lofte niet ingetrokken en de verzegeling, in den H. Doop ons gegeven, — zij blijft nog eene verzegeling! Daar, waar de H.Geest intrek neemt, daar stort Hij eerbied en liefde in bet hart. Hij is een lankmoedig Onderwijzer, een trouwe Raadgever, een barmhartige Ondersteuner, een magtige Helper, en liefderijk Vertrooster, Hij is, op den weg naar het graf, een Leidsman , die nimmer vergeet noch verlaat; en zouden zij, die Hem als zoodanig leerden kennen, Hem niet hartelijk liefhebben? Zouden zij niet den diepsten eerbied voor Hem koesteren in hunne zielen? Voorzeker, Hem huldigen zij, voor Hem knielen zij telkens ootmoedig neder, iedere beleediging, Hem aangedaan, grieft hun diep in de ziel. Zij kunnen niet dulden, ten koste van welken prijs ook, dat Hij wordt miskend en verloochend, veel minder bespot en gelasterd. En dit geschied op den Vaderlandschen bodem. — Nederland! diep afhankelijk van God, gebukt onder schulden, verteerd door weelde, bij de naburen gehaat — Nederland, hoe diep zijt gij gezonken! Hoe ontzaggelijk zal uw lot zijn , wanneer de lang getergde lankmoedigheid des Eeuwigen Geestes over u een einde zal nemen! Het Pinksterfeest, het feest des Heiligen Geestes, is ophanden. Ik bidde n, Geloovigen! bij de ontfermingen Gods, brengt Hem bijzonder op dien tijd de hulde van uwe harten. Doet dit niet alleen in het openbaar, in het bedehuis, maar ook in uwe woningen, door zamensprekingen, door gemeenschappelijk gebed en gezang — vooral ook in het verborgen. De Engelen eeren Hem. Door Hem bezield en beademd, leven en dienen zij; en zoudt gij Hem uwe hulde ontzeggen? — Hem den goeden Geest, die met eene liefde, die het Engelen- verstand niet kan peilen, in uw onrein en walgelijk hart kwam wonen I — Zoudt gij Hem niet eenigzins de eere zoeken te vergoeden, Hem uwen Levenwekker, uwen Raadsman, uwen Trooster aangedaan? Op het Pinksterfeest voegt ons zelfonderzoek, en wel omtrent dit allergewigtigst stuk, of wij den Geest van christus al dan, of wij Hem niet hebben. Beslissend is de taal van den Apostel: »Zoo iemand den Geest yyvan Christus niet heeft, die komt Hem (chrisics) »niet toe." — De Geest van Christus, de Heilige Geest, welke in het eerste lid van dit vers de Geest Gods genoemd wordt, de Geest van Christus, dewijl Hij niet alleen van den Vader , maar ook van den Zoon uitgaat en gezonden wordt, » zoo iemand den Geest van Christus niet heeft," door den Geest niet is wedergeboren , door Hem niet bewoond en geleid wordt, die komt Hem niet toe, die behoort niet tot Zijne vrienden, die is geen lid van zijn verborgen ligchaam. En hij, die christus niet toekomt; Ach 1 hij staat voor zijne eigene rekening, hij is een dienaar der zonde en der wereld, hij heeft geene gemeenschap met God, en wandelt in de duisternis I Welgelukzalig zij, die de kenteekenen in zich mogen ontdekken van de inwoning des Heiligen Geestes! — Welk een onberekenbaar heil viel hun te beurt! De oogen van hun verstand werden verlicht, om te weten, welke de hoop der roeping, welke de rijkdom zij der heerlijkheid en de erfenis in de heiligen. Hun hart werd gezuiverd van de overheerschende liefde tot de zonde; zij bedenken de dingen die boven zijn, alwaar Christus is. In hen, schoon nog vol van gebrek, is de liefde nogthans tot God en Zijne waarheid sterk als de dood, de ijver voor Zgne eere hard als het graf; zij hebben vanwaar die begeerte naar den Heiligen Geest in u? dat aanhouden in het bidden om Denzelven? dat gevoel van krachteloosheid en nietigheid, hetwelk zoo dikwijls u tot verootmoediging dringt? Is er iets goeds in den mensch? Tan waar dit alles? Overtuigt de Heilige Geest ook niet van zonden? — Daarom »houdt aan in de gebeden, en waak in dezelve met dankzegging.'3 »Die heeft, dien zal gegeven worden, en hij zal overvloedig hebben." » Veracht den dag der kleine dingen niet. » Wacht op den Heere, wees sterk, en Hij zal uw »hart versterken! Toorts, de Heilige Geest is Almagtig. Het stugste gemoed weet Hij zich te onderwerpen; En daar, waar Hij intrek neemt, daar blijft Hij in eeuwigheid. Geloofd zij God! talrijk zijn de toonbeelden van