DE TROOSTVOLLE NOODIGING VAN ALLE VERMOEIDE EN BELASTE ZIELEN TOT CHRISTUS, AANGEDRONGEN MET , DESZELFS GEPASTE BELOFTE; VOORGESTELD IN EENE LEERREDE TER VOORBEREIDING VAN DES HEEREN H. AVONDMAAL OVER MATTHEUS XI: 28; DOOR P. J. SCHAAP, BEDIENAAR DES H. EUANGEITUMS. IE 'SGIUVENHAGE , BIJ J. YAN GOLVERDINGE. 1842. Deze Leerrede wordt uitgegeven met ajrprobatie des Kerkeraads. , DE TROOSTVOLLE NOOÖICING VAN ALLE VERMOEIDE EN BELASTE ZIELEN TOT CHRISTUS, AANGEDRONGEIT HET DESZELFS GEPASTE BELOFTE. VOORGESTELD IN EEME LEERREDE ter voorbereiding tot des hkeren h. avondmaal, over mattheüs XI: 28. Voorzang: Ps. XXV: 3, 4. voorafspraak. Het oogmerk en einde, waartoe wij in dit morgenuur van des Heeren dag zijn zamengeroepen, is, om een woord ter zelfsbeproeving te spreken, daar wij ons zeiven zekerlijk te onderzoeken hebben , alvorens wij tot het Avondmaal des Heeren komen, hetwelk olieden bekend is, dat heden over acht dagen onder ons staat bediend te worden. Dus past het, om tot dat einde u een woord mede te deelen, opdat gij het hooren moogt tot uwen nutte. Ik achte dat ik in dezen met twee zaken voldoen kan, en dat is , dat ik een deel van ulieden waarschouwe en een deel uitnoodige tot dezen heerlijken maaltijd , die van onzen dierbaren Heiland tot gedachtenis Zijns doods is ingesteld ; want ik oordeel geenszins, dat gijlieden allen regt hebt daar te komen , om reden dat gij allen niet zijt bevoorregt met die genade, dat gij toont in eenige bewijzen , dat gij vereenigd zijt met dien jezüs, i welke voor Zijn volk gestorven is. Maar waarlijk, dat zullen er maar weinigen zijn : immers niet meer dan die alleen , welke bewijzen geven van de kracht Zijns doods in de verootmoediging over en heiligmaking van de zonde; en waarlijk, als men die zoude zoeken uit deze vergaderde menigte, hoe weinigen zouden er gevonden worden ! En opdat wij dan rein mogen zijn van ulieder bloed en van de bedroeving uwer zielen door ontrouw en meesterachtige behandeling, zoo wensch ik, onder een nederig opzien tot den Heere, ulieden de waarheid , zoo als dezelve in christus is, voor te dragen, alleen naar Zijn woord ; hopende dat het die uitwerking moge hebben door des Heeren Geest, dat gij , die geen regt hebt en van den Heere niet geroepen wordt (in die gesteldheid waarin gij zijt) tot Zijn Avondmaal, om Zijnen dood te gedenken. daardoor en daaronder verootmoedigd moogt worden, en nog uit de diepte uwer ellende en uit het midden uwer doodelijke banden leert opzien tot den Heere jezus , welke de verlorenen en bij zich zei ven verlegenen oproept tot Zijnen genadetroon te vlieden, met belofte dat Hij hun ruste zal geven.— En dat des Heeren volk, die veeltijds onvrijmoedig zijn in het toenaderen tot de teekenen en zegelen des Verbonds, daar haren Zaligmaker Borge van geworden is, zoo vrijmoedig op de inzigten van vrije Genade in christus (als gepast voor hare behoeften) gebragt wierden, dat zij zonder schroom nog in dezen komen mogen, wagende het op des Heeren woord, om in geloove de teekenen , en zoo het vleesch en bloed van den Heere jezus christus , te mogen eten en drinken. Opdat dan de Heere van ons als de eenige oorsprong en bron der Genade erkend moge worden , zoo laten onze zielen zich te zamen vereenigen in het gebed (zoo veel ons gegeven mogt worden) voor Zijnen troon! Tusschenzang: Ps. XXVI, 2, 7, 8. Te.kst: Matlh. XI: 28. « Komt herwaarts tot mij alle die vermoeid en belast » zijt, en ik zal u ruste geven. » IN LEIDIA 6. Alle beloften, welke de Heere in het Verbond der genade doet aan de bondelingen van hetzelve , vereischen eene bijzondere gestaltenis des harten, waarin de beloften sluiten en gepast lijn en hare betrekking hebben. Daarom is het een ijdel dromen van vele menschen, wanneer zij haar zeiven sluiten en tellen onder degenen, welke deel hebben aan de beloften Gods , zonder dat zij bezitten eene zoodanige gestaltenis des harten , waardoor zij gepaste onderwerpen voor de beloften zijn ; en waarlijk , zoo hebt gij in onze dagen veel, ja zooveel als ooit, onder het Christendom. Vele menschen hopen , zij zullen zalig worden, en zijn in hun harte vijanden van datgene , daar de zaligheid in bestaat; velen denken, dat zij zullen ontvangen een eeuwige troost, en de ware treurigheid der ziele over het gemis van het beeld Gods en Zijne gemeenschap wordt niet bij haar gevonden , en zoo is het met alle zaken, die in deze betrekking vallen,met haar gelegen. En waarlijk , Vrienden.' dat dit eene vereischte zaak gesteld wordt te zijn , dat is naar waarheid ; gij kont zulks zien Jes. LVII: 16 en LXVI: 2, endoorgaans, Matth. V: 2-12 en elders meer, cn ook ligt zulks van zelve in de natuurlijke reden van de zaak, gemerkt dat men vrage: wat zonde iemand met voedsel doen, die nooit honger noch trek, maar een walg daartegen had ? wat zoude hij doen met de hulp van eens anders kracht, die zelf sterk genoeg is ? en redeneer zoo voort, dan zult gij bemerken, dat het gansch ijdel is wanneer gij iets zoudt doen van zulks daar het niet van pas kan komen. De groote Heere doet althans zoo niet; Hij vereischt iels in de ges tallen is des schepsels, waarop Hij Zijne beloften leggen wil. Maar gij moet wel verstaan ; Hij eischt zulks niet als eene verdienste van de belofte door het schepsel, maar Hij eischt dat als een door Hem zeiven gewrocht kenmerk in den mensche, waardoor hij openbaar wordt het voorwerp te zijn , dat van den Heere het onderwerp der belofte gemaakt is, opdat dezelve daardoor zoude mogen onderscheiden zijn van degenen, die geen deel aan de beloften hebben en op welke nog de vloek rustende is. Maar mij dunkt dat ik eene gepaste stoffe uwer aandacht heb voorgelezen, welke alleen bekwaam genoeg is om deze zaak te bevestigen en u voor oogen te stellen , wie die zijn , welke jezus tot zich roept en ruste belooft, zoodat gij hier dadelijk kunt zien , waarop de belofte van-ruste gelegd wordt. Het is op belasten en beladenen ; zulken, die vermoeid zijn en tot christus komen. Om deze woorden te verklaren ,. zoo komt mij voor- , dat wij uwe aandacht te bepalen hebben bij twee hoofdzaken, en dat is I. Eerst bij de noodigende roepstem , « komt herwaarts tot mij, allen die vermoeid en belast zijt.» II. Ten anderen bij de belofte aan dezulken gedaan: « en ik zal u ruste geven.» De Almagtige Heere geve dit velen te hooren met het gansche hart, en te komen tot christus , en dat velen deze belofte aan hun ziele bekrachtigd mogen vinden, tot troost hunnes geinoeds! Amen. verklaring. I. Belangende het eerste deeï van den tekst, daarin valt ons te letten: Vooreerst op de A. Onderwérpen , die van jezus geroepen worden: het zijn hier omschreven vermoeiden en belasten; en dan op' B. De roeping zelve, komt herwaarts tot mij alle. A. Aangaande het eerste daarin zien wij a. Wat en hoe de gesteldheid is, van die door den Ileere jezus geroepen woeden, hier genoemd vermoeiden en belasten-, waarin ik mij niet bezig zal honden met onderscheid maken tusschen vermoeiden en belasten ; nadien ik van dit gevoelen ben , dat hier een en dezelfde onderwerpen door deze beide benamingen worden uitgedrukt , want (om reden te geven) daar kan geene Ver» moeidbeid zijn, zoo daar geen oorzaak toe is, welke is belast te wezen, en iemand kan niet zwaar en duurzaam belast zijn of daar volgt vermoeidheid ; zoo is het in de natuur , en waarlijk dezelve kan ons hier lot een print in bet geestelijke dienen. Dus zullen wij ons bezig honden met aan te wijzen wat vermoeid, en belast te wezen is, en wat daaronder verstaan werdt. — Gij weet dat in het natuurlijke dezulken belast en vermoeid, mogen genoemd worden, welke met zware pakagie beladen zijn, en duurzaam daaronder zijn en blijven; of die vele en zware werkzaamheden verrigten , of die veel en lang loopen van de eene plaats naar de andere, of van alle deze zaken te zamen; hetwelk boven hare krachten zijnde om uit te houden, zoo baart zulks vermoeidheid ; en nadien hier eene geestelijke vermoeidheid wordt bedoeld, zoo volgt dat het zulken zijn, welke door ontdekkende genade een inzien in hare ellende hebben gekregen, welke een last geworden is op haar ziele , daarmede zijn gaan loopen en werken om daarvan ont» daan te worden, en geen ontlasting noch ruste in zich zeiven , noch herwaart noch derwaart hebben gevonden, en moedeloos , krachteloos, en verlangende naar rust zijn geworden , als die het nergens kunnen vinden met baar bezwaarde ziele , zoo als zij zoeken buiten jezus. b. Toch wij moeten deze vermoeiden en belasten u eens wat nader voor ongen stellen, alsmede waaruit die vermoeidheid ontstaat op dat zich toch niemand moge verbeelden een vermoeide'te zijn die het niet en is. 1. Vermoeide zielen zijn dan ook belaste zielen , die gebukt en gebogen gaan. aa. Onder den last hunner zonden, zoo erf als dade- lijke, onder hunne vijandschap , blindheid en onmagt. 