TWEETAL LEERREDENEN. I JEZUS CHRISTUS M DIE GEKRUISIGD, ONZE KRACHT OM TE VOLHARDEN IN DE WAARHEID EN IN DE LIEFDE, DIE UIT GOD ZIJN. TWEETAL LEERREDENEN, UITGESPROKEN TE GRONINGEN, DEN 26 FEBRUARI! EN 19 MAART 1843, DOOR li. «. IMIllJAl, AKADEMIE - PREDIKER. TE GRONINGEN» BIJ J. 0 0 M K E N S, Jkademiedruhker. 1 8 Geme verdediging van mijne, noch bestrijding van anderer menschelijke begrippen of leerstellingen was het doel dezer Leerredenen, door mij uitgesproken na het verschijnen van het geschrift, aan de Hervormde Gëmeente in Nederland gerigt door de Heeren d. van hogendokp c. s. Zoo onnoodig zulks was in de Gemeente, waarin ik God dank dat ik arbeiden mag, even zoo zou ik dat eene ontwijding van den predikstoel gerekend hebben. Be Gemeente en mij zeiven te sterken in het rustig bewaren van het goede, dat God ons gegeven heeft, mijn eigen gemoed en hare opgewekte geestdrift te leiden en te heiligen door het Goddelijk Evangelie, dit was mijne eenige bedoeling. Der- zeiver uitgave getchiedt op dringende aansporing van velen, die ik hoogacht, en in het ootmoedig vertrouwen, dat ook deze ongekunstelde rede niet vruchteloos zijn zal bij hen, die met mij en de Gemeente, welke ik dien, in opregtheid bidden : »Heilige Vader/ heilig ons in de waarheid} uw woord is de waarheid!" LEERREDE OVER HEBREEN II: 10. VOORZANG. Psalm 89: 7, 8» *>. 30°. Hot talig Is het volk dat naar uw klanken hoort! Zij wandlen, Heer, in 't licht van 't godlijk aanschijn voort; Zij zullen in uw' naam zich al den dag verblijden; Üw goedheid straalt hun toe; uw magt schraagt hen in 't lijden; Uw onbezweken trouw zat nooit kutui val gedoogen, Maar uw geregtigheid hen naar uw* woord verhoogen. Gij toch, Gij zijt hun roem, de kracht van hunne kracht; Uw vrije gunst alleen wordt d' eere toegebragt; Wij steeken 't hoofd omhoog, en zullen d' eerkroon dragen Door u, door u alleen, om 't eeuwig welbehagen. GIJ immers wilt of zult nooit onze hoop beschamen. Den Heet tij eeuwig lof, en tik zegg' Jmen, Amen! Het is een teeken der Goddelijkheid van het Evangelie des kruises, dat het niet, gelijk vele menschelijke stelsels, arm en beperkt is in belangrijke inzigten en voor het leven heilzame denkbeelden. Even gelijk het werk der schepping en voorzienigheid van God, levert dat Goddelijke Evangelie eenen rijkdom van de belangrijkste en heilzaamste beschouwingen, die in den volsten zin onuitputtelijk mag heeten. Het groote geheel, dat God door het Evangelie des kruises van Christus beoogt, is de verzoening der wereld met God. Maar om eene gansche wereld, eene van God afkeerige, in de zonde verzonkene wereld te verzoenen en te hereenigen met den heiligen God, en haar lust en moed en kracht te geven, ten einde in bestendige en innige gemeenschap met den Vader in den hemel televen;—M.G.! daartoe is zoo veel en veelerlei noodig: en dat alles, alles schenkt God ons door het Evangelie des kruises. Wij willen dan thans, met ter zijdestelling van zoo vele andere gewigtige waarheden als in het Evangelie mogen vervat zijn, onder bede om Goddelijke verlichting, op één enkel belangrijk punt onverdeeld onze godsdienstige aandacht vestigen. Mogt onze overdenking, on- der Gods'zegen, daartoe medewerken, dat wij dit Goddelijk Evangelie met te meer hooge ingenomenheid in ons gansche leven aanwenden ter onzer waarachtige zaligheid! TUSSCH'SNZ ANG. Gez. i!8: 20, 18, 17. Hoor 'kooit uw kruis door