Zijne kracht en genade, door Hem opgerigt. Herinnert u, geloovigen! in het bh'zonder op het Pinksterfeest , wat de Schrift betrekkelijk den Heiligen Geest gebiedt. Diep luidt hare taal \ » Wederstaat den Geest niet;" »Bluschtden Geest niet uit;" „Bedroeft den Heiligen Geest niet;" „Doodt door den Geest de werkingen des ligchaams." Dat zij diep gegrift zij in onze harten! — Hoort daarenboven, welk een heerlijk vobruitzigt zij u in de toekomst opent: »Indien de Geest desgenen, die Jezus uit de dooden opgewekt heeft, in u woont, zoo zal Hij, die Christus uit de dooden opgewekt heeft, ook uwe sterfelijke ligchamen levendig maken, door Zijnen Geest, die m u woont." Naar den wensch van mijn hart worden, in het bijzonder op het aanstaande Pinksterfeest, de vertroostingen des H. Geestes in u vermenigvuldigd! O, die dierbare vertroostingen! Met niets zijn zij te vergelijken; de vreugde, die zij in de ziel wekken, is onuitsprekelijk en heerlijk; zij gaat alle verstand te PINKSTEREN,' HET FEEST DES H. GEESTES. EEN WOORD TER HERINNERING BIJ HET OPHANDEN ZIJNDE P I N K S T E R-F EEST, nooa W. J. KNAP, PBEMKAHT TE DOOESSPWK. Te AMSTERDAM, bij J. H. DEN OUDEN. 1843. In de levende verwachting van Christus, en de inwoning en inroeping des Heiligen Geestes, is alleen het ware leven der Kerk gelegen. De miskenning der persoonlijke heerlijkheid des Geestes Gods is voor eene Kerk gelijk aan dien worm, die aan den wortel van1 Jonas wonderboom knaagde. Zoodra deze Mjn werk heeft volbragt, en er een stille oostenwind opkomt, verdort de boom, en de hitte des daags valt in loodlijnige stralen neder op het onbeschaduwde hoofd van den moedelovzen Christen. Mederlandsche Stemmen, Mei 1838. naam Tan Hervormde Christenen dragen, zich niet ont zien de persoonlijkheid en alzoo ook de ware Godheid des H. Geestes te loochenen. Laat mij u dan herinneren, lieTer nog, u op het hart drukken, dat Pinksteren, het feest is des H. Geestes. Tooraf zij iets gezegd van de woorden, in welke de stelling, wier baarblijkelijkheid ik wensch aan te wijzen, is uitgedrukt! Pinksteren, dus noemen ook wij den bedoelden feesttijd, omdat de gebeurtenis, van welke de Christenheid alsdan opzettelijk en plegtstatig gedachtenis viert, op het Pinksterfeest der Israëlitei» plaats had. Eigenlijk is het een woord van Griekschen oorsprong, en duidt zoo veel aan als, den vijftigsten dag, omdat Pinksteren (het Feest des oogstes der eerste vruchten) op aen vijftigsten dag na den Sabbath van het Paaschfeest moest gevierd worden. Pinksteren, een der Feesten,'die van de vroegste tijden af aan, naar luid der overleveringen, in de Christelijke Kerk zijn gevierd. En dit Pinksterfeest is het Feest des H. Geestes • zoo althans dacht de Christenheid, de eeuwen door. Men noemde het Kersfeest, (Christusfeest) het Feest des Yaders; Paschen, dat, des Zoons; Pinksteren, dat, des H. Geestes. , -ËËM De B. Geest, wie is Hij? Beantwoorde de Belijdenis des Geloofs, der Gereformeerde Kerk in Nederland dez-e vraag! Art. XI luidt aldus: »Wij gelooven en belijden ook, dat de H. Geest van eeuwigheid van ;^s7Matth. XIII: 6, Hand; IV: t, Hand. V: £*?<**| zeer gekant tegen elkander. Zij loochenden, dat er, behalve God, geestelijke wezens waren; ontkenden het bestaan der Engelen, der Li, althans de onsterfelijkheid der ziel, daarbij de opstanding der dooden. (Zie Hand. XXIII: 8). den Vader en van den Zoon uitgaat, niet zijnde gemaakt of geschapen, noch ook geboren, maar alleen van beide uitgaande, Joh. XV: 26, Gal. IV: 6, welke in orde is de derde persoon der drievuldigheid, eens zelvigen wezens, majesteit en heerlijkheid met den Vader en den Zoon, 1 Joh. V: 7, Matth. XXVIII; 19, 2Cor. XIII: 13, 1 Petr. IV: 14, 1 Cor. III: 16, 17. »Zijnde waarachtig en eeuwig God, gelijk ons de H. Schriften leeren, Hand. V: 3, 4, 1 Cor. II: 10,1 Cor. XII: 11.