1. Dezulken hebben een geestelijk gezigt ontvangen in haar schuld , en gevoel des harten van deszelfs grootte en zwaarte. De menschen hebben van nature daarin geen oog, zij hebben daarvan ook geen gevoel, daarvan is het dat de menschen ook niet vermoeid zijn maar vrolijken sterk in haar zeiven ; maar deze kannen met de sterke en hardloopende lieden van den tijd niet meer heen, zij kunnen dezelve niet volgen ; want haar schalden drukken haar neder voor God, zoo dat zij niet meer voort kunnen, zij gevoelen dat er bergen op haar leggen , die zij niet overzien kannen, want de schalden zijn-meer als de hairen hares hoofds; en dat dit verzwaart is dat zij zien , dat de schuld gekomen is » door yyeenen mensche {in welken alle mensehen gezondigd » hebben) over alle menschen tot verdoemenisse Bom. »V:18,» Haar hart is in pakken, zij bekennen met davio van ganscher harten en zeggen in belijdenis, » tegen u , u alleen heb ik gezondigd , en gedaan dat » kwaad is in uwe oogen\, op dat gij rechtveerdig » zijt in uw spreken en rein zijt in uw richten , want »ik ben in ongerechtigheid geboren, en in zonde biAeefl mij mijne moeder ontvangen Ps. LI: 6,7.» Daar gaan die arme zielen al zoo voort, en haar gedurig werk is, daaronder te zuchten en den Heere in te roepen , zeggende : » aanziet mijne ellende, en mijne » moeite, en neemt weg allemyne %onden Ps. XXV: 18.» 2. Zij gaan daarenboven gebukt onder hare blindheid , .en diepe onkunde van Goden zijne wegen; och zij zijn als van klagten vermoeid en blozen van schaamte, over hare diepe onwetendheid , ziende dat zij van God en den weg der zaligheid geen kennis 'hebben , en dat grieft haar harte, zoodat zij op haar zei ven toepassen, en zeggen moeten dat op haar past hetgeen de Zaligmaker de Joden verweet, en zeide dat zij blind waren , Joh. IX : 41. Doch dezen was zulks niet bekend ; maar voor de zoodanigen staat er eene belofte geschreven, dat is dat de Heere haar leiden zal in » wegen die zij niet geweten » en paden die zij niet geweten hebben Jes. XLII: 16.» Doch deze zaak die drukt haar , en te meer door diere dat zij hierbij gevoelen de knellende banden van haar vijandschap , waardoor zij God niet kunnen dienen gelijk zij hem wilden dienen, want hare bedenkingen die zoo menigmaal zich openbaren vleesehelijk te zijn, » die zijn » vijandschap tegen' God, (lie onderwerpen zich de wet » Gods niet; want het kan ook niet, Rom. VIII: 7. » 3. Zij gaan ook gebukt onder het gezigt vau de noodzakelijkheid der voldoening aan de Goddelijke regtvaardigheid , en haar eigen doodelijke onmagt om te kunnen voldoen ; ja dat zij zoo onbekwaam zijn, om het rantsoen en losgeld voor hare scholden, op te brengen aan de Goddelijke regtvaardigbeid , tot lossing harer ziele, als een moorman zijne huid kan veranderen, en een luipaard zijne vlekken, Jer. XIII: 23 vergeleken Ps. XLIX: 9. Och daar leggen bij haar geen uitzigten op redding, want God is op haar vertoornd in haar oog, en zij kunnen niet bijbrengen om hem te verzoenen, hoewel zij dit zoeken te doen, krachtens hare ongedoode dwaasheid, geen oog hebbende inden weg van verlossing; want al weten zij dat er een jezus is door haar bevatting, waarin zij gelooven moeten , en hij niet aan en in haar hart zich zelfs openbaart en zich sterk betoont in het verbreken van hare banden, och dan kunnen zij hem niet zien , zij kunnen niet in hem gelooven en kennen dan doorgaans niet dat zulks scheelt aan haar eigen onkunde jegens God en zijne beloftenissen. 4. Vermoeiden zijn ook die gebukt gaan onder de verdorvenheden van het hart. Och wanneer zij hope hadden op beterschap door heiliger en gezetter leven naar buiten, ziet zoo openbaren zich van binnen de ongeregtigheden in vermenigvuldiging, in het diep bedorven harte; daar nemen stroomen van ongeregtige dingen de overhand op de ziele , Ps. LXV: 4 , en waarlijk dit knelt haar , zoo dat zij zeggen moeten : nMijn leven is verteerd door droefe» nissen , en mijn jaren van zuchten, mijne kracht is » vervallen door mijne ongerechtigheid, en mijne been» deren zijn doorknaagd, » Ps. XXXI: 11 , en deze last vermoeit haar, zij wilden daarvan ontdaan zijn, en wer- ken door inwendige reformatie ook wel een» om verbetering, maar ziet daar is verergering, want het gezigt wordt klaarder en de ongeregtigheid wordt levendiger. — Haar harte dat is zoo onwillig , het wil noch kan niet naar boven, zij dienen God niet gelijk Hij moet gediend worden , naar hare gedachten, o zij kunnen dat harte zoo moede worden. 5. Zij gaan ook gebukt onder den last des ongeloofs, zij kunnen niet gelooven, dat God haar tot vaten van Zijne Barmhartigheid verkoren heeft, en dat Hij Zijne hand bij aanvang gelegd heeft om haar te trekken uit Satans magt; haar dunkt, dat er geene beloften zijn in het Woord , waarop zij regt hebben, om hun dezelve toe te eigenen: zij zouden het wel eene daad van vermetelheid hunner ziele noemen , wanneer zij denken om zulks te doen. Ja, haar oordeel is dat daar wel een bovengemeen wonder van den Heere aan haar gewrocht moot worden , alvorens zij dat zullen kunnen of durven doen , want haar oogen zijn ziende op Gods heiligheid, en haar eigen zondenvuil, op Gods geregtigheid en haar groote schulden, op Gods magt om te kunnen straffen, en haar onmagt, om het voor God , en met Hem af te maken; maar Zijne barmhartigheden en genade in christcs is haar verborgen , althans , met toepassing op haar zeiven , en van daar dat zij niet gelooven, en in dezen trdag., en onverstandig van harten zijn , Luk. XXIV: 25 , en worden als in die duisternis gehouden, naar den wille des Satans , 2 Tim» II: 26 , op dat haar ziele van allen wezentlijken troost ontbloot blijve, en onder het veroordeel , en zuchten daar onder met hun harte. a öiï jïij gaan ook gebukt onder den last van wettische verkeerdheden , en eigen werk. Zij kunnen en durven zonder voorwaarden van goede gestaltenissen hunnes harten niet eenige hope koesteren op vrije Genade, maar bepalen dezelve, en meten die over haar, naar de gestaltenis hares gemoeds ; indien zij eens bevinden dat bij haar is , een lust in de dienst: Gods, een ernstig berouw over de zonden , een ernstige uitgang -BOnner ziele met haar ellende tot God, eene gestiptheid in haar leven , een vatbaar harte voor het woord des Heeren , eene liefde tot Zijn volk en diergelijke, dan hebben zij vrijmoedigheid in toenadering, dan hebben zij hope dat de Heere de hand aa*n haar gelegd zal hebben, en dat Hij zioh in Zijne Genade zoo langs zoo meer zal openbaren; dan dnrven zij spreken , over de wegen die zij langs gekomen zijn , en die de Heere met haar gehouden heeft, maar wanneer deze dingen wofden gemist, en het tegengestelde openbaart zich , dan lest ook weer alle 'vrijmoedigheid aan de kant, en veroordeeling klimt op in het harte; zoodat het gansche gewigt gelegd wordt op eene conditioneele Genade, welke niet als wettische geregtigbeid is; en nadien zij1 niet gestorven zijn, en de wet bij haar ook niet gedood is, zoo en zijn zij ook niet vrij van dezelve, maar hij vervolgt haar met Zijne vloeken ; want »het wijf is aan den man terbonden zoo lang »als hij leeft, en is niet eer vrij, dan wanneer de»zelve gestorven is,» Rom. VII: 1. 7. Zij gaan ook gebukt onder bestrijdingen en aanvallen des boozen : hij komt menigmaal en werpt haar in , vertwijfelende gedachten over het bestaan van het Goddelijke wezen , dan over de voorzienigheid, dan dat Gods woord geen waarheid maar een verdichtsel van menschen is, dan dat de zielen der menschen niet voor de eeuwigheid zijn , dat de vrees voor hel, en begeerte naar de gelukzaligheid vergeefsche bezigheid is, want Hij wil het als betwijfelende zaken opdringen, en dergelijke dingen meer, — en dan zoekt hij daarna de arme ziele wijs te maken, dat al die dingen uit het hart voortkomen, op dat hij de ziele gelooven doe, dat zij een lasteraar Gods is, — dan komt hij eens met de waarheid der eeuwige verkiezing , en met des menschen onmagt, ■Éfïegt, dat het al eens is wat men doet; want de zaak Sff God vast staat, en hij het zelfs uitwerken moet, nadien het schepsel daaraan niet kan doen ; op dat hij zorgeloosheid plante in het hart, en vrijheid tot de zonde , en weg neme de heilige bekommering, en de werkzaamheden der ziele omtrent deel té mogen hebben, met de erve der heiligen in het licht; dan komt hij met aan- vallen op haar staat, hij brengt haar in twijfel door haar te toonen, dat zulke onreinen in Gods gemeenschap niet kunnen zijn noch deelen, en dat hun ziele bedrogen zal uitkomen, houdende haar voor schuld van zich zelfs en geregtigheid in God; maar verblindt haar oogen voor Zijne Genade en Barmhartigheden in christus. Zoo konde christü& zeggen : » de overste dezer wereld komt » en heeft aan mij niets ,» maar och ! hij heeft soms nog veel aan dat arme vojk in haar te plagen, Joh. XIV: 30 , en Paulus zeide: » zijne listen zijn ons niet onbeyykend,» maar och ! daar is soms nog zoo veel onkunde in zulke zielen van die listen, 2 Cor. II: 11. 8. Zij gaan soms ook gebukt onder zonden buiten haar , zoo als over zonden en vijandschap van huisgenooten, die wel eens plagen voor de vromen kunnen zijn ; zoo had het job met zijne huisvrouwe, en david met amhon en absalom. — Over gemeene lands zonden en gruwelen", waarover zij met een « regtvaardige lot haar » ziele kwellen,» ziende en hoorende de gruwelen , en ontuchtigheden dergoddeloozemenschen, 2 Petr. II: 7, 8 — dan eens over den ellendigen staat van Gods kerke , klagende met den Profeet: » de kostelijke kinderen Sions »tegen fijn goud geschat hoe zijn ze de aarden fles»schen gelijk geworden,» Klaagl. II: 1. 9. Zij gaan soms ook gebukt onder ligchaams-tegenspoeden , hetwelk veelal het lot is van Gods volk , Ps. XXXIV: 20, gelijk als bleek in asaph en heman , Ps. LXXVII en LXXXVIII, en als het dan inwendig duister is en het ongeloof heerscht, dan geene onderwerping des harten te hebben in de wegen om den Heere te zwijgen, door dien dat zij dan niet overeen kunnen brengen, om welke oorzaken de Heere zoo een weg zoude houden me t zij n volk , en verbeelden haar daar om het ongenoegen Gods over haar, en dat maakt last en vermoeidheid , in het midden van den last en vermoeidheid. ( 66. Vermoeiden en belasten zijn ook zulken die afgewerkt zijn in eigen kracht, door het zoeken van het leven in deugden en pligten, hebbende zich zeiven daar in afgesloofd , en zijn niet gevorderd ; maar hebben schuld ver- \ meerdert!, en zijn onmagtig om meer te kannen doen ; > zij leggen als vermoeid van al dat arbeiden en woelen, onder do erkentenis van haar onmagtige ziele aan de voelen des Heeren, en durven geene beloften meer doen als weleeraan Hem , om haar leven te beteren., want zij gevoelen niet te kunnen ; ja, dat het eene eeuwige onmogelijkheid is, en roepen nu tot den Heere uit haar onbekwaam en vermoeid har le. Zoo hebben zij dan gewerkt aan haar zeiven , ten einde zij de wet mogten voldoen, en aan het einde komen, maar en kannen niet, na moet christus zich vertoonen » het einde der wet ie zijn , tot reqtvaardig» makinge van een iegelijk die gelooft,» Rom. X: 4. cc. Vermoeiden en belasten zijn ook bij hun zeiven moedeloozen, zij geven het op, en roepen, door dien zij het leven harer hand verloren hebben, het is buiten hope Jes. LVII: 10. Zij worden gewillig om na het leven om niet te ontvangen gelijk het aangeboden wordt Jes. LV: 1 ; en komen tot de resolutie gelijk de verloren zoon, want zij ook tot haar zeiven gekomen, zijn , om op te staan en tot den vader te gaan, en hun eigen gebrek en des vaders volheid te erkennen, en zich te werpen op de barmhartigheden van hem met verontwaardiging van zichzelven Luk. XV., gevende zich over aan het oordeel, en de vrijmagt des Heeren, erkennende dat hij nooit anders met -haar doen kan noch zal, of dat nog altoos zijne daden regte daden zijn , want zij alles verbeurd hebben , en hebben geene andere uitzigten dan vrije Genade, op welke zij alleen in hunnen bij zichzelven hopeloozen staat zijn ziende. dd. Eindelijk vermoeiden zijn ook zulken die baar afgesloofd hebben , en als achter den adem zijn van het loopen naar de vrijstad , en die als aemechtig na nederzitten aan den weg, en niet meer voort kanoen. O , wat kunnen de arme zielen der ontdekten soms loopen en zwoegen , wanneer er eenige kennis aan jezus en liefde tot Hem is * ontstoken in het harte, om deel aan Hem te krijgen en in Zijne gunste te mogen zijn, even als of Hij een Zaligmaker ware , die door de werken van een ellendig «mdaer bewogen moept worden , om Zijne liefde over dementi.. schen gaande te maken , daar Hij toch zoo eenen is, die zed: «Ikzal zetutjjwilliglijk liefhebben,» Hosea. XIV: 5 ° en ziet de ziele komt met al dat loopen niet nader aan Hem, en dit alles maakt haar vermoeid, zoodat zij als voor de Poorte van jezus de ware vrijstad neder vallen, en er niet van hun gedaan wordt, dan om haar behoefte , en de uitstagen harer begeerte te kennen te geven , nadien in zuHsen staat, en drang hunner ziele naar JJBzus geroeenschap haar doet uitroepen : » Mijn ziele dorstet na » God in een land , dor en mat zonder water -f ». Psalm. LXIII: 2 , en wanneer er eens een straaltje van des Heeren gewilligheid om haar te helpen en zalig te maken in haar harte schiet, dan worden zij verkwikt, en het is hun »ee«e »goede tijding uil verren lande en als koud water op »eene vermoeide ziele, Spreuk. XXV: 25. Ziedaar toehoorders u de gestaltenis ran een vermoeide en belaste , en waar zulks uit ontstaat voorgehouden. Laat ons nu overgaan om ter overweging te nemen. B. De uitnoodiging, komt herwaarts tot mij, alle die vermoeid en belast zijt. Waarin wij zien zullen: a. Wat deze uitnoodiging veronderstelt; waarin wij aan te merken hebben, dat als hier van Heiland jezus geroepen wordt, komt herwaarts! dat zulks onderstelt: 1. Dat de vermoeiden en belasten, welken hij roept op verkeerde en schadelijke wegen zijn , en schadelijke bedrijven tot hun doel hebben, in de betrachting, en daarvan terug hebben te komen en die te verlaten ; en waarlijk toehoorders, het is zoo, menigeen zoude denken, dat als hij zoo gelukkig was, dat hij die eigenschappen van vermoeid en belast te zijn in der waarheid bezat, hij dan al verre gevorderd zoude wezen in de kennis van den weg der zaligheid, en evenwel, van dien weg, en dat bedrijf moet hg herwaarts, dat is terug gekomen, want hij zwerft buiten de eenige plaats van rust en veiligheid , ja zoolang de ziele vast houdt, en zoekt aan en bij het doen te leven, en zijne hope stelt op de gevoelige genadens, en werkzaamheden van het hart, en rust naar mate hij die al of niet ontwaart, of dat bij hem zelvën , een weg afbakent^ hoe of het met hem komen moet zal hij gelooven, en niet dadelijk en alleen gelooft op vrije gunst van God in christus , en de beloften , zonder eenige voorwaarde van gesteldheid, als gepast voor zijn staat en behoefte omhelst, betrouwende op Gods liefde en barmhartigheid geopenbaard in jezus christus , en de onveranderlijke trouwe in Zijn woord, waarlijk dan verkeert men op een weg en een bedrijf waaraan men nog sterren moet; ja , kortom, men verkeert in zijne eigene wettische vodden, maar niet in christus. met zijn hart, en waarlijk , dit toonen alle die uitvlugten , die de zielen der vermoeiden en belasten zoeken tegen de vrije genade, die benevens haar, in het zaligen des zondaars, geene tot haar medgezel verkiest ; dan moer ten zij zoo en aldns zijn , en haar bevinden in het hart; maar genade die vrij is zegt en eischt dat zij alleen heerschappij moet hebben, en dat men door dezelve in christus wordt opgenomen tot Gods gemeenschap , zoo walgelijk en onrein, ja blind en dood in zich zeiven, opdat men, uit kracht van die genade en vereeniging zijner ziel met christus, geheiligd en gebeterd worde , en waarlijk , zoo lang men die grond van geloof en omhelzing van Gods liefde in christus niet kent en daardoor tot wederliefde gedrongen, door dezelve niet voor God zoekt te leven, door wat kracht zal het dan zijn, (wanneer zielen deze daad verre van haar weren, en het oog hebben op voorgaande verbetering om tot die daad te komen) dan door de verbroken kracht van zich zeiven ? — en waarlijk, die is ijdel, want geregtigheid laat ons niet toe, om in den weg van heiligmaking in Gods tegenwoordigheid werkzaam te zijn, dan alleen in en door christus , daar geregtigheid is voldaan, en genade door dezelve is uitgelaten, dewelke, door het wegnemen van de schuld, de ziele brengt in Gods tegenwoordigheid, en levendig, als geschapen in christus jezus tot goede werken. Ziet, als christus dan roept: komt herwaarts i dat veronderstelt, dat de zielen op zulke verkeerdheden staan, en het nog daar zoeken , en grijpen meer naar tJe schaduwe als naar het ligchaam , en arbeiden meer om het vrezen van de godsdienst werkzaam te doen-, zonder het waarachtige welwezen dat christus is, als om hel daardoor alleen in beweging te brengen. — Ik heb hier uwe aandacht niet willen vermoeijen, noch uwe memorien willen bezwaren met veel stukken, maar hebbe het gezocht in het hoofdzakelijke te besluiten. 2. Als christus dan roept: komt alle tot mij ! dan veronderstelt dat, als dat Hij zich als de fonteine, waaruit de Goddelijke liefde vloeit, en door Hem van de ziele genoten kan worden , openbaart, en dat men door Hem tot de kennisse des Yaders kan en moet komen , als zijnde daartoe alleen de weg, Joh. XIY : 6. Want in dien staat kunt gij zien dat jezus zich zeiven verklaart te zijn , zeggende I « niemand kent den Zone » dan den Vader, noch den Vader, dan den Zone, y>en die het den Zone aal willen openbaren» Matth. XI: 27; waarop hij laat volgen: « komt herwaarts tot » mij , » enz. Dus zal onze ziele tot de waarachtige kennisse Gods komen , men moet komen van zijn werk en moeite terug tot christus in de omhelzing Zijner genade , want daar wordt die wonderlijke spreuke verklaard en geleerd, « God is liefde. » Joh. IV. 3. Als christus dan roept: « komt herwaarts tot mij »alle die vermoeid en belast zijt/» dan veronderstelt dat; a. De noodzakelijkheid ten opzigte van deze daad voor de vermoeide ziele ; en gewis, dit is noodzakelijk, want daar is geen ware zielerust, noch vergenoeging, noch vrijheid van de banden, noch verkwikking, noch leven , noch vrede met God; de ziele moge haar dat eens toeëigeuen durven in eene levendige gestalte des gemoeds, maar het duurt niet langer als dat dezelve tegenwoordig is; en zoo verliest zij weer alles en is weer de oude zelfde en wordt moede van het vertwijfelen omtrent de echtheid der verlorene zaak, en brengt haren tijd ten einde met na te speuren wat het geweest moge zijn , even als of jkzus daar niet en was, als een barm- hartig Hoogepriester , die medelijden kan hebben met de zwakheden en gebreken van zijn volk. b. De gewilligheid christi om te ontvangen , zulke vermoeiden en belasten, zonder dat zij.iets mede te brengen hebben. Waarlijk toehoorders! wanneer christus de menschen wilde ontvangen, met haren arbeid , en haar toeliet tot hem te komen, zoo ah) «le menschen wilden, hij had niet noodig die christus te zijn die hij is, want de menschen (indien zulks mogelijk ware) zouden komen , ziende, zonder schuld en rein * en als vrije lieden zonder banden , opdat zij den Hemel maakten tot eene plaats, waar het Lam dat geslacht is, en. ons Gode