■3||| BIBLIOTHEEK Dr. ABRAHAM KUYPERSTICHTING '» ■ BESCHRIJVING DER GEDENKPLAAT jl&mitoffe of %mnpïh BESCHRIJVING DER GEDENKPLAAT „REVOLUTIE OF EVANGELIE." 1874. HET TEGENWOORDIG NEDERLAND EN ORANJE UIT EEN n CHRISTELIJK-HISTORISCH OOGPUNT BESCHOUWD. Beschrijving der Gedenkplaat „REVOLUTIE OF EVANGELIE." UITGAVE VAN H. DE HOOGH & C°. TE AMSTERDAM. Bij het jongste kroningsfeest is gebleken hoe hecht nog de band is, die Nederlanden Oranje samen snoert. Als een eenig man schaart gansch het Vaderland zich nog om het geliefde Vorstenhuis, dat door lijden en strijd, in lief en leed voor Nederland alles is geweest. Die eenheid is niet een willekeurig aangenomen verbintenis, een speelpop van geagiteerde feestgenooten, maar is in de historie gegrond. De Almachtige zelf is de groote factor, die de twee onafscheidelijk samenbindt. De gelieele natie heeft dit erkend, en de edele telg van Oranje, welke thans meer dan een vierde eeuw den Nederlandschen troon bekleedt, sprak daarop luide zijn amen uit op den 12den Mei dezes Gedenkjaars. De bijgaande Prachtuitgave is geen feestplaat, maar een gedenkplaat, wier doel het klaarblijkelijk is op zinrijke wijze in herinnering ie brengen, in welke verhouding het tegenwoordige Koningschap — op de plaat vertegenwoordigd door het borstbeeld van Willem III, — staat tot de historie en de H. Schrift, als het Godswoord, dat tot ons vaderland in het bijzonder en met dubbelen nadruk zegt: f Door Mij re geer en de koningen" — d. i. door de Gratie Gods is Oranje in Nederland en voor Nederland geworden, wat hij is. Daarom met even sterken nadruk de vermaning: Vreest God, eert den Koning. Wij willen aan de hand van den in ventor dezer ge denk- plaat de beelden, groepen en figuren één voor één en in verband met elkander beschouwen, zoodat alles voor onzen blik, door de verbeelding geholpen, gloed en leven krijgt, en wij den teekenaar leeren begrijpen in iederen trek van zijn penseel of stift. De plaat deelt zich als van zelf in twee groepen. Die ter linkerzijde, waar de oproersvaan wappert, zouden wij gevoegelijk de revolutie kunnen noemen, de revolutie als de openbaring des ongeloofs in al zijne vormen. Die ter rechterzijde, waar de Bijbel, de Hollandsche leeuw en de Zwijger onzen eersten blik boeien, bestempelen wij met den naam Evangelie. Dit is de historische lijn des geloofs in oorsprong en gevolgen. Deze groote tegenstelling wordt volgehouden ook in de beeltenissen en groepen. Revolutie of Evangelie! Dat is op staatkundig gebied: Thorbecke of Groen van Prinsterer. Geloof of ongeloof! Dat is op theologisch en wijsgeerig gebied: professor Chant ep ie de la Saussaye of professor Opzo ome r. Op den olympus der dichters: Da Costa en Beets tegenover de Genestet en Tollens. Op kerkelijk theologisch gebied Dr. Kuyper tegenover Dr. A. Pierson. Zinrijk is zeker de groepeering van W. Bilderdijk te midden van A. Brummelkamp en S. Gorter. Maar de plaat moet stof tot denken geven, en de beschrijving zou zeker menig vel druks vergen, indien wij al de nuances wilden aangeven, waarin de overeenstemming en het verschil tusschen de groote geesten bestaat, die op de laatste kwarteeuw in het bijzonder zoo grooten invloed hebben gehad, en den tegenwoordigen toestand van Kerk, Staat en Maatschappij hebben helpen gronden. Zoo moet het niemand ergeren, dat een Tollens onder de vane der revolutie is gebracht en onder de mannen des ongeloof» gerekend. Ook de Génestet heeft menig vers gedicht, waarin niet alle geloof absent is; maar het is hier te doen om de historische lijn, de opvatting en gros, de vlag waaronder gevaren, de legerbenden, waarin gestreden wordt. Maar wij haasten ons naar de bijzonderheden. In het midden, zooals reeds ter loops is meegedeeld, het borstbeeld van koning Willem III, als de vertegenwoordiger van het hedendaagsch Oranje, voortgesproten uit de historische lijn. Om hem heen is de strijd der beginselen in den laatsten tijd typisch voorgesteld en als zoodanig gegroepeerd. Boven zijn hoofd een stralende zon, als afbeelding van Gods wakende en zegenende zorgen. De twee engelen rechts en links vóór de buste zwevende, wijzen vorst en volk op de woorden Gods boven en het devies van Oranje beneden hem. De links zwevende engel brengt den vorst met de rechterhand een heilgroet als een vredebode van Boven, en duidt met de linker op het Je maintiendrai onder het rijkswapen op roeping en verplichting van het Stamhuis van Oranje. De andere hemelbode vliegt zoo dicht mogelijk voor het aangezicht van den vorst, en houdt de rechterhand rechtstandig naar het Bij de gratie Gods opgeheven. Het rijkswapen staat geheel op zich zelve op den voorgrond, en stelt ons den Nederlandschen Staat voor als tot dusverre zelfstandig en onaf hahkelijk te midden van zoo menigen nabuur of vreemde, die in de laatste kwarteeuw nationaliteit en eigen bestuur verliezen moest. Rechts van dit wapen heeft de Nederlandsche leeuw met den rechterklauw een slip van het lint gegrepen, om het oude devies van Oranje te bewaken. Het beest heeft niets van zijne forschheid verloren, maar is schijnbaar half ingesluimerd — toch houdt zijn geweldige klauw ook de geschiedrollen der Vaderlandsche historie en der oude Privilegiën stevig vast. Dat deze privilegiën van zegels voorzien zijn duidt aan, dat ze, wat de hoofdzaak betreft, als een onvervreemdbaar recht het volk blijven toebehooren, ondanks de pogingen ter reconstructie door het liberale staatsrecht en zijn anti-nationale praktijk. De beide rollen liggen op de kaart van Nederland, welke tot over de Generaliteitslanden is omgeslagen, daar zij thans wel een deej van het rijk uitmaken, maar niet op den voorgrond kunnen staan. De leeuw brengt ons hier de natie op staatkundiggebied voor de aandacht. Men meene toch niet, dat hij zijn aard verloren heeft. Dat hij, hoewel schijnbaar sluimerend, niet ingedommeld is, bewijst de vertrokken muil, die hem een voorkomen geeft, dat aan het oude woord doet denken: ,/Wek hem niet, gij zult veel te doen hebben eer gij hem weder stilt." Ook leunt hij met den kop tegen den Bijbel, gedachtig aan het oude randschrift: TeTwijl wij op den Bijbel steunen wordt de vrijheid door ons beschermd. Die geopende Bijbel werpt op den leeuw en langs dezen op het koningschap bij de Gratie Gods een zacht en lieflijk licht; zooals de boodschap der genade van den Christus der Schriften aan ons geheele volksbestaan haar eigenaardigen glans heeft meegedeeld. Ook is opzettelijk het boek van Jesaia, en wel het eerste hoofdstuk, opengeslagen, waar zoo rijk in vertroosting als gespierd van taal in den ouden dag beschreven werd wat het Evangelie in de „volheid des tijds" zou zijn en vermogen. Hoe beschamend klinkt het ons tegenwoordig geslacht in de ooren: //Hoort gij hemelen, en neem ter ooren, gij aarde; want de Heere spreekt: ,/Ik heb kinderen groot gemaakt en verhoogd, maar zij hebben tegen Mij overtreden." En niet minder: //Komt dan en laat ons samen richten, zegt de Heere, al waren uwe zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, ze zullen worden als witte wol." De Bijbel ligt tegen een afgehouwen eikenstam, wel gezond maar aan de oppervlakte verweerd. Een beeld des volks op maatschappelijk gebied. Om den stam slingert zich eenklimoprank. Deze is het zinnebeeld van dat deel der natie, hetwelk verre van te versterven een frisch en jong leven openbaart. Zij verheft zich langzaam maar in klimmende richting opwaarts; haar zekerheid komt voort uit het zich vastklemmen aan het Godswoord, van waar ze de teekenen der koninklijke waardigheid omstrengelt en tusschen de plooien der Oranjevlag door zich eindelijk verliest aan de voeten van het standbeeld des grooten Willem den Zwijger. Klaarblijkelijk is met dit klimopkruid de //Christelijk Historische richting" afgebeeld. Achter de insigniën der koninklijke waardigheid en het procesverbaal der kroningsplechtigheid verheft zich de Oranjevlag, waarop de pelikaan, die hare jongen met haar eigen bloed voedt, is afgebeeld. De zelfopofferende liefde van de eerste Oranjes en hunne legers wordt daarmede figuurlijk voorgesteld. Achter de eikenstam wordt de Unie van Utrecht in herinnering gebracht door de afbeelding van een authentiek werk over hare geschiedenis. Die eerste gemeenschappelijke vereeniging der Hervormden van Nederland mocht niet ih de voorstelling ontbreken, want bij haar begint de klimop zich het meest uit te breiden. Die Unie was immers ook de grondslag van het regeeringsbeleid tot op de groote omwenteling in '■ 1795, en de waarborg der onderlinge verdraagzaamheid vooral jegens de Boomschen aan den dag gelegd. En wat ziet gij in de schaduw van de Oranjevlag, aan de voeten van den grooten „Zwijger?" De vrucht van al dit streven en arbeiden en smeeken. Daar leert een grijsaard zijn kleinzoontje, eerbiedig met hem neergeknield, bidden. Vrijheid van godsdienstige belijdenis is de bedoeling van dit beeld. Terwijl alle denkbeeld van onnatuurlijkheid of dweepzucht door den hoepel wordt afgewezen, waarmede het knaapje heeft gespeeld. Een Hollandsche knaap, een kind als ieder ander, maar dat van zijne ouders leerde God in gedachtenis te houden. Dit is de vrijheid van geweten, beschermd door de Oranjevlag, verkregen aan de voeten van dien man, die stervend bad: „O God! ontferm u over mij en uw arm volk!" Hoe wel geplaatst is hier ook de beeldtenis van Mr. Groen van Prinsterer, de groote strijder dezer eeuw voor de kinderen onzes volks en de bijzondere scholen voor Christelijk-Nationaal onderwijs ! De Christen staatsman, die om maar iets te noemen, de „archives de la maison d' Oranje-Nassan" in het licht gaf, en daardoor zijn eigen naam voor altoos aan Oranje en Nederland verbonden heeft. Edoch niet om lofredenen te schrijven, slechts om den gang der historie na te gaan dient deze schets. Zie nog eer wij de rechter groep verlaten naast den profeet Jesaia, den grooten Christen zanger uit Israël en voor Israël van den nieuwsten tijd. den onsterfelijken da Costa, — daarbij den echten Vaderlander, „die Hollandsche kop," Dr. Beets. Naast de grondwet, met een strookje papier, waarop het woord correcties staat geschreven, als een vraagteeken en hoofdkwestie dezer dagen, Dr. Kuyper, de strijder voor de vrije kerk en de vrije school in den vrijen staat, — en achter die allen de man, die op theologisch gebied zooveel invloed uitoefende, en veel te vroeg, volgens sommigen nog onbekend, ten grave daalde. Als wij ons naar de linkerzijde wenden bemerken wij aldra eene sterk uitkomende, forsch gespierde hand uit het volk, — niet met manchet of kantwerk versierd, maar uit den mouw van den handwerksman of burger gestoken — een afgebroken Oranjetak met kracht omhoog houdend. Dat is het jaar 1813, het herstel van Oranje, het verjagen der Eranschen. En of het voordeel bracht? Ziet ge niet dat die hand tegelijkertijd een hoorn van overvloed opheft, waaruit de Nederlandsche driekleur golft? Ja, Oranje bracht weer voorspoed, ja zelfs overvloed in meer dan een opzicht. Maar, er is een maar. Aan den Oranjetak is een wimpel vastgehecht, wel dun en doorzichtig, evenwel met zeer leesbaar schrift voorzien. Daarop golft het woord: Be vol ut ie. Wat dit beduidt kan evenmin twijfelachtig zijn. Het Nederlandsche koningshuis moest ter zelfder tijd van zijn optreden zich te midden der revolutionaire richtingen bewegen. Naarmate de geest des tijds den fladderenden revolutie-wimpel met den wind doet opwaaien, wordt de tak neêrgebogen; want de kracht van den arm is niet voldoende den langen tak voor doorzwikken te bewaren. Merk ook op hoe de hoed der vrijheid telkens meer of minder wordt gedrukt, naarmate de tijdgeest den wimpel schudt. Die hoed wordt gedragen door de punt der speer, welke het beeld der vrijheid omhoog houdt. Dat beeld zit daar neder in volslagen „dolcesar niente" (noch doende, noch latende), schijnbaar gevoelloos en onverschillig, geheel neutraal in het gezicht van het roemrijk verleden, door den leeuw van Waterloo (1815) veraanschouwelijkt. Die neutraliteit meent het te kunnen dekken met het schild van 1830. (Merke men hierbij op de houding der liberaal-conservatieve partij.) Daar staat het standbeeld van Koning Willem I. Zijn gelaat teekent kalmte en rust, maar hij kan niet beletten, dat de revolutie-wimpel een slagschaduw op zijn voorhoofd werpt. Ook gluurt achter hem het Medusahoofd met de slangen tot hoofdhaar en het akelig verwrongen gelaat. Deze voorstelling doet denken aan den nasleep der revolutie, het radicalisme, dat communisme en socialisme wordt. Achter die conservatieve maagd en het koningsborstbeeld worden al die akeligheden uitgebroeid. Ook bemerkt men nog eene hand uit het volk, die de grondwet verzegeld, dat is „als gesloten gehouden," tot den eersten Koning opheft, als smeekende om de beloofde vrijheid. In 't standbeeld van Koning Willem II wijst de vlakke hand op al deze gegevens. Waarlijk hij had een moeielijke taak als temmer der revolutie in het Belgenland. Hij begon het werk, maar overmacht van buiten stuitte zijne overwinningen, en onder zijne regeering woelde en woekerde voort wat maar al te weinig bleek verwonnen. Treffend is dan ook hier aangebracht de beeltenis van Thorbecke, den man die de revolutie door revolutie wou bezweren en wiens wonderlijk succes meer uit persoonlijke groote hoedanigheden dan vaste en betrouwbare grondregels voortsproot. En onder hem de geniën in dezelfde richting, conservatief, liberaal of radicaal op staatkundig of theologisch gebied. De Nederlandsche vlag, welke bestemd is de eenheid der natie uit te drukken, moet de beide groepen ter rechter- en linkerzijde verbinden. Zeker zou in het midden de driekleur doorzakken, ware ze niet door het rijkswapen heengestrengeld, en daardoor voor doorbuiging bewaard. Opmerkelijk is het te noemen, dat hierdoor een deel van het devies : Je Maintiendrai onleesbaar wordt. Een diepe gedachte ligt hierin opgesloten, die wij hier niet kunnen uitwerken. De knaap, die bij het wapen gezeten, in de linkerhand een passer heeft, terwijl de rechter een weegschaal houdt, is het beeld van onzen tijd op intellectueel gebied. Wiskunde met al den aankleve van dien wordt door den passer bedoeld, maar de jongen heeft het passen en meten voor een wijle opzij gezet en zich aan 't wegen begeven. Te vergeefs tracht hij het evenwicht te vinden. Maar hij wordt het zoeken niet moe. Dat spel heeft hem vermaak verschaft en blijft hem vermaken, zóó zelfs dat hij er alles om schijnt te vergeten. Achter de woorden vrede, welvaart, weelde, die de beknopte som uitdrukken van het thans afgesloten tijdperk, volgen nu de namen van de vorstelijke personen, die den Oranjetak voortzetten. Hare Majesteit de Koningin Sophia, Z. K. H. de Kroonprins Willem, die in 1840 geboren, in 1858 meerderjarig verklaard werd, en Prins Alexander, in 1851 geboren, zijn op het rood der vlag aangeduid. De geslachtslijn wordt niet verder doorgetrokken, omdat de zijtakken hier niets ter zake doen. Verder zien wij het wit en blauw beschreven met de feiten, die in deze laatste kwarteeuw zijn gebeurd, of de stichtingen, die het tegenwoordige Oranjehuis luister bijzetten. Daar vinden wij: de i nwijding van de IJselbrug door Z. M. onzen Koningin 1860, waardoor als het ware de eerste steen werd gelegd van deu ver¬ deren aanleg der Staatsspoorwegen en de reuzenwerken, die daarmede in verband staan; de droogmaking van bet Haarlemmermeer, die na lüJjarigen arbeid in 1852 voltooid werd; de emancipatie der slaven in West-Indië in 1862, en de losmaking van Limburg van den Duitschen bond in 1866. De feiten die onzen tegenwoordigen Oranje bijzonder in zijne eigenaardigheid kenmerken, het geschenk der Willemskerk te 's Hage en van 't landgoed Bronbeek in 1859 — en de Watersnood in Januari en Februari 1861, bij welke ramp onze koning den bijnaam van de Goede verwierf. We moeten ook niet vergeten nog eens naar boven te zien. Daar staan de portretten van Calvijn en Filips van Marnix, Heer van St. Aldegonde, de boezemvriend van Prins Willem van Oranje. Tusschen die beide vier regels uit het oude „Wilhelmuslied," die ons het geheim der groeikracht onzer natie verklaren, waar Marnix de Zwijger aldus laat spreken: „Mijn schild en mijn betrouwen Zijt Ghy, o Got mijn heer; Op TJ so wil ick bonwen, Verlaat my nimmermeer." Ter rechter- en linkerzijde vindt men groepen, die de kunst vertegenwoordigen en welke gedragen worden door hoornen des overvloeds. De linkergroep bevat meer uitsluitend de schoone kunsten, als dicht-, toon-, schilder- en beeldhouwkunst; die aan de rechterzijde vertoont meer nuttige en praktische wetenschappen, als: bouw-, wis-, natuur- en werktuigkunde met aanverwante vakken. Bij ieder van deze zouden zeker namen en portretten kunnen worden aangebracht, maar de teekenaar heeft dit niet tot zijn bestek gerekend. Nu rest ons nog een woord over de draperie onder aan den rand aangebracht. Wij vinden daar de voornaamste nieuws- papieren onzer dagen, en wel in twee reeksen afgedeeld naar de twee richtingen, welke zij vertegenwoordigen of huldigen. Daar vindt men in de richting des geloofs in het Evangelie, aan de anti-revolutionaire zijde de Standaard, de Wekstem, de Bazuin, ook de Heraut, ofschoon in April 1872 opgehouden en in de Standaard opgelost, is niet vergeten, evenmin als de Nederlandsche gedachten, van den heer Groen van Prinsterer. 't Zijn ze zeker niet alle, maar slechts de voornaamste wierden gerepresenteerd. Zoo ook uit de tegenovergestelde richting, Algemeen Handelsblad, Nieuwe Bottcrdamsche Courant, het Dagblad van Zuid-Holland en 's Hage, het Vaderland zijn niet allen, maar de toongevers aan liberale of radicale zijde. Daarbij is nog aangebracht een plooivormig geplet lint, dat het geheel omstrengelt, en de woorden: vrijheid van drukpers doet uitkomen. Geene andere is de beteekenis der verbroken kluisters die meest volkomen vrijheid op dit punt moeten veraanschouwelijken. Nog treffen twee kleine figuren onze aandacht, de zotskap ter linkeren de geharnaste krijgsman ter rechterzijde. Ze duiden aan, dat zoowel de meest laffe en zoutelooze geschriften als kernachtige en waardige verdediging van waarheid en recht zich onbelemmerd mogen .uitspreken. De kleine guirlande links dient tot draagster van een groep, het leven voorstellende. Een ronde liggende spiegel, waarin alles zich afteekent, dat er dicht bij komt, dient tot symbool daarvan. De gevleugelde zandlooper wijst den tijd aan, de zeis, waaraan de kroon hangt, de dood of 's levens eind. De fakkel duidt op ijver en gloed. De slang, die in haar staart bijt, is de eeuwigheid, welke op dit leven volgt op het oogenblik, wanneer het masker afvalt, terwijl de witte duif, als het zinnebeeld der oprechtheid het geheel voltooit. Ter rechterzijde wordt op dezelfde wijze de godsdienst voorgesteld. Gods Woord maakt daarvan de grondslag uit. Het kruis des geloofs is daarop neergelegd. Daaraan hangen het anker der hoop en de verbroken kluisters, als voorstelling der Christelijke vrijheid. De palmtak der overwinning, de staf der ruste of ^kalmte door wissen steun," de beker des lijdens, alleen door géloof, hoop en liefde te drinken, vinden ieder hunne plaats. Nog duidt de vlam der lamp op de liefde, die alles verlicht en door God zelf wierd ontstoken in de duisternis des harten. De zwaluw wijst in haar rusteloos omzwerven aan, dat de ware ruste hier niet gevonden wordt. Zij weet echter zelve waar zij haar nest heeft gebouwd Boe lief wij Nederland ook hebben, de Christen kent nog een beter Vaderland. Als deze korte aanwijzing, bij wijze van vogelvlucht gegeven, het nadenken opwekt en tot ootmoedige, waakzame dankbaarheid nevens oprechte verootmoediging leidt, dan is zeker de moeite beloond en het doel bereikt van den Ontwerper der Gedenkplaat.