; — ^ 1 HET KERSFEEST M LIEFDE TOT JEZUS. DOOK P. VAN EIK. De geboorte des Heeren. HET KERSFEEST EN LIEFDE TOT JEZÜS. Want een Eind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijnen schouder; en men noemt Zijnen naam Wonderlijk, Baad, Sterke üod, Vader der eeuwigheid, Vredevorst. Jesaja IX: 5. Aan de kinderwereld — vader van Alphen zou gezegd hebben: aan de »lieve wichtjes" — wordt door een ouden kindervriend een nieuw geschriftje, bij gelegenheid van het Kers- of Christusfeest, biddend opgedragen. Dit nieuwe boekske zal, uit den aard der zaak, op oude gebeurtenissen wijzen, welke in den ouden en toch altijd weêr nieuwen Bijbel, Gods onbedriegelijk en onveranderlijk Woord, zijn opgeteekend. 't Is ■mij niet verdrietig dezelfde dingen, hoewel eenigzins anders ingekleed, te schrijven aangaande Hem, bij Wien alléén het ware geluk moet gezocht, en ook, als men het slechts vertrouwend, ernstig en aanhoudend vraagt van den Hoorder en Verhoorder der gebeden, zal gevonden worden. Mijne vriendjes! vergeet het niet: »Er is in den hemel geen andere naam, — de gezegende en nooit te volprijzen naam van Jezus Chris- tus! — die onder de mensehen gegeven is, door welken wij moeten zalig worden." Bijna 1900 jaren geleden — » wij brengen onze jaren door als eene gedachte" — had, volgens het al wij ze bestuur van den almagtigen God, de dag voor den nacht plaats gemaakt. De zon, die »vrolijk is als een held om het pad te loopen," was ondergegaan, en de maan, »de getrouwe getuige" was opgegaan, en de sterren, die zelfs »niet zuiver zijn in Gods oogen," schitterden boven de hoofden van eenvoudige herders. Wat deden die mannen op het veld? Lukas, »de medicijnmeester , de geliefde," vermeldt het ons in het 2de hoofdstuk van zijn Evangelie: »Ze hielden de nachtwacht over hunne kudde;" met andere woorden: ze zorgden met oplettenden ijver voor de schapen. Jeugdige en bejaarde mensehen kunnen veel tot hunne verbetering hieruit leeren! Ten eerste, dat zij altijd wakker, blijmoedig en naauwgezet hunne pligten moeten vervullen; ten tweede, dat zij de dieren lief behooren te hebben en hen niet mogen plagen of onbarmhartig bejegenen. We mogen de arme dieren, die door de ongehoorzaamheid van Adam en Eva in het Paradijs erg ongelukkig zijn, wel tot ons nut of genoegen gebruiken, maar niet mishandelen. Ze weten ook wat lijden is. O, als ze konden spreken!.... In de Spreuken van Salomo lezen wij: »De regtvaardige kent het leven van zijn beest, maar de barmhartigheden der goddeloozen zijn wreed." Het zou ter herinnering en waarschuwing opperbest zijn, deze schoone en behartigenswaardige spreuk met groote letters te plaatsen op al de hitten-, ezels-, bokken- en hondenwagens, sleeperskarren, vigilanten, enz. De herders op het veld ontvingen in dien nacht een zeer buitengewoon bezoek. »En ziet, een Engel des Heeren stond bij hen," een der duizenden hemelboden, of, gelijk zij in den Bijbel worden genoemd, »gedienstige geesten, die tot dienst uitgezonden worden, om dergenen wil, die de zaligheid beërven zullen." Op hetzelfde oogenblik werd door de herders een verblindend licht gezien: »de heerlijkheid des Heeren omscheen hen, en zij vreesden met groote vreeze." Nu mogen wij niet met den vinger dreigen en uitroepen: »Foei, foei, herders! ge hadt niet zoo bevreesd moeten zjjn!" En waarom mogen wij dit niet doen ? Omdat de Heer zegt: »Leert van Mij, dat Ik zachtmoedig ben;" en ook om de heel eenvoudige, maar alles afdoende reden, dat, ware