OVER DE ZICH VORMENDE EN STEEDS UITBREIDENDE GEMEENTEN DEI DUITSCH-KATHOMËKi; VAN IK. Si. tl. BBETICHNEIDEB. NAAR DEN TWEEDEN DRUK Wit fjtt üfoagl)uxts(l) vtttoali. ARNHEM, O. W. VAN DER WIE L. 1845. OVER DE ZICH VORMENDE EN STEEDS UITBREIDENDE GEMEENTEN d e a DmTSCH-KATHOLIEKE va» Ur. JH. li. BRETICHMEIDEB. NAAR DEN TWEEDEN DRUK Wit Ijtt Jjoajiaitsrij smaal». ARNHEM, G. W. VAN DER WIEL. 1845. roosswooMg é». Bij de verschillende, geheel uiteenloopende meeningen, die men van vele kanten over de nieuw gestichte gemeenten der Duitsch-Katholieke Christenen hoort uitgaan, en bij den tegenstand, dien zij hier en daar schijnen te ondervinden, kan het niet onverschillig wezen de stem te vernemen van een' der eerste geleerden van Duitschiand, wiens hart, ook bij hoog gevorderde jaren, nog met jeugdige warmte klopt voor alles, wat op het rijk van waarheid en godsvrucht betrekking heeft. De opkomst en steeds toenemende uitbreiding dier ge, meenten, schoon dan al, gelijk Dr. bretsneider te regt opmerkt, en elk hem gaarne zal toestemmen, bijzonder gewigtig voor Duitschland, staat toch evenwei met de geheele Christelijke Kerk in te naauw verband, en is daarom van te groot gewigt, dan dat niet elke nadenkende er zijne volle aandacht op zou vestigen. Men heeft dus gemeend dat de uitgave der tegenwoordige Leerrede een gretig onthaal zal vinden bij onze landgenooten, onder wie de Opsteller sinds den laatsten tijd meer algemeen is bekend geworden. BS Leerrede over de mieh vormende en steeds uitbreidende gemeenten der nuitachKatholiefte Christenen. Vg bidden Qod am geest en kracht , Door zijnen Zoon ons toegedacht. Hij voere om tot lijue onvervalschte Jfcaiji.!''. Kb «Hen, die op 't dwaalspoor tijn, terng tot bannen Heer I Heer, wees ons genadig.' Eene groote en merkwaardige beweging van den geest, welke met regt aller opmerkzaamheid tot zich trekt, verspreidt zie» thans door ons Duitscbe vaderland. Wat reeds eenmaal voor 300 jaren in Duitschland geschiedde, dat namelijk eene Kerkhervorming is daargesteld, welke de hcerschappg der Priesters over een groot deel der Christelgke wereld aanroerkelgk beperkte en de Evangeliesche kerk stichtte, schijnt zich andermaal te willen herhalen. Eene tweede' Hervorming is begonnen, welke schijnt te willen volmaken, wat de eerste Hervorming onvoltooid heeft gelaten. Want aan vele, ver van elkander verwijderde oorden, treden thans onze Katholieke medeburgers te voorschijn, rukken zich los van de gehoorzaamheid aan de Pauselgke heerschappg', schaffen ingeslopen irftibrnfken af, en vereenigen Mch tot DuHschKatholieke gemeente»» die weWra een zeer aanzienlijk geheel zullen vormen. Dit alles weet g|, geliefde vrienden! want de openlijke bladen maken ü daarmede gedurig bekend. Niemand, die het met het Christendom wel meent, niemand, die in Duitschland* geluk, ja in het algemeene welzijn belang stelt, kan bij deze beweging onverschiHig Wflven. Zij is ontwijfelbaar de gewigtigste gefcèuetenis van onzen tgd, in betrekking tot kerk en godsdienst; wat de uitslag daarvan zijn zal, kan nog onmogelgk worden bepaald; dat zij echter hoogst belangrijk in hare gevolgen rijn zal, en dus de opmerkzaamheid van ware vrienden des Christendoms en van alle welgezinden verdient, is ontvrgfelbaar. Wg hebben daarom voorzeker wel reden, om in deze onze godsdienstige bgeenkoiÉwt die gebeurtenis in ernstige overweging te nemen, en het ons duidelijk trachten