4 Jrt v» I PROEVE EENER CHRONOLOGISCH HISTORISCHE SCHETS VAN DE é LOTGEVALLEN DER PROTESTANTSCHE KERK IN NEDERLANDS OOST-INDIË, m 1615 lot 1857, DOOR «r. S. A. BVUniXGH, Laatstelijk belast geweest met eene Generale Inspektie over de Protestantsche Kerk en het Schoolwezen In Nederlands Indië. ARNHEM, G. W. VAN DER WIEL 1857. PROEVE EENER CHRONOLOGISCH-HISTtffilSCHE SCHETS VAN DE LOTGEVALLEN : ■ DER PROTESTANTSCHE KERK IN NEDERLANDS OOST-ÏNDl'È, van 1615 tot 1857, DOOR Wr. S. A. BUUDIIVGH, Laatstelijk belast geweest met eene Generale Inspektie over de Protestantsche Kerk en het Schoolwezen ln Nederlands Indië. ARNHEM, G. W. VAN DER WIEL 1857. Ik huiver om dit geschrift in bet licht te geven. Het is een dorre, zonder eenige Pragmatische behandeling, alleenlijk volgens Tijd-orde voortloopende, Opgave der fata Ecclesiae, of der Lotgevallen der Protestantsche Kerk, in Nederland» Indië. Naauwelijks eene maand lang had ik gelegenheid, om het Archief van den Protestantschen Kerkeraad te Batavia, hetwelk uit zeer vele folianten bestaat, te doorlezen, en het belangrijke daaruit, van het jaar 1615 of 1620 af tot op deze dagen toe, aan te teekenen. Door Z. M. den Koning belast met eene Generale Inspektie over de Protestantsche Keri en het Schoolwezen in Nederlands Indië, heb ik geheel den Nederlands-Indischen Archipel, d. i. al de Nederlandsche Bezittingen in Azië, bezocht, en de actualiteit van den tegenwoordigen toestand van Kerk en Schoolwezen in die gewesten in uitvoerige Rapporten aan de Regering beschreven. Maar omtrent het verledene der verschillende gemeenten heb ik weinig, meestal niets, in de Archieven dier gemeenten kannen vinden. Be meeste Archieven zijn., naar het schijnt, gedurende het Engelsck Tusschenbestuur vermist geraakt, — anderen zijn deerlijk geschonden, of verkeeren door onverschilligheid en nalatigheid van voormalige Kerkeraden in hoogst-gebrekkigen staat. In een woord, er is voor de kennis der Indische Kerk slechts één Kerkeraadsarchief, — het is dat van den Protestantschen Kerkeraad van Batavia. Uit dit Archief heb ik geput, en vindt men nu in mijn Overzigt of Schels veel wat Batavia en Java aangaat, maar betrekkelijk-weinig, wat de gemeenten buiten Java raakt, — toch is alles, wat er in de laatstgemelde gemeenten gewigtigs voorviel, in de Acta van den Bataviaschen Kerkeraad opgenomen, dewijl deze Kerkeraad altijd als een Algemeene Kerkeraad door de Regering is beschouwd geworden, en immer door Haar gelast werd, om in de zaken van meer of minder gewigt der zoogenaamde Buitenkerken of Buitengemeenten Berigt te geven en Advies uit te brengen. Hetgeen dos in het Bataviasch Archief aangaande deze gemeenten gemist wordt, betreft alleen zaken van ondergeschikt belang en van geheel-plaatselijken en huishoudelijken aard. 1* Toen ik nn, na eene zeer vermoeijende en meestal met groote bezwaren gepaard gaande lectuur van het Bataviasch Arclref, mijne Nota's of Extrakten daaruit genomen had, had ik natuurlijk het plan om deze zoodanig te ordenen en te rangschikken, dat ik een geleidelijk verhaal der gebeurtenissen of der lotgevallen der Protestantsche Indische Kerk zou kunnen aanbieden. Maar hierin ben ik door mijne vele Officiëele werkzaamheden verhinderd, en ik heb voldoende redenen om de uitgave mijner Schets niet te vertragen. Zij dan ook de Vorm, — ofschoon de vermaarde F. Valentijn dien vorm gebezigd heeft, — minder aangenaam en zelfs onbehagelijk, de Inhoud nogtans geeft beknoptehjk alles weder, wat de geschiedenis der Indische Kerk wetenswaardigs en van algemeen belang behelst, en wat de bouwBtof leveren kan voor eene opzettelijke en degelijke behandeling harer historie. Ik vlei mg niet, dat ik iets goeds gegeven heb, maar ik mag misschien in bescheidenheid meenen, dat ik getracht heb tot het tot stand brengen van iets goeds eenigermate mede te werken. Mgn geschrijf kan misschien de Lijst of het Kader zijn, waarin de schilderg der Indische Kerk-historie gepast kan worden. Ik geef slechts -data et fata", en bestem ze voor de pers, omdat ik ze voor vergetelheid bewaren wil, daar menige foliant van het door mij gebezigd Archief zoodanig door ouderdom, vochtigheid en botende inktsoort geleden heeft, dat niemand welligt na m$ het meer in zijn geheel zal kunnen lezen. Tot aan het jaar 1721 heb ik mede van het bekende werk van F. Valentijn gebruik gemaakt, doch over een tijdvak van 136 jaren, d. i. van 1721—1857, heb ik het Archief van den Bataviaschen Kerkeraad en van het Bestuur over de Protestantsche Kerk in N. Indië geraadpleegd.