DE APOSTOLISCHE GELOOFSBELIJDENIS (*). {In de eerste eeuw.) Ik geloof aan God, den almagtigen Vader, Schepper des hemels en der aarde ; En aan Jezus Christus, Zijnen ééngehoren Zoon, onzen Heer, die, ontvangen van den heiligen Geest, geboren uit de Maagd Maria, onder Poottus Pilatus geleden heeft, gekruisigd en begraven is. Hij daalde neder in de helle; op den depden dag stond Hij op van de dooden, voer op ten hemel, en zit ter regter hand Gods, van waar Hij komen zal, om de levenden en dooden te oordeelen. Ik geloof aan den heiligen Geest; de heilige algemeene (katholieke) Kerk, de gemeenschap der Heiligen; vergeving van zonden; de opstanding des vleesches en een eeuwig leven. Amen. (*) Het is twijfelachtig, of de Apostelen deze geloofsbelijdenis hébben opgesteld; rij sadet echter m hunnen tijd zijn vervaardigd;, ofschoon vele hunner leerstellingen niet volkomen met haar overeenstemmen (§). (§) De meening, dat deze geloofsbelijdenis van de Apostelen zeiven afkomstig zon ziju, steunt louter op eene kerkelijke overlevering van tateren tijd. 'Zij wordt het eerst gevonden bij Rufinus , die op het eind der vierde en in het begin dér vijfde eeuw heeft geleefd (Zie zijne Exposit.Symboli Apostolici.}. Zij is verdedigd door Natalis Alexander. in zijne Kerkgeschiedenis, voorts in de Acta Sanett ad d. 15 Jul. en door J. Ciirys. Trombellius, traet. de Sttcramentis, Bo/.oti. 1770; betwijfeld door Laurentius Valla en Erasmus; bestreden door de katholieke Godgeleerden na Pilt én Ti llemont met de meeste protestantsche schrijvers* — De geloofsbelijdenis schijnt evenwel, voornamelijk op grond van hare eenvoudigheid, van hooger ouderdom te zijn. Vertaler. GELOOFSBELIJDENIS VAN IBENEUS, bisschop van lyon (177 202), leerling van poly- carpus, die een leerling was van den apostel johannes. (In de tweede eeuw.) Ik geloof aan éénen God, den almagtigen Schepper des hemels en der aarde, van de zee en al, wat daarin is; En aan éénen Jezus Christds, den Zoon van God , die vleesch is geworden om ons te verlossen ; En aan den heiligen Geest, die door de Profeten de goddelijke verlossing en de komst van onzen geliefden Heer Jezus Christus verkondigd heeft, alsmede, dat Hij, uit eene Maagd geboren , zou lijden, van de dooden opstaan en in hét vleesch ten hemel opvaren; ook, dat Hij van den hemel zal wederkomen in de heerlijkheid des Vaders; om het vleesch vanhetgansche menschdom uit den dood op te wekken, opdat voor den Heer, naar het welbehagen des ontzigtbaren Vaders, alle knieën zich mogen buigen, en alles, wat in den hemel, op de aarde en onder de aarde is; en opdat alles Hem belijde en Hij alles oordeele, daar Hij de boozen en dok de afgevallene Engelen zal overgeven aan het vuur, en aan de goeden leven, onsterfe lijkheid en eeuwige heerlijkheid schenken zal. GELOOFSBELIJDENIS VAN TEBTU LLIANUS , presbyter te karthago. (In de tweede eeuw.) Ik geloof aan éénen almagtigen God, deh Schepper der wereld; en aan Jezus Christus, Zijnen Zoon, die uit de heilige Maagd Mabia geboren en onder Powtius Pilatus gekruisigd is. Ten derden dage stond Hij op van de dooden, voer op ten hemel, en zit thans aan de regterhand des Vaders, van waar Hij zal wederkomen, om de levenden en dooden door de opwekking des vleesches te oordeelen. GELOOFSBELIJDENIS VAN ORIGENES VAN ALEXANDRIE, presbyteb te cesarea, gestorven in 254. Ik geloof dat er één God bestaat, die alles geschapen heeft; en Een, die uit Hem is: God het Woord, die aan Hem gelijk, van dezelfde natuur en dezelfde eeu^ wigheid is, die later de menschelijke natuur heeft aangenomen , toen Mabia Hem gebaard heeft; die gekruisigd werd en wederom van de dooden is opgestaan. Ik geloof ook aan den heiligen Geest, die van alleeeuwigheid bestaat. GELOOFSBELIJDENIS VAN GREGORIÜS THAUMATURGUS, BISSCHOP VAS CESAREA IN SYBIE, GESTORVEN OMSTREEKS 270 (*). Er bestaat één God, de Vader van het levend Woord. Dat Woord is Zijne wijsheid, magt en eeuwig evenbeeld. Daar Hij volmaakt is, heeft Hij eenen Zoon voortgebragt-, die even volmaakt is als Hij. Hij is de Vader van den ééngeboren Zoon. Er is één Heer, de eenige Zoon des eenigen Vaders r die God is uit God, het uitgedrukte beeld der Godheid, het werkzame Woord, de Wijsheid, die de gronding van het Heelal heeft voorzien, de Wijsheid, waarnaar de wereld is ontworpen en de Magt, waardoor zij geschapen werd; de waarachtige Zoon des waarachtigen Vaders, de Onzigtbare van den Onzigtbarep, En er bestaat één heilige Geest, die van den Vader uitgaat, en door den Zoon aan de menschen geopenbaard werd. Hij is het beeld des Zoons, Zijn volkomen beeld, daar Hij volkomen is. Hij is het leven en de uitdeeler des levens aan de levenden. Hij is de heilige bron, de heiligheid zelve, en de bewerker van alle heiliging. Door Hem openbaart zich God de Vader en God de Zoon. Er bestaat derhalve eene volkomene Drieëenheid, (*) Deze geloofsbelijdenis is onecht. Zie Martini , Versuch einer pragmat. Gesch. des Dogma von der Gottheit Christi in den vier enten Jahrh. Th. I, § 231. Vertaler. welke onafscheidbaar is. In haar is niets, dat