— Treffend ook is het antwoord in den Heidelbergschen Catechismus, op de vraag (Zondag XX): Wat gelooft gg van den H. Geest? — »EersteMjk dat Hij met den Vader en den Zoon waarachtig en eeuwig Gfcd is, enz." Van hoe veel belang is het, deze leer Vast te hou-1 den! Zij is eene der grondslagen, op welke het gebouw des Christendoms rust, eene der hoofdleeringen des Bijbels. Kan er gewigtiger onderzoek zijn, dan naar hetgeen al of niet God is? — Voorzeker, een.van beiden is waar, en. zal- waar blijven, zoo lang er menschen zijn die denken, óf zij, die de ware Godheid?) van den H.* Geest loochenen, zijn Godverloochenaars ,M wij, die haar belijden, zijn afgodendienaars. Immfers wij zijn gedoopt, wij laten onze kinderen doopen/in den naam des Vaders, en des Zoons, en (f) des H. (*) Ik bedien mij van de woorden ware Godheid, om in dit gevrigtigttuk xelfe den schijn van dubbelzinnigheid te voorkomen. Het Ü bekend dat men met de woorden Goddelijkheid van «zus, Goddelijkheid van den H. Geest dikwijls gespeeld heett en nog speelt. Al wat waar en voortreffelijk is, kan men in zekeren zin Goddelijk noemen; maar in dezen zin vindt men ook Goddelijks in de Zendavesta der Persiaanen, in den Koran van juhojul. Men zie hierover onder anderen de zoo doorwrochte Verhandeling van D».s. w. c. rmsmx, over de uitstorting ra» den H. Geest, bi. 182—191. (f) Het verdient opmerking dat het woordje en in onze vertaling, gelijk als in den grondtekst, wordt herhaald. onderzoekt alle dingen, ook 4e diepten Gods, 1 Cor. II: 10. Hij is almagtig, want Hem worden werken toegeschreven, die geen ander dan God kan werken, als schepping, loedergeboorte, leven, opwekking der dooden, Gen. I: 2, Rom. VIII: 11, Joh. III. 5. Hij moét worden aangebeden, Matth, IX: 38. vergel. met Hand. XIII: 1,2, Hand. XX: 28. Paülus zwoer bij den H. Geest, Rom. IX: 1, Verder spreekt de H. Schrift ook op vele plaatsen van de kracht, van de gemeenschap, van de liefde, van den wil des H. Geestes; uitdrukkingen, bij mogelijkheid niet van toepassing op een bloot uitvloeisel of kracht Gods, maar die kennelijk leeren, dat de Geest Gods eene zelfstandigheid is, welke zelfstandigheid geene andere is, dan God zelf (*). Wel hem, die door de bevinding des harten mag weten , dat deze dingen alzoo zijn ! Hij staat vast in het geloof aan deze waarheid; de inblazing van den logen- (*) Allerbelangrijkst schrijft j. t. ie bot , in 's mans zoo voortreffelijk werk, de Goddelijke openbaring enz. II Deel, pag. 135. » Nimmer wat de H. Geest zoo klaar en bepaald als een wezenlijk en onderscheiden persoon, en wel in Zijne betrekking tot den Vader en tot Hem (jizus) voorgesteld, als door jezcs geschiedde in de laatste redenen, welke Hij, in den avond vóór Zijn' dood, tot Zijne discipelen voerde; toen Hij Hem als een anderen Trooster of leeraar aan Zijne vrienden toezeide; dien hnn de Vader, van wien Hij uitging, senden zoude; die in Zijne plaats hen leeren, in alle waarheid en tot kennis derzelve leiden, de toekomende dingen hun bekend maken; Zijne woorden hun indachtig maken, van Hem getuigen, en de wereld overtuigen zonde (Joh. XIV: 16, 17, 26, XV: 26, XVI: 7—14), Te vergeefs toch zon men hier eene hloote persoons-verbeelding willen vinden; daar alles zoo eenvoudig en zoo bepaald is voorgedragen, als immer van een wezenlijk persoon Geschieden kan; zoodat het eene loutere vooringenomenheid tegen de zaak zelve zou verraden, wanneer men zich hier, tegen alle klaarblijkelijkheid aan, etne bloote persoonsverbeelding wilde opdringen. geest, die te jammerlijk invloed uitoefent op het verstand en hart van den natuurlijken mensch, schaadt hem niet, en gaarne juicht hij in de taal van eenen onzer oudvader landsche Zangers den H. Geest eerbiedig toe: Kom, kom, o driemaal Heiige Geest, Ai zegen dit ons Pinksterfeest! Kom, Tortelduif I van 'sHemels dak, En breng ons den Olijventak. Vertrooster! breng ons Christus vrêe, En neem in ons geweten stêe, O Geest 1 maak onze geest gewis, Dat God ons aller Vader is. Gods vinger, die het steenen hert Vermorseld, dat het weeker werd , En cheistüs wet, die eeuwig blijft, In ons gemoed en zinnen schrijft; O gij, die onbegrijplijk zijt, Die 't hart tot uwen tempel wijdt f Die onze inwendigheid herschept, En lust bij ons te wonen hebt. Kom, Godlijk vuur! en steek voortaan Ons koude ziel met ijver aan; Kom, heilig vuur ! verteer, verslind, Al wat