JE GESCHIEDENIS DER GEREFORMEERDE KERK IN I>E ZUID AFRIEXOSCHE REPUBLIEK (TRANSVAAL.), SEDERT 18 5 8. ALSMEDE DE VERZAMELING VAN" DE BEPALINGEN DER ALGEMEENE VERGADERINGEN VAS DE' GEREFORMEERDE GEMEENTEN IN DE ZÜID AFRIKAANSCHE EEPUBLIEK (TRANSVAAL) VASTGESTELD I3ST .187?. GEDRUKT BIJ SAUL SOLOMON & CO., TE KAAPSTAD. 1878. DE GESCHIEDENIS DES GEREFORMEERDE KERK IN DE ZÏÏID AFRIKAANSCÏÏE REPUBLIEK (TRANSVAAL.), SEDERT lfiKR §/.< ALSMEDE DE VERZAMELING TAK DB BEPALINGEN DER ALGEÏEENE VERGADERINGEN VAN DE GEREFORMEERDE GEMEENTEN IK DE ZUID AERIXAANSCHE REPUBLIEK (TRANSVAAL), VASTGESTELD IN 18W. GEDRUKT BIJ SAUL SOLOMON & CO., TE KAAPSTAD. 1878. VOOBBEBICIIT. De Algemeene Vergadering der Gereformeerde Gemeenten in de Transyaal heeft, in hare Zitting van 31 December 1875, besloten, al de geldende besluiten, sedert de eerstgehouden Algemeene Vergadering genomen, bij elkander te verzamelen en te laten drukken. In eene harer Zittingen van October 1876, heeft zij deze Verzameling nagezien en, zooals ze hier volgt, vastgesteld. Tevens werd algemeen goedgevonden, ook nog de latere besluiten, in October dezes jaars, 1877. genomen, hierbij te voegen. Voorts zij opgemerkt, dat eenige der Bepalingen van de Algemeene Vergadering der Gereformeerde Gemeenten in de Kaapkolonie, door de Algemeene Vergadering in dit .land, behoorlijk overwogen en vastgesteld, ook in deze Verzameling zijn opgenomen. Daarenboven is zij ook nog verrijkt met de Geschiedenis der Gereformeerde Kerk in de Zuid Afrikaansche Republiek (Transvaal) en met eenige der voornaamste Documenten, betrekking hebbende tot die geschiedenis. Wij vertrouwen dus, dat niet alleen de Kerkeraden en Gemeenten hier te lande, maar ook de Broeders in den Oranje Vrijstaat en Kaapkolonie deze Verzameling op prijs zullen stellen en zich die ten nutte aanschaffen. Het geeft ons groot genoegen, dat wij, in voldoening aan de ons opgelegde taak, ze alzoo aan de Kerkeraden en Ge meenten onzer Kerk kunnen bezorgen. In de hoop, dat zij velen tot grooten dienst en zegen zij, noemen wij ons gaarne, Uwe Dw. Dienaren en Broeders in Christus, J. S. L. VENTER, V.D.M. L. J. DU PLESSIS, V.D.M. Petroria, 16 October 1877. a 2 GESCHIEDENIS der GEREFORMEERDE KEEK in de ZÏÏLD AFRIKAANSCHE REPUBLIEK, die in leer, dienst en tucht overeenkomt met de Gereformeerde Kerk in Nederland, zooals die zich te Dordrecht in 1618 en 1619 heeft geopenbaard. Reeds lang waren verscheidene Broeders uitziende naar eenen Gereformeerden Leeraar, die goed Gereformeerd is en de Evangelische Gezangen niet laat zingen, en hadden in 1858 .pp sterk aanhouden, eindelijk van den Kerkeraad der Nederduitsch Hervormde Gemeente te Rustenburg verlof gekregen zoodanigen Leeraar voor zich op te halen. De Edel-Achtbare Volksraad had dit besluit des Kerkeraads goedgekeurd, onder voorbehoud, dat die Leeraar, voor hij de Bediening aanvaardde, door de Algemeene Kerkvernadering over zijne Geloofsbelijdenis moest worden ondervraagd. De genadige Voorzienigheid Gods was dezen Broederen hierin zonderling te hulpe gekomen. De Christelijke Afgescheidene Gereformeerde Kerk in Nederland werd over den godsdienstigen toestand van de inwoners dezer Republiek bewogen, de Synode dier Kerk, vergaderd te Leiden in 1857, trok zich die zaak ernstig aan en achtte zich boven alle landen buiten Nederland aan hen, als aan hunne oude stamverwanten en geloofsgenooten, verplicht. Nam dientengevolge een besluit, waarbij aan hare Synodale Commissie werd opgedragen, zich met die Broeders in correspondentie te begeven, hun raad en hulp zooveel mogelijk aan te bieden. De Synodale Commissie achtte het boven alles het beste herwaarts eene Commissie, bestaande uit eenen Leeraar, die reeds in den dienst ervaren was en het vertrouwen der Kerk genoot, en een bekwaam Ouderling, te zenden. De Ouderling, die hiertoe mede is benoemd, is de Weledele Heer J. van Andel, Hz., maar deze, hoe gaarne hij ook wilde, kon niet uit zijne zaken uitbreken, maar hoopt nog altoos, ook eens herwaarts te kunnen reizen, daarom heeft hij voor die benoeming niet bedankt, maar die aangehouden. De Leeraar, die hiertoe is benoemd en die betrekking bereidvaardig heeft aanvaard, hoe zwaar ook voor hem, daar hij eene geliefde Gemeente moest verlaten en zijne vijf moederlooze kinderen aan de zorg van familie en vrienden overlaten, is de Weleerwaarde Heer D. Postma. De lastbrief die Zijn Weleerwaarde is ter hand gesteld, luidt als volgt: LASTBRIEF. De Synodale Commissie der Christelijke Afgescheidene Gereformeerde Kerk in Nederland heeft benoemd en benoemt bij; dezen den Weleerwaarden Herder en Leeraar D. Postma tot Afgevaardigde naar de Transvaalsche Republiek in Zuid Afrika. . Het is het verlangen der Commissie, dat genoemde Broeder zich naar de Transvaalsche Republiek begeve, ten einde op de plaats zelve onderzoek te doen naar den godsdienstigen toestand van onze stamverwanten en geloofsgenooten aldaar, broederlijlfce betrekkingen met hen aan te knoopen, en in alles te handelen gelijk het hemzelven het nuttigst zal voorkomen in het belang van Gods Koninkrijk en van onze stamverwanten en geloofsgenooten op Zuid Afrika's Oostkust. Een ieder wien deze lastbrief vertoond zal worden, verzoeken 'wij tot het gezegde einde onzen genoemden Broeder in alles met christelijken raad en daad behulpzaam te zijn. Van onzen Afgevaardigde verlangen wij zoodra mogelijk een verslag van zijne verrichtingen te ontvangen; en wenschen dat de Heere onze pogingen zegene tot prijs van zijnen grooten Naam. Hij geleide en beware onzen Broeder en geve hem Zijnen Geest en genade in ruime mate, om ook anderen te kunnen dienen! Amen. De Synodale Commissie der Christelijke Afgescheidene Gereformeerde Kerk in Nederland. (Get.) S. VAN VELZEN, Leeraar aan de Theol. School te Kampen. A. BRUMMELKAMP, idem. H. JOFFERS, V.D.M. te 's Hage. Gegeven te Kampen, den 26sten Maart 1858. De Broeders van Rustenburg haalden van Pieter Maritsburg den Weleerwaarden Heer D. Postma af en den lOden November 1858 arriveerde Zijneerwaarde te Rustenburg. De Weleerwaarde Ds. van der Hoef, de eenigste Predikant in deze Republiek, had met zijnen Kerker aad drie Kerkelijke Vergaderingen bepaald, bij dewelke de Weleerwaarde Heer D. Postma ook werd uitgenoodigd, nl. te Potchefs troom, Rustenburg en Pretoria, en op laatstgenoemde plaats zat de Algemeene Kerkvergadering. Den lOden Januarij 1859. Veel werd op de drie Vergaderingen gesproken overhetlaten zingen van de Evangelische Gezangen, of nl. de Leeraren verplicht zouden worden uit dezelve bij den Openbaren Godsdienst op te geven, dan of dit aan hunne eigene keus zoude worden overgelaten? Sommigen drongen er op aan dat ze in 't geheel uit de Kerk zouden worden weggelaten, anderen wilden het overlaten aan de keus der Leeraren, de meesten echter wilden de Leeraren daartoe verplicht hebben. De Weleerwaarde Heer Postma werd gevraagd zich ook over deze zaak te verklaren, die dit woordelijk deed als volgt: "Aangaande het zingen van Gezatigen in de Kerk, waarvan de tekst niet in den Bijbel staat, is mijn oordeel k«rt en eenvoudig: 1°. Heeft eene Kerk zoodanige met vrede van de Gemeente in 't gemeen, en zijn ze rechtzinnig, dan durf ik die Kerk daarin niet veroordeelen, noch haar daarover bemoeielijken, gelijk ik op mijne doorreis betoond heb. 2°. Maar houdt de Kerk zich alleen aan de Gezangen, ' waarvan de tekst in den Bijbel gevonden wordt, die is zeker op den veiligsten weg. En dezen weg kan ik met volle vrijmoedigheid bewandelen. 3°. Zijn er dus sommige leden gemoedelijk bezwaard over het zingen van Gezangen in de Openbare Godsdienstoefening, waarvan de tekst niet in den Bijbel gevonden wordt, dan dienen de anderen het ook na te laten, want hierdoor zullen zij, uit broederliefde eene ergernis wegnemen, al waren zij zeiven er nog niet van overtuigd. En dat te eerder daar men de Psalmen met eene vereenigde stem kan zingen. CRom. 14.) 