geschapen is, niets wat aan een ander onderworpen is, zij is in haar geheel van eeuwigheid. De Zoon was nooit zonder den Vader en de Geest nooit zonder den Zoon, maar dezelfde Drieëenheid bestaat onveranderbaar van alle eeuwigheid. GELOOFSBELIJDENIS VAN LUCIANUS, presbyter te antiochie, die in 3l i te n1comedie den marteldood heeft ondergaan. Ik geloof, naar de overlevering der Evangelisten en Apostelen, aan éénen God, den almagtigen Vader, den Schepper des heelals. En aan éénen Heer, Jezus Christus , zijnen ééngeboren Zoon, die God is, en doorwien alle dingen zijn geschapen; die voor de wording des tijds door den Vader is voortgebragt, God uit God, Geheel van het Geheel, Volmaakt van den Volmaakten; het levend Woord, de Wijsheid, het Leven, de Waarheid, de Herder, de Verrezene, de Onveranderlijke, het beeld der Godheid, van dezelfde natuur, hetzelfde wezen, dezelfde magt, als de Vader; het Woord, dat God was. Door Hem werd alles geschapen , en in Hem bestaat alles; die later van den hemel kwam en uit eene maagd geboren werd. En Hij werd mensch, Middelaar tusschen mensch en God; die gezonden werd om de Stichter van ons geloof en Vorst des levens te zijn; die voor ons leed, en opstond ten derden dage, en ten hemel voer, en thans gezeten is aan de regterhand des Vaders, en die eenmaal de levenden en dooden zal oordeelen. En ik geloof aan den heiligen Geest, die hun, die aan Hem gelooven, een troost is. Hij is de Vader en Zoon en van Hen niet afgescheiden. Dat is mijn geloof voor God en Christus (*). GELOOFSBELIJDENIS VAN CYRILLUS, bisschop te jebuzaxem, gestobven in 386. Ik geloof aan éénen God, den almagtigen Vaderr Schepper des hemels en der aarde, van alle zigtbare en onzigtbare dingen; en aan éénen Heer, Jezus Chbistüs, den ééngeboren Zoon van God, dien de Vader heeft voortgebragt eer dat de tijd aanwezig was; den waarachtigen God, door wien alle dingen zijn geschapen , die vleesch aannam en mensch werd, die gekruisigd en begraven is en ten derden dage weder opgestaan van de dooden en gezeten aan de regterhand des Vaders; die komen zal met magt en heerlijkheid om de levenden en dooden te oordeelen. En ik geloof aan den heiligen Geest, den Trooster, die door de profeten gesproken heeft. Ik geloof aan eenen doop der bekeering, aan vergeving der zonden , aan eene algemeene (katholieke) Kerk, aan de opstanding des vleesches en een eeuwig leven (**). (*) Vijf-en-negentig Bisschoppen hebben te gelijker tijd op eene Kerkvergadering te Antiochië deze geloofsbelijdenis aangenomen. (**) Deze geloofsbelijdenis zou, volgens de overlevering, die der gemeente van Jeruzalem zijn geweest en reeds door den Apostel Paulus zijn opgesteld. GELOOFSBELIJDENIS VAN SABELLIUS, presbyter te ptolemais (l3o 260). Ik geloof, dat God, wat Zijne natuur en Zijnen persoon betreft, één is. Ik geloof dat deze God zich in de schepping op driederlei wijzen heeft geopenbaard, die drie verschillende namen,dragen: als Vader onderhoudt en bestuurt Hij de wereld; als Zoon verlost Hij haar; als heilige Geest verlicht en sterkt Hij de geloovigen. Ik geloof, dat deze drie wijzen, waarop Gód zich heeft geopenbaard, niet drie onderscheidene personen zijn, maar slechts openbaringsvormen, ontstaan door Zijne betrekking tot de wereld, als (eene betrekking) van den Oneindigen tot het eindige. GELOOFSBELIJDENIS DER ABIANEN, volgelingen van arius , presbyter te alexandrie , gestorven in 336. Wij gelooven aan éénen God, den almagtigen Vader en Schepper aller dingen. Wij gelooven aan Jezus Christus, den Zoon van God, die uit niets geschapen en. minder dan God is en door Gods vrijen wil voortgebragt. Wij gelooven evenwel, dat Christus het eerste en voortreffelijkste der goddelijke schepselen is, gekomen om ons van de zonde te verlossen en het eeuwige leven te schenken. Wij gelooven aan den heiligen Geest, die uitgaat van God den Vader, en de Verlichter en Trooster des menschdoms is (*). GELOOFSBELIJDENIS VAN NICEA (3a5) EIS RONSTANTINOPEL (38i). Wij gelooven in éénen God, den almagtigen Vader , den Schepper van hemel en aarde, van alle zigtbare en onzigtbare dingen; en in éénen Heer, Jezüs Christus , den ééngeboren Zoon van God, die uit den Vader geboren is voor alle eeuwigheid, Licht uit Licht, waarachtig God uit den waarachtigen God; geboren, niet gemaakt; éénswezend met den Vader; door wien alles is geworden; die voor ons, menschen, en voor onze verlossing uit den hemel is nedergedaald en vleesch heeft aangenomen uit den heiligen Geest en de maagd Maria en mensch is geworden; die voor ons gekruisigd is onder Pojstius Pilatds , die geleden heeft en begraven is, en ten derden dage opgestaan, naar de Schriften; die opgevaren is ten hemel en gezeten aan de regterhand des Vaders en met heerlijkheid weder zal komen om levenden en dooden te oordeelen, wiens Koningrijk geen eind zal nemen; en in (*) Een' geruimen tijd maakten de Arianen in de vierde eeuw de heersehende Kerk uit. Door onderscheidene Keizers begunstigd, ■verdeelden zij zich in verschillende partijen, tot dat Keizer Thbodosius de Groote de aanhangers