ons zulk een bezoek te beurt gevallen, wij waarschijnlijk nog veel angstiger zouden geweest zijn, en, heigeen de herders niet deden, in allerijl de vlugt zouden hebben genomen. De Engel, in plaats van de verschrikte mannen zuur aan te zien en te berispen, sprak tot hen twee regt minzame en bemoedigende woordjes: »Vreest niet!" Deze twee liefelijke, ook voor ons zóó bemoedigende woorden, vinden wij, als ik mij niet vergis, zeventigmaal in het Oude, en achttienmaal in het Nieuwe Testament opgeteekend. — Bovendien bragt de hemelgezant den herders de heugelijke en tot groote blijdschap en dankbaarheid stemmende boodschap: »Heden is u geboren de Zaligmaker, welke is Christus de Heere, in de stad Davids. En dit zal u het teeken zijn: gij zult het Kindeken vinden in doeken gewonden, en liggende in de kribbe." De schrik der goede herders was nu ten eenenmale geweken, waartoe niet weinig zal hebben bijgedragen het volgende hartverhef- fende en versterkende lied van eene menigte des hemelschen heirlegers: >Eere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de mensehen een welbehagen!" Zij verlieten in opgewekte gemoedsstemming hunne kudde, waarvoor de Heer, ook zonder hun toedoen, de teederste zorg zou dragen. Vrolijk en vlug begaven zij zich naar de kleine stad Bethlehem, liggende op een heuvel in de nabijheid van Jeruzalem, 't Is eene uitnemende zaak, van zessen Haar te zijn, zoodra er iets goeds te zien of te vernemen is. Dan nooit gewacht of gedraald; nooit dwaze en zondige uitvlugtjes gezocht, maar een, twee, drie, voorwaarts! »Wees wakker in alles." Bethlehem was voor de herders geene onbekende plaats. Ze wisten ongetwijfeld — weet gij het ook? — wat ergeschreven is in den Profeet Micha, hoofdstuk V: 1. Ook zullen ze vroeger, met elkander sprekende over Bethlehem, gedacht hebben aan Rachel, »die begraven werd aan den weg naar Efratha, hetwelk is Bethlehem"; aan de zwaar beproefde en diep bedroefde Naomi, de trouwhartige en liefhebbende Ruth en den vriendelijken Boaz; — vooral aan koning David, »den man naar Gods hart," die ook in zijne jeugd de schapen weidde, en waarschijnlijk in den nacht, met zijne oogen hemelwaarts geslagen, den schoonen 8sten Psalm heeft gemaakt en gebeden, waarin wij lezen: »0, Heere, onzeHeere! Als ik Uwen hemel aanzie, het werk Uwer vingeren, de maan en de sterren, die Gij bereid hebt: Wat is de mensch, dat Gij zijner gedenkt ?" De herders kwamen te Bethlehem aan. Zij vonden, gelijk het hun door den Engel was gezegd, »het kindeken liggende in de kribbe." Heel opmerkelijk is het — niet toevallig, want er bestaat geen toeval, daar alles door den Heere God wordt geregeld en bestuurd — dat herders Hem in de kribbe mogten aanschouwen en begroeten, die later van Zich zeiven betuigde: »Ik ben de goede Herder: de goede Herder stelt Zijn leven voor de schapen. Mijne schapen hooren Mijne stem, en Ik ken dezelve, en zij volgen Mjj. En Ik geef hun het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan in eeuwigheid, en niemand zal dezelve uit Mijne hand rukken." »Het Kindeken liggende in de kribbe." Wie is dit Kindeken? Ja, Maria was Zijne moeder, maar de Engel Gabriël had tot haar gezegd: »Gij hebt genade bij God gevonden." En nadat aan de ontroerde Maria was medegedeeld, dat zij eenen zoon zou krijgen, vervolgde Gabriël zijne toespraak aldus: »Gij zult Zijnen naam heeten Jezus: Deze zal groot zijn, en de Zoon des Allerhoogsten genaamd worden; en God de Heere zal Hem den troon