4°. Kan men dat echter nog niet verkrijgen, dan raad ik, dat de Algemeene Kerkvergadering het aan de wijsheid en het geweten van eiken Leeraar overlaat om hierin te han delen naar zijn geweten, met inachtneming van den toestand der Gemeente; ten einde er om deze zaak geene verdeeldheid noch scheuring plaats vinde." Niettegenstaande alle betoog, dat eene Kerkvergadering bet geweten met zulk eene zaak niet mocht bezwaren, kwam de Vergadering tot een verplichtend besluit. De Weleerwaarde Heer Postma was ook over zijne Geloofsbelijdenis ondervraagd en had daarin de beste getuigenis verkregen, gelijk uit het antwoord aan Zijneerwaarde kan gezien worden, dit stuk luidt aldus: . Aan den Weleerwaarden Zeergeleerden Heer D. Postma, Herder en Leeraar van de Christelijke Afgescheidene Gereformeerde Kerk in Nederland en Afgevaardigde naar dezen Staat. Weleerwaarde Zeergeleerde Heer! Hooggeachte Broeder in onzen Heere Jezus Christus. De genade Gods in Christus zij met U. De Algemeene Kerkvergadering der Nederduitsch Gereformeerde Kerk in de Zuid Afrikaansche Republiek, vergaderd te Pretoria, den lOden van Januari en volgenden dag in het jaar onzes Heeren 1859, gehoord hebbende den lastbrief door Ueerwaarde aan onze Vergadering voorgelegd; uit dien lastbrief en Ueerwaardes nadere toelichtingen hebben wij vernomen, dat de hulp uwer Kerk in onze geestelijke behoeften ons wordt aangeboden. Gedrongen door een gevoel van dankbaarheid, in de eerste plaats aan den Koning der. Kerk, dat .hij in Zijne genadige ontferming onzer gedachtig geweest is, door de harten der Herders en Opzieners en Leden uwer —rde KL&vTd Ph P'Sr?nT?. i1^611/16 hiert0C benoemd morden zijn: b* ant' e^smtjs, Fk. Robbektse Jen Art. 14. De Commissie leest hare ontwerpen voor en worden na eenige veranderingen met algemeene goedkeurmg ïneenomen. En besloten het hier alles op elkander zoo te do'en volgen als het publiek bekend gesteld wordt Up last onzer Vergadering stellen wij het volgende aan het geëerde Publiek bekend: ö ae aan Het besluit dat de Broeders, thans Leden der Gerefor meerde Kerk in de Zuid Afrikaansche Bepnohek, votaï ^erhmderd heeft om met de Nederduitsch HervormdeKerk volgtT KerkgemeenscllaP verder voort te gaan, luidt als "Besloten door de Algemeene Kerkvere-adenW Pretoria, den llden Jannafij 1859: dIÏSS; rahtmg, zooaIs die thans hier bestaat met hare EvangeSche Gezangen, zalbhjven bestaan en gehandhaafd worden.» JMadat nu de Gereformeerde Kerk was gesticht heeft deze zich aan de geëerbiedigde Overheid deze! lands bekend gemaakt met overlegging van een afschrift harer Kerkorde Onze geëerbiedigde Overheid heeft gepoogd deze twee Kerken nog weer te vereenigen. De zaal is bekend Een «TeruSf'* -enschen van den Uitvoerenden Baad was Jandf de ter ? ïet^esW, genomen te Pretoria, aangaande de .Evangelische Gezangen." PnT.f f+Waar'^e AIgemeeD-e Kerkvergadering in April te Potchefstroom heeft dat besluit gewijzigd. Maar tel een waaruit dat besluit genomen werd, was het zeker niet. Althans met m de schatting van de Algemeene Kerkveïra denng der Gereformeerde Kerk. JverK^erg^Zij gevoelt zich daarom gedrongen elk een bekend te tellen wat haar „ voo.gelegd van wege de Algemeene Kerkvergadering der Nederduitsch Hervormde Kerk, alsmede wat zij daarop besloten heeft en aan de geëerbiedigde Overheid met een afschrift daarvan weer is ingediend. 1. Afschrift van het besluit van de Kerkvergadering te Mooirivier: "Aan den Eerwaarden Heer D. Postma. Eerwaarde Heer! Bij dezen heb ik de eer ter uwer kennis te brengen het besluit, door de Algemeene Kerkvergadering van den 26sten April en volgende dagen te Mooirivier gehouden: a. De Vergadering vijidt het gebruik der Evangelische Gezangen bij de Openbare Godsdienstoefening Christelijk Gereformeerd en dus ook wenschelijk. Het wordt echter aan de wijsheid en het geweten van eiken Leeraar overgelaten daarin te handelen naar zijn seweten, met inachtneming van den toestand der Gemeente. b. Elk beroep dat voortaan wordt uitgebracht door de Kerkeraden der onderscheidene Gemeenten in dc Zuid Afrikaansche Republiek, zal door de Algemeene Kerkvergadering moeten wordèn goedgekeurd voor dat het van kracht zijn zal, zullende niemand in de Nederduitsch Gereformeerde Kerk in de Zuid Afrikaansche Republiek beroepbaar zijn, tenzij hij door de Kaapsche Synode zal gelegitimeerd zijn. c. Onder de buitengewone omstandigheden benoemt de Vergadering Ds. Postma tot Herder en Leeraar van de' Nederduitsch Gereformeerde Gemeente te Rustenburg, met dien verstande dat de Predikanten der Nederduitsch Gereformeerde Gemeenten te Potchefstroom en Lijdenburg genoemde Gemeente van tijd tot tijd zullen bezoeken. d. Door het aannemen dezer bepalingen vervalt de op¬ richting eener afzonderlijke Kerk in deze Republiek, en worden allen, die zich van de bestaande Kerk hebben afgescheiden, met liefde in haren boezem weder opgenomen. Alle gedoopten en aangenomenen door Ds. Postma, sedert den lOden Februari dezes jaars, zullen dan ook als wettig worden ingeschreven in de Doop- en Ledematen-Registers der Gemeenten, waartoe zij behooren." Eerwaarde Heer! Indien u hierop gelieve te antwoorden, adresseere u aan den ondergeteekende, die na heilbede en groete zich noemt Ueerwaardes Dw. Dienaar, (Get.) D. VAN DER HOFF, . Prseses en Scriba der Algemeene Vergadering. Rustenburg, den 9den Mei 1859." 2°. "Afschrift van ons antwoord: Aan de Algemeene Kerkvergadering van de Nederduitsch Hervormde Kerk in de Zuid Afrikaansche Republiek! Geeft met eerbied te kennen de Algemeene Kerkvergaderino- der Gereformeerde Kerk in de Zuid Afrikaansche Republiek, vergaderd te Rustenburg den lsten Augustus 1809 dat zij de vier punten van hereenigihg, door bovengemelde Kerkvergadering in hare zitting te Mooirivier den Sëstën April en volgende dagen gesteld en bij missive door . den Weleerwaarden Heer D. van dek Hoff, haren Herder en Leeraar, toegezonden aan den Weleerwaarden Heer D Postma, in hare Vergadering ernstig heeft overwogen en is tot dit besluit gekomen, om aan bovengenoemde Algemeene Kerkvergadering der Nederduitsch Hervormde Kerk in dezen lande te antwoorden: 1° Op létter a besluit de Algemeene Kerkvergadering der Gereformeerde Kerk te blijven bij artikel 55 harer Kerkorde, dat aldus luidt: „In de Openbare Godsdienstoefening zullen alleen gezongen worden de Psalmen en Gezangen, waarvan de tekst m den Bijbel gevonden wordt, de anderen, die bij diezelfde berijming gevoegd zijn, worden in de vrijheid der Leeraren gelaten," (overeenkomstig met art. 69 van de Dordsche Kerkorde van den jare 1618 en 1619). 2° Eene legitimatie door de Kaapsche Synode acht de Vergadering niet noódig, niet veilig, zelfs gevaarlijk. a. Niet noodicj, want de Vergadering kan zelve eene loelvertrouwde correspondentie onderhouden met eene Synodale Commissie in Nederland, of met welvertrouwde Broederen, zooals zij dat verkiest, en wenscht zelve persoon met documenten te leeren kennen, eer zij hem bare approbatie schenkt. b. Niet veilig, naardien de Actuarius Synodi door schijnbaar goede documenten zelf kan misleid worden, terwijl zij zichzelve door bovengenoemde welvertrouwde correspondentie en kennismaking met den persoon zeioen meer veilig acht. c. Zelfs gevaarlijk, omdat er zoo ligt uit de Hervormde Kerk van Nederland een kan komen met anders goede documenten, die toch is een bestrijder der Gereformeerde Leer; naardien zij op die Hervormde Kerk, in opzicht tot de Gereformeerde Leer, geen vertrouwen meer heeft, noch op bare hooge scholen; zoodat zij het voor een zeldzaam geluk rekent, dat er soms nog een rechtzinnig proponent vandaan komt, of zelfs zoude iemand met documenten kunnen komen, die binnen weinige dagen daarna bleek niet meer te staan op de lijst van de erkende proponenten of candidaten. Daarom wil de Vergadering liever zelve handelen in deze allerbelangrijkste zaak. 3°. Wat onder letter c staat acht de Vergadering geheel onaannemelijk. 