wereldwijzen doemen, Een ergernis of eene dwaasheid noemen; Och! dat het mij, wie ooit er spot mee drijve, Gods wijsheid blijve. Dit moet mij tot den strijd steeds moedig maken, Mij in 't geloof en in 't gebed doen waken; 'k Rel dan, zoo waar als Jezus leeft, den zegen Zijns doods verkregen. Dit maakt mij hier reeds zalig door gelooven, Dus zal mij niets, niets ooit dat heil ontroovm; Ik zal, door u met heerlijkheid omgeven, ybor eeuwig leven. HEBR. II: 10. WANT HET BETAAMDE HEM, OM WELK EK ALLE DINGEN ZIJN, EN BOOR WELKEN ALLE DINGEN ZIJN, DAT HIJ, VELE KINDEREN TOT DE HEERLIJKHEID LEIDENDE, DEN OVERSTEN LBIDSMAN HUNNER ZALIGHEID DOOR LIJDEN ZOUDE HEILIGEN. De Apostolische Schrijver van dezen brief had Christenen te leeren en te vermanen, bij welke nog veel van de zinnelijke denkwijze en geaardheid der Joodsche natie, uit welke «ij afkomstig waren, was overgebleven. Daarom was het kruis van christus hun, indien al geene ergernis meer, toch nog altijd eene ve** duistering zijner heerlijkheid. Zoo ontbrak het hun geloof aan licht en kracht. En dat wel, terwijl «ij van hunne onchristelijke volksgenooten veêl smaad en lijden te verduren hadden. Zij misten dus, wal zij te midden van eigen lijden dubbeld behoefden, een helder en levendig geloof in den lijdenden ctWkstüs. De echt Apostolischfe man zoekt daarom door velerlei verschillende aanwijzingen het kruis van christus voor hen in zijn volle licht te plaatsen, zoo als het voor hun Christelijk leven eene ware kracht van God tot zaligheid kon en moest 1 En ééne dezer belangrijke' uitspraken is in onzen tekst vervat. Broeders en Zusters! voor niemand onzer, vertrouw ik, is het kruis van christds tot ergernis of aanstoot. Maar, daar wij allen uit ons zelve aan zinnelijke en aardsche vreugde en voorspoed gehechte menschen zijn, hebben wij toch bestendig licht van boven noodig, om van alle zijden de belangrijkheid, grootheid en heerlijkheid van onzen Heiland in zijn lijden helder intezien en diep te gevoelen. En gaat het U, gelijk mij), dan wenscht Gij voor geheel 'het leven en bijzonder voor dagen van. smart en miskenning, van leed en zielelijden, zoo klaar te zien en zoo levendig, als maar immer mogelijk is, te gevoelen, hoe dierbaar, boe Goddelijk voor ona het Evangelie des door lijden geheiligden Zaligmakers is. Laat ons dan nu op het ééne punt, dat in deze uitspraak zoo heerlijk in het licht gesteld is, geheel en onverdeeld onzen geest en ons harte vestigen, nadenkende over het Godewaardige des lijdens van jezüs als onzen Leidsman ter heerlijkheid. Wegens den verwonderlijken rijkdom en de keurige juistheid van het gezegde zal ik ditmaal bijna niets anders behoeven, dan over de kracht van 4lk der woorden met U nadenken, ten einde wij het Godewaardige eerst van het doel zelÉj dan van het middel ter bereiking van dat doel gevoelen, om alzoo meer en meer en ten slotte geheel gedrongen te worden tot de hartelijkste erkentenis van het Goddelijfcft dezer beschikking. i Het Godewaardige des doels van jezus lijden gevoeten.: wij al terstond, wanneer wij hier hooren: het is ten einde vele kinderen tot de heerlijkhèié te leiden. Maar opdat ons niets ontga en wij het, zoo veel moge^jk, geheel beseffen, staan wij -^hij elk der woorden stil met geheel het gevoel onzes harten. We kinderen zijn het, die God tot heerlijkheid wil leiden.; j#iet slechts enkelen, niet ëenige weinige uitverkorenen; neen