xu 02280 DE WERELDTENTOONSTELLING TE PARIJS, UIT EEN CHRISTELIJK OOGPUNT BESCHOUWD. LEERREDE, DEN 29 SEPTEMBEE 1867 UITGESPROKEN DOOB r>. HOFSTEDE DE GROOT. TEN VOORDEELE VAN HET DIAKONIE-WEESHUIS TE GRONINGEN MET BENIGE BIJVOEGSELS UITGEGEVEN. GRONINGEN , P. NOORDHOFF. 1867. Prijs f 0.30. IK ^VRIJEIJNlVERSirEir JH DE WERELDTENTOONSTELLING TE PARIJS, UIT EEN CHRISTELIJK OOGPUNT BESCHOUWD. LEERREDE, DEN a© SEPTEMBER 1867 UITGESPROKEN DOOR F. HOFSTEDE DE GROOT. TEN VOORDEELE VAN HET DIAKONIE-WEESHUIS TE GRONINGEN MET BENIGE BIJVOEGSELS UITGEGEVEN. GRONINGEN , P. NOOBDHOFF. 1867. Ps. LXV: 4, 5. O onze God! o vast vertrouwen Van 't allerverste land , Op wien al 'saardrijks einden bouwen, En 't wijdst gelegen strand, Gij, die de hemelhooge bergen Doet pal staan door uw kracht, Zoodat zij vloed en stormen tergen, Gij zijt omgord met magt. 'tGebruisch der zee doet Gij bedaren, Daar Gij haar golven stilt; 't Rumoer der volken, als der baren , Betoomt Ge, waar Gij wilt. Die de einden dezer aard bewonen, Aanschouwen , dag aan dag, De teeknen, die uw almagt toonen, Met vrees en diep ontzag. Er is in de middeneeuwen eene scheiding gekomen tnsschen ons leven op aarde voor de aarde en ons leven op aarde voor den hemel. De Katholieke Kerk van dien tijd heeft het huwelijk voor minder heilig verklaard dan het ongehuwde leven, e,n aldus het Huisgezin in verdenking gebragt, alsof het Gode minder behaagde. Ook heeft zij den Staat en de gezellige zamenleving daarin niet hoog gerekend, en het doen voorkomen, alsof het Gode aangenamer is, indien wij ons daarmede niet inlaten. Aan de evangeliepredikers heeft zij * dus opgelegd, zonder vrouw en kinderen te zijn, en het voor heilig verklaard, dat men de zamenleving verlaat, om zich kloosters terug te trekken; ja, werkeloosheid en bedelen aeeft zij als verhevene godsvrucht geprezen. Die minachting van het huiselijk en maatschappelijk leven is uit Indië afkomstig. De thans door velen zeer geprezen, zelfs wel eens met Christus vergeleken Boeddha heeft haar in de zesde eeuw vóór Christus in zwang gebragt, en is alzoo de grondvester geworden van den treurigen toestand der volkeren in China en Japan en geheel oostelijk Azië, waarin de groote meerderheid geheel en al materialistisch is of voor zinnelijk genot leeft, en eene zeer kleine minderheid haar godsdienst betoont in ijdele pogingen, om het zinnelijk leven in kloosters en onder boetedoeningen te onderdrukken en te dooden. Lijnregt strijdig met deze Eoomsche en Boeddhistische zienswijze is die des Evangelies. Midden in de wereld leefde onze Heer Jezus Christus. Hij eerde het huiselijk en maatschappelijk leven. Dikwijls keerde Hij als vriend in de huizen in; het huwelijk was Hem eene ordening van God '); bij eene bruiloft openbaarde Hij het eerst zijne wondermagt, en dat wel ter verhooging der gezelh'ge vreugde 2). En zonderde Hij zich des nachts af, om te bidden — het was, ten einde des daags te krachtiger in de maatschappij te kunnen optreden. Gelijk de Heer, deden zijne leerlingen. Een ongehuwde onder hen vergeleek de verbindtenis van man en vrouw met die van den Heere Christus met zijne Kerk 3). Allen leefden zij te midden hunner medemenschen. Zij wilden i dat die niet werkt, ook niet zal eten4), en dat wij werkende zullen najagen al wat waar, edel, regt, heilig, liefelijk is, al wat n Matth. XIX: 4—6. 2) Joh. II: 1—11. 3) Eph. V: 22 -33. *) 2 Thess. III: 10. welluidt, deugdelijk is en lof verdient1). Zij verklaren alles ons eigendom; Paulus, Petrus, Apollos, het leven en de dood, niet alleen de toekomende dingen, maar ook de tegenwoordige zijn de onze: met alles mogen en moeten wij ons voordeel doen2). Want Gode behoort de aarde en hare volheid, en wij zijn Gods kinderen, Gods erfgenamen, Gods plaatsvervangers, heerschers onder God over de aarde 3). De Christen mag dus niet onverschilig zijn omtrent de aarde en haar schoonheid en rijkdom, noch omtrent hetgeen zijne medemenschen daarvan maken. Hij moet letten op landbouw en volksvlijt en handel, op schoone kunst en wetenschap , en op alles, wat ons leven op aarde in huis en maatschappij kan vervrolijken en veredelen. Wij leven op aarde, om door het leven op de aarde te leeren leven voor den hemel. De Christen mag zich dus niet aan het aardsche leven onttrekken, om alzoo schijnbaar te beter voor den hemel te leven. Niet alleen op aarde, ook door het aardsche leven, door de beslommeringen des huisgezins en der maatschappij, door zijn werk op den akker en in de fabriek, in het schip en in het boekvertrek, moet hij geschikt en bereid en gevormd worden voor het leven in den hemel; want het leven op aarde en in den hemel fs één; hier het begin, daar de voortzetting. "Verheugt u dan in uw aardsch bedrijf, wie gij ook zijt! Geen eerambt is te hoog, geen handwerk te laag, of het Evangelie geeft daaraan eene wijding ten eeuwigen leven. Dat geve ons ook nu de Vader te zien en te gevoelen op ons ootmoedig en dankbaar gebed! Geled. >) Phil. IV: 8. 2) i Kor. \\\, 20-23. 