. c. De Belgische Zendingskerk in 't volgend jaar bij haar te vieren Jubilé te bezoeken. Abt. 267. Tot leden der Commissie naar Belde, die uit twee leden bestaan zal, worden gekozen: Ds. J. Hessels en Oud. Jhr. J. L. de Jonge. Hunne secundi zgn DD. J. van Andel en A. Beum- melkamp Jr. Abt. 268. De volgende Synode zal, D. V. gehouden worden in Drenthe. De Provincie bepaalt de plaats. Abt. 269. Een der Docenten doet de vraag: zijn alle Docenten verplicht de Synode als prae-adviseerende leden bij te wonen? Te 's Hertogenbosch is deze vraag reeds gedaan. Hij stelt voor voortaan slechts eene Commissie van drie leden uit de Docenten te benoemen. . . . , . . Dit voorstel, door meerdere Docenten gesteund, vindt weinig bijval. Ik zie, zegt een afgevaardigde, alle Docenten gaarne m ons midden en 't speet mij erg, dat een hunner vaak afwezig was, al bleef hij ook niet zonder voorkennis des Voorzitters weg'. In dien geest spreken ook anderen. Zij willen al de praeadviseurs behouden, maar met de opmerking, dat het dan ook bij prae-advies moet blijven. Het voorstel om bij het oude te blyven wordt met acclamatie aangenomen. Abt. 270. Op een voorstel van een der leden om te bepalen, dat op de Synode voortaan twee scriba's zullen zijn, die om den anderen dag het scribaat waarnemen, meent de Synode niet verder te moeten ingaan. Het ligt op den weg van het Moderamen, oordeelt zij, om die zaken te regelen. Abt. 271. De Voorzitter doet de vraag: heeft nog een der leden iets voor deze Vergadering? Allen zwijgen. Laat ons, zegt hu, dan eenige minuten pauze nemen en na de pauze de Synode op gepaste wijze sluiten. Abt. 272. Alle broeders hernemen na de pauze hun plaats. Op aller gelaat is plechtige ernst te lezen. De indruk, dat het einde van eene belangrijke Vergadering gekomen is, is diep bij allen. In vergelijking met vorige zittingen zijn weinig hospitanten ter Vergadering tegenwoordig. De sluiting kwam zeker eerder dan velen vermoedden. De Voorzitter staat op en spreekt onder diepe stilte ongeveer als volgt: Geachte Broeders! De werkzaamheden der Synode zijn geëindigd. Wanneer wij terugzien op hetgeen wij gedaan hebben onder 't oog der geheele Kerk, onder 't oog van ons gezegend Hoofd» dan betaamt het ons allen, mij niet het minst, de genade Gods in te roepen en het medelijden van onzen gezegenden Hoogepriester. Wij deden in oprechtheid ons werk en handelden naar het licht, dat wij hadden, maar wanneer wij hetgeen wij verrichtten, meten aan de wet van God, aan den' eisch der volkomenheid, dan moet schaamte ons aangezicht bedekken en wij moeten uitroepen: Heere, treed niet met ons in het gericht. De Heere zie op onze oprechtheid en legge op hetgeen naar zijnen wil geschiedde zjjn genadigen zegen. Hem de dank voor al het goede, dat wij onder zijne leiding mochten verrichten. Hem de dank voor de eendracht, die steeds onder ons heerschte, ook bij verschil van zienswijzen. Hem de dank voor de besluiten, die wij in menig gewichtig punt met groote eenstemmigheid mochten nemen. Het is gebleken, dat wij menschen zijn, dat wij behooren tot een gevallen geslacht, dat wij onze gebreken altijd bij ons hebben ook bij den meest belangrijken arbeid in het huis Gods. De overblijfselen der oude natuur zgn ons tegen. Maar de genade Gods was krachtiger en overvloediger. Onze meeningen liepen wel eens uiteen, maar even als de uiteenloopende takken van een boom, die uit eenzelfden stam spruiten, uit eenzelfden wortel ontluiken. Verscheidenheid en uiteenloopendheid van meeningen zal er steeds blijven. Moge onze eenheid bij verscheidenheid bewaard blijven en zich openbaren tot uitbreiding van Christus' gemeente, als een boom, in welks loover de vogelen des hemels nestelen. Dank aan U, geachte secretaris, oudste lid der S. Commissie voor uw arbeid, dien gij in 't belang der Kerk hebt willen verrichten. Straks zijt gij opnieuw gekozen. Ik wensch TJ geluk met uwe herbenoeming; zij de Heere met U en met uwe medebroeders en stelle hij U te zamen ten zegen voor onze Kerk. Harteljjk