van Zijnen vader David geven. En Hij zal over het huis Jakobs Koning zijn in der eeuwigheid, en Zijns Koningrijks zal geen einde zijn." Jezus liggende in de kribbe was waarlijk een kindeken in doeken gewonden; even zwak en teeder als elk pasgeboren kind, doch Hij was, is en blijft tevens ■— we kunnen het niet begrijpen, maar we moeten het gelooven, omdat het in Gods Woord staat — »de Heer der heerlijkheid, door Wien alle dingen geschapen zijn, die in de hemelen en die op de aarde zijn." Het is een wonder, voortgebragt door Hem, die tot Abraham zeide: »Zou iets voor den Heere te wonderlik zijn?" een wonder van Gods onuitsprekelijke en aanbiddelijke goedertierenheid! »Alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hjj Zij- nen eeniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe." HALLELUJA!!! JEZUS, KONING JEZUS IS GEBOKEN. (Wijze: Gezang 79.) Een handvol stroo, een beestenstal, Was U, o Koning van 't heelal, Te Bethlehem beschoren! Daar stond geen wiegje toebereid Voor U, den Heer der heerlijkheid, In Davids stad geboren! Dank, Heere! voor dien grootsten schat, Dat Gij ons zóó hebt liefgehad! Maar ziet! daar daalden Englen neêr, En 't »Vrede op aarde, God zij de eer, ■ In mensehen welbehagen!" Klonk in de velden lieflijk zacht, Om 't hart der herders in dien nacht Te troosten en te schragen. Dank, Heere! voor dien vredegroet, Ook voor ons kinderhart zóó goed! . .-Wij smeeken U: Verbreid Uw Woord In Oost en West, in Zuid en Noord, Door kloeke zendelingen. O, schenk aan heiden, slaaf en jood, En ook aan ons, in nood en dood, Des kruises zegeningen; Dan zullen we op volmaakte wijs, U loven in het Paradijs! Jezus lag in de kribbe als een hulpbehoevend kind. Hij is ons in alles gelijk geworden, en is »in alle dingen gelijk als wij, verzocht geweest, doch zonder zonde." Jezus, die rijk was, zóó rijk, dat Hij in den hemel en op de aarde over alles kon beschikken, is arm, zóó arm willen worden, dat Hij later tot een schriftgeleerde zeide: »De vossen hebben holen en de vogelen des hemels nesten, maar de Zoon des mensehen heeft niets, waar Hij het hoofd nederlegge." Jezus wil u en mij en allen, die in Hem geloóven, door Zijne vrijwillige armoede, ïflk, o! zoo rijk maken. Het gansche leven van den Heer op aarde was eene lange en bange aaneenschakeling van moeite, vernedering, ontberingen en allerlei soort van lijden, niettegenstaande Hij,» de Man van smarten, verzocht in krankheid, die geene gedaante noch heerlijkheid had," het land doorging goeddoende, altijd troostende , de zieken genezende, de dooden opwekkende, de zonde vergevende en »de armen van geest, de treurenden, de zachtmoedigen, de hongerigen en dorstigen naar de geregtigheid, de barmhartigen, de reinen van hart, de vreedzamen en hen die vervolgd worden om der geregtigheid wil," zalig sprekende! En Hij, die »als een lam ter slagting werd geleid, en als een schaap, dat stom is voor het aangezigt zijner scheerders, Zijnen mond niet opendeed;" Hij, die »geen onregt gedaan heeft, noch bedrog in Zijnen mond geweest is," is voor onze zonden gestorven aan het kruis. »Ja, Amen! ja, Op Golgotha Stierf Hij voor onze zonden; En door Zijn bloed Wordt ons gemoed Gereinigd van de zonden." De lieve Heiland heeft » waarlijk onze krankheden op Zich genomen, en onze smarten gedragen. Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongeregtigheden is Hij verbrijzeld; de straf, die ons den vrede aanbrengt, was op Hem. En men heeft Zijn graf bij de goddeloozen gesteld." De Vorst des levens stond echter ten derden dage zegevierend op uit »het nieuwe graf, in hetwelk nog nooit iemand was gelegd geworden," en werd 40 dagen daarna, terwijl »Hn' Zijne handen ophief en Zijne discipelen zegende, opgenomen in den hemel, daar zij het zagen, en eene wolk nam Hem weg van hunne oogen." Thans is de Heere Jezus, die op het eiland Patmos tot Johannes zeide: »Ik ben de eerste en de laatste; en die leef, en Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid, Amen!" gezeten aan de regterhand Zijns Vaders, en de zondaren hebben in Hem, »den Regtvaardige, eenen Voorspraak bjj den Vader." De nacht van Jezus geboorte was de heerlijkste aller nachten! Zulk een nacht was nimmer te voren op aarde ge- weest, en zulk een nacht zal nimmer op aarde terugkomen! Men zingt dan ook gaarne op de Kersdagen het 114de der Evangelische Gezangen. Goed! maar het moet geschieden met een dankbaar en van wederliefde tot Hem, »die ons het eerst heeft liefgehad," kloppend hart; want als men het slechts doet uit gewoonte, dan is dergelijk zingen eene ij dele vertooning, zondig in de oogen van God, die »lust tot waarheid in het binnenste heeft." (Wijze: Psalm 134.) »Nog juicht ons toe die zaalge nacht, Waarin 't gestarnt met nieuwe pracht, En 't Englenheir met nieuwe vreugd, Zich over Jezus komst verheugt." »0, Zoon van God! den mensch gelijk,' '<■> Voor wie verlaat Ge Uw troon en rijk, Voor wie wordt Gij in 't stof verneêrd, Die met een wenk 't heelal regeert?'- •<' »Voor wie? Voor heilige Englen? Neen, Die zingen 't heil der aarde alleen. Voor zondaars daalt der Englen Heer, Voor arme zondaars daalt Hij neto^w: De Heere Jezus, »de Zoon des mensehen is gekomen, om te zoeken en zalig te maken, dat verloren was." Blijde boodschap, niet waar? O, de liefde van Christus is groot, zóó groot, dat zij al de kennis te boven gaat. Zondaren, die straf hebben verdiend, wil Hij zalig maken! Wie zou niet verlangen naar een hoogst gelukkig leven, dat niet eindigt, maar eeuwig duurt? Verlangt gij ook naar zulk een leven? Zoo ja, dan moet gij uwe veelsoortige ondeugendheden en zonden gevoelen, opregtelijk betreuren en den Heer dagelijks bidden , dat Hij u vergeving schenke. Dan wil Hij u genadig zijn; dan zult gij rust en vrede in uw jong gemoed ondervinden; dan zult gij de zonde leeren haten en den Heer en Diens geboden boven alle dingen leeren liefhebben. Als de Heilige Geest die onontbeerlijke behoefte naar schuldvergiffenis in onze harten heeft gewerkt, dan gaan wij met alle vrijmoedigheid tot »den medelijdenden Hoogepriester," die niemand van Zich afstoot, maar eiken zondaar, klein of groot, rijk of arm, tot Zich roept met deze uitlokkende en vriendeUjke woorden: »Komt herwaarts tot Mij allen, die vermoeid en belast srijt, en Ik zal u rust geven." Vele mensehen, die het Kersfeest beleven, weten helaas! niet wat kersvreugde is. Zulke beklagenswaardige mensehen begrijpen niets van die vreugde, omdat ze niet kunnen belijden: Jezus liggende in de kribbe is mijn Zaligmaker! Ik mogt dit leeren gelooven, en »Hij, die in mij «en goed werk begonnen heeft, zal dat voleindigen." Zoo wij dit niet kunnen zeggen, dan kunnen wij onmogelijk het Kersfeest vieren met »een zachtmoedigen en stillen geest , die kostelijk is voor God", en met een onbepaald vertrouwen op, en innige liefde — »er is in de liefde geene vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees buiten" — tot Jezus. Liefde tot Hem verkwikt en