3) Hebr. II: 5—10. HAND. VI: 7«. HET WOOED VAN GOD WIES. Wij hebben nog eene dergelijke uitspraak Hand. XIX: 20: ALZOO WIES HET WOORD DES HEEREN MET MAGT, EN NAM DE OVERHAND. De eerste dezer teksten verplaatst ons te Jeruzalem in Stephanus' tijd, de tweede te Epheze, toen Paulus daar werkzaam was. Dat waren twee wereldsteden. Jeruzalem was het middenpunt van het Joodsche volk , 't welk, wéar ook over geheel de aarde verspreid, zoo veel immer mogelijk hier zamen vloeide, om zijne groote feesten te vieren. Epheze was de voorname stapelplaats van den handel in het toen zeer bloeijende Klein-Azië. In die wereldsteden wies het woord van God. De evangelieprediking werd er gehoord, vond er ingang, werd er eenemagt, nam er de overhand. Wij zouden ons vergissen, indien wij meenden, dat dit geschiedde, niettegenstaande Jeruzalem en Epheze wereldsteden waren. Het gebeurde integendeel juist, dewijl zij het waren, 'tls waar, in de kleine stad Bethlehem werd de Heer geboren, en in 't geringe Nazaret opgevoed. Maar den grondslag zijner Kerk legde Hij bovenal te Jeruzalem. Zelf ging hij daar telkens heen, bij alle Joodsche feesten. Daar deed Hij groote wonderen; ddar wilde Hij, moest Hij sterven, gedood worden '); ddar stond Hij op en verscheen Hij het eerst; déAt beval Hij zijne Apostelen vooreerst te blijven en vandaar hunne prediking te beginnen2); d&ar stichtte Hij door de uitstorting des geestes zijne Kerk. Later zijn groote steden, met hare vele huisgezinnen en vele maatschappelijke inrigtingen, juist ook door en in dit huiselijk en maatschappelijk leven altijd de brandpunten der evange- ') Luk. XIII.- 33. 2) Luk. XXIV: 47. lieprediking geweest en- heeft men bovenal in haar moedergemeenten der Kerk gehad. Ik noem uit den eersten tijd bij Jeruzalem en Epheze nog Antiochië, Korinthe, Home; uit onzen tijd Rome, Londen, Parijs. Ja, ook Parijs! Ook deze stad der kunst, der weelde, der zonde is een middenpunt voor de verbreiding des Evangelies. Van de wereldtentoonstelling aldaar spreken de nieuwsbladen dagelijks, en somtijds ook van hetgeen zij voor het Christendom is. Onderscheidene van u hebben haar met eigene oogen bewonderd. Dóar zijnde kwam mij, behalve veel anders, ook gedurig dat woord over Jeruzalem en Epheze voor den geest: Het woord van God wies, wies met magt, nam de overhand. Die wereldtentoonstelling wensch ik met u uit een christelijk oogpunt te beschouwen. Eerst geef ik een aanblik, dan eene vergelijking, eindelijk eene opwekking. De aanblik der wereldtentoonstelling wekt eerst zoo veel verwondering en verbazing, dat men eenigen tijd behoeft, om zich te bezinnen en zich zeiven in dit nooit geziene schouwspel te hervinden. Gij hebt daar het hoofdgebouw, te groot, om het ergens in zijn geheel te overzien, en rondom hetzelve bij de dnje«honderd kleinere en grootere, ten deele nog zeer groote gebouwen, aan welke onberekenbare schatten van geld, smaak, kunst en wetenschap zijn besteed. Een der eerste indrukken is die van de groote verscheidenheid van natiën, die d£ar hare werken door eigene volks- * genooten hebben ten toongesteld. Gij ontmoet er onder de vele duizenden, vier aantal doorgaans veel grooter is dan dat der bewoners dezer geheele stad, Franschen, Engelschen, Nederlanders, Duitschers, en menschen uit alle andere landen van Europa; voorts uit Algiers, Tunis en Egypte, uit China en Japan, ja van schier alle landen der aarde. Naar hunne godsdienst zijn ze Evangelische, Roomsche en Grieksche Christenen, Israëliten, Mohamedanen en Heidenen. Hoe is het mogelijk geweest, hen, van overal op aarde, waar zij wonen, bijeen te brengen ? Hoe kunnen ze zich daar veilig en vrolijk gevoelen? Hoe daar dooreen dwarrelen, elk met zijn ■ zoo kenbaar gelaat en gewaad, zonder vrees of ondervinding van botsing en hindernis ? Deze nooit aanschouwde ver- eeniging van allerlei menschen van geheel de aarde kon nergens worden uitgedacht en uitgevoerd dan in een christelijk land, waar men met opzet of onwillekeurig gaat medewerken ter vervulling van Christus' profetie: „Het zal worden ééne kudde . één Herder." Neemt gij voorts kennis van die talrijke gebouwen en van de tallooze daarin voorhanden voorwerpen, van die groote, veelsoortige en sierlijke stoomwerktuigen, van die meubelen, kleederen, versierselen, schilderijen, standbeelden, van al die middelen, door den mensch uitgedacht, om de aarde aan zich te onderwerpen en het leven te veraangenamen en te veredelen: — dan staat gij eerst verbaasd, dat de mensch zoo veel vermag; en daarna klimt gij op van het schepsel tot den Schepper. In de grootheid van den mensch ziet gij de grootheid van God. Gij ziet meer dan ooit den paradijszegen over de menschen vervuld: „Weest vruchtbaar en vermenigvuldigt u, en vervult de aarde, en onderwerpt haar, en hebt heerschappij over de visschen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over al het gedierte op aarde." Onder al de voortbrengselen van volksvlijt, schoone kunst, wetenschap en menschlievendheid trokken mij vooral ook de laatste zeer aan. Er is veel te zien, wat tot beschaving en veredeling dienen kan. Er is eene zaal, de kribbe der heilige Maria genoemd, waarin zuigelingen, wier moeders buiten 's huis moeten werken, worden opgenomen, mits de moeders hen tweemaal daags komen verzorgen. Er zijn voorbeelden van bewaarscholen en zondagsscholen, van gewone lagere scholen uit vele landen, van eene school voor doofstommen, van eene inrigting voor krankzinnigen, van verpleging van gewonden op het slagveld en in hospitalen en van wagens tot vervoer daarhenen, van liefdevolle behandeling van dieren. Vruchten en werken der liefde ziet gij overal verspreid. Gij zijt in een christenland, waar Christenen uit allerlei landen toonen, dat hun diep in het hart is geschreven , wat hun eenige Meester zeide: „ Een nieuw gebod geef ik u, dat gij elkander lief hebt, gelijk ik u liefgehad heb. Hieraan zullen allen bekennen, dat gij mijne leerlingen zijt, dat gij liefde hebt onder elkander." De aanblik van deze wereldtentoonstelling leert ook nog door meer proeven, dat men zich meest onder Christenen beweegt, en dat deze de toongevende volkeren der aarde zijn. Gij ziet alras, dat niet alleen de voortbrengselen uit christelijke landen verreweg de talrijkste en schoonste zijn, maar ook dat vele tempels, paleizen, woonhuizen en andere proeven van Mohamedaansche of Heidensche leefwijze door Christenen in Erankrijk en elders zijn vervaardigd, en door deze waarschijnlijk veel schooner, dan ze in die eigene landen worden