dank van de Synode aan U, Prae-adviseurs voor niet allereerst TJ, maar het Hoofd der gemeente diende. Ik. ben in den arbeid, gesterkt, ook door uwe hulp. Vaak en veel ben ik te kort gekomen, maar niet tevergeefs heb ik op uwe welwillendheid, zieleadel, vergevensgezindheid gerekend. Heb ik iemand zeer gedaan en niet elk zijn zin kunnen geven, vergeef het mij. Uw broederhart kan dat gemakkelijk doen, omdat gg weet hoe moeielijk het is elk ten genoege te zgn. Dit weet ik, het was mij niet te doen om uw meester te zgn, ik wilde U, ik wilde de orde dienen. Ik dreef niet mijn eigen zin en wil door, maar gaf ieder gelegenheid te zeggen, wat hij in de ziele had. Nu, broeders, gaan wg uiteen, m den Heere verbonden, totdat de avond komt en de groote Meester tot ons zal zeggen: het is genoeg. De Heere stelle u en mij, ons allen ten rijken Z6CT6Ü. Bg' den aanvang onzer Vergadering zetten wij "de hand opnieuw onder onze Belijdenis. Wij betuigden instemming met de Formulieren van Eenigheid. Laat ons aan het eigenaardig leertype der Gereformeerde Kerken vasthouden. Wg hebben er aan vastgehouden, het was de banier onzer Synode, de gemeente van Rotterdam kan het getuigen. De schat der waarheid is de kracht onzer kleine Kerk. Moge de Heere ons klein Kerkske nog gebruiken om een schijnsel, een licht te zijn in den nacht en den heftigen strijd der geesten, die in onze tijden gestreden wordt. Ons gezegend Hoofd zegge eens tot ons: „Ik weet uwe werken; zie ik heb eene geopende deure voor u gegeven en niemand kan die sluiten; want gij hebt kleine kracht en gg' hebt mijn Woord bewaard en mijn Naam niet verloochend." Laat ons elkander liefhebben. Onze naam gaat voorbij; wat schaadt het, zoo Hij maar blijft, die onze gerechtigheid, onze roem, ons leven tot in eeuwigheid is. ... En heb ik nu nog iets, of iemand vergeten in mijne zwakheid, de Heere vergeet niets en niemand, dit zg u thans en steeds tot troost; Moge Hij onze Leidsman zgn. De Vice-President neemt nu het woord en zegt: Geachte Voorzitter! Ik meen de tolk dezer Synode te zijn als ik U welmeenend dank betuig voor de welwillende en voortreffelijke wijze, waarop gij haar als Voorzitter geleid hebt. Uw toeleg was om slechts dienaar der Vergadering te willen zijn; gij zijt- het geweest. Het werk van een Voorzitter is een moeielijk werk. Als wij de voorstellen der Agenda wegen en de dagen der Synode tellen, valt het moeielijke in het oog. Was er wel eens aanmerking op al te groote welwillendheid, dit kan ook in uw voordeel uitgelegd worden. Gij deedt een beroep op onze welwillendheid, maar wij willen het eerder op uwe welwillendheid doen. Heb- ben wij u het praesideeren wel eens moeielijk gemaakt, vergeef het ons. Hartelijk dank voor uwe goede leiding. De Heere spare ü nog lang en verwaardige TJ nog meermalen als Voorzitter der Synode te fungeeren. Hij zegene U en schenke U tot in lengte van dagen het voorrecht met de talenten, zoo rijk TJ geschonken, der gemeente ten zegen te zijn. Nu staat Docent Van Velzen op, neemt namens alle praeadviseerende leden het woord en zegt: Geachte Voorzitter dezer Synode! Bij het einde der zittingen verzoek ik van U de vrijheid om, ook namens mijne ambtgenooten, een kort woord tot U te richten. Een woord van dank voor de groote genegenheid en welwillendheid, die jegens ons door de Vergadering en vooral ook door U betoond is. Van ganscher harte onze dank aan TJ en aan de gansche Vergadering! Wij hebben hier genoten, onuitsprekelijk veel genoten. Wij doorleefden hier oogenblikken van dank tot God, oogenblikken van blijdschap, van zielsgenot, die met geene woorden zijn uit te drukken. Dit gaf de Heere. Er is gezegd, dat op deze Synode geene buitengewoon belangrijke zaken vielen te behandelen. Laat het zoo zijn. Maar wij hebben zulke doorwrochte redenen gehoord, zulke groote scherpzinnigheid, zulk een omvatten oordeel en diepzinnig vernuft, zulk eene groote vaardigheid in het Spreken, dat ik verwonderd stond over de gaven, die de Heere aan onze Kerk heeft gegeven. Gijhebt