in ons nog 't vleesch bemint. Gij, wind des Heeren, leid toch mêe , Der zielen schip in 's werelds zee; Opdat ze, vrij van klip en strand, Bereiken 't eeuwig vaderland. Aldus eert de ware Christel den H. Geest. — Ongelukkig zij, die Hem miskennen of in zijne plaats een heiligen geest, een geest van verlichting, vroomheid en deugd; een geest van liefde, vrede en waarheid zoeken te stellen. Hunne dwaasheid raakt het levensbeginsel der Kerk, — is doodend voor henzelven! — is verloochening van den hoogen en heiligen God! , .Of* zullen . wij,. twijfelenaan, de, waasheid. dezec;gebeurtenis,£r.TMaajc .is het0,gezag yan^^rjp^p^..b^yj(|a iederen:-twijfel: verheven? ^e,lf;getuigt h#^; ^athij ,..ee£ WbrW6-. t^rigten te boek stelde, -eerst. alle.slgeer.jiaav{^s keurig=beeft onderzocht; als, medearbeider. der.,.App.sr len j bijzonder van PAUtus, wordt zijn. naam genoenidj, eu als zoodanig was hij. begiftigd met. de buitengewone gaven des H. Geestes. Hand.; XV; 22, waar hij vqor7 kpmt, onder den. naam- ^an sixas, wordt hij een Pi ofe£,t geheeten. Dit zijn verhaal, og.. hoerele wijzen wordt hetzelve elders in de II. Schrift bekrachtigd! Daaren.^ boven, hetzelve bezit die inwendige bewijzen der waarr beid:, die de opletteudeta^rwege sin de geschiedenis des. Bijbels opmerkt. Of hoe , zou een; verdichteri:4enl,tij.d, en de.iplaats-, de;personen, ten getale van duizenden., hebben aangewezen, w|afe, wannee&jen in wjftT itefBen,tj w:0,ordigheid het hipr door, jbjani medegedeelde,,,.p^aaig g?e'ep:?;::. Zou. hij;,. even als . lttcas deh fzqq cindïp.kwefc^ kende teekenen, die verbazende veranderingjbij) de.pdr gers van jezüs , zoo kort en onopgesmukt „hebben, medegedeeld? Voorzeker > had3^ccAS getocht doiorjijijne manier van verhalen het geloof. ■j$f^d8Berfxte/Aw#B,fc nen, geheel anders-jZjou hij gejBhr^veo(iife^n)e,eni^| gedeelte zijner geschiedenis r miste dat onverklaarbaïei. hetwel(fcais#lthans het .Sdfj^gwfc van h$lzeh§j flftk noa. veelvuW|jt^L8teji^ApogeUj!^ uitleggers,. heeft fjjfo ven behouden.,I) nab ^iras axöb nrv iniiiav 'nriX Lezer! daar de CJifistenheid op Pinksteren dqze ,gebeurtenis plegtstatig herdenkt en^ óverweegtjh.jnoge». wgrdit feest ,niet ..:met: regt hethfe^st dMoMsx Gm(e* noemeieï jiH lub ,n«b j»d iè$fi oèS . «sia iae nabuos ohPiWtfeJerleji oogpunten : laat zicha deze-, geschiedenis beschouwen ;r-vergunt mij ^ dat-ik. eenige de/-zelv#rftftftwijze! Zij is de geschiedenis der plegtige inwijding der Apostelen des Heeren. De Apostelen, wie waren zij? — Immers ongeletterd, deelende in de grofste wanbegrippen der Joden ; onleerzaam en onaanzienlijk; zij hadden het vooroordeel van geboorte, landaard, levensstand, met een woord, alles tegen zich; en nogtans, zij moesten, naar het plan van den Heer, eene hervorming, zoo als nimmer voor hen heeft of na hen zal plaats hebben, bewerkstelligen; zij moesten der Joden schadnwdienst voor vervallen verklaren, de ingewikkelde menschcnvonden der Pharisèè» ontwikkelen en ten toon stellen; zij moesten met de wijsgeeren der volkeren in het strijdperk treden, en derzelver Goden als niet-Goden doen kennen; — Tanwaar die kloekmoedigheid, die wijsheid, dat gezag, hiertoe onmisbaar ? — Het gebeurde op den dag des Pinksterfeestes beantwoordt deze vraag. Zg werden aangedaan met kracht ui*4e hoogte, en God zelf sprak door de trefferiêéfe teékenen, op de treffendste wijze: deze zgn mgne gezanten, die zeggen zullen, wat men doen moet.! Heerlijk werd de eere van Jezus, door hetgeen op den Pinksterdag gebeurde; gehandhaafd. Ja, in na*» druk heerlijk. Of kon de verhoogde Middelaar van Zijne Majesteit in den Hemel luisterrijker proeven geven, dan de teekenen i die alstoen gehoord en gezien werden ? Hoe getrouw vervulde Hij Zijne beloften, dat Hij na Zijn vertrek van deze aarde den H. Geest als een anderen Leeraar in Zijne plaats zou zenden; dat die Hem zou verheerlijken; dat Zijne Apostelen met den H. Geest zouden gedoopt worden; dat zij met vreemde tongen zouden spreken. Zoo bleek het dan, dat Hij bekroond was met eervolle heerlijkheid; zoo werd dan4S§be bede verhoord: » Vaderl verheerlijk mg b§ uzelven met de heerlijkheid, die ik bij u had, eer de wereld was.'' — Ün teregt mogt de Apostel petrüs, onmiddelijk na do. uitstorting des H. Geestes, het volk, hetwelk hiervan getuige was, toeroepen: Hand. II: 83, 36, »Htj dan door de regterhand Gods verhoogd zijnde, en de belofte des Heiligen Geestes ontvangen hebbende van den Vader, heeft di( uitgestort, dat gij nu ziet en hoort. Zoo wete dan zekerlijk het gansche huis Israëls, dat God Hem tot een Heer en Christus gemaakt heeft, namelijk.dezen Jezus, dien gij gekruist hebt." Een onomstootélijk bewijs ia deze geschiedenis van de waarheid en Goddelijkheid van het Evangelie. Of v*»W*gij, met andere woorden, dat het Evangelie waar en van God is geopenbaard, ingegeven, medegedeeld. Hoe, zou de Heilige en Begtvaardige, het zij met eerbied gevraagd; de zaak hebben bevorderd van bedriegers of dweepers (*) ? Wanneer wij vergelijken de onderhavige geschiedenis met die der wetgeving op Sinaï, dan valt ons, bij zeer veel verscheidenheid, de treffendste overeenstemming in het oog. En zal nu deze de Mozaïsche openbaring staven, gene niet de Christelijke? Moest de nieuwe huishouding niet op het (*) «Het is geene dweeperij ," schrijft wiiits ras, »gelijk de vijanden der ware Godvrucht willen, wanneer iemand niet slechts uitwendig Godsdienstig, maar ook inwendig Godvruchtig is, en dus bevinding heeft van Godsdienstige aandoeningen, van haat, liefdedroefheid, blijdschap, ens. Het is geene dweeperij, wanneer men gelooft, dat de werking van den H. Geest bij het Woord van God ten hoogsten noodig is, en daarop prijs stelt, enz. Maas wat is dan dweeperij? Zij is , in het kort, die krankheid der ziel, waardoor men, in het oordeelen .en handelen, met opzigt tot de Godsdienst, niet het verstand en de H. Schrift, maar levendige inbeeldingen en het gevoel ten regel neemt." Beknopte Beoefening,leer, II Deel, pag. 185, 186. plegügst worden ingevoerd, en d,e oude'MojsaïsChe even plegtig afgeschaft, alïiiBfi weker,* ojfj Sin» door God BKSiairigesreldSld--^ iBaarenboven, johannks\ de Dooper had> $erhourH§d.: »Ik doop u- we^meti \aater %ijmar Hij 'komt, die sterker is dan ik, wien:ikyniei tóaardig ben den riem vanvZijne schoenen te ontbindenX; déze zuV u met den ff. Geest en met »m«^\(rnet den Hei* Hgen en vürigen>, vdkt Si^VTmittijver brandenden, en verHfchtenden Geest) doopen:" en-Jetteri^fezieBUwij de voorsp'ewhig tan de«en eerwaardigen boetgezerj^b de gesChiiJt denis van de uitstcffttagaVdaa^&Gtf^ \OEene proeve wan de trouwe .vGo*, in de vetwuSv ling .Zijner belopeny: levert ons mede deze .gèscifflfiff denis. JNiet alleen?, bad de Heere jezüs zelf)hwu> met steedsijstobnemende Uafttheid en duidebjkheid aangek koddigd en belo4ifd^dd»*r ook de f(^8g«BMti»d»an dën odden; dag hadden dezelve duidelflfenrooïspeld. Dé J^Dofeet JOëL (HdofdsL H) kondigder deze gebeuïtdma r^,Wgil«ar .aan, dat de Aposfid r^ns* onniidaëügk na de!iu5totorfing;ode*»iH.:;Geestes, in het msdderirdeiJ Tgmaenal/van zijnen Heen, zich (Op^dez&,tiroöxspelling berfoopt én haar uitvodrfd aanhaalt. oOpmerftèlijk is de taal bij Jes. XXXII: 15: »Tot dat over ons uitgegoten Mjirattie d& Gee#bêfii/Xtt: ^öju.voert Jehova sprekende in: njfah. »over het huis van David en oveThtföinwonefaMi Bat zij verre. Neen, » niemand kan zeggen Jezus Chrislus den Heer te zijn, dan door den Heiligen Geest.xi fföfc. 1»IY 44, 45, 65, Matth. XI: 25). Ja al is het, dat wij1 «anvankel^t door het geloof in christus tot God zijn wedergebragt, zoo blijft nogtans de behoefte aan den Heiligen Geest voortduren: waarom de Apostel patjIiTJS hun, die hij Heiligen en Geloovigen in Christus jezus had genoemd, verzekerde; »Ih houde »niet op voor u te danken, gedenkende uwer in mijne »gebeden: opdat de God onzes Heeren Jezus Christus, »de Vader der Heerlijkheid, u geve den Geest der »wijsheid en der openbaring, in Zijne kentuVP'(name»lijk) verlichtende oogen uwes ver stands, opdat gij »moogt weten , welke 'zij de hoop van Zijne roeping, »en welke de rijkdom zij der heerlijkheid van Zijne »erfenisse in de heiligen: en welke de uitnemende ■>•>grootheid Zijner kracht zij, aan