gevonden,). Maar er is meer. Alleen Christus, niet Mohamed, niet Brahma of Boeddha, wordt hier openlijk gepredikt, en wel verreweg bij voorkeur de Christus van het Evangelie. Zeer vele schilderijen uit allerlei landen ') Zie de Bijvoegsels. ** hebben christelijke tooneelen tot onderwerp, Des zondags staan de Werktuigen stil en zijn de uitstallingen gesloten bij de Engelsohen en Noord-Amerikanen. Er hangen kleeden voor, waarop met groote letters staat: „ Op den sabbat zult gij rusten van uw arbeid;" 'tgeen op de Eranschen, niet gewend den dag des Heeren te heiligen, diepen indruk maakt. Dadelijk bij den hoofdingang, aan een hoek van het park, ziet men een klein, smaakvol, achtkantig gebouw , met verscheiden personen voor de opengeschoven vensters, die u in zestien talen Evangeliën en andere deelen des Bijbels ten geschenke aanbieden. Toen ik te Parijs was, in het laatst van Julij, had men meer dan 1200,000 exemplaren daarvan weggegeven. Niet ver ïW daar is eene zaal, waar traktaatjes in tweeëntwintig talen voor eene zeer geringe som worden verkocht. Nog is er een gebouw, waar de Bijbel, in honderdzestig talen overgebragt, kan worden bezigtigd; een ander, waar men afdrukken er van in zestien talen te koop heeft. Verder is er eene zaal, waarin de Bijbel door plaat- en beeldhouwwerk wordt uitgelegd. Voorts een museum der zending, waarin wapenen, kleederen, huisraad en afschuwelijke afgodsbeelden zijn uitgestald, aan de Evangelische zendelingen door vroeger Heidensche volkeren afgestaan, en van teekeningen en boeken nu door hen vervaardigd, nadat zij Christenen zijn geworden. Eindelijk behoort tot deze groep van gebouwen ook eene bidzaal, die vijfhonderd personen kan bevatten. Er staat buiten op te lezen: „Evangelische godsdienstoefeningen," en daaromheen in een boog, als zinspreuk: „Wij zijn é*4n ligchaam in Christus." D&ar wordt dagelijks vier of vijf maal in het Eransch en een paar maal in het Engelsch gepredikt; elders geschiedt dit ook in het Hoogduitsch, Spaansch en Ttaliaansch. De zachte orgeltoonen en eerbiedig zingende menschenstemmen lokken menig voorbijganger; en, gaan ook de meesten spoedig weder heen, er blijven toch eenigen, in aandacht en gebed verzonken. — Dit alles is niet volmaakt; ik zag en hoorde ook wel eens iets, dat niet is goed te keuren *). Men kan ook zeggen: 't is nog maar weinig. Voorzeker, en toch is het ook reeds veel. De Sultan van Turkije heeft, na de tentoonstelling bezigtigd te hebben, aan Engelands kroonprins, op zijn verzoek, om de Christenen in zijn rijk te beschermen, geantwoord: „Ik zal niet alleen de Christenen, maar ook het Christendom beschermen." Zulk een indruk van de meerderheid des Christendoms , en wel des Evangelischen Christendoms , boven alle godsdiensten der aarde, heeft gewis menigeen medegenomen, om dien niet weer te verliezen. — Wat mij betreft, ik dacht gedurig aan het woord des Heeren, gesproken toen Hij schijnbaar te gronde ging: „Ex heb de wereld overwonnen." Ja, Hem behoort de wereld! Die oogen heeft om te zien, ziet ook in deze tentoonstelling ontelbare bh'jken, dat de wereld Hem hoe langer zoo meer wordt onderworpen, Gode ter eere, haar ten zegen, Hem tot vreugde! Gez. CLV: 1. Zingt, gij afgelegen landen, Zingt, gij verste volken, zingt! Jezus reikt n zelf de handen, Volken, hoort! Zijn heilstem dringt Ook in 't einde tot n door: Al wat leeft dank1 Hem daar voor! 2) Zie de Bijvoegsels. m Ik heb nog niets gedaan, dan u den aanblik schetsen der wereldtentoonstelling, als wij haar uit een christelijk oogpunt beschouwen. Wij zullen de waarde en beteekenis van dien blik nog meer beseffen, als wij nu eene vergelijking beproeven, die zich als van zelf opdringt, de vergelijking van voorheen met thans. In de tentoonstelling is onder veel verwonderlijks ook eene schoone navolging van een Egyptischen tempel. Deze tempel , welligt vijf duizend jaren oud, is dan uit den tijd vóór Abraham en toont de toen reeds ver gevorderde beschaving van Egypte, maar ook het treurig bijgeloof dier beschaafde Heidenen en de geloofwaardigheid der oudste bijbelverhalen in meer dan één opzigt 3). Er is ook een Mexikaansche tempel, met twee groote steenen altaren, aan den Zonnegod gewijd, en een derden steen, waarop, menschen aan dien God werden geofferd door den hoogepriester, wiens daartoe geheiligd mes nog in een glazen kistje op dezen steen ligt. Is het toeval, dat dit gedenkteeken van het vroegere, wreede Heidendom staat juist tegenover de zaal, waarin dagelijks onze God wordt gepredikt, die, wel verre van verzoend te moeten worden door menschenoffers, alzoo lief de wereld heeft gehad, dat Hij zelf zijn Zoon ten offer heeft gegeven, om de zonde der wereld te vernietigen en de vijandige menschen met zich te verzoenen, hen met zich op het naauwste te vereenigen ? — Ziet men in zulke blijken de overwinning door het Christendom op het Heidendom behaald, men kan ook opmerken, hoeveel die heeft gekost. Er is eene kleine navolging van de Katakomben of onder- ') Zie de Bijvoegsels. aardsche begraafplaatsen van Rome, waarin de Christenen in de eerste eeuwen hunne verborgene zamenkomsten hielden , zonder ook nog daardoor altijd aan den pijnlijksten en smartelijksten dood te kunnen ontkomen. Nu staan in Rome en overal in Europa openlijke, sierlijke kerken aan Christus gewijd, ook in dit park, en ook daaromheen in Parijs. En dit zijn niet alleen Roomsch-Katholieke kerken. Neen, er zijn ook Evangelische kerken; ook Evangelische godsdienstoefeningen worden hier openlijk in dit park, openlijk rondom in Parijs gehouden! Welk een onderscheid, nu en vroeger! Voor driehonderd jaar nog werden in deze zelfde stad alle Evangelische Christenen op het wreedst vermoord. In 1572 sneefden er alleen in Parijs omtrent 20,000 