der Kerkvergaderingen van Nicea en Konstantinopel deed zegevieren en de Arianen met geweld ten onderbragt. den heiligen Geest, die levend maakt, die uit den Vcider is uiteegaan, die met den rader enden Zoon te zomen wordt aangebeden en verheerlijkt, die gesproken heeft door de Profeten, Ik geloof in ééne katholieke en apostolische Kerk. Ik erken éénen Doop tot vergeving der zonden, verwacht de opstanding der dooden en een toekomend leven (*). GELOOFSBELIJDENIS DER MANICHEERS, aanhangers van mani, die in de derde eedw leefde. Wij gelooven aan God den Vader, als de bron van alles goeds. Wij gelooven ook aan een Wezen, dat de bron is van alle kwaad, den Satan. Beiden hébben dezelfde eigenschappen. Wij gelooven, dat God niet drieè'enig is, om dat enders ook de Satan drieëenig zou moeten zijn. Wij gelooven, dat Christus een Eon (Demon, bovenaardsch wezen) is, uit de Godheid voortgevloeid; die de gevangene ziel des menschen wil verlossen, en tot haren oorsprong terug brengen. Wij gelooven, dat de heilige Geest een uitvloeisel van de Godheid is, dat zich in de lucht verbreidt. (*) Ter beslissing der geschillen, die door Akids leerstelsel waren ontstaan, werd in 3a 5 eene Kerkvergadering te Nieea belegd, waarop het gevoelen van Abids veroordeeld werd. Deze uitspraak werd later door de Kerkvergadering van Konstaatinopel in 381 bekrachtigd. Hetgeen deze laatste aan de geloofsbelijdenis *an Nicea heeft bijgevoegd, is cursief gedrukt. Vertaler. Daar de Satan, de bron van alle kwaad, een zelfstandig God is, moet de doop, als het middel om de erfzonde uit te delgen, vervallen. Wij gelooven, dat er geene opstanding der dooden is, daar anders het vleesch weder in de ziel het kwaad zou invoeren. Wij gelooven, dat er geene erfzonde is, alsmede, dat het Oude Testament geen gezag bezit, daar de wetgever daarin de Satan is (*). GELOOFSBELIJDENIS VAN PELAGIUS, een monnik uit britahnie. (In den aanvang der vijfde eeuw.) 0 Wij gelooven aan God, den almagtigen Vader, Schepper der zigtbare en onzigtbare dingen. 2) Wij gelooven ook aan den Heer Jezus Christus , door wien alles is geschapen; den Zoon, dien de Vader heeft geteeld, eenswezend met den Vader. Ofschoon Hij door God is voortgebragt, is dit evenwel niet in den tijd geschied, maar Vader en Zoon zijn zonder begin. De Vader was nooit zonder den Zoon, beiden derhalve zijn eeuwig. (*) Mani, ook Mahes en Manicheus genaamd, uit Perzie, trachtte de aldaar inheemsche en voorvaderlijke leer van twee be- ginselen (dualismus) met het Christendom te vereenigen. Door de godsdienstleeraars zijns volks gehaat en door de Koningen van Perzie vervolgd, werd hij ten laatste op eene gruwzame wijze omgebragt, omstreeks 27a—275. Hij vond echter talrijke aanhangers, die zich nog tot in de vijfde eeuw staande hielden. Een aantal sekten in de middeleeuwen hebben in hunne leerstellingen veel van hem ontleend. Vertaler. 3) De Zoon nam eenmaal in Maria. , die altijd maagd is geweest, onze natuur aan: het Woord werd vleesch en bleef toch God. In Christus is mensch en God, ligchaam en ziel vereenigd. 4) De Zoon Gods is in waarheid, even als wij, aan honger, dorst en den dood onderworpen geweest, maar Hij was dit door Zijne menschelijke natuur, die voor lijden vatbaar was. In zoover Hij God is, kan Hij niet lijden. In Hem is gestorven hetgeen sterfelijk was. 5. Ten derden dage stond Hij op en voer ten Hemel , en is gezeten aan de regterhand Gods; Hij heeft nog hetzelfde vleesch, waarin Hij geboren werd. Zijne menschelijke natuur is thans verheerlijkt en blijft Hem eeuwig bij. Hij zal de levenden en dooden oordeelen. 6) Wij gelooven ook aan de opstanding des vleesches, en dat wij eeuwig zoo zullen blijven, als wij bij onze opstanding zijn. 7) Wij gelooven ook aan den heiligen Geest, die, zelf God zijnde, van den Vader uitgaat, en Vader en Zoon tevens is. In tegenstelling van Sabellius nemen wij drie onderscheidene personen aan: den Vader, den Zoon en den heiligen Geest (*). f) Pelagius is nog vermaard door zijnen strijd met Aucustinus over de erfzonde, vrijen wil, goddelijke genade en voorbeschikking. Hij leerde, dat er geene erfzonde bestaat, dat de mensch door zijnen vrijen wil de magt heeft, om het goede of kwade te kiezen, dat alle menschen dien ten gevolge kunnen zalig worden. Aan de Christenen evenwel is, volgens zijn gevoelen, eene hoogere zaligheid toegezegd. Tot verkrijging daarvan zijn hun het voorbeeld en deleer van Christus, benevens bijzondere genadewerkingen verleend. Deze laatsten echter moeten steeds door eene vrijwillige keuze van het goede worden voorafgegaan. 