ons met ons hier te ontvangen een waar genot bereid. "Wij hebben allen hier genoten. Door een broeder is mjj gezegd, dat van dien kansel daar zich eens Vader Brakel heeft bediend. Indien hij hier in ons midden kwam, hij zou zich zeker verbljjden. Hg heeft ook geijverd voor het koningschap van Christus, maar hij zou moeten zeggen: hier wordt het koningschap van Christus erkend. Wg buigen van ganscher harte voor den Koning der Kerk, en achten ons dit een voorrecht. Het is gedurig herhaald, dat wjj broederlijk, liefderijk, eensgezind bij elkander waren. Het is'waar. Geen hamerslag van twist is gehoord. Vroeger hadden wg soms hevige twist. Met mijn oudsten collega hebben wij het beleefd, dat wij soms twistende de Synodale vergaderingen hielden; de twist liep zoo hoog, dat wij niet konden voortgaan. Wij zijn evenwel niet beter dan die broeders, die toch meenden te ijveren voor den wil des Heeren; maar thans wordt er, denk ik, kennelijk groote toeneming in het verstand bewezen. Wij staan nu gereed om te scheiden. Zóó als wij ons hier bijeenvinden, zullen wij zeker nooit weder samen zgn. De dood zal dezen en genen wegnemen. Maar wij scheiden in de hope, dat de Heere zijn werk zal voleinden en de gemeente zal stellen tot een pilaar en vastigheid der waarheid. — Wij scheiden in de hope, dat wij eens daar boven bij elkander komen en vereenigd worden met allen, die Jezus verschijning liefgehad hebben. Daar werpen wij de kroon neder voor de voeten van het Lam en belijden: 't is alles uit genade om het bloed der verzoening. Hem dan, Hem alleen de eere, de lof, de aanbidding en de dankzegging tot in eeuwigheid! Belichamen wjj, zegt de Voorzitter, dit laatste woord in het lied: Zijn Naam moet eenwig eer ontvangen, Men loov' Hem vroeg en spa, De wereld hoor' en volg' mijn zangen Met amen, amen na. Na het staande aanheffen van dit lied gaat de Vergadering over in dankgebed, dat bij monde van den Voorzitter opgezonden wordt tot Hem, die in deze Synode zoo rijken zegen ons schonk. Pas is het amen uitgesproken, of het orgel valt in en der Synode wordt toegezongen: Dat 's Heeren zegen op U daal' Zijn gunst uit Sion TJ bestraal' Hij schiep 't heelal zijn naam ter eer, Loof, loof dan aller heeren Heer. Het Moderamen: J. VAN ANDEL, Praeses. J. NEDEEHOED, Vice-Praescs. J. HESSELS, Scriba. H. BEUKER, Adj.-Scriba. SOLI DEO GLORIA. BIJLAGEN. den wordt, zeer waardeerende, echter meent, dat zij hetzelve niet kan bijwonen zonder de grenzen van haar mandaat te overschrijden. Van de Belgische Evangelische Zendingskerk ontvingen we de uitnoodiging tot het zenden van afgevaardigden op de Synode dier Kerk, welke vergaderen zou te J u m e t op den 13-15 Augustus 1883. Overeenkomstig het besluit der laatste Synode hebben wg de beide oudste Docenten, van Velzen en Brummelkamp, verzocht onze Kerk op die Synode te vertegenwoordigen, en hun den daartoe vereischten lastbrief verstrekt. Ook voor de Synodale Vergaderingen dier Kerk in de jaren 1884 en 1885 ontvingen we eene dergelijke uitnoodiging. Daar onze Synode voor deze vergaderingen evenwel geene afgevaardigden had benoemd, hebben wij deze uitnoodigingen met een vriendeljjk en broederlijk schrijven beantwoord. Volgens opdracht der vorige Synode hebben de broeders Gispen en van Andel onze Kerk vertegenwoordigd op de Classis der Oud-Geref. Kerk in Pruisen. Van twee smartelijke verliezen, die ons dierbaar Vorstenhuis sedert de laatste Synode troffen, ontvingen we door den Minister van Financiën namens den Koning het treurig bericht. Het eerste is van den 5den Juni 1883, inhoudende kennisgeving van het overlgden van hare Koninklijke Hoogheid, Mevrouw de Prinses Douarière Albert van Pruisen, geboren Prinses der Nederlanden den 29 Mei 1883. Het tweede van den 238ten Juni 1884, behelzende de treurmare van den dood van Zijne Koninklijke Hoogheid Willem, Alexander, Karel, Hendrik, Frederik, Prins van Oranje, overleden in den namiddag van den 21sten Juni 1884. Beide berichten zijn door de Syn. Commissie beantwoord, waarvoor