onschuldige burgers, op de verraderlijkste wijze, in den Bartholomeusnacht, bij de bloedbruiloft. Onder hen was de even vrome als dappere Admiraal Coligny. Ex heb eene bedevaart gedaan naar den heuvel, waarheen zijn mishandeld lijk werd gesleept, en aan de galg der moordenaren opgehangen 4). Maar nu stonden er de galgen niet meer, waaraan ook talloos vele andere Hugenooten waren opgeknoopt. Ex vond er nu een groot gebouw, in hetwelk vier Evangelische scholen, twee Eransche en twee Daitsche, beneden werden gehouden, terwijl de bovenverdieping tot Evangelische kerk dient, en hierin Coligny's beeld is, door een der maires van Parijs geschonken, „ter verzoening van den smaad, hem daar aangedaan." Verder zijn er nog eene Evangelische bewaarschool, woningen voor den predikant en de onderwijzers en rondom huizen voor Evangelische daglooners. De heuvel was voor omtrent twaalf jaar gekocht en voor deze doeleinden ingerigt door een Duitsch predikant, zoon van een Praissisch Minister *). Alzoo 4) 5) Zie de Bijvoegsels. is Parijs veranderd! De gerigtsplaats, die vroeger de verwoesting en droefheid der Evangelische Kerk was, is nu eene harer kweekplaatsen en hare vreugde! Zóó is het nu! Doch zóó is het nog niet zeer lang! Voor tweehonderd jaren zag het er ook nog treurig voor de Evangelischen uit. Toen heerschte Lodewijk XIV, die zijn goddeloos leven voor Gods oog wilde bedekken door nooit eene mis te verzuimen en de ketters, wier strenge deugd zijne zondige uitspattingen ook zonder woord veroordeelde, wreedelijk te vervolgen. Ik zag zijn ruiterbeeld op eene marktplaats, Het plein der overwinningen genoemd. Ach, dacht ik, hoe zult gij u nu in de eeuwigheid bedroeven en schamen over al de gruwelen, door u verrigt! Wat baat het u d£ar, dat men u hier met beelden en lofspraken eerde? Gode zij dank, dat er niet meer wordt gemoord, gelijk in uwen tijd, op uw bevel! •) Maar zelfs ook voor honderd jaren was het nog droevig met de Evangelische Christenen in Frankrijk gesteld. In 1762 had daar de geregtelijke moord plaats van den ketter Jean Calas, zonder eenig bewijs beschuldigd, dat hij een zijner zonen zou verworgd hebben, ten einde hem te beletten tot de Eoomsche Kerk over te gaan. Immers de bevolking en de regering onderstelde, dat door Calvijn was bevolen, dat men in gevaar van afval zóó met zijne kinderen moest doen, en dat dit in Calvijns schriften was te lezen. En die moord, door de regterlijke magt bedreven, stond niet alleen. Onophoudelijk werden de Evangelische Christenen, dewijl zij dit waren en eene godsdienstoefening hadden bijgewoond, tot galg, brandstapel of galeijen verwezen. Weinige weken vóór Calas werd nog in dezelfde stad Frans Eochette tot de galg veroordeeld» omdat hij was, gelijk de misdaad, op een 6) Zie de Bijvoegsels. papier aan zijne bonst gehecht, luidde: „Predikant der Hervormde godsdienst" Onophoudelijk werden door de krijgsmagt de zamengekomenen, Wanneer zij baden en zongen, als wilde dieren neergeschoten en neergesabeld. Zóó was hei nog voor hónderd jaren. En nu? Xa kan men sommige krijgslieden, van wie dagelijks negenhonderd de tentoonstelling mogen bezoeken, zien heengaan naar de Bijbeluitstalling, om daar één of meer Bijbelboeken om niet te ontvangen, of een weinig verder den geheelen Bijbel voor geringen prijs aan te koopen. Nu hóórt men hier alle talen 'van Europa bezigen, om de heilige schriften en godsdienstige volksboeken aan te bieden. Nu is de tentoonstelling, nn Parijs, nu Frankrijk eene vrijplaats voor elders vervolgde Evangelische Christenen. Ik leerde onder de bijbeluitdéelers een Spanjaard kennen, die drie jaren met Matamoros om des Evangelies wille in den kerker heeft doorgebragt en thans Evangelist is onder zijne volksgenooten te Oran in Algerië. Ons gesprek kon niet dan afgebroken worden gevoerd. Want onophoudelijk wisselde hij eenige vriendelijke'woorden met Spanjaarden, die zijn venster voorbij kwamen, en noodigde hen op de uitlokkendste wijze, een boekje van hem aan te nemen. Toch hoorde ik genoeg uit zijn mond en las genoeg in zijn edel oog, dat van lijden en geloof getuigde, om dezen broeder in Christus gaarne weder te ontmoeten, 'tzij hier beneden, 't zij daar boven— Aan het venster naast hem stond een Italiaan, vroeger Boomsch priester, nn Evangelist te Genua. Hij bood mij een boekje in zijne moedertaal, bevattende het Evangelie van Johannes en den Brief aan de Galaten. Ik vroeg hem, waarom die twee waren zamengevoegd. „Wel," antwoordde hij, „uit Johannes' Evangelie leeren mijne landgenooten de goddelijke ^) Zie de Bijvoegsels. grootheid van Christus kennen, en uit den Brief aan de Galaten, dat Petrus niet alleen, eene zuil der Kerk was maar Johannes en Jakobus evenzeer en dat Petrus, en dus ook zijn opvolger de paus, wel verre van de meeste te zijn, door Paulus is bestraft. Als ik hun dit aanwijs, gelooven zij mij eerst niet, en nemen dan het boekje gaarne mede, om A&t eens na te zien." 8) Zóó kan men thans in Parijs spreken, zóó handelen. En niet alleen op deze ééne plaats. In deze stad, waar niet vroeger dan voor tachtig jaren, in 1788 , de eerste openlijke prediking voor de Evangelischen werd toegelaten, zijn tegenwoordig eenenveertig gebouwen * waarin Gods woord vrij wordt verkondigd; waarin, even als in vele geschriften, ronduit als leuze wordt uitgesproken: „ Geheel Erankrijk moet geëvangeliseerd worden." Behouden wat men heeft, acht men derhalve niet meer genoeg. Men zegt het openlijk, dat men wil veroveren, en zegt het onverhinderd. Nog ééne bijzonderheid, waaruit blijkt, hoe algemeen thans de achting voor den Bijbel, de Hervorming en de Evangelische Kerk in Frankrijk begint te worden. De hoogste prijs voor schoone kunsten is toegewezen aan eene zeer groote en levensvolle