9 GlOOfSBlIJDIISSM :der en Mim SECTEN. jook AL BE Al Dl GELOOFSBEUJDMSS^I'I iffilKïIlïïEI ÏÏMËM HARER SECTEN. J. L. SCHWARZ. Uit het Hoogduitsch. te 'SGRAVENHAGE, bij H. C. SUSAN, C.HZ. 1845. ROOMSCHE GELOOFSBELIJDENIS, van pios IV (i563). Ik geloof vastelijk en belijd alles in het gemeen en bijzonder van die artikels, welke in de geloofsbelijdenis vervat zijn, waarvan zich de heilige roomsche Kerk bedient, namelijk: ik geloof aan God den almagtigen Vader, enz., tot aan het eind der geloofsbelijdenis van Nicea. Ik geloof vastelijk aan de apostolische en kerkelijke overleveringen, alsmede aan alle andere voorschriften van de genoemde Kerk. Ik geloof ook aan de heilige Schrift, maar slechts in den zin, waarin haar onze heilige moeder de Kerk aanneemt, aan welke het al* leen toekomt, over zin en verklaring der schrift uitspraak te doen; ook zal ik haar nooit anders opvatten en uitleggen, dan naar den zin der Pausen. Ik belijd ook, dat er naar waarheid zeven Sacramen* ten des N. Verbonds bestaan , die door Jezüs Christus , onzen Heer, ter verlossing des menschdoms, zijn ingesteld, namelijk: Doop, Bevestiging, Avondmaal, Biecht, laatste Oliesel, Priesterwijding en Huwelijk. Zij deelen de genade mede ; en daaronder, belijd ik, kunnen Doop, Bevestiging en Priesterwijding niet zonder heiligschennis worden herhaald. Ook houd ik de gebruiken, die de katholieke Kerk bij de Sacramenten heeft ingevoerd, voor noodzakelijk en heilig. Ik belijd al de artikels, die de Kerkvergadering van Trente ten aanzien van de erfzonde en regtvaardiging heeft vastgesteld (*). (*) Het is bekend, dat de Roomschen, inzonderheid de Jesniten, ten aanzien van erfzonde, vrijen wil, goddelijke "genade en voor- Ik belijd ook, dat in de Mis een waarachtig zoenoffer voor levenden en dooden aan God wordt toegebragt, en dat in het Avondmaal het bloed en het ligchaam met de ziel en goddelijke natuur van onzen Heer Jezus Christus werkelijk aanwezig zijn en geno-, ten worden, daar het brood zich werkelijk in Zijn ligchaam en de wijn in Zijn bloed verandert, hetgeen men transsubstantiatie noept. Ook belijd ik, dat ook onder ééne gestaltenis het gansche ligchaam van Christus genoten wordt. Ik geloof vastelijk, dat er een vagevuur bestaat, en dat de gefolterde zielen daarin door het gebed der geloovigen worden geholpen; ook dat de Heiligen moeten aangebeden en hunne reliquien vereerd worden. Ook belijd ik, dat de beelden van Christus en de heilige Maagd, gelijk ook van de andere Heiligen, moeten vereerd worden. Ook geloof ik vast, dat de aflaten eene instelling van Christus zijn, en hunne uitdeeling den Christen tot zaligheid leidt. Ik erken de roomsche Kerk, als de moeder en oppergebiedster van alle andere Kerken , en beloof getrouwe gehoorzaamheid aan den roomschen Bisschop, den opvolger van Petrus , den heer der Apostelen en plaatsbekleeder van Jezus Christus. Ik belijd ook alle andere voorschriften der Pausen en Kerkvergaderingen, bijzonder die van Trente. Ik veroordeel en vervloek al wat hiermede strijdig is, alle ketterijen, die de Kerk veroordeeld heeft. beschikking, meer het gevoelen van Pelagids rijn toegedaan, terwijl de Jansenisten (alsmede de Protestanten, inzonderheid de Gereformeerden) , zich gestreng daaromtrent honden aan de leer van AuGusTïiins. Vrij en openlijk belijdeikdit geloof, zonder hetwelk niemand kan zalig worden; en zweer, dat tot het eind mijns levens te zullen vasthouden. Zoo helpe mij God en de heilige Evangeliën (*). GELOOFSBELIJDENIS DER OBTHODOXE GRIEKSCH-KATHOLLEKE KERK (**). Ik geloof aan God, den almagtigen Vader, enz. (Zij stemt met de roomsen-katholieke Geloofsbelijdenis en die van Nicea overeen, behalve, dat zij den Geest alleen van den Vader laat uitgaan.) Ik geloof, dat de heilige Schrift en de overlevering beide te zamen eerst de bron des christelijken Geloofs uitmaken; dat de daaruit afgeleide leerstukken goddelijk zijn ; dat Christüs zeven Sacramenten heeft ingesteld; dat de Doop door eene driewerf herhaalde indompeling moet geschieden; dat het Avondmaal in tweederlei gestaltenis moet genoten worden, en dat Christus ligchaam en bloed daarin wezenlijk bevat zijn; en dat het een goddelijk gebod is, dat het brood moet gezuurd zijn en de wijn met water gemengd. Ik geloof, dat, nevens Christus en de heilige Maagd, (*) Deze geloofsbelijdenis stemt men die van Trente overeen, en is sedert door de R. K. Kerk in onveranderden vorm behouden. (**) Dit stuk is in 1642 door den Metiopoliet van Kiea>,P*trus Mogixas , in vereeniging met andere grieksche Godgeleerden opgesteld , als de Geloofsbelijdenis der Russen. De overige Oostersche Patriarchen namen er genoegen mede, en bekrachtigden het op de Kerkvergadering van Jerusalem in 1672. ook dé Engelen en Heiligen, alsmede hunne beelden en reliquien moeten worden aangebeden; dat de heilige werken, als vasten, het kruis slaan, het monniksleven enz., tot zaligheid leiden, dat de geestelijke, de Bisschoppen uitgezonderd, moet getrouwd zijn, maar dat hij geen tweede huwelijk mag aangaan, en geene andere dan eene maagd mag trouwen. AUGSBURGSCHE GELOOFSBELJJDENIS (*). Ik geloof aan God, den Vader, den almagtigen Schepper des hemels en der aarde. Ik geloof aan Jezus Christus, den ééngeboren Zoon van God, onzen Heer, die ontvangen is van den heiUgen Geest, geboren uit de maagd Maria, die geleden heeft onder Powtius Pilatus, is gekruisigd, gestorven, begraven, nedergedaald ter helle, ten derden dage opgestaan van de dooden, ten hemel gevaren , gezeten aan de regterhand Gods, des almagtigen Vaders, van waar Hij komen zal, om de levenden en dooden te oordeelen. Ik geloof aan den heiligen Geest, eene heilige alge? meene christelijke Kerk, opstanding des vleesches, (*) Door Melanchthon opgesteld, door Luther goedgekeurd, door de protesterende Stenden onderteekend, werd dit stuk op den Rijksdag te Augsburg a5 Junij i53o voor de Rijksvergadering gelezen en aan den Keizer ter hand gesteld. — De overige Protestantsche geloofsbelijdenissen komen met deze nagenoeg overeen: alleen in de bepalingen over het Kerkbestuur en kerkelijke inrigtingen wijken zij van elkander af. a een eeuwig leven, gemeenschap der Heiligen en vergeving der zonden. Amen. GELOOFSBELIJDENIS DER ANGLIKAANSCHE KERK (*). it God bestaat uit drie personen, Vader, Zoon en heiligen Geest. 