—Het Kerkeraads-archief over de jaren 1716 tot 1722 is in 1808 bfl den brand der Portngétche Kerk te Batavia vernield, gelijk deze gebeurtenis later in dit geschrift bijzonderlijk vermeld zal worden. Batavia, Junij 1857. PROEVE EENER CHRONOLOGISCH-HISTORISCHE SCHETS VAN DE LOTGEVALLEN DER PROTESTANTSCHE KERK IN NEDERLANDS-OOST-INDIE, vast 1615 tot 1857. De beide eerste Leeraars te Batavia, A. J. HuUebo» (in Indië gekomen en reeds te Ambon werkzaam in 1615,) en J. A. Dubbeldruk, hielden met 3 Krankbezoekers op den 14dvan een' Predikant van-Batavia ontvangen, en werd het Nachtmaal viermaal 'sjaars in hare kerk bediend. In hetzelfde jaar (1744) werd de Predikant van Batavia, G. Piekenbroek, naar Sumatras Westkust in kerkelijk bezoek gezonden, gelijk hij in 1745 naar Bantam werd afgevaardigd. Omstreeks dezen tijd werd te Batavia ter perse gelegd het Portugésehe Nieuwe Testament van wijlen Fereira a d1 Almeida, en werden tot het corrigeren der drukproeven gecommitteerd de Bataviasche Predikanten, J. M. Mohr en L. A. Behmer. In 1745 werd weder door de Regering besloten tot de oprigting van een Seminarium of kweekschool voor de studie der Inlandsche talen van den Indischen Archipel, waarbij werden aangesteld de Bataviasche Predikant der Portugésehe gemeente, J. M. Mohr, tot Rector, en 4 Notabelen tot Curatoren,- onder het oppertoezigt en patronaat van den Gouverneur-generaal G. W. van Imhoff. Dit gesticht werd 1° November 1745 ingewijd. In dit jaar (1745) vindt men ook melding gemaakt van het bestaan van een Leprozen-gesticht of Lazaretto op'het eiland Purmerend, op de buiten-reede van Batavia. Reeds sedert vele jaren had de Indische kerk in de Molukkos, bepaaldelijk de Kerkeraad van Amboina, bekwame Krankbezoekers, na afgelegd examen, tot Proponenten bevordèrd en toegelaten. Te Batavia schijnt dit echter vroeger bf niet, bf uiterst-zeldzaam geschied te zijn. Later echter vindt men hiervan eenige voorbeelden, en wel het eerste voorbeeld in 1745, toen namelijk een Krankbezoeker, met name H. van Tholl, op den November in den Kerkeraad werd geëxamineerd en tot Proponent bevorderd en aangesteld. De Predikant van Batavia, B. Strohe, deed in dit jaar 1745 de gewone kerkelijke bezoekreis naar de reeds meergemelde gemeenten op Java. In dit jaar werd er ook een belangrijk werk voltooid. Van den Katéchismus namelijk, vertaald in het MaleiscA met Arabisch karakter, werd de gedrukte uitgave, onder het toezigt van den Predikant Braarda bezorgd. Het blijkt echter niet, dat dit werk tot kerkgebruik algemeen is ingevoerd. In April 1745 werd, onder het bestuur van den Gouverneur-generaal G. W. van Imhoff, aan de leden van het Luthersch kerkgenootschap in Indië toegestaan, dat ze zich te Batavia tot eene gemeente zouden mogen constitueren. Hierop volgde in 1746 de vergunning, dat de Luthersche gemeente voorloopig de Hospitaals-kerk te Batavia zou mogen gebruiken voor hare godsdienstoefeningen, tot dat ze in het bezit van een eigen kerkgebouw zou wezen. Dit een en ander was deels een gevolg der meer liberale en verdraagzame denkwijze der Oost-Indische Compagnie, en deels ook van hare overwegingen ten aanzien van het Indisch handelsbelang. Het laatste blijkt genoegzaam uit hare hiertoe betrekkelijke aanschrijving van 1743, waarin de considerans voorkomt, dat «Batavia het middenpunt van den Oost-Indischen handel geworden zijnde, nu ook de leden der verschillende kerkgenootschappen aldaar vrijheid van godsdienstoefening behoorden te hebben." Deels ook was het een gevolg van den invloed van den gezegden Landvoogd Van Imhoff, die zelf der Augsburgsche confessie was toegedaan. — De eerste Predikant der Luthersche gemeente was C. Michels, die dadelijk eenen Kerkeraad formeerde, en de in 1749 opgerigte Hulpkerk plegtiglijk voor de dienst inwijdde. In het jaar 1746 werd de Bataviasche Predikant W. Abbenbroek in kerkelijk bezoek naar Timor gezonden, en een jaar later naar de Bezittingen op Java, Het jaar 1747 zag weder een' belangrijken arbeid tot stand komen. De Pentateuchus namelijk, of de 5 Boeken van Mozes, werden in het PortugeescA afgedrukt onder toezigt van den Bataviaschen Predikant J. M. Mohr. Het MaleiscAe Nieuwe Testament werd omstreeks dezen tijd gedrukt onder toezigt van de Bataviasche Leeraars -C. Braarda en D. Schieber, ^ Te Soerakarta was in dezen tijd voor het Bijbelgenootschap werkzaam de Heer Van der Vlis, Theol. Dr. en S. S. M. Candidaat. In het jaar 1841 werd er weder tijdelijk een Predikant te Soerakarta geplaatst, t. w. de Predikant J. F. G. Brumund, tot wiens kerkelijk ressort tijdelijk gebragt werden de gemeenten te Bjocjokarla, Madioen, Bagelen, Banjoemaas en Kadoe. De Predikanten S. A. Buddingh en N. Pluim Mentz deden nog in dit jaar eene dienstreis in de l8*8 groote Afdeeling van Java, en de Predikant van Makasser, Dr. W. C. H. Toewater, bezocht de Zuider- en Noorder-distrikten van dit Gouvernement en Bima. Laatstgemelde plaats was sints p. m. 50 jaren niet door een' Predikant bezocht. De Predikant van Soerabaija, H. J. Buempoll, bezocht Passaroeang en Malang. Een jaar later, en in 1843, deden de 4 Bataviasche Predikanten in elk jaar twéé dienstreizen in de J.8*6 groote Afdeeling van Java, terwijl de Predikanten van Soerabaija, A. Westenbrink Meijer en J. H. van Bossum, de Resident iën der 3de groote Afdeeling van Java bezochten. In 1843 werd bepaald, dat het getal Predikanten voor de Indische dienst (hetwelk hij Koninklijk Besluit dd. 11 December 1835, n°. 