schilderij van een Duitsch kunstenaar, Kaulbach; en deze schilderij heet, Se eeuw der Hervorming, en onder de misschien honderd figuren daarop is de hoofdpersoon Luther met den open Bijbel 9). Zóó groot is het verschil, als wij eene vergelijking maken tusschen voorheen en thans! Roemen wij daarvoor onzen God! 8) ') Zie de Bijvoegsels. Ps. xcvm.: 1. Zingt, zingt een nieuw gezang den Heere, Dien grooten God, die wondren deed! Zijn regtehand, vol sterkte en eere, Zijn heilig' arm wrocht heil na leed. Dat heil heeft God nu doen verkonden; Nu heeft Hij zijn geregtigbeid, Zoo vlekkeloos en ongeschonden, Voor aller oog ten toon gespreid. in. Bij den aanblik en de vergelijking wensch ik nog eene opwekking te voegen. Wanneer men ziet, hoe het er nu is, en daarmede vergelijkt, hoe het vroeger in Frankrijk en overal was, dan is een der eerste indrukken, die ons opwekt en beschaamt: Hoe vreeselijk is er geleden, hoe vreeselijk door velen, vóórdat het Evangelie het zoover bragt, tot de betooning van deze vrijheid en deze kracht! Hoe is er geleden, van Stephanus te Jeruzalem en van Panlus te Epheze af tot dezen Spaanschen en dezen Italiaanschen Evangelist te Parijs toe! Te Jeruzalem is de Kerk gegrond; ja, maar Stephanus is er voor gesteenigd. Te Epheze is Christus gepredikt; ja, maar Panlus ontzag er zijn leven niet voor. Aan Spanjaarden , evenwel nog niet in Spanje, wordt het Evangelie vrij verkondigd; maar deze Evangelist Trigo bragt drie jaren daarom in den kerker door, en, toen hem de koningin gratie schonk, bestond deze daarin, dat hij werd verbannen. In Italië mag nu bijna overal de Bijbel worden verspreid: maar deze Evangelist Corrado heeft er zijn bestaan als priester voor opgeofferd en er zich veeljarige omzwerving buiten het vaderland voor getroost. Bloeders en Zusters! wat hebben wij geleden in vergelijking met zulke vrienden des Heeren? Is ons leven ooit in gevaar geweest om des Evangelies wille ? Hebben wij ooit genoeg van onze goederen gegeven voor Christus', zaak? Dragen wij ons gering leed zonder wrok of wrevel ? Ziet eens. Hoe moeijelijk valt het Voor de vrienden van het Godsrijk, om hier eene kerk in het veen of op de heide, ginds eene christelijke bewaarschool, elders een opvoedingshuis voor ongelukkige kinderen op te rigten en in stand te houden. Hoe moeten zij vaak en overal vragen; bij hoe velen worden zij onvriendlijk afgezegd! En dezelfde menschen , die daarvoor geen zilverstukken hebben, werpen handen vol goud henen voor overdreven pronk en praal in kleeding en in overdadige maaltijden, of koopen huis bij huis en akker bij akker, hunnen kinderen, voor wie zij willen zorgen, dikwijls ten verderve. Mijne Geliefden! Hoe steekt onze koelheid en onverschilligheid, onze tegenzin om ons te bekrimpen voor Christus' zaak, treurig af bij 't geen die anderen leden en lijden. Wij zqn gierig op ons geld; zij geven rust en gezondheid en vaderland, zij, goed en bloed. Voorts: hoe krachtig is er volgehouden, van Stephanus en Faulus af tot op deze Evangelisten uit Spanje en Italië toe! Neen, 't was nooit gemakkelijk, de wereld te overtuigen van zonde, van regtvaardigheid en van oordeel. Zij wil Van hare zonde niet hooren; zij dekt dien kanker toe, alsof het eene ligte, voorbijgaande ongesteldheid ware. Zij wil niet de volmaakte regtvaardigheid van Gods Zoon beschouwen ; Hij moet worden neergehaald tot de laagte, waarin zij zélve is verzonken. Zij wil niet hooren van Gods oordeel, 't welk al vast nadert en haar zal doen vergaan, zoo zij zich niet bekeert; alles moet zoet en zacht afioopen, en de hel mag niet genoemd worden. Veel liever, dan naar dat ern- stige Evangelie, luistert de wereld naar hare vleijers, die „vrede, vrede," roepen, en „geen gevaar," en haar in haar zondenslaap en zinvermaak niet storen. Daar is een kamp, een zware en moeijelijke kamp, door elk strijder voor Christus zijn levenlang vol te honden en na de vaderen door de zonen telkens weder op te nemen, eeuw uit eeuw in. En was de wereld nog maar alleen voor een tijd onverschillig, dan ware door onuitputtelijk gedold veel uit te rigten. Maar neen, zij vertoornt zich tegen hen, die haar in hare zoete rust storen en wakker willen maken. Zij grijpt naar de wapenen van spot en schimp, en, waar zij kan, naar die der vervolging en marteling, 't "Was niet gemakkelijk in Frankrijk voor de Hugenooten, de inkwartiering, de uitmergeling, het verbod van handwerk of bedrijf, het wegrooven van de kinderen, de pijnbank, den brandstapel, de galeijen door te staan. En ons past het niet, die vele duizenden aan te klagen, die daarvoor bezweken en tot Eome terugkeerden, Zonden wij standvastiger geweest zijn?.... Maar te grooter eere voor hen, die niet vielen, die dat alles doorstonden; en dit waren ook vele duizenden. Calvijn had in zijnen tgd geene woorden genoeg, om van de jongelieden te spreken, die zijn' huis belegerden, ten einde, alsof het een rijk ambt was, van hem een gevaarlijken post als evangeliedienaar te verkrijgen in het wreede Frankrijk. Lang na hem studeerden te Bazel jaarlijks jeugdige godgeleerden, om in Frankrijk predikers te gaan worden. Men was zeker van hun lot; men noemde hen bij voorbaat de slagt of f ers1). En toch — hoe zijn ze juichende den dood tegengegaan! Hoe zongen ze in de kerkers! Hoe zongen ze op den brandstapel of op de ladder der galg: „Dit is de dag, de roem der dagen, Dien onze God geheiligd heeftI" ') Les viciimes. Broeders en Zusters! Houden wij ook vol ? eiken dag weder? jaar uit jaar in? onvermoeid, onversaagd, altijd moedig , altijd vrolijk ? Achttien eeuwen is dit Evangelie gepredikt, en nog is het niet doorgedrongen dan tot een klein deel der menschheid. Dat is de schuld van ons, Medemenschen! van de vroegere en de tegenwoordige geslachten, die