met zijnen bloede gekocht heeft, de eere van de zaligheid niet gegeven wierd ; maar waar de roem aan het ellendig schepsel, en zijne- arme krachten eeuwig zoude moeten worden gehangen; maar Gode zij geloofd ! dat is niet mogelijk , en nu kunnen haar de menschen niet verbeelden, dat christus zoo gewillig is, als hij is, ja .dat het hem als zijn werk van den vader van eeuwigheid is opgelegd, en hij het vrij willig op hem genomen heeft, om de zielen der uitverkorenen zalig temaken; omdat haar eigen arbeid , geen plaats noch naam mag hebben in de aanneming tot kinderen Gods. En ziet! uwe praktijk moet gelooven , uit kracht van deze woorden, dat christus volkomen gewillig is om u aan te nemen, als gij als belasten en vermoeiden tot Hem komt, of gij moet Hem heimelijk van onopregtheid in Zijn woord beschuldigen, hetwelk gij doet zoo gij niet tot Hem komt, en toont, dat gij Zijn woord betrouwt. Maar gij tolt niet willen geteld zijn onder dezulken, welke zulk eene harde en onregtvaardige beschuldiging op den Heiland leggen, en daarom geeft gij het die gedaante , dat gij het werpt op uwen twijfel, of gij wel een vermoeide en belaste zijl. Ziet, indien gij uzelven daar niet onder kent, gelijk wij die breed voorgesteld hebben , dan zijt gij waarlijk nog gansch blind ; en dan is dit woord niet tot u gerigt ; maar ik veronderstelde en spreke tot dezulken, die dit voor haar eigen geweten niet liegen durven , ik zal niet zeggen van niet betwijfelen. En ziet, gij moet- weten , dat christus geene uitzondering maakt; maar Hij roept dezelve generaal op; Hij zegt: allen., komt allen, zonder bepaling hoe groot of hoe klein de last en de vermoeidheid moet wezen. Och, kendet gij de gewilligheid des Heilands: gij zoudt niet toeven , maar komen. b. Laat ons nu nog kortelijk zien wat de zaak al insluit, wanneer de Heiland jezus roept: «Komt herwaarts tot mij, allen dievermoeid en belast zyt.» 1. In het algemeen sluit hel in zich eene algemeene uitnoodiging van christus aan allen , die vermoeid en belast zijn, tot gemeenschap met Hem, om deel te hebben aan Zijn persoon en alle heil weldaden, en dat daartoe van hen verlaten worde alles wat buiten jezus is, en zij terugkomen en daarlaten alles wat zij tot dasverre bij de hand gehouden hebben, uit eigen kracht, en tot Hem komen zoo ellendig en doemwaardig ,' als men is in. zich zeiven , en dat zonder eenige voorwaarde of conditie. 2. Dit komen moeten wij nader zien , waar niet en al in bestaat, zoo als het hier gevorderd wordt. a. Het bestaat niet daarin , zoo als vele menschen in dezen tijd denken , door hunne blinde onkunde van het bevindelijke werk tusschen christus .en het harte. 1. Niet in eene stijve inbeelding des harten , zoo als velen hebben, dat zij maar gelooven moeten , dat jezus baar Heiland is, die voor de zonden voldaan en betaald heeft, en dat zij door Hem met God verzoend zijn en geen kwaad te vreezen hebben ; en daarin zoo sterk zijn j dat zij van geene schuddingen weten, maar al vasthouden wat zij hebben, ea evenwel de minste kennis niet hebben aan geestelijke vermoeidheid , en nooit beladen zijn ; ja, zij zijn tot zulk eene sterkte niet gekomen langs den weg van geestelijken gneei en wasdom; maar zijn als jonas wonderboom in eenen nacht groot geworden, en niet in staat om op te Aoesen de bevindelijke wegen, die God met Zijn volk houdt, maar zijn er meer aan toe om daarmede te spotten. Dit is een geloof, dat de lieden zelfs in haar oordeel hebben opgebouwd en afhankelijk is van haar eigen wille en kracht; zij plakken haar zeiven daardoor aan christus Tast en zijn nooit in Hem ingelijfd geworden, doende groote en zoo het schijnt mannelijke stappen, en komen met een tot christls ; maar waarlijk zij kennen hem niet; want in plaats dat zij roste voor haar vermoeide ziele bij hem vinden, doen zij daar niet als arbeiden, om maar te gelooven; dat is het regte komen niet. En dit is het ook niet, wanneer de menschen werken , om den weg van Godsdienstige pligten te bewandelen, en denken zoo te komen tot hem; want dezulken zijn geen belasten en vermoeiden , noch zijn niet op den weg die lot christus is leidende, nadien men door arbeid daar niet komen kan, maar alleen dooréén weg van een arm, en door den H. Geest gewrocht, zondaars geloof. . b. Maar het regte komen tot christus bestaat zekerlijk in die werkzame daden der ziele (hetwelk geen eigentlijk werk gezegd kan worden te zijn., gelijk het evengenoemde) waaneer zij onder het gezigt en gevoel van haar schuld, de gruwelijkheid der zonden, haar blindheid , en doodelijke onmagt, vijandschap en afkeerigbeid des harten, en al haar zielebanden daar zij niet eene van verbreken kan , haar zelve aan den Heere jezus aanbiedt, met verontwaardiging van zich zeiven, en erkentenis der Goddelijke regtvaardigheid , en souvereine Majesteit, en een nederig opzien , tot, en afhankelijke toevlugt om in den Heere jezus christus , op grond ran zijne genoegdoening naar het vrije welbehagen Gods te schuilen ; geloovénde, dat God geenszins om baar gestaltenis, maar naar zijne eigene vrijwillige beloften die hij gedaan-heeft, behoudens zijn- regt in christus , haar niet verstooten zal; vallen dns met geheel haar harte, door overgifte van zich zeiven , in de liefdearmen van jezus , wagende het op barmhartigheid , en op de handelingen van een souvereine en regt vaardige God ; ja daar schiet niets meer over dan het gezigt op vrije ontferming in christus , en een toerlugt met al de ellenden tot dezelve. Och! zoo komt de ziele tot den troon der Genade door geen anderen weg , en met geene andere vrijmoedigheid, noch geene andere reden van toevlugt, dan vrije Genade, en de overgifte aan dien. Dit is waarlijk de weg, en de manier, op welke het regte komen tot christus geoefend wordt; velendenken dat dat komen tot christus, nog al veel in heeft; och neen vrienden, het is een loslaten van alle de wallen van het eigen , en te drijven op den oceaan van Barmhartigheid en- Genade ; en niemand kan het zich verbeelden , hoe het toegaat, als die, welke daar door Genade toe gebragt worden ; want waarlijk de mensche is daar een vijand van ; hij wil noch kan zoo niet komen ; en het moet echter door dezen weg zijn , zal men ruste vinden , en de ruste is aan dat komen volstrektelijk vastgemaakt; hetwelk blijkt uit den tekst en ik zal u ruste geven ; waarmede wij komen tot het tweede gedeelte van denzelven. II. Om nu te overwegen: De belofte en ik zal u ruste geven, aan de vermoeiden gedaan , daarin hebben wij te beschouwen A. Waarin dat die ruste bestaat, en dan B. De manier op welke die ruste wordt toegezegd, ik zal u die geven. A. Belangende dan het eerste namelijk waarin die ruste bestaat, daarin zien wij: a. Wat het woord ruste beteekent, hetwelk wij in twee dingen kunnen noemen. 1. Drukfchet woord ruste uit, eene ontlasting van dat alles dat den mensch vermoeid , en belast maakt, hetzij door staan,zitten of leggen, naar hetgeen dat het geschiktst voor een vermoeide, en de oorzaak der vermoeijing en belastheid is, althans het beteekent en sluit in verligting en vermakkelijking, van alles dat lastig en vermoèijend is. 2. Beteekent het ook , tegenovergestelde verkwikking,, en veraangenaming te genieten , en te erlangen, hetgeen tot verheuging dienen kan , zoo als een mensche (die vermoeid, en belastais en daarna ruste bekomt, daarbij ook behoefte heeft:aan verversching en verkwikkende, «n versterkende remedies, dewelke ook gewoonlijk aan de zoodanigen toegediend worden. b. Nu volgt gemakkelijk om te zien, waarin dat deze geestelijke ruste , die hier beloofd wordt, .bestaat. 1. Deze ruste bestaat dan, in ontdaan te worden , van alle de nuttelooze arbeid in eigen kracht, en van de dienst en heerschappij der zonde , en van de banden van ongeloof, en het vijandig hart, deslaafsche vreeze , en de schuld ter verdoemenis, en al die bekommeringen des gemoeds, die daaruit ontstaan ; ja met een woord , zoo eenen ontvalt de groote last van zijn eigen zelfs ; want hij zicb verliest en kwijt wordt in. den Heere jezus ; zijne pakken ontvallen hem, en zijne vermoeide ziele, wordt van het dragen van den last-der ziele ontheven, en vrijgemaakt, zoodat zij roemen kunnen, op vrijheid van dat alles, daar ze te voren mede bezwaard waren. 2. Maar die raste sluit meer in; want .-het ■ bestaat ook in de dadelijke genieting, van die dingen die zoo gepast zijn. voor zoo een vermoeide en belaste ziele ; want zij genteten de volheid der liefde van een Drieeenigverbonds-God , die is haar deel, zij .rasten in dezelve , zij rusten in zijne liefde , in vrede met hem, in genieting van hem , en alles wat zij hebben is in zijne gunste; haar ziele is daar in eene heilige kalmte, ja » in eene woonplaat se des vredes , in eene wel ver» zekerde woninge in stille geruste plaatsen , daar » haar niemand verschrikken zal Jes. 32. » Daar is nu geene bezorgdheid meer , die niet in des Heeren hand zoude zijn, daar is geene verschrikking die de Heere niet zal afweren ; want waarlijk Hij staat voor alles; in groote beroerten zal haar harte ook niet vreezen , maar in vrede nederliggen , en meer vreugde uitdrukken , die in het harte is, als de goddeloozen hebben , wanneer baar koorn en most vermenigvuldigd zijn , Ps. 4 : 8.-— Ja wie zal al kunnen uitdrukken met woorden wat die ruste al insluit die jezus belooft, aan de ziele die tot Hem komt? Maar hier konde eene vraag op komen, aangaande den tijd, wanneer die ruste genoten wordt, wast hier op aarde , die ruste toch zoo bestendig niet wordt geveaden. Ik antwoorde om u te voldoen, moet gij weten dat als de ziele tot christus komt, dan wordt dit een genieten van die ruste bij aanvang in hope, en eeuwig in een volzalig bezit derseevé. Doch dit zal ons nader blijken ,. en gij zult beter voldaan kunnen worden, wanneer wij u zullen aanwijzen B. De manier op welke die vermoeide en belaste die ruste wordt toegezeid , christus zegt, en ik zalu ruste geven , waarin dat wij te zien hebben : «.Hoe vele menschen eene valsche ruste hebben , welke christus haar niet gegeven heeft, maar die zij gevonden hebben door een, enderen weg dan door Hem. Indien den mensche op zijne werken, of zijn gelooven, of wat hij doet of heeft, droomt dat hij daar rast en dat buiten jezus , dat is zulk eene ruste niet. Als die menschen ontwaakten , zij zonden nog eerst onrustig worden , en tot christus moeten komen ; en och wat er al voor eene verbeelde rast in de menschen is, wie zal dat uitspreken, daar de menschen voor eeuwig mede moeten omkomen. Och! waren de menschen bevreesd voor ruste te nemen , maar leerden zij te komen , tot den beloover van de ware ziele rust! Hier leert ons dan jezus , dat hij de ruste moet geven. b. Zien wij dan hoe jezus die ruste geeft aan die tot Hem komt, Hij geeft die: 1. In hope door het geloove. Zoo zeide paumjs : « wij »zijn in hope zalig geworden. » Bom. VIII: 24. 2. Deze hope is gegrond , naarmate haar die ruste gegeven is , in beloften , waaraan het. geloof vasthoudt en de hope alleen op steunende is; want Hij zegt: «ik »ga ienenlom u plaatse te bereiden , en kom weder »tot u en zal u tot mij nemen » enz. Joh. XIV: 3, 4. 3. Hij geeft haar ruste in haar vertrouwen en steunen op Hem. Daarom-staat er: «die op den Heere ver»trouwen zijn als de berg Sions , die niet wankelt »maar blijft in eeuwigheid. Ps. CXXV: 1. 4. Hij geeft haar ruste in eene verzekerde verwachting. Dit erkende job, als hij zeide , Cap. XIX: 25: « ik weet mü/t^F-erloaser leeft. 5. Hij geeft het haar bier in genieting, doordien Hij haar de eerstelingen des Geestes schenkt, en haar de voorsmaken der zaligheid doet' genieten , wanneer dat Hij haar eens geeft eene volle mate van blijdschap en genieting van zijne liefelijke tegenwoordigheid. 6. Eindelijk Hij geeft baar die ruste volkomen naar de ziele bij den dood, en in den dag der opstanding naar ziel en ligchaam beide ; en zoo zal Hij dan die ruste , welke Hij belooft, geven aan de tot Hem komende belasten en beladenen ; daar zal dan geene verwisseling meer zijn , want Hij geef"t haar het eeuwige leven, Joh. X: 28, die ruste, die er overblijft voor het volk Gods. Maar , Toehoorders 1 ik zal moeten achten de woorden verklaard te hebben, indien ik nog een woord tot toeeigening spreken en de zaak wat nader tot het tegenwoordige doel' zal brengen. toepassing-. Ziedaar, Toehoorders! uwe aandacht eene stoffè geopend , waarvan ik zeggen moet, dat dezelve regt gepast is bij deze gelegenheid. En weet gij waarom ? Het is omdat ik daar veel in zie , dat zoo gepast is om daarmede naar binnen te keeren en te vragen: zijn deze dingen ook alzoo in mijn hart? zijn zij van mij ook aldus ondervonden, hetzij in de zaken die toepasselijk zijn op vermoeiden , hetzij in die toepasselijk zijn op dezulken ,- welke als vermoeiden aireede tot christus zijn gekomen ? Want waarlijk , ik achte het mijne commissie te zijn , waarmede mij de Heere in dezen tot ulieden zendt, om u ten hoogste in getrouwheid te betuigen , die onder de belasten, noch onder de tot christus komende zielen niet behoort noch moogt geteld worden, dat gij niet mede tot des Heeren Avondmaal nadert, opdat gij Gods gramschap over u niet meer verzwaart, — en om evenzoo ten hoogste ulieden in getrouwheid in des Heeren naam te betuigen , die in der waarheid vermoeiden en belasten zijt, dat gij u niet onthoudt van de teekenen, zegelen en panden van jezus liefde; maar dat ik u uitnoodige om tot dezelve te komen , zoo daar geene onverhoopte redenen tusschen n en den Heere of uwen broeder liggen of mogten komen , waarom gij zoudt moeten achterblijven. En het is ulieder pligt van Hem om uzelven allen hoofd voor hoofd zeiven voor den Heere te beproeven , wat a staat te doen, om Gods ongenoegen niet over u te verwekken , noch in het een , noch in het ander. Opdat ik dan eenigzins aan des Heeren commissie en Zijn woord en aan uwe behoefte moge voldoen, en ulieden mogte behulpig zijn in de zaak uwer verpltg* ting in dezen, en mijne ziele vrij moge wezen van ulieden , zoo zal ik ulieden iets nader ter onderscheiding dezer zaken opnoemen. A. Ik zal mij dan eerst bepalen bij ulieden die nog in eenen onbegenadigden staat verkeert en vreemdelingen zijt van de gestaltenis-van ware vermoeidheid en belast te wezen, en opdat gij daarvan, indien de Heere het geven wil, overtuigd mogt worde», zoo zal ik ul ieden: a. Eenige dingen ter opheldering voorhouden ; want mogelgkr.dat er menigeen. zij , die zich zeiven onder de belasten en vermoeiden telt en het niet en is. Velen denken vermoeiden en belasten te zijn -' 1. Omdat zij in dit leven veel tegenspoed naar het ligchaam hebben , het zij veel armoede , het zij vele rampen en wederwaardigheden, ja vele menschen geven dit voor als,eene bevinding, die zij hebben, en omdat haar vleesch, door vijandschap daar zeer lastig onder is, tegen Gods regtvaardige handelingen , zoo brengen de menschen dat onder vermoeidheid , en formeren in haar verbeelding eene hope op ruste hiernamaals. Maar, menschen! als dat vermoeidheid ware in bevindinge, waarlijk, dan had ze de ongelukkige duivel ook, ja die nog verder gaat, want hij siddert voor God, maar dat weigert nw hard en verstokt harte te doen. Gij moet weten dat het eene ver uiteenloopende zaak is, moedeloos te wezen onder de gevolgen der zonde , in opstand tegen God , dan God in Zijn doen te regtvaardigen en ootmoedig te zijn over, bezwaard onder en vermoeid van de zonde te zijn , en ziet, dat is bij u niet, want gij zoudt zulks veel eer verdoemen als fimelarij, dan het begeeren te kennen. 2. Sommigen denken dat zij vermoeiden zijn, omdat zij denken geplaagd en onderdrukt te worden van andere menschen , hetzij door verachting , hetzij door daadzaken ; hier steigert hare natuur tegen op ; zij wenschen dat zij. gelegenheid hadden , opdat zij; het die menschen betaald konden Bétten ; maar, zulks niet kunnende . zoo brengen zij zich zeiven in beklag , zij krijgen medelijden met haar zeiven , en hopen dat zij eens regt zullen gedaan worden tegen hare vijanden ; hier maken zij haar zeiven op de rolle van vermoeiden, en hopen op ruste hier namaals. — Maar menschen , dat is geen vermoeidheid •. want gij komt daar nooit tot u zeiven , gij zijt met natuur tegen natuur bezig, en blijft u zeiven en den Heere onbekend , en .een vijand, tegen God , godzaligheid en godzaligen, rtiagof 3. Anderen denken vermoeiden en belasten te zijn , omdat zij wel eens eene benaauwde consciëntie hebben onder eene ernstige predikatie , of bij het hooren spreken van, of aandenken aan dood en eeuwigheid, hetwelk haar brengt.tot weenen en uitroepen , dat zij verloren gaan, en kermen wat over de hel en de straffe ; maar hebben nooit een zieke nacht over het gevoel van de (gruwelijkheid der zonde tegen een Heilig God , om die te beweenen, maar die beken drogen spoedig weer op en de menschen zakken weer neder op oude en nieuwe gronden van gerustheid buiten jezus. 4. Sommigen denken ook vermoeiden en belasten te zijn , omdat zij veel over de zonde in hare zwaarte, benevens derzelver gevolgen in hare vreesselijkheid, en de blindheid en onmagt des menschen kunnen spreken. — Maar vrienden, het is een groot onderscheid, over oen zware last te praten, en hoe de mensche daaronder vermoeid worden kan, of de last te gevoelen , door dat hij op u ligt in zijn gewigt, en dat gij zeggen kunt hoe dat gij daaronder vermoeid zijt geworden ; want het een gaat buiten den mensch om , en komt niet dieper als op het oordeel ; maar het andere wordt in hem ondervonden en is gegraveerd in bet harte. 5. Daar zijn er ook die denken dat zij vermoeiden zijn , omdat zij-bij haar bevinden een' last over de zonden , en wel die zij met name noemen kannen, en zij worden daar vijand van. — Maar waar is het om? niet omdat men de zonden baat, maar omdat men dezelve niet kan beoefenen eender te schande of te schade, voor zich:zeiven te werken, en dan is men niet vermoeid over en van den zondenlast, maar van den last der gevolgen die dezelve heeft. 6. Eindelijk /menigeen denkt ook nog dat. hij al ruste gevonden heeft, en heeft daarvoor grond , en waarlijk zoo zijn er vele menschen; deneenen heeft het op dit, en een ander weer op iets anders, iti aa. Sommigen denken dat zij grond van ruste hebben , om hare gerustheid en zorgeloosheid ; zij belijden onbekeerd te zijn met den mond , maar haar binnenste gelooft het tegendeel; anderen belijden haar doodelijke onmagt, en omdat zij dezelve niet als haar schuld kennen , worden zij daarop gerust; anderen gelooven , zoo zij zeggen, de leere der verkiezing, en steunen door eene dwaze praktijk daarop , dat als zij.onder dat getal behooren , dat zij dan wel zalig zullen worden ; een ander, dat hij zuiver belijdt en de zuivere leer toegedaan is ; maar zij blijven ontbloot van de ware zelfskennis onder dat alles, en komen nooit onder zulks als belasten en vermoeiden tot christus ; 'daarom die rust is valsch en een deksel der goddeloosheid ; het is gemaakt uit helsche praktijken, maarniet gegeven door hemelsche genade van christus ; op dezulken wordt toegepast: « Wee den genisten te>StOH> en den zekeren op •»den berg van Samaria. » Amos VI: 1» 66. Anderen denken dat zij raste hebben, omdat haar ontrouwe consciëntie zich Iaat gerust stellen met hare godsdienstige pligten , waardoor zij haar zeiven voldoen , en dromen God te voldoen , althans durven zij met zoo veel te meer vrijmoedigheid genade en barmhartigheid over haar hopen , en ha.gr werk met dezelve vermengd , maakt haar grond van ruste uit. Vraagt gij den menschen waarop zij hopen, zij zullen zeggen , op genade en barmhartigheid , en onderzoekt gij naar den grond op welken zij dit hopen , het zijn de deugden dia de menschen hebben , en haar onderscheiden van anderen , die goddeloos of althans zoo goed niet zijn als zij; arme zielen 2 wat eene bedriegerij ; dat is christus te maken van het werk , en zichzelven ruste gevén door hetzelve. cc. Anderen denken ruste te hebben , doordien zij veranderd zijn. Zij zijn goddeloozen geweest en van de waarheid en de godzaligen vijand. Maar zij zijn bij gelegenheid benaauwd geworden , en dat heeft een zekeren tijd geduurd , en zij hebben soms wat gezien, eenen duivel en dergelijke, waarmede zij vrij hard te worstelen hadden, zij hebben beleden zondaars te zijn , tranen geschreid, zij zijn, met één woord , veranderd ; zij hebben beloften gekregen , zij hebben blijdschap gevoeld , den Heere gezien en zijn wonderlijk gesteld geweest , en daarom , zulke wonderen , houden zij er voor, daar kan het mede toe. Maar och , arme zielen ! gij moest weten hoe deSatan in de tooverkunst op de verbeelding der menschen geoefend is, waarlijk , gij zoudt uwe zielen op zulke zandgronden voor de eeuwigheid niet betrouwen , en niét veroorloven om daarop te rusten , want het is te los en te veel gewaagd. dd. Eindelijk , anderen hebben raste op haar sterk geloove , waardoor zij vasthouden dat jëzus haar Zalig» maker is, en zijn zonder eenige bekommering over haren staat daarop altijd gerust, omdat zij zoo gelooven kunnen. Zij hebben een steriel vertrouwen , dat hare schulden weggenomen en zij regtvaardig zijn voor God met haar geloof, en .vallen uit op het werk ; maar kunnen haar niet verstaan dat ook het geloof het harte reinigt en den mensche vruchtbaar maakt in het dragen tan goede werken. Zij kunnen door dat geloof alles doen, wat haar maar in het geval van rnste te pas komt, maar zij kunnen er niet door voor God leven en, in vereeniging met den Heere jezus, de zonde dooden, maar veeleer vrijheid daarop nemen om in dezelve te wandelen, mits dat pi ofaniteit er afblijve. Ja dat geloof dat brengt haar overal, behalve aan de voeten van jezus als gedooden aan eigen kracht, en opziende tot vrije ontferming met een vermoeid en belast harte'. Och , dat er zulk soort van geloof wat minder of geheel niet bekend ware ! I '6. Menschen! alle deze dingen hebbende, zijt gij intusschen nog verre van het Koninkrijk Gods. Wie gij zijt , groot en klein , gij zult dat alles moeten verliezen en er mede belast en daar onder vermoeid moeten worden en zoo tot christus komen , zal uw staat voor de eeuwigheid en uwe ruste goed worden. Gij zult waarlijk (indien gij ooit onder de vermoeiden en belasten zult mogen geteld worden ,) moeten leeren kennen uw vloek- en doemschuld , veroorzaakt door erf- en dadelijke zonden , waarin gij ontvangen en geboren zijt, en tot dusverre geleefd hebt, en niet van verlost zijt, in der waarheid, op uwen personelen staat; — uwe blindheid en de doodelijke onmagt uwer ziele, waar gij uzelven niet van genezen noch uit oprigten kunt; dat gij niet in staat zijt om door eenig werk een vertoornd Rigter te verzoenen; de - verdorvenheid en vijandschap van uw hart zal u eene oorzaak van schaamte en bukken voor God moeten worden; Gij zult uwe ongeloovigheid en wettische verkeerdheid en des vijands bedriegerijen en list , geweld en aanvallen, welk alles uwe ziele van christus afhoudt, nog als uw harteplaag en zielverpestende gruwelijkheden voor den Almagtigen moeten komen belijden , en gij zult nog moeten worden een afgewerkte in eigen kracht, eeq moedelooze bij u zeiven, die als aêmechtig aan de voeten van christus nedervalt, geen raad meer weet en niet lan- ger kan, en zich overgeeft aan de handelingen van een souvereine , vrijmagtige en barmhartige Hoogeprijster , Profeet en Koning christus , en das met verlies van al uw valsche rust in dezen weg de beloofde rust van Hem leeren verwachten ; -— en och gij allen , die daarvan niets kent, zijt nog in eenen diep ongelukkigen staat. C. Ik moet u derhal ven waarschuwen in naam van Hem, » die de aarde zal slaan met de roede Zijns monds j »en met den adem Zijner lippen den goddeloonen » doodet,» Jes. XI: 4 , dal gij u niet vennetet om te naderen tot des Heeren tafel. 1. Het is Waar, wij hebben op u geen regt in zekeren zin , die nog niet behoort tot de uiterlijke en innerlijke gemeenschap der Kerke, terwijl gij nog buiten ons zijt, zoodat wij voor u niette vreezen hebben, dat gij u daar vervoegen zuil; maar echter zijn w-ij niet vrij van uwe onsterfelijke ziele, zoo wij u niet getrouwelijk waarschuwen en vermanen, zoo veel als gij u onder het gehoor van de predikatie des Woords laat vinden ; en denk niet dat, omdat gij daar onder niet hoort, maar u daar van te -rugge houdt, dat gij daar vrijer om zoudt zijn , o neen, God zal u niet verschoonen , maar Hij zal u vinden, indien gij van uwen rampzaligen weg niet te rogge komt, en als belast, en vermoeid aan jezus u leert overgeven , daar de ruste aan beloofd wordt. Och dat Genade u daar nog brengen mOgtl 2. Maar tot u heb ik meer te zeggen , omdat gij in den uiterlijken staat der Kerke naauwer betrekking hebt op ons, en wij op u, welke leden van de Kerke zijt, en nog op zulke gronden , ontbloot van de ware vermoeidheid en belastheid , en het komen tot christus , uwe hope bouwt; dat gij u niet moogt vervoegen lot de tafel des Heeren, maar u bij dezen van dezelve onthoudt; want gij past daar immers niet met uwe doode en ongevoelige ziele. Gij moogt zeggen, ik hebbe daar regt te komen , want ik ben een lid van de Kerke en wie weet iets op mij te zeggen ? Het is waar, gij zijt dan leden van de Kerk, maar niet opregt, maar de daarin verborgen hypocriten en ge- veinsden , en al schoon dat de opzieners der Kerke geen reden hebben mogen om u te weren van het brood der kinderen, en gij dus een kerkelijk of uitwendig regt hebt ] om daar te komen, zoo moet ik u evenwel zeggen, dat God u daar niet wil hebben ; de Heere jezus noodigt u niet tot Zijne heilige instelling , want Hij roept u niet, maar belasten tot Hem om ruste , en daarom moet gij daar niet komen, en waarlijk , wat zult gij daar doen? Gij zult mogelijk zeggen des Heeren dood gedenken. Neen menschen , gij hebt dat mis, gij zoudt er den Heere bespotten, en de teekenen Zijns verbonds ontheiligen , en u daar een oordeel eten èn drinken, en uw staat nog slimmer maken, als hij is; want ziet, toen judas , aan het Avondmaal zijnde, de bete genomen had , voer de Satan in hem, en hij wierd nog slimmer in de uitvoering der zaak als ooit; en of het u daar ook zoo niet ging; want het is het geval, dat w anneer een genadeloos mensch daar geweest is, dan is hij geruster, alsof er een pak van zijne schouderen is, wal geveinsdheid vooraf, en als men daar geweest is , wat profaner als te voren , dat is de vrucht , welke gij wegdraagt. Daarom wij waarschuwen u ten hoogsten , laat u daar niet zien, en kom daar niet in des Heeren tegen woord igheid, wan t Zij ne vuurvlammende oogen zullen u daar zien en aanschouwen, als de gast zonder bruiloftskleed , en hoort eens hij roept u toe, » wat hebt gij mijne inzettingen te vertellen , en neemt », mijn verbond in uwen mond terwijl gij de kastij» dinge haat en mijne woorden échter u henen werpt. » Ps. 50: 16, 17. Komt dan niet onder de vermoeiden en belasten, die christus tot hem roept, en ruste belooft, met uw geveinsde hart, om daar geveinsd u te betoonen, als of gij ook vermoeid waart, onder den last van schuld , zonden, banden en blindheid , en tot hem kwaamt, met eene bij zich zeiven moedelooze en aemechtige ziele, zoolang gij .daar niets van gevoelt, als of gij het-met jezus en zijn volk ook wildet houden, en van Hem wondt zijn geholpen door genade, terwijl gij daar een vijand' van zijt in uw hart; want jezus zoude uw geveinsde harte zien , al kondt gij het voor de mensehen verbergen; want zijne oogen zijn aan alle plaatsen en bijzonder ook daar, om u te doorzien ; en waarlijk vriend! zoo min als gij regt hebt op deze zaak zoo min hebt gij regt op den Hemel, en zoo als wij u waarschouwen moeten dat gij niet aan het Avondmaal des Heeren komt, zoo zeker zijt gij (indien gij geen ware vermoeide en belaste wordt) ook van d« Goddelijke gemeenschap in Genade , regtvaardig uitgesloten. Och dat de Heere u dan nog geven moge om daarna te staan , dat gij nog een waar dischgenoot moogt worden , en genade en waarheid mag planten in uw hart, opdat gij nog een naam en plaats moogt ontvangen onder zulken , die wij uitnoodigen moeten tot de tafel des Heeren , daar wij u nu voor waarschouwen moeten om niet te komen. B. Maar ik heb ook nog een woord tot u in dezen, begenadigd volk van den Heere, die de gestalte van belasten en vermoeiden hebt in uw hart, en dat is dat wij u noodigen, om te komen tot des Heeren Avondmaal ; om te komen tot dezen mijrtenberg en wierookheuvel, tot de . teekenen en zegelen van den dood , uwes gekruisten Heilands jezus, om te komen tot de reine wijnen en het vette vol mergs, daar u de Heere door verzadigen wil met dat goede van Zijn huis, met hel heilige van Zijn paleis; daar Hij uwe ziele van vettigheid wil dronken maken , en drenken uit de beken der zalige wellusten, ja om te komen, en te eten, en te drinken , het vleesch en bloed van onze gekruiste liefde, om door hetzelve gesterkt te worden in hetgene de Heere zelve gewrocht heeft, en uw zwakke geloof, uw kleine en met veel vrees voor bedrog, bezette hope, en zoo menigmaal wankelende vertrouwen gesterkt, en onderschraagd worde; ja dat jezus dood nog in omhelzing eens nader tot uw hart gebragt' wierd, tot dooding van de zonde , en helinge van de wonden uwer consciëntie ; want daartoe is het Avondmaal van jezus ingesteld , om ons te wijzen, dat de beloften des eeuwigen Evangeliums haren grondslag , ten gevolge van het vrij magtige en genadige welbehagen Gods, hebben in den dood en kruis- verdiensten van onzen Heiland , en dat wij niet alleen door het hooren des Woords maar ook door zienlijke teekenen , een klaar begrip zouden ontvangen van de onzigtbare Genade in christus , en zulks een tegengift zoude zijn tegen onze bekjompene gedachten van zijne eeuwige liefde. En waarlijk geliefden in den Heere, het Avondmaal is juist voor dezulken ook ingesteld van den Heere jezus , voor zulken die vermoeid en belast zijn , en geen ander uitzigt hebben dan op den Heere jezus , om tot ruste te komen , en verlost te worden van alle de bezwaren waaronder de ziele als gebogen gaat; en uit bekrompenheid u de zaak niet veroorlooft, om het volkomen op jezus te wentelen , en alles los te laten van u zelfs en te laten in zijn hand. a. Maar daar dan zulk eene bekrompenheid bestaat, of ook oorzaken zijn, waarom gij- niet zoudt durven komen tot de ordinantie des Heeren', ik moet tot u eerst een woord spreken, alvorens ik.verder in de noodiging voort ga, en mogelijk zijn de zaken bij u Heden onderscheiden. 1. Daar zijn er die thans nog niet behooren tot de gemeente des Heeren , wat de belijdenis in het openbaar belangt, die men gewoonlijk doet, als men tot leden van de Kerk wordt aangenomen , maar van welke wij hope hebben dat zij behooren onder degenen , die waarlijk vermoeid en belast zijn en van christus jjeroepen worden om tot Hem te komen, en beloofd ruste te geven. Maar zegt eens , gij die in dien staat u zeiven kent en bevindt, waarom blijft gij terug van de Gemeente? is het uit vijandschap tegen de zaak? dan moogt gij toezien; is het uit scrupel of het des Heeren zaak wel is, en of hij daar met zijne tegenwoordigheid wel is ? wel dan moogt gij vragen , waar of christus zijne gemeente vergadert, en dan kan u geen ander antwoord geworden, dan dit, daar Gods woord regt wordt gepredikt, en de H. Sacramenten worden bediend naar de instelling van christus , en daar de goddeloosheden worden gestraft, in de tucht, zoo met vermaningen , als ontzegging van het Heilig Avondmaal, en zeg mij waar vindt gij zulks ? oordeelt zeiven. Maar zoo gij zegt ik weet niet of daar waarlijk de Kerk wel is, dan antwoord ik, dat indien christus daar zijne Kerke niet vergadert, dat hij dan zeker opgehouden moet hebben , dezelve te vergaderen, want ik kan mij niet voor den aandacht brengen dat hij dat zoude doen, dan daar waar dit gevonden wordt. En ik weet wij zijn vrij in u uit te noodigen, dat gij tot ons zoudt overkomen , maar gij zijt niet vrij om ons zoo te doen , waaruit ik besluit dat gij van de zaak hetzelfde met ons gevoelende zijt, en daarom dat gij wat dingen hebt, daar gij u nooit mede vrij maken kunt voor den Heere , van de zaak. .— Maar is het ook bekrompenheid , of gij wel onder dat getal behoort? en zijt gij anders de zaak moede, en is het omzwerven op u zelren , u waarlijk een last; zijt gij vermoeid, alle die vreemdigheid , welke buiten de ware zaak ligt, het u lastig makende, wat zegt gij? indien dan dat dit zoo is, dan roepen wij u toe, komt dan met uw last, zoo gij zijt met al uwe bezwaren , en heb je lust, was het uwe begeerte dat gij komen mogt tot jezus als vermoeiden en belasten, opdat hij uwe pakken mogt wegnemen en u ruste geven ? wel dan, sla toch in den weg Zijner ordinanties, daar Hij zich zeiven vertegenwoordigen wil en verschijnen in de heerlijkheid Zijner Genade aan de ziele, die Hem in dezelve zoekt. Het is waar de ordinanties kunnen het u ook niet geven , och neen! maar dat is ook zeer goed; het zij ons maar genoeg, dat wij gelooven , dat het den Heere behaagd heeft om dezelve te geven, opdat Hij onder en door dezelve het einde van Zijne vrije gunst over Zijn volk uitwerke; en waarlijk , wanneer de instellingen door het geloof worden waargenomen , dan zijn zij ons zoo dierbaar als den Heere zeiven , en indien wij er ook dat niet in zien, het is door onze blindheid, want Hij heeft gezegd : « dal is mijn, ligchaam,» niet eigenlijk , maar. sacramenteel; en daarom dan wij noodigen n bij dezen uit, dat gij met ons gedachtenis zoudt vieren van jezus dood, tot onzer verlossing en zali- ging, om Hem te genieten tot sterkte van onze zielen. 2. Maar daar zijn er ook, welke Ütwt op de bondzegelen hebben , wegens haar lidmaatschap , en die ook gewisselijk overtuigd zijn , van de noodzakelijkheid van jezus , en vermoeid zijn onder den last van schulden, zonden, blindheid, vijandschap eu onmagt, de banden van ongeloof en wettische woelingen in eigen kracht, inwendige bestrijdingen en duisterheden , en wegen van tegenheid, daar onderwerping bij en onder noodig is, en die dan daar wel eens als afgewerkte , moedeloos en aemechtig neder zitten, en geen ander uitzigt hebben, dan den Heere jezus en die alleen , — maar die geene vrijmoedigheid hebben om te naderen, uit vreeze, dat in hun hart geene waarheid zal zijn, want zij hebben het oog niet op jezus , in Zijne noodzakelijkheid voor en gewilligheid tot haar, maar al op de gestalte van het hart, alsof zulks de ruste moest aanbrengen , maar niet van jezus moest gegeven worden , en ziet zoo is er onvrijmoedigheid ; bij het gemis van de gestaltenis des harten , welke zij veronderstellen dat daar zijn moest; zoo gaan zij de hand leggen, aan haar eigen wonden , en stooten daar door jezus weg, die het alleen kan, wil en moet doen, nadien de zaligheid in geenen anderen is, Hand. IVf.iM|I? Ik heb dan tot u allen een woord, bekommerden over uWen staat in der waarheid, (want velen willen voor bekommerden gaan en zijn het niet) die onder de genoemde pakken zucht, en vermoeid zijt, en begeerig om door jezus van uwen last ontslagen te worden en tot ruste te komen. aa. Leg toch de hand niet aan uw eigen gebrek om u zeiven te generen; want daardoor maakt gij de zaak «iet beter, en gij onteert den Heere jezus ; uw eigen banden maakt gij te vaster en gij maakt u zeiven pak op pak. Och vrienden , zoo lang als gij christus maken wilt, van de gestaiteVt|Wes gemoeds , van vermoeidheid en belastheid , dat alles is een doodelijk werk, daar uw ziele immers de ware ruste' zal ontbreken, en och dat kunt gij weten wanneer gij acht moogt geven op uw ver- keer. Gij gaat doorgaans bij een zoeken vroegere bevindingen , en tegenwoordige gestaltens , en dan zoekt gij dat overeen te brengen, zoo veel u dat gelukt, dan verbeeldt -aj u ruste van binnen; toch daar blijft nog altijd wat over, en het is niet vast, al is het ookdezorgdie in uw harte is, dat gij het zoudt verliezen en uw moeite en arbeid, om het zoo te houden en te bewaren , en houdthet zoo in uw eigen hand; o gij toont het jezus niet te vertrouwen, en dat gij jgeep krediet stelt in Zijn woord , noch in de belofte van vrije Genade ; maar zoodra als uwe gestalte die tegenwoordig is , niet overeen te brengen is ■, met uwe voorgaande bevindingen, dan toont gij uwe droefheid en den angst, over en voor het gansche missen der zaak, en zoo is al uw arbeid nog in eiaen kracht, een werk tot vermoeijjpge en niet tot rust voor uwe-ziele, en gij blijft als een gevangenein u zelfs, van jezus teruggehouden. O dat schadelijke en Godonteerende, en Genade ijdélmakende werk zult gij moeten verlisze». Maar mogebjkaegt gij , hoe raak ik daar dan nog af, ik zie soms ook dat het verkeerd is, en nogtans kan ik daar niet komen, daar ik soms geloof, dat ik wezen «eè^, 66. Tot antwoord dan een woord tot uwer bestiering en vertroosting; wij roepen u toe, och komt herwaarts met uwe bezwaren tot CHBl«tUS , die aan u doen zal hetgeen gij niet kunt, zoekt niet u zeiven eerst te ontdoen van uwe wettische banden en ongeloof, van uw last en pakken , neen , maar komt als onder dezelve vermoeid zijnde, want gij kunt zoo min breken als bouwen aan het schadelijke en het regte; komt slechts, met al uw schuld , met uwe zonden , vijandschap en gekluisterde hart, met uwe blindheid, ongeloof, en in wettischheid verwarde zielen, en leg u neder aan Zijne voeten , en verklaar Hem vrij , maar erkent Zijn magt en bediening, gelijk de melaatsche man : Heere, indiengij wütgij kunt ren reinigen ; maar maak van zoo een komen ook niet uw grond, om daar strengelijk de ruste uwer ziele op te eischen ; maar erkent uwe doodelijke onmagt, en toept Hem , dat gij niets kunt, noch wilt, maar wachten wilt, opziende uit die laagte als een die zich vervrespens- waardig erkent, tot dat Hij u op Zijn woord , op- en'aanneemt, en ga loch niet Tan daar, al zoudt'gij al uw leven daar zijn, want die zoo als vermoeid en belast tot Hem komt, die zal Hij ruste geven, wacht dan daar op Hem, tot dat Hij u genadig zij in dezen. Wij noodigen u dan uit met al uwe banden , om te komen tot het ATondmaal des Heeren , zoo gij dan maar zijt; maakt in de zaak geene uitvlugten, van te zeggen : wanneer ik maar een gevoelig , behoeftig en begeerig hart had , dat ik mogt ontwaren in de dadelijkheid dat ik het buiten jezus niet konde stellen ; neen, komt zoo gij zijt, en neem op wat jezus aan u te doen heeft, van welke lasten Hij uwe ziele moet vrijmaken, en bied u zoo aan Hem aan , zegt Hem dat gij niets voor Hem kunt doen , zoo Hij het door Zijnen Geest aan u niet doet. — Arme zielen , die dan niet ontveinzen kunt, dat gij gebukt gaat onder en vermoeid zijt onder zonden en ellende, en die werk voor den Heere jezus hebt ; o Hij wacht op u , om u genadig te zijn! zegt vrij in uw harte: och Heere , gij zijt vrij van mij , maar op uw Woord zal ik mij daar nederzetten en op u wachten ; verwacht niet dat Hij wat doen zal aan u om uwe ziele tot ruste te brengen, omdat gij daar komt; maar komt daar, o vermoeiden en belasten , onder uw ongeloovig en zondig hart op een misschien de Heere mogte zich wenden , en laat de zaak aan Hem in vrijheid , zeggende : gaat de Heere mij voorbij , het is regtvaardig, en ik héb geen waarheid in mij zeiven, noch geen waardigheid om genade te ontvangen , maar al wat mij gegeven mogt worden, dat is vrij. — En och, als gij zoo moogt komen , wie weet of de Heere jezus zich niet openbaarde aan uwe ziele, zoo als Hij nog nooit gedaan heeft, en uwe ziele in ruste bragt in Hem, door u te doen zien en te doen gelooven dat Hij u door de teekenen van Zijne kruisverdiensten, deed verzegeld worden van uw zalig deel aan Hem, en dat gij de wonderbare liefde van een Drieëenig-Yerbonds-God in Christus genoegdoening uit vrije genade tot u gewend mogt zien en gevoelen , ja , tot een geloovig vallen in die liefdearmen mogt komen , met een zalig verliezen van u zeiven in Hem, en dat alle uwe banden van beklemdheid ten eenenmale los vielen, en uwe ziele, nog vermoeid en belast zijnde . tot Hem komende, ruste vond , en gesterkt wierd in vertroosting en heiligmaking welke alleen door dien weg vloeit. — 0, blijft dan niet achter, opdat u jezus daar niet van zijne liefdemaaltijd , waar hij de hongerigen spijst en de dorstigen -laaft , en de vermoeiden ruste wil geven , moge missen , en hij uwe plaats niet ledig moge zien en gij u onttrekken van Zijne hand en gemeenschap , beloofd onder Zijne ordinantiën en instellingen; want waarlijk, gij zoudt er meer duisternis mede op uwe zielen brengen , en den Heere jezgs versmaden in Zijne liefde ; nogmaals bid ik u in des Heeren naam, en om uwer zielen wille, komt toch om te eten en te drinken de teekenen en zegelen van onze verzoening met God in christus. b. Maar, geliefde toehoorders, ik zal moeten overgaan om een slot te maken op de zaken, terwijl de tijd verloopen is, en dit zal ik doen met een woord tot u te spreken , meer geloovig volk van God, en iets te spreken tot uwer opwekking, bemoediging en bestiering uwer zielen in dezen. Ik zal mij echter van vele dingen kunnen onthouden "naardien ik zekerlijk al veel heb opgenoemd , dat gepast in uwen staat en toestand was, want gij (ofschoon aanvankelijk tot ruste uwer zielen gekomen zijnde door Christus) zijt echter van de genoemde oorzaken der vermoeidheid en belastheid niet ontdaan ; maar hebt tegen dat alles gedurig jezus noodig , opdat uwe zielen 'ruste hebben in Hem , door hope op de ruste die er overblijft voor u; maar opdat ik dan tot mijn oogmerk kome, zoo heb ik 1. Eerst een woord van onderzoeking en waarschouwing aan u, en dat is, dat ik u van des Heeren wegen belaste , (ja , een iegelijk die de zaak mogt passende zijn) dat gij u zeiven ten naauwste onderzoekt. aa. Of er bij u ook zonden beslaan daar gij voorl- durend in leeft, in 't verborgene tnsschen God en uvre ziele , waarover gij geene verootmoediging kent, geen flieden met dezelve tot christus , noch voornemen om daarvan afstand te doen , van welke soort zij zijn. — Ik meen noch begrijp hieronder niet de gewone 'en dagelijksche struikelingen van Gods kinderen, noch zonden daar schaamte over, en belijdenis van, en begeerte om ontdaan te worden is , maar zulke die men op den duur als wat zoets verbergt. Zoo gij daaraan vast zijt, moet gij niet komen, want het kan u daar niet goed gaan , maar het was n noodiger af en van verre te blijven , en daar de oorzaak van te bedenken of gij nog beschaamd daarover worden moogt. bb. Of bij u ook vijandschap ligt tegen uwen broeder of iemand die daar met u komen mogt, welke gij niet hebt afgelegd; dan vermane ik n bij deze, indien daar zoo iets mogt zijn bij u, dat gij nog met den zoodanige verzoent, en zoo niet, dat gij u onthoudt van des Heeren tafel, op dat gij tegen den Woorde Gods niet handelen moogt, en uwe ziele in slimmer oordeel brengen ; en zoo wanneer iemand het mogt bestaan om zich daar te vervoegen, zoo zal hij zien dat hem het brood en den wijn niet toegediend worden zal, zoo wanneer mij zulks bekend mogt wezen, opdat ik aan de zoodanige mij tegen den Heere niet mogt bezondigen. 2. Maar die zich dan vrij kent voor den Heere in dezen, tot uwer i aa. opwekking en bestiering dient, dat zult gij komen zoo als gij behoort te komen tot het Avondmaal des Heeren. 1. Zoo onderzoekt of bij u ook die gestalte van vermoeidheid en belastheid is, en overweeg veel de oorzaken waar zulks uitvloeit, op dat dezelve in dezen regt levendig van u mogt gevoeld worden , want zulken wor-. den van jezus geroepen. 2. Onderzoekt ook u zeiven , of gij wel op zuivere gronden , van de kennis uwer behoefte aan, en afhankelijkheid van den Heere jezus, en de schatting van de dierbaarheid van Zijn persoon , nederzit, en gij geen schadelijk gevoelen van op hoogtens te verkeeren bij u hebt. Och, hoe meer geestelijke armoede en behoefte, hoe gepaster voor mos , en hoe behoeftrger aan Hem. 3. Overlegt ook veel de weldaden des Heeren, welke Hij u, in het voorbijgaan van velen, geschonken heeft, opdat u zulks ï aan jezus meer verbinde. 4. Overweegt veel, hoe u de zonden moede moesten maken en gij onder dezelve als belast gedurig tot jezus «raan. Och, het zij ons tot schaamte dat wij daarvan dagelijks zoo weinig weten, en het niet meer op het harte weegt. 5. En beziet ook eens hoeveel verkeerde vermoeidheid en belasting er dikwerf is, die uit de dingen der wereld ontstaat, welke in de hand des Heeren behoorden gegeven te worden, ja dikwerf meer vermoeidheid in de wegen van tegenspoeden, dan onder den last der zonde en het vijandig hart. bb. Maar opdat u deze dingen niet achterwaarts mogen doen keeren , zoo weet eindelijk tot uwe bemoediging en ziet dat gij deze dingen moogt waarnemen. 1. Laten uwe zonden jezus niet verongelijken, hetwelk zij doen, wanneer zij u onvrijmoedig maken in het vlieden met uwe ellenden tot Hem. Daarom is het noodig dat gij wetet hoe het jezus bedieninge is om zondaren te ontvangen en met hen te eten, Joh. XII: l en daarom, dat gij dan uwe zonden gedurig [met vrijmoedigheid moogt zoeken aan Zijne voeten te brengen, ten einde zij gedood mogen worden door Zijne kracht. %. Gedenkt ook, dat, al schoon gij u nog niet van den last der zonde bevrijd gevoelt daarom jezus Zijn werk wel gedaan heeft; want gij zult dien lastigen en kwaden nabuur en inwoner tot uwe partij hebben tot aan het graf, maar gij zult met dezelve niet eeuwig gekweld worden en dat zal u al uwe levensdagen een vermoeide doen zijn, tot dat gij ingaat in de ruste, die voor u overblijft in den Hemel. 3. Zoekt dan de zonde aan jezus voeten te brengen, en gedurig tot Hem te komen met dien last, want zeker lijk gij komt nooit van onpas. Gij denkt kwalijk van christus, wanneer gij meent, dat het Hem niet zoude behagen, als gij met dien last kwaamt; want ziet t Zijn woord veroordeelt deze gedachte , als Hij roept: «.Komt herwaarts tot mij, allen die vermoeid en 6e«last zijt en ik zal u ruste geven,» en waarlijk > wanneer gij zoo gewillig waart om met uwen last tot Hem te komen, gelijk Hij is om u daarvan te ontdoen, gij zoudt geen oogenblik behoeven van verre te staan onder dien last. 4. Eindelijk dan , Geliefden! daar is een tijd voorhanden , wanneer de Heere ons van dat alles zal ontdoen, hetgeen hier oorzaak van vermoeijing en belasting is , en daarvan heeft ons de Heere jezus , de dierbare zegelteekenen nagelaten , tot welker gebruik wij geroepen worden, opdat ons geloof en hope gesterkt worden in die beloften , die daarvan aan ons uit het Verbond der Genade gegeven zijn, en wij daardoor hoe langer hoe meer met jezus als ons Hoofd vereenigd worden, en onze zielen aan Hem verkleefd zijn, en door Hem krachten ontvangen , om in alle gevallen op Hem te zien en bemoedigd het Lam te volgen in verloochening van ons zeiven , waar het ook henen gaat. Nu de Heere zelfs bereide dan daartoe onze harten , opdat wij met vrucht Zijnen dood gedenken mogen en Hij ons tot dat einde daaronder bijkomen en zegenen mogt, Amen. Nazang: Ps. XXXII: 3.