88, op 16 was bepaald,) nog met twee Predikanten der 3de klasse zou vermeerderd worden, bepaaldelijk bestemd voor Amboina, en alzoo zou te brengen zijn op 18 Predikanten. In dit jaar deed de toenmalige Ambonsohe Predikant J. F. G. Brumund, eene reis naar de eilanden Saparoea, Saroekoe en Noussalaut, wier Christenbevolking sedert 1830 niet door een' Predikant was bezocht geworden. Dit bezoek werd in het jaar 1852 en 1853 herhaald door de Ambon sche Predikanten Dr. T. C. M. Hanegraat en J. K. Kam, Jsz. Een p] an om ten dienste der MaleiscAe gemeenten in Nederlands Indië eene AnlAologie zamen te stellen der beste MaleiscAe Kerkgezangen uit den, bij de Engelsche Mi ssiën in SrilscA Indië gebruikt wordenden , bundel, werd in dit jaar beraamd, en met deze taak de Predikant der MaleiscAe gemeente Br. W.B. van Woëvell belast, doch het blijkt niet dat aan dit plan eenig gevolg gegeven is. In 1844 kwamen de beide Reizende Predikanten voor de Molukkos, waarom aanvrage uit Indië gedaan was, uit Nederland, t. w. de Predikanten A. van Davelaar en P. L. de Gaaij Fortman, — en werden dezen als zoodanig benoemd, onder bepaling dat zij zich vestigen zouden op het eiland Saparoea (Molukkos), en van daar uit de omliggende eilanden geregeld zouden bedienen. Bij een nader besluit echter werd de laatstgemelde Predikant te Banda geplaatst, en zulks ter vervulling eener intusschen ontstane vacature aldaar; terwijl de Predikant Fan Bavelaar zich, tengevolge van plaats gegrepen hebbende omstandigheden , niet te Saparoea, maar te Amboina heeft moeten vestigen. Voorts werden in dit jaar door de Predikanten van Batavia dienstreizen gedaan naar Bantam. Buitenzorg, Krawang, Preanger-Reg entschappen, CAeribon, Tagal en Pekalongan, — terwijl de Predikant van Soerakarta de Besidentiën Kadoe, Bagelen en Banjoemaas, en de Predikanten van Samarang de gemeenten van Rembang, Japara en Salatiga bezochten. De Kerkeraad van Batavia werd wijders door de Regering gemagtigd om, bij voorkomende geschikte gelegenheid, de noodige voorstellen te doen tot plaatsing van een1 Predikant bij de gemeenten van Ternate en Menado, — ver- 5 keetende men töen nog in het onjuiste denkbeeld, dat deze gemeenten gecombineerd konden worden. Overigens werd er, ten dienste der MaleiscAe gemeente te Soerabaija, door den Predikant J. H. van Rossum aldaar uitgegeven een NederduitscA-MaleiscA'katécAisatieboekje. Reeds was er een dergelijk leerboekje in 1842 of 1843 uitgegeven, voor de MaleiscAe gemeente te Samarang , door 'den Predikant aldaar C. P. Lammere van Torenburg. — Zoo werd er in 1845 door de Predikanten van Batavia, Dr. S. A. BuddingA en J. O. G. BierAaus, ten dienste der NederduUscAe gemeente aldaar, uitgegeven een werkje, getiteld: Handleiding ten gebruike onzer katécAisatiën. — In ditzelfde jaar verscheen het 1»*» nommer van het Tijdschrift ter bevordering van Christelijke* zin in Nederlands Indië, uitgegeven door den Predikant van Batavia, Br. W. R. van Hoëvell. Op den SO848" October 1844 werd te Batavia geconstitueerd het Bestuur over de PrötestantscAe kerk in Nederlands Indië, bedoeld bij Koninklijk Besluit d. d. 28 October 1840 N°. 57 , (verhandeld bij Besluit van het Indisch Bestuur d. d. 80 October 1844 N°. 2.) Dit Hoofdkollegie werd plegtiglijk geinstalleerd op den 308*8"1 November deszelfden jaars, onder prsesidium van het Lid in den Raad van Nederlands Indië, Mr. J. F. W. van Nes. Volgens • art. 7 van het Beglement op dat Bestuur, moest het Kollegie zamengesteld worden uit een Lid in den Raad van Nederlands Indië als President, de Predikanten van Batavia, en drie Notabele Leden der Protestantsche kerk ter Hoofdstad (Batavia). Zoodanig werd het dan ook bij Regerings-Besluit d.d. 11 November 1844 N°. 1, geformeerd, wordende namelijk benoemd, behalve den reeds gemelden President, tot Vice-President de Predikant N. Pluim Mentz, tot Lid en Sekretalis de Predikant Br. S. A. Buddingh, en tot-Leden de Predikant Br. W. B. van Roëvett, de Predikant J. G. G. Bierkans, en de Notabelen P. Jeekel, Mr. P. Myer en M. Beijnst. (Het, bij gezegd Koninklijk Besluit d. d. 28 October 1840 N°. 57 gearresteerd, Reglement was in 1838 c-econcipiëerd door eene Kommissie uit den Kerkeraad van Batavia, hiertoe benoemd bij Regerings-beSluit d. d. 13 April 1838 N°. 