T 17 U \T A 'Q Prijs It'/, CENT.  JEHOVA'S ' si Eenwige en YrijmachtigB Beslnitea Ij EENE LEER WAARIN AL ZIJNK DEUGDEN UITBLTNKKJN • KN VERH17.KRT.T T¥T WA RTÏI7M ! I tot troost en stortte van Zijn-wgetal tar- en bonivott TERpEOiOD TE&EN ÖE ALGEMEENE GENADELEER DOOR Opnieuw uitgegeven door zijne vrienden. Verkrijgbaar bij G. MIJNDEKS te LISSE. DRUK VAN EDUARD IJDÓ. . -p LEIDEN: 1895. JEHOVA'S Eenwip en Vrpaclitige Beslniten, EENE LEER WAARIN AL ZIJNE DEUGDEN UITBLINKEN EN VERHEERLIJKT WORDEN - tot troost en «te van Zijn voorgelen! tar- en bonïvolt VERDEDIGD TEGEN DE AL GEMEENE GENADELEER DOOR E. FRANSEN, Gereformeerd Leeraar, vroeger te Kampen, tegenwoordig te Lisse. Opnieuw uitgegeven door zijne vrienden. Verkrijgbaar bg &. MIJNDEES te LISSE. DRUK VAN EDUARD IJDO. — LEIDEN. 1895. VOOEBERICHT VOOR DEN TWEEDEN DRUK. De aanleidende oorzaak tot het uitgeven van deze brochure ontstond uit een twist over Jehova's eeuwige besluiten, dit staat m het voorbericht van de eerste uitgaaf opgeteekend. Door dat de eerste druk spoedig uitverkocht was, werd op een tweeden druk aangedrongen, dat door mij werd vertraagd. Daarom hebben mijne vrienden die het voor den tegenwoordigen tijd nuttig achten, besloten het zeiven te laten herdrukken, met mijne toestemming, en verzocht een nieuw voorbericht te laten voorafgaan bedert de Hberb na de bondbreuk aan Adam het verbond der genade bekend gemaakt heeft, en daarbij heeft God zelve gezegd en vastgesteld, dat er vijandschap tusschen Adams tweeërlei nakomelingen zouden zijn. Gen. 3 : 15. De rechte oorzaak van deze vijandschap vereischt ons onderzoek. Ontegensprekelijk komt deze vijandschap voort uit de openbaring van het verbond der genade dat ook m Gods Woord den naam draagt van een Testament De uiterste wil van den Testamentmaker is, zijne erfgoederen te verinaken, aan personen met naam duidelijk daarin omschreven n l die de inwendige kenmerken en eigenschappen van het zaligmakend geloof bezitten; dit was ook de inhoud van de prediking van den Zone Gods tot een exempel voor Zijne Apostelen en volgende Leeraren. Doch allen die niet door God den H. Geest zijn wedergeboren worden van die eeuwige erfgoederen uitgesloten. Daarom degenen die God m Zijn heilig recht van hun eeuwige verdoemenis met kunnen toevallen, zijn vijandig tegen God en Zijne H verkiezing; zij haten de onderscheidende en ontdekkende prediking Om feze leer werd de Zone Gods gehaat en gedood, aan dit zelfde lot waren zijne kruisgezanten en allen die de vrije genade Prediken en voorstaan onderworpen. Dit zien wij zoo duidelijk m Kam en Sabel bevestigd. Gen. 4. Toen Kaïn zag dat Habel door God was uitverkoren en gerechtvaardigd en daarom Habels offer met welgevallen aanzag, als een zegel van zijn erfenis, toen brak de vijandschap los, zoo, dat hij zijnen vromen broeder doodtuoeg, die hem niets misdaan had, o neen integendeel, Habels ^eerte was tot zijns broeders behoudenis. Dit zL wij 'toekeek Woord door bevestigd: het uitverkoren Jerusalem draagt den naZ van eene stad der Waarheid. Zach. 8:3, daarin wordt de wZ7neia van Gods vrtje en souvereine genade bewaard, n.l. het vaste 5nnednaTe hebbende dezen de Hbbrb ken^de genen die de Zyne zyn, 2 Tim. 2 : 19. De H. Geest zegt door VOORBERICHT. Mozes: Israël dan zal zeker alleen wonen, Deut. 33 : 28. De Zone Gods heeft in (Joh. 17) tot driemaal toe gebeden, niet voor de wereld, maar voor Zijn uitverkoren volk: opdat zy één zijn, gelijk als wij één zyn, geen eenheid in 't Goddelijke Wezen, want dit is onmogelijk, maar het was de Zone Gods Zijn lust Zijn Vader te verheerlijken op der aarde. Joh. 17:4. En wederom de Vader Zijnen Zone. Matth. 