ons die gelooven, »naar de werking der sterkte Zijner magt, die IfgF »gewrocht heeft in Christus, als Hij Hem uit den »dooden heeft opgewekt: en heeft (Hem) gezet tot vtZijne re§tfer(hand) in den ■hemel.'1'' (Ephes.I:16—20). En niet alléén de kruisgezant paülus dankte en bad alzoo, maar ook de geloovigen door alle tijden heen hebben den Heiligen Geest voor zichzelven ingeroepen. Ook in den tegenwoordigen tijd, zij drukken hunne zielszuchten om Deszelfs bewerking in deze of dergelijke bewoordingen uit: O Heiige Geest 1 mijn lieht, mijn leren ( Hebt ge oogen aan mijn blind Terstand, Wijn doodig hart gevoel gegeven, Mijn «iel naar mus kruis gedreven; Ai! houd, o GeestI san mij de hand! Mijn trotscbheid durft zich veel vermeten; Maar 'k zie, hetgeen ik zie, verkeerd: 'k Heb, 't geen ik leerde, straks vergeten, 'k Zal niets van mij of jeuj weten, Zoo gij mij 't zien niet daaglijks leert. Boe dikwijls is mijn hart gesloten, • Alsof er hel noch hemel was! Gods Treeze bleef er uit verstooten , De laauwheid in de plaats gesproten, Zoo daaglijks niet me uw trouw genas. Hoe zal ik jeu» ooit beminnen? , Hoe val ik smeekend God te voet? Hoe zal 'k een deugdzaam werk beginnen; Een enkle zondedrift verwinnen. ■ Zoo Gij mij niet gelooven doet? Ai! geef, dat ik mij daaglijks kenne, Opdat ik daaglijks mij mishaag; 't Hooit naar t verleidend schijngoed renne, Hij daaglijks aan 't geloof gewenne, En hier het beeld van jszus draag! 'k Moet in deex* geeslelooze dagen Toch nimmer u, o goede Geest! De schuld van ons gebrek doen dragen; Haar, als we uw invloed missen, klagen: sik ben er de oorzaak van geweest!" Laat nooit de zonde triumfeeren; Het bloed van «zrs eischt haar dood! Betoon uwe Almagt j mij leeren Den vijand moedig af te keeren, "4Nsb 'k door 't geloof ten afgrond stoot I Ai! Geef, daar 'k mij aan God mogt wijden, Dat ik mijns Meesters raad hier dien! En, moet ik ooit voor Ham lijden , Laat, die 't mij boodschapt, mij verblijden ; 1 Geen kruis mij ooit beswijken zien (*)! . i*) Stichtelijke Mengelpoêsij van a. vur sin» en », i. vi» sa ka8tkm1. Of zal het ibeter^t^B^inj de gemeenschappelijke en bijzondere gebeden den Heiligen Geest niet te noemen en alleen te spreken Van* oe% ^ófde^ken zegen ? Doch waarom dit? — TiHC.ie. gemoetkomiOg van eene den H. Geest vijandige werel »ja ook de wederkc^fp'^^IM, WïfrtilBP***» 0 »Heere God&>u Jaoj^nHöatfe^WSÏiïr kiaan de regterhand des Vaders verhoogd,. en heeft »de belofte des (*) Teregt wordt in de Eögelstthw^^^ebeitoirfi *0 God, die uw Onderwijs in de harten van uw :volk, dowiuS Kali» vaiHuwen Heiligen Geest,.swidtlthreetyidatiwij, deériitontelfik^Odh een regt inzien mogen hebben *» all«i«agei£> ^St^ragtigl^^^t te vergeefsheeft ltjcas dit woord in zijn rerhaal ingevoegdpoEeösteiiamigheidv t^ is, -als eene krachtige Tiengel"'der gebeds : » Indien daar twee, dus betuigde ^«HfeeV^MattHi XVIII: .10) van u te zamenstemin^v%p^^^^rd}»^\e^èr^ieenig\: zaak, die ify''-'zouden mogen bégeeren; die zal htm geschieden van mijnen Vader, die in de -Hemelen s«v>' En weder elders:' »Hieraan zullen zij allen bekennen , dat gij^mynh discipelen zijl, zoo gij liefde hebt onder mafkdnderif$'°%éïijfc ^at^-vaa*eenen -loaijbnden «torni; doch daarin was hetzelve Tan den wind onderscheiden.'. d*t JwstAlgkhaar, Wik den. .Hernel; nederdaalde,, ^gp zich bepaalde tot het vertrek, waar de Apostelen mét. bun gezelschap zich bevonden, zoodat de aandacht van allen, die in den Tempel waren, derwaarts henengeJejd werd. „En van hen" dus luidt het derde vers, »werden gezien verdeelde tongen als van vuur," vuurvlammetjes, die natuurlijk de gedaante van tongen hadden, en aan de einden gesplitst waren* »en het zat op een iegelijk van hen;" waarschijnlgk met stfflen glans boven hunne hoofden flikkerende. Wij mogen het er voor houden, dat dit verschijnsel eenigen tijd is blijv*p voortduren, althans de Apostel Pïtrüs hooren wij in de redevoering, bij deze gelegenheid met zooveel kracht uitgesproken, betuigen: »ffij dan door de regterhand Gods verhoogd zijnde, en de belofte des H. Geestes ontvangen hebbende van den F ader, heeft