16.) Het bedoeld Hoog Kerkbestuur deed al aanstonds een voorstel aan de Begering, om een' Predikant te zenden naar de gemeente te Riouw, welke sedert 1826 niet door een' Predikant was bezocht geworden. De Predikant S. Marnstra. in dit jaar als Reizend Leeraar ter dispositie gesteld van het Kerkbestuur, werd derwaarts afgevaardigd, met last om een Rapport van zijne bevinding in te dienen. Pas te voren had deze Predikant eene reis volbragt naar de gemeenten te Banka en Palembang. Verder nog nam het Kerkbestuur het gewigtig besluit, öm aan het Gouvernement een gemotiveerd voorstel te doen tot benoeming eener Personele Kommissie, welke belast zou zijn om //alle Protestantsche gemeenten in geheel Nederlands Indië te bezoeken, en van hare bevinding aan het Kerkbestuur een volledig uitgewerkt en oordeelkundig verslag over te leggen," opdat dit Bestuur hierdoor in staat mogt gesteld worden, om (volgens art. 25 van meergemeld Reglement) een Algemeen Regleme nt voor Aet kerkelijk Opzigt in Indië te ontwerpen en vast te stellen. Van wege het Kerkbestuur werden voorts in dit jaar, — en zulks almede met het oog op gemeld art. 25 van het Reglement op het Kerkbestuur, — alle .Kerkeraden in Nederlands Indië aangeschreven, om een uitvoerig en volledig Verslag in te dienen aangaande al de belangen 5* en aangelegenheden, zoo uitwendige ah inwendige, hunner respective gemeenten. Sedert dezen tijd zijn er, op last van het Kerkbestuur, telken jare zoodanige verslagen ingezonden. Omtrent de gemeenten te Cheribon, Tagal en Pekalongan werd in 1844 bepaald, dat zij tijdelijk door een' eigen1 Predikant, te plaatsen te Tagal, zouden bediend worden; zijnde de eerste Predikant, welke voor deze gemeenten benoemd werd, J. J. Schetter. — Omtrent de gemeenten te Bantam, Krawang, Buitenzorg en dePv"eanger-Regentschappen werd vastgesteld , dat dezen zouden blijven behooren tot het kerkelijk Ressort van Batavia, — en omtrent de gemeenten van Banjoemaas, Bagelen, Kadoe eu Japara, dat dezen zouden behooren tot het kerkelijk Ressort van Samarang, — alsmede omtrent de gemeenten te Bembang, Kedirie, Madura, Sumanap en het eiland Bawean, dat dezen zouden behooren tot het kerkelijk Ressort van Soerabaija. In dit zelfde jaar echter werd later nog bepaald, dat er tijdelijk een Predikant zou geplaatst worden te Bembang, die tevens de dienst te Japara zou waarnemen; zijnde de eerste Predikant aldaar J. F. G. Brumund. Te Passaroeang werd in 1845 voor het eerst tijdelijk een Predikant geplaatst, t. w. de Predikant van Cherir bon, Tagal en Pekalongan, J.J. Schetter, en tevens aan hem opgedragen de dienst bij de gemeenten in de Afdeelingen Bezoekie en Banjoewangie. — De gemeenten van Madioen en Paljitan waren, met die van Djocjokarta, reeds vroeger tijdelijk tot het kerkelijk Ressort van Soerakarta gebragt. Voorts werd door het Kerkbestuur bij de Kerkeraden in Nederlands Indië ten sterkste aangedrongen, dat de Predikanten ook in de Maleische taal de dienst zouden verrigten, overal waar dit wenschelijk en nuttig rnogt bevonden worden. Zelfs, werd het dienstig geacht, om het oudste Lid des Bestuurs Br. Buddingh in 1846 met eene spéciale Kommissie ad hoe te belasten. Aan de Kommissie lol de zaken der Protestantsche kerk in Oost- en West-Indiè' werd wijders verzocht, om nog 3 Predikanten te doen uitzenden, en alzoo het getal van 16 Predikanten, nu reeds tot 18 geklommen , op 21 te doen brengen; — onder voorstel 1°. om het onderscheid te doen ophouden van Predikanten der lste, 2de en 3de klasse; 2°. om Soerakarta te doen bestemmen tot eene vaste Predikante plaats; en 3°. om een volledig Exemplaar te zenden der Synodale Handelingen ten dienste van het Kerkbestuur. Verder werden de Indische Predikanten door het Kerkbestuur uitgenoodigd, om voortaan op den kansel gekleed te zijn met den Toga. In gezegd jaar 1845 werd de Predikant A. C. van Maarsseveen benoemd tot Seizend Predikant voor de, toen met p. m. 37000 Christenen bevolkte, Eilanden in het Gouvernement van Amboina, — en deed de Predikant van Makasser, F. U. van Hengel, eene dienstreis naar Maros, Bonthain en Boelecomba (Noorder- en Zuider-Bislriklen van het Gouvernement van Makasser), — gelijk ook door de Leeraars van Batavia, Samarang en Soerabaija de gemeenten in hun kerkelijk Ressort bezocht werden. Aan den Reizenden Predikant H. Marnstra werd opgedragen het bezoeken der gemeenten te Pontianak, Sambas, en Bandjarmassin (West-, en Zuid- en Oostkust van Borneo,) die nog nimmer door een' Predikant bezocht waren, — en ook van de gemeente te Benkoelen, die slechts éénmaal, t. w. in 1833, een1 Predikant in haar midden had mogen zien. Tevens werd bepaald, dat de Predikanten van Soerabaija in elk jaar zesmaal de gemeente van Grissen kerkelijk zonden bezoeken, — en dat de tijdelijke Predikant van Rembang en Japara zon worden belast met de dienst in de Residentie Madioen. De Predikant van Passaroeang bezocht in dit jaar de gemeenten te Probolingo, Bezoekie en Banjoewangie. Te Bima werd in meergemeld jaar (1845) voor de eerste maal een Onderwijzer der jeugd geplaatst. Met de stichting van twee nieuwe kerken, te Makasser en te Padang, werd almede in dit jaar een aanvang gemaakt. Beide Godshuizen werden in 1847 voltooid. In het jaar 1846 werden de gewone Dienstreizen der Predikanten op |denzelfden voet geregeld, als ze in het vorige jaar hadden plaats gevonden. — De Predikant van Padang echter, J. jScAeuer, deed in dit jaar eene dienstreis in de zoogenaamde Padangsche Bovenlanden, d. i. naar al die plaatsen in het Gouvernement van Sumatrd's Westkust, waar Protestanten gevestigd zijn. — Het blijkt niet, dat zoodanige reis vóór het jaar ] 846 geschied'was, ofschoon dit toch voor hoogst-waarschijnlijk moet gehouden worden. In dit jaar vindt men gewag gemaakt van eene, (naar aanleiding van de Koninklijke Besluiten d. d. 11 December 1835 N°. 