17 : 5. Hierom bad de groote Hoogepriester dat Zijn volk tot die hoogste stand in de genade mochten opwassen: n.l. in de verheerlijking Gods. Maar de Kerkijveraars van onzen tijd verklaren Christus voorbede (op dat Zij één zyn) algemeen, zij pogen alle uiterlijke belijders van het Christendom, onder een opperhoofd bij een te vergaderen, geenzins uit liefde, maar het is een vijandslist, waarom? omdat dan de dwaalleer geen tegenstanders meer heeft; de genen aan wie God Zijn genade heeft verheerlijkt, worden vermaand: „de Waarheid boven de vrede lief te hebben." Zach. 8 : 19. De stad der waarheid heeft haar grondslag midden in zee. (Ps. 46) waartegen de wateren van vervolging of dwalingen van rondom tegen aanbruisen, want het vrije Jeruzalem is een lastige steen allen volken. Zach. 12:3. Daarom worden de inwoners door God getrouw gemaakt, zich tot den dood toe vast te houden, n.l. aan het God-verheerlijkende besluit der eeuwige verkiezing, en aan de leer van de borgtochtelijke voldoening van Christus alleen voor de uitverkorenen, als de eenige grond van de zielzaligende troost in dit leven, en de inhoud van het lied der verlosten in den gelukzaligen Hemel. Dit strekt tot groot ergernis voor alle historische Christenen, die beminnen allen de bekoorlijke algemeene genadeleer, waaruit alle dwalingen haar afkomst hebben. n.l. al die wettische plichten, uiterlijke kerkvormen en levenlooze leeringen, daardoor heeft de Apostolische kerk de Waarheid verloren. Dezelfde dwalingen hebben ook de Hervormde Kerk al heel spoedig in een hevig twistvuur gebracht, doch zijn door onze vaderen helder en krachtig weerlegd in de vijf Artikelen tegen de Remonstranten. Daarna hebben de leeraren der gereformeerde Kerk de Arminiaansche leeraren geduld en zich daarmede verbroederd, tot dat in 1816 door de leervrijheid de deur wijd voor die dwaalleer is opengezet. Daardoor werd de Waarheid zeer verdonkerd in ons Vaderland; de Godzalige geschriften onzer vaderen werden voor scheurpapier gebruikt, doch het heeft den vrijmachtige Jehova behaagd in 1834 de Waarheid van Zijne vrije verkiezende liefde in sommigen van Zijne knechten en kinderen te verheerlijken. Terstond begon de souvereine genadeleer te herleven, en de getrouwe leeraren hebben die met kracht gepredikt en verdedigd, dat kenlijk met 's Heer en zegen bekroond werd, dat er vélen bekeerd werden, maar ach helaas l 'twas van korten duur. Die oude dwaling heeft ook dat licht wederom verdonkerd, men heeft niet gewaakt tegen de onbekeerde huurlingen, die allen in den grond vijandig zijn, van de leer der verkiezing en het vrije werk des H. Geestes. Doch VOORBERICHT. omdat de Remonstrantsche leer door onze vaderen zoo veroordeeld is met Gods Woord, hebben de wijzen dezer eeuw een anderen naam voor de leer van Arminius uitgevonden, n.l. die „nieuwe verbondsleer," die in den grond niets verschilt van de algemeene genadeleer. Men mag elkander over bijzaken bestrijden, wat bij nauwkeurig onderzoek nog uit partijzucht voortkomt, doch over de gronden van die algemeene genadeleer is men het eens, en daaruit hebben ook de tegenwoordige dwalingen over doop en Avondmaal hunne afkomst, en helaas.' de groote menigte gelooft, (gelijk vroeger) wat de kerk gelooft, omdat de kennis der waarheid zoo uitsterft. Des Heeren Woord en de geschriften onzer Vaderen onderwijzen ons zoo duidelijk in de leer der twee verbondshoofden, dat alle menschen hoofd voor hoofd van natuur in Adam verdoemelijk zijn, zoodat zelfs de kleine kinderen zonder dadelijke zonden, aan de heerschappij van den lichamelijken, geestelijken en eeuwigen dood onderworpen zijn. Rom. 5 : 14. Maar de dood heeft geheerseht van Adam tot Mozes toe, ook over de genen die niet gezondigd hadden in de gelijkheid der overtredinge Adams, welke een voorbeeld is den genen, die komen zoude. En dat alleen de uitverkorenen in Christus den tweeden Adam worden ingelijfd, door eene Goddelijke wedergeboorte, niet door het gebed van de zwangere moeders, evenmin door den doop; men staat verwonderd over de verregaande dwalingen die men tegenwoordig hoort. Geen wonder dat het ware overblijfsel in ons Vaderland een zeer donkere toekomst tegemoet ziet, omdat het werk des H. Geestes zoo openbaar geloochend wordt; dat er nu kleine kinderen zijn die evengoed met deze verborgen inlijving in Christus en met de inplanting van het rechtvaardig makend geloof van God begenadigd worden, is ontegensprekelijk, het voorbeeld van Rebekka leert ons dat duidelijk. -Rom. 9 : 10 -13. Ende niet alleenlijk deze, maar ook Rebekka is daarvan een bewijs, als zij uit eenen bevrucht was, namelijk Izaak onzen vader. Want als de kinderen nog niet geboren waren noch iets goeds of kwaads gedaan hadden, opdat het voornemen Gods, dat naar de verkiezing is vast blevej niet uit de werken, maar uit den roependen, zoo werd tot haar