telkens namens den Koning dank werd betuigd, van welke stukken indertijd mededeeling, m de Bazuin heeft plaats gehad. Van Burgemeester en Wethouders van Delft ontvingen we de mededeeling, dat -onder Hooge instemming van Z. M. den Koning en Z. K. H. Prins Alexander der Nederlanden, Prins van Oranje, de Gemeenteraad van Delft besloten had op den 300sten sterfdag van Z. D. Hoogheid Prins Willem van Oranje-N as sau aan de nagedachtenis van dien grooten grondlegger van Neêrlandsch onafhankelijkheid een plechtigen gedenkdag te wijden op den 10den Juli 1884 binnen Delft in de Nieuwe Kerk, aan de plaats waar de asch van den Vader des Vaderlands rust. De Gemeenteraad zou er den hoogsten prijs op stellen als die gedachtenisviering werd bjjgewoond ook door alle hooge moge bezitten en wij voelen ons gelukkig dat wij nu nog op deze Synode TJ zingend kunnen toewenschen: „De Heer zal U steeds gadeslaan Opdat Hij in gevaar Uw ziel voor ramp bewaar; De Heer, 't zg G' in of uit moogt gaan, *En waar G' U heen moogt spoeden, Zal eeuwig U behoeden." Schonk de Heere ons, Eerw. Broeders! leden dezer Synode een grooten zegen met onze Docenten, niet minder genoten wij dien met onze Studenten. Hoort slechts. Voorzooverre wij dat konden nagaan, liet de verstandhouding tusschen de studenten en hunne leeraars niets te wenschen over. Wat het gedrag der eerstgenoemden betreft, daaromtrent kwam geen enkele klacht ons ter oore. Zooals u bekend is, was dat helaas wel eens anders. De Heere heeft echter dit genadig gewend. Naar wij hopen en bidden zal Hij dat verder doen. Het was ons een oorzaak van blijdschap uit het verslag van het Docenten-Kollegie te mogen vernemen, dat er van de 79 studenten 47 op den dag des Heeren werkzaam waren op Zondagscholen; ook nog, dat er door hen een aantal traktaten werd verspreid. Zoo iets te mogen hooren verkwikt, want al die arbeid, hoe gering hij ons ook moge toeschijnen, is geheel in overeenstemming met de begeerte van het hart dier broederen: om het Evangelie aan hunne medezondaren te mogen verkondigen. Voorts kunnen wij TJ mededeelen, dat er door de studenten een vrij getrouw gebruik wordt gemaakt van het onderwijs, hetwelk aan onze School wordt gegeven. Dat er door de meesten vlijtig wordt gestudeerd bewijzen de examina. De Admissie- en Overgangsexamina worden regelmatig afgenomen en leveren gunstige resultaten. Zij loopen voor alle examinandi evenwel niet even gunstig af; ook hier wordt, in het belang van Kerk en School, naar bevind van zaken gehandeld. Hoe het in de maand Juli op de vergadering van Kuratoren met de Examina gaat is van'algemeene bekendheid. Evenwel heeft het Kollegie van Kuratoren er behoefte aan deze vergadering er aan te herinneren, dat onze Theol. School, sedert de Synode van Zwolle in 1882 niet minder, dan 44 broeders als kandidaten tot de Heilige Bediening heeft mogen promoveeren. Die van 1883 en 1884 hebben het arbeidsveld, door den Heere hun aangewezen, reeds ingenomen en zijn door Gods genade aldaar met eere werkzaam. Naar wij vertrouwen zullen zij, die in dit jaar met gewenscht gevolg hun eindexamen deden, insgelijks spoedig eene plaats bekomen, alwaar zij voor hunnen Zender tot heil van zondaren kunnen arbeiden. Eene bittere teleurstelling mogen wij TJ niet verzwijgen. In het begin van dit jaar, heeft de lieer onze School met een treurig verlies bezocht! Een onzer uitnemendste studenten, de heer J. Hessels, die in dit jaar zijn eindexamen zou hebben afgelegd, is ons door den dood ontvallen. Hoewel wjj vertrouwen, dat wijlen onze broeder thans voor den troon juicht, was het evenwel voor onze School eene zware beproeving. De Heere echter geeft geen antwoord van Zijne daden. Hij doe ons daarom in Zijn doen rusten, en Hij leere het studentenpersoneel en ons allen te zaaien er mêe te rekenen — dat er maar ééne schrede is tusschen ons en den dood. Voorts, geliefde Broeders! geven wij TJ kennis, dat de bezoeken der Docenten aan de huizen der studenten regelmatig worden afgelegd. Voorzoover wij kunnen