velen, zeer veten, eene ontelbare schare van duizend maal tien duizenden, gelijk elders de Schrift zegt. Ja onze heilige Schrijver, die hier niet van hetgeen reeds wefkelijk is en onder menschen plaats heeft, spreekt, maar van hetgeen God wil en God bedoelt, had zoo even gezegd, dat door Gods genade jbzits den dood gesmaakt had voor allen. Alle, zonder eene eenige uitzondering, alle menschen wil God tot heerlijkhnidileiden. — Och! dat ook allen zelve het willen, ook/wij allen ; dat niemand zich zelf uitsluite van Gods allen omvattende liefde! —God wil dan, dat alle menschen zalig worden (*)". (*) I Timoth. II: 4. Maar die allen heeten hier opzettelijk velen, in vergelijking met den éénen jezus, dien God reeds doer lijden tot heerlijkheid geleid had. Niet dezen éénen jezus alleen; neen -velen, zoo velen er menschen op den ganschen aardbodem leven, wil God ter heerlijkheid leiden met dien .iezus en Hem gelijkvormig. Ja Hem, jezus gelijkvormig. Dit gedode Godsman te kennen, daar hij zegts vele kinder-en, of naauwkeuriger, gelijk er in 't Grieksch staat: vele zonen. Gelijk jezus, de Eengeborene, hoven allen Gods Zoon is, zoo wil God allen ook als zijne zonen, als zijne volwassene kinderen vormen en opleiden; opdat zij in de volle kracht des woords zonen en dochteren van God, broedow en zusters van Gods grooten Zoon worden. Weshalve, gelijk er terstond op onzen tekst volgty deze zoo hoog verhevene Zoon zich niet schaamt hen zijne broeders" te noemen. Zijne kinderen wil God dat allen zijn zullen, in kinderlijk vertrouwen op zijne genade en ongehoudene liefde, in innige en hartelijk© wederliefde voor den Vader in den hemel, in eensgezindheid, in eenswillenriV heid met God. Alzoo in griijkvormigheid aan den Algoede volwassene zonen wil God dat allen worden, gelijk jezus zijn heilige Zoon het is, opdat zij akoo volmaakt worden, gelijk hun Vader in den hemel volmaakt is, 8[ En daar God die allen, als zijne zonen wil vormen, zoo wil hij hen bierdoor, zegt de Heilige Schrijver, leiden tot heerlijkheid, d, i. tot het erlangen van/die heerlijke eerkroon op den strijd, welke er in de loopbane der godzaligheid te strijden is, waarmede jezus, na den strijd ten einde toe volstreden te hebben, reeds door God zijnen Vader bekroond is in den hemel. Dat dit de Stchoone teekening en de rijke zin des woords hier ter [plaatse is, blijkt duidelijk uit het naastvoorgaande, 9e. vs, vergeleken met het 6*. en 7e. Jezus, wordt daar gezegd, jezus zien wij reeds met heerlijkheid en eere bekroond, met de luisterrijkste eerekroon versierd, van wege het lijden des doods, dat hij standvastig heeft doorgestaan: en zoo wil God ook den mensch aldus gedenken en der menschen kinderen aldus bezoeken, dat asf3 4k)k even zoo met heerlijkheid en eere her kroond worden, als wq dit reeds in jezus, na het voleindigen va» zijnen j strijd op aarde, aanschouwen. Daarom zeide onze Schrijver ook later nog desgelijks: Laat ons afleggen allen belemmerenden last en de zonde, die ons zoo ligt verhindert, en met volharding loopen de loopbane der godzaligheid, die ons voorgesteld is, ziende op den oversten Leidsman, jezus , die voor de vreugde welke hem, als de eerkroon, voorgesteld was, ook het kruis zelfs verdragen en de schande veracht heeft.— Broeders en Zusters! was het voor den heiligen jezus wel strijd, toen Hij geroepen werd, om ook onder leed en smarte, onder hoon en verguizing, onder zielelijden en kruisdood der Goddelijke waarheid getrouw, in liefde voor God en menschen standvastig, onbezweken in geduld, volmaakt eenswillend met den Vader te blijven tot aan zijnen.slaatsten ademtogt; hoe zou het voor ons dan geen strijd wezen? Hoe niet voor ons zinnelijke, van lijden en opoffering afkeerige, nog zoo dikwijls onheilige en altijd nog onvolmaakte menschen? Hoe zou het ons geene inspanning des geestes, geene moedige aanwending van alle krachten, geene ten onder-brenging van alle zich daartegen verheffende driften en begeerlijkheden, hoe zou het ons geen strijd kosten? Hoe voor ons geen strijd zijn, om te worden en steeds meer volmaakt te «jn, gelijk jezus was, door geen menschengunst noch menschenvreeze ooit ontrouw aan de waarheid, die uit God is, in Éénheid levende voor het oog des alwetenden Vaders, krachtig en overvloedig in het werk dar liefde^ steeds tevreden en ecnswillcnd met GaAffl Hoe zou het ons geen strijd mijn, 100 gezinéiedïjn en te hlijrai, ondefc*ef inaarnak oék dér leed, onder bere maar ook onder miskenning en hoon, ondehwreugde maar ook onder grievend ïieleleed, in ons gansche leven, totdat wij den laatsten adem trj^halan 7 Ja, Broeders en ZusIers f strijd is het. Maar ook, wat is er waarlijk geed, dat geene moeite, wat schoon, edel en heerlik, dat geene inspanning kaak?r Wat is overwinning alamen niet gestreden heeft, wat eene eeskroen zonder voorafgaanden strijd ? En ziet! hMSterrijk is de eerkroon die voor ons is opgehangen, boven alle bedenkiögigilfcemend de heerlijkheid, die ons wacht. Dat heerlijk woord wacht ons uit den mond van den Heiland, dien wij beminnen: »wel u, gij goede en getrou*a> diéhfltknecht^ over weinig waart gij getrouw, over veel zal ik u zette», ga in de eeuwige vreugd de uws Heeren." De hooge gunst en goedkeuring van den Vader in den Hemel, dien wij lieftebben. De liefde van vele goeden op aar*: de en de eere van alle heiliger» in den hemel. En dan een eeuwig heilig, en zalig leven en werken en heheerschen van alles, Gode ten dienste: in liefde vereenigd zijnde met alle gfe- 2 zaligde menschen, heilige Engelen en met onzen Goddeüjken Heiland! Onze mond stamelt en ons oog duizelt. Venre, verre hoven alle begrip en verbeelding verheven is de heerlijkheid, tot welke God ons, als zijne gelieR de zonen en dochteren leidemwil. Ons allen wil hij doen deelen in de heerlrjkMiéj van zijnen Eengeboren in eeuwighei#'f< Ja God, zegt onze Schrijver, God zelf wil ons en allen daartoe leiden. Niet rijne afkeerige kinderen, naar 'tgeen zij verdienden, prijs geven aan een gewis en eeuwig verderf; niet ons onwaardigen in welverdienden toorn voor altijd van zich stootan;. z*Hs niet aan ons zelve ons overgeven , totdat wij de eerste nijn, om de hand ter redding naar Hem uittesteken. Neen, God, de Allerhoogste, wil zelf de eerste zijn, om als een Vader aan zijne verlorene zonen de hand toetereiken, om hen met Vaderlijk*liefde te besturen.—Och! dat niemand, niemand onzer die Vaderhand roekeloos en ondankbaar van zich stoote!—Gód wil ons allen, als zonen en dochteren, bij de hand nemen en besturen, God wil ons leiden, opdat -vrij leren gelijk zijn heilige Zoon, en de kroone der heerlijkheid erlangétó » Broeders en lusters! zegt gij niet met miji-«n~ dien wij ook niets meer en niets anders wisten, dan dit ééne, dat jezus lijden naar Gods wil en bedoeling strekken moet, om velen, om meer en meer allen als kinderen, als zonen, met God te Tereenigen en ter eeuwige heerlijkheid te leiden } dit ééne ware reeds overvloedi» genoegzaam om ons te doen betuigen: dat is den Algoede betamende, dat is Gode waardig? Stemt uw hart niet in met het mijnaYtot dft Godrerheerlijkende verklaring: zulk een wil en doel is nooiti-an eens menschen harte opgekomen, zulks is onzen God waardig,die alles wil en doet uit genade, die de liefde, de hoogsteden heiligste Ifefde zelve, die onze Vader in den hemel is? Welaan, bezigen wij dit dan met Ais gezang ! dez. 1J3: 2. (met verandering.) Wij voelen 't, Vader! onze lof Zinkt bij uw lief de weg in 't stof; • Wie kan haar waardig denken! Toch klimt ons danklied tot uw' troon,,. Gij gehonkt ons uwen eigen' Zoon, Gij zult ons alles schenken, i > uQtt&zus, Broeder, Redder, Heer! Wij vallen voor uw kruis ter néér, Daar voelen wJ- onze waarde : Maar, wat ons in de toekomst beid*, Gij blijft al onze heerlijkheid, , Gij, troost en licht der aardel II. Denken wij nu ten andere na over het Godewaardige van het middel ter bereiking van de* heerlijk en Goddelijk doel! Het betaamde Gode, zegt onze heilige Schrijver, ten einde vele als zonen tot de heerlijkheid te leideb* daartoe den oversten Leidsman hunner zaligheid door lijden te htUigen. Wij staan weder stil bij elk zijaer hoogstgeWigtige woorden, opdat ons hart daarvan de kracht levendig moge gevoelen. Eenen leidsman heeft «God ons. in jezus geschonken. — Zoo mogen wij dan immers niet twijfelen aan Gods genade? zoo kunne»wij dan immers niet langer vragen, of God ook^ne afgedwaalde kinderen aan 't verderf prijs geven of van zich stooten of aan hen zelve overgeven wil? God toont het met der daad, dat Hij ons, dat Hij allen leiden wil als zijnejdi»deren tot de heeri^tóléid, daar Hij ons in jszus eenen Leidsman heeft geschonken. De onzienlijke God geeft ons Hem, die hier op aarde zigtbaar, voor aller oog aanschouwelijk is geworden. Zoo leidt de Vader zélf ons door zijnen Zoon en Vertegenwoordiger, dien wij zoo geheel kunnen kennen en als met onze oogen aanschouwen. Ja Gods Zoon en Vertegenwoordiger is die mtos, niet een leidsman slechts, maar de Leidsman, de overste Leidsman, de opperste, de °-efceël eenige en hoogste Leidsman, dien God immer geven kon. Onze Schrijver heeft Hem straks genoemd: het afschijnsel van Gods heerlijkheid, het uitgedrukte beeld zijner zelfstandigheid, die voor eenen tijd een weinig minder dan de Engelen, ons menschen gelijk , is geworden, om de Goddelijke Leidsman der menschen te zijn. Door hem, het tigtbare evenbeeld des onzienlijken Gods, leidt de Vader teelf ons volmaaktaHjk. Door Hem, den boven allen verhevenen, den eerstgebore»»ïoon wil God allen, als zijne zonen en dochteren vormen en ter heerlijkheilNeiden. leven te* harte. Het is jezus , de vertegenwoordig** ivaü oneen hemelsöhen Vader, jezus, o«»£!i«Gij mijne discipelen zijt, indien Gij liefde hebt jegens eikanderen, zoo als ik u heb lief gehad." Maar hoe, zegt men wanneer dit woord des Heeren nadrukkelijk wordt aanbevolen, hoe, is er dan, om een discipel van jezus te zijn, geene kennis der waarheid noodig, en is het dan onverschillig te achten, hoe men over God en christus , over zich zeiven en zijne bestemming denke? — Kennis der) waarheid onnoodig en onverschillig? Lieve Broeders en Zusters! weBx verstandig Christen zou ooit zoo iets kunnen beweeren? Dat ware wel lijnregt strijdig tegen den geest van jbzus , die zelf zeide, dat Hij is het licht der wereld ; die zich zeiven noemde den weg en de waarheid en hetileven; die allen toeroept: de waarheid zal u vrij maken; die zoo plegtig betuigde: dit is het eeuwige leven, dat allen u, o Vader! kennen, den eenigen waren God en jezus christus, dien Gij gezonden hebt Doch ook, Gel.! dat eenige ware kenmerk van jezus echte discipelen, in de navolging zijner liefde gelegen, is dat zelf wel eens bestaanbaar, is het wel mogelijk, zonder kennis der waarheid? Hoe zullen wij jbzus navolgen, zoo wij hem niet liefhebben, en hoe liefhebben, zoo wij hem niet kennen? Neen, zonder ware kennis van christus is er geen waarachtig Christendom mogelijk: en hoe meer en beter wij jbzus chbistds aanschouwen en in Hem den Vader zien en door en in Hem ons zelve en onze zonde en onze bestemming leeren kennen, zoo veel beter en volmaakter Christenen kunnen wij worden. Want die Hem regt kent, o I het is niet anders mogelijk, die moet Hem ook beminnen, en die Hem 't meest bemint, zal Hem ook 't ijverigst en best navolgen. Maar, ziet, Broeders en Zusters ! dat is dan ook geene koude en doode kennis of van hooge bespiegelingen of van altijd onvolmaakte begrippen of van menschelijke leerstellingen. Neen, de kennis, die ons allen noodig en voor héb léven vruchtbaar is, de levendige en leven wekkende kennis der waarheid, is de aanschou- wing van jizus christus in al zijne Goddelijkmenschelijke grootheid en voortreffelijkheid en goedheid, in één woord, de kennis van jezus christus in al zijne liefde en genade. Die kennis, die aanschouwing van jezus christus leidt tot geloovig toevertronwen aan Hem en tot liefde voor Hem en voor God, zijnen Vader en onzen Vader. Die den Zoon aanschouwt, zegt Hij zelf, en in Hem gelooft, die heeft het eeuwige leven. Maar, zoo vragen wij dan nu verder, waarom dan niet in de regte kennis van jezus christus, of althans in het geloof, of in de liefde voor God en christus het eenig/ware kenmerk van zijne echte discipelen gesteld? — Gel.! voor aUes antwoord ik, het staat aan ons niet, het regte kenmerk zelve te bepalen, maar die bepaling van ons aller éénen Heer en Meester te vragen, dit betaamt ons als zijne discipelen. En die volmaakt wijze Heer en Goddelijke Meester heeft het gezegd: » hieraan zullen allen erkennen, dat gij jwöft.r^oipelen zijt, indien gij eikanderen Mafhebt, gelijk ik u heb liefgehad." Maar willen wij verder gaan; het is niet meeijelijk ook in dezen de wijsheid van jezus althans eenigzins te doorzien. — De kennis der waarheid, M. G.! hoezeer zij noodig is en voor het leven heilzaam zijn kan en moet, nogtans ook de helderste^ reinste en volmaaktste kenni*ysdie er op aarde mogelijk is , maakt op zich zelve het waarachtig Christendom niet «HS. De ware godsdienst, de waarachtige Chris»*lijke godsvrucht zetelt ntat in het verstanttJ, maar ÜPhet gemoed , in helÉWH-t, dat den wil bestuurt en geheel het leven regelt. »Niet een iegelrjlP," zeide jbzüs zelf^whiet een iegelijk, die tot mij zegt, Heere! Heere! zal ingaan in t*»1ningrijk der hemelen, maar die doet den'%il des hemelschen Vaders-, en al ware het ook, dat zoodanig iemand had geleerd en geprofiteerd in mijnen naam, nogtans zaèik tot hem zeggen: ik heb u noait als den mijnen geke*!.* Nog dien zelfden laatsten avond^ji» levens zeide jbzcb tot de zijnen: »indien gij^deze dingen weet, zalig zijt gij, zoo»#j ze doet." En inderdaad, zonde* *ttt maakt de kennis opgeld*1 zen , hoogmoedig en verleidt ligtelijk tot eenen iteter Gods zonder verstand. Dan wordt het hoofd warm, en hetüfcrte, het harte wordt koud. Neen, al had Iemand ookélèijvér voor de waarheid anderen ten brandstapel geleid, zoo het heettotot eere Gods, of al wilden wij ook, om ons eenen naam te maken onder de menschen, ons zelve voor de waarheid laten verbranden, indien wij de liefde niet hebben in het hart en Letoonen in het leven , jezus kan ons voor de zijnen niet erkennen. — Maar waarom het geloof, of waarom de liefde van God en christus dan niet als het kenmerk des waren Christens gesteld? Mijne Broeders en Zusters! het geloof, het toevertrpuwen van geheel ons hart aan God en christus, is ontwijfelbaar de wortel van het geheele Christelijk leven, waaruit alle kracht van hetzelve bestendig voortkomt. En de liefde voor God en christus is wel zeker de stam, dc boom zelf, die op dien wortel groeit en vast staat, en die alleen alle ware en goede vruchten kan voortbrengen. Maar, — vragen wij naar het kenmerk — » aan de vruchten zult gij den boom kennen," zeide de Heer zelf. En die vrucht is de liefde, die wij onder elkanderen en jegens allen betoonen, in navolging der liefde van God en christus. Wordt deze vrucht niet voortgebragt, dan moge men zeggen, dat men God en christus lief heeft, maar inderdaad is er die ware wortel en die goede boom niet, want » de goede boom brengt ook goede vruchten voort." » Toon mij uw geloof uit uwe werken," zeide jakobus , » en ik zal u uit mijne werken mijn geloof toonen." »Indien iemand zegt: ik heb God liejt," sprak johames, »en hij heeft zijnen broeder niet lief, die is een leugenaar en de liefde Gods is in hem niet." — Zoo dan, M. G.! wij zien het nu duidelijk en wij gevoelen het levendig, het eenige ware en zekere kenmerk, waaraan wij ieder ons zelve en waaraan allen elkander kunnen kennen, als jezus ware discipelen, is geen ander, kan geen ander zijn, dan hetwelk jezus zelf opgaf: Hieraan zullen allen erkennen, dat gij mijne discipelen zfjfj indien gij eikanderen liefhebt, gelijk ik u heb liefgehad. Denken wij nog eenige oogenblikken verder na , M. G.! wij zullen nu, vertrouw ik, gemakkelijk erkennen en gevoelen, dat dit kenmerk van alle ware discipelen van jezus gehéél is overeenkomstig den aard van onzen Meester zeiven, overeenstemmende met het doel, dat Hij in den mensch en de menschheid wilde bereiken, en overeenkomende met onze eeuwige bestemming. Dit kenmerk van jezus discipelen is geheel overeenkomstig den aard van Hem, ons aller éénen Heer en Meester. Of wie is de ware discipel en kweekeling? Is hij het, die slechts eenige denkbeelden zijns meesters in zijn geheugen en eenige woorden van hem op zijne lippen draagt? Of is hij eerst de ware kwee- keling, die geheel in den geest van zijnen meester en opvoeder gezind is en denkt en leeft en handelt? Maar nu dan, hoedanig is de geest van ons aller éénen Meester, jezus christus? Wij weten het, gelijk vóór zijne komst op aarde , zoo heerscht nog buiten hem in de wereld zelfzucht en eigenliefde, die bovenal voor eigen genot of eere of aanzien zorgt, en de liefde, die vóór jezus komst bestond en nog buiten Hem bestaat, is uiterst beperkt en bekrompen en tot geene hooge en Goddelijke bedoelingen zich verheffende. Maar daar verschijnt jezus! Hij Gods Zoon verlaat eigene heerlijkheid