gezegd: de meerdere zal den mindere dienen. Gelijk geschreven is, Jacob heb ik lief gehad en Ezau heb ik gehaat. Doch 's Heeren Woord leert overvloedig dat het meerendeel op verderen leeftijd door Gods vrijmachtige genade bekeerd worden, dit wordt door ervaring van 's Heeren begenadigd volk bevestigd, dat zij dood in zonden en misdaden geleefd lubben, tot het uur der minne toe, toen de vrijwerkende Jehova Zijn Woord bekrachtigde door de inwendige levendmaking en de roeping, dat zij met de H. Geest en met vuur zijn gedoopt geworden. Dit onderscheid van den water- en vuurdoop is door mij beschreven in de zamenspraak over doop en avondmaal. Het steunsel van land en volk sterft uit, sommigen door den dood en anderen door den geest des tijds, zoodat wij wel mogen voorbericht. uitroepen: Heere HEERB vergeeft doch; wie zou er van Jacob blijven staan? Want hy is klein. Amos 7 : 2. De Zone Gods heeft het ons voorspeld dat die tijden zullen komen: Want daar zullen valsche Christi en valsche Propheten opstaan / en zullen groote teekenen en wonderheden doen, alzoo dat zy, indien het mogelijk ware, ook de uitverkorenen zouden verleiden, Matth. 24 : 24. Och dat de lang verwachte dagen van Israëls bekeering eens mochten aanbreken, tot leven uit den dooden, Rom. 11 : 15. Dan zal zich Jacob verheugen, Israël zal verblijd zijn. Psalm 14: 7, Lisse. e. f. JEHOVA'S EEUWIGE EN VRIJMACHTIGE BESLUITEN. De Apostel Paulus roept over Gods voorzienigheid, Zjjn eeuwigen wil en vrijmachtige raadsbesluiten, in heilige verwondering en onderwerpende aanbidding uit: „O diepte des rijkdoms, beide der Wijsheid ende der kennisse Gods ! Hoe ondoorzoekelijk zijn Zijne oordeelen ende onnaspeurlijk Zijne wegen, want wie heeft de zin des Heeren gekend? of wie is Zijn raadsman geweest?1'' Rom. 11 : 33, 34. Zoo lezen wij ook in het boek van Job, kap. 11 : 7—9. „Zult gij de onderzoekingen Godes vinden? zult gij tot de volmaaktheid toe den Almachtigen vinden? Zij is als de hoogten der hemelen, watkondtgij doen ? dieper dan de helle, wat kondt gij weten ? langer dan de aarde is haar mate, ende breeder dan de zee." Gods besluit is den besluitenden God zeiven, en alzoo voor eindige schepselen onpeilbaar, maar wie die aan Gods Woord gelooft, zou ze daarom durven tegenspreken, indien er eens gevraagd werd, waarover is de eeuwige vrederaad gehouden? Zach. 6 : 13. Het antwoord zou immers ontegensprekelijk zijn, wel over 'tgevallen Adamsgeslacht. Doch wij moeten volstrekt geen gedachten vormen, of de Drieëenige God onbekend was, wat Hij doen of laten zoude. O neen, „Gode zijn alle Zijne werken van eeuwigheid bekend." Hand. 15: 18. Maar door die raadhouding, maakt de Heebe ons indachtig, dat zelfs geen Engel (1 Petr. 1:12) of mensch, een weg van verlossing had kunnen uitdenken. Daarom spreekt God de Vader vragenderwijs: „hoe zal Ik u onder de kinderen zetten? ende ugeven het gewenschte land, de sierlijke erfenisse." Jer. 3 : 19. En wederom „ Wie is Hij, die met Zijn harte Borge worde, om tot Mij te genaken, spreekt de Heeee." Kap. 30 : 21. Daarop zegt de Zone: „Ziet Ik kome... Ik hébbe lust, o Mijn God! om Uw welbehagen te doen ende Uwe Wet is in 't midden Mijns ingewands " Ps. 40. Op deze Borgstelling is het genadeverbond gegrondvest, zoo getuigt de Vader: „Ik hébbe een verbond gemaakt met Mijnen uitverkorenen." Ps. 89 : 4. Toen is de Zone als des Vaders Knecht de oore doorboord, omdat door Hem al des Vaders deugden en eigenschappen zouden opgeluisterd en verheerlijkt worden. Jes. 49 : 8. Van dit Godverheerhjkende raadsbesluit in die nooit begonnen eeuwigheid, spreekt de gegenereerde Schoot- en Wonderzoon des Vaders. „Doe was Ik een Voedsterling bij Hem, (zinspelende op de liefde, zalving en voorverordineering.) Ik was dagelijks Zijn vermakingen, 't aller tijd voor Zijn aangezicht spelende, (nl. als het geslachte Godslam) ende Mijne vermakingen zijn met der menschenkinderen, nl., die Hem van den Vader gegeven zijn, Spr. 8:31; Jes. 53; Joh. 17:9; 1 Petr. 1:19,20. Van dit eeuwig, wijs, heilig, onafhankelijk en onveranderlijk raadsbesluit zegt de Zone Gods: „Ik zal van het besluit verhalen." Ps. 2:7. En mocht er nu wederom gevraagd worden, wat het besluit is over Adams nakomelingen? Dit beschrijft de H. Geest voor ons, de verwerping van „de vaten des toorns tot het verderf toebereid," ende vaten der barmhartigheid die Hij te voren bereid, heeft tot heerlijkheid." Dit wordt als een harde en onrechtvaardige leer verworpen, Ezech. 