88 en 28 October 1840 N°. 57), in het werk gestelde poging om ten dienste der Protestantsche Gemeenten in Nederlands- Oost-Indië een' nieuwen bundel Evangelische Gezangen zamen te stellen, en daartoe eene Anthologie of Bloemlezing te doen uit de Bundels der Hervormde, Luthersche, Bemonstrantsche en Mennonitische Kerkgenootschappen. Deze poging steunde hoofdzakelijk op de overweging, dat, — //de Protestan- ten in Oost-Indik', volgens gemelde Koninklijke verordening, geen' sekten-naam zullende voeren, maar allen onder den naam van Protestantsche gemeente moetende vereenigd worden," — het regt en billijk te achten was, dat in den Bundel Kerkgezangen der Hervormden ook de kerkelijke Liederen opgenomen werden van elke Protestantsche Gezindte, met vermijding altijd en weglating van die Liederen, welke een of ander Dogma der verschillende Gezindten inhouden. — Met de zamenstelling van zoodanige Anthologie werden belast de Leden des Bestuurs Br. Büddingh en Br. van LToevëll. Kort daarna was deze taak volbragt, doch het plan des Kerkbestuurs leed schipbreuk op de moeijelijkheden en bezwaren, welke door de Eigenaren der Evangelische gezangen te Amsterdam , Groningen en Haarlem geopperd werden, met dit gevolg, dat het Kerkbestuur van zijn voornemen heeft moeten afzien. Voor eene Inspekiie der Zending-posten in N. Indië •werd in dit jaar uit Nederland gezonden de Predikant L. J. van Bhijn, die, na volbragte Missie, weder naar Nederland terugkeerde. Ten dienste van het Kerkbestuur werden voorts in 184-6, op zijne in 1844 gedane aanvrage aan de Kommissie lot de zaken der Prot. Kerk in O. en W. Indië, ontvangen 60 Exemplaren van het Handboek voor Predikanten en Kerkeraads-Leden van Van der Tuuk. Het Kerkbestuur zond, op last der Regering, een Exemplaar van dit Handboek aan alle Kerkeraden der Protestantsche Gemeenten in de Kolonie, terwijl tevens aan elk Lid des Bestuurs een Exemplaar werd ter hand gesteld, niet echter in eigendom, maar als ter leen, en voor zoolang de betrekking van Lidmaatschap des Bestuurs zou duren, —moetende het, bij aftreding of over- lijden, aan het opvolgend benoemd Lid worden overgegeven. Ook voor bet Gouvernements-ArcAief werd een Exemplaar bestemd, zoomede een Exemplaar voor het ArcAiej des Kerkbesluurs, en verder twee Exemplaren voor den LutherscAen Kerkeraad. De tot gemeenscAappelijk gebruik der ProtestantscAe en BoomscA-katAolijke gemeenten te Serang (Residentie Bantam) gestichte Kerk, wier opbouw in 1837 was aangevangen , werd eindelijk in 1846 voltooid en plegtiglijk ingewijd. In 1847 deed het Kerkbestuur een voorstel, om de gemeente te Benkoelen, welke in dit jaar door den Predikant 77. Marnslra, — en ook in 1846 door den Predikant F. C. van der Meer van Kuffeler op zijne reis naar Padang, — bezocht was, jaarlijks twéémalen door den PadangscAen Predikant te doen bezoeken, in welk voorstel echter niet kon worden getreden uithoofde van gemis van een vaartuig, hetwelk ter zijner dispositie zou behooren gesteld te worden. In dit jaar werden de Kerkelijke reizen der Predikanten almede op denzelfden voet geregeld als in 1846, en bezocht de PadangscAe Leeraar ook weder de gemeenten in het Gouvernement van Sumatra?'s Westkust. Bij gelegenheid van het bezoek te Pekalongan van den Predikant Br. BuddingA, werden aldaar voorbereidende maatregelen genomen tot opbouw eener Kerk, welke in 1851 voltooid is. — Zoo werd ook de voor de ProtestantscAe- en RoomscA-kalAolijke gemeenten gemeenschappelijke Kerk te CAeribon, wier opbouw was aangevangen in 1845, in dit jaar voltooid en plegtiglijk ingewijd. Voorts werd in dit jaar bepaald, dat de Zendeling, waarnemend Leeraar te Ternate, J. E. Höveker , jaarlijks eene bezoekreis zou doen naar de Inlandsche Christengemeente op het Eiland Baljan. Den Predikant A. van Bavelaar, toen tijdelijk Reizend Predikant, werd opgedragen om de gemeenten te Biouw, Ban ka en Palembang te bezoeken, aan welke opdragt in 1848 door dien Predikant voldaan is. In 1848 kwam er te Makasser eene belangrijke Inrigling tot stand, t. w. de Inrigling van vrouwelijke Nijverheid voor de Christen-gemeente aldaar, waartoe vergunning verleend werd bij Besluit der Regering d. d. 16 December 1847 N°. 