en eigene zaligheid in den hemel, om voor ons, voor allen te leven op aarde, uit liefde. Hij verschijnt op aarde; en vraagt Gij hem zeiven: wie Hij is ? Hij antwoordt: »Kom en zie: de dooven worden hoorende, de blinden ziende, de zieken gezond, en den armen wordt het Evangelie gepredikt." Is dat iets anders, dan dat hij liefde is? Hij gaat het land door goeddoende en allen vooral leerende en vermanende, ja ook in heiligen toorn bestraffende, uit liefde, de zijnen opvoedende uit liefde tot den einde toe, en willende allen vereenigen met God opdat allen zalig worden. En ziet het, hoe groote en grootmoedige liefde hem bezielt tot in den dood. 4 Hij stelt ook zijn leven zelfs voor eene zon dige en Hem verwerpende wereld, om haar te redden en te zaligen, uit liefde. Geliefden! is dat de geest des Meesters, dat ook alleen is de ware geest van Hem in al zijne discipelen. En wat de Joden en Heidenen van de eerste Gemeente van jezus zeiden, dat is nog het eenige voor allen voldoende, kenmerk zijner ware volgelingen : » Ziet, ziet, hoe «ij. elkAOv deren liefhebben." Dit kenmerk alleen is ook overeenstemmende met het doel, dat jezus in den mensen en de menscbheid wilde bereiken. Wat jezus dofiï was met onsuwenschen, wat Hfcjprjüde dat wij worden zouden, beeft Hij. zelf zoo helder e« krachtig mogelijk uitgesproken: «Wordt volmaakt getójk uw Vader in den hemel volmaakt is, opdat, gij kindejqn. zjjjt v£n. Hem , diej^ft zoni doet opgaan over goeden en boozen en regent over regtvaardigen en onregtvaprdigen." Wat is dit anders, dan, dat wij volmaakt worden in de lieXde, gelijk God; dat wij; leven als kinderen van. Hem , wiens naam is Vader , en wiens wezen dit is, «dat God is liefiie." — En jezus. doel met de mmschfaid! Ook dit heeft Hft^yt minder duidelijk verklaard, toen Hij «Ipabhpogste begeerte in ».yn gebed tot den Vader uitsprak: Dat allen één zijn, gelijk wij eé» zijn, dat allen fö vereétflging met ons, één en volmaakt vereenigd! En nu, welke is die band, die harten bindt, ook als muren breken, welke is die band, die harten verbindt en geesten vereenigt? Is het niet de liefde, de liefde alleen? Was het dan anders mogelijk, dan dat jezus den zijnen ook nog ma b§na slervende lippen, dit, dit ééne, dat al hun heit en de zaligheid der wereld zou uitwerken, dit ééne als zijnen uiterste wil inscherpte en onophoudelijk hfernaalde: » Héfit èttanderen Kef, gelijk ik u heb lief gebattV* Eindelijk, dit kenmerk is ook alleen overeenkomstig onze eeuwige bestemming. — Lieve Broeders en Zusters! Nog maar kort «gn wij hier beneden , waar wij onzen Heer niet zien met ome oogen en zijn oordeel over ons niet uit zijaeu eigen mond hooren. Doch spoedig, zeer spoedig misschien, worden wij van hier opgeroepen en wij staan dan daar voor zijn aangezigte. Waarnaar zal de Heer dan ons oordeelen? Naar onze bijzondere begrippen en voorstelHrtgen? Neen, Gemeente! wij wille* het ons hier, in dit plegtig oogenhïfk ook nog eens herinneren , hoe de Heer zelf het ons afgeteekend heeft. Wij willen het om voor den geest brengen, als stonden wij daar reeds voor 't oog van dien kenner der harten. » Wel u ," #t«,is zijne taal tot de zijnen, »wel u, wantik ben hongerig en dorstig geweest, en gij hebt mij gespijsd en gelaafd; ik was vreemdeling, en gij hebt mij geherbergd; ik was krank, en gij hebt mij bezocht; ik was in de gevangenis en gij zijt tot mij gekomen" En wanneer de zijnen