ADRES, HOUDENDE VERZOEK TOT HANDHAVING VAN DE BELIJDENIS DER NEDERLANDSCHE HERVORMDE KERK, GERIGT AAN DE ALGEMEENE JSYNODE VAN 1855. AMSTEEDAM, G. VAN PEUfiSEM. 1855. 5 Cents. VOORWOORD. De Vereenigingen ter handhaving en verdediging van de leer en de regten der Nederlandsche Hervormde Kerk, gevestigd te Amsterdam, Rotterdam, 's Gravenhage en Schiedam, gevoelen zich gedrongen bij vernieuwing eene poging aan ie wenden, ten einde, onder opzien tot den Heer, eenige verandering ten goede te bekomen in den treurigen en verwarden toestand, waarin zich de Nederlandsche Hervormde Kerk bevindt. Zij hebben, in eene gecombineerde Vergadering,gehouden te 'sGravenhage den 12 Mei 11, tot dat einde besloten: dat uit voormelde plaatsen, ieder afzonderlijk, het volgende Adres aan de Algemeene Synode van de Nederlandsche Hervormde Kerk, die geopend zal worden den eersten Woensdag in de maand Julij aanstaande, zal worden aangeboden. Zijnoodigen alle belangstellende leden der Kerk in voornoemde gemeenten uit, door hunne mede-onderteékening van dit Adres, van die belangstelling te doen blijken; terwijl zij tevens aan. de leden der Her- vormde Kerk in andere gemeenten van ons vaderland in ernstige en biddende overweging geven, of ook zij niet voor God en hun geweten verschuldigd zijn, het zij door overneming van dit Adres, het zij door het indienen van afzonderlijke Adressen, in de mogendheden des Heeren eene dergelijke poging aan te wenden. De Heer onze God, van Wien in dezen alleen onze verwachting is, moge deze poging doen strekken tot verheerlijking van zijnen grooten Naam en tot wederoprigting zijner diep gevallene gemeente ! Door vroegere ondervinding geleerd, wordt het de gemeenten aangeraden, hunne Adressen bij de opzending niet slechts te frankeren, maar tevens op de postkantoren behoorlijk te doen aanteekenen. AAN DE ALGEMEENS SYNODE DER NEDERLANDSCHE HERVORMDE KERK. HOOG-EERWAABDE HEEREN! De ondergeteekenden, allen lidmaten van de Nederlandsche Hervormde Kerk in de Gemeente te , achten het hnnne dure verpligtïng uwe aandacht te vestigen op den treurigen toestand, waarin de Nederlandsche Hervormde Kerk verkeert. Het is van algemeene en openbare bekendheid, dat de onregtmatige bemoeijingen der Eegering met de Nederlandsche Hervormde Kerk, vooral sedert den jare 1816, in verband met het Theologisch onderwijs aan 'sLands Hoogescholen, eene voor die Kerk hoogst verderfelijke strekking hebben gehad. Het ligt daarom niet in de bedoeling van de ondergeteekenden, de bijzonderheden van de geschiedenis der laatste veertig jaren opzettelijk in herinnering te brengen, en al de maatregelen op te sommen, die, van het politiek gezag en de kerkelijke Besturen uitgegaan, geleid hebben om de leer en Belijdenis van de Nederlandsche Hervormde Kerk bij velen twijfelachtig en onzeker te maken, en daardoor voor hare leden alle kerkelijke en geestelijke betrekking tot elkander te doen verloren gaan. De ondergeteekenden meenen veeleer, dat de verwarring omtrent alles wat Hervormden Christenen, zoowel in het belang hunner eeuwige behoudenis als in dat van hunne huisgezinnen en van het vaderland, dierbaar is, thans, ook door de kerkelijke maatregelen en uitspraken van het afgeloopen jaar, tot zoodanige hoogte geklommen is, dat eene regtstreeksche en ernstige poging tot herstel niet langer uitgesteld mag worden. Bij het toenemen van het gewigt der omstandigheden, die aan ieder eene naderende krisis voorspellen, welke voor de Hervormde Kerk in hooge mate verderfelijk kan worden, mogt men verwachten, dat zij, in wier handen zich het bestuur Van die Kerk bevindt, zich met vastheid en ernst, in de vreeze des Heeren, er op toeleggen zouden, om door de handhaving van regt en geregtigheid, en door eene duidelijke en ondubbelzinnige erkenning van de Belijdenis der Kerk, een steun- en vereenigingspunt te verschaffen aan alle welgezinde Hervormden, waardoor het vooruitzigt geopend wierd op eene aanvankelijke herstelling der orde te midden van zoo schromelijke verwarring, en eene geleidelijke eö eerlijke reformatie der Hervormde Kerk wierd voofbereid. Niets van dit alles, Hoog-Eerwaarde Heeren! is geschied. Kegt en geregtigheid zijn, in het afgeloopen jaar, in het aangezigt gehoond geworden door de kerkelijke uitspraken omtrent de beroepingen, op de predikanten Metboom en Zaalberg uitgebragt; en onder al de Synoden, die sedert 1816 jaarlijks vergaderd zijn geweest, en die voor de Hervormdè Kerk waarlijk geene gezegende hëria- nering hebben achtergelaten, heeft dè -Synódft^öt Bëfc bfgeloopen jaar zïch, door hare mratregelen> zelfs riögi'Uïjzóndër ongunitig '"öfcdëfSdfleiden. e 'Thans, Höóg-Éërwfliarde Heeren ! :zult',l^ 'fi^®( feitelijk ^SësfaandW' kmgting van het Bestuur 'titër Hêrftetnlde Kerk, geroepen zijn, om op uwe beurt è& belaiigen van dé »edërlÉn3séBe^HërVormde Kérk? door de handhaving harer Belijdenis, voor te staan, en aan hare leeraars en leden, ja, aan de gansche Glfristenheid het bewijs te geven, dat de waardering van rëgt en geregtigheid bij hare Bestuurders riö{£ riet' të eenenmaie is verloren gegaan. Immers, volgens Art. 74 van het Algemeen Reglement voor de Nederlandsche Hervormde Kerk, is de Algemeene Synodale Comtiössie verpligt, aan TJ verslag te doen van hare uitspraken in cassatie omtrent de beroepen, op de predikanten Meyboom en Zaalberg uitgebragt. , Ook zonder deswege gevraagd te zijn, Hoog-EerWaarde Heeren! zoudt gij, door uwe betrekking tot &ë Nederlandsche Hervormde Kerk, verpligt en gehouden zijn te overwegen, of de gronden, waarop1 de bedoelde uitspraken der Synodale ComöiissiéfIiJë' Mjfttór, waarlijk gronden zijn, en derhalve ook bij volgende uitspraken als geldige beginselen moeten erkend worden; dan wel, of bij die uitspraken, door het aanvoeren van drogredenen, eene schromeftfiéi miskenning van de kenmërkeride Bënjdenis der Hervormde Kerk, en mitsdien van de regten van hare leden heeft plaats gehad. ; Maar bovendien komen de ondergeteekenden reWUreeié met déèe vraag tot U; en verzoèléëlfc'