iBifri tn » jgj gegentu mjorlümt Matth. 7: 7. tfftt 100 wat wij biistu ontvangen wij van afrem. Joh. 3: 22*7 VERZAMELING VAN EENIGE BIJBELSCHE GEBEDEN. VOant ten itgrtijk ïru ïfot irie xmtoatwi, Matth. 7: 8 '2,1 :S 'ss8tll l 'tta^tnrfjAir ,*ï$wrt j^ijj VERZAMELING TAN EENIGE BIJBELSCHE GEBEDEL, IN VERSCHILLENDE OMSTANDIGHEDEN. ALS KEN VERVOLG OP DE HERINNERINGEN VOOR KRAMEN EN LIJDENDEN. ACHTSTE DRUK. Prijs 20 Cents. . De 25 f 4.— i — 50 f 7.20; — 100 f 12.—. UTRECHT, G. VAN PEURSEM. 1 Roept Mij aan in den dag der benaauwdheid;Ikzal ér u uithelpen, en gij zult Mij eeren. Bidt, opdat gij niet in verzoeking komt. Luc 22 40 Is iemand onder u in lijden, dat hij bidde. Jak. 5: 13. Dankt God in alles. 1 Thess. 5: 18. Zoo wat gij begeeren zult in mijnen naam» dat zal Ik doen. O Jezus! die den strijd volstreedt, Die lijdend badt, en biddend leedt, Wil Gij ons bidden leeren. Uw Geest vure onzen ijver aan, Die leere ons tot den Vader gaan, En Hem als Vader eeren. ï* GEBEDEN VAN SCHULDBELIJDENIS. Mijn God! ik ben beschaamd en schaamrood, om mijn aangezigt tot U op te heffen/ Mijne ongeregtigheden gaan over mijn hoofd; als een zware last zijn ze mij te zwaar geworden/ Mijne kracht is vervallen door mijne ongeregtigheid6 mijne smarte is steeds voor mij. Ik ben bekom- merd van wege mijne zondend Verlos mij van alle mijne overtredingen.* Gedenk niet der zonden mijner jongheid; gedenk mijner naar uwe goedertierenheid, om uwer goedheid wille, o HeereT Genees mij, Heere! zoo zal ik genezen worden; behoud mij, zoo zal ik behouden worden. a Ezra 9: 6. — b Ps. 88: 5. — c Ps. 31: 11. —d. Ps. 38: 18, 19. - e Ps. 39: 9. — ƒ Si. 25.^7. — y Jerem.17:14. Mijn ziel, o Heer! is zeer bedroefd Om al mijn zware zonden; En zie! de troost dien zij behoeft Zijn uwe reine wonden. 'tGeen mijne kwaal genezen moet, Dit is alleen uw heilig bloed. O Heere! hoor; o Heere! vergeef." Want onze Ongeregtigheden zijn vermenigvuldigd tot boven ons hoofd, en onze schuld is groot geworden tot aan den Hemel/ wij hebben gezondigd, en hebben onregt gedaan, en godlooslyk gehandeld, en gerebelleerd, met af te wijken van uwe geboden en van uwe regten, en hebben de stemme des Heeren onzes Gods niet gehoorzaamd/ Heere! ontferm U onzer!' Gij, een God van vei^èvinge|i9 genadig en barmhartig, lankmoedig en groot van weldadige heid.e Bekeer ons tot B| zoo zullen wij bekeerd zijn/Heere! Behoed ons. a Dan. 9: 19. — b Ezra 9: 6. — c Dan. 9: 5, 10. — dMath 20: 30. — e Neh. 9:17. —ƒ Klaagl. 5: 21. — ^Math. 8: 25. O Jezus! mijn Borge, Die de eischen vervuld: ^ * "V Verligter der zorge; i'Verzoener der schuld! Ik kom hier gevloden Naar 't zuiverend bloéd: Ik klaag U met smarte, Hoe snood ik bestond. Ik geef U mijn harte, In 't ^euwig vërbond. O God! Gij weet van mijne dwaasheid, en myne schulden zijn voor IJ niet verborgen/ Ga niet in het gerigt met uwen knecht.' Zijt mg genadig, Heere!0 reinig mij van de verborgene afdwalingen/ Om uws naams wil, zoo vergeef mijne ongeregtigheid: want die is groot Neem weg alle mijne zonden. Verlos mij door uwe goedertierenheid, genees myne ziele: want ik heb tegen CJ gezondigd' Heere indien Gij wilt, Gij kunt mij reinigen/ Leer mij, Heere! uwen weg, ik zal in uwe waarheid wandelen. <* Ps. 69: 6. — SPs. 143:2.— c Ps. 9 :14. — Ps. 19:13 — e Ps. 25: 11, 18. — ƒ Ps. 81: 17. — g Ps. 41 . 5. — h Matth. 8: 2. — i Ps. 86: 11. Jezus! Gij hebt weggenomen Al nüjn schulden, door Uw bloed, Dat Gij aan het kruis deedt stroomen; Daar verwierft Gij 't hoogste goed. 0! wat is Uw liefde groot! Om mijn schuld sterft Gij den dood. Zijt mij genadig, oGod! naar uwe goedertierenheid; delg mijne overtredingen uit, naar de grootheid uwer barmhartig- heden. Wasch mij wel van mijne ongeregtigheid, en reinig mij van myne zonden. Tegen U, U allen heb ik gezondigd, en gedaan dat kwaad is in uwe oogen. Verberg uw aangezigt van mijne zonden, en delg uit alle mijne ongeregtigheden. Zie, Gij hebt lust tot waarheid in het binnenste. Ontzondig mij met hysop, en ik zal rein zijn; wasch mij, en ik zal witter zijn, dan sneeuw; doe mij vreugde en blijdschap hooren. Schep mij een rein hart, o God! en vernieuw in het binnenste van mij eenen vasten geest. Verwerp mij niet van uwaangezigt,en neem uwen Heiligen Geest niet van mij. Geef mij weder de vreugde uwsheils, en de vrijmoedige geest ondersteune mij." a Uit Ps. 51. 0 Heiland! dood van onzen dood, En leven van ons leven! Indien mijn schuld, zoo zwaar, zoo groot, Mijn hart soms nog doet beven, Laat mij dan alles, wat Gij deedt, Wat Gij voor mij zoo bitter leedt, Tot mijnen troost gedenken. IN LIJDEN. Zijt mij genadig, Heere! want ik ben verzwakt; genees mij; red mijne ziel; verlos mij om uwer goedertierenheid wille.a Wees niet verre van mij, want benaauwdheid is nabij.5 Aanzie mijne ellende en mijne moeite.0 Gy ziet het immers: want Gij aanschouwt de moeite en het verdriet, opdat men het in uwe hand geve/ O Heere! Gij weet het, gedenk mijner, en rigt mij op. Vader! niet mijn wil, maar de uwe geschiede/ Wees mij tot eenen rotssteen, om daarin te wonen,om geduriglijk daar in te gaan/ a Ps. 6 : 3, 5. — 5 22: 12. — c 25: 18. — d 10: 14. — e Jer. 15: 15. — ƒ Ps. 41: 11. — g Luc. 22: 42. — & Ps. 71: 3. Volbreng in mij uw werk, 0 Heiland! Maak mij sterk, Om zoo als Gij te kiezen. Dan zal ook mijne wil, Wat de oude mensch bedüT, Zich in Gods wil verliezen. Heere! zie mijne ellende aan; aanzie, ffeere!want mij is bange." Zet eene wacht voor mijnen mond, behoed de deur mijner lippen.5 Zie, ik ben te gering, wat zoude ik U antwoorden?0 Ik zal mijnen mond niet opdoen, want Gij hebt het gedaan/ Laat mijn mond vervuld worden met uwen lof, den ganschen dag met uwe heerlijkheid.6 O Heere! Gij zijt mijne sterkte, ten dage der benauwdheid/ m Ondersteun mij naar uwe toezegging, opdat ik leve; en laat mij niet beschaamd worden over mijne hope/ a Klaagl. 1: 9, *20. — b Ps. 141: 3. — c Job. 39: 37. — d Ps. 89: 10. — e Ps. 71: 8, — ƒ Jer. 16: 19. — g Ps. U9: 116. O mijn God! mijne ziele buigt zich neder in mij; daarom gedenk ik uwer" Gij zijt de God mijner sterkte.5 bij U schuil ik. Doe mij uwe goedertie- È renheid in den morgenstond hooren; maak mij bekend den weg dien ik te gaan heb. Leer mij Uw welbehagen doen: want Gij zij mijn God; uw goede geest geleide mij in een effen land.c Uw heil, o God! zette mij in een hoog vertrek/ Heere! ik geloof, kom mijne ongeloovigheid te hulp/ Heere Jezus! ontferm U mijner/ a Ps. 42: 7. — b 43: 2. — c 148: 9, 8, 10. — E ROEVEK-KKÖBEtt-BAKKLS. — AMSTERDAM.