2. De Zoon, geteeld door den Vader, en in eene maagd met een aardsch ligchaam bekleed, vereenigt in zich beide naturen, de goddelijke en dé* menschelijke. 3. Hij heeft geleden, is gestorven, en in de hel nedergedaald. 4. In beide naturen is Hij wederom opgestaan , en zal bij het jongste oordeel wederkomen, om de geslachten te oordeelen. 5. De heilige Geest gaat uit van den Vader en den Zoon en is van dezelfde natuur en waarachtig God als zij. 6. De heilige Schrift bevat de voorschriften tot zaligheid. 7. Dit geldt van het Oude Testament evenzeer, hoewel het niet zoo duidelijk is als het nieuwe. De Christen is aan de zedelijke voorschriften van het eerste onderworpen. (*) Deze 39 artikelen -werden op eene Kerkvergadering te Londen in 156a aangenomen en in 1571 door eene Parlements-akte bekrachtigd. 8. De drie geloofsbelijdenissen van Nicea, Athanasids en de Apostelen moeten worden aangenomen. 9. De erfzonde kleeft iederen mensch aan, en stelt hem bloot aan den toorn Gods. 1 o. Door de zonde van Adam is de mensch uit zich zeiven onmagtig tot eenig goed werk : Gods genade geeft hem den wil ten goede, en werkt ook nog later in hem voort. 11. Alleen het geloof in Christus regtvaardigt den mensch voor God, en niet zijne goede werken. 12. De laatsten evenwel zijn Göde , als vrucht des geloofs, welgevallig. 13. Zij bewerken echter niet de genade, wijl zij zonder geloof zondig zijn. 14. Buiten hetgeen in den Bijbel geboden is, bestaan er geene goede werken, en op de zoodanige aan te dringen, is goddeloos. 15. Hoewel Christus in menschelijke en goddelijke natuur geboren is, is Hij toch van de erfzonde vrij. 16. Ofschoon hij gedoopt zij, kan de Christen toch nog zondigen, en de zondaar over zijne zonden berouw hebben. 17. Reeds voor de schepping heeft God sommigen, zonder hunne verdienste, ter zaligheid uitverkoren. 18. Niet de wet, maar het geloof maakt zalig. 10. Slechts waar het zuivere Woord Gods gepredikt wordt, is de waarachtige Kerk van Christus. 20. De Kerk kan reglementen, en plegtigheden invoeren; zij kan echter geene schriftuurplaats zoo uitleggen , dat deze eene andere tegenspreekt, 21. Alleen de vorst des lands kan algemeene Kerkvergaderingen bijeenroepen. 22. De roomsche leer van het Vagevuur, Paradijs en de reliquien is eene dwaalleer. a3. Slechts zij zijn dienaars der Kerk, die daartoe door kerkelijk gemagtigde personen zijn aangesteld. 24. Godstdiensoefening en uitdeeling van Sacramenten moeten in de volkstaal gehouden worden. a5. Christus heeft alleen Doop en Avondmaal ingesteld: deze zijn genadeteekenen en zinnebeelden. 26. Het geloof van hem, die de Sacramenten ontvangt, en niet de zedelijke gezindheid des priesters, geeft kracht aan de Sacramenten. 27. De Doop is een teeken der wedergeboorte, welke de menschen onder de kinderen Gods opneemt. 28. Het Avondmaal is het Sacrament van onze verlossing door Christus dood. De Iransubstantiatie is strijdig met de Schrift: slechts in den geest wordt Jezus ligchaam genoten. 29. De boozen ontvangen niet op geestelijke wijze het ligchaam van Jezus, maar zij genieten het teeken hunner verdoemenis. 30. De geloovigen genieten het Avondmaal onder beiderlei gestaltenis. 31. Daar het offer van Christus zoo wel de erfzonde als alle overige zonden heeft uitgedelgd, is de Mis, die tot vergeving van zonden gehouden wordt, eene Godslastering. 32. De wet verbiedt den priester niet, te trouwen. 33. Men moet geene gemeenschap houden met dezulken , die uit de Kerk zijn gebannen. 34. Overgeleverde plegtigheden moeten in achting worden gehouden, ofschoon de Schrift hare verrigting ook niet moge voorschrijven; iedere nationale Kerk heeft evenwel het regt, nieuwe daarvoor in de plaats te stellen. 35. Het tweede, onder Eduard VI uitgegeven boek bevat de homiliën, die de geestelijke moet voordragen , alsmede 36. Het formulier- van de inwijding der Bisschoppen en de bevestiging der geestelijken. 37. Den koning, als hoofd der Kerke, komt het toe, geschillen over de godsdienst te beslechten. 38. Er bestaat geene gemeenschap van goederen, zoo als de wederdoopers het verlangen; maar men moet daarvan aalmoezen geven. 