18:25? „Maar doch o mensche, wie zijt gij die tegen God antwoordt? Zal ook het maaksel tot dengenen die 'tgemaakt heeft zeggen, waarom hebt Gij mij alzoo gewaakt? of en heeft de pottenbakker geen macht over het leem om uit denzelven klomp te maken, het eene een val ter eeren, ende het andere ter oneeren." Rom. 9 : 20—23. Zal nu dit onveranderlijk raadsbesluit in den tijd woeden uitgewerkt, dan moet immers noodzakelijk Adamsval voorafgaan. Pruitier schrijft in de worstelinge Sions, pag. 720: „Gods besluit is den besluitenden God zeiven." Wie schrikt en beeft niet, dit tegen te spreken, het is in de grond, den vrederaad te vernietigen, ja Gods deugden en eigenschappen te verloochenen. Wij zullen eenige tegenwerpingen trachten te beantwoorden. I. Tegenwerping: dat wy' door zulk een raadsbesluit de oorzaak en schuld van Adamsval, op den Heeee leggen. Antw.: Geenszins, wij schrikken voor zulke gedachten en protesteeren en strijden met de Waarheid aan onze zijde, tegen zulk eene lasterteer, even of Gods besluit een nooddwang legde op Adam, om van zyn Schepper af te vallen. O neen, volstrekt niet, de Heere God rustte, nl. Hij vermaakte en verlustigde Zich in Zjjn volmaakte Scheppingswerk, Hij zag in Adam en Eva, Zyn mededeelbare deugden en eigenschappen uitblinken. Zy waren goed, nl. met kennis, gerechtigheid, heiligheid, liefde en krachten geschapen, om goed, nl. aan het Godverheerlykend doel van hunnen Schepper te kunnen beantwoorden. Doch merkt hier wel op, Adam bezat wel een volmaakte — maar toch slechts een eindige kennis, hy had geen andere kennis ontvangen dan den inhoud van 't werkverbond, door hem ingewilligd en goedgekeurd, de zegelen van 'twerkverbond, het Paradys, den sabbat en den boom des levens, waren hem zoowel tot waarschuwing als tot versterking gegeven; zoodat Adam geheel onbekend was aan 'tgenadeverbond en Gods besluit; maar hy is als het verbondshoofd des menschelyken geslachts, geheel vry- en moedwillig gevallen, daarop drukt de H. Geest 1 Tim. 2 : 14: Dat wel Eva door arglistigheid en verleidinge door de slange is bedrogen, maar Adam is niet door Eva of den duivel verleid geworden. Wy lezen in het minste niet van verleiding: „ende zij gaf haren man met haar en hij at." Gen. 3 : 6. Daarom zegt de wyze Prediker: „Alleenlijk zietl dit ik heb gevonden, dat God de mensche recht gemaakt heeft, maar zij hebben vele vonden gezocht? Kap. 7 : 29. Omdat in de eerste bondbreuk een menigte van zonden verborgen liggen, nl. afval, rebellie, hoogmoed, eigenliefde, ongeloof, ondankbaarheid, afgoderij, diefstal en doodslag. Het zy zeer verre den onkreukbaren Jehova tot een Autheur van de zonde, of den H. Israëls van onrecht te beschuldigen. Job 34: 10. Maar evenwel stemmen wy met onze vaderen in, gelyk Augustinus tegen Pilagius zeide; de Heeee is geen bloote aanschouwer van de zonden, want daaruit zou noodzakelijk moeten volgen, het schepsel onafhankelijk te maken van zijnen Schepper. O neen, de Heebe belet, beperkt, ja belacht menigmaal de doodelijke instrumenten der vyanden tegen Zyn volk, ziet de bewyzen in vele toonbeelden m den Bybel opgericht. Gen. 20:6; 31:24; Ester 3. Job. 2:6; Ps. 2; Jes. 54. Maar wat met Zijn eeuwigen raad, de verheerlijking van Zyn deugden en de zaligheid Zijns volks overeenkomt, dan regeert en bestiert Hy de vyanden naar Zijn ondoorgrondelijke wysheid, daarom werd de oude slange losgelaten op Eva, omdat Zyn besluit en souvereiniteit niet toeliet, den val te beletten omdat Christus Zich als plaatsbekleedende Borg in het gerichte Gods gesteld had, spreekt de Hemellichter: „Zwaard ontwaak tegen Mijnen Herder, tegen dien Man die Mijn Medgezel is, spreekt de Heebe der heirscharen, slaat dien Herder. Zach. 13 : 7. Daarom zeide Jezus tegen Pilatus: „Gij en zoudt geen macht tegen Mij hebben, indien het u niet van boven gegeven en ware." Joh. 19-11 Zoo zegt ook Petrus: „Dezen door den bepaalden raad en voorkennisse Gods overgegeven zijnde, hebt gij genomen ende door de handen der onrechtvaardigen aan het kruis gehecht en gedoodet." Hand. 2:23 en wederom kap. 4:28: „om te doen al wat Uwe hand ende Uwen raad te voren bepaald hadde dat geschieden zoude. Alzoo sprak ook Jozef tegen zijne broeders, die hem verkocht hadden: „want God heeft mij voor uw aangezichtegezonden." ben. 45:9. Zoo zeide ook David van den boozen Simei: „want de tteere doch tegen hem gezeid heeft, vloekt David:. 2. Sam. 16 • 10 Dat de Heers de zonden tot verheerlijking van Zyn grooten Naam bestiert, blykt duidelijk: „Doch Ik zal Farao's harte verharden." Ex. 7 : 3. Dit verharden is volstrekt geen instorten van verharding tot zondigen, maar een heilige, verborgene werking, een loslaten ües duivels , overgegeven aan zyn verhardheid. Ziet hierover uitgebreider na den geleerden Brakel Deel I pagg. 272—283. 2. Tegenwerping: De Heebe heeft Adamsval wel geweten maar met besloten. Antw. Dan moet noodzakelijk volgen, dat er een tweestrijd kan bestaan m de heilige deugden en volmaaktheden Gods, wie toch zou met schrikken en beven de heilige deugden Gods te loochenen de Heebe spreekt zoo duidelijk: „Mijn Baad zal bestaan ende Ik zal al mijn welbehagen doen" Jes. 46: 10. „Die alle dingen werkt naar dm raad Zijns willens". Efeze 1:11. Wij zullen hier onze voorvaderlijke schriften laten spreken die waarschijnlijk vele lezers niet in bezit hebben. J. Calvyn schrijft in zijn derde boek kap. 23 de navolgende punten van Adamsval. „Niet alleen door enkele toelating, maar ook „door ordening Gods.... God laat het toe omdat Hij het alzoo „wil.... hetgeen Hy wil moet noodzakelijk geschieden.. .. gelijk de dingen waarachtiglyk geschieden zullen ... de eerste mensch „is gevallen omdat God dat oordeelde alzoo nut te zyn.... zoo „valt dan de mensch, dewijl het de Voorzienigheid Gods alzoo vordert." De vaderen in den Westmunterschen Catechismus zeggen pag. 57—60. „Die Gods besluit ontkent, loochent, dat God Alwetend is, dit is „godslasterlijk.... dat God een schepsel besloten heeft te schep„pen en niet vooruit weet wat het doen zal... . en ook niet weet „hoe het werken zal... en ook niet deszelfs einde bepaald heeft.... „dit zal geen goed werkmeester doen.'' J. Fruitier verklaart de oorzaak: „dat de Rationalisten het „Woord van den levendigen God willen buigen onder hare verworvene reden, dat God had kunnen zyn zonder Besluit, en dus „ook zonder kennis van het toekomende, en zy loochenen dat Gods „Besluit is, eeuwig, noodzakelyk, volkomen vrijwillig, onveranderlijk, ja den Besluitenden God zeiven. Zy ondermijnen den waren „Christen het geloove, de Godsvrucht en al den troost." enz. Sions worsteling pag. 719 en 720. Vader Smijtegelt in zyn Catechismus pag. 35 en 797 zegt: „op „een heilige wyze heeft God daarin Zyn hand gehad, Hy heeft van „eeuwigheid geweten en besloten dat den mensch vallen zoude". P. Nahuis kan nagezien worden I deel, pag. 78 en II deel, pag. 137 „Gods besluit gaat over alles.... Dat Hy van eeuwigheid ge„ weten heeft, en dus ook besloten wat indertijd geschieden zou, anders „werd God afhankelijk van het schepsel en Zyn Besluit en Raad onzeker." J. Vermeer schryft in zyn Catechismus pag. 60 : „Dat den mensch „ten aanzien van Gods Besluit noodzakelyk vallen moet, niet uit „noodzake des bedwangs, want hy zondigde vrywillig, maar uit „noodzake des gevolgs; en in zyn oefeningen pag. 79 en 225 zegt „die Berw. Schriftverklaarder: dat over Gods Besluit van Adams„val, wat menschen ten verderve valle." 3. Tegenwerping: Dat het niet letterlijk in Gods Woord staat. Antw. Hierop zouden wij met onze Vaderen kunnen antwoorden, tegen de bestrijders van de H. Drieèenheid en Gods Voorzienigheid, omdat de twee woorden Drieèenheid en Voorzienigheid niet letterlijk in den Bijbel staan, moet daarom die waarheid ontkend worden, die zoo naakt het gansche Woord des Heeren door, staat opgeteekend. Alzoo indien Adamsval niet is besloten, dan volgt noodzakelyk dat de fondamenteele leer der verkiezing en der verwerping geloochend wordt. Wy zullen enkele regelen over de letterschors hierby uit Lodenstyn's gezangen opteekenen. O Heer! bewaar ons voor de letter, Die duizenden vermoordt: of zet er Den stempel op van uwen Geest, enz. Die zich van Waarheid woord en letter Maar dient, wat scheelt die van een ketter, Als in de klank die 't oor bedriegt. Hij heeft geen Waarheid als gestolen; Hij gaat op rechte paden dooien, enz. G'j grijpt de schors der Waarheid, net beleden Voor Waarheid aan; maar arme mensch gij dwaalt: Dat wezen is de Waarheid, dat beneden Van boven in het reed'lijk schepsel straalt. 4. Tegenwerping: Dat het verstandiger, voorzichtiger, ja beter is, zulke verborgenheden te verzwijgen. Antw. Dit is voorzeker geen wijsheid van boven; want de Drieeënige God heeft die Waarheid overvloedig in 't O. en N. T. laten beschryven; met zulk eene voorzichtigheid klimmen de menschen boven Gods H. Woord, de wijsheid van beneden wordt schrikkelijk gebrandmerkt, als: aardseh , natuurlijk , duivels. Jac. 3 : 15. „Ziet! zij hebben des Heeren Woord verworpen, wat wijsheid zouden zij dan hebben". Jer. 8 : 9. „Ende indien iemand afdoet van de woorden des boeks dezer profetie, God zal zijn deel afdoen uit het boek des levens. Openb. 22 : 19. De aandachtige lezer zal mogelijk wel vragen, -waaruit zulk eene voorzichtigheid toch wel zijn afkomst heeft en door de groote menigte door alle eeuwen heen omhelsd is geworden. 1. De ontkenning of verberging van de leer van Gods besluiten heeft zyn afkomst uit de algemeene genadeleer, eene leer in de oogen der Remonstranten beter geschikt om menschen te bekeeren, waartegen onze vaderen wat gestreden hebben, de algemeene verzoeningsleer eet tegenwoordig voort als de kanker. Voor eenige dagen werd door my gelezen: „daar is byna geen gemeente in Nederland waar ze niet uitgebazuind wordt," doch het ontbreekt gelukkig de gereformeerde kerk aan geen bewijzen, om ze te wederleggen. Brakel en Fruitier schryven dat beide Remonstranten en Socinianen dezelve bestrijden. 2. Deze menschely'ke voorzichtigheid heeft mede zyn afkomst uit de heimelijke verloochening van de almachtige, herscheppende en levendmakende werkingen des H. Geestes, de wijsheid dezer eeuw kan byna alles buiten den Heerb uitwerken, de mensch moet voorop, zy moeten God maar op Zyn Woord gelooven, Jezus aannemen, de genade aankweeken enz. Daarom hoort men uit onkunde zoo menigmaal van leeraren of jeugdige christenen zeggen: „zy zullen nog wel aanleeren," dit is immers onmogelijk, dat een genadeloos of levenloos mensch kan aanleeren, of de Heerb moet vooraf hun toeroepen: leeft! ja leeft!" Ezech. 16. 3. Deze voorzichtigheid heeft mede zyn afkomst, dat om onzer zonden wil, de Geest des Heeren op den drempel van Nederland staat oin te vertrekken, nu wordt de toejuiching des volks gezocht en bemind, nu moet de leer der praedestinatie of Gods heilige Besluiten verborgen, op den achtergrond, of de scherpe hoeken van de Waarheid afgerond worden, nl. de bondbreuk Adams; de erfschuld en straf zoowel over kinderen als de dadelijke overtreders; de totale doodstaat des menschen; de plaatsbekleedende voldoening van Christus alleen voor de uitverkorenen; dit zyn al te scherpe waarheden, dan zouden te veel zitplaatsen in de kerk ledig staan; een gematigde orthodoxe leer wordt tegenwoordig toegejuicht, waaronder heimelyk de algemeene genadeleer verborgen ligt; zoolang als de voorstanders en ijvervolle belijders van de tegenwoordige Irenische richting, niet door den Heere zeiven uit Edenshof zyn gedreven, beminnen zy in den grond een Arminiaansche leer in een orthodox kleed; hierom wordt de eeuwige, souvereine, verkiezende liefde des Vaders ondermijnd, die sluit alle deugd en eigenlievende godsdienst uit, ja verklaart al hun ijver tot schade en drek, zij worden om niet gerechtvaardigd." Rom. 3: 24; Pilp. 3: 8. Het gaat de tegenwoordige wijsheid dezer eeuw, gelijk de fllosophen en schriftgeleerden in Paulus tijd, als den mensch ten eenenmale dood is, en alles in Gods besluit bepaald is, waarom dan Gods Woord gepredikt? is dit dan niet eene groote dwaasheid ? wel in den eeuwigen vrederaad heeft de Besluitende God onveranderlijk bepaald, Zijn Besluit door middelen uit te werken, daarom beminnen de levendgemaakte kinderen Gods dezelve zoo innerlijk. Ps. 1: 2. „het is een kracht Gods tot zaligheid," en wederom: „zoo heeft het Gode behaagd, door de dwaasheid der prediking (door de wereldwijzen zoo genoemd) zalig te maken die gelooven. Rom. 1: 16; 1 Cor. 1 : 21. 4. De voorzichtigheid dat het besluit van Adamsval verzwegen moet worden, is een groote list des duivels, omdat die leer den driemaal H. Jehova op het allerhoogst verheerlijkt en al Zyn volmaakte deugden en eigenschappen zoo luistervol doet uitblinken, dat de uitverkorene Engelen en gezaligden eindeloos het driemaal Heilig! HeiligI Heilig! zullen uitgalmen, over Zijn ondoorgrondelijke wijsheid , groote liefde en volmaakte gelukzaligheid, en Hem toebrengen „heerlijkheid, ende eere, ende dankzegginge tot in alle eeuwigheid." Openb. 4. Zou het nu een wonder zijn daar de duivel voor eeuwig uit den Hemel verbannen is, dat hij met al zijn instrumenten de verheerlijking van Gods deugden zoo fel komt bestrijden. 5. De voorstanders van de algemeene genadeleer, werpen door hunne beredeneerde voorzichtigheid, een groote smaad en blaam op de beminnaars van de leer der verkiezing, dat zy die misbruiken tot goddeloosheid, zorgeloosheid, en lijdelijkheid; doch dit is gelukkig een oude, of liever verouderde laster en smaad, zie onzen Catechismus Zondag 24. Dit heeft de Zone Gods in een gelijkenis duidelijk verklaard. Matth. 21: 28—31. De eene zoon was met den mond zeer bereidvaardig en tot werken gehoorzaam, gelijk de rijke jongeling, de brave oudste zoon en de dankende farizeër, maar leest eens wat de mond der Waarheid er van getuigt; „ende hij en ging niet." O vrienden! geeft maar acht, allen die nooit een nieuw hart of inwéndigen lust ontvangen hebben, spreken van plichten en doen, doch het is maar een geraamte, doode vorm, een blinde ijver in een nieuwmodischen godsdienst, en die zij diep ongelukkig nog bij den Heëee in rekening brengen. Matth. 7 : 22, 23. Daar Christus van getuigt: „Ik en hebbe uwe werken niet vol gevonden voor God." Openb. 3 : 2. Alle die werklieden zullen eenmaal aan de linkerhand staan, en het ontzettend vonnis hooren: Gaat weg van Mij gij vervloekte in het eeuwige vuur" enz. Matth. 25:41. De andere zoon in Jezus' gelijkenis, zijn de uitverkorenen door de ster uit Jacob nl. Christus verstoord en beroerd. Num. 24 : 17; Job. 3:26. Daar den Heerb beroert, wie zal dan stillen, o neen, die breken gelijk de melaatsche door alle verbod en tegenstand heen. Matth. 8 : 2. Door de zoodanigen ^wordt het koningrijk der Hemelen geweld aangedaan" Matth. 11 : 12. De Heere Jezus zegt dat „Zijn uitverkorenene dag en nacht tot Hem roepen." Luc. 18:7. Dit vloeit uit Gods absolute verbondsbeloften: „Zij zullen komen met geween en met smeekingen zal Ik ze voeren." enz. Jer. 31 : 9. „Een iegelijk dan die het van den Vader gehoord en geleerd heeft die komt tot Mij" Joh. 6 : 45. Maar zy schryven gelukkig op al hun werken de dood, dit blijkt duidelijk ten jongsten dage zij hadden niets gedaan, als de Koning tot hun zal zeggen: „komt gij gezegenden Mijns Vaders beërft dat Koningrijk 't welk u bereid is van de grondlegging der wereld." Matth. 25 : 36. 6. Daar is nog eene voorzichtigheid van den vader der leugenen uitgevonden, om de leer van Gods eeuwige besluiten te ontzenuwen, omdat het de eenige troostleer is voor Gods keur- en bondvolk in leven en sterven, dien het als een souvereine vrye verbondsgifte geschonken is geworden, (niet als eene schriftuurlijke waarheid) door inleiding des H. Geestes, hunne namen te lezen in het boek des levens, dat hunne zaligheid reeds in de nooitbegonnen eeuwigheid al uitgewerkt is, hierover verheugde en dankte Jezus Zijnen Vader, dat Gy „deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt." Luc. 10 : 21. Daar de werklieden zich aan ergeren, dat is de troost van het in zich zeiven doodarme volk Gods, moesten zy' nog eene reine zucht ten Hemel doen opstijgen, eene traan in Gods flessche storten, een penningsken van hunne" tienduizend talent ponden schuld betalen, eene aanklacht van den verklager der broederen weerleggen, het was verloren; voor dit gansch ontbloot» volk wordt het zalig worden hoe langer hoe meer een wonder boven wonder groot; het lichtzinnige en juichende Christendom, dat noch Gods deugden, noch zich zeiven kent, noch de eeuwige zaligheid gesmaakt heeft, kan zich alles zeer gemakkelijk, doch helaas! op losse gronden toeëigenen, zy verachten, ja bespotten de levende zielsklachten van Gods kinderen, als zie- kelyk, mistiek, onkundig in 't geloofsleven; och! wat kan dè eigenliefde van een verstandelijk, beredeneerd en dood geloof den mensch verblinden, en doodelyk gerust de groote eeuwigheid doen inwachten, mocht het voorbeeld der dwaze maagden dezulken eens tot een nauwkeurig zelfonderzoek brengen, och dat het den Heere eens behagen mocht den noorden- en zuidenwind des Geestes te doen ontwaken tot ontdekking en tot bekeering. Het arme Sionsgruis heeft tegenwoordig zeer weinig medgezellen, doch zij hebben gelukkig de voetstappen der schapen in Gods Woord staan, de tranen en zielsklachten van profeten en apostelen, die niet leven kunnen by hun bekeering, rechtvaardigmaking en verzekering, maar dorsten naar de troostvolle Godsontmoetingen en voorsmaken der zaligheid. Ps. 42:2,3. O vrienden! de op Gods nabjjheid verliefde zielen, kunnen door een beredeneerd geloof maar niet over hun hart heen spreken: Lodenstijn had door genade dit onderscheid geleerd: »Ik stond er an, en sprak er van; Ik stond er in, en sprak er uit. 7. Ten laatste. De vijand' van God en Zijn volk gebruikt nog een schynvoorzichtigheid, door het afhankelijk geloofsleven te beschuldigen , dat zij Antonomianen zijn, om de menschen tot een wettische heiligmaking te verleiden. O, vrienden! wat beleven wij een gevaarvollen tijd, de uiterlijke belijders hebben door hun eigenlievenden godsdienst het vleesch vroom gemaakt en gaan met hun ijver, deugden, plichten en ingebeelde heiligmaking voor het kruis van Christus staan; maar van nabij beschouwd, daar wordt noch een teedere consciëntie, noch innerlijke godzaligheid gevonden, gelijk Bunjan Mondchristen beschrijft. Hiertegen heeft de Zone Gods achtmaal het wee uitgesproken. Matth. 23. Maar in Gods uitverkoren volk is het deugdenbeeld Gods hersteld, de beide tafelen der Wet worden in hunne harten geschreven, Hebr. 8 : 10. Zij zoeken geen loon, maar hebben een inwendig vermaak, ja, „zijn lust is in des Heeren Wet en hij overdenkt zijne wet dag ende nacht," Ps. 1:2. De vaderen in den catechismus zeggen: „het is onmogelijk die Christus door een waarachtig geloove is ingeplant, niet en zouden voortbrengen vruchten der dankbaarheid." De hoogste trap en stand in de genade, verbindt de geloovigen in de zuiverste Evangelische heiligmaking, als zy met den Drieëenigen Jehova bevredigd worden, dan smaken zy 'een veel gelukzaliger vrede dan de rechtschapen Adam, zy zouden met Bunjan wel wenschen duizend vaten bloeds te bezitten, om ze uit te storten voor den naam en waarheid des Heeren, dan kunnen zy de hellemacht uitdagen: „ Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? God is het die rechtvaardig maakt, wie is het die verdoemt?" dan zou het de Zone Gods moeten doen, die de wereld oordeelen zal, dit is onmogehjk, want Christus is (voor hen) ^gestorven; ja wat meer is, die ook opgewekt is, die ook ter rechterhand Gods is, die ook voor ons bidt." Rom. 8:33,34. We eindigen • onze verdediging van Gods raadsbesluiten met Lodenstijns gezangen: Wijsheid zonder eind of paal, Zijn Zijn wegen al te maal enz. Wie zou ooit om eigen voordeel, Wenschen dat die keten brak, Nutter ging dit gansche rond, Dan een mijt daarvan te grond. Laat het zinken, laat het vallen, Als maar dezen raad bestaat enz. Vaak wij meenen 's Heeren eer, Was op andere wijs veel meer, Dan op deze te verbreiden, En wij feilen in dien vond, Omdat anders, als wij zeiden In zijn Raad beschreven stond. Ja prijzen, prijzen is mijn plicht, Niet vragen wat er goedtrf kwaad is, Wat kan het anders zijn als licht? 'tGeen d'uitvoer van Gods eeuwige Raad is. De Hemel werke wat Hij wil, Dewijl Hij d'eeuwige Besluiten Uitvoert, en 't schepsel zwijge stil, En sluite reden en wijsheid buiten. Van denzelfden Schrijver zijn bij den Uitgever J. Campen verschenen: DE VERHEERLIJKTE IMMANUEL Wandelende in het midden Van de zeven gouden kandelaren zijner duurgekocljte gemeente ■IC O RT E I- IJ h UI ï G E B RE II) IN E EN TIEUTAL LEERREDEIEI uit de Openbaringo Johannes. É Prijs f 1.10. HET OPRECHTE &ELOOF EENE INPLANTING GODS. LEERREDE over den Zevenden Zondag van den Cathecbismus. Prijs 20 Gent. DE WAPENRUSTINGE GODS. ZESTAL LEERREDENEN. Prijs 70 CeöC DE ÏÏEIDELBERGSCHECATECHISMUS in vragen en antwoorden verklaard. Prijs 40 Gent. - EEN SAMENSPRAAK OVER Doop ezi Avondmaal: : Pajs .30' Cent.. '.