laauw en flaauw, laf en dwaas, niet willen en niet durven strijden tegen de wereld in ons en buiten ons. Wordt of blijft den zulken niet gelijkvormig! Weest dapper, volhardt, houdt vol in den strijd tegen de wereld, tegen uw huis, tegen uw hart, gelijk een Stephanus en Paulus; volhardt in den strijd voor Christus, en Hij zal de Heer worden, voor wien alle knie zich zal buigen op aarde, gelijk in den hemel. Eindelijk: hoe heerlijk loon wordt er ontvangen! Ja, de strijd duurt lang; hij is pijnlijk, bloedig, eischt vele slagtoffers. Maar het bloed der martelaren is het zaad der Kerk. Ééns komt de zege, en daarin groote belooning. Gesteenigd wordende, zag Stephanus den hemel geopend: hoe ziet hij nu uit den hemel blijde neer op de aarde, waar Christus' Kerk, ook in zijn bloed gegrond, steeds toeneemt! Aan den vooravond van zijn marteldood zag Paulus de kroon der regtvaardigheid, hem weldra door den regter te schenken: hoe verheugt hij zich nu, met die kroon versierd, en hoe dankbaar ontvangt hij daarboven die millioenen, die door zijne prediking en zijne schriften en zijn voorbeeld den weg ten hemel hebben leeren vinden! Coligny zette aan zijne gemalin, die hem aanspoorde, zich openlijk voor de Hervorming te verklaren, uiteen, hoe hij niemand had gezien, die dit deed, zonder zich de grootste gevaren en onheilen op den hals te halen, en wees er haar op, hoe men in Frankrijk daarom met klein vuur langzaam werd verbrand en de nagelaten goederen aan de weduwe en kinderen werden ontnomen. Zijne vrouw antwoordde, dat dit het lot der ware Christenen in alle eeuwen was geweest. Toen weifelde Coligny niet langer, en gij weet, met welke uitkomst. Gewis, hij ziet thans, wat ik zag. Waar zijn lijk door de winden aan de galg werd gezweept, d£ar wordt nu, ook ten gevolge zijner volharding, Christus gepredikt, vrij en krachtig. Het loon dier edelen kan ook het onze zijn, Broeders en Zusters! Ook ons wacht de kroon, mits, dat wij het kruis dragen. Maar — geen kruis, geen kroon. Geen strijd, geene zege. Geene zelfverloochening, geene zelfvoldoening. Die d&ar wil deelen in de heerlijkheid des Heeren en zijner Heiligen, moet hier deelen in hunne zelfopoffering en smarten. Ja, ook de Heer zelf is ons aldus voorgegaan! Hij heeft het kruis gedragen en de schande veracht, ziende op de heerlijkheid, die Hem was voorgesteld. Mijne Geliefden! laat ook ons zien op de vergelding des loons, en daarbij schande en smart, spot en kruis geduldig dragen. „ De Kerk der martelaren," zoo heet met volle regt Frankrijks vroegere Evangelische Kerk. Die nu Parijs bezoekt, ziet, dat haar lijden reeds in strijden is veranderd, en haar strijden voorts overgaat in zegepralen. Broeder, Zuster! wie onzer wil niet, is het noodig, een martelaar zijn voor eenige jaren, om voor eeuwig te zijn overwinnaar? Maar dan ook niet aan het huiselijk en maatschappelijk leven ons onttrokken, niet de wereld ontvlugt! Neen, midden in de wereld geleden en gestreden! Op alle teekenen der tijden gelet, van alles voordeel getrokken voor het rijk van God! Christus gepredikt in de binnenkamers en op de wereldtentoonstellingen! Christus in kunst en wetenschap , in aardsch bedrijf en handwerk, in woord en leven 1 Zoo zal het woord Gods ook daardoor wassen, wassen met magt en de overhand nemen. Zoo ook door ons het aardsche leven worden, wat het zijn moet, een aanvang van het hemelsche! , Amen. Nagebed. Gez. XLIV: 2, 4. Die ons, gewasschen in uw bloed, Tot priesters hebt Terheven, En ons den hoogen rang, den moed Van koningen gegeven; V zrj de roem, D zij de lof, U de eerkroon opgedragen! Geheel deze aard en 't hemelhof Moet van uw eer gewagen. Hoe ras of traag de tijd verdwijnt, Uw dag zal zeker komen; Het licht, dat aan de kim verschijnt, Wordt reeds van ver vernomen. Ja, halleluja, ja Hij komt! Juicht, menschen, Englen, zamenl Juicht met een vreugd, die 't al verstomt, Juicht allen, Amen! Amen! BIJVOEGSELS. Nn ik, op verzoek der Voogden en Voogdessen van het Weeshuis onzer Hervormde Gemeente, deze leerrede ten voordeele van hun gesticht uitgeef, kan ik niet nalaten, nog enkele zaken en namen hierhij te voegen, die bf op den kansel niet pasten, bf mijne preek te lang zonden gemaakt hebben, en toch ter aanvulling en verduidelijking dienstig kunnen zijn. ') BI. 9. Van een uiterst prachtig tuinhuis in Moorschen stijl, voor fr. 120,000 te koop, staat het aangegeven, dat het is uit eene fabriek te Berlijn, die een magazijn te Kaïro heeft. Zulke gebonwen toonen nu wel den smaak en de leefwijze, maar niet de kunstvaardigheid der niet Christelijke volken. 2) BK lh baarheid bovenal! Het hinderde mij, dat in de bidzaal voor evangelische godsdienst-oefeningen een stroom van menschen inen uitging, evenals in de overige gebouwen in geheel het park. Men had dit moeten voorkomen , door b. v. eene aankondiging bij de deur te plaatsen, dat elk vrij kon ingaan, maar cr niet weder uitgaan dan na afloop der godsdienstoefening, welke op dat uur of halfuur zon plaats hebben. Ook woonde ik in de zaal voor bijbelverkoop een twistgesprek bij tusschen een beschaafd, aanzienlijk heer, die, naar ik uit den tongval, waarmee bij het Fransen sprak, giste, een Italiaan was, en een bijbelcolporteur. Deze bood hem een Bijbel aan als Gods woord. Gene seide, dat, indien dit boek Gods woord was, hij het gaarne zou koopen; doch dat juist dit voor hem de vraag was. De colporteur hernam hevig, dat het hoogmoed was, zich niet aan Gods woord te onderwer- pen, en de menschelijke rede boven Gods openbaring te stellen. Maar 't is geen hoogmoed, hernam de ander, te onderzoeken,' of dit boek Gods openbaring bevat. Na nog eenige scherpe woorden van den colporteur ging de heer, met een blik van gekrenkte waardigheid, zonder Bijbel henen. — Doch ik moet er bijvoegen, dat nu de colporteur eene geduchte bestraffing kreeg van een der veel fatsoenlijker gekleede bestuurders in deze zaal. „ Dat is geene manier van spreken," zeide hij. „Die heer was bedaard, en gij waart hevig." „Ja maar, hij stelde ■zijne wijsheid boven Gods waarheid," zeide de colporteur. „Tochmogt gij," werd hem toegevoegd, „niet op die wijze tot hem spreken. "Wat hebt gij er ook mede gewonnen ? Gij hebt den man van u en van den Bijbel afgestooten." Zoo iets was echter eene uitzondering. Over 't geheel was alles doelmatig en stichtelijk. 3j BI. 12. Dit kan ik hier niet ontwikkelen ; ik zal het doen in Waarheid in Liefde. Evenwel kan ik niet nalaten ée'n trek op te merken. Het verhaal, dat bij Jozef een schenker in de gevangenis zou zijn geweest, die in Egypte druiven had, om Pharao haar nat te kunnen voordienen, Gen. XL: 9-11, wordt ligtzinnig als ongeloofwaardig verworpen, en daarmede ook de geloofwaardigheid van geheel de geschiedenis van Jozef verdacht gemaakt, dewijl men in Egypte geen wijnbouw zou gehad hebben. Dit steunde op een mis verstaan berigt bij Herodotus, II, 77. Nu kan men uit Herodotus II, 37, 60 wel het tegenovergestelde opmaken. Maar zien gaat boven lezen. En in dezen tempel ziet men onder de vele afbeeldingen van bedrijven der aloude Egyptenaren, van hun scheepvaart, landbouw, jagt, visscherij, enz., ook dadelijk regts op de bovenste rij eene afbeelding, hoe eenige menschen druiven plukken , anderen ze uittreden , en nog anderen het nat in lederen zakken doen. Ten einde nu te voorkomen, dat iemand, die in dien tempel geweest is en dit tafereel niet heeft gezien, twijfele, of ik wel goed zag, merk ik hierbij op, dat de geleerde Egyptoloog, Auguste Mariette, die den opbouw van dezen tempel heeft bestuurd, zelf mededeelt, Exposition universelle, Déscription du Pare Égypiien, bl. 31, dat men daar op de eerste lijn vindt afgebeeld „fabrication du vin," en dat deze en de andere afbeeldingen kopieën zijn van oorspronkelijke oud-Egyptische tafereelen: „C'est, cn effet, dans le tombeau de Phtah-Hotep qu'ont éte' copie's les tableaux reproduits dans 1'inte'rieur de la stéle." Men houde hierbij in \ oog, dat dit gebouw wel in zijn geheel eene navolging is van eenen bepaalden Egyptischen tempel op het eiland Philae; maar dat er, wat de afbeeldingen daarin betreft, eene keuze gedaan is ook uit andere tempels en graven , waar belangrijker of ongeschondener kunstwerken waren te vinden. Zoo is dan deze stéle of dit tafereel uit het graf van een overouden koning genomen. 4) BI. 18. Die heuvel heet Montfaucon. Hij is niet ver van de vestingwerken, en, terwijl hij vroeger buiten Parijs lag, nu door deze in de stad getrokken. Hij ligt zoo wat halfweg tusschen de twee begraafplaatsen Père Lachaise eu Montmartre, naast het nieuwe romantische wandelpark, Pare des buttes de Chaumont genoemd. s) BI. 13. Deze predikant, die onder de arme Dnitschers, vooral straatvegers, te Parijs wilde werken, heet Von Bodelschwing. Voor zijn koop en bouwplan collecteerde hij de noodigc gelden te Frankfort, Berlijn en in andere groote steden van Duitschland. Zelf behielp hij zich met zijne vrouw langen tijd in een gedeelte van het houten gebouw, dat nu tot bewaarschool dient. Doch de gezondheid zijner vrouw (ook eene von Bodelschwing) had te veel geleden, om het daar langer te kunnen volhouden. Hij is thans predikant in Westphalen. *) Bij bi. 14. Eene proeve! In con Franschen almanak van 'tjaar 1842 vond ik het volgende verhaal: Een grijsaard uit den omtrek van Nismes vertelde: „Een jaar, voordat onze broeders in de Cc vennen den standaard van den heiligen krijg hadden verheven, werd ons bcrigt, dat over drie dagen de eerwaardige Brousson eene vergadering zou houden in de Baume des Berginnes, bij Vergèse. Dit was eene groote spelonk, welke de hand des Almagtigen had gevormd aan de oostelijke helling van een henvel met olijven bedekt. De opening was zoo naauw, dat men er niet dan kruipende in kon komen; de olijven, zinnebeeld des vredes, schenen ons eene volkomene veiligheid te beloven, daar zij met hnnne dikke takken de plaats onzer afzondering verborgen. „Op den morgen van den bepaalden dag zocht men de vermoedens der Roomsen-Katholieken te voorkomen, doordat sommigen eene ziekte voorgaven en anderen naar de mis gingen. De psalmboeken en vrome geschriften werden opgegraven, als ook de wapenen, die aan de huiszoekingen waren ontkomen. De vrouwen beefden, maar rieden ons evenwel niet af, om ons naar de vergadering te begeven; want vreesden zij het gevaar, zij verlangden ook hartelijk de zamenkomst bij te wonen. Hoe lang scheen ons de dag, iu de verwachting van eene groote vreugde en in het opzien tegen een groot gevaar doorgebragt! Eindelijk was de nacht daar; er viel een koude en doordringende regen. Het was een vreeselijk weer. God scheen ons te begunstigen. Wij verdwenen stiUekcns en Heten de ouden vol zorg achter, terwijl onze moeders voor ons baden. Dx was nog geen achttien jaar; mijne zuster, mijn broeder en vader vergezelden mij. Op den weg vonden wij reeds uitgezette wachters, die ons beloofden, goed te zullen opletten. „ Toen wij kwamen, was de vergadering reeds talrijk; geheel de streek van Vaunage was zamengekomen. Welk aandoenlijk schouwspel! Vrouwen, meisjes, kinderen, wier doornatte kleederen het water aan alle zijden Heten uitloopen. De wind, die door de hooge bergkloven gierde, deed een klagend geluid hooren. Om deze somberheid te verlichten, waren er enkele kleine lantaarnen, wier zwak schijnsel de ijzingwekkende duisternis der grot alleen vermeerderde. „In het midden der vergadering zat de eerwaardige Brousson; hij had het grof gewaad van een boer aan , 'twelk er nog ruwer uitzag door het slijk, dat het