nagaan, werkt dat vrjj gunstig. Bij onderling overleg heeft het Docenten-Kollegie dien heerlijken arbeid zóó verdeeld, dat elke Docent zijn eigen studenten heeft. Tevens brengen wij nog ter Uwer kennis, dat telken jare in de maand Öctober, overeenkomstig de wet op het Hooger Onderwijs, door het Kuratorium een beredeneerd verslag van den toestand der Theol. School bjj Z.Ex. den Minister van Binnenlandsche Zaken wordt ingeleverd. Een dito verslag wordt, volgens diezelfde wet, ingediend in de maand Februari, bij den Edel Achtbaren raad der gemeente Kampen. Nog een enkel woord over onze financiën. De Heere gaf onze School, wat zij noodig had. Zooals het uit de balans van onzen penningmeester Ds. J. Nedeehoed duidelijk blijkt, gaan wij, met inbegrip der feestkollekten, met onze inkomsten vooruit. Dat is een goed teeken. De Heere moet daarvoor onzen dank ontfangen. De School, waarbij de Kerk zooveel belang heeft, moet stevige wortels in de gemeente slaan, en in dat geval zal er niet alleen voor haar gebeden worden, maar wij zullen ook aan haar onze stoffelijke offers brengen; en, naarmate de Kerk dit begrijpt, zal zij tot Gods eer èn aan haar èn aan anderer heil bevorderlpk zijn. Daarmede, hooggeachte Broeders, stappen wij van dit onderwerp af. Bij den vluchtigen blik, dien wij op onze School sloegen, kunnen wij niet anders dan uitroepen: Loof den Heere, onze ziele en al wat binnen in ons is, Zijnen heiligen Naam. Wij verbeurden alles en de Heere gaf ons zooveel, in Christus schonk Hij ons alles! Hijzelve stemme dan onzer aller harten tot ootmoedigen dank! Nu iets anders. Toen de Kuratoren in het bezit waren van de Agenda dezer Synode, sprak het van zelf, dat elk onderwerp, hetwelk hier ter tafel zou worden gebracht, onze aandacht trok. Niet het minst trokken die onderwerpen ons aan, die öf rechtstreeks öf zijdelings met onze Theol. School in betrekking stonden. Wjj meenden, op onze laatstgehoudene vergadering te Kampen, dat het op onzen weg lag enkele dier voorstellen, die uit de provinciën hier aan de orde zouden gesteld worden, onder de oogen te zien, opdat wij U, desgevorderd, met ons advies zouden kunnen dienen. Het eerste waarop wij wijzen willen betreft hetgeen op genoemde Agenda voorkomt onder E c: „De Synode spreke den wensch uit, dat onze kerk den Doktorstitel verleene." Over dat onderwerp, geliefde Broeders! hadden wij op onze vergaderingen reeds vroeger gesproken. Uit de debatten is het duidelijk geworden, dat er noch bij de Docenten, noch bij de Kuratoren eenstemmigheid werd aangetroffen. Op onze laatst gehoudene vergadering kwamen wij echter zoover, dat zij omtrent voornoemd onderwerp haar gevoelen als volgt kon formuleeren: „Het Kuratorium oordeelt, in overleg met de Docenten, „dat de Theol. School recht heeft titels te verleenen, maar „meent nochtans op de aanstaande Synode te moeten uitspre„ken, dat de tijd nog niet gekomen is, om dat recht uit te „oefenen." Het tweede raakte het voorstel uit Zeeland, Agenda A e: Vermeerdering van onderwijzerspersoneel. Daaromtrent heeft het Kuratorium alleen dit te zeggen: dat het dit voorstel uit de prov. Zeeland steunt. Aangaande de kwestie, vermeld sub E e en g van de Agenda, moge het volgende dienen: Aangezien onze Theol. School voor een onzer Docenten in deze zaak direkt was betrokken, lokte dit onderwerp nogal vrij wat debat uit. Ten slotte sprak het Kuratorium zijn oordeel uit in het navolgende voorstel: „Na gehouden onderzoek is het der vergadering niet gebleken, „dat het lidmaatschap van Docent Noordtzy van den Gemeentegraad, schadelijk is voor de Theol. School." In betrekking tot hetgeen onder E a op de Agenda is genoemd heeft het Kollegie van Kuratoren niets te adviseeren. Met dit laatste nemen wij vooreerst van de Agenda afscheid. Éindelijk, waarde Broeders! behoor en wij u in kennis te stellen met een tweetal besluiten, welke op onze vergadering in Juli 1.1. genomen zijn, doch deze besluiten zijn, zonder uwe approbatie, voor geen uitvoering vatbaar. Het eerste door ons genomen