verblijdt het hart, terwgl uit die liefde liefde tot onze medemenschen wordt geboren. Kinderen, die den Heiland bemin- nen, twisten liever niet meer met hunne broertjes, zusjes of makkertjes; dan houden ze niet meer van stomp- en vechtpartijen; dan schelden ze elkander niet meer uit vöor alles wat leelijk is; dan gaat er geene vuile rede meer uit hunnen mond; dan trachten ze ook voortdurend te denken aan de woorden van den Apostel Paulus aan de Filippensen: »door ootmoedigheid achte de een den ander uitnemeuder dan zich zeiven"; dan wenschen ze verdraagzaam en vergevensgezind te zijn. En als het verdragen en vergeven wat heel bezwaarlijk valt, dan buigen ze in de eenzaamheid hunne kniën voor den Heer, die »het hart doorgrondt, en het gekrookte riet niet zal verbreken", om van Hem af te smeeken, dat Zijne kracht in hunne zwakheid moge worden volbragt. Dan zal de zaak best in orde komen; en zijl moet ook in orde komen, daar Jezus, die »de Waarheid" is, gezegd heeft: »Hebt uwe vijanden lief; zegent ze, die u vervloeken; doet wel dengenen, die u haten, en bidt voor degenen, die u geweld doen, en die u vervolgen." De zaak moet in orde komen, want hoe zoudt ge anders, lieve kinderen! mogen en durven bidden het »Onze Vader,'' het volmaakte gebed, waarin tot den alwetenden God wordt gezegd: »Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren.'' De Heer moet ons helpen; de Heer moet ons boos en arglistig hart veranderen en vernieuwen; de Heer moet ons gewillig en gehoorzaam maken. Hoort: een 5-jarig knaapje moest naar bed gaan, want vader had het gezegd, 't Kind wilde veel liever nog wat blijven spelen; maar, ziet! daar vouwt de kleine man eensklaps zijne handjes, en bidt: »0, lieve God! geef, dat ik gaarne naar bed ga." De eenig ware en onveranderlijke Kindervriend'komt vooral op Kersdag tot u met de dringende vraag: »Hebt gij Mfl lief?" Mogt gij met Simon Petras kunnen antwoorden: »Heere! Gg weet alle dingen, Gij weet, dat ik U liefheb!" Is dit het geval, dan zijt ge op den weg naar den hemel, het blijvende Vaderland, waar »de dood niet meer zal zgn, noch rouw, noch gekrijt, noch moeite en verdriet;" waar de Verlosser u met open armen wachtende is, en waar gij bij en met Hem, o zoo zalig! zult wezen. »En nu blijft geloof, hoop en liefde, deze drie; doch de meeste van deze is de liefde." Al ware het, dat ik de talen Der mensehen of der Englen sprak; Of al 't verborgne kon verhalen, Zóó juist, dat niets daaraan ontbrak; Al ware het, dat ik aan de armen Mijn kleeding gaf, ja, al mijn geld, En 'k had geen liefde, geen erbarmen, 't Zou treurig met mij zijn gesteld! De wijze koning Salomo, die van God wijsheid had gevraagd en verkregen, heeft in het boek, genaamd de Prediker, geschreven: »Alles heeft eenen bestemden tjjd. Er is een tijd om te zwggen en een tijd om te spreken." Ik heb wederom tot u gesproken, en het was mij goed! Geve de Heer, van Wien » alle goede gave en volmaakte gifte is afkomende", dat voor u allen, lieve kinderen! mijne welmeenende woor- den, wenken, waarschuwingen en raadgevingen tot een milden en blijvenden zegen mogen zijn! Thans ga ik zwijgen, maar onwillekeurig rijst de vraag in mij op: zou dit feestboekje het laatste boekje zijn, dat door mij is geschreven? Ik weet het niet, gij weet het niet, God alléén weet het! »Zijn wil geschiede, gelijk in den hemel, alzoo ook op de aarde." De Heer zal alles wél maken! Sommigen uwer zullen welligt zeggen: »We zijn toch eigenlijk te jong voor al deze ernstige zaken; als we ouder zijn, dan kunnen we eerst behoorlijk daarover nadenken." Te jong? »Een hart — alzoo schreef een Godvreezend leeraar — dat niet te jong is voor de zonde, is ook niet te jong om met de genade Gods te worden vervuld." Als ge ouder zijt? Maar zult ge ouder worden ? 