dü uitgestort, dat gij nu ziet en hoort." Wind en vuur, — voorzeker! beelden in de natuur tan hetgeen de H. Geest in het rijk der genade uitwerk*. De wind blaast, naar het getuigenis des Heeren, waarhenen hij wil, en niemand weet, van waar hij komt en waar hij henengaat: alzoo is de werking des Geestes in het menscbelijk gemoed onnaspeurlijk, ondoorgrondelijk, terwijl hare wezenlijkheid zich in de uitwerk«els onmisbaar openbaart. Gelijk het vuur de metalen in den smeltkroes, loutert, zoo loutert de H. Geest de gansche ziel des zondaars, haar reinigende van hare vuilheid ei» besmettingen. Lezer! verwondere u deze overeenstemming niet! want, gelijk iemand ergens zoo schoen «chreef (*), »de gansche sigtbare schepping is met alleen een beeld, maar ook eene («Is het zoo genoemd mag worden), phisionomische uitdrukking der onafcttr (*) Mr. ». sa cosTA, Voorlezing*» over de Handelingen der Apostelen. Ü8l'. lQke dingen, der geestelijke wereld, des Koningrijks van God in den Hemel." Zoodra het geluid gehoord was en de vurige tongen zich vertoonden, »werden zij allen vervuld, rijkelijk bedeeld, met den H. Geest (*) en begonnen te spreken met andere," in verschillende te voren bij ben onbekende »talen, zoo als de Geest hun gaf uit te spreken." Naar en zoo als de H. Geest hun ingaf. Waartoe, vraagt men, en teregt, de gave der talen ? Ik antwoord: én om tot een geloofsbrief van den Hemel den Apostelen te strekken, én opdat zij in staat zouden ;*§n, aan allerlei vreemde volken het Evan* gelie te prediken. Het is zoo, de Grieksche taal werd in dien 'tijd allerwege vrij algemeen gesproken: doch niet zoo algemeen, dat de Apostelen in dezelve aan een ieder het Evangelie konden verkondigen. Het had toch zijne reden, dat het opschrift boven het kruis des Heeren in drie talen geschreven was. Het beteekent voorzeker iets, dat patjitjs 1 Cor. IIY: 18 »God dankte, dat hij meer [vreemde] talen sprak, als iemand der Corinthische Christenen.'' Trouwens, behalve deze gave der talen, werden den Apostelen nog andere buitengewone gaven geschonken. Immers, voor eene ruime bedeeling met dezelTe wordt doorgaans in den Bijbel de spreekwijze: vervuld te zijn met den H. Geest, gebruikt. Zij ontvingen, gelijk oudtijds de Profeten, onbedriegelijke wijsheid en volstrekte onfeilbaarheid in alles, wat zij, als gezanten van christüs , deden, spra- (*) Dat de onsen teregt niet met eene» Heilige* Geest, maar met den H. Geest hebben vertaald, blijkt (behalve uit Hand. XI: 15, Hand.XVIII:6, vraar oorspronkelijk staat: de Heilige Geest), uit het slot van dit vers,» zoo als de Geest hun gai uit te spreken," alwaar net lidwoord de staat uitgedrukt. hen;" Joh.XIV: 17. » Hij maaktejie^indgchtig.i:ulles:f Mdde^henMsal.^^d^^^^nd^^.hW.r.de tpez kamende dingen.-,^ famjietj uit hetjgeende Heer.£tf 13> 14). Daarbij werden zij, gelijk uit de geschiedenis Wij^iielrffeach43m.(feaas.bekleed, onv4n de&na«» tab «W» w&nde^eiiolte ^én(fe(*e,3,k>ekmQe4jgh$id, oo> d^iéfim^WSbdw gekrWigffefccJe predjkenv;ninj# sfand^aslSghei*» o»-,!*. het ifferk^d^eergn te voller d4»S>t^ft:djttd toe. -^Voegen, wij er nog bft^ftflll bfc>h«4is& gewoonft>gaJten0des GeestestuHRB5tef bezit zij é»t*nk«lijk mogten «Jee^n, ongemeen werdej^yefif hopgop < der 5#»t»w ^klaren: daarbij had 'dfr^deri{*eri onmisbaar vereisohte->in «en wonderwerk];; éetf 'géwfgtig' 'én Godè waar^oogmtók. Het die4e*tot^%»tógWV«»' MïSïpfS JÖSS tan eeuwige zielen. ». Jeruzalem, zal ik uitstorten den Geest, der genade »en der gebeden.