besluit treft gij aan in Art. 34 onzer Handelingen en is als volgt: „Het voorstel door een der kuratoren ter tafel gebracht om, „ingeval er over de al of niet toelating van een student, die „examen heeft afgelegd, de stemmen staken, die (staking) aan „te merken als eene beslissing tot niet toelating, wordt, onder „nadere approbatie der Synode, aangenomen." Het tweede is van den volgenden inhoud (Art. 48 2). „Met het oog op de vermeerdering der gezinnen van H.H. „Docenten wordt bepaald, onder nadere approbatie der Synode, „dat voortaan, te beginnen met het vierde kind en zoo ver- ONTVANGSTEN TEN BEHOEVE VAN DE UITBREIDING DER THEOLOGISCHE SCHOOL. 1882—1885. CLASSEN. GEMEENTEN. BIJDB.' INEENS. TOTAAL. Groningen 226—1 12,50 238,50 Bedum . 240,— 240,— Thesinge 60,— 60 — Ten Boer 60— 60,— Zuidbroek I 15— 15 — ro?n\iT\rm?\r Sappemeer 68,50 68,50 GRONINGEN Kiefwindeweer 81,50 81,50 Haren 42,50 42,50 Aduard 13,50 13,50 Ezinge 113— 113,— Sauwert 30 — 30 — Hoogkerk 16,— 16,— >V;i, 1 966— 12,50 978,50 Enumatil 87,50 87,50 Stroobos 31,— 31,— Grootegast Oldekerk 20— 20 — Marum ENUMATIL. Zevenhuizen Oldehove Niezijl 90 — 90 — Leek" 62,50 62,50 Zuidhorn Koornhorn , j 291— 291,— Uithuisterm. (O. G.) Uithuisterm. (W. G.) Uithuizen 14,50 14,50 Middelstum 240,— 240 — Warfum 2,— 2,— WARPUM. Baflo Winsum Pieterburen Leens 50 — 50 — Ulrum f |* ,r -„ Houwerz. enZoutk. | 306,50 306.50 CLASSEN. GEMEENTEN. 'inBK. INEENS. TOTAAL. Appingedaru Delfzijl 90— 90- Garreïsweer 't Schild Ten Post 6,50 6,50 APPINGE- Schildwolde DAM. Siddebnren Stedum 't Zandt 14— 14 — Spijk Woldendorp ' Bierum Niewolda . 104— 6,50 110,50 Nieuwe Pekela 27,25 27,25 Onstwedde 5,— 2 7,— Sellingen 12,50 12,50 STADS- Onstwedder Mussel KANAAL. Stads Musselkanaal Stadskanaal Wildervank 15,50 15,50 Weerdingermond I . 60,25- 2— 62,25 Winschoten Oude Pekela WINSCHO- Xee^dam K r TEN Meeden 5,— 5,— Scheemda Midwolda Nieuw Beerta r ======== 5- 5 — Leeuwarden Hallum 36— 1,— 37 — Marrum 11,25 11,25 Oenkerk 25,25 25,25 LEE ü WAR- Boxüm 49,50 49,50 DEN. Suawoude Britsum 61,— 61,— Stiens 12,— 12 — Hyum c. a. 2,— 2,— Wirdum _197— ~ 1— 198^ CLASSEN. GEMEENTEN. MTOB INEENS. TOTAAL. Ferwerd Wanswerd Bliia Dokkum Driesum DOKKUM. Murmerwoude Burum Lioessens Hollum (Ameland) 1,50 1,50 Kollum Holwerd ========= 1,50 1,50" Bergum 13,50 13,50 Drachten 56,— 56,— DrogeJaam 7,50 7,50 Oudega 66,50 66,50 DROGEHAM. Surhuisterveen 6,— 6,— Westergeest 6,— 6,— Ureterp 16,50 16,50 Veenwoudsterwal 6,— 6,— Rottevalle 19,50 19,50 JL97j0_ 197,5~0~ Heerenveen 20,— 20,— Joure Mildam 59,— 59,— Lippenhuizen HEEREN- Duurswoude VEEN. Oldeboorn Terwispel Donkerbroek Idskenhuizen Wolvega 9,— 9,— • 88— ZIL__§81=2 Franeker 19t— 19 Harlingen 18'— 18,'— Sexbierum FRANEKER. Minnertsga Arum Beetgum f St. Anna Parochie. 37— 37 — CLASSEN. GEMEENTEN. 1 | TOTAAL. Sneek I 235,50 I 235,50 Scharnegoutum 73,— 5,— 78,— Bolsward 130,50 10,- 140,50 Workum 5,— 5,— SNEEK. Koudum 117,75 117,75 Hindeloopen 1,— 1,— Lemmer Makkum Echten 562,75 15,— 577,75 Meppel Nijeveen (kange Ruinerw. en Koe- 32,— 32,— HOOGEVEEN. Dedemsvaart 6— 6 — Hoogeveen Zuidwolde Hollandsche veld _____ " I 38- 38,— Assen 5,50 5,50 Smilde Norg Appelscha 11,— Ui— ASSEN. Roden en Een 31,50 31,50 Borger Gasselter-Nijeveen Vries 17,50 17,50 Haulerwijk 65,50 65,50 Koevorden Emmen Aalden 20— 20 — KOEVORDEN. Schoonebeek Nieuw Amsterdam Schoonoord Sleen 20,— I 20,— CLASSEN. GEMEENTEN. MJDR raEENS. T°TAAL- Beilen 18— 18 — Westerbork BEILEN. Diever 46 - 46,— Dwingeloo 147— 147,— Hijken __ ========== 211.— 211,— Zwolle 81- 81,- Kampen 22,50 22,50 Kamperveen Genemuiden 5,— 5,— Ambt-Vollenhove 18,50 18,50 ZWOLLE. Hasselt Steenwijk 5,— 5,— Staphorst Bouveen Langeslag Zwartsluis Zalk 30— 30,— ____________ 162,— 162,— Deventer 13,- 13,— Holten 2,— 2Enter ^T m„, Vriezenveen 24,— 24,— HOLTEN. Almelo 10,- 10- Enschedé 6,— 6,— < Rpssen Borne Nij verdal 55,— I 55 — Ommen 5,— 5,— Heemse 6,— 6,— Den Ham 4,— 4,— Dalfsen OMMEN. Nieuw Leusen Lutten a/d Dedemsv. Vroomshoop Lemelerveld Bergentheira 15— 15,— CLASSEN. GEMEENTEN. MJDB INEENS. T0TAAL- ~ Arnhem 12 - 4,50 16,50 Velp 40— 40,— Tief 22,50 22,50 ARNHEM. 