te maken, waarvoor wg deze beweging onder onze Katholieke medebroeders moeten aanzien, en wat wg daarvan te verwachte» hebben. De beantwoordingdeaer vnttg, zal dns voor heden «nze aandacht bezig houden. Tekst: Evang. Joh. XVI vs. 5—13. Teen de Heer op bet punt was, om van zijne jongeren en van dit aardse»* leven teacbffldèo, gaf Hij d»n zijnen de troostrijke Terzekering, dat Gods Geest de plaats van leermeester bij hen vervullen, en hen in alle waarheid voorlichten zou. Deze belofte heeft zich door alle tijden henen, tot nu toe bevestigd. Want hoezeer ook de kerk van «zus, in den loop der eeuwen, door onkunde, bijgeloof en eigenbelang verontreinigd , en het woord van Christus geschandvlekt is geweest, zoo is er toch geen tijdperk voorbij gegaan, waarin niet het licht van Gods geest geschenen heeft, dat de wereld overtuigd heeft van zonde en dwaling. Maar behoort nu ook de tegenweoniige godsdienstige beweging der DuitschKatholieken, tot die gebeurtenissen, welke wij als de werking van Gods verlichtenden Geest moeten aanmerken? — Wij willen onderzoeken, Waarvoor wij de tegenwoordise beweging fel »E KATHOLIEKE KERK IN Duitschland MOETEB AANZfBN, EX WAT WIJ VAN HAAR TE VERWACHTEN HEBBEN ? Het eonig antwoord , dat ik hierop geven kan, is dit: 1) Wij moeten haar aanzien voor «ene werking van den Geest der waarheid, welken Christus aan zijne kerk beloofd heeft; en 2) Wij mogen hopen, dat zij voortgang hebben, rftfi innerlijken iorede van on* vaderland bevestigen en misschien wel de geheele vereeniging van Katholieken en Protestanten in Duitschland uitwerken zal. m Wij hebben allen grond de tegenwoordige hervormende beweging in het Katholieke Duitschland aan te zien voor eene werking van den verlichtenden Geett Godg, welken christus aamtiijbe kerk beloofd heeft. »Ik heb u nog veel te zeggen," zeide de Heer totMjne jongeren, wmaar gij kunt dit alles nu nog «niet dragen. Wanneer Hij echter, de Geest der «waarheid, komt, die zal u in de waarheid geleiden* »Hij zal mij verheerlijken, want Hij zal van het »mijne nemen en het u verkflndigen." Tweeërlei voorspelde dus de Heer van het toekomstig lot zijner kerk; vooreerst nameUjk: dat de Geest" Godai«s>t zou ophouden, haar te geleiden tot de kennis der waarheid, en ten tweede: dat deze leiding van den Geef* altijd lot christus zeiven terug voereb, Hem verheerlijken, en in overeenstemming met zijneteer zgn zou. Hierdoor hebben wij dus een goed kenteeken, waaraan wij dadelijk zien kunnen, of dat, wat in de kerk geleerd wordt, voortkomt van den Geest der waarheid, of van den geest der dwaling. Als het overeenkomt met jezus leer en geboden, als het tot Hem geleidt, in overeenstemming is metzijiteu Geest, dan kunnen wij het onbevreesd als de werking van het goddelijke licht der waarheid aannemen; als het echter in plaats van de Evangelie-har, men«eheb>ke instellingen verkondigt, als hel in tegenspraak is met zijnen Geest of met «jne ker, dan is het de werking van den geest dar dwaling. Dwalingen en misbruiken zijn er echter, .helaas-I alujd in de kerk van jezus geweest. Waanwijsheid en schoonklinkende menschelijke redeneringen, vitzucht, bekrompenheid van geest, eigen betang», hebben menigmaal de goddelijke waarfaeidï tma*dwari lingen verduisterd, en instellingen en misbruiken ingevoerd, welke in strijd zijn met het woord en den geest van het Evangelie. De Geest Gods heeft echter ook toen niet opgehouden, de wereld te overtuigen van hare dwalingen en misbruiken. Hij heeft in alle eeuwen verkondigers der waarheid opgewekt, wier woorden licht door de duisternis verspreidden; ook daartoe heeft Hij voor drie eeuwen eene Hervorming doen ontstaan en de kerk van vele misbruiken gezuiverd, en wederom is Hij het, dié eene tweede Hervorming, in den schoot der DuilschKatholieke Kerk, tot stand gebragt en geleid heeft. Want wij zouden dwalen, wanneer wü deze hervormende beweging voor eene toevallige gebeurtenis, of voor het werk van het gewrocht eener bloote zucht naar nieuwigheden, of voor de persoonlijke werking dier. mannen aanzagen, die de eerste aanleiding gegeven hebben, dat die Hervorming openlijk te voorschijn trad. Hare snelle uitbreiding, en de geheele loop, dien zij genomen heeft, bewijzen duidelijk, dal deze Hervorming lang in de gemoederen van onze Katholieke medebroeders was voorbereid, en slechts wachtte naar eene gelegenheid om zich voor de wereld openbaar te maken. De hoofdzaak echter is, dat wij hier bevestigd vinden, wat Christus van den, Geest der waarheid zegt, namelijk: dat hij «Christus verheerlijken, en dat»gene, wat Hij verkondigen zou, uit het zijne »zou nemen." Deze beweging — zij verheerlijkt Christus , zij voert tot Hem en tot zijn Evangelie terug; zij neemt van Hem, wat zij van Hem Terkondigt. De Duitsch-Katholieke Christenen willen niet langer gebonden zijn aan de bepalingen van kerkTaders en pausen; maar het woord Tan God, in de H. Schrift Tervat, als den hoogsten regel des geloofs aannemen. En zoo keeren zij terug tot de bron Tan alle geopenbaarde waarheid, tot christus en zijne Apostelen , wier woorden zij hooger stellen dan alles, wat door menschen gezegd is. — Verder Terwerpen zij de aangematigde heerschappij van den Roomschen bisschop OTer de kerk, wien zij niet langer erkennen als den stadhouder Tan Christus , die door christus zelven tot Heer der kerk zoude zijn aangesteld. En ook daarin volgen zij christus zeiven, die met geen enkel woord gezegd heeft, dat de bisschoppen van Rome Heeren der Kerk zouden zijn; maar die Teeleer naar onzen tekst Terklaart, dat de Geest Gods zijne plaats in de kerk TerTullen zou, en die ook bij eene andere gelegenheid tol de zijnen zeide: »Ik zal met u zijn al de dagen, tot aan het einde der wereld" (1). — De Duitsch-Katholieke Christenen Terwerpen Terder de aanroeping der Engelen en Heiligen als onze voorbidders bij God, en ook daarin keeren zij tot christus en het Goddelijk woord terug. Want met geen enkel woord wordt van de aan roeping van Engelen of gestorvene menschen, in den Bijbel melding gemaakt, men leest integendeel meer dan eens daarin, dat men niemand moet aanroepen (1) Matth: 28: 20. dan God alleen. Alleen tot Hem bad christus; en toen de jongeren Hem verzochten , dat Hg hun leeren zou , hoe zg bidden moesten, gaf hij hun duidelijk te kennen, dat zij God moesten aanroepen, daar hg tot hen zeide, dat zg bidden zouden, onze rader, die in den Hemel zijt enz. — Verder zgn de Katholieken niet tevreden met de bediening des Avondmaals in de Roomsche kerk, omdat daarbg het gebruik van den beker aan de leeken ontzegd wordt. Ook daarin keeren zij terug tot christus, die den kelk aan de znnen aanbood , zeggende: «drinkt allen daaruit;" (1) terwgl insgelgks de Apostel paulus schrgft: «zoo «dikwijls als gij dit brood zult eten, en dezen drinknbeker zult drinken, zoo verkondigt den dood »des Heeren," (2) hetwelk dus niet alleen de pligt der Priesters maar van alle Christenen is. — De Duitsche Katholieken willen niet met den Paus en zijne Priesters, de leden van andere Christelijke kerken voor ketters schelden, en hen vervloeken, haten en vervolgen; maar zij willen vreedzaam met hen omgaan. En waarlijk , ook hierin voldoen zij aan hel bevel van christus, die zeide: «gij iult niet oordeelen, verdoemen en vervloeken, (3) maar liefhebben , zegenen en weldoen allen, die uwe vijanden zijn;" die van zich zeiven verklaarde: «ik ben niet gekomen, om de wereld te oordeelen, maar om de wereld zalig te maken." (4) — De Duitsche Katholieken verwerpen den gedwongen ongehuwden staat (1) Matth. 26: 27b. (2) I Kor. XI: 26. (3) Matth. 6: 44. (4) Joh. XII: 47b. der geestelgken, en hebben hierbij de hoogst duidelijke verklaring van den Apostel in hun voordeel, die meermalen gelast, dat men zulke Opzieners kiezen zou, die neener vrouwe man waren, die de belangen van hun gezin voorstonden en wei-opgevoede kinderen hadden f (1) dus achtbare huisvaders. — De Duitsch-Katholieke Christenen hebben de tirannieke heerschappij der Priesters over de leeken (die toch eigenlijk de kerk'zijn en uitmaken) afgeschaft, volgens welke de Priesters alleen Heeren over het geloof zouden zijn, terwijl de leeken in kerkelgke zaken geene stem zouden hebben; en ook hierdoor zgn zg tot christus terug gekeerd, die zijnen Geest niet alleen aan de Opzieners, maar aan alle Christenen* der geheele kerk beloofde. Daarom schreef dan ook de Apostel paulus aan de gemeente te Korinthe: dat deze onderzoeken zou, wat hij gezegd had, omdat hg »niet de Heer over hun geloof, maar alleen een bevorderaar hunner blijdschap zgn wilde." (2) — Eindelgk nog verwerpen de Duitsche Katholieken de oorbiecht, den aflaat, het kloosterleven, het vagevuur, den dwang der vasten en andere dwalingen en misbruiken, welke de Evangelische kerk reeds sedert lang heeft afgeschaft, omdat in de Schrift geen bewijs voor dezelve is, en ze eerst later ontstaan zijn. In al deze veranderingen moeten wg dus de werking van den Geest der waarheid, dien christus aan zijne gemeente beloofde, erkennen. (1) 1 Tim. 3: 2—5. (2) 2 Ror.'i ï 24. Ook nu overtuigt deze Geest de wereld van zonde, en geregligheid en oordeel. Christus staat weder op in de gemoederen der Duitsch-Katholieke kerk, en plaatst zich op den troon, dien zgn voorgewende stedehouder had ingenomen. Tot Hem, die het ware Hoofd der kerk is, verzamelen zich de Christenen op nieuw, en zij scheuren zich los van den man, die zonder eenig regt zich tot hoofd der kerk had gesteld. Christus wordt weder Heer. Zijn woord en het woord zijner Apostelen wordt weder het wachtwoord der Duitsch-Katholieke Christenen. Het is dus hel licht van Gods Geest, dat nu eensklaps , onverwacht en glanzend is doorgebroken, dat den nacht doet verdwijnen, welke met zijne vleugelen donker en onheilspellend over Duitschland zataentrok. Daarom nu kunnen wij van deze geestbeweging in het Katholieke Duitschland niets verwachten, dan hetgeen goed en tot verheerlijking van christus en zijn rijk dienstig is. MM. Wanneer wij in deze beweging de werking van den Geest der waarheid, dien jezus aan zijne kerk beloofde, herkend hebben, dan kan ons geen twijfel overblijven, aan het duurzaam bestaan, den voortgang en eene gelukkige ontwikkeling van dezelve, hoezeer zij ook mag bestreden worden. Nu reeds is de strijd begonnen, en deze zal in het vervolg waarschgnhjk nog heviger losbarsten. Maar ook hier zal bewaarheid worden, wat de Joodsche schriftgeleerde Gamalièl, bg' het ontstaan van het Chris- tendom sprak: »is het een werk van menschen, dan zal het ondergaan, is het echter van God, dan zult gij het niet verdelgen." (1) Dit werk nu is van God, even als de eerste Hervorming , die ook niet door de vijanden van het licht kon verdelgd worden, welke moeite men daartoe ook aanwende. Zoo zal ook de tweede Hervorming wel bestreden, maar niet overwonnen worden; veelmeer zal aan haar het schoone gezegde van sirach bevestigd worden; «strijd voor de waarheid, dan zal God de Heer voor u strijden." Het zou eene nieuwe zegepraal zgn van het Goddelijke woord van jezus, «ik ben met u al de dagen tot aan het einde der wereld." Maar daarom tevens zullen de gevolgen dezer tweede Hervorming niet anders dan gezegend kunnen zgn. Het rijk des vooroordeels, der dwaling en der onzuivere godsdienstigheid zal door haar aanmerkelijk verzwakt worden, het rijk des lichts en der ware Christelijke gezindheid door haar eene nieuwe breede baan voor zich geopend zien. Vooral echter moeten wij in dezelve eenen waarborg vinden voor de zekerheid van den toekomstigen vrede en der innerlijke eenheid van ons Duitsche vaderland. - «Daaraan," zeide jezus tot de zijnen, «daaraan zal ik erkennen dat gij waarlijk mijne discipelen zijt, wanneer gij liefde hebt onder elkander." Juist deze liefde intusschen is het, welke de Christenen helaasl zoo dikwijls en bijna altijd, gemist bebben. De (1) Hand. V. 38. Roomscho bisschoppen vooral, hebben, sedert zij stadhouders van God en van Christus zgn wilden, deze liefde jegens hunne tegenstanders geheel en al verloochend, en integendeel haat en vervolging legen hen uitgeoefend, en ook anderen ten pligt gemaakt. Vóór de Hervorming reeds vervolgden zn allen, die hunne uitspraken niet onbepaald geloofden en gehoorzaamden, op de bloedigste en wreedaardigste wgze. Maar vooral toen de eerste Hervorming zich begon uit te breiden, ontvlamde in Duitschland de bitterste godsdienst-haat, doordien de pausen onophoudelijk, werkzaam waren, om ze te onderdrukken of te vernielen. Het gelukte hun werkeljjk, Duitschland in twee vijandeüjke partijen, Katholieken en Protestanten, te verdoelen ; en tweemaal brak het vuur van een' burgerkrg'g uit, eerst in den Smalkaldischen oorlog (1) en daarna «n den schrikkelijk vernielenden dertigjarigen oorlog, (2) waarin verscheidene streken van Duitschland geheel verwoest werden. Eindelijk, na veel bloedvergieten, maakten Katholieken en Protestanten vrede onder elkander; maar de pausen, die zich . toen vaders der Christenheid lieten noemen, protesteerden uit alle kracht tegen het eindigen van dien verschrikkelijken krgg, zij protesteerden tegen den eersten godsdienstvrede, (3) zoo wel als tegen den lateren , die onder den naam van WettfaaUchen vrede in de geschiedenis staat opgeteekend (4). (1) 1546 en 1547. (2) 1618—1648 (3) 1555 (4) 1648. Naar bannen wil, zouden er geene Protestanten in Duitschland bestaan, maar allen of Katholiek of uitgeroeid worden. Zoo bleef voortdurend de booze geest Tan kerkelgke tweedragt in Duitschland werkzaam, en deed zich kennen door Telerlei strijd, verdrukking en onregtvaardigheid. Toen nu, in deze eeuw, het oude Duitsche rijk vemel, en het nieuwe Duitschland, door het Torsten-congres te