39. Men mag niet zonder oorzaak en ij del zweren; maar wel voor de overheid, om de waarheid aan den dag te brengen. GELOOFSBELIJDENIS DER ANTITRINITARIËRS (*). (bestrijders van de leer der drieeenheid, als socinianen , enz.) Wij gelooven, dat er slechts één God bestaat, die hemel en aarde geschapen heeft, en de wereld in geregtigheïd en liefde regeert. Wij gelooven aan Jezds Christus niet ais eenen God, maar als den volmaakten mensch, die de goddelijke (*) Lelius en Faustüs Socinus , die in het midden en op het eind der XVII' eeuw leefden, vereenigden de verstrooide Unitaristen tot eene kerkelijke gemeenschap, die vooral in Polen en Zevenbergen heeft gebloeid en gedeeltelijk nog bestaat. natuur deelachtig is. Wij gelooven, dat Hij op eene wonderbare wijze ontvangen en geboren, voor het menschdom gestorven, en na zijnen dood door God om zijne gehoorzaamheid verheerlijkt, der Godheid deelachtig is geworden, en met alle magt bekleed. Wij gelooven vast, dat Christus , hoewel Hij mensch is, toch moet worden aangebeden, daar Hij na zijnen dood door God tot God is gemaakt (*). Wij gelooven aan den heiligen Geest, niet als eenen bijzonderen goddelijken persoon, maar als eene van God uitgevloeide magt en een geschenk van God, want er staat in de Schrift, dat hij met mate gegeven is, dat hij uitgestort wordt over de menschen, hetgeen niet kon plaats hebben, ware hij een bijzonder persoon. Wij gelooven, dat de heilige Schrift de eenige bron van het Christelijk geloof is, en daarin alleen waar is, wat de rede begrijpen kan, hoewel men wonderen moet aannemen. Wij gelooven niet, dat Christus voor onze zonde gestorven is, maar ieder Christen moet, door navolging van Jezus handelingen, zich zoo zeer in de deugd volmaken, dat hij zijne eigene zaligheid uitwerkt. Wij gelooven niet, dat de aanhanger van Christus den Doop behoeft, wanneer hij zijne belijdenis van Christus op eene andere wijze heeft afgelegd. Wij gelooven, dat het heilig Avondmaal is ingesteld tot eene gedachtenis van Christus liefde voor de menschen. {*) Davidis, een aanhanger van Sociirus, dacht meer consequent dan zijn leermeester, daar hij aan Christus de aanbidding weigerde. GELOOFSBELIJDENIS DER MENNOMTEN OF DOOPSGEZINDEN (*). Wij gelooven aan God, den almagtigen Vader, enz. (in overeenstemming met de Protestantsche Geloofsbelijdenis.). Wij gelooven, dat men geene kinderen maar volwassenen moet doopen ; dat de Christen geen eed mag zweren, geen ambt bekleeden, nog minder oorlog voeren, daar het Koningrijk des Heeren een geestelijk, geen wereldlijk rijk is. De heilige Schrift is ons letterlijk het eenige rigtsnoer van ons geloof en leven. Wij gelooven, dat men naar het voorbeeld der Apostolische Kerk tegen wederspannige leden der kerk zich van den ban moet bedienen. GELOOFSBELIJDENIS DER KWAKERS (**). Wij gelooven aan God, enz. (nagenoeg in overeenstemming met de Protestantsche Geloofsbelijdenis.) (*) De oudste geloofsbelijdenis der Merinoniten is van het jaar i58o. — Menno Simonsz, de stichter van dit Kerkgenootschap, geboren in i5o5, gestorven in i56i , had vroeger tot de dweepende sekte der Wederdoopers behoord, die in ons vaderland zoovele opschudding veroorzaakten. Nadat hun laatste bolwerk, de stad Munster, veroverd en de sekte grootendeels vernietigd was , gaf Menno, door de meer gematigden onder de overgeblevenen tot eene naauwere kerkelijke gemeenschap te verbinden, naam en oorsprong aan de Mennoniten. Vsrtaler. (**) Deze sekte heeft haren oorsprong te danken aan Geob.ce Wij nemen aan, dat het inwendig Licht en Woord het onmiddelbaar en onfeilbaar getuigenis des heiligen Geestes en de eenige ware uitlegger is der heilige Schrift. Nevens de inwendige verlichting en ingeving is de heilige Schrift in hooge waarde te houden. Wij verwerpen alle werkdadigheid, daar zij iets uitwendigs maar niets inwendigs is. Wij gelooven derhalve, dat de Christen geen Doop en Avondmaal mag genieten; ook is het hem verboden, te zweren en krijg te voeren. Wij gelooven, dat hij alleen mag prediken, die zich daartoe door den heiligen Geest gedrongen voelt, zelfs wanneer het eene vrouw mogt zijn. Wij hebben daarom geen' geestelijken stand. De Christen mag zich niet van zulke uitdrukkingen bedienen, die niet in de heilige Schrift voorkomen, als : Drieëenheid, Persoon, enz. GELOOFSBELIJDENIS DER GEMEENTE VAN SCHNEIDEMUHL. (19 October i844-^ Wij gelooven aan éénen God, den almagtigen Vader , Schepper des hemels en der aarde. Wij gelooven aan éénen Heer, Jezus Christus, Gods Fox. Zij ontstond in 1649. Onder William Pehn hebben zich (sedert 1689) de Kwakers zeer uitgebreid, vooral in NoordAmerika. ééngeboren Zoon, die van eeuwigheid door den Vader is voortgebragt, God van God, Licht van Licht, waarachtig God van den waarachtigen God, die dezelfde natuur en eeuwigheid heeft als de Vader, en door wien alles is geschapen; die om den wil van ons menschen en om onze behoudenis van den hemel is nedergedaald , en door den heiligen Geest uit de maagd Maria, vleesch heeft aangenomen en mensch is geworden ; die ook voor ons onder Pontiüs Pilatus gekruisigd is, geleden heeft en begraven is, ten derden dage opgestaan van de dooden en ten hemel gevaren r waar Hij gezeten is aan de regterhand des Vaders, van waar Hij met