53«Ji Renswoude Lunteren 3,— 3,— Culemborg 77,50 4,50 82 — Varsseveld 85,— 85,— Aalten 45 — 45,— VARSSE- Winterswijk 12- 12VELD (Jeesteren en (jelse- Zutphen (laar 10,— 10,— Doesburg Barchem 152,—' _ 152 — Hattem Wezep 30,- 30 — Heerde 20— 2- 22 — HATTEM. Twello 3.— 3 — Appeldoorn en 't Loo 42,50 42,50 Elburg Wapenvelde 95,50 2,- 97,50 Utrecht Oud-Loosdrecht. 3,50 3,50 Hilversum Kok-engen 12,50 12,50 UTRECHT. Breukelen Baambrugge Westbroek 2— 2,— Woerden 1,50 1,50 Lopik - 19,50 19,50 CLASSEN. GEMEENTEN. mjDB.' INEENS TOTAAL. Amersfoort 17,50 17,50 Bunschoten 101,72= 101,72= Zeist 6,— 6 — AMERS- Doorn 14— 14- POORT. Scherpenzeel 11,50 11,50 Putten 14,50 14,50 Harderwijk 34,— 34,— Baarn 25,- 25 — 224,22" 224__ Amsterdam Uithoorn Haarlemmerm. O. Z. Weesp Edam 's Graveland AMSTERDAM.- Amstelveen Naarden 20- 20,— Huizen Zaandam Wormerveer Landsmeer Ouderkerk a/d Amst. 20,— 20,— Alkmaar Broek op Langendijk 20,— 7,50 27,50 den Helder 20,50 20,50 Texel (Oostereind) Anna Powlona PolDirkshorn (der HAARLEM. Krabbendam Schagerbrug Haarlem O. Gr. \ 1f, 1rt Haarlem KI. HeiliglJ 1U' 1U~ Nieuw Vennip 32,855 32,855 Hoofddorp Beverwijk 73,35" I 17,50 I 90,85" CLASSEN. GEMEENTEN. J£f%£ rj^EENS. || TOTAAL. Enkhuizen 57,— 57,— Andijk 7,50 7,50 ENKHUIZEN, ^ederablik 28,- 28,- Urk 120— 120 — Hoorn 292,- ; 7,50 299,50 Leiden (Hooi- en Heerengracht) 129— 129 — Rhünsburg Bodegraven 18,— 1°, Boskoop 5,— 1— 6,— Katwijk aan Zee 10,— 10,— TPTm?\r Noordwnk aan Zee 33,25 33,25 LEIDEN. Sassenheim 30,50 30,50 Aphen a/d Rijn 20 — 20— Waddinxveen 7,— 7,-— Hazerswoude 13,50 13,o0 Hillegom Oude Wetering 3,— 3, Nieuwkoop i 269,25 1- 270,25 Delft 's Hage (Nobelstr.) „ (Wagenstr.) Schiedam De Lier DELFT. 5faaf]anM jNaaldwrjk Zegwaard 's Gravesande Maassluis Monster Scheveningen CLASSEN. GEMEENTEN. BLTDK.' INEENS TOTAAL. Rotterdam: (Hovenierslaan oHSffKS) 184,_ 88'90 272'90 Delfshaven ROTTERDAM. Schoonhoven 106,25 106,25 Gouda 30,50 &),5Ö Pernis Hoogvliet 2,50 2,50 Katendrecht 2,50 2,50 Bergambacht Blpswijk Rhoon 20,— 20 — Bolnes _ 239,50 195,15 434,65~ Dordrecht (Kromh.) en (Kuipershaven) Giesendam Sliedrecht Alblasserdam DORDRECHT. Oost-Barendrecht Heerjansdam Puttershoek 's Gravendeel Strijen West-Barendrecht _. Vlaardingen 30,— 30,— Spijkenisse 10,— 10,— Zuid-Beierland Oud-Beierland Rozenburg ttt i iTiniv Middelharnis fWN Stellendam tirjJN. Westmaas Brielle Hellevoetsluis 22,50 22,50 Zwarte waal Numansdorp Ooltgensplaat . 52,50 10,— 62,50 Correspondenten, die ons ter zijde hebben gestaan; en dank aan gemeenten, vereenigingen en particulieren, die hunne gaven der christelijke barmhartigheid ons hebben toegezonden. Mogen allen in ruime mate ervaren, hetgeen de geschiedenis door alle eeuwen heen heeft bewezen, n. 1. dat wie. aan Israël wèl heeft gedaan het dienzelf ook wèl is gegaan. Zij die gedachte, zij bovenal de belofte en het bevel des Heeren ons een prikkel, om bij den voortgang Israël trachten te brengen aan den voet van het krpis en hem te begroeten met deze zegenzegging: „Uw Jezus is mijn Heer! De krachtigste weerlegging Van 't machtigst ongeloof is ons uw voortbestaan 1 Ons heil, wat Abraham geloofd heeft, gij misdaan I Een zon van heerlijkheid zal 's werelds nacht doorbreken, Wanneer gij knielen zult voor Wien gij hebt doorsteken 1 Uw Koning, de onze, komt. Herleef, Jeruzalem! En volg, als Abraham weleer, des Heeren liefdestem." Dan zullen we standvastig, onbewegeljjk zgn, altijd overvloedig wezen, ook in dit werk des Heeren, wetende dat de arbeid onder Israël niet ij del zal zijn in den Heere. Lichte die God, Eerwaarde Vaders en Broeders, in uwen zoo gewichtvollen arbeid, D genadiglijk voor; stelle Hij geheel zijn kerk voor Israël en de volken ten rijken zegen, en doe Hij naar die tijden ons ernstig en biddend verlangen, waarin de wolf met het lam verkeeren, en de luipaard bij den geitenhok nederliggen zal; en waarin men geen leed doen noch verderven zal op den ganschen berg van Gods heiligheid. Dat zij zoo! De Commissie voor de Chr. Geref. Zending onder Israël: namens dezelve: E. KROPVELD, Secr.