1. De omstandigheden hebben echter er toe geleid, dat deze weldadige Instelling reeds in 1853 weder moest ontbonden worden. Volgens art. 28 van het Reglement op het Kerkbestuur , werden er, sedert de vestiging van dit Bestuur in 1844, geregeld brieven, berigten, voorstellen enz. ingezonden aan de Kommissie tot de zaken der Protestantsche Kerk in Oost- en West-Indië, doch had gemeld Kerkbestuur in dit jaar nog geen antwoord daarop bekomen. Reeds in December 1847 was hierover bij de Kommissie een beklag door het Kerkbestuur ingediend, doch eerst in de tweede helft van 1849 werden er twee Brieven van haar ontvangen. In 1848 hadden de Dienstreizen der Predikanten naar de herderlooze gemeenten op Java weder geregeld plaats, en zulks bijkans invoege als in de laatst-voorgaande jaren. Door het Kerkbestuur werd in dit jaar eene Nota zamengesteld, inhoudende de Vraagpunten, die de Kerkeraden en reizende Predikanten in hunne Verslagen over den toestand der gemeenten zouden te behandelen hebben. Deze Nota werd vervolgens, onder den naam van «Nota, om tot Leiddraad te strekketi-1 enz., gedrukt, en een toereikend getal Exemplaren er van aan alle Kerkeraden en reizende Leeraars toegezonden. In dit jaar werden uit Nederland ontvangen de mede in 1844 verzochte 5 Exemplaren van het bekende groote werk van Van der Tuuk, getiteld: Reglementen en verordeningen van de Protestantsche Kerk in Nederland. — Een Exemplaar van dit wejk werd geplaatst in het Archief van het Kerkbestuur, en de 4 overige gezonden aan de Kerkeraden van Batavia, Samarang, Soerabaija en Amboina. Het verzoek om eene vermeerdering van nog drie Predikanten-, waarvan boven gewaagd is, werd in dit jaar door het Kerkbestuur herhaald. Tevens werd bij de Kommissie tot de zake» der Protestantsche Kerk in Oost- en West-Indié' ernstiglijk .aangedrongen, om geen Predikanten der l8*8 of Zie klasse, maar alleen der 3*1 klasse, uit te zenden, dewijl de uitzending "van Leeraars eener hoogere, dan der 3de klasse, ten nadeele moest strekken aan de bevordering van de reeds in Indië aanwezige Predikanten der 3de klasse tot eene hoogere klasse, en bovendien op het Moreel van dezen ongunstig moest terugwerken. Nog werd door het Kerkbestuur aan de Begering in overweging gegeven, om de dienst van twee reizende Predikanten voor de Moluksehe Eilanden, waarvan hooger melding gemaakt is, weder in te trekken, en deze dienst te doen verrigten door zés op de verschillende eilanden te plaatsen Zendeling^Leeraars, — en zulks op grond dat Zendelingen in den regel geacht moeten worden beter voo*- bereid en geëigend te zijn, om onder onbeschaafde volken te leven en te arbeiden, dan Predikanten. Volgens dit voorstel , zouden er voortaan in de Molukkos slechts twee Predikanten, t. w. ter hoofdplaats Amboina, werkzaam zijn. Deze Zendelingen zouden casu quo geplaatst moeten worden op de eilanden Ambon, Saparoea, Noussalaut en Ceram. — Op het eiland Haroekoe bevond zich toen reeds de Zendeling J. W. Luijke. — Op Ceram was reeds omstreeks het jaar 1829 de Zendeling J. C. Vonck werkzaam geweest in de negorij Blpaputij. In dit jaar (1848) was er een Amerikaansch Zendeling, met name.... Steele, werkzaam te Ponlianak ter Westkust van Borneo. — Hij schijnt er echter sléchts kort geweest te zijn. De Dienstreizen der Predikanten hadden voorts in dit en in het volgende jaar -weder naar gewoonte der vorige jaren plaats. Bij Koninklijk Besluit d. d. 3 Augustus 1849 n°. 64 (verhandeld bij Bes! uit van het Indisch Bestuur d. d. 25 October 1849 n°. 1) werd er eene Reorganisatie van het Personeel en de bezolding der Predikanten in Neêrlands- Oost-Indië ingevoerd , en deed het Kerkbestunr, naar aanleiding daarvan, een voorstel aan de Regering, strekkende tot plaatsing: 1°. Van 3 Predikanten te Batavia, waartoe zouden behooren Bantam, Buitenzorg, Krawang en dePreangerReg entschappen. 2°. Van 2 Predikanten te Samarang, waartoe zouden behooren Bagelen, Banjoemaas, Kadoe en Japara. 3°. Van 2 Predikanten te Soerabaija, waartoe zouden, behooren Grisseh, Rembang, Kedirie en Madura en Sumanap. 4°. Van 1 Predikant te Tagal, met Cheribon en Pekalongan. 5°. Van 1 Predikant ie Soerakarta, met Djocjokarta, Madioen en Patjitan. 6°. Van 1 Predikant te Passaroeang, met Bezoekie en Banjoewangie. 7°. Van 2 Predikanten te Amboina, c. a. 8°. Van 1 Predikant te Saparoea, c. a. (') 9°. Van 1 Predikant te Hila, c. a. (') ] 0°. Van 1 Predikant te Banda, o. a. 11°. Van 1 Predikant te Makasser, c. a. 12°. Van 1 Predikant te Padang, c. a. 13°. Van 1 reizend Predikant voor Biouw, met Banka en Palembang. 14°. Van 1 reizend Predikant voor Borneo en Benkoelen; — en 15°. Van 1 reizend Predikant, woonachtig te Batavia en ter dispositie van het Kerkbestuur. Bij Koninklijk Besluit d.d. 2 Julij 1849 n°. 