4°. De Algemeene Kerkvergadering der Gereformeerde Kerk in de Zuid Afrikaansche Republiek wanscht eene hereeniging met de Nederduitsch Hervormde Kerk in dezen lande op de navolgende voorwaarden: a. Dat de Algemeene Kerkvergadering der Nederduitsch Hervormde Kerk in dit land, herroepe haar besluit aangaande de Evangelische Gezangen, genomen te Pretoria den 11 den Januari dezes jaars. b. Geheel met haar zich vereenige op de oude en welbeproefde grondslagen in leer, dienst en tucht, zooals de Gereformeerde Kerk zich te Dordrecht, in Nederland, in de jaren 1618 en 1619 heeft geopenbaard. De Kerkorde ook gevolgd naar die van dezelfde Synode. c. Dat Ds. van der Hoff openlijk herroepe al wat Zijneerwaarde in dit jaar over Gods Woord, Psalmen en de Evangelische Gezangen in het openbaar heeft. geschreven. Alsmede openlijk herroepe, wat Zijneerwaarde bij die gelegenheid tot minachting der Broederen geschreven heeft. Wanneer de Algemeene Kerkvergadering der Nederduitsch Hervormde Kerk in de Zuid Afrikaansche Republiek genegen is te volbrengen deze drie voorwaarden, dan is de Algemeene Kerkvergadering der Gereformeerde Kerk in dezen lande genegen tot eene verdere onderhandeling over c hereeniging. Maar zoo lang zij daartoe niet kan besluiten, acht de Vergadering elke andere poging vruchteloos. Aldus besloten in onze Vergadering van heden, den lsten Augustus 1859, te Rustenburg. En van wege dezelve geteekend: (Get.) D. POSTMA, Preses. „ ST. J. KRUGER, in 1. Scriba. 3°. Afschrift van de Missive aan de Hooge Overheid dezes lands. Aan den Hoog Edelen Heer, Staatspresident, en de overige Leden van den Uitvoerenden Raad der Zuid A±nkaansche Republiek. Hoog Edele Heeren I Wij hebben ons in gemoede verpEcht gevoeld van hetgeen wij in antwoord op het ons toegezondene van de Algemeene Kerkvergadering der Nederdmtaeh Hervormde Kerk terugzenden, eene kopij met begeleidende missive aan uwe Hoog Edelheden in te zenden. Ondergeteekénden hebben alzoo de eer aan uwe Hoog Edelheden bij dezen, namens de Algemeene Kerkvergadering der Gereformeerde Kerk, gemeld afscbjaftoverte leggen. En, hoewel de Christelijke Kerk geen geweld tegen geweld mag bezigen noch inroepen. Dit heeft haar Heere en Koning haar uitdrukkeUjk verboden en in tegendeel gezegd: "Mii is gegeven alle macht in hemel en op aarde, en ziet Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleindiging der wereld. Evenwel mag de Christelijke Kerk ach wel nederig in de bescherming harer geëerbiedigde Overheid aanbevelen. Bü onze bekendstelling aan de Hooge Overheid dezes lands deden wij dat in het begin dezes jaars, en tot op dezen da"- hebben wij alle reden om over de openbaar geworden houding, die de Overheid jegens ons heeft betoond, eene openlijke en waarlijk ongeveinsde erkentenis te doen; zells tegenover zoo vele anders onzachte oppositiën en aanvallen. Ondergeteekénden hebben tevens de eer bij dezen m naam der Algemeene Keïkvergadering der Gereformeerde Kerk in dezen lande, Uwe Hoog Edelheden daarvoor toe te brengen hare hulde en haren oprechten dank. Sedert dien tijd is er veel gebeurd. En hoewel onze Kerk zeer nauwkeurig is beproefd en voor echt Gereformeerd verklaard, zelfs volgens de bedoeling der Grondwet, door de laatstgehoudene Algemeene Kerkvergadering der Nederduitsch Hervormde Kerk in niezen lande, gesterkt ■door eene buitenlandsche Commissie, heeft zij evenwel nog wel eens eene en andere gevoelige ervaring, die hare christelijke vrijheid bedreigt en haar menscheKjk recht zélfs krenkt. Het is daarom des te meer dat de Gereformeerde Kerk zich bij dezen, bij vernieuwing aan de bescherming van uwe Hoog Edelheden nederig aanbeveelt. Wij gevoelen geene behoefte hierbij drangredenen te voegen, naardien wij bovengemeld—de ondervinding hebben van de goede gezindheid onzer Hooggeachte Regeering. Waarom wij met de Nederduitsch Hervormde Kerk op voorgestelde gronden niet kunnen vereenigen, geven wij uitdrukkehjk te kennen, en vertrouwen dat ook onze bezwaren door de Overheid wel zullen overwogen en geëerbiedigd worden. Hetzij ons dan slechts geoorloofd hierbij te voegen de verklaring: Dat ons verschil geene eigenzinnigheid is, maar gewetenszaak, ons niet grondende op menschelijke inzettingen, maar op Gods heilig Woord en het voorbeeld der welbeproefde Gereformeerde Kerk van aloude dagen. En—den wensch dat ook wij alzoo God naar Zijn Woord ongehinderd mogen dienen in dezen lande, al zijn wij dan de minderheid. En hiermede bevelen wij ons Gode en aan Uwe Hoog Edelheden, als zijnde Gods dienaresse tot straffe dergenen, die kwaad doen, maar tot prijs dergenen, die goed doen. Hoog Edele Heeren! Uwe gehoorzame Dienaren, Namens bovengemelde Vergadering, (Get.) D. POSTMA, Pr seses. ST. J. KRUGER, in 1. Scriba. Rustenburg, 1 Augustus 1859. Het is de wensch en bede der Vergadering, dat de eenvoudige waarheid door elk worde gekend en geëerbiedigd, tot heerlijkheid van Gods naam en zaligheid veler zielen. Dit geve God door Zijnen Heiligen Geest. Amen! Namens de Algemeene Vergadering der Gereformeerde Kerk in de Zuid Afrikaansche Republiek, (Get.) D. POSTMA, Preses. ST. J. KRUGER, in 1. Scriba. Rustenburg, den lsten Augustus 1859. Voor afschriften conform, (Get.) D. POSTMA. c 2 (N.B. Zoo is het alles te zamen publiek medegedeeld door onze Staatscourant, en ook opgezonden aan de Gereformeerde Kerkbode van de Kaap.) De Zittingen van dezen dag gesloten met het zingen van vers 6 en 7 van den Avondzang en dankzegging door den Leeraar. Art. 17. De Commissie, benoemd in art. 3 der vorige Vergadering, doet verslag van hare reis naar den Vrijstaat. En deelt der Vergadering mede, dat zij op het verlangen der Broederen aldaar eene Gereformeerde Kerk heeft gesticht, die niet ons in ééne Kerkgemeenschap wenscht te staan en ook onze Kerkorde voor de hare heeft aangenomen. Tevens, dat zij ook hebben verzocht, dat Ds. Postma haar, zoolang hare behoefte het vordert, mocht dienen als Consulent, hetwelk de Commissie onder goedkeuring dezer Vergadering heeft toegestaan. Z«neerwaarde heeft op verlangen van dien Kerkeraad dan ook reeds voor de Gereformeerde Kerk in den Vrijstaat eenen Leeraar beroepen uit de Christelijke Afgescheidene Gereformeerde Kerk in Nederland. De Vergadering geeft met blijdschap hare goedkeuring over het verrichtte door de Commissie en betuigt haar haren innigen dank. Art. 21. Wordt besloten tot eene Kerkehjke reis naar het N. Oosten van de Republiek en op uitnoodisring van den Leeraar, verklaren de Ouderlingen Ant. Erasmus en G. van der Linde zich bereidvaardig Zijneerwaarde derwaarts te ver- geEn!6 vandaar teruggekeerd, zoo de Heere wil, gaat de Ouderling Ph. Schutte weder mede naar den Vrijstaat ot anders J. A. Venter, Ouderling te Schoonspruit. Kerkeraadsvergadering van de Gemeente te Rustenburg den 8sten October 1859. Art. 7. De Leeraar geeft der Vergadering te kennen, dat Zijneerwaarde van den Uitvoerenden Raad een verzoek ontvan- gen heeft, om de Algemeene Kerkvergadering op te roepen tegen den 21 sten November e.k. te Rustenburg. En dat hij reeds de brieven heeft verzonden. De Vergadering keurt dit goed. N.B. Zoo moet dan ook de reis naar den Vrijstaat bekort worden. Vierde Algemeene Kerkvergadering, den 2 Isten November 1859 te Rustenburg, op verzoek van den Uitvoerenden Raad te zamen geroepen. Art. 1. Geopend met het zingen van Ps. 86 : 6, gelezen Openb. 2 en het gebed door den Leeraar. Art. 2. Wordt goedgevonden ook deze Vergadering als vroeger zoo algemeen mogelijk te hóuden. Art. 4. Op een partikub'er verzoek van den President en Kommandant Generaal twee Ouderlingen benoemd, om met den Leeraar eene voorloopige Conferentie te houden met Ds. van der Hoff en twee Ouderlingen zijner zijds. De van onze zijde benoemde Ouderlingen zijn Ph. Schutte en P. Venter, en naardien van de andere zijde bij die zamenkomst zoude zitten, op verzoek van de Leden der Gemeente het Lidmaat G. Krtjger, zoo is het de begeerte der Vergadering dat er van onze zijde ook een geacht Lidmaat bij zij, en hiertoe wordt benoemd en verzocht de Weledele heer Kommandant P. Kruger, die dit ook gewillig op zich neemt. Afgebroken met gebed en het zingen van Ps. 25 : 10. Weder samengekomen en aangevangen met gebed en het zingen van Ps. 119 : 9 en gelezen Openb. 