bezoedelde. De vrouwen bekleedden met hare zwarte voorschoten den stoel, die voor kansel moest dienen. Op een steen stonden do bekers en het brood des avondmaals. De dienst begon met het lezen uit den Bijbel en psalmgezang. O, hoe geschikt waren ze voor de omstandigheden! Wij hoorden den ongelukkigen Fulcran Rey uit Nismes, die dit deel der dienst vorrigtte, en z66 zich oefende, om martelaar te worden. Spoedig hadden wij geene koude meer, hoorden wij den storm niet, dachten wij om geen dragonders. „De prediker koos tot tekst de merkwaardige woorden des Heeren Matth. X: 23: „Die volhardt ten einde toe, zal zalig worden.'' Hij bewees, dat de zaligheid niet was weggelegd, dan voor hen, die zonder ophouden den grooten kamp des geloofs streden, en beriep zich daartoe op het voorbeeld der belijders uit de apostolische en latere tijden. Voorts schilderde hij ons den moed der martelaren van onze dagen, die hunne regters in de vierschaar verlegen maakten, op het rad hunne beulen tot medelijden bewogen, en in den hemel de kroon des levens ontvingen. Nog teekende hij ons de kwellingen der lage afvalligen, in het volgende leven te wachten, maar ook de folteringen van het zelfverwijt reeds in dit leven. O, hoeveel tranen van berouw vloten in dezen stond, welke eeden van getrouw te znllen zijn werden uitgesproken. „Te midden van ons snikken zegende de predikant het brood en den wijn, waarop wg nederknielden voor God, Hem om vergiffenis baden en om sterkte — toen op eens eene stem riep: „ De dragonders! vlugt." Maar op hetzelfde oogenblik verkondigde ons eene losbranding der musketten, dat onze laatste ure had geslagen. „Ik kan u niet zeggen, wat toen in de spelonk voorviel. De dikste duisternis omringde ons; het gevloek der soldaten en het geschrei der stervenden verwarde zich in dit vreeselijk oproer. Ik weet niet, hoe ïk mij redde. Ik kwam bij mijne moeder, verstomd en wanhopig. Mijne bloedverwanten waren er nog niet. Te vergeefs wachtten wij hen, zij kwamen nimmer weder Mijn vader wprd in een afgrond gevonden, waarin hij bij zijn val den hoofdschedel had gebroken. Mijn broeder had een kogel in de borst ontvangen. Mijne zuster was met andere gevangene vrouwen naar den toren van Constance gevoerd." - Zóó verhaalde de grijsaard. Gij denkt, nu was het dan ook gedaan met zulke bijeenkomsten in de woestijn? Neen! De grijsaard voegde bij zijn verhaal nog deze woorden: „Veertien dagen later vergezelde ik mijne moeder naar eene andere vergadering der woestijn." 7) BI. 15. Deze Spanjaard heet Mignel Trigo. Bi verzocht hem zijn naam te schrijven in mijn Evangelie van Johannes in 't Spaansch, van hem ontvangen. Hij deed het met hartelijke woorden. Wij hadden elkander na enkele zamensprekingen lief gekregen. s) BI. 16. Deze Italiaan heet Nicolo Corrado. Toen hij mij de in de preek aangehaalde woorden had gezegd, antwoordde ik: „ Nn, gij kunt uw land geen grooter weldaad bewijzen, dan er het Evangelie bekend te maken. Dit is toch, zoo als Garibaldi zegt, het kanon, dat Italië moet bevrijden." „Dat heeft hij mij gezegd," hemam Corrado. „Toen ik voor een twintig jaar te Liverpool was, hoorde ik, dat Garibaldi daar was gekomen, om naar Zuid-Amerika te gaan. Ik zocht hem op, met een Italiaanschen Bijbel. Hij nam dien dankbaar aan, hief dien in zijn regterhand op, en zeide plegtig: Dit is het kanon, dat Italië zal vrij maken." Corrado heb ik maar eens gesproken, met zeer veel genoegen. Hij was, toen ik eens weder bij de Bijbeluitstalling kwam, er niet; den laatsten dag, toen ik zijne handteekening, gelijk die van Trigo, wilde vragen, ook niet. Hij was ongesteld. Aan het hoofd der Bijbeluitstalling staat een vroegere Israëliet, Alexander geheeten, die in het Sydenham-paleis den Biblestand bestuurt. Ook hij maakt een vriendelijken en aangenamen indruk. °) BI. 16. Ik meen om dit alles nn niet, dat Parijs zon ophouden eene stad der zonde te zijn. Zelf merkte ik er eene vreeseHjke proeve van op in het klein getal van kinderen. Terwijl in onze groote steden overal de kleinen omwentelen; eenigen met kindermeisjes deftig wandelend; anderen luidruchtig spelende op straat en markt, dewijl moeder er in huis geene ruimte voor heeft; nog anderen, terwijl zij nit school komen, krachtig stoeijend, ten einde zich na het stijve zitten wat op te frisschen: — ziet gn te Parijs onder de vele duizenden menschen, die n omwarrelen, betrekkelijk maar weinig van dat kleine volkje. De reden is treurig. Hit schier alle standen zendt men de zuigelingen naar 't land, om daar, zoo als 't heet, beter op te groeijen. Gezonder Incht ademen zij dan ook daar wel in, maar ééne vronw neemt wel eens twee, drie vier, er zjjn voorbeelden van acht, Farijsche kinderen tegelijk aan. Het voedsel wordt dus zeer schraal. De kleinen sterven, van de tien doorgaans vier of vnf, ook wel zeven of acht. Zoo onbarmhartig jegens de kinderen van haren schoot z\jn vele moeders uit zich zelve, om hare vermaken na te jagen. Anderen worden er toe gedwongen door hare mannen. Wanneer de moeders toch de kinderen bij zich willen houden, verwnten haar zulke mannen, dat zij hare kinderen liever hebben dan hare echtgenooten. Men kan een levendig beklag eener Farijsche vrouw daarover lezen in de schets van den heer S. Gorter, Arcachon, in De Gids, Juni 1867, bl. 459. Bij P. NOORDHOFF te Groningen, is mede uitgegeven van Prof. P. HOFSTKDG IIK «ROOT: NA VEERTIGJARIGE EVANGELIEDIENST, den 16 December 1866 gehouden. Prijs f 0.25. ^.iijl' DE HERSTELLING VAN NEDERLANDS VOLKSBESTAAN in November 1813 in hare groote belangrijkheid. TOESPRAAK AAN DE NEDERLANDSCHE NATIE. Prijs f 0,50. HET CHRISTENDOM DE BRON VAN VOLKSWELVAART. BIJ DE GODSDIENSTIGE HERDENKING VAN DE HERSTELLING VAN NEDERLANDS VOLKSBESTAAN, IN NOVEMBER 1813. Prijs f 0,40.