heerlijkheid zal wederkomen , om de levenden en de dooden te oordeelen. Dit zijn koningrijk zal geen einde nemen. Wij gelooven aan den heiligen Geest, den Heer, den uitdeeler des levens, die uitgaat van den Vader en den Zoon, die te zamen met den Vader en den Zoon wordt aangebeden, die gespróken heeft door de Profeten. Wij gelooven aan eene heilige algemeene christelijke Kerk. Wij nemen zeven Sacramenten aan, als door Christus ingesteld (*). (*) Dit is, mijns wetens, onder al de geloofsbelijdenissen der duitscb- en christelijk-katholieke gemeenten de eenige, die zeven Sacramenten erkent. GELOOFSBELIJDENIS DER GEMEENTE VAN BRESLAU. (i3 Februari] 1845.) Ik geloof aan God den Vader, die door Zijn almagtig Woord de wereld geschapen heeft, en haar in wijsheid, geregtigheid en liefde regeert. Ik geloof aan Jezus Christus, onzen Heiland, die ons door Zijne leer, Zijn leven en Zijnen dood van de dienstbaarheid der zonde heeft verlost. Ik geloof aan de werking van den heiligen Geest op aarde. Ik geloof aan eene heilige, algemeene, christelijke Kerk, gemeenschap der geloovigen, vergeving der zonden en aan een eeuwig leven. Amen. Wij erkennen slechts twee Sacramenten: den Doop en het Avondmaal, welk laatste wij beschouwen als het verzoenende gedachtenismaal van het lijden en den dood onzes Heeren. GELOOFSBELIJDENIS DER GEMEENTE VAN LONDEN. (i845.) Ik geloof aan God, den God des hemels en der aarde, en aan Jezus Christus , den Gezegenden, onzen Messias; die uitgegaan van den heiligen Geest, geboren uit de maagd Maria, voor ons geleden heeft en gestorven is, en is opgestegen in het wezen van den Almagtigen, en gerigt houdt over levenden en dooden. Ik geloof aan eene heilige, algemeene, christelijke Kerk, gemeenschap aller goeden, verzoening en vergeving der zonde en het eeuwige leven. Amen. GELOOFSBELIJDENIS DER LEIPZIGSCHE KERKVERGADERING. (Maart i845.J Ik geloof aan God den Vader, die door zijn almagtig Woord de wereld geschapen heeft en haar in wijsheid , geregtigheid en liefde regeert. Ik geloof aan Jezus Christus, onzen Heiland. Ik geloof aan den heiligen Geest; eene algemeene, christelijke Kerk: vergeving der zonden, en een eeuwig leven. Amen." Als grondslag van het christelijk geloof erkennen wij eenig en alleen de heilige Schrift. Hare opvatting en verklaring laten wij vrijelijk over aan de rede, voor zoo ver zij van eene christelijke gezindheid doordronr gen is en zich daardoor laat besturen (*). (*) De overige christelijk- en duitsch-katholieke gemeenten, ■waarvan er thans in Duitschland reeds ongeveer tweehonderd voorhanden zijn, sluiten zich allen (eenige weinige uitgezonderd, die eerst onlangs zich hebben afgescheiden), aan de leipzigsche Geloofsbelijdenis aan, en beschouwen die als de algemeene, welke zij door bijzondere Geloofsbelijdenissen uitbreiden. Wat hare bijzondere belijdenissen betreft, deze sluiten zich of aan de schneidemühlsche of aan de breslausche aan. Sommige gemeenten nemen de vrij algemeene leipzigsche Geloofsbelijdenis tevens als hare bijzondere Geloofsbelijdenis aan. • GELOOFSBELIJDENIS DER PROTESTANTSCHE VRIENDEN OF PROTEST-PROTESTANTEN. (ontleend dit de schriften hunner voorgangers.^ Wij gelooven aan God, den Vader van alle menschen, die een geest en de liefde zelve is, heilig, volkomen wijs, almagtig, alomtegenwoordig, alwetend, eeuwig; die de wereld geschapen heeft en haar met wijsheid en geregtigheid regeert. God is een eenig God. Wij gelooven aan Jezus , d. i. wij nemen Hem van harte als onzen Heiland aan, die van ons niets uitwendigs, met uitzondering van den Doop, verlangt, maar alleen inwendigs. Wij gelooven, dat de leer van Jezus de slotsom van alle godsdienstige waarheid is. Wij erkennen Hem als onzen Leidsman, Leeraar en Voorbeeld van ons leven en daardoor als onzen Verlosser van onwaardige banden. Wij gelooven aan Jezus, als den Zoon des menschen en den Zoon Gods : als de eerste is Hij de volmaakte mensch, als de laatste stond Hij met God in de naauwste gemeenschap ; ook wij moeten er naar streven dit beide te worden. Wij gelooven, dat Jezus Middelaar is tusschen ons en God: dit is echter geenszins de hoofdleer des Christendoms. Onze daden zijn ons werk en onze wil is vrij. Wij gelooven aan den heiligen Geest, welke benaming niets anders te kennen geeft, dan de werking van God in de menschelijke ziel. Was Hij reeds in Godsgezanten in rijke mate aanwezig, Jezus bezat hem in zij ne volheid. Hij moet Jezus leer verder ontwikkelen, maar niets nieuws brengen. Ieder, die Hem zijn hart ontsluit , bezit Hem : Hij leeft slechts in de vrijheid: De later uitgevonden leer van eenen drieèenigen God is een redeloos geloof, dat bijgeloof is, omdat het te veel gelooft. Wij gelooven aan een eeuwig leven , aan belooning en straf door de blijdschap en kwelling des gewetens; maar aan geen Paradijs en Hel. Door den Doop wordt de Christen in het Godsrijk ingelijfd. Het Avondmaal is het teeken des Verbonds in het Koningrijk Gods; het bekleedt de plaats van Jezus ligchamelijke tegenwoordigheid, vernieuwt Zijne gedachtenis en sterkt in de broederlijke