3. Art. 5. De Conamissie doet verslag en zegt dat de Conferentie tot niets geleid heeft. Art. 6. Voorgelezen het stuk van de Overheid en luidt als volgt t "Gouvernementskantoor, Pretoria, den 23sten September 1859. Aan den Weleerwaarden heer D. Postma, V.D.M., te Rustenburg. v Weleerwaarde Heer! De Uitvoerende Raad der Zuid Afrikaansche Republiek heeft in hare besluiten van den 19den September 1859 ook het volgende besloten: Om, ten einde een middel aan de hand te doen om de bestaande oneenigheid in de Kerk op te heffen, de beide Kerkeraden, zoowel van de zijde van onze Kerk als van die van den Weleerwaarden heer D. Postma, te verzoeken, om op Maandag, 21 November 1859, te Rustenburg bijeen te komen, ten einde een middel te beramen om de bestaande geschillen te doen ophouden. De Uitvoerende Raad verzoekt Ueerwaarde derhalve ook aan dit verzoek te willen voldoen, en twijfelt niet of Ueerwaarde zult tot volbrenging van den inhoud van dit besluit wel zooveel mogelijk willen medewerken, ten einde de eendracht in onze Republiek te helpen bevorderen. Ik heb de eer te zijn, Weleerwaarde Heer, Ued. Dw. Dienaar, (Get.) M. W. PRETORIUS, President. „ ST. SCHOEMAN, Lid van den Uitvoerenden Raad en Kommandant Generaal." En het stuk, dat wij heden van Ds. van der Hoff ontvingen, luidt als volgt: "Aan den Eerwaarden heer D. Postma. Eerwaarde Heer! Bij dezen heb ik de eer u te doen toekomen een uittreksel uit de notulen van de Algemeene Kerkvergadering der Nederduksch Hervormde Kerk alhier, gehouden te Pretoria, den 13den September 1859. "De zaak in betrekking tot de kerkelijke scheuring alhier, door het oprichten eener Christelijke Gereformeerde Kerk, onder leiding van Ds. Postma, werd behandeld nadat Zijneerwaardes schrijven, gedateerd Rustenburg, 1 Augustus 1859, aan de Vergadering was voorgelegd. Hierop werd besloten in deze zaak geen verdere stappen te nemen, maar bet aan de wijsheid en het oordeel der Regeering over te laten, hoe in dezen te handelen. En wilde de Regeering verder billijke pogingen aanwenden, dat alsdan de Kerkvergadering ook bereid was die pogingen te ondersteunen; dien overeenkomstig werd aan de Overheid geschreven." Eerwaarde Heer! Met achting na broederlijke groete, TJeerwaardes Dw. Dienaar, (Get.) D. VAN DER HOFF, V.D.M., .Prasses en Scriba. Rustenburg, 21 November 1859. Op het een en ander is naarstig gelet en na ernstige beraadslaging besloten aldus aan de Overheid te schrijven: Aan den Hoog Edelen Heer, Staatspresident, enz. Hoog Edele Heeren! Ondergeteekénden hebben de eer Uwe Hoog Edelheden te berichten, dat de Algemeene Vergadering der Gereformeerde Kerk op het verlangen van den Uitvoerenden Raad ernstig en biddend heeft gehandeld over hereeniging met de Nederduitsch Hervormde Kerk. En het resultaat hiervan is: Dat gezegde Kerkvergadering thans niets anders tot dat einde weet voor te stellen dan in Augustus reeds door haar is verklaard en bij afschrift per missive aan de Hooge Overheid is ingediend. Zij hoopt en bidt dat onze geëerbiedigde Overheid haar bij hare rechten bescherme en tegen hare aanvallers verdedige, om Christus wil. Ja, dat ze mag verwaardigd worden met de vervulling harer billijke wenschen, bij hare oprichting en bekendstelling aan de geëerbiedigde Overheid uitgesproken. ■ Terwijl zij voor Uwe Hoog Edelheden wenscht te blijven bidden om Gods licht en leiding en om zegen op al uwe weldadige handelingen, en noemen zich, met allen onderdanigen eerbied, Hoog Edele Heeren! Uwe gehoorzame Dienaren, enz. Art. 8. De reis naar den Vrijstaat en Kolonie moet binnen kort hervat worden, en op uitnoodiging verklaart zich Broeder Ph. Snijman bereidvaardig den Leeraar derwaarts te vergezellen. Kerkeraadsvergadering van de Gemeente te Rustenburg, den 23sten December 1859. Openbare Zitting, den 24sten December. Art. 7. De Leeraar deelt der Vergadering mede een stuk van den Uitvoerenden Raad, gericht aan de Algemeene Vergadering, van den volgenden inhoud: "Gouvernementskantoor, Rustenburg, den 26sten November 1859. Aan den Weleerwaarden Heer D. Postma, V.D.M. en St. J. Kkugeb. Mijne Heeren! De Uitvoerende Raad der Zuid Afrikaansche Republiek heeft mij belast om in antwoord op Uwe missive, in dato Rustenburg, 21 November 1859, te berichten dat het den Uitvoerenden Raad innig leed doet, dat de uitslag der pogingen tot vereeniging van zoo weinig vrucht geweest is, en er zoo weinig ijver is aangewend geworden. Tevens gevoelt de Uitvoerende Raad dat het uiteengaan en vertrek der Kerkeleden, die toch op verzoek van den Uitvoerenden Raad tot het gewichtig doel der vereeniging waren bijeen genoodigd, vóór dat aan den Uitvoerenden Raad daarvan was kennis gegeven, moet beschouwd worden als eene miskenning aan den Uitvoerenden Raad gedaan, daar deze toen in de onmogelijkheid gebracht werd om verder iets mede te werken tot de vereeniging, en op grond daarvan kan de Uitvoerende Raad niet aanhet verzoek, in uwe missive vervat, voldoen; en zich met dezelve niet vereenigen. De Uitvoerende Raad koestert evenwel nog de hoop dat uwe Kerkeleden tot het daarstellen eener vereeniging en het behoud van eendracht en liefde niet zullen ophouden pogingen in het werk te stellen. Ik heb de eer te zijn, Mijne Heeren! Uedels Dw. Dienaar, Op last van Zijn Hoogedele den President en Leden van den Uitvoerenden Raad der Zuid Afrikaansche Republiek, (Get.) A. F. SCHUBART, Gouverhements Secretaris.5''-. Deze Kerkeraad acht zich verplicht, ofschoon de Algemeene Vergadering niet zit, het navolgende aan den Uitvoerenden Raad terug te schrijven. "Aan den Hoog Edelen Heer, Staatspresident enz. Hoog Edele Heeren!' De Kerkeraad van de Gereformeerde Gemeente te Rustenburg, wel niet officieel kunnende spreken in naam der algemeene Kerkvergadering, omdat die thans niet vergaderd is, heeft nochtans kennis genomen van een schrijven van den Uitvoerenden Raad aan de Heeren D. Postma, V.D.M. en St. J. Krugee, in dato den 26sten November, en gevoelt zich gedrongen daarop voorloopig iets aan de geëerbiedigde Overheid terug te schrijven, slechts als Kerkeraad van de Gereformeerde Gemeente te Rustenburg. Genoemde Kerkeraad verklaart oprecht zijn leedwezen, dat het uiteengaan van de Algemeene Vergadering vóór de kennisgeving aan den Uitvoerenden Raad, denzelven reden tot misnoegen heeft gegeven, maar betuigt tevens "dat dit niet moet beschouwd worden als eene miskenning van den Uitvoerenden Raad," maar zeker als gevloeid uit een misverstaan van hunne Hoog Edelheden, den President en Kommandant Generaal, in de geheime Conferentie, gehouden in de Kerk met de beide Leeraren vóór de Zitting der Vergadering; de Kerkeraad bidt den Uitvoerenden Raad het alzoo en niet anders te beschouwen en vergeve dit der Vergadering goedgunstig. De Uitvoerende Raad neme tevens in aanmerking, dat de andere Vergadering dan zeker diezelfde fout bedreven heeft, zeker ook door diezelfde misvatting, en hoe wij met de Nederduitsch Hervormde Kerk over hereeniging willen onderhandelen, hebben wij uitdrukkelijk aan den Uitvoerenden Raad een en andermaal verklaard, als ook aan die Kerk zelve. Aan onze zijde ligt het dus niet! En hopen dus, dat onze geëerbiedigde Overheid in dezen naar alle recht en billijkheid zal blijven handelen jegens vrije burgers, waarover de Voorzienigheid haar als Overheid gesteld heeft, 'Hot straffe wel dergenen, die kwaad doen, maar tot prijs dergenen, die goed doen." Dus willen wij hopen dat wij als Gereformeerde en vrije burgers bij onze rechten zullen beschermd worden. En daar wij al zooveel malen ons geheel oprecht en nederig aan onze geëerbiedigde Overheid hebben verklaard, hopen wij, dat het toch niet meer zal worden vereischt, tenzij de Overheid mocht kunnen zeggen, dat wij afdwalen van den rechten weg; trouwens zoo de Overheid gelieve te herzien wat wij al hebben ingezonden, zal zij ons kunnen kennen en vergelijken met Gods Woord en de Belijdenis en Constitutie der Oud Gereformeerden. En met deze hope zijn wij, Hoog Edele Heeren! Uwe gehoorzame Dienaren, enz." : VHde Algemeene Kerkvergadering van de Gereformeerde Kerk in de Zuid Afrikaansche Republiek, den 19den October 1860, te Rustenburg. Art. 6. De Leeraar doet rapport van de kerkelijke samenkomst, die op verzoek van de Overheid te Pretoria is gehouden den 8sten September en leest hét voorstel van de Overheid, dat hun gedaan was, om met de Nederduitsch Hervormde Kerk van dit land te vereenigen. En deze artikelen luiden als volgt: "Wordt besloten op bovenstaande raadplegingen en mededeelingen door ons gehouden, als een laatsten stap en hoop, dat door des Heeren zegen, de scheuring in onze Kerk veroorzaakt, mag geheeld worden en den Weleerwaarden Heer D. Postma de volgende punten ter aanneming of verwerping voor te leggen: 1°. Dat Zijnweleerwaarde als Leeraar onzer Staatskerk zal beschouwd, erkend en aangenomen worden, indien Zijnweleerwaarde bereid is met de volgende punten overeen te stemmen. 