-Penningmr. Rotterdam, 25 Augustus 1885. BALANS van. de ontvangsten en uitgaven voor-de Chr. Geref. Zending onder Israël, gedurende het tijdvak van 1 Augustus 1882—31 Juli 1885. ONTVANGST. Saldo van het vorige boekjaar f 516,22 Aan uitgeleende gelden terug ontvangen. „ 450,— Renten , 184,40 Restitutie van Ds. Beuker „ 17,33 Van 3 Zendingsfeesten „ 60,— Verkochte Bijbels en traktaten » 102,60 Liefdegaven , 3516,06 Totaal . . . f 4846,61 Minnertsga, 31 Juli 1885. E. KROPVELD, Penn ing met ster. Nagezien en goedgekeurd in onze Vergadering 24 Aug. 1885. Namens de Commissie: A. H. GEZELLE MEERBURG. K. DE GEUS. UITGAAF. Salaris aan Koster f 2700,— Reis- en verblijfkosten aan idem s 512,97 Aan Bijbels en boeken „ 284,21\ Vergaderingskosten „ 123,11 Uitgeleend j 300,- Aan Davidsohn „ 36,16 Vrachten, porto's, enz. „ 43,05 Voordeelig saldo I 847,10J Totaal ... ƒ 4846,61 Nagezien en goedgekeurd door de Commissie door de Synode benoemd: P. WAGEMAKER. Rotterdam, 25 Aug. 1885 H. OVEREEM. R. MULDER. vingen. In de eerste helft van 1885 ontving het Bestuur niet minder dan 4 aanvragen van Weduwen met hare Weezen om ondersteuning en van 3 Emeriti-Pred., aan welke aanvragen ook voldaan is. De ontvangsten waren in 1883 aanmerkelijk minder dan in de jaren 1882 en 1884. Dit was het gevolg van een besluit, door het Bestuur genomen, om in het jaar 1883 maar tweemaal te collecteeren. Het Bestuur kwam tot dit besluit, door dat het in de hoop en verwachting leefde met twee collecten (wanneer die allerwege geregeld werden gehouden) de uitgaven te kunnen bestrijden, om dus de Gemeenten zonder noodzake niet te veel te bezwaren. Teleurstelling echter, gelijk dit zoo dikwijls het geval is, was ook hier de droevige ondervinding. Hieraan is het aanzienlijke nadeelige slot van 1883 toe te schrijven. In 1884 is dit tot op de helft verminderd, en wanneer voortdurend geregeld in elke Gemeente driemaal in het jaar wordt gecollecteerd, dan leven we in het blijde vooruitzicht, dat op het einde van 1885 geen nadeelig slot meer behoeft geschreven te worden, al is het dat de uitgaven klimmen. Het komt ons ook voor, dat de belangstelling in de ondersteuning van Pred.-Wed., Weezen en Emeriti-Pred., in onze Kerk toeneemt, en dat het besef begint te verlevendigen, dat deze zaak krachtig moet worden gesteund. Enkelen van hen, die ondersteuning ontvingen, waren zoo edelmoedig een gedeelte van hunne nalatenschap ter beschikking van de Kas te stellen. Gaarne zouden we zien, dat dit meer werd gedaan door zulke Emeriti-Pred. en Weduwen, die zonder kinderen zijn, indien ze althans over eenig geld hebben te beschikken. Dit zou bijzonder de Kas kunnen steunen. Eéne moeilijkheid hebben wp' nog niet kunnen overwinnen en wel deze: Onze Penningmeester moet op bepaalde tijden uitbetalen en wel viermaal per jaar, om reden de omstandigheden van hen, die ondersteund worden, dit noodzakelijk maken. Doorgaans echter is er niet zooveel in Kas als er noodig is, omdat door vele Gemeenten de collecten te laat worden gehouden, en enkele Gemeenten, gelijk uit de verslagen kan worden gezien, altijd een of twee collecten schuldig bhjven. Was dit niet het geval, de zaak zoude een beteren loop hebben. Mocht de Vergadering iets kunnen vinden of aanwenden dat dit verbeterd worde, het zal het Bestuur in 't algemeen, maar vooral onzen Penningmeester een Ësalm van vreugde doen zingen. Enkelen van de eerwaarde •ienaren en ook Weduwen werden door den engel des doods opgeroepen en hadden dus geene ondersteuning meer noodig. Wp hebben dan deze gewichtige en teedere zaak mogen verrichten in de hoop en met den wensch, dat onze gebrekvolle arbeid toch de goedkeuriug van uwe hooge Vergadering moge wegdragen, en vooral dat Hij, die de Rechter der Weduwen en de Vader der Weezen is, ons de blijken van Zijne hooge goedkeuring doe ondervinden. En tot roem van Gods onverdiende goed-