liefde. De Bijbel is de oorkonde des Hemehijks. Het Oude Testament dient tot voorbereiding , de schriften der Apostelen ter verklaring, de kern bestaat echter in de leer en het leven van Jezus. — De Zondag is een dag van stichting en rust. De van oudsher door de overlevering berigte wonderen zijn hét uitwerksel van krachten, die zich slechts meer zeldzaam openbaren, even als andere krachten van de natuur en den menschelijken geest. De Christen moet, als mensch en lid van het Godsrijk, zichzelven eenige waarde toekennen. — Niets is afschuwelijker dan schijnheiligheid, leugen (zelfs de zoogenaamde noodleugen), huichelarij en domheid. Slechts als het in dier voege wordt opgevat, kan het Christendom eenmaal de geheele aarde omvatten. DE LEER DER JESUITEN. i) Wij gelooven aan God, den almagtigen Vader, enz. (naar de Roomsche belijdenis). Verder: 2) Wij erkennen, dat de Paus van Rome het Opperhoofd der Kerke en dat hij. onfeilbaar is. 3) Wij belijden, dat de Paus te Rome Christus stedehouder is, en volmagt heeft, om naar zijn goeddunken aan de menschen de zonden te vergeven of niet; om hen in de hel te verstooten en in den ban te doen. 4) Wij belijden, dat al hetgeen de Paus nieuw heeft ingevoerd, zelfs wanneer het tegen de Schrift mogt zijn, Goddelijk is; en de Christen behoort er meer ontzag voor te hebben, dan voor de geboden des levenden Gods; want de heilige Schrift is onvolmaakt en eene doode letter zonder den Paus. 5) Wij belijden, dat de allerheiligste Paus door ieder met goddelijke eer moet gehuldigd worden, en wel met de diepste Kniebuiging, even als Christus. 6) Wij belijden , dat ketters, die in strijd met de instellingen van den Paus hun leve» kirigten, zonder eenige barmhartigheid, door het vuur moeten worden uit den weg geruimd en met ligchaam en ziel in de hel gestooten. 7) Wij belijden, dat het lezen der heilige Schrift de oorsprong van alle scheuringen en sekten, als mede eene bron van Godslastering is. 8) Wij belijden, dat de Priester veel grooter is, dan de Moeder Gods zelve; daar de eerste den Heer offert en maakt en verslindt, zoo vaak hij slechts wil, deze integendeel Hem slechts éénmaal heeft gebaard. 9) Wij belijden, dat de Paus de Schrift verminderen en vermeerderen kan naar believen. 10) Wij belijden, dat de zielen na het verscheiden in het vagevuur worden gezuiverd, en dat de Priester door het misoffer haar eenige hulp verschaffen kan. n) Wij belijden, dat wie het Avondmaal in ééne gestaltenis neemt den geheelen Christus, met ligchaam en bloed, benevens de Godheid en het gebeente, geniet; in tweederlei gestaltenis echter eten de leeken slechts louter brood. ia) Wij belijden, dat God slechts in de beelden vereerd en door dezelven kan gekend worden. 13) Wij belijden , dat de heilige Maagd Maria, door Engelen en menschen hooger moet geacht worden, dan Christus zelf; dat zij de Koningin des Hemels is, naar wier believen de Zoon alles moet doen. 14) Wij belijden , dat het Evangelisch (d. i. Luthersch of Protestantsch) geloof valsch, verkeerd, vervloekt, goddeloos en verdicht is, en de aanhangers 'er van haten en vervloeken wij, al waren het onze ouders, ja! wij vervloeken ons zei ven, als wij het ooit mogten aanhangen. Wij zweren ook, eenen ketter nooit te zullen ontvangen, en de vervloekte Evangelische leer heimelijk en openlijk, met geweld en bedrog, met woorden en werken, te vuur en te zwaard te zullen vervolgen. 15) Wij belijden, dat eene zielmis veel nuttiger is, dan honderd en meer Evangelische predikatiën, en daarom willen wij nooit diekettersche boeken lezen. 16) Wij belijden, dat het doel de middelen heiligt. Bij den Uitgever dezes is mede uitgegeven: DE KATHOLIEKE KERKHERVORMING, uitgegeven door Antoh Maümtius Mülier ;• onder medewerking van de heeren CzersKi, Ronge en andere katholieke Geestehjken. Naar het Hoog- duitsch. 1—5 aflevering J 2-95" Dit Tijdschrift ziet maandelijks; onmiddelijh na de uitgave in Duitschland, het licht. D. BUDDINGH, Mirakelgeloof en mirakelen in de Nederlanden, 136 pag. compres gedrukt. .... «1.00. Dit werkje bevat de beschrijving van een aantal mirakelen die van de vroegste tijden af in de Nederlanden hebben plaats gehad. OPENLIJKE BRIEF eeuer Christin aan hare Zusters, de Vrouwen en Meisjes van den tegenwoqrdigen tijd met een woord ter inleiding van A. Maüritiüs Mülier. « 0.10. TOESPRAAK hij gelegenheid der Kerkelijke Inzegening van het huwelijk van den katholieken Priester Czerski, te Schneidemühl, door den Evangelischen Predikant dier plaats Grutzmacher « 0.10. JOH. RONGE, Brief aan de lagere Geestelijkheid. . . «0.15. VELPEAU, Clinische lessen over de beenbreuken, 168 pag. compres gedrukt « 1. - A. VAN BEVERVOORDE, Levensschets van Z. E. den Heere 1. J- rochtjsseh, Minister van Staat, Gouverneur-Generaal van Neêrlandsch Indië, enz., enz. . « 0.50. HOCUS SPOCUS, die niet en ziet is blind. Eene bijdrage tot de kennis der geneeskundige praktijk, in het bijzonder der residentie 's Gravenhage « 0.20. GUIDE DE L'ÉTRANGER sur 'les chemins de fer et dans les principales villes des Pays-Bas « 0.75.