fFeenen, tot stand kwam, en daarbij onder anderen ook werd vastgesteld , dat Katholieken en Protestanten in Duitschland gelijke regten zouden hebben, protesteerden de pausen op nieuw tegen dezen Treedzamen stand der zaken en tot op dit oogenblik hebben zij niet opgehouden kerkdijken haal bg* de hunnen aan te kweeken en te doen ontTlammen. Nu zagen wij het, hoe Evangeliesche Duitschers, in het Zillerthal in Tyrol, niet geduld werden maar Terhuizen moesten, en Toor zich een nieuw Taderlan* in Silezië zoeken. Nu werden huwelijken tusschen Katholieken en Protestanten voor eene Terontreiniging Tan het Roomsche deel Terklaard en Terboden, en tweedragt en onrust staken het hoofd op in huisgezinnen, die tot dusTerre Treedzaain en gelukkig waren geweest. Nu werd er Ter boden dc hlok eener Katholieke kerk te luiden bg' de begrafenis van een' Protestant, en aan de Priesters om bij het graf van een' Protestant te bidden of den zegen uit te spreken. Nu werden Protestanlsche doopgetuigen verachtelgk van den doopvont afgewezen; nu werd de oprigting van Protestantsche kerken in Katholieke plaatsen zoo veel mogelijk belemmerd; nu werd de Evangeliesche kerk met de onredelijkste aantijgingen en lasteringen vervuld; en eindelijk werd de heillooze en onwaardige Orde der Jezuïlen weder in bet leven geroepen, wier openlijk doel het is, om de Evangeliesche kerk met alle middelen te bestrijden en ware het mogelijk te vernielen. Waarhenen, vraagden de weidenkenden elkander vol bezorgdheid, waarhenen moet dat alles, zal dat alles henen voeren ? — en het voorbefeW, dat Zwitserland ons in de laatste dagen gaf, scheen het antwoord op deze vraag te geven. Maar, Goddank, waartoe Zwitserland gebrast is^ is Duitschland niet gekomen. Eensklaps, hoewel voor den scherpen opmerker niet onverwacht, |gfj| den de Katholieke leeken in Duitschland, zeiven op, stopten hel oor voor de verkondigers van haat en nijd, -verklaarden zich vrij van de Roomsche priesterschap e».jriepen overluid en openlijk: «neen, wij willen onze Protestantscbe broeders niet haten en verachten , wij willen heniniet veroordeelen en vervloeken; maar wij erkennen hen als Christelijk» broeders, en willen in eendragt met hen leven." o Heerlijk vredewoord, nog nimmer uit Katholieke monden gehoord 1 O heerlijke ChristeÜjke broederliefde, die zoo geheel uit Duitschland scheen geweken te zijn; maar nu met kracht te voaracbjjz* treedll O heerjjjk uitzigt in de toekomst, die hang, duister en onheilspellend, Duitschland bedreigde; maar door wier nacht eensklaps een licht van boven, doorbrak , dat den schrik voor ouden haat verdrijft* Ja, dat is de kracht van het woord en van het voorbeeld van christus , die ons gebood, nwt te vloeken en te veroordeelen; maar te zegenen en lief te hebben I Dat is de vrucht van den Geest van jezus christus , die christus verheerlijkt en de zijnen in de waarheid geleidt! o Met heiligen dank jegens God, en met een vrolijk gestemd gemoed, begroeten wflV dit morgenrood eener betere toekomst en van een' «pgroeijenden vrede ; WÖ MÖeri daarin een' kostbaren waarborg de* toekomstige welvaart van het Duitsche volk, want zonder eendragt en vrede, wordt een volk nooit gelukkig, nooit sterk tegenovér'*g'ne nabwrea. Ja, mijn vaderland , uwe kinderen , tot nu toe door bitteren haat vervuld, treden eenparig op, en belooven^elkauder, hoezeer zij in geloofszaken verschillend'd»»^ ken mogen, in het leve» liefde en iwerkzame welwillendheid ' Maar, ook in geloofszaken zal het vewdiil van tijd tot tijd verminderen; want in deze tweede Hervorming kunnen wij ook den aanvang zien eener toekomstige vereeniging van Katholieken en Protestanten tot ééne Duitsche staatskerk. De Christelijke kerk bestond reeds eenige eeuwen , toen rij nog niets dan eene korte, eenvoudigegeloofsbelijdenishad, namergli die derdoopeliogen, welke luidde: »ik geloof in den Vader, den Zoo» enden Heiligen Geest." De doopeling moest belijden Ie gelooven aan den eenigen warén God, als Schepper der wereld**** jezus christo» zijnen Zoon, als den van God gezondenen Verlosser, aan den H. Geest, aan eene H. Ketk, de vergeving der zonden en de opstanding ten ecu- wigen leven. Met deze eenvoudige geloofsbelijdenis (de Apostoliesche genoemd) hield de kerk zich drie eeuwen lang tevreden, en eerst in de 4» eeuw werden daarbij eenige toevoegsels gedaan, betrekkelijk het begrip van den Zoon Gods en den H. Geest. Deze belijdenis Heef de hoofdbelijdenis des Ghristelijken volks tot aan de Hervorming, — en dus gedurende een tijdverloop van vijftien honderd jaren. (1) Eindelijk bij de Hervorming werden door Lutherschen «n Hervormden nieuwe uitvoerige geloofsbelijdenissen opgesteld; en deze dienden, om het onderscheid hunner leer, gebruiken en instellingen met die der Roomsche 'kerk regt duidelijk vast te stellen, hunne afscheiding van Rome scherp te beperken, en die afscheiding te vereeuwigen. Hetzelfde deed de Roomsche Kerk; op hare kerkvergadering 4ë Trente (2) maakte zij evenzeer uitvoerige, tot in de gering- (1) Er bestond wel is waar nog eene geloofsbelijdenis, de zoogenaamde athanasiaansche, die de fijn uitgesponnene theorie der toenmalige kerkleeraars over de drie persoonlijkheid Gods en de twee naturen in christus bevat. Maar deze belijdenis, van welke men niet eens den waren opsteller kent, schoon zij in het Westen meer en meer een groot aanzien, verkreeg, is toch altijd slechts als eene bijzondere belijdenis aangezien, daar zij nooit, gelijk de Apostoliesche en Nicesche van eene algemeene kerkvergadering met gezag bekleed, en ook van dë Grieksche kerk nooit is aangenomen geworden. Voor het .Christelijke volk bleef de Apostoliesche belijdenis, het zoogenaamde credo, de hoofdzaak, Werd bij de openlijke god»dienst uitgesproken, gelijk zij dan ook den tekst van bet tweede hoofdstuk in de Luthenche katechismus vormt. (2) In 1545 en volgende jaren. . ■te bijzonderheden afdalende getoofs-bepalingen. Zoo lang dus Katholieken en Protestanten aan hunne strijdige geloofsbelijdenissen vast houden, en zij ze als leervoorschriften opvolgen, zoo lang is eene kerkvereeniging eene volstrekte onmogelijkheid. Reeds lang, en in vroeger tijd, werd, dit door verstandige , weldenkende mannen ingezien, die den raad gaven, dat de kerken toch weder tot de oude eenvoudige geloofsbelijdenis zouden terugkeeren, daar deze niets bevatte, wat niet door elk geloofd en erkend werd. Deze raad vond echter in hunnen tijd geen' bijval. Maar ziet, deze teruggang tot het eerste, eenvoudige geloof der Christenen neemt thans een' aanvang. De Duitscb-Katholieken hebben de eenvoudige Apostoliesche geloofsbelijdenis als de hunne aangenomen, en daardoor ten minste den eersten stap gedaan, om eene latere vereeniging der kerken voor te bereiden en gemakkelijk te maken. Het is intusschen geen' sterveling gegeven, om met zekerheid de toekomst te voorspellen, en daarom kan het nog niet beslist worden, of de verdeelde kerk zich werkelijk nog eens vereenigen zal. Maar dit is zeker, dat deze weg, dien men-thans heeft ingeslagen, de eenige is, langs welken men dat doel bereiken kan, en dat men dien moet blijven bewandelen, indien de verlangde geloofsvrede ooit tot stand zal komen. Ook is het de weg, dien jezus zelf heeft voorgeschreven, want Hij heeft verklaard, »dat het geloof aan den eenen waren God, en aan jezus als den door Hem gezondenen christus, ge- noegzaam was voor het eeuwige geluk;" (1) en heeft bevolen geheel eenvoudig te doopen op het geloof aan den Vader, den Zoon en den H. Geest. Dat is die eenheid des geloofs, welke christus zelf tot den grondslag zijner kerk gemaakt heeft, en op welken de kerk gebouwd is, tot nu heeft vast gestaan, en op welken zij ook verder zal blijven staan. Wij bebben dus alle reden, om de in Duitschland begonnen tweede Hervorming met vreugde en hoop te begroeten. Wg erkennen in dezelve het werk van den verlichtenden Geest Gods, den waarborg voor den innerlijke vrede in ons vaderland, en een aanvang der hoop, dat het eens weder in de kerk, zooals in de eerste eeuwen derzelve, één herder en ééne kudde zgn zal, waaruit elke scheuring en verdeeldheid verdwijnen zal. - Duidelijk is het intusschen, wat hierbij onze pligt vordert. Wij moeten God bidden, dat Hij onze Katholieke medebroeders steeds meer verlichten, op den weg der waarheid al verder en verder voeren, en hunne harten in de belijdenis hunner godsdienst sterken en bevestigen moge. Wij moeten deze tweede Hervorming zooveel mogelijk bevorderen; niet, dat wij ons tot leidslieden onzer Katholieke medeburgers zouden opwerpen, want wij moeten het aan hen zei ven overlaten, om te doen, wat hun geweten en hun geest van hen vorderen; maar wij moeten bereidwillig zgn in het vervullen hunner verzoeken en wenschen, de zwarigheden, die hen belemmeren, (1) Joh. 17; 3. zooveel mogelijk wegruimen, en de liefde en den vrede, die zij ons aanbieden, van ganscher harte aannemen en beantwoorden. Maar ook jegens diegenen onzer Katholieke medebroeders, die oordeelen, aan bun geweten verpligt te zijn, Rome te blijven aanhangen moeten wij Christelijke liefde en verdraagzaamheid toonen, ook dan, als zij onze vredelievende beginselen niet erkennen en beantwoorden willen. Want gij weet het, mijne vrienden — dit is het bepaalde hevel van christus onzen Heer, die ons hierin zelf het voorbeeld gegeven heeft. o Gelukkig het Christendom, wanneer eenmaal de booze geest van godsdiensthaat, die haar zoo lang gekweld en mishandeld heeft, uit haar midden wijkt, en plaats maakt voor den goeden geest van liefde en eensgezindheid, die alles verzoent en tot het waarachtige heil voert. O, gelukkig ons vaderland , wanneer deszelfs kinderen eindelijk na zulk eene lange, hevige verdeeldheid, van alle godsdiensthaat en tweedragt verlost, elkander de broederhandreiken tot eeuwigen vrede 1 Gij echter, God der waarheid, Heer des lichts, regeer, verlicht, verbeter, vereenig Uwe kerk op aarde, en breng allen, die zich verdeeld hebben, door Uwen Geest tot eendragt en liefde. Laat allen erkennen, dat zij dan slechts Uwe kinderen en erfgenamen des eeuwigen geluks kunnen worden, wanneer zij zich tot menschen vormen, »naar Uw beeld, geschapen, in zuivere geregtigheid en heiligheid." Heer, help ons daartoe, help ons allen door Uwe genade. AMEN!