NIEUW-MALTHUSIANISME. „GEVAARLIJKE" ■iUWELIJKSGEHEIMEK DOOR cfrof. 'Dr. J. Schoondermark Jr. "Und lernt die Weiber recht zu führen! Es ist ihr ewig Weh und Ach, ' So tausendfach, Aus Einem Punkte zu kiiriren!" | ■ Mkfkisto. Met twee Afbeeldingen. DERDE DRUK. AMSTERDAM, W. B. MÜRANSARÜ. w N1EUW-MALTHUSIANISME. „GEVAARLIJKE" HUWELIJKSGEHEIMEN DOOR cfrof. jDr. ^. Schoondermark ^r. "Und leratdie Weiber recht zu fiihren! Es ist ihr ewig Weh und Ach, So tausendfach, Aus Einem Punkte zu kuriren!" Mephisto. Met twee Afbeeldingen. DERDE DRUK. AMSTERDAM, W. B. MORANSARD. Ten allen tijde, d. i. zoo lang de menschen als volken ver eenigd geleefd hebben, bestond de natuurlijke uitweg, ter beperking van de steeds toenemende vermeerdering van het menschenaantal, in de bestrijding der toename van nieuwgeborenen. De maatregelen daarbij golden vooral de vrouwelgke kinderen, die, voor de toekomst, in de onvermijdelijke oorlogen tusschen de verschillende volksstammen, als de zwakkeren, uitgesloten bleven. De gebruikelijke middelen ter bestrijding van te sterke vermenigvuldiging waren vanaf de vroegste tijden en overal, uitzetting of moord der pasgeborenen, die niet in staat waren zich zeiven te helpen en daarom ten ondergang gedoemd waren. Soms werd ook dc nog in ontwikkeling zijnde, intrauterine, vrucht met daarvoor bestemde middelen (abortiva), afgedreven (abortus procuratio). Het voorkomen der ontvangenis (conceptie) van de vrouw door voorbehoedmiddelen bij de uitoefening van den bijslaap (cohabitatie), was wel geheel onbekend. Hoogstens werd met dat doel, het uitwerpen van het zaad (sperma) door de vrouw, onmiddellijk na den coitus, in practijk gebracht. De behandeling van het vraagstuk van de beperking van het kmderenaantal willen wij hier voor de Lezers en Lezeressen van ons boekje, gemakkelijkheidshalve, in twee afdeehngen splitsen, waarvan de eerste, het algemeen gedeelte, meer m het bizonder zal handelen over de historische ontwikkekehng dier beperking vooral ook gedurende de laatste eeuw. Wij willen daarbij het pro en contra van het voorkomen der conceptie beschouwen van uit een volkshuishoudkundig en een maatschappelijk standpunt, om ten slotte met klem te wijzen op zijne heifeame werking waar, in het huwelijk, het wee en ach der vrouw, der zorgvolle moeder vooral, met kracht bestreden kunnen en moeten worden. In aansluiting daaraan zullen wij doen zien, wie der beide echtgenooten aanleiding geeft tot de beperking van het kinderenaantal. Vooraf echter zullen wij de gronden ter sprake brengen, welke de moralisten aanvoeren voor het standpunt, dat zij meenen hierbij te moeten innemen, in tegenstelling met de voorstanders van de beperking van het groot kinderenaantal (polypaedie, polytecnie); en vervolgens de nadeelen van de toepassing der voorbehoedmiddelen behandelen, d. i. aantoonen in hoeverre de (alleen in het brein van sommige belanghebbende verloskundigen — en, of the last edition, ook in dat der »aansprekers", bakers en preutsche kinderjuffers — rondspokende) qualificatie:»GEVAARLIJK", gelijk wij die—men vergeve ons onze, door rijke ervaring gelouterde spotzucht in deze — aan het hoofd van ons boekje nêergeschreven, juist is. In het tweede, practisch gedeelte daarentegen, zullen wij de middelen en maatregelen ter voorkoming van de zwangerschap, gerangschikt zooals die in verschillende tijden en in de afzonderlijke landen en vooral ook tegenwoordig, in de beschaafde wereld, worden aangewend, aan eene vluchtige beschouwing onderwerpen. I De ervaring leert, dat de volksvermeerdéring in het algemeen hand aan hand gaat met de plaatselijke verhoudingen, waaronder een volk leeft. Daar, waar de bodem vruchtbaar is en rijkelijk voedsel aanbiedt, schaadt eene vermeerdering der bevolking niet; van hare beperking behoeft daar derhalve geen sprake te zijn; waar daarentegen een ruw klimaat, veeteelt en plantengroei binnen enge grenzen houdt, en een dorre bodem is, zal de vergrooting van het aantal, dat voedsel vraagt, en naarmate deze langer voortduurt, zich krachtiger doen gevoelen; en de nood doet eindelijk uitzien naar hulp, welkC. de volken zochten in landverhuizing (emigratie) en veroveringstochten, oi ook hen, geheel of gedeeltelijk, instinctmatig aandrong tot vermindering van het menschenaantal, ' Bij de volken van het hooge noorden, als b. v. bij de Eskimo's, zijn het de ouderen van dagen, die, zoo zij niet meer in staat zijn voor het onderhoud van zich en hun gezin te zorgen, vrijwillig den dood zoeken. In het algemeen echter zijn het de pasgeboren kinderen en vooral de vrooweljjke spruitjes, die aan deze ramp ten offer vallen, daar juist zij de overbodige toename vertegenwoordigen. Zeer interessant is het op te merken, hoe de toenemende beschaving hierbij blijkbaar haren invloed doet gelden. Bij wilde volksstammen of ook bij hen, die hoofdzakelijk leven van de hun door de natuur geschonken voortbrengselen, als b. v. bij de inboorlingen van Australië, bij de Vuurlanders, en de Indianen van Amerika, werken in hoofdzaak gelijke beperkingen op de vermeerdering van de bevolking, als wij die bij de dieren kunnen observeeren, d. z. geheel positieve beperkingen. Van geslachtelijk verkeer met eenig voorbehoed- of beperkingsmiddel, van een moreel terughouden van sexueelen omgang, om de vermeerdering te voorkomen, is bij die volksstammen geen sprake. Zij volgen onbeteugeld den aandrang van hunne sexueele behoeften, geheel als de dieren in hun bronsttijdperk, en de ervaring leert dan ook, dat de overtollige bevolking, door gebrek, vooral door periodiek optredenden hongersnood en, aan den anderen kant, door bloedige oorlogen der stammen onderling, ten gronde gaat. Daarbij komt nog de treurige stelling, welke, bijna zonder uitzondering, de vrouw bij de wilden inneemt, die voor het baren en het verplegen van kinderen in hooge mate ongunstig is. Want over het algemeen worden de vrouwen geheel als lastdieren behandeld, en reizigers, die het weten kunnen, verhalen dan ook, dat menige moeder, onder de Indianen, hare vrouwelijke spruitjes in de geboorte doodt, ten einde ze voor zulk een noodlottig bestaan te vrijwaren. Bij de bewoners van eilanden, wier uitbreiding door den omvang van het eiland aangewezen is, wordt de bovenmatige toename van menschen binnen de grenzen gehouden door de eigendommelijke gewoonte van het menscheneten (anthropophagie), het ontmannen (castratie) der mannen en het ringen van de geslachtsdeelen der vrouwen, door geretardeerde huwelijken, door de heiligheid van den maagdelijken staat, en door de toe- lating van het celibaat. Een niet aan een huwelijk gebonden sexueele omgang en kindermoord, dragen het hunne er toe bij de bevolking in evenwicht te houden met de voor haar ten dienste staande voedingsmiddelen, gelijk dit b. v. het geval is in Fore, in Nieuw-Güinea, waar tusschen twee, uitsluitend door mannen bewoonde dorpen, een alleen door vrouwen bewoond dorp gelegen is, dat de naburige mannen eiken avond bezoeken, ten einde zich daar voor den nacht, naar lust, eene vrouw te kiezen, die den volgenden morgen in dit publiek vrouwengebied achterblijft. Slaat men verder het oog op de halfbeschaafde volken, die voor tweeduizend jaren noordelijk Europa bewoonden, alleen van jacht en veeteelt leefden en door de Romeinen bestendig overvallen en eindelijk geheel ten onder gebracht werden, en waartoe ook gerekend moeten worden de uit Midden-Azië periodiek invallende volksstammen, dan moeten deze verschuivingen vanuit de oorspronkelijke woonplaatsen, verklaard worden uit de steeds toenemende vermeerdering dier stammen, bij ontoereikend voedsel in eigen vaderland, waardoor zij, als altimam refagiam, overgingen tot landverhuizing en veroveringstochten. In de hierdoor ontstane oorlogen gingen dan, zoowel van de overwinnaars, als van de overwonnenen, groote getallen ten onder. Volgens de overleveringen uit die veroveringstochten werden de overwonnenen, dus ook de vrouwen en kinderen, mêedoogenloos, bijna algeheel verdelgd. /Hoewel verder bij de mohamedaansche volken de veelwijverij (polygamie, polygynie) door den koran voorgeschreven is, leven zij voor het grootste gedeelte zoo armoedig en behoeftig, dat hun bevolkingscijfer niet alleen in den loop der eeuwen niet verhoogd, doch integendeel aanmerkelijk gedaald is. Zoo heerscht b. v. in Arabië onder de bevolking, groote armoede, zoodat haar voortbestaan alleen verklaring vindt in hare uitermate geringe behoeften. In deze landen — vooral ook bij de volksstammen, die om de Roode Zee wonen — en die van oostelijk Afrika, geschieden, ter voorkoming der conceptie, verschillende manipulatiën, als: de castratie der knapen, het ringen van het geslachtsorgaan der jonge meisjes, enz. Bij de Negerstammen van Midder-Afrika daarentegen wordt de sterke toename van de bevolking door bestendig oorlogvoeren, in zoodanige mate beperkt, dat men bij enkele stammen nimmer een ouden man ziet, omdat allen reeds jong door de speer vallen, terwijl bovendien hongersnood, infectieziekten en slavenuitvoer daar, mede voldoende decimeeren. In Hindostan wordt, naar religieuze voorschriften, het huwelijk vereischt, doch het te vroegtijdig huwen (geaccelereerde huwelijken) en het, daardoor vooral, spoedig verouderen der vrouwen, matigen daar te lande de te sterke volksvermeerdering, terwijl ook de groote armoede het mortaliteitscijfer aldaar dikwerf doet stijgen. In het hooggelegen Thibet met zijne treurige bodemverhoudingen en voedingsbronnen, is het celibaat eervol, en de veelmannerij (polygamie, polyandrie) is daar regel; de zonen uit één gezin houden er gezamenlijk één vrouw op na, wat natuurlijk een krachtig werkend middel tegen de volksvermeerdering is. China met zijn hoog bevolkingscijfer (ruim 400 millioen op 73.000 □ mijlen — Europa ruim 300 millioen op 18C.OCO □ mijlen), heeft een even voortreffelijk klimaat, als bodem, en aan den landbouw wordt de meeste zorg gewijd. Intusschen heerscht ook in het rijk van den Hoang-ti, onder de lagere volksklassen, de grootste armoede, trots vlijt en arbeid. Reizigers, die de binnenlanden van China bezochten, schetsen een droevig beeld van de grenzenlooze ellende, welke in sommige westelijke streken heerscht, en verhalen hoe de ontzettende influenza, die in de laatste jaren over de geheele aarde zooveel offers eischte, haar ontstaan vond in de miasmatische uitwasemingen van de tallooze, onbegraven lijken der door den jongsten hongersnood gevallenen. Vooral bij genoemde halfbeschaafde volken vindt men maatregelen ter voorkoming van de conceptie der vrouwen, welke hoofdzakelijk bestaan in het verrichten van eenige plaatselijke - manipulatiën, als: de massage van den buik, de kunstmatige verschuiving van den uterus door bizondere handgrepen, het uitwerpen van het sperma onmiddellijk na de cohabitatie, of ook in zijne verwijdering door opvolgend hoesten en hurken, enz.; blijkbaar derhalve maatregelen, welke bij hen reeds van oudsher tot de gewoonten behoorden. Sedert den tijd van de verovering van het land Kanaan, door het volk van Israël, wordt in zijne geschiedenis veelvuldig de stelling uitgesproken: »Zp vruchtbaar en vermenigvuldigt en vervult de aarde" (Genesis I, v. 28), waarmede, naar de nieuwere verklaring, niet bedoeld is, dat de Israëlieten de gehe.ele wereld bevolken en beheerschen moesten, doch alleen, dat zij juist het land Kanaan, dat nog door andere volksstammen bewoond was, geheel, bevolken zouden. Het overoude ritueele voorschrift van de besnijdenis (circumcizie) van de mannelijke individuen, welke tot op den huidigen dag behouden is, had oorspronkelijk wel niet alleen eene hygiënische strekking, doch tevens de matiging van de zinnelijke opwekking ten doel. Gewichtig ook tot op onzen tijd, is verder het verhaal van Juda'S zoon, (Genesis XXXVIII, v. 7—10): »Maar Er, de eerstgeborene van Juda, was kwaad in des Heeren oogen; daarom doodde hem de Heere. Toen zeide Juda tot ünan: Ga in tot uws broeders huisvrouw, en trouw haar in uws broeders [naam en verwek nws broeders zaad. Doch Onan wetende, dat dit zaad voor hem niet zoude zijn, zoo geschiedde het, als hij tot zijns broeders huisvrouw inging, dat hij het verdorf tegen de aarde, om zijnen broeder geen zaad te geven. En het was kwaad in des Heeren oogen wat hij deed; daarom doodde hij ook hem." Dit afbreken van de cohabitatie op het oogenblik van de zaadejaculatie (congressus interruptus), blijkbaar met het doel om conceptie te voorkomen, heeft nu en dan in ruimeren zin opgevat, aanleiding gegeven tot de benaming van de ondeugd der zelfbevlekking (onanie; aldus geheeten naar bovengenoemden zoon van Juda). Het bewijst in elk geval, dat de toepassing van dit voorbehoedmiddel reeds in overoude tijden, bij de Hebreen strafbaar was. Volgens eene mededeeling van josephus, beging, naar het Oude Testament, de joodsche vrouw, als zij eene zwangerschap verijdelde, een doodstrafschuldig feit, en, indien zij kinderloos bleef, werd zij, naar den babylonischen talmud, voor dood verklaard. Toch schijnt het niet twijfelachtig, dat haar, althans onder bepaalde voorwaarden, het voorkomen der ontvangenis, door het gebruik van een vlas- of henneptampon, veroorloofd was, n.1. i), als zij haar twaalfde levensjaar nog niet had bereikt, ten einde haar leven door baring, niet in de waagschaal te stellen; 2), als zij een kind zoogde, dit niet vóór den bestemden tijd van zijn voedsel te berooven; en 3), als zij zich zwanger waande, deze graviditeit niet opgeheven wierd. In het oude Griekenland hadden de staatslieden en wijsgeeren reeds vroegtijdig de neiging der bevolking, zich boven de voldoende mate van voedingsmiddelen te vermeerderen, opgemerkt. Zoo liet solon's wet reeds den kindermoord toe. De wijsgeer Plato ried der Overheid de vermeerdering der burgers te regelen, en eene onbehoorlijke toename te verhoeden, waarom men dan ook alle zwakke kinderen dooden zou. aristoteles daarentegen sloeg, met dit doel, voor, de mannen niet vóór het zeven en dertigste, en de vrouwen niet vóór het achttiende jaar tot het huwelijk toe te laten (geretardeerde huwelijken). Daarenboven moest elke vrouw slechts tot de baring van een zeker beperkt aantal kinderen — weinig kinderen (oligotecnie, oiigopaedie) — bevoegd zijn. Werd zij hierna nog zwanger, dan moest die vrucht afgedreven worden. Hij motiveerde die voorschriften met de overweging, dat als iedereen te dien opzichte vrij was, en in de meeste staten naar goedvinden veel kinderen werden voortgebracht daaruit noodwendig armoede — de moeder van misdrijf en oproer — moest ontstaan. Over het algemeen vond het voorkomen der conceptie bij de Grieken in zeer ruime mate toepassing, daar hunne wijsgeeren dit onderwerp dikwerf ter sprake brengen. In het oude Rome schijnt men, met betrekking hierop; strenge voorschriften te hebben gehad. De vrouw van wie bewezen werd, dat zij de bevruchting verijdeld had, werd als eerloos gebrandmerkt, en, volgens eene oude wet, die reeds door Numa pompilius gegeven was, mocht zij het altaar der godin Juno, de schutspatrones der geboorten, niet meer naderen, voor zij haar misdaad door de offering van een wit lam gezoend had, waarbij zij deze moest bijwonen met loshangende haren. Volgens Valerius Maximus waren ook de mannen, wanneer zij een huwelijk wilden aangaan, gedwon- gen voor de Cehsores, onder eede te verklaren, dat zij het ernstig voornemen hadden, in hun huwelijk kinderen te verwekken. Ook deze wetsbepaling toont aan, dat het tegendeel, d. i. het verhoeden van kinderen voortbrengen, bij de Romeinen, ingang gevonden had. Dit wordt bevestigd door de raadgeving van den Romeinschen geneesheer SORANUS, aan vrouwen, welke eene moeilijke verlossing te wachten staat. Zijn voorschrift bestond in het inleggen in de scheede (vagina) van een wiek („pessum") met samentrekkende (adstringeerende) middelen. Dit voorschrift kon echter, wellicht niet ten onrechte, als een bewijs dienen voor de vooruitgang van de geneeskunst; en dit mag te meer juist zijn, omdat dezelfde geneesheer der vrouwen, bij uitzondering, nog ried, zich den uterusmond vóór de cohabitatie, met olie of honig, verbonden met opobalsem of absinth, te doen bestrijken, ten einde de ontvangenis af te wenden. Verder beval SORANUS de vrouwen aan, onmiddellijk na den coitus, te hurken, blijkbaar om in dezen stand, het afvloeien van het opgenomen sperma te bevorderen. Over het algemeen schreef hij ziekelijke vrouwen voor, dat zij de cohabitatie alleen móesten toelaten in den tijd tusschen twee menstruatieperioden, ten einde niet zwanger te worden, eene raadgeving die volgens de hedendaagsche physiologische ervaringen, ondoeltreffend moet heeten. Hoe sterk verbreid echter het voorkomen van het kinderbaren bij de vrouwen der latere, meer ontaarde, Romeinen was, blijkt uit wat de dichter JUVENAL weet te verhalen over de bij hen gebruikelijke kunstjes tot opwekking van abortus, welke in zoo ruime mate geschiedde, dat men bijna geen enkele graviditeit haar natuurlijk verloop liet. »In de meeste landen", weidt hij verder ui£, »geven de huwelijken alleen aanleiding tot sexueel verkeer. Slechts in Rome waren de zeden in de latere tijdperken van zijne geschiedenis, zoo ontaard, dat men het huwelijk verfoeide en vermeed." Het is bekend, dat AUGUSTINUS OCTAVIANUS eene zoogenaamde huwelijkswet uitvtardigde, waarbij de Romeinsche burgers gedwongen werden tot het aangaan van een huwelijk en het voortbrengen van kinderen. Volgens deze wet hadden de oude vrijers slechts eene beperkte bevoegdheid bij successie en uiterste wilsbe- schikking; en het recht, een testament te maken of in een testament als erfgenaam te worden opgenomen of ook bij legateering, bedacht te worden, was afhankelijk van het aantal der levende kinderen der echtelieden. JüVENAL deelt verder mede, dat de Romeinsche vrouwen, ten einde de conceptie te voorkomen, sexueelen omgang zochten met ontmande knapen. Zoo ook waarschuwt Basilius de vrouwen tegen de gevaarlijke impotentie dier castraten. Hieruit blijkt met welk eene raffinage de Romeinsche vrouwen het baren wisten te ontwijken. In de christelijke Europeesche staten, waar de katholieke kerk in het tijdperk der middeleeuwen de heerschende was, berust de strengere opvatting met betrekking tot het verhinderen der conceptie en den abortus procuratio, op het bovenvermelde omtrent Juda'S zoon Onan en diens broeders weduwe. De verijdeling der conceptie en het afdrijven der vrucht waren doodzonden. Het huwelijk gold als sacrament (matrimonium ratum), en daarin lag, bij strenge voorschriften, de verzekering tegen het aanwenden van middelen ter voorkoming van ontvangenis en ter opwekking van abortus. De verhindering der conceptie werd, als misdaad, gelijkgegesteld met moord. De controle van het innige huwelijksleven door de geestelijkheid, was een volmaakt ontwikkeld stelsel, wanneer elke afdwaling van de juiste uitvoering van sexueelen omgang der echtelieden, vooral met betrekking tot het voorkomen der conceptie, in den biechtstoel onderzocht, en daarna — in den vorm van eene lichtere of zwaardere geldboete — gestraft werd. De burgerlijke strafwet, vooral de pijnlijk werkende van Karel V, stelde de doodstraf op kindermoord, en eischte ook voor den abortus procuratio zware straf. Eerstgenoemde is tegenwoordig, in het geval, dat het dooden, door de moeder, in de geboorte geschiedt, verzacht tot tuchthuisstraf; voor het kunstmatig afdrijven van de vrucht is echter in den strafvorm geen verandering gekomen. Alleen het katholieke Frankrijk maakt, vooral sedert de gebote revolutie op het einde van de vorige eeuw, hierop eene uitzondering en overtreedt dit, van de geestelijkheid uitgaand verbod, in de sterkste mate. De echtparen daar beperken, als vaste gewoonte, het aantal hunner kinderen, omdat zij daarin voordeel zien voor zich en voor hun kroost. De gunstige resultaten, welke daaruit voor de algemeene volkswelvaart van geheel Frankrijk voortvloeien, zijn nog onlangs (1892) door een Engelsch geestelijke, tuckwell, in het Januarinommer van de Contemporary Review, uit eigen aanschouwing, medegedeeld. tuckwell, die Frankrijk doorreisde, om het landleven aldaar te bestudeeren, heeft de landbouwers overal in hunne woningen bezocht, en zich van den alom heerschenden voorspoed der huishoudingen kunnen overtuigen. Hij vond bij de landlieden, met slechts weinig uitzondering, een klein aantal kinderen en doorgaans eene welvaart, die hem verklaarbaar maakt, hoe de vijf milliard oorlogslasten, welke Frankrijk aan Duitschland moest voldoen, zoo gemakkelijk opgebracht konden worden. Zeer opvallend ook is het, dat in de Fransche departementen, waar de beperking der nakomelingschap niet in practijk wordt gebracht, en waar de menschen bovenmatig vruchtbaar zijn, tevens eene grootere armoede heerscht. Juist in die departementen, waarvan Bretagne er een is, heeft de katholieke geestelijkheid hare volle heerschappij ook te dien opzichte, onbeperkt gehandhaafd. De protestantsche geestelijkheid heeft, in tegenstelling met laatstgenoemde tot dusverre, tegenover het vraagstuk der kinderoverproductie, nog geen vast standpunt ingenomen. Alleen in de laatste jaren heeft een hoogbejaard predikant te Flensburg, daarover het woord gevoerd, en wel ter bestrijding van de door een katholiek geestelijke geopperde bezwaren tegen de conceptieverhindering (Mensinga contra Capellmann). Een bizonder verschijnsel eindelijk mag het heeten, dat in het kleine, afgelegen Groot-vorstendom Zevenbergen (Transsylvanië), de beperking van het kinderenaantal eene algemeene gewoonte is, en wel, naar ambtelijke berichten van daar luiden, niet ten nadeele der bevolking, die, trots het ruwe klimaat en den ongunstigen bodem, in welvaart leeft. Ook in Scandinavië, evenals in enkele deelen van Zwitserland, vinden de voorbehoedmiddelen tegen de zwangerschap in ruime mate toepassing, terwijl men ook in ons vaderland in dit opzicht, meer en meer minder preutsch wordt. In het laatst van de vorige eeuw schreef THOMAS RüBERT MALTHUS zijn beroemd geworden werk: »an Essay on the principle of population." Aangedreven door den immer toenemende verarming der lagere volksklasse, maakte deze even verdienstelijke als godvruchtige geestelijke, de oorzaken van deze ellende, tot onderwerp van eene ernstige studie. Hij onderzocht den invloed van de bevolking op de vroegere en tegenwoordige welvaart van het menschdom, en bond het uitzicht op de toekomstige overwinning of matiging dier ellende, geheel aan de beperking van de kinderoverproductie. Sedert het verschijnen van genoemd werk is het vraagstuk dier beperking en wel hoofdzakelijk van het volkshuishoudkundig standpunt, tot op den huidigen dag, het onderwerp van veelzijdige bespreking geworden. Uitgaande van het onderzoek naar de oorzaken, welke tot dusverre den weg tot der menschen gelukzaligheid versperden, vindt MALTHUS die hoofdzakelijk in het bestendig streven van alle organisch leven om zich sterker te vermenigvuldigen, dan de bestaande mate van voedsel, tot behoud van zijn bestaan, gedoogt. Hij spreekt daarom de stelling uit, dat de bevolking, zoo zij ongehinderd zich vermenigvuldigt, in eene meetkunstige reeks toeneemt, terwijl het voor haar ten dienste staand voedsel zich slechts in eene rekenkunstige vermeerdert. De eindelijke beperking van de bevolkingstoename, welke hiervan het gevolg is, moet derhalve zijn: gebrek aan voedsel, dat noodwendig uit het verschil dier vermeerderingen ■— d. i. eenerzijds der bevolking, anderzijds van het voedsel — zal ontstaan. De eenige, natuurlijke middelen om evenwicht in dat verschil te verkrijgen, d. i. om het aantal individuen gelijken tred te'doen houden met de middelen voor hun onderhoud benoodigd, zijn, aldus beweert hij, eenerzijds voorkoming, en van den anderen kant, positieve beperkingen. Als de eerste geeft hij, ter afwering der hyperpopulatie, de beperking van het kinderenaantal in het huwelijk, in overeen- stemming met de inkomsten van het gezin. Ter verkrijging van de laatste wijze van beperking, slaat hij >iekere verstandige gewoonten met betrekking tot het huwelijk" voor, welke bestaan i), in de verschuiving van de huwelijken tot op een' leeftijd, waarop de natuurlijke vruchtbaarheid reeds eenigszins beperkt is (geretardeerde huwelijken); 2), in eene moreele onthouding (kuischheid). Deze laatste, d. i. de sexueele onthouding is, naar malthus' meening, het eenige geneesmiddel tegen de armoede (het pauperisme) en andere nadeelige gevolgen der overbevolking, en zij is, volgens hem, de eenige zedelijke methode om de hyperpopulatie te vermijden. Voor dit doel acht hij, voor den man, als de meest aangewezen leeftijd tot het aangaan van een huwelijk, het vijf-en-twintigste jaar. Het tijdstip vanaf de puberteit tot het huwelijk, moet evenwel in de strengste kuischheid doorleefd worden, omdat de wet der kuischheid, voor de maatschappij, niet ongestraft overtreden kan worden. Ter bereiking van dat doel is eene opvoeding noodig, waarbij het beginsel der bevolking en zijne werking op de armoede, vooral ook bij de lagere volksklassen, duidelijk en aanschouwelijk moeten worden voorgesteld. Indien allen zich zoo lang van het huwelijk onthouden, en als, bij de verstandige, moreele onthouding, minder kinderen geboren worden, ziet hij in de toekomst een Staat waarin verhoogde arbeidsloonen en het verdwijnen van alle demoraliseerende armoede uit de maatschappij" in het leven verwezenlijkt worden. Deze stellingen van den vromen geestelijke baarden onmiddellijk en allerwege groot opzien, en — gelijk zulks bij dergelijke nieuwigheden, welke de tot nog toe heerschende denkbeelden dwarsboomen, altijd het geval is — spoedig stonden een aantal tegenstanders op, die zijne leer heftig bestreden, hoewel zij toch blijkbaar op volkshuishoudkundige grondslagen berust. Later, tegen het midden van onze eeuw, was het de scherpzinnige, Engelscbe volksoeconoom John Stuart Mill, die in zijn: «The principles of political economy", eveneens uitsluitend vanaf het volkshuishoudkundig standpunt, het bevolkingsbeginsel opwierp als de hoeksteen van de staatsgemeenschap. Met de kracht der overtuiging en in een onaantastbaar logisch betoog, toonde hij aan, dat dit beginsel de ware grondslag is van de staatshuishouding en der ethiek (moraalphilozophie). Hij ook zag in den door malthus aangewezen uitweg, het eenig vertrouwbaar middel ter verkrijging van dit doel, vooral in de tegenwoordig hooger ontwikkelde, moderne maatschappelijke toestanden en niet zoo zeer door een verhoogd sterftecijfer, als wel door vermindering van het aantal geboorten. Deze voorbehoedende beperking van de kinderoverproductie werkt in de verschillende landen evenwel op verschillende wijze. In sommige landen, gelijk in Hoorwegen en in enkele deelen van Zwitserland bestaat zij in zelfbeheersching, daar de arbeidende klasse inziet, dat een talrijk gezin haar voorspoed tegenwerkt, waarom zij zich dan ook van vroegtijdige (geaccelereerde, praematnre) huwelijken onthoudt, en zich vrijwaart tegen het verwekken van een groot aantal kinderen. In andere landen daarentegen wordt door de armenwet het huwelijk aan ieder verboden, die ondersteuning uit de gemeentekas ontvangt, en in nog andere wordt voor de toelating tot het huwelijk, het bewijs gevorderd, dat men in voldoende mate over de middelen voor levensonderhoud van zich en zijn eventueel gezin kan beschikken, gelijk ook in bepaalde streken, van Italië, de gewoonte heerscht, dat slechts een zoon van een gezin huwt, de anderen daarentegen celibatair blijven. De opvoeding van den werkman moet tot resultaat hebben, dat hij zijn sexueele driften leert betoomen. Alleen dan bestaat er hoop op blijvenden vooruitgang, eene hoop, die door den afkeer op dit punt, de ware oorzaak te erkennen, nog wel lang op hare verwezenlijking zal laten wachten, hoewel dit toch het eenige, mogelijke middel is ter verhooging van de arbeidsloonen en verbetering van zijn' toestand. Stuart MlLL merkt hierbij evenwel nog op, dat men, zoo lang de productie van eene groote nakomelingschap der maatschappij niet even duidelijk voor oogen staat als de drankzucht en andere uitspattingen, slechts weinig vooruitgang in het zedelijke verwachten kan. Scherper omschrijving van zijn standpunt in deze, kon MlLL wel niet geven. Deze uitspraken van den grooten Engelschen voorganger gaven derhalve den vakmannen in de naburige landen aanlei- ding tot ernstig onderzoek, en nog in den laatsten tijd bespreekt ZACHARIAS dit onderwerp geheel in denzelfden geest. Sociaalpolitieke maatregelen alleen, kunnen de maatschappelijke nooden van onzen tijd nimmer met gunstig gevolg bestrijden, zegt ZACHARIAS en hij spoort daarom aan, in de breede lagen der volksklasse, de overtuiging ingang te doen vinden, dat elk afzonderlijk gezin alleen dan in voorspoed kan leven, als het aantal der daarin aanwezige kinderen in zoodanige verhouding tot zijne inkomst ^n staat, dat de kinderen goed gevoed en, overeenkomstig hun maatschappelijken stand, opgevoed kunnen worden. *) De juistheid dier raadgeving vinden wij in het voorbeeld van twee gezinnen, welker hoofden hetzelfde beroep uitoefenen en waarvan het een slechts weinig, het andere een groot aantal kinderen telt. Het kleine gezin leeft blijkbaar ónder gunstiger verhoudingen. Ons blijft nog over de nadere bizonderheden te bespreken van de onderzoekingen der vakgeleerden en schrijvers over de cohabitatie onder gebruik van conceptiewerende middelen. Het gezond verstand zegt, dat eene bevolking met een gering kinderenaantal der afzonderlijke gezinnen, onder overigens gelijke verhoudingen in klimaat en voedingsmiddelen, eene meer voorspoedige ontwikkeling hebben moet, dan eene bevolking, welke steeds toenemende is ten gevolge van de sterkere vermeerdering van het kroost in de verschillende gezinnen. Van de middelen, welke de wanverhouding tusschen het aantal gebruikers en de aanwezige voedingsbronnen zullen [opheffen, werkt de emigratie van de overtollige bevolking, slechts tijdelijk; de beperking in de voeding der bevolking heeft blijkbaar een al even twijfelachtige waarde, omdat deze feitelijk eindelijk tot hongersnood leidt. En zoo blijft, als laatste uitkomst, het voorkomen van de vermeerdering van het menschenaantal over, wat, naar de zienswijze van de vakmannen, niet in strijd met de zedeleer kan geacht worden, omdat het door *) Prof. Dr. J. Schoondermark Jr., Te veel Menschen! 2« Druk (Met het portret van den Schrijver). Prijs / 0.90. Uitg. W. B. Moransard Amsterdam. den huishoudkundigen en staatkundigen noodstoestand dringend geboden wordt. Intusschen meenen sommigen, dat, juist in den tegenwoordigen tijd met zijne gemakkelijke verkeersmiddelen — welke den snellen toevoer van voedingsmiddelen van de meest verwijderde aardgedeelten, toelaten — en vooral ook door de zich steeds meer ontwikkelende industrie, welke aan de vermeerderde bevolking werk en brood verschaft — de ware noodstoestand voorloopig betrekkelijk nog in het ver verschiet mag gedacht worden. De leer van Malthus bracht het vraagstuk over de beperking der polypaedie in zooverre nader tot zijne oplossing, dat men het niet langer uitsluitend van het volkshuishoudkundig standpunt beschouwde. Ook verschillende sociale beweegredenen worden tegenwoordig voor de sexueele beperking aangevoerd, en daartoe behoort in de eerste plaats, bestendiging van den bestaanden voorspoed van een gezin, welke alleen bij een beperkt aantal kinderen te verkrijgen is. Maar ook de noodwendige achteruitgang van het tot dusverre voorspoedige gezin, door vermeerdering van geboorten, deed het »zich in acht nemen" bij den vleeschelijken omgang steeds meer in toepassing brengen; gronden dus, welke het volkshuishoudkundig standpunt mede wettigen. De beperking van den «kinderzegen" wordt door de Franschen zeer karakteristiek vergoêlijkt door hun: »het eerste Und is voor de gezondheid, het tweede voor de schoonheid, drie en meer kinderen bederven daarentegen alles." Dat het behoud van de vrouwelijke schoonheid overigens reeds in de oudheid aanleiding gaf tot beperking van een groot kinderenaantal, blijkt uit den reeds boven aangehaalden bijbeltekst naar welken de beide broeders, de schoonheid van Thamar niet door hare zwangerschappen en bevallingen, in gevaar wilden brengen en daarom de cohabitatie met haar niet voleindigden. Een ander sociaal motief is voor de vrouw ook de moeilijkheid van het baren, waaraan dikwerf eene graviditeit vol rampspoeden voorafgaat. Gevaarlijke geboorte, pijnlijk kraam- » Gevaarlijke" Huwelijksgeheimen. 2 bed, uitgeput zoogen en de vele moeiten en zorgen aan de opvoeding van haar kind verbonden, eischen dikwerf te veel. Niet ten onrechte merkt de ervaren vrouwenarts MENSlNGA dan ook op, dat hij nog nooit eene vrouw leerde kennen, die geheel uit lust, haar man het zesde tot het twaalfde kind schonk; zij beschouwde dit steeds slechts als «eene beschikking van het noodlot." Maar ook in gevallen, waarin de lichaamsbouw der vrouw, vooral bekkenvernauwing, hare bevalling levensgevaarlijk doet zijn, of bij verschillende vrouwenziekten, bij syphilitische infectie, bij longtering (tuberculose) of krankzinnigheid, verder bij hart- en leverlijden, waarbij zwangerschap en baring hoogst bedenkelijke gevolgen kunnen hebben, heeft het voorkomen der conceptie alle recht van bestaan. Aan genoemde beweegredenen sluiten zich nog de gevallen aan, waarin de inkomsten van het gezin niet voldoende zijn, nog grooter kinderenaantal te onderhouden; alzoo om den nood in eenig gezin af te weren, en niet enkel om zijn vroegeren voorspoed te bestendigen, wordt hier de vermeerdering van het kinderenaantal voorkomen. Deze verbinding van sociale beweegredenen met de algemeene volkshuishoudkundige gronden van MALTHUS' onthoudingsleer, nu maakt het kenmerkende uit van het, in onze dagen- immer voortschrijdend, Neo-Malthusianisme. Om «het grootst mogelijk geluk van het grootst mogelijk menschenaantal" te verkrijgen, stellen de Hieuw-Malthusianisten als algemeene plicht: vroege huwelijken, en daarin beperking van het kinderenaantal, als eerste voorwaarde. De oorspronkelijk door MALTHUS aangegeven middelen acht de Hiienw-Malthusianist, ter bereiking van het groote doel, ontoereikend. De geretardeerde huwelijken bevorderen indirect het extramatrimoniecl geslachtsverkeer; de «verstandige gewoonten met betrekking tot het huwelijk" van MALTHUS, geven ook bö de echtgenooten, slechts weinig waarborg, dat deze opgevolgd worden, en zoo zij zich hieraan ook al hielden, zou dit zoowel de lichamelijke gezondheid als die van dén geest, ernstig bedreigen ; het geneesmiddel zou erger zijn dan de kwaal, waartegen het werd aangewend. De Nieuw-Malthusianistiscne beweging begon in Engeland, en zij heeft zich van daaruit, met gelijk doel, ook in andere landen voortgeplant. Dit kon echter niet geschieden dan onder een zwaren strijd met de openbare meening, die de verbreidingen der raadgevingen tot beperking van het kinderenaantal, in strijd achtte met de goede zeden. De aanleiding tot de hooge vlucht, welke het Hieuw-Malthusianisme nam, was een eigenaardig Engelsch juridisch proces. In 1833 verscheen van een geneesheer te Boston, Knowlton, het geschrift: «Vruchten der Philozophie", waarin hij ook beperking der polypaedie aanbeval en de middelen daartoe, beschreef. Dit geschrift werd sedert 1837 in Engeland bijna gedurende veertig jaren, ongestraft afgeleverd. Eerst in 1876 werd eene gerechtelijke klacht ingediend tegen een boekhandelaar, die het verkocht. Toen daarna de uitgever zich zonder omwegen, bekend maakte, werd in dit geval de inhoud van het geschrift niet onderzocht en de uitgever beliep slechts de kosten van het geding. Daarna vereenigde de bekende Charles Bradlaugh zich met Annie Besant, ten einde op het onderzoek van den inhoud van bedoeld'geschrift aan te dringen. Beiden deden het boek op nieuw drukken en verkochten het publiek in Londen. De rechtsvraag kwam toen ter beslissing, voor het hoogste gerechtshof. De aanklacht luidde, dat het boek aan de openbare zedelijkheid schaadt; beklaagden persisteerden bij hunne bewering van de noodzakelijkheid van deze sociale reformatie. Hoewel de Lord-Opperechter cockburn de Malthusiaansche bevolkingswet als eene onomstootelijke waarheid erkende, deden de juryleden toch de uitspraak, dat genoemd boek schadelijk was voor de openbare zedelijkheid doch beklaagden moesten worden vrijgesproken van elkê slechte beweegreden tot zijne publicatie. Om een fout in de formaliteit van het rechtsgeding, werd de zaak op nieuw behandeld, en daarbij werd ten slotte het door de gezworenen uitgesproken oordeel vernietigd. Het gevolg van dit, niet weinig opzienbarend, proces was, dat knowlton's geschrift onderdrukt bleef. Alleen Annie besant en andere aanhangers van deze leer gaven nieuwe geschriften van gelijke strekking, waarvan dan ook meer dan honderdduizend exemplaren verspreid werden. Daarenboven gaf vooral genoemde verklaring van den opperrechter, aan de zaak der beklaagden van de Neo-Malthusiaansche leer in Engeland, een krachtigen stoot. Nog in hetzelfde jaar, 1877, kwam in Londen de Malthusvereeniging tot stand, die door een eigen orgaan, door publieke voordrachten en door ruime verspreiding van vlugschriften, ter verbreiding van de kennis van malthus' bevolkingswet en het voorkomen van hare gevolgen, tot op den huidigen dag nog werkzaam is. Naar dit voorbeeld werd, in 1881, ook in ons land, in Amsterdam, het Hieuw-MalthMiaansche Bond georganiseerd, tot welke vereeniging vooral ook een aantal mannen van rang en stand toetraden, en welker doel het hoofdzakelijk is, onder den werkenden stand en de onvermogenden, kosteloos kennis van de nieuwe leer te verspreiden. Maar ook in geneeskundige kringen is het vraagstuk der beperking van het kinderenaantal meer en meer doorgedrongen. In 1879 was het de Engelsche geneesheer Dr. Ch. R. DRYSDALE, die dit onderwerp op het internationaal geneeskundig congres te Amsterdam inleidde, waarop een levendig debat volgde. En zoo is ook in den laatsten tijd in Duitschland en andere landen met betrekking tot de opvatting van dit vraagstuk, eene enorme verandering te bespeuren. Toen yon KlRCHMANN, vice-president van de rechtbank te Ratibor, in 1866, in de Berlijnsche arbeidersvereeniging een voordracht hield, waarin hij op de teekenen van eene overbevolking wees, en daarbij ook de door MALTHUS aangegeven raadgeving : »ta een buwelnk van een werkman moeten niet meer dan twee kinderen ïnn", aanbeval, vond de Regeering deze aanbeveling verwerpelijk en onzedelfik, en het gevolg van een op haren last ingesteld onderzoek, was, dat VON KlRCHMANN, met verlies van het recht op pensioen, zijn ontslag kreeg. Dat MALTHUS* leer in Duitschland sedert meer en meer ingang gevonden heeft, blijkt uit dé reeks van geschriften hierover, die daar in de laatste jaren geregeld en ongestraft verschijnen. In 18S1 trad de menschlievende geneeskundige Dr. Men- SïNGA te Flensburg, op, als apostel voor de kunstmatige onvruchtbaarheid, of, gelijk hij haar zeer juist noemt, facultatieve steriliteit, uitsluitend met het doel ter afwering van den huwelijksnood. Even breeduitgemeten als welsprekend schetst hij den treurigen toestand van de vrouwen, die door het veelvuldig baren tot uitputting worden gebracht en toonde dit met voorbeelden uit zijne praktijk aan, maar ook, hij gaf— in den vorm van een pessarium, — een bizonder voorbehoedmiddel aan de hand, waardoor zij de conceptie konden voorkomen. Bij hem was het dus de huwelijksnood, die hem tot zulk een gewichtig voorstander van de kunstmatige onvruchtbaarheid maakte. Wij willen hier, om zijn rusteloos streven op dit gebied te beoordeelen, met een enkel woord aantoonen, hoe hij tot de overtuiging van den huwelijksnood, waarin duizenden in onze lagere volksklassen verkeeren, kwam, en een tweetal gevallen uit zijne praktijk aanhalen van vrouwen, die hem in vertrouwen, haren toestand mededeelden, omdat haar zielsstrijd een drastisch beeld geeft van den huwelijksnood van ontelbaar veel moeders. MENSINGA begon zijne studiën met betrekking tot dit onderwerp,*reeds in. 1859 als praktizeerend geneesheer in de polikliniek voor vrouwenziekten en verloskunde te Leipzi"-. Hij was belast met de praktijk in eene, uitsluitend door armen bewoonde, volkrijke buurt. Verscheidene treurige sterfgevallen van moeders, die met kinderen gezegend, in of ten gevolge van het kraambed, hare kinderen vroeg en in den bittersten nood «voor altijd" moesten achterlaten, wekten zijn innigst medelijden op. Hij zag b. v. hoe de zeven kleine kindertjes door het oudste, negen- of tienjarig zusje verzorgd moesten worden, als de vader uit werken was; hij zag hoe de kleinen verkwijnden en door honger; ellende, en gebrek aan verzorging, reinheid, lucht en licht, ten gronde gingen. Bij den aanblik van zooveel aangrijpends, sloeg hij de oogen opwaarts en vroeg: «waarom moest de arme vrouw sterven en hare kinderen aan verkwplng overgelaten worden; waarom heeft de vrouw niet reeds onmiddellijk na het eerste kind, de tering gekregen, waarom eerst na het zesde, na het zevende?" Lang zocht hij naar het antwoord op deze vragen. Eindelijk vond hij het. Door de geboorten heeft de vrouw meer krachten verbruikt, dan zij had, en daaruit ontstond haar lichamelijk te kort. Deze gedachten leidden den menschlievenden, jeugdigen geneesheer tot de overweging, dat weliswaar die moeder in het leven niet meer teruggeroepen kon worden, maar »kan niet in de toekomst gezorgd worden, dat evenzoo bedreigde moeders van ondergang gered worden, vóór het te laat is?" Met artsenijen, dat was hem duidelijk, kon hij dat doel zeker niet bereiken. Dan merkte hij verder op, dat de kinderen in zoo grooten getale stierven, Waarom dat? — het antwoord was eenvoudig: »zij zijn niet tot hun natuurlijk recht gekomen, hebben voor hun teêre lichaampjes geen versterking gevonden aan de moederborst." Met ondoelmatige middelen opgekweekt, vallen zij vroeg of laat eveneens den dood ten offer. Ook deze ware oorzaak van de kindersterfte leerde hij in zijne armenpraktijk kennen. Alle mogelijke kindervoedsels heeft hij sedert beproefd en onderzocht en het resultaat, waartoe hij kwam, is, dat het eenig, onfeilbaar middel, de moederborst blijft. «Waarom evenwel!" zoo vroeg hij zich verder af, c heeft deze of gene vrouw met den besten wil geen moederborst? — en is hierin geen verbetering te brengen ?" *) — Ook deze vragen zweefden den ijverigen MENSINGA sedert twintig, dertig jaren voor den geest, en hij meent ze, althans in verreweg het meerendeel der gevallen, met gevolg te hebben beantwoord : door de kunstmatige onvruchtbaarheid van de moeder. Deze stelt echter, zoo eindigt hij zijne beschouwingen, het volkomen onbevlekt leven van de moeder voorop; alzoo moet zij in léven, en hare kinderen behouden blijven. En daarmede was hij weder gekomen tot het punt van het voorkomen van het overgroote kinderenaantal, waarvan hij was uitgegaan. Zoo zeker evenwel — en daarmede besluit hij — de onvruchtbaarheid in het huwelijk onze volle aandacht verdient, zoo vast moet ook deze aan een bovenmatig kinderbaren (hypertokie) gewijd worden. Aangrijpend is verder de toestand van de door talrijke *) Prof. Dr. J. Schoondermark Jr., Moedermelk 1 Met 4 Afbeeldingen. Prijs ƒ 0.60. Uitg. W. B. moransard, Amsterdam. baringen verzwakte vrouwen, wie dientengevolge, bij eene toekomstige bevalling, een langdurig ziekbed wacht, zoo zij al niet door den dood worden weggerukt*). Mensinga schildert ons dezen af in de belijdenis van eene beschaafde vrouw, die deze hem vrijwillig en uit dankbaarheid deed. Zij zeide ongeveer: «Toen ik in het vierde kinderbed door overspanning van de zorgen voor mijn gezin, dat slechts van zeer matige inkomsten moet leven, aan uitputting ten gronde meende te moeten gaan en mijne kinderen spoedig aan vreemde leiding te moeten zien toevertrouwd, toen rijpte bij mij het rampzalig besluit, mijn man nimmermeer te naderen, noch hem mij meer te laten nabijkomen. Met de gloeiendste kleuren, welke alleen door de moederliefde vermogen te worden ingegeven, en in de meest hartverscheurende taal schilderde ik mijn' man ons onfeilbaar dreigend ongeluk en trachtte hem daardoor tot eigen overtuiging te brengen. — Haar mijn innerlijke vrede was gevloden. Soms werd ik, gedrukt door zijn droevig, stil, terughoudend voorkomen, wankelend in mijn besluit; doch een blik van de heldere, glinsterende oogen mijner kinderen, die in gedachte mg toeriepen: «moeder, verlaat ons niet!", was genoeg mij weder te sterken om mijn voornemen getrouw te blijven. Onze slaapkamer, die ik vroeger zoo gemakkeigk en blijmoedig binnentrad, geleek mg een kerker, de afschuwelijkste plaats van ons huls. En toch was zij weder de plaats, waar onze engel vertoefde. 0, — ik heb mij aan mijn' man dikwerf zwaar bezondigd, als ik, met een bloedend hart, het gaarne zou hebben gezien, dat hjj — 's avonds stil sluipend naar zijn club gegaan — beschonken thuis zou komen, opdat mij weder een dag van strp bespaard mocht blijven. — Hoe dikwerf ben ik dan in stilte, aan het bedje mijner kinderen, op de knieën neergevallen om, onder heete tranen, God te smeeken, dat mijn man mij getrouw mocht blijven! —Drie verschrikkelijke jaren heb ik zoo doorgebracht. Mijne krachten verlamden, mijn hart werd verscheurd. Ik zag mijn ondergang voor oogen, want mijn geest werd bijna verduisterd. Eindelijk verloor ik dan alle bezinning, mijne krachten begaven mij. — Ik was besloten mg aan mijn man over te geven — om te sterven! de dood scheen mg eene verlossing toe. *) Prof. Dr. J. Schoondermark Jr., Onze «Ziekelijke" Vrouwen, Met 4 Afbeeldingen. Prijs ƒ1.25. Uitg. W. B. Moransard. Amsterdam. Wat ik daarna geleden heb, ik vermag het niet te schilderen. Alleen Uwe (Dr. Mensinga) warme deelneming in mijn zwaar kinderbed richtte mij eenigermate op. En eindelijk, toen Gij mij alle verdere zwangerschap verboden en mij daartegen bet middel toegezegd had, voelde ik, ook zonder de toegediende artsenijen, mijne genezing naderen. Het was even voor Paschen. Ik geloof niet, dat dit heilige opstandingsfeest ooit door iemand met een gelukkiger gevoel tegemoet gezien is. Ik was nog ziek, doch in mijn hart was ik gezond. — Ik heb thans het tweede Paaschfeest sedert achter mij. Gij kunt in mij een der gelukkigste vrouwen onder Gods hemel zien. Want ik mag mijn goeden man weder liefhebben, hem den zwares tp, dien hij met mij doorleefde, doen vergeten, zonder dat ik de bestraffende stralen van der kinderen oogen behoef te vreezen. Zij roepen mij nu niet meer toe: »Moeder, blijf bij ons!" want ik blijf. Het ontgaat hun niet. Zij zijn integendeel hartelijker, opgeruimder, omdat ik ze vrooljjker aanschouwen kan en mag. En mijn goede, brave man? — hij was mij getrouw gebleven, hoewel hij soms ook moeilijke oogenblikken van beproeving te doorstaan had. Hij heeft mij alles medegedeeld, gelijk ik hem. Dat er zulke zalige aren zijn kunnen, geen onzer geloofde het! —De vroegere gelukkige uren zijn een kinderspel daarbij!" Aldus de belijdenis van deze, door huwelijksnood zwaar beproefde vrouw. De tweede, eveneens uit dankbaarheid gedane, is van eene dame, wie ook door MENSINGA hulp verleend werd bij de toepassing van een voorbehoedmiddel tegen verdere zwangerschap. Zij wijst op eene opvallende overeenstemming in den zielstoestand, en luidt ongeveer als volgt: »De zwangerschap van het vijfde kind veroorzaakte mij veel lijden, want daarbij ontwikkelde zich mijn »voorste scheedeuitzakking," welke dikwerf met , een lastigen witten vloed gepaard ging. Het viel mg daarmede gemakkeigker mgn eigen geslachtsgenot geheel te onderdrukken, omdat Ik de toekomst zorgvol Inzag, mgn plaatselijk lijden toenam en Ik aan een zekere onrust, ontevredenheid met mij zeiven, begon te lijden, terwijl het dagwerk dikwerf mijne krachten te boven ging. Dikwerf had ik het op de lippen mgn man te vragen, mg toch te willen ontzien, maar dan vreesde ik weder hem te zuUen verdrieten, wat niet mocht, omdat dit hem na zijn dagwerk, met rustelooze vDjt volbracht, een genot en onontbeerlijk herstel kon geven. Hij zocht alleen bij mij, bij zijne kinderen, herstel en genot, nooit buitenshuis, nooit zonder mg. Ik gevoelde mij gelukkig daardoor, doch daar binnen was het mij droevig te moede, ik was terneergeslagen. Ik leefde in een'voortdurenden zielsstrijd. Het kind baarde ik zonder lijden. Ik was gelukkig met het kleine wezen, dat zoo gaarne aan mgn borst zich zat dronk, maar bij alles: — ik was ongelukkig. Verlichting voor de huishouding kon ik mij niet verschaffen, want waar de middelen te halen? De kinderen waren dikwerf ziek, ook mgn man had dikwerf zware ziekten te doorstaan. Hij »nam zich ook in acht", om mij niet zwanger te maken. Afwijzen kon ik hem ook niet. — Elk onzer verborg zijne smart voor zich en in zich. Gij (Dr. Mensinga) kendet destijds wel ons verdriet en waarschuwdet mij tegen verdere zwangerschap. Ik zeide D toen niets — doch toen gij heengegaan waart, heb ik hartelijk uitgeschreid. — Was ik de schuld van ons lijden, was mgn goede, beste man het? De treurigste gedachten kwamen dikwerf in mij op. Ik achtte allen gelukkig, die niet meer op de wereld waren. Mocht men echter heengaan, man en kinderen alleen laten? — Die gedachte was nog verschrikkelijker! Daarbjj nu nog mgn lichamelijk lijden, dat my alle werk zoo moeilijk deed vallen! De geslachtslust was geheel verdwenen. Ik was en bleef bij de acte koud, mgn gevoel overmande mg niet meer, ik kon het bezweren. — En toch, — o, het was verschrikkelijk — ik werd voor de zesde maal zwanger. Hoe en wanneer, weet ik niet. Mgn man wist het evenmin, want hij had zich toch altijd zoo »in acht genomen." Alleen het wegblijven der regels en een misselijk zijn, overtuigden mij van mgn ongeluk. Ik heb een verschrikkelijke zwangerschap doorgemaakt. — Was ik bij de eerste als in den hemel, bij deze was ik als in de hel. Ik baarde onder Uw troost en toespraak wel zeer langzaam en moeilijker dan anders, doch zonder dat gij noodig hadt als geneesheer in te grijpen. Eén ding troostte mij. Gij hadt mg toegezegd, het zou mgn laatste „ongeluk" zgn. Wederom verheugde mij de aanblik van het lieve knaapje, dat zich zoo warm, zoo behagelijk aan mijne borst vleide. Het onschuldige wormpje kon het niet helpen, dat mgn ziel zoo vaneengereten was. Ik heb het hem ook niet doen ontgelden, want hij moest mijn Benjaminnetje blijven. Spoedig daarna genoot ik Uwe hulp — Uw voorbehoedmiddel —, welke te noodzakelijker was, omdat, tegen de gewoonte in, mijne periode reeds gedurende bet zoogen intrad. (Be- ginnende sexueele verzwakking). — Op mijn man had het thans ongedwongen geslachtsverkeer den meest weldadigen invloed. Naden vroegeren, afgebroken bijslaap was hij steeds zoo uitgeput en ter neergeslagen. Ook zijn lijden kwam wel grootendeels daaruit voort. Thans is hij weder verkwikt en opgewekt. Hg herstelt zichtbaar — ook zijne, slechts met moeite te onderdrukken, morrende natuur verloor hg spoedig. Ook ik kwikte op. Ik gevoelde, dat de behandeling van de scheedeuitzakking goede gevolgen had, dat de witte vloed verminderde; ik werd in den geheelen onderbuik vaster. Ik kon beter gaan, werken, mg bukken, trappen klimmen; het werk viel mg opmerkelijk veel gemakkelijker; kortom, het ging alles beter van de hand. Ook de kinderen werden blijmoediger, krakeelden niet meer loo. Er was in ons huis een andere geest gekomen. Toch moet ik nog aan den schrik denken, dien ik later kreeg, toen ik weder, zonder argwaan, den hoogsten geslachtslust bemerkte, en het gevoel van ontvangenis had. — Het was, Goddank! slechts eene dwaling. Want mijne periode trad niettemin spoedig weder, als gewoonlijk, ln, zoodat ik mg sedert over dit gevoel niet meer angstig maak. Mgn jongste knaapje is thans 8 jaar. Hg is bijna het gezondste der kinderen en — God vergeve het mg, als ik mg daaraan bezondig — ook bet liefste. Ik kan werken vroeg en laat, de kinderen tot hun recht doen komen en mgn man, die door overspanning bij zijn werken zeer dikwerf zwaar geleden heeft, verzorgen en vertroetelen, opdat hg voor ons, zoo God het wil, nog zoolang behouden blijft, als de kinderen het noodig hebben! En wien hebben wij dat alles te danken? — Dankbaarheid en onbegrensd vertrouwen dwongen mg D te schetsen, wat te voren mgn diepst geheim was." In onze praktijk, die zich uitsluitend bepaalt tot het geven van advies over Neo-Malthusianistische aangelegenheden en het verleenen van hulp bij de toepassing der middelen, ter verkrijging der facultatieve steriliteit, ontvingen ook wij meermalen gelijksoortige brieven en mondelinge verzekeringen. Menigmaal was het ons, bij het verlaten van onze consultatiekamer, treurig te moede; men moet wel gevoelloos zijn, om de dikwerf langverzwegen jammerklachten, vooral ook van menige, helaas! welopgevoede vrouw en moeder, onverschillig aan te hooren. Ten slotte hier nog een enkel woord, om Mensinga's standpunt bij het voorkomen van die vele huwelijkszorgen, verklaarbaar te maken. Opmerkelijk daarbij is zijne bekentenis, dat hij zijne studiën hierop betrekking hebbende, reeds lang als geëindigd meende te kunnen beschouwen, toen hij het bestaan van een malthus leerde kennen. Hij stelt zijne beschouwing in zooverre tegenover die van malthus, dat deze speciaal naar de beperking der polypaedie streefde, terwijl hij het voorkomen der hjp9rtokie, d. i. van het boven de krachten van de moeder gaand baren, beoogt. Na eene voorstudie van ongeveer twintig jaren publiceerde hij toen zijne ervaringen en zijne daarop gegronde handelingen, in het bekende geschrift : »üeber fdkuitative Steriutit" met een «Supplement," waarin hij het pessarium occlusivum ën zijn gebruik beschrijft Hij doet daarin uitkomen, dat de werkkring van den geneesheer, als raadsman van het gezin, niet verder gaat, dan tot de bestrijding van den huwelijksnood, d. i. van den geestelijken en lichamelijken achteruitgang der huisgenooten. Het is niet de taak van den geneesheer deze hulp te bieden bij de vermogenden, de beschaafden, die zonder dringende noodzakelijkheid, zich de weelde van een beperkt aantal kinderen veroorloven, zegt hij verder. Ruim 18 jaren was hij onafgebroken werkzaam als fondsgeneesheer; terwijl hij ook aan verschillende fabrieken, den werkmansstand in al zijn toestanden grondig heeft leeren kennen. De ervaring heeft >em geleerd, dat het middel daar zelden wordt aangewend voor zoogenaamde »hoogere physische" genietingen, doch bijna uitsluitend in het huwelijk. Hij geeft daarna eene schets van het lijden der vrouwen uit den arbeidersstand door hare uitputting bij het voortdurend geslachtsverkeer in het huwelijk en het daaruit voortkomend groot aantal kinderen, welk lijden dan mede nog verhoogd wordt door gebrek aan voedsel, wat in viervijfden van de gevallen voorkomt. En dikwerf worden die gezinnen, die naar het uiterlijk, overeenkomstig hun stand, een zeker decorum moeten bewaren, nog het hardst getroffen. Mensinga staaft dit met eene reeks van «treurige ervarin* gen", die hij uit zijne veeljarige praktijk aanhaalt, en spreekt het openlijk uit, hoe de aanblik van zooveel hard lijden hem naar middelen deed zoeken, om de oorzaak van vroege ziekte of vroegtijdigen dood van zulke vrouwen te onderdrukken en haar het geluk van een onverbitterd bestaan te verzekeren. Juist hier, waar het geldt het behoud van het leven en van de gezondheid van reeds bestaande individuen, komt de facultatieve steriliteit, ter beperking van het kinderenaantal, in aanmerking. Want dat tegenwoordig bij ons eene hypertokie, alzoo eene bovenmatige kinderproductie bestaat, onafhankelijk van het aantal der reeds geborenen, is een feit, dat ook door de wetenschap reeds erkend is. Eindelijk voegt hij hier nog een groot aantal «verblijdende resultaten" aan toe, welke door het, in het ^Supplement" door hem nader beschreven, pessarium als voorbehoedmiddel tegen de conceptie, verkregen werden, waardoor hij in menig gezin de huwelijkszorgen deed plaats maken voor het oorspronkelijk huwelijksgeluk. Hij besluit zijn geschrift met de stelling: »waar het leven, de gezondheid en de welvaart van de moeder door verdere zwangerschap, onverschillig onder welke nevenomstandigheden deze ook inwerkt, in eenig opzicht in gevaar blijken, bet de plicht Is van den menschenvriend, de ontvangenis te verbieden, facultatieve steriliteit, alzoo gewilde kinderloosheid, aan te raden." Uat deze aanbeveling van de artificieele steriliteit, hoofdzakelijk ter bestrijding van de groote huwelijkszorgen der lagere volksklassen — met den gloed der innigste overtuiging verkondigd —• spoedig groot opzien baarde, en van verschillende zijden aanleiding gaf tot onderzoek van dit vraagstuk, behoeft wel geen nader betoog, evenmin als dat daarbij de moraal eene groote rol speelde. Immers het oude bijbelwoord: »Zijt vruchtbaar en vermenigvuldigt U," heeft in de beschouwingen ook van de moderne maatschappij te diep wortel geschoten, om zich tegenover deze nieuwe leer, door welke aan de natuurlijke gevolgen van het matrimonieel geslachtsverkeer naar willekeur paal en perk gesteld worden, niet te kunnen doen gelden. In de eerste plaats was het de R. C. priester Capellman, die zich over Mensinga's geschrift zeer toornig uitliet, en het in het algemeen, hoogst gevaarlijk achtte, onderwerpen als dit, in het openbaar te behandelen, al mogen zij ook voorgedragen worden in het gewaad eener wetenschappelijke verhandeling. Dat er weliswaar gevallen voorkomen, waarin de geneesheer eene langere of kortere steriliteit wenschelijk acht, geeft hij verder toe. Daarentegen schijnt hem het gebruik van het daarvoor aanbevolen pessarium in strijd met de zedelijkheid, evenals al dergelijke middelen, welke den bijslaap onvruchtbaar doen zijn. In tegenstelling daarmede, slaat hij de onthouding voor, die noch schadelijk, noch immoreel is, en wel in het tijdperk van den i5den dag na het begin der menstruatie, tot den 4den dag vóór het begin der eerstvolgende menstruatie, omdat in dien tijd geen conceptie plaats grijpt Deze raadgeving heeft evenwel eene hoogst twijtelachtige waarde, daar volgens de algemeene ervaring van alle geneesheeren, geen dag de bevruchtende cohabitatie der echtelieden uitgesloten is. Ook andere tegenstanders (stern, bergeret Mayer) traden met geheel gelijke wapenen tegen mensinga's voorstel op. Doch ook een aantal geneesheeren en geleerden (Otto, Mettenheimer, Zacharias, Volckmann, Lindner, Baum, mantegazza e. a.) traden voor mensinga in het strijdperk, daar ook zij overtuigd zijn van den bestaanden huwelijks lood en de behoefte aan goede middelen daartegen. Het zwaartepunt van dit vraagstuk en zijne bestrijding schommelt, volgens Janke, tusschen de bereidvaardigheid der Regeering, de opvoeding der misschien nog te komen kinderen, door Staatswetten te regelen, en het recht, het voorbehoedmiddel tegen verdere conceptie, toe te laten ten einde de moeder voor haren echtgenoot en vooral ook voor de opvoeding der reeds bestaande kinderen, te behouden. Het vereischt wel geen toelichting, dat mensinga, aangevuurd door de tot op den huidigen dag voortgaande beweging, den huwelijksnood consequent als het krachtigst motief voor het tegengaan der ontvangenis aanvoert. Vooral onder de geneeskundigen heeft mensinga's streven, algemeen de aandacht gewekt, zoodat, evenals in Zevenburgen en Frankrijk, ook in Engeland, Duitschland en in ons land, in de laatste jaren, eene enorme verandering is ontstaan- Het aantal geneesheeren, dat, door mensinga's voorbeeld gedreven, de vrouwen het geregeld gebruik van eenig conceptiewerend middel aanbeveelt, neemt dan ook meer en meer toe. Ferdy merkt hierbij, zeer terecht, op, dat al die geneesheeren stilzwijgend bewijzen, de leer van malthus te zijn toegedaan. Het is thans evenwel nog zeer te betwijfelen, dat het mensinga gelukken zal deze sexueele beperking bij de lagere volksklassen gereeden ingang te doen vinden, want velen wijzen het middel, als te behooren tot de leer van malthus, nog onverbiddelijk af. Verder is het een zeer wijs woord van een groot menschenkenner, als hij zegt: »6fl zult het volk nimmer overtuigen, dat buiten D, iemand te veel op de wereld ie f eene waarheid, welke ook in Mensinga's uitspraak ligt: De arme zal gelukkig zijn met dat, wat hij heeft, als hij niet behoeft te verhongeren," en zoolang hij dat niet moet, blijft hij bij zijn gewoon kinderenvoortbrengen. De fout eindelijk, welke mensinga niet ontgaan kon, is eenvoudig, dat men gewoon is, hem alleen als de toonaangevende aanhanger van bet Neo-Malthusianisme te beschouwen, omdat men te weinig inziet, dat zijn strijd hoofdzakelijk gericht is tegen den huwelijksnood. Onder Nfeuw-Maltbusianisme toch verstaat de groote menigte — met terzijdestelling van de beweegredenen — handelingen van een echtpaar, dat zonder verwaarloozing zijner huwelijksplichten, onder gebruik van verschillende voorbehoedmiddelen, niet zooveel kinderen voortbrengt, als waartoe het in staat is. Met andere woorden, men verbindt mensinga's motief met alle sociale beweegredenen, welke de Reo-Malthusianfsten aanvoeren ter conceptieverhindering bij het matrimonieel geslachtsverkeer; en ook hij moet zich derhalve alle verwijtingen getroosten, welke door de moralisten aan het Nieuw-Malthusianisme gedaan worden. De regeeringen in de hierboven genoemde landen laten eenparig deze beweging haar vrijen loop. Sedert de voorkoming der ontvangenis in den tegenwoordigen tijd zoo algemeen verbreid is, en vooral ook van geneeskundige zijde wordt aanbevolen, heeft men natuurlijk ook gewezen op hare schadelijkheid en de nadeelen voor den geslachtstoestel en het zenuwstelsel van de echtgenooten, die haar in toepassing brengen. Zoo verklaart Ribbing haar voor twijfelachtig, omdat de veeltijds op eigen hand of op aanwijzing van boeken aangewende middelen, maar al te dikwerf schadelijk voor de gezondheid zijn, want zij breken de natuurlijke functiën af, zij worden onoordeelkundig gekozen ; vooral echter mist de vrouw bij hun gebruik, de natuurlijke tijdruimten van rust in den sexueelen-omgang, welke door de zwangerschap, het kraambed en de zoog- (lactatie-) periode worden ingenomen. Zij worden eindelijk niet zelden de oorzaak van ziekten der geslachtsorganen van de vrouw. Het hygiënisch nadeel, dat onstaat uit het gebruik van middelen, welke de bevruchting van het vrouwelijk eitje voorkomen, treft, volgens den vrouwenarts Schmitz, vooral de vrouw, terwijl de man daarbij er nog al goed afkomt. Bij de cohabitatie geraakt het zenuwstelsel in hevige opwekking. Dit geschiedt zonder nadeel voor de gezondheid, als de zinnelijke opwekking verhoogd wordt tot op volkomen bevrediging van de geslachtsdrift. Hierdoor worden de bloedrijke (eletnoriscbe) geslachtsorganen, van bloed ontlast. Geraakt daarentegen de geslachtsdrift niet tot algeheele bevrediging, gelijk dit bij de aanwending van eenig middel, met betrekking tot de vrouw meestal het geval is, dan werkt dit op den duur schadelijk, zoowel op de geslachtsorganen, als op het geheele zenuwstelsel. De voortdurend met bloed overvulde (plethcrircbe of liever hyperaemische) geslachtsorganen van de vrouw geraken mettertijd in een toestand van chronische ontsteking, waaruit geslachtsziekten, als: verharding van den uterus, catarrh, bloedingen, moeilijke menstruatie en ten slotte, steriliteit van de vrouw moeten ontstaan. Het aanhoudend verkeerd geleid geslachtsgenot openbaart zich spoedig ook door eene permanente, zich steeds verhoogende nerveuze opwekking, die later gevolgd wordt door eene verzwakking van het zenuwstelsel (neurasthenie). Vooral slecht gaat het daarbij de reeds niet sterke vrouw, die door het aanhoudend geslachtsmisbruik, spoedig blijkt in hooge mate zenuwachtig te zijn en weinig weêrstandsvermogen te bezitten. De bekende Italiaansche hoogleeraar MANTEGAZZA, die zich door zijne geschriften op ons gebied reeds eene benijdenswaardige reputatie verwierf, zegt, dat de meest gebruikelijke methode tevens de meest nadeelige is; ja, zij is de eenige, die èn de vrouw, èn de man in hooge mate schaadt. Het terugtrekken vóór de voleindiging, eischt van den man de grootste opmerkzaamheid, eene afleiding van de nerveuze energie der natuurlijke centra, waardoor hersenen en ruggemerg een altijd schadelijken schok krijgen, omdat in plaats van diepe bewusteloosheid van den geest, de zenuwcentra hun kracht verdeelen in een centrifugalen (middelpuntvliedenden) en een centripetalen (middelpuntzoekenden) stroom, waardoor het organisme uitgeput wordt- Deze handelwijze kan mettertijd leiden tot hypochondrie (van hypo d. i. onder, en chondros d- i. borstkraakbeen; onderlijfsziekte, miltzucht, gemelijke luim, grilziekte, zwaarmoedigheid), tot andere neurosen en ook tot ernstig organisch ruggemergslijden. Bij de vrouw echter kunnen daaruit, als deze vorm van cohabitatie (congressus interruptus) te dikwerf wordt toegepast, sleepende baarmoederslijmvliesonsteking (endometritis) en zweren van den baarmoederhals ontstaan. Eene openhartige vrouw heeft hem, naar hij mededeelt, met betrekking tot de hier besproken handelwijze, vrijmoedig bekend: zij heeft dezelfde werking als wanneer men. bij grooten dorst, eene teug frisch water in den mond neemt en dit weder nitspnwt, zonder het in te slikken." Al dergelijke ontvangenisvoorkomende middelen zijn nadeelig voor man en vrouw, zegt de Amerikaansche vrouwenarts WATHEN. Het zedelijk effect van het afbreken der copulatie is gelijk aan dat van de onanie, het physisch nadeel is nog grooter, omdat de onvolkomen ontlasting van het zaad (partieele ejaculatie) de zaadleiders irriteert en steeds nieuwe prikkeling verwekt, waardoor eene meer dan noodige geslachtsbevrediging wordt te voorschijn geroepen. Bij de vrouw ontstaan daardoor, behalve actieve congestie van de bekkenorganen, die eindelijk passief, d. i- chronisch, kan worden, catarrh, hyperplasiën (weefselvermeerdering) en liggingsveranderingen van de baarmoeder, en dergelijken in haar geslachtsfeer. Ontzettend bijna is het, de reeks der nadeelen van den congressus interruptus te lezen, die een Fransch geestelijkegeneesheer, met name Bergeret, in zijn meer vermakelijk dan wetenschappelijk werkje : «Des fraudes dans 1'accomplissement des fonctions génératrices, opsomt. Bij de vrouw, zoo heet het bij dien medicaster, ontstaan acute en chronische baarmoederontstekingen (metritides), witte vloed (fluor albus), excessieve bloedingen, gezwellen (tumores), polypen; verder hysterische toestanden, zenuwpijnen (neuralgiën), baarmoederkanker, eierstokziekten en, in elk geval, steriliteit. Bij den man echter ontwikkelen zich pisbuisontsteking (urethritis), voorstandersklierontsteking (prostatitis) en «onvermogen" (impotentia virilis). Beide echtelieden eindelijk, vertoonen later verschillende stoornissen in het zenuwstelsel, den bloedsomloop, in den ademhalings- en den spijsverteringstoestel. Na lezing van deze lange lijst van kwalen zou men met eenig reent mogen vragen, welke ziekte dan niet ontstaat uit den congressus interruptus en, of de geestelijke-geneesheer bij vergissing er nog niet eenige niet heeft opgesomd. Medici, die het weten kunnen, verklaren deze opgave dan ook voor zeer overdreven. Ook Mensinga bevestigt, dat de afgebroken cohabitatie bij den man, de zuiverste hysterie met alle mogelijke uitstralende pijnen en nerveuze verschijnselen ten gevolge heeft. Ardle, een Amerikaansch medicus, behandelde dit onderwerp, in 1888, in een verloskundig tijdschrift (Americ. Journ. of Obstetr.) Wij ontkenen daaraan het volgende. Bij de afgebroken cohabitatie worden de generatieorganen van de vrouw met bloed gevuld; daarna volgt evenwel geen verslapping, zooals dit het geval is bij de algeheele voleindiging van de acte, en deze bloedsovervulling (hyperaemie) geeft dan aanleiding tot sterke, lokale voeding, er ontstaan een diffuze groei, en eene sterke woekering — proliferatie — van het bindweefsel. Daardoor worden, zoo gaat hij voort, de uteruswanden verdikt en dichter, de zenuwen gedrukt' «Gevaarlijke" Huwelijksgeheimen. waardoor dan pijnen, gevoeligheid, en een gevoel a sof de baarmoeder naar beneden dringt, ontstaan. Ook afwijkingen in den baarmoederstand kunnen op den duür hiervan het gevolg zijn. Geen vrouw, aldus besluit hij, kan eene werkelijk physiologische wet blijvend verwaarloozen en toch de zegeningen van de gezondheid genieten; in elk geval wordt het zenuwleven daardoor in bedenkelijke mate geschaad. ; Genoeg van deze, door praktizeerende «geneeskundigen geopperde, bezwaren. Als tegenstelling met dit alles, willen wii ook het treffend woord van een bekend Engelsch medicus neêrschrijven: «In alle dingen ligt ons heil in de gehoorzaamheid aan de natuurwetten, maar met betrekking tot de voortplantingsorganen is het zekere vernietiging, hunne natuurwetten te gehoorzamen, terwijl het aan den anderen kant eveneens zekere vernietiging is ze niet te gehoorzamen. Bestond deze tegenstrijdigheid niet, dan zou de geheele afgeloopen en tegenwoordige geschiedenis van de menschheid, van den gronde uit, anders geweest zijn": eene stelling die de -eheele tweedracht tusschen de noodzakelijkheid van het maatschappelijk samenleven en die der moraal met betrekking hierop, in het ware licht plaatst. De verklaring der waargenomen nerveuziteiten, ontstaan door den afgebroken sexueelen omgang in het huwelijk moet gezocht worden in den psychischen toestand En is dit juist, dan leveren de nerveuze stoornissen, welke zich uit de moreele, d i psychische ontstemming bij zulk eene, gedurende geruimen tijd voortgezette, afgebroken cohabitatie ontwikkelen, een degelijk bewijs voor den diep.aangrijpenden invloed dien de ziel juist met betrekking tot het geslachtsleven vertoont; een invloed, die ten slotte zelf tot nerveuze uitputting neurasthenie — kan leiden. Wat eindelijk betreft de toelichting der nadeelen van de afzonderlijke voorbehoedmiddelen, wij kunnen die gevoegelijk inlasschen bij hunne, later te geven, spec.ale beschrijving. Dikwerf is bij deze kunstmatig aangebrachte onvruchtbaarheid, de vraag gesteld: wie der beide echtgenooten wel eigen- lijk de aanleiding daartoe geeft, de man of de vrouw? Algemeen nam men tot dusverre, begrijpelijkerwijze, aan, dat deze bij den man moet gezocht worden. Op hem toch rust de verplichting van het onderhoud van zijn gezin; hij dan ook dient te weten, in hoeverre de vermeerdering van zijn kinderenaantal in overeenstemming te brengen is met zijne inkomsten, en hij heeft er derhalve het grootste belang bij, dat zijne vrouw niet door een bovenmatig aantal snel opvolgende geboorten naar lichaam uitgeput, of aan hare levensbestemming — de opvoeding der kinderen — door den dood of door voortdurende ziekte, ontrukt wordt. In de laatste jaren evenwel zijn sommige geneesheeren, op grond van langdurige ervaring in deze, tot de tegenovergestelde meening gekomen, n. 1., dat het, integendeel, hoofdzakelijk de vrouw is, die de voorkoming harer conceptie zoekt, en dat juist zij het is, die naren echtgenoot tracht te overreden tot het aanwenden van daarvoor gebruikelijke middelen, of ook zij past die in het geheim, d. i. zonder zijn medeweten, toe. Zeer dikwerf zijn bij haar ook het gemis van sexueel genot en een reeds vroeger bij haar ontstane tegenzin in de cohabitatie, de diepliggende oorzaken. Dit gebrekkig geslachtsgenot is, volgens den bekenden psycholoog von Krafft-Ebing, afhankelijk van de kracht en den duur der sensibele wrijving, verder van de prikkelbaarheid van het reflex-ontlastingsmiddelpunt in het lendengedeelte van haar ruggemerg, waarop overigens ook psychische voorstellingen haar rem'menden invloed kunnen doen gelden. Een Russisch vrouwenarts bevestigt dit. Hij heeft gevonden, dat van de tien vrouwen na de ontmaagding (defloratie), slechts twee onmiddellijk, van de overigen slechts de helft door wrijving, genot smaken, en het gevoel van ontlasting bij haar evenwel eerst na een half of zelfs meerdere jaren, ontstaat; terwijl het bij de laatste vier vrouwen daarentegen nimmer zoover komt. De eersten zijn vrouwen met een vurig temperament en liefde voor den man. Bij haar volgt het ontlastingsgevoel bij de cohabitatie met eiken man, die hare sympathie heeft. De tweede soort zijn vrouwen met weliswaar weinig tempeframent, doch met liefde voor den man, of met veel temperament, doch onver- 3- schilligheid jegens hem. Die van de laatste soort zijn vrouwen met weinig temperament, die physisch een tegenzin tegen den cohabiteerenden man hebben, waartoe dan ook de meretrices behöoren, die werkelijke bevrediging, alleen bij den man harer keuze vinden. Wat betreft den tegenzin in het voldoen aan den huwelijksplicht, moeten wij nog opmerken, dat der jonge meisjes dikwerf, hetzij door hare moeder oi door eenige andere bedaagde vrouw van hare omgeving, de bijslaap als iets afschuwwekkends en als eene grove onzedelijkheid wordt afgespiegeld. MENSINGA merkt zeer juist op, dat de vrouwen met haar zeer teeder aangelegd zenuwstelsel, het vermogen zich wederzijds door een blik te verstaan, in veel hoogere mate bezitten, dan de mannen. »Dat de maagd vóór alles de ongenaakbare heiligheid van haar lichaam heeft te bewaren, is haar minder duidelijk, dan dat het geslachtsverkeer, de verstooting uit het paradijs is." Het doel dier vrouwen bij het opwekken van dien tegenzin, is de moreele overtuiging, door de natuurdrift bedreigd, steeds te behouden en haar hechter grondslagen te geven. Zoo dan gaan veel maagden het huwelijk in, zonder hare meening omtrent het sexueel verkeer in eenig opzicht veranderd te hebben, wat vóórhaar een onvermijdelijk kwaad is en blijft, omdat haar later door de baring met hare smarten en het kraambed, ook practisch als zqodanig begrijpelijk wordt en haar als 't ware, van zelf voert op het bezinnen van middelen, om zich in de toekomst hieraan te onttrekken. Daarmede is dan de weg tot de artificieele steriliteit gebaand. Niet zelden evenwel komen ook gevallen voor, waarin het jonge meisje tot aan haar huwelijk, in volslagen onschuld en onwetendheid omtrent het geslachtsleven wordt gehouden. De eerste menstruatie, welke haar overviel, doet haar hevig schrikken; het regelmatig terugkeeren eerst leidt haar tot de overtuiging, dat dit een geheel natuurlijk verschijnsel is. Na haar bruiloft, als wanneer zij, geheel onvoorbereid, in het geslachtelijk huwelijksleven wordt ingeleid, schijnt haar dit in een raadselachtig licht, en zij tracht verklaring daarvoor te vinden bij hare even oude lotgenooten, ol zulk een om- gang tot de huwelijksplichten behoort, welke zij tegenover haren man onder alle omstandigheden, getrouw moet nakomen. Zelfs als zij later, voor de eerste maal een kind ter wereld gebracht heeft, blijft het haar nog onbekend, op welke wijze dan toch eigenlijk zulk een kleine wereldburger ontstaan is*). In den regel is het dan in het tijdperk van haar kraambed, waarin zij eenige opheldering ontvangt omtrent deze tot dusverre raadselachtig gebleven verschijnselen van het samenleven in het huwelijk van man en vrouw. De vrouwelijke omgeving, waarin zij gedurende haar' kraamtijd bestendig leeft, leert haar alles met betrekking tot die huwelijksgeheimen, waardoor het zwanger worden voorkomen kan worden. Dè door haar gedane vragen worden gewoonlijk met bereidwilligheid beantwoord; dit, in vereenigingmet den nog verschen indruk van de doorgestane pijnen, maakt, dat zij met schrik de mededeeling aanhoort, dat, jaar uit jaar in, diezelfde pijnen en dezelfde kraamtijd van elke volgende bevalling, haar te wachten staan, zoodat de jonge moeder deze raadgevingen gewoonlijk dankbaar aanneemt. En zij is het dus, die haar' man op zulke voorbehoedmiddelen wijst en op hunne toepassing bij hem aandringt. Geneesheeren beweren op grond van langdurige ervaring en vrijmoedige bekentenissen van gehuwde vrouwen, dit dan ook. Een treffend bewijs voor de juistheid dier bewering is ook de onder de vrouwen onderling bestaande gewoonte, elkander omtrent dit geval de noodige inlichtingen te verschaffen, zoodat zij — ook buiten hulp van bevoegde zijde en dikwerf zonder medeweten van den man — reeds gebruik maken van voorbehoedmiddelen, die veelal evenwel minder doeltreffend blijken te zijn. Lichtzinnige beweegredenen daarbij, behoeven daarom volstrekt nog niet te bestaan; vrouwen, die eenig voorbehoedmiddel gebruiken, om meer levensgenietingen te smaken, om hare lichamelijke schoonheid ) Prof. Dr. J. Schoondermaek Jr., 40 Weken leven vóór »een Leven" of De Mensch van het Eitje tot de Wieg. prijs / 1.—. Uit°-, W. B. Mobansard, Amsterdam. te bewaren of ook, om de lasten aan het zwangerschapstijdperk verbonden, te ontgaan, zijn er gelukkig niet veel. Over het algemeen zijn het de zware bevallingen met haar noodlottige gevolgen, vooral de op meerdere geboorten volgende lichamelijke uitputting, welke dikwerf een treurig levenseinde voorspelt, die haar tot dit besluit brengen. Maar ook voor de verzorging en opvoeding van hare reeds bestaande kinderen, trachten zij gezondheid en leven te behouden, terwijl ook eindelijk het behoud van den man, — den broodwinner, die, noch door bovenmatige inspanning van zijne krachten, noch door den dood, aan de zijnen ontrukt mag worden, zoodat de moeder met hare halfwezen dikwerf onverzorgd, broodeloos, achterblijft, — een hoogst gewichtig motief is tot het voorkomen van verdere conceptie. Zulke beweegredenen moeten elk waar menschenvriend vergeeflijk toeschijnen. II. De doeltreffende aanwending der middelen ter voorkoming der ontvangenis, vereischt noodwendig de kennis van de wijze, waarop de conceptie van de vrouw langs den natuurlijken weg, geschiedt. Het is dus wenschelijk hier ter plaatse met een enkel woord mede te deelen, hoe zij, volgens de resultaten der nieuwste onderzoekingen, tot stand komt, hoewel dit, tot op heden, nog niet met volkomen zekerheid bepaald is. Naar de tegenwoordig heerschende opvatting, geschiedt zij als volgt. Het in de scheede (vagina) ingevoerd geërigeerd mannelijk lid (roede, penis) wordt door de wrijving tegen de oneffen 'seheedewanden en door diens omsluiting door eene aan den sch«edeïngang gelegen, vernauwende spier (constrictor cunni), reflectorisch, en onder algemeene opwekkingsverschijnselen van beide cohabiteerenden, geprikkeld tot op ontlasting van het zaad (ejaculatie). Door samentrekking der zaadleiders en zaadblaasjes wordt het sperma in de pisbuis (urethra) gevoerd, van waaruit het door rhythmische spiercontractiën, in de vag'na wordt gebracht, en waarbij ook in de vrouwelijke geslachtsorganen, door de sensibele prikkeling bij de paring, zekere reflexbewegingen ontstaan, welke er vermoedelijk toe dienen, om de opname van het sperma in de inwendige geslachtsorganen te bevorderen. Maar in het bizonder schijnt het onderste gedeelte van den uterus in bepaalde phasen van het geslachtsleven, eene belangrijke rol te vervullen. Vooral was het BlSCHOFF, die, uit zijne bij honden en konijnen gedane waarnemingen, ook voor den mensch meent te mogen aannemen, dat op het oogenblik van de hoogste opwekking bij de cohabitatie, de uterus in het kleine bekken daalt en de baarmoedermond zich opent, ten einde het sperma door opzuiging in zich op te nemen. Kort daarna waren het HOFFMANN en BASCH, die het feit constateerden, dat het baarmoederlichaam (corpus uteri), indien het electrisch geprikkeld wordt, zich spoedig verkort, en, evenals de scheede, zich vernauwt, terwijl daarbij het baarmoederscheedegedeelte (portio vaginalis uteri) wrongvormig, door de zich nauw aanleggende scheede, naar voren treedt en zichtbaar naar den scheedeïngang (introïtus vaginae) afdaalt. Bij elke prikkeling zwelt dan genoemd baarmoederscheedegedeelte en dringt de scheedewanden van elkander, waarbij de baarmoedermond zich tegelijk tot eene min of meer ronde opening verwijdt. Deze baarmoedermondverwijding houdt ook nog eenige seconden na de prikkeling, aan, waarna de uterusmond zich onder teruggang der zwelling, langzaam sluit. Beide onderzoekers merken hierbij nog op, dat deze veranderingen van den baarmoederhals (collum uteri — cervix uteri) van plotselijk opengaan — »snakking", gasp — vergelijkbaar is met die, welke sommige vrouwenartsen aan den uterusmond van prikkelbare vrouwen hebben waargenomen. Ook wij waren meermalen in de gelegenheid dit verschijnsel van chasmodie van den uterusmond, op te merken, bij vrouwen van een (blijkbaar) vurig temperament. De bekende vrouwenarts WERNICH zegt, dat, evenals bij den man de erectie van den penis, zoo ook bij de vrouw, vooraf eene oprichting van de partïo vaginalis uteri geschiedt, doch .ook, dat daarop, op het oogenblik van de hoogste paringsprikkeling, en ongeveer gelijk met de ejaculatie van het sperma bij den man, de baarmoederhals weder slap en week, de uterusmond echter geopend wordt, en dat bij dit tamelijk plotselijk ophouden van den geërigeerden toestand, de opzuiging van het in de scheede gekomen spe.ma volgt. Ongeveer gelijktijdig was de Amerikaan beck in de gelegenheid, het hier medegedeelde waar te nemen bij eene vrouw van vurig temperament. Zijn landgenoot Peters nam in hoofdzaak hetzelfde waar, doch niet de krampachtige beweging van den uterus, waarvan beck gewag maakt. Hij zegt, dat de bloedstoevoer bij de erectie, niet alleen den baarmoederhals verlengt en vergroot, waarbij de uterusmond in geringe mate naar voren gericht (evert) of m. a. w. vergroot wordt, doch dat deze tevens vernauwd en, op het beslissend oogenblik, nagenoeg verstopt, ook door middel van een ontlastingsproces, al het in hem bevatte slijm uitstoot, dat de uterusmond daarom evenwel, als de terugkeer tot den normalen stand geschied is, alles wat zich in zijn bereik bevindt, dus slijm en sperma, in den uterus optrekt. Deze opzuiging houdt evenwel slechts ongeveer één minuut na de hoogste opwekking, aan. Is deze voorbij, dan is het, volgens Peters, onmogelijk, dat er nog zaadcellen (spermatozoïden) in den uterus komen; als dit tijdstip van teruggang der zwelling verstreken is, dan is het sperma van die cohabitatie, verloren. Opmerkelijk is het, dat deze laatste meening van peters in enkele opzichten bevestigd wordt door de voorstelling, welke Kristeller ons van de zaak geeft en die dan inden laatsten tijd ook door de meeste medici als de meest aannemelijke wordt beschouwd. kristeller ontkent de juistheid der' tot dusverre bestaande voorstelling van het tot stand komen der conceptie, en acht vooral ook de bewering, dat door de sexueele prikkeling aan eenig punt van de tcheede, reflexbewegingen ontstaan, welke eene opzuiging ten gevolge hebben en aldus het daarin ontlaste sperma in den uterus voeren, noch op ontleedkundige, noch op gynae- cologische feiten gegrond. In tegenstelling hiermede, wijst hij op een' bij geslachtsrijpe, niet zwangere, gezonde vrouwen voorkomenden slijmdraad, die, ter lengte van 1-6 en meer centimeter, uit den baarmoedermond in de scheede neerhangt Deze draad wordt afgescheiden door de klieren van het uterusslijmvhes en bij veel vormen van vrouwelijke steriliteit ontbreekt hij of reageert hij zuur en is geleiachtig, daar hij dan mechanisch of chemisch verwoest is. De cohabitatie met opvolgende conceptie nu heeft, volgens Kristeller's voorstelling, ongeveer het volgende verloop: de in de scheede ingebrachte geërigeerde penis heft den uterus uit de achterste scheedebocht op en leidt den baarmoedermond naar het punt waartegen de roede stoot, terwijl gelijktijdig — ten