59 art. 2 was bepaald, dat het Voorzitterschap van het Kerkbestuur niet meer uilsluitend aan een Lid in den Baad van JV. Indië behoefde te worden opgedragen, maar ook kon worden bekleed door een aanzienlijk en invloed hebbend Lid der gemeente. Ten aanzien van dit Besluit beweerden de Predikanten, Leden des Bestuuis, Buddingh en Bierhaus, dat, wanneer er geen Lid in den Raad van Indië tot het Praesidium des Kerkbestuurs verkozen werd, deze betrekking dan ook aan een' der Bataviasche Leeraars' zou kunnen worden opgedragen. — In 1851 vereenigden zich met dit beweren de Predi- (') Het voorstel om Predikanten te plaatsen te Saparoea en te Hila, wijkt af (gelijk men ziet,) van het voorstel, hetwelk in 1848 gedaan werd en vermeld is op de vorige bladzijden 74 en 75. kanten van Batavia, Leden des Kerkbestuurs, F. U. van Hengel en J. J. Scheuer. Tot dus verre was het gebruikelijk, om telken jare de autorisatie te verzoeken van het Gouvernement voor de gewone jaarlijksche Dienstreizen der Predikanten ; doch in 1851 bepaalde de Regering, dat de respective Kerkeraden gemagtigd zouden zijn om voortaan die reizen te doen plaats hebben overeenkomstig de Regeriugs-besluiten, waarbij in 1850 gezegde reizen waren geregeld, en dus zonder nadere goedkeuring van Gouvernements-wege. Verder werd door het Kerkbestuur in het jaar 1851 aangedrongen op eene vermeerdering van nog twee Predikanten, ten einde te kunnen voorzien in de behoefte der gemeenten te Menado en te lernate, welke beide gemeenten tot dus verre bediend werden door twee Zendeling-Leeraars, met den titel van waarnemende Leeraars. — Desgelijks deed het Kerkbestuur in 1852 een voorstel, strekkende om nog éénen Predikant uit Nederland te doen uitzenden, ten einde dezen te bestemmen voor de gemeente te Salatiga en Ambarawa. Voorts werden er in dit jaar te Bonthain en Boelecomba, in het Gouvernement van Makasser, twee Zendeling-Onderwijzers geplaatst, uitgezonden door het Nederlandsch Zendeling-genootschap te Rotterdam. — (Reeds in 1845 was er een voorstel door het Kerkbestuur gedaan , om in gemeld Gouvernement een' Zendeling-Onderwijzer te plaatsen, in welk voorstel echter toen niet kon getreden worden.) De Regering deed alsnu (1851) de noodige gelden beschikbaar stellen tot den opbouw van twee lokalen, geschikt tot woonhuizen voor de bedoelde Zendeling-Onderwijzers, en tevens tot het houden der School en der Godsdienstoefeningen. . In 1852 werd te Batavia opgerigt het Genootschap van Inwendige en Uitwendige Zending, en kwamen er eenige Zendeling-werklieden te Batavia aan, die zich voorloopig te Kampong-Makasser, in de nabijheid van Batavia, vestigden. Deze Zendeling-werklieden, wier aantal later nog vermeerderd werd, waren opgeleid door den Predikant Gossner te Berlijn, en zijn hierdoor ook onder den naam van Qossnersche Zendelingen bekend. Men herinnert zich dat, in verband tot art. 1 van het Koninklijk Besluit d. d. 11 December 1835 N. 88, reeds sedert vele jaren herhaaldelijk pogingen waren aangewend tot Vereeniging der Hervormde en Luthersche gemeenten te Batavia. Meer bepaaldelijk waren hiertoe de noodige stappen gedaan door de Hervormde Leeraars J. Th. Boss en G. van den Bijllaardt, en den Lulherschen Predikant J. F. Kramer, van 1821 tot 1823; terwijl men ook dit doel had beoogd in 1830, en eindelijk ook nog van 1841 tot 1844 door eene spéciale , door het Gonvernement op den 278ten Januarij 1841 (Besluit No. I) benoemde, Kommissie. De uitslag dezer pogingen had echter aan het oogmerk niet beantwoord. Doch, toen de in 1852 uit Nederland aangekomen Predikant A. A. Th. Mounier, naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek, tijdelijk benoemd werd tot President van den Kerkeraad der sedert 1849 herderlooze Luthersche Gemeente, spéciaal met het doel om de Vereeniging der beide gemeenten (zoo mogelijk) tot stand te brengen, — toen werden door de Kerkeraden van gezegde gemeenten op nieuw de vereischte maatregelen genomen om tot eene gewenschte eindschikking te komen , en zulks- met zoodanig gevolg dat de Vereeniging in Mei 1853 voorloopig, en op 1°. Junij 1854 finaal, onder den naam van '/Evangelische Gemeerde*1 plaats greep. De hiertoe betrekkelijke Acte de Koninklijke goedkearing hebbende weggedragen, werd er bij Koninklijk Besluit d. d. 19 Augustus 1854 N». 74 een Predikant uit het Luthersch Kerkgenootschap voor de Evangelische gemeente te Batavia benoemd, en deze op den ïgden Augustus 1855 aan het reeds te Batavia aanwezig getal Predikanten van het Hervormd Kerkgenootschap toegevoegd; — zoodat er bij de Evangelische gemeente te Batavia sedert 12 Augustus 1855 in bediening zijn drie Leeraars van het Hervormd en één Leeraar van het Luthersch Kerkgenootschap. Naar aanleiding van art. 25 van het Beglement op het Kerkbestuur, werd er nog in dit jaar een Reglement zamengesteld op de uitoefening van kerkelijk opzigt en tucht voor de Protestantsche Kerk in Nederlands Indië, welk Reglement door den Koning werd bekrachtigd bij Besluit d. d. 28 lebruarij 1854 N°. 68 (verhandeld bij het Indisch Besluit d. d. 14 Mei 1854 No. 5.) Eindelijk werd in 1852, naar aanleiding eener Koninklijke Kabinets-Missive d. d. 23 November 1851 N°. 21 (verhandeld bij het Indisch Besluit d. d. 17 April 1852 N°. 