't Is zoo onzeker! Het leven »is een damp, die voor een weinig tijds gezien wordt, en daarna verdwijnt." Vele ouders, is het niet zoo? zijn in het zwart gekleed. Waarom? Omdat hunne liefdepanden door den Heer, »in Wiens hand onze adem is," met altoos goede en wijze bedoelingen werden teruggeëischt. Ach! menig kind werd door den Heer, Van moeders zij genomen; Maar vader troost haar telkens weêr: »Het is bij God gekomen!" 't Is regt gelukkig als, bij het overlijden van een kind, vader tot moeder kan en mag zeggen: »Het is bij God gekomen!" Een jongske, — en hiermede besluit ik — 8 jaren oud, werd door een dollen hond gebeten. Hij had geen aardschen vader meer, maar God in den hemel was zijn Vader, omdat hij den Heere Jezus liefhad. Hij leed, ten gevolge van dien beet, hevige pijnen, maar er kwam geene enkele droevige of ongeduldige klagt over zijne lippen. De dokter schudde bedenkelg'k het hoofd, en sprak tot de weenendemoeder: »Ik vrees, dat hij niet lang meer zal leven," waarop de knaap plotseling uitriep: »Daar ben ik blij, o zoo blij om!" Heel verwonderd zeide de geneesheer: »Blij! en waarom zg*f|§fe dan zoo big?" En het treffende en troostvolle antwoord van het zalig-stervend kind was: »Omdat ik naar huis ga!" üw hart worde niet ontroerd, gijlieden gelooft in God, gelooft ook in MU. In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen; Ik ga heen om u plaats te bereiden, en Ik zal u tot Mij nemen, opdat gy ook zijn moogt, waar Ik ben. Evangelie van Mannes XIV: 1 — 3. Bij H. DE HOOGH is wederom voorhanden: ZONDAGSCHOOL-ROOSTER VOOR 1868. Prijs per vel 5 Cts.; 25 vel / 1,— ; 100 vel ƒ 3,50. WITTE KAARTJES. Prijs per vel van 52 stuks 5 Cts.; 25 vel ƒ 1,— ; 100 vel ƒ 3,50. ROODE KAARTJES, gedrukt op zwaar Rood Karton. Prijs per vel van 10 stuks 5 Cts. ROODE KAARTJES, met Plaatjes en Bijschrift van Ds. J. J. L ten Kate, Prijs per vel van 10 stuks 15 Cts. Het doel der uitgave van dezen Booster is den arbeid der Zondagschool-onderwijzers gemakkelijker en meer gelijkelijk te maken. Daar vooral. waarin éénc stad meer Zondagscholen zijn , zal het nut van het gebruik van dezen rooster bijzonder blijken, omdat er dan meer eenheid is en de Onderwijzers vooraf met elkander het te behandelen onderwijs nagaan. Elk vakje, dat gemakkelijk afgeknipt en des Zondags te voren uitgedeeld kan worden, behelst de geschiedenis, die besproken zal worden; voorts een tekst en een psalm of gezang, die op het onderwerp betrekking hebben. Als belooning voor het goede kennen der teksten enz. kan men den kinderen WITTE en ROODE kaartjes geven. De witte kaartjes behelzen een enkelen tekst. Tien witte kaartjes geven regt op één roode, en vijf roode op een prijs. Deze witte en roode kaartjes zijn bij den Uitgever dezes zeer goedkoop te krijgen. Deze Zondagschoolrooster is iets anders ingerigt dan vroeger, daar er meer acht geslagen is op de Christelijke feestorde. Zoo b. v. wordt op de zeven Zondagen voor Paschen uitsluitend de Lijdensgeschiedenis onzes Heeren behandeld. Overigens is, zooveel mogelijk, voor een geregelden gang gezorgd. Daar waar de overgangen een weinig groot moesten zijn, zal de Onderwijzer het noodige wel inlasschen.