2°. Het zal aan eiken Leeraar vrijgelaten zijn om zijne Gemeente te stichten, hetzij met Psalmen en Evangelische Gezangen of met elk afzonderlijk, na hun eigen gevoelen en geweten, doch er zal onder hen slechts een Kerkwet en Kerkbestuur bestaan. 3°. Wordt door de regeering gewaarborgd dat bij verlaten of afsterven van den Weleerwaarden Heer D. Postma hetzelfde recht tot het gebruiken van Psalmen en Evangelische Gezangen, als in het vorige artikel vermeld, aan Zijnweleerwaardes opvolger of andere Leeraren zal toegekend worden. 4°. En eindelijk dat alle Leeraren voor de Staatskerk dezer Republiek zullen moeten voldoen aan art. 20 en 23 der Grondwet, voor en aleer zij als zulken erkend worden." Dit wordt ernstig overwogen en met algemeene stemmen besloten aan den Uitvoerenden Baad te antwoorden al» volgt; "Hoog Edele Heeren! De algemeene Kerkvergadering der Gereformeerde Kerk in de Zuid Afrikaansche Republiek heeft de eer, mede in naam der Gemeente, Uwe Hoog Edelheden bij dezen te berichten, dat uw voorstel tot hereeniging, gedaan aan onzen Leeraar en den Ouderling Ph. Schutte, te Pretoria, den 8sten September, in onze Vergadering van heden, den 19den October 1860, bij wettig afschrift ter beoordeeling is voorgelegd en ernstig overwogen. En het antwoord der Vergadering en Gemeente hierop is: . 1°. Dat de Vergadering en Gemeente beide zien, dat de geëerbiedigde Overheid niet alleen de Evangelische Gezangen met de Psalmen op eene lijst stelt en dus eene menschelijke instelling met de goddelijke gelijk schat, hetwelk strijdt tegen onze Gereformeerde Belijdenis, zie art. 7 van onze Geloofsbehjdenis. En wij vreezen Gods Woord, Matth. 15 : 9; Openb. 22: 18. Maar zelfs verder gaat dan nog de Leeraars, de Weleerwaarde Heeren van heb Hoff en van Heijningen, in hun voorstel gegaan zijn, n.1. de Psalmen, dat gedeelte van Gods eigen Woord, zoo los stelt dat een Leeraar die straffeloos voor altoos zoude kunnen nalaten. Wij kunnen ons daarmede in geenen deele vereenigen. De geëerbiedigde Overheid houde ons deze vrijmoedigheid ten goede. Want wij zijn als kerkelijke voorgangers gehouden en verplicht Gcds Woord voor de Gemeente te bewaren. En wij vreezen Gods Woord, Openb. 22 : 19 vergeleken met Dent. 4:2; 12 : 32; Spreuk. 30 : 5, 6; Matth. 5 : 18, 19 en vele dergelijke plaatsen der Heilige Schrift. Ook gevoelen zich Vergadering en Gemeente verplicht uit liefde voor hare geëerbiedigde Overheid en voor het land onzer iriWoning, de Overheid met allen eerbied en nederigheid de opmerking te maken, dat de Overheid bij zulk een besluit zich een recht zoude aanmatigen, dat geen Engel noch mensch toekomt en zij zoude daardoor volgens de genoemde Schriftuurplaatsen, de Gemeente schrikkelijk doen zondigen, en grooten toorn brengen over land en volk. Wij willen wel gelooven, dat de Overheid deze dwaling niet inziet; want zag zij dit in, dan vertrouwen wij, zoude zij zulk een voorstel niet gedaan hebben; maar wij gevoelen ons verplicht de dwaling de geëerbiedigde Overheid met alle nederigheid, doch onbewimpeld onder het oog te brengen; want wij wenschen Gods Woord boven alles te eeren en te vreezen. ■2°. Nogmaals verklaren wij: Wij wenschen Gereformeerd te zijn en te blijven, zoo als die Kerk zich te Dordrecht, in Nederland, heeft geopenbaard in 1618 en 1619. 3°. En, hoewel elke Kerk moet getoetst worden aan den Bijbel, Gods heilig Woord, verzoeken wij vriendelijk dat men ook art. 20 onzer Grondwet niet uit het oog Verlieze. Wij vertrouwen, dat wij daaraan voldoen, maar nemen wij het voorstel van den Uitvoerenden Raad aan, dan zouden wij daarmede in strijd komen. De Vergadering en Gemeente bovengenoemd hopen, dat de geëerbiedigde Overheid dezes lands de waarheid zie en erkenne, en volgens eed en plicht, aan hare burgers recht doe en hen daarbij bescherme. Dit vragen zij vrijmoedig en nederig en begeeren ook niets meer dan dat. 4°. En wat aangaat de gewenschte vereeniging met de Nederduitsch Hervormde Kerk in dit land, antwoorden wij nog hetzelfde als wij geschreven hebben aan die Kerk zelve en bij afschrift aan den Hoog Edelen Uitvoerenden Raad, in de maand Augustus des vorigen jaars. En vertrouwen, dat genoemd antwoord is: overeenkomstig Gods heilig Woord, tevens in overeenstemming met onze Grondwet, zie artt. 11 en 20, welk laatste uitdrukkelijk de Synode, gehouden te Dordrecht in 1618 en 1619, noemt en hopen toch, dat het volk dezes lands daaraan getrouw blijve tot in de laatste nageslachten, daarom roepen wij elk toe: laat ons alzoo vereenigen. Wij kunnen van die gegevene verklaring niet aflaten, zullen wij getrouw blijven aan onze Gereformeerde Belijdenis en beginsel. Wij willen van harte met onze naasten vereenigen, maar deze vereeniging moet met Gods heilig Wwrd overeenkomen, anders durven wij het niet wagen. En dit zij toch het streven van Overheid en onderdanen, om God te dienen naar Zijn Woord! Hoog Edele Heeren! Uwe gehoorzame Dienaren, De Kerkeraad en Gemeente voornoemd en vanwege dezelve: (Get.) D. POSTMA, V.D.M. en Pneses. J. F. ROBBEBTSE, Ouderling, in 1. Scriba."- Art. 7. De Leeraar doet eene opwekking tot getrouwheid aan de reine leer en dienst van God, gepaard met eene bemoediging en laat zingen Ps. 74 : 21, 22, en wekt de Gemeente op, om hem te volgen in een ernstig gebed. Pauze. Art. 9. Voorgelezen brieven van de beroepene Leeraren J. W. te Bokkel, voor de Kaapkolonie, H. de Cock, voor den Vrijstaat, J. Beijeu, voor de Republiek. De beide eerstgenoemden hebben bedankt. Maar Ds. Beijeb is genegen om over te komen. Doch doordien de beide eersten bedankt hebben en de laatste genegen is te komen, doet de Leeraar het voorstel, om aan den Kerkeraad van den Vrijstaat af te staan het beroep op Ds. Beijer, opdat daar maar eerst voorziening zij, ten einde hij als Consulent van dien Staat en van de Kolonie, des te spoediger eenige verlichting moge bekomen. De Vergadering en Gemeente stemmen hiermede overeen en Zijneerwaarde wordt het opgedragen dien Kerkeraad dat voor te stellen. Openbare Kerkeraadsvergadering te Rustenburg, den 6den Juli 1861. Art. 2. De Leeraar deelt der Gemeente mede de Memorie, die de tegenwoordig zijnde Leden des Kerkeraads met hem geteekend en verzonden hadden aan den Uitvoerenden Raad dezer Republiek. De Memorie luidt als volgt: Aan den Hoog Edelen, enz. Hoog Edele Heeren! Ondergeteekénden vernomen Hebbende, dat er binnen kort eene Raadszitting zal gehouden worden, gevoelen zich gedrongen eenige opmerkingen in uw midden te brengen, met het nederige en vriendelijke verzoek deze onze opmerkingen wel in overweging te willen nemen. 1°. Daar onze Algemeene Kerkvergadering bepaald is, zoo de Heere wil, in de maand September e.k., en het ons niet mogelijk i»-vóór de te wachten Raadszitting, die te zamen te roepen, nemen wij de vrijheid ons persoonlijk gevoelen Uhoogedelen bekend te stellen. 2°. Herinneren wij aan al de bekendmakingen en billijke vertoogen, die van onze zijde al sedert ruim twee jaren zijn ingediend bij de Hooge Regeering dezes lands, waarop wij nog nooit een gunstig antwoord hebben ontvangen. 3°. Dat bij onze menschen groote ontevredenheid begint te ontstaan, dat zij gewillig opbrengen voor Kerk en Staat, en moeten zien, dat al het geld voor de Kerk bestemd, aan de ééne zijde wordt uitbetaald. 4°. Raden wij de Hooge Regeering dezes lands, dat de Regeering niet meer heffe voor de Kerk, maar besluite dat elke Kerk voor hare eigene belangens zorge, onder geleide van hare Opzieners en Diakenen. Dit is naar het Woord des Heeren, zie Gal. 6 : 6. "En die onderwezen wordt in het Woord, deele mede van alle goederen dengenen, die hem onderwijst;" vergeleken met Matt. 10 : 10b, "W*nt de arbeider is zijn loon waardig." En 1 Kor. 9:11. 5°. Dat de Overheid van het trouwen ook niet meer heffe dan voor de politieke kas, en late het aan elke Kerk zelve over, wat die van hare leden van elk huwelijk' al of niet als eene bepaalde opbrengst voor de Kerkekas wil vaststellen. 6°. Dat men ook een besluit neme dat de geboden moeten gaan in die Kerk waartoe de betrokkene personen behooren, overmits hierin een zedelijk belang gelegen is, naardien de leden bij hunne eigene Kerk het best bekend zijn. De Hoog Edele Regeering houde zich overtuigd, dat wij dit geschreven hebben uit onze Christelijke overtuiging ten beste van Land en Kerk. En wij houden ons zeker dat men op deze wijze rechtvaardig en billijk zal handelen, naardien dan aan alle burgers gelijk en recht wedervaart. Hoog Edele Heeren! Uwe gehoorzame Dienaren, (Get.) D. POSTMA, V.D.M. ST. J. KRUGER, } J. F. ROBBERTSE, f OuderP. VENTER, f lingen. „ PH. ST SNLJMAN, 3 J. ST. POTGIETER, Diaken. Rustenburg, den 24sten Juni 1861. P.S. De overige leden des Kerkeraads waren ditmaal niet tegenwoordig. (Get.) D. P. De gemeente hiervan kennis gekregen hebbende, heeft terstond begeerd hare handteekening daarbij te voegen. (Hetwelk dan ook terstond na de Vergadering is gedaan op een bijzonder stuk, door de manslidmaten, bijna 60. Velen waren naar het boschveld met hun vee.) Art. 3. Op voorstel van den Leeraar wordt besloten, ook in deze gemeente eene collecte te houden voor de noodlijdenden in Nederland door de jongste rivier-overstrooming. Openbare Vergadering van den Kerkeraad en Gemeente Rustenburg, den 26sten Aug. 1861. Art. 2. Voorgelezen de navolgende stukken : 1°. Antwoord van de Overheid op onze laatste Memorie. " Den Eerwaarden Heer D. Postma, te Rustenburg. Gouvernements Kantoor, Pretoria, 6 Aug. 1861. Eerwaarde Heer! De Uitvoerende Raad heeft de eer U Weleerwaarde kennis te geven, dat hij beeft besloten om de Memorie, door U Eerwaarde en andere onderteekenaren d.d. 24 Juni en 6 Juli, in overweging te geven aan den Eerwaarden Kerkeraad, te houden in Septembermaand aanstaande, te Pretoria. Ik heb de eer te zijn, Eerwaarde Heer! Ueerwaardes Dw. Dienaar, (Get.) ST. SCHOEMAN, Fung. President. H. STIEMENS, Gouvts. Secretaris. 2°. En hierbij eene uitnoodiging door den Predikant van Pretoria, namens den Oitvoerenden Raad, in welke uitnoodiging voorkwam, dat de Uitvoerende Raad Postma met zijne aanhangers ook bij die Kerkvergadering wenscht te zien. Met eene kopij van het schrijven van den Uitvoerenden Raad. En hierop wordt besloten het volgende antwoord terug te zenden. " Aan den Hoog Edelen, enz. Hoog Edele Heeren! De Kerkeraad der Gereformeerde Gemeente te Rustenburg heeft de eer U Hoogedele te berichten, dat zij hebben ontvangen U Hoogedelens bericht d.d. 6 Augustus, over onze ingediende Memorie en ook de uitnoodiging door den Weleerwaarden Heer A. J. Begeman, om de Algemeene Kerkvergadering der Nederduitsch Hervormde Kerk, in September e.k. te Pretoria te komen bijwonen. Wij hebben het bericht van den Hoogedelen Uitvoerenden Raad en gezegde nitnoodiging in onze openbare Vergadering van heden der Gemeente voorgelezen en met haar overwogen. Het besluit van Kerkeraad en Gemeente is: De Overheid eerbiedig kennis te geven, gelijk wij door dezen doen, dat wij aan eene zoodanige uitnoodiging niet zullen voldoen. Aan onze geëerbiedigde Overheid hebben wij onze Memorie opgezonden, van de Overheid zelve verzoeken wij vriendelijk een behoorlijk antwoord. In afwachting biervan zijn wij, Hoog Edele Heeren, Uwe gehoorzame Dienaren." Zesde Algemeene Kerkvergadering te Rustenburg, den 27 September 1861. Art. 4. a. Op het laatste verzoek aan de Regeering is het volgende antwoord ingekomen: " WelEerw. Heer Ds. D. Postma, te Rustenburg. WelEerwaarde HeerI In antwoord op U Weieerwaardes Memorie, onderteekend door onderscheidene burgers, de dato 24 Juni en 6 Juli 1861, heb ik de eer te antwoorden: dat de Uitvoerende Raad volgens Art. 23 der Gnondwet niet bevoegd was aldaar een definitief antwoord op te geven, en het daaroa ingevolge dat artikel ter overweging aan de Weleerwaarde Algemeene Kerkvergadering voorgelegd heeft. Dat de Uitvoerende Raad niets liever wilde zien, dan eene bestaanbare vereeniging der gemeenten in onze Republiek en immer zijn streven zal zijn, daartoe mede te werken. Om afle1 verkeerde indrukken, die zouden kunnen aanleiding geven in de gewigtige zaak te vermijden, heb ik tevens de eer de Correspondentie (*) te zenden óiesevnerd is tusschen ons en de Weleerwaarde Algemeene Kerkvergadering, waaruit U Weleerwaarde kunt zien, dat de Batroerende Raad niet verder heeft fatnnen gaan dan de Wet hem zulks toelaat. Ik heb de eer te zijn, Weleerwaarde Heer! U Weieerwaardes Dw. Dienaar, (Get.) ST, SCHOEMAN, Fungeerend President. „ H. STIEMENS, Gouvernements Secretaris." Ter verpozing gezongen Ps. 81 : 15 en gebed door den Leeraar. Ingevolge de laatst voorgelezene stukken wordt ernstig en veel gesproken. De Vezgtóering wordt, na gebed, één uur opgeschort. Weer bijeengekomen, heropend met het zingen van Ps. 86 : 6 en gebed door den Leeraar. (*) De hUrin gemelde Correspondentie is ook bij de Kerkelijke Stukken voorgelezen en bij dezelve gedeponeerd. (Get.) D. POSTMA. D En nu wordt de afgebrokene discussie hervat en besloten: Voorts als Gereformeerde Kerk in de ware Christelijke Vrijheid voort te wandelen met de hulp en de genade des Heeren, onaangezien hoe ook de Overheid met ons handelt. Art. 5. Wordt besloten aan de wettige Regeering in te dienen eene Memorie over zaken, die de Kerk betreffen en die te stellen in handen van den Weledel Grestrengen Heer J. S. P. Kkuger, Kommandant van het distrikt Rustenburg, om die bij de eerstkomende gelegenheid voor de Algemeene Vergadering in te dienen bij de Hooge Regeering. Deze Memorie luidt als volgt: Aan onze Wettige en geëerbiedigde Overheid van de Zuid Afrikaansche Republiek. Hoogedele Heeren! De Algemeene Kerkvergadering der Gereformeerde Kerk met de Gemeente vergaderd te Rustenburg, den 27sten en 28sten September 1861, komt door dezen tot hare Wettige Overheid met billijke eisschen en verzoeken: ' 1°. Dat bij de Wet uitdrukkelijk bepaald worde, dat de eene Kerk niet meer over de andere heersche. 2°. Dat de Overheid niet meer voor de Kerk of Kerken heffe, noch bezoldige, maar dat elke Kerk voor hare éigene belangens zorge, onder geleide harer Opzieners en Diakens. Dit is naar het Woord des Heeren, zie Gal. 6 : 6. En het andere leidt tot vele verkeerdheden in Kerk en Staat, gelijk de geschiedenis van alle tijden leert en onze eigene ervaring, zelfs in dit land bevestigt. 3°. Dat de Overheid ook bij de Wet bepale, dat dc • huwelijksgeboden moeten gaan in die Kerk, waartoe de personen, die trouwen, behooren, zoo hier eene Kerk van hunne belijdenis bestaat, of anders: Da* de geboden den vereischten iijd aan het Kantoor moeten aangeplakt worden. En de Overheid ook niet meer eene opbrengst voor de Kerk heffe bij het trouwen, maar slechts voor de politieke kas en late aan elke Kerk zelve over, wat die al of niet van elk huwelijk voor de Kerkekas wil bepalen. 4°. Dat het later genomen besluit om op Licentie te kunnen trouwen, worde ingetrokken en voorts elk burger aan dezelfde verplichting onderworpen zij, om na afloop der geboden te kunnen trouwen; naardien bij het gebruiken eener Licentie meer gevaar van onwettige huwelijken is, dan bij het gebruik van op geboden te trouwen; en hiertegen zooveel mogelijk te waken is de verpHchting van Overheid en Kerk.' 5°. Dat de Overheid ook de zaak der weduwen en weezen zoodanig regele, dat de burgers bij hunne eigene districts-ambtenaren in die zaken kosteloos kunnen geholpen worden, en gelieve kennis te nemen van onze Memorie, die wij over die zaak hierbij voegen. Opdat weduwen en weezen, geholpen en niet bezwaard worden. Onze geëerbiedigde Overheid toone voorts dat ze aan alle wettige burgers gelijke rechten laat genieten en hen daarbij bescherme, opdat de Overheid ook weer mag hopen op hunne gehoorzaamheid en hulp. Hoog Edele Heeren! Uwe gehoorzame Dienaren, enz. Art. 6. Evenwel wordt besloten, dat terstond van de Gemeenteleden begeerd wordt, dat zij in alle geval hunne geboden bij hunnen Kerkeraad bekend stellen, opdat ze de Gemeente kunnen bekend gemaakt worden. En dit zal in alle Gemeenten zooveel mogelijk openbaar bekend gemaakt worden. Tevens, dat de Kerkeraad van de Gemeente Rustenburg maar terstond bij hunnen Landdrost hieromtrent eene Memorie indiene en de andere Kerkeraden hiervan eene Kopij nemen, om het ook bij hunne Landdrosten tebeproeven. Deze Memorie luidt als volgt: Aan den "Weledelen Heer, den Landdrost van het distrikt Rustenburg. Weledele Heer! De Kerkeraad der Gereformeerde Gemeente van het district Rustenburg, gevoelt zicb gedrongen voor de belangen der Gemeente, hun van God toevertrouwd en aanbevolen, bij U Weledele een ernstig en dringend verzoek in te dienen, en het is bepaald omtrent de zaak des huwelijks: D 2 1°. Onze Gemeente verkiest niet langer onder de heerschappij van eene andere Kerk te staan, maar verlangt van hare Burgerlijke Overheid als Wettige burgers van den Staat met dezelfde erkentenis en bescherming bedeeld te worden; daarom verlangt de Kerkeraad en Gemeente bovengenoemd, dat de geboden moeten gaan in de Kerk, waartoe de personen, die trouwen, behooren, opdat de Kerkeraad niet meer buiten de gelegenheid gesteld wordt kennis van de huwelijken zijner Leden te nemen, gelijk onlangs nog het geval is geweest. 2°. Dat onze Gemeente ook niet meer genegen is om» gedwongen, andere Kerken, met welke Sq'Jzieh niet kan vereenigen, te onderhouden, en daarom verlangt de Kerkeraad voornoemd, dat de opbrengst, die bij het trouwen voor de Kerk bestemd is, ook worde uitbetaald aan de Kerk, waartoe de betrokkene personen behooren. Maar nog Kever zouden wij zien, dat de Overheid bij het trouwen niets voor de Kerk ontving, maar dat aan elke Kerk zelve overlate. "Weledele Heer! Wij hopen, dat Uweledele zal beseffen, dat wij spreken in het belang der Gemeente, die wij vertegenwoordigen en in haren naam. Dat Uweledele ook zal beseffen, dat wij bewonen eene Republiek, waarin aan alle wettige burgers eene gelijke behandeling moet geschieden. Dat Uweledele zal beseffen, dat de burgers—ook onze Gemeente—gaarne hare Overheid eerbiedigen naar Gods Woord, en haar bezoldigen; maar dan ook vorderen zij, rechtvaardig behandeld te worden en niet blootgesteld te worden door toedoen van de Overheid aan overheerscbing van de eene Kerk over de .andere. Wil onze geëerbiedigde Overheid rekenen op onze gehoorzaamheid en hulpe, dan vragen wij ook als burgers ons recht en eene gelijke behandeling. In hope, dat Uweledele ons hoore en spoedig een gunstig antwoord geve, zijn wij Weledele Heer! Uwe gehoorzame Dienaren, De Kerkeraad voornoemd, enz. Op vorenstaande Memorie is in de volgende week antwoord ontvangen, en omdat de notulen nog niet geïnsereerd waren, wordt het hier terstond bijgevoegd en luidt als volgt: "Landdrostkantoor, Rustenburg, 30 September 1861. Aan den Eerwaarden Kerkeraad der Gereformeerde Kerk. Weleerwaarde Heeren! In antwoord op de uwe van dato 28 September, zij het volgende: 1°. Het verzoek van wegen de Huwelijksgeboden moet ik antwoorden, volgens het Volksbesluit van dd. 14 September jL, wordt zoo verre mijn macht strekt in het district Rustenburg toegestaan. 2°. Wat aangaat de trouwgelden, zijnde Vip? Rijksdaalders, is in mijne macht niet om dezelve de Kerk te onthouden, maar diegenen, die vermeenen recht te hebben dezelve te vorderen, staat het vrij aanzoek te doen tot verkrijging derzelver, volgens het Vólksbesluie biervoren gemeld, Zoo geloof ik hiermede Uweleerwaarde op Uweleerwaardes verzoek ten volle voldaan te hebben, en ben en blijf bij die hoop en vertrouwen verder werkzaam te zijn tot bevordering van rust, vrede en eensgezindheid in dit district. Verblijf ik met alle hoogachting, Weleerwaarde Heeren! "□eerwaardes Dw. Dienaar, (Get,) J. M. VAN ROOIJEN, f. Landdrost." Art. 10. De Leeraar maakt als Consulent van de Gemeenten in Vrijstaat en Kolonie, der Vergadering bekend, dat die Gemeenten haar verlangen aan Zijneerwaarde hebben te kennen gegeven,.©», zoodra er nogeen Leeraar was gekomen met onze Gemeenten samen eene Synodale Bijeenkomst te houden en wel de eerste keer te Reddersburg in den Vrijstaat, voor het oogenblik de geschikste plaats, naar hun oordeel. Deze Vergadering vereenigt zich met dat voorstel, en, op voorstel van den Leeraar wordt er nu eene Commissie benoemd, die dan als Afgevaardigden met den Leeraar die Synodale Bijeenkomst moeten bijwonen. Volgens de meeste stemmen moeten het zes Ouderlingen zijn en deze met gesloten briefjes verkoren, zijn de volgende personen: Ph. Schutte, P. A. Venter, P. Venter, J. F. Bobbertse, St. Kruger, Ph. Snijman, Sr. Secundi: J. A. Venter, G. van der Linde. Art. 13. De Leeraar verklaart aan de Vergadering zijne gemoedelijke bekommering over de inrichting hier te lande omtrent de nalatenschap en had daaromtrent eene Memorie ontworpen, om eene betere zorg voor weduwen en weezen te verkrijgen van de wettige Kegeering, die Zijneerwaarde der Vergadering voorleest en de Vergadering en Gemeente verklaren te deelen in diezelfde bekommering en vereenigen zich geheel met de voorgelezen Memorie, daarom wordt besloten dezelve alzoo in te dienen. De Memorie luidt als volgt: Den Weledel Gestrengen Heer, den Heer S. J. P. Kruger, Commandant van het district Rustenburg. Weledel Gestrenge Heer! De Algemeene Kerkvergadering der Gereformeerde Kerk in de Zuid Afrikaansche Republiek de aandacht vestigende op de belangens van weduwen en weezen, gevoelt eene groote behoefte aan eene verbetering in de behartiging van die belangen van wege de Regeering. Zij is zoo vrij om hierover hare gedachten in hoofdtrekken voor te dragen: 1°. Dat er voor het geheele land één of twee weesheeren worden aangesteld, acht de Vergadering niet doelmatig en kan te groote kosten veroorzaken voor de belanghebbende personen, of voor het Gouvernement. 2°. Het verlangen van de Vergadering is, dat die zaak bij elk Landdrostkantoor van het district, in welke het geval plaats vindt, kan verricht worden en dat zonder kosten voor weduwnaar, weduwe en minderjarige weezen. Zonder kosten zegt de Vergadering, want het afsterven van Vader of Moeder, die minderjarige kinderen nalaten, moet beschouwd worden als een ongeluk en groote ramp, die met geene kosten dient bezwaard te worden, maar door de wettige Regeering moeten worden geholpen. 3°. De Regeering zoude over die zaak, op deze of dergelijke wijze kunnen besluiten, onder goedkeuring van bet publiek: u. Bij overlijden van Vader of Moeder worde er, met goedvinden van de naaste famielje van Vaders en Moeders zijde, door den Landdrost een toeziend Voogd aangesteld. b. Bij dood van beide ouders, op dezelfde wijze een Voogd en toeziend Voogd. c De toeziende Voogd zorge in elk geval, dat er een Inventaris gemaakt wordt door den Veldkornet, in bijzijn van twee onpartijdige getuigen. d. Van dat Inventaris wordt een wettig afschrift gesteld in handen van den Landdrost. e. De toeziende Voogd zorge er voor dat de boedel door Vader, Moeder of Voogd, op de voordeehgste wijze worde beheerd en, zoo hij het noodig acht, vordert bij eenen bekwamen borg, met welken bij zich kan tevreden stellen, ƒ. Waar minderjarige kinderen zijn, onder verschillende Voogden, zoeken dezen onder goedkeuring van den Landdrost overeen te komen, of de boedel al of niet moet worden verkocht. Dit zijn zoo wat de hoofddenkbeelden van de Vergadering, maar zij onderwerpt dit gaarne aan beter oordeel. Alleen is haar dringend verzoek, dat die zaak bij elk Landdrostkantoor voor deszelfs district waarin het geval plaats vindt, kosteloos wordt verricht, ter hulpe van weduwen en weezen, behoudens goede Securiteit voor de nalatenschap. De Vergadering stelt dit stuk in handen van den Weledelen Gestrengen Heer, den Commandant van het district Rustenburg, met het vriendelijke verzoek het in haren naam bij de bevoegde autoriteit bekend te stellen. Rn om dit stuk toe te lichten, wanneer dit door de Hoog Edele Regeerine verlangd wordt, heeft de Vergadering benoemd eene Commissie, bestaande uit de volgende personen: den Leeraar D. Postma en den Ouderling P. A. Venteb. Met de verzekering van onze hoogachting, Weledel Gestrenge Heer! Uw Dw. Dienaren, De Kerkeraad en Gemeente voornoemd en van wege dezelve, enz. Openbare Kerkeraadsvergadering van de Gemeente Rustenburg, den 7den December 1861. Art. 4. De Leeraar deelt mede een stuk van den Landdrost van Rustenburg, waarbij Zijnedele herroept en terugneemt het besluit van 30 September, aangaande de geboden enz., vermeld in art. 6 der laatst gehoudene Algemeene Kerkvergadering. Zijnedele meldt als reden hiervan het laatstgenomen Volksbesluit te Pretoria» De Kerkeraad neemt dit voor kennisgeving aan. YERZAMELUG Tan de BEPAIII&M der ALGEMEENE VER&ADERIM van de GEREFORMEERDE GEMEENTE! iade TRANSVAAL. De hiervolgende bepalingen worden verklaard eene verbindende kracht te hebben, tot dat zij ingetrokken of door anderen vervangen zijn. Aldus vastgesteld door de Vier en twintigste Algemeene Vergadering der Gereformeerd» Gemeenten in de Zuid Afrikaansche Republiek (Transvaal), gehouden te Pretoria op den 26sten en 27sten October 1876. Namens bovengenoemde-Vergadering, J. S. L. VENTER, Preses. L. J. DU PLESSIS, Scriba. Over de Algemeene Vergadering. Art. 1. Besloten dat de Algemeene Vergadering uit ,voor elk bewijs van doop en lidmaatschap te vragen : twee shillings en zes pence als belooning voor de moeite. Over plichtverzuim van Ouderlingen en Diakenen. Art. 24. Gevraagd wat een Kerkeraad'te doen staat wanneer een Ouderling of Diaken bij voortduring in zijne plicbtsbetrachting nalatig is? Geantwoord: Zulk een Broeder dient vermaand te worden, en als 'Mij, na herhaalde vermaning, zich niet betert, en de gemeente- en kerkelijke belangen door zijne nalatigheid moeten lijden, dan is bij ontrouw aan zijne roeping geworden, en maakt zich derhalve schuldig aan'kerkéhjke-stsréiV Over Ouderlingen en Diakenen die verhuizen. Art. 25. Op de vraag, of een Ouderling of Diaken, die van de eene Gemeente naar eene andere verhuist, ook daar als werkend Ouderling of Diaken kan worden beschouwd, is geantwoord,, alleen als Oud-Ouderling en Oud-Diaken. Subcommissie voor het Onderwijs. , Art. 26. Tot Subcommissie voor'toGt Onderwijs, volgens Synodaal besluit, verkoren: Ds. L. J. du Plesbib, van Rustenburg;: Ouderlingen: J. J. Booijsen, van Pretoria, en S. G. LJsel, van Potchefstroom. En bepaald, dat deze Commissie permanent zij. Over de Verzorging der Armen. Art. 27. Gevraagd, wie is volgens Gods Woord, een waarlijk arme, die door de Kerk onderhouden moet worden? Geantwoord. die geene levensmiddelen heeft en zichzelven niet helpen .kan. Verder vermaant de Algemeene Vergadering tot;getrouwe behartiging van de belangen der armen, en tevens tot voorzichtigheid bij het uitreiken der aalmoezen, met inachtneming van 1 Tim. 5:4, 16. Eene herinnering aan de roeping der Kerk, volgens Matth. 28 : 18—20 en Mark. 16 : 15 (*). (Overgenomen uit de Algemeene Vergadering van 23 October 1863.) Art. 28. De Leeraar herinnert de Vergadering aan des Heeren Woord, Matth. 28 : 18—20 en Mark. 16 : 15. (*) Dit art. Her geplaatst tot herinneïmg, en ook tót een bewijs, hoe Ds. D. Postma, de Stichter der Geformeerde Kerk, reeds al destijds, in eene Algemeene Vergadering, gehouden te Pretoria, den 23sten October 1863, de Kerk aanvankelijk bij hare roeping aangaande de uitbreiding van Gods Koninkrijk onder de Heidenen, had bepaald. En vermaant met bewegelijke redenen, dat de Kerk van dit land bare roeping gevpele en naar vermogen betrachte, om aan de Heidenen van dit land het Evangelie Christi te bedienen, naar de gelegenheid, die God daartoe ons zal schenken. En vermaant tevens hierin niet nalatig te zijn, ten einde de Kerk het niet aan zichzelve te wijten hebbe, wanneer buitenlandsche Kerken of Conaité's dat werk onder ons komen verrichten en soms met zeer nadeelige gevolgen voor Kerk en Staat beiden. De Kerk in het land kent beter hare gelegenheid omtrent de inboorlingen, dan de menschen buitenlands. De Vergadering erkent ook met algemeene stemmen, dat dit werk een plicht van de Kerk zelve is, maar weet thans niet hoe daarmede een aanvang te maken. Zoo wordt dan vooreerst ook deze zaak der ernstige belangstelling aanbevolen. Art. 291 Reglement voor de Commissie over de Ko'f voor behoeftige Studenten, die volgens art. 19 der Dordsche Kerkorde van 1618—19 worden opgeleid. Art. 1. Het doel dezer Kas is om volgens art. 19 bovengenoemd, geschikte en godvreezende jongelingen, wien het echter aan vermogen ontbreekt, te helpen hunne studiën aan de Theol. School onzer Kerk voort te zetten. Art. 2. In elke gemeente, behoorende tot deze Algemeene Vergadering, zal er vier malen 's jaars bij elke Avondmaalsgelegenheid voor deze Kas gecollecteerd worden. Art. 3. Er wordt een bestuur over die Kas verkoren door de Algemeene Vergadering als eene Commissie van haar, die in haren naam, en volgens hare voorschriften en tijdelijke besluiten, alles verricht wat ter dezer zake verricht moet worden. Art. 4. Die Commissie zal bestaan uit den leeraar van elke gemeente, behoorende tot deze Algemeene Vergadering, of daar de gemeente vacant is, een ouderling dier gemeente door den Kerkeraad zeiven te benoemen. Art. 5. De Algemeene Vergadering bepaalt het quorum dier Commissie op twee-derden van de leden. Art. 6. Wat de Commissie aan een persoon, die aangenomen wordt, jaarlijks zal beloven, moet de Algemeene Vergadering zelve te voren bepalen, want. dit zal afhangen van het vermogen der kas. Art. 7. De Commissie zal plaats, dag en uur bepalen om personen te examineren, die als sollicitanten zich aanbieden; en zes maanden te voren daarvan aan al de respectieve Gemeenten kennis geven, opdat belanghebbenden in de gelegenheid gesteld worden zich te kunnen aanbieden. Art. 8. Die zich als soUicitanten aanbieden, moeten lidmaten zijn van de Gereformeerde Kerk in de Transvaal en vertoonen attestatie van den Kerkeraad respectief, niet alleen behelzende eene gewone getuigenis van Kdmaatschap, maar ook bepaald: lste. Eene aanprijzing van den persoon ter aanbeveling bij de Commissie. 2de. Eene verMaring van zijne behoefte aan ondersteuning En een bewijs dat hij het admissie-examen met goed gevolg heeft afgelegd. Art. 9. De Commissie zal den persoon, of zoo er meer sollicitanten zijn, de personen examineeren en bij meerderheid van stemmen beslissen tot de opname. De Commissie zal kunde en aanleg beide en wel meest het laatstgenoemde in aanmerking nemen, en boven alles letten op rechtzinnigheid en vroomheid bij de personen. Art. 10. De persoon die opgenomen wordt, zal in zijne opleiding geheel behandeld worden als de andere studenten en is evenzeer als die aan de Schoolorde onderworpen. Overigens staat hij onder een bepaald toezicht van de Commissie, die ook gerechtigd is van den alumnus, zoo dikwerf zij dat noodig acht, door een speciaal examen kennis van zijne vordering te nemen. En mocht de Synode voor zulk eenen alumnus eene gunstige uitzondering gemaakt hebben of nog maken, zulks blijft en komt dan ten zijnen gunste. Art. 11. Aan den door de Commissie opgenomen persoon zal gedurende den tijd van vier jaren de beloofde som verstrekt worden, te betalen alle drie maanden een vierde gedeelte van het jaarlijks beloofde. En ingeval hij binnen dien tijd zijn examen niet gunstig mocht hebben gepasseerd, zal hij zich moeten wenden tot de Commissie over de Kas, die dan met de Algemeene Vergadering zal raadplegen of hij al dan niet verder uit de kas ondersteund zaÜTWOrden. Art. 12. Wanneer het onverhoopt mocht gebeuren dat de persoon, die de ondersteuning geniet, op wettige wijze van de school verwijderd wordt of zelf de school verhut, zal van af dat oogenblik de ondersteuning gestaakt worden. Art. 13. Van de begunstigde personen zal het eenmaal geschonken geld tot gezegde ondersteuning met teruggevraagd worden; maar hij die de school verlaat of daarvan op wettige wijze verwijderd wordt, zal zedelj^TOr^hchtzijnhetterugtegeven. Doch zoo iemand om gewichtige redenen buiten zijne schuld genoodzaakt wordt de school te verlaten, zal het in de bevoegdheid der Conunissie staan hem van bovengenoemde zedelijke verplichting te ontslaan. Art. 14. Vóór de examenatie tot opname begint, zal de Commissie den sollicitant, of sollicitanten, dit Reglement voorlezen, ten 'einde niemand die begunstigd wordt eenige onkunde van zijne verphchting en verhouding jegens de Commissie kan voorwenden. Art. 15. De Commissie zal telkens, wanneer de Algemeene Vergadering zit, een schriftelijk verslag aan haar geven van den toestand der zaken. Art. 16. De Algemeene Vergadering behoudt zich het recht voor in dit Reglement ten allen tijde wijziging te maken. 30 Maart 1874. SM