3) aan den Predikant van Batavia, Br. 8. A. Buddingh, opgedragen eene Generale Inspektie over de Protestantsche Kerk en het Schoolwezen in Nederlands Indiè. Deze ving zijne Inspektie aan op den 17den Mei van gemeld jaar 1852, en besloot haar op den 4den Junij 1857, zoodat ze ruim 5 jaren heeft geduurd. Successivelijk bereisde hij Java, Madura, Makasser, Bima, Saleijer, Menado en de Minahassa, Gorontalo, de Bogt van Tomini, de Sdngier-eilanden, de Talau-eilanden, Ternate, Batjan, Gilolo, Banda met de omliggende eilan- den, voorts Ambon, Saparoea, Haroekoe, Noussalaut, de Zuidkust van Ceram, Boeroe, Boano, verder Banka, Palembang, Riouw, Benkoelen, Sumatrd's Westkust, Pontianak en Sambas op BorneSs Westkust, en eindelijk Bandjarmassin op Borneo's Zuid- en Oostkust. Dewijl echter schrijver van dit Overzigt thans verpligt zou zijn om veel van zijn eigen werk te spreken, meent hij hier de pen te moeten uederleggen, alleenlijk opmerkende dat door de hoogst-milde beginselen der Regering zijne Tnspektie-reis allerwege de gezegendste vruchten heeft mogen dragen. Het jongste vijftal jaren was voor de Aziatische Bezittingen van den Staat een tijdperk van groote ontwikkeling en ongewonen vooruitgang' op het gebied van Kerk en Onderwijs. De geschiedenis zal de taak vervullen om later al het goede te vermelden, dat in gezegd tijdperk reeds grootelijks bij aanvang is tot stand gebragt, en zich nog nader als onmiddellijk uitvloeisel uit dit tijdperk zal openbaren. Slechts zij hier nog aangestipt, dat er reeds vaste Predikanten geplaatst zijn te Buitenzorg, te Cheribon, te Salatiga met Ambarawa, te Bjoejokarta met Kadoe, te Bagalen met Banjoemaas, te Probolingo met Bezoekie en Banjoewangie, en te Sumanap, gelijk ook Madioen met Kedirie, Riouw en Pontianak tot vaste Predikantsplaatsen bestemd zijn. — Ook zijn er eenige nieuwe scholen geopend, zoowel voor Christen-kin deren, als voor kinderen van Muhamedanen en Heidenen. G. W. VAN DER WIEL^, te Arnhem, geeft nit: DAGBOEK MIJNER OVERLANDMAIL- REIS , van Batavia naar Nederland , via Triest, in 1857. (Zijnde een Tegenhanger van het Dagioek mijner Overland-mail-reis van 'Rotterdam naar Java, vid Southampton, in 1852.) Door Dr. S. A. Buddingh, laatstelijk belast geweest met eene Generale Inspectie over de Protestantsche Kerk en het Schoolwezen in Nederlands Indië. Prijs ƒ0.60. WET TOT REGELING DER JAGT EN VISSCHERIJ, van 13 Junij 1857 (Staatsblad n°. 87), met aanteekeningen , meerendeels bijeenverzameld uit de officiëele bescheiden, door Mr. J. \V. Staats Evekts , Advocaat en Regter-Plaatsvervanger in de Arrondissements-Regtbank te Arnhem. Prijs /0.60 DE OPSTAND IN BELGIË tegen het TJltramontanisme (Overgedrukt uit de «Protestantsche Bladen"). Prijs/O.25. DE BIJBEL, HET LEVEN EN DE WERELDGESCHIEDENIS. Een woord voor denkende menschen, van C. O J. Bussen: Uit het Hoogduitsch. Prijs ƒ0.60. LESSEN VAN WIJSHEID Ü1T DE OUDE LATIJNSCHE DICHTERS, 1 Bijeenverzameld door Mr. W. Staats ' Everts. Prijs ƒ1.00. • 1 MEDEDEEL1NGEN, , aan jeugdige vrienden van de Zendingzaak. ( door J. C. Wallmann. Prijs ƒ0.40. — 25 exEf-*ƒ 0.30. — 100 exx. k ƒ0.25. \ HET PENITENTIAIR GEVANGENIS- 1 STELSEL, en dat der Gemeenschappelijke Opsluiting. 1 Prijs ƒ 0.40. ] GELOOFSVERSTERKING. stichtelijke overdenkingen ] van J. P. de Keijseb, Predikant te Arnhem. Prijs ƒ 1.50. I HET HOOFD DER KERK, 1 door Bdngener. Prijs ƒ 0,30. s DE FEESTVIERENDE CHRISTEN. liedeeen en overdenkingen (Op al de Christelijke feesten) t. A. Amsboff, S. J. van den Bergh , Clionia, i. Hoekstra, Bz., A. H. van der Hoeve , J. Hooijkaai lerderscheè, R. Bennink Jannonini, J. P. de Keijscr, I. A. Kramer, A. L. Lestnrgeon, K. Jf. Meppen, I. Herman de Ridder, (J. W. Tlioden van Velzen, IV. H. Warnsinck, Bz., J. C. Zaalberg, Pz. en anderen. lecartonneerd, met gesteendrukten titel •n vignetten. Prijs ƒ 1.80. PROTESTANTSCHE BLADEN. Maandschrift. Verschijnt den eerste van lke maand in afleveringen van 3 vellen Irnks. Prijs van den jaargang ƒ 2.50. LEERREDENEN, ot bevordering van Evangelische kennis en Christelijk leven. Prijs per jaargang ƒ 1.20. )e tien complete jaargangen a ƒ 6.00. LAATSTE LEERREDENEN, an zijne leerlingen van vroeger en later ijd opgedragen door W. A. van Hengel, loogl. te Leiden (Met portret.). Prijs/1.20. VIERSTEMMIG KORAALBOEK, oor Koor (Sopraan, Alt, Tenor en Bas) a Orgel of Piano ; bevattende al de meidiën der Evangelische Gezangen , bij de ïederl. Herv. gemeenten in gebruik, ten ienste van kerk, zangvereeniging, zang:hool en huisgezin, door J. G Bastiaans , rganist te Amsterdam. Prijs ƒ 1.00. DRIESTEMMIG KORAALBOEK, «rattende al de melodiën der Evangelische ezangen, bij de Nederlandsehe Hervormde :meenten in gebruik; ten dienste van kerk, aisgezin en scholen, door J. G. Berïlman , te Amsterdam. Prijs ƒ 0,80. SARA MARTIN, rekken uit het leven eener Christin, aar het Hoogduitsch. Prijs ƒ 0,40. AANPRIJZING VAN HUISSELIJK EVEN. Iets voor onzen tijd. Prijs ƒ 0,60. LEVENSSTANDEN. :n viertal verhalen. Prijs ƒ0,60. Hierin vindt zich het treffend verhaal: Dagboek tn een' armen Vicaris, door Zschocke. jvcgwu-xioaMveivBugei in ue arronaisse- u..t Wnr-w;™,, „„„ -p™ i;„ , ,