^. EzECHië&dWoofderyiliu*TGods naam, » dat Hij Zijnen- Geest in het binnenste zou geven en. bij DANiëL lezen wij (Hoofdst.. IX: 24) deze opmecikelijke tail uit» Zeventitf {toeken zijn bestemd over uw »JolA en over uwe heilige stad, om de overtreding te »sluiten, en om de zonde te verzegelen^ en om de »ongeregtigheid tm verzoenen ,»kn om eene eeuwige genregtigheid aan te brengen, en om het geziqt en den »Profeet te verzegelen, en om de heiligheid der heinlighedeX tóa&Asrii," de heiligheid der heiligheden, d. i. het allerheiligste, de Kerk Gods in te wijden door eenoo»rer*dóedigè uitstorting des iGeestés. Hoe juist en «•iiwkeurig sijn deze voowjiéHn^Bn op den gedenkl* Waardigen dag des ?inksterfeeies).Vemildt*tjro Andéie *oogp¥hte»V itowWèe; deze geschredeais kan bescliouinïv worden, ga ik met stiixWijgen-ybosbij. Le*Wl'g»j houdi met. mij voorzeker, de aangewezene voor hnwgst belangJgLIXflet gezaghder o^oilöfea ,r.fc)e\ wel ligt ons aanihuflelVeVigelegett i *dw«*fei^ Gedienstige* Kjdeh:^ipbbnw«d dpsjJiBt^oridament der Apostelemea Pr ofetënys wearTeh-vMBi^B ohris t üs de uiterste hoeksteen fct'tfullen wij ons niet vvesblij^rinid^sneèrlijke zè%e*. pfaal des Verlossers over \Zijn\et rgandenv '^fJaisw temjfce handhaving van Zijne eer ?-— Versterkt té worden mTdesiowrtuhjing aangaande de waarheid en de Goddelijkheid des! Evangeliums, het Oude Testatdent^ed •taaifd cWiiien dorfr het Nieuwe k«piiwederk'eet%iiktf* INieuwe door het Oude, zijn vorzetetïzakenorbdr ons van het uiterste gewigt. En toch, op hefciPii'kstërfeett'/ Atbl'de Christen gevoelt zich onvoldaan, wanneetyker» niets anders dan het boven aangewèzene ter bepeinzing wordt aanbevolen ; op Pinksteren wil hij varfnjSn i»| tt^lïnU e»b oandUioV/ ab Geest niet alléén hooren, maar ook den H. Geest aanbidden , Hem danken, zoowel voor Zflirofcétengewonei als gewone en «aligmakende gaven, - Hem verheefüj* ken. En geen wonier, want de geschiedenis van het gebeurde op den gedenkwaardigen dag van het eerste Einjksterfeest na jkzüs hemelvaart is de geschiedenis der openbaring des H. Geestes. Maar hoe, was dan de H. Geest onbekend onder de oude Bedeeling? Heeft Hij dan voor de meermalen genoemde wondergebeortenis niet krachtig gewerkt ? m Ik antwoord: voorzeker. Immers het Oude Testament is van de daden en werkingen van dien Goddelijken Persoon vol. Allerwege komt Hij in hetzelve voor als de Almagtige Levenwekker, Verlichter, Heiligmaker en Bestuurder in de Kerk des Heeren. Mozis bad daarom: »Och of al het volk des Heeren Profeten »waren, dat de Heere Zijnen Geest over hen gèntth (Num.XI). david, Ps.LI: v>Neem uwen Heiligen Geest »niet van mjj»" En weder, Ps. CXLIII: »Uw ge*di » Geest geleide mij in een effen land." Van daas het diep vernederend en ontzaggelijk getuigenis (Jes.LXIII: 10): »Maar zij zijn wederspannig geworden en zy hebben »Zijnen Heiligen Geest smart aangedaan: daarOni »is Hij hun in eenen vijand verkeerd, Hij zelf heeft „tegen hen gestreden." — De Geest des Heeren werkte in BEZALEëL en aholiab , de kunstmakers van den Tabernakel; Hij bestelde de helden en volksreddérs; bestuurde de Koningen van Israël als de Stedehouder* van Jehova; Hij sprak in en door de Proféten. En wat betreft het Nieuwe Testament, wij souden zeer dwalen, indien wij ons inbeelden, dat de AposteieA en volfeliBgen des Heeren vóór den groeten en plegtw gen Pinksterdag niets zouden ondervonden hebben van de werkingen des Heiligen Geestes. Het tegendeel blijkt zonneklaar. Immers, op de heerlijke belijdenis van petbüs (Matth. XVI: 17) antwoordde hem de Zaligmaker, »vleesch en bloed heeft u [datj niet geopen»baard, maar mijn Fader, die in de hemelen is (*)." Na Zijne opstanding blies Hij op Zijne discipelen, en zeide: » Ontvangt den Heiligen Geest." En nogtans , wij honden staande, en kunnen elkander niet genoeg opmerkzaam maken op deze -waarheid, »dat de geschiedenis, die de Christenheid op Pinksteren her* »denkt, de geschiedenis is van den Heiligen Geest." De zaak is eenvoudig. Men houde slechts onder het oog het gewigtig onderscheid, hetwelk er bestaat tusschen de werking en de openbaring Tan Gods verborgenheden. De Heilige Geest werkte door alle tijden heen, maar op den dag de^;Pinksterfeestes werd Hij op de luisterrijkste wijze geopenbaard. Hetgeen met den Persoon des Verlossers gebeurd is, strekke hier tot opheldering! In de Toortijden, getuige de H. Schrift! was de christüs ook het Toorwerp des geloofs. Hij Tergaderde, Tan den beginne der wereld af, de Gemeente, die Hij zich ten eeuwigen leTen heeft uitverkoren; Hij waakte met de meeste zorgvuldigheid voor al derzelver belangen (f). (Joh. V: 46, Hand. XXVI: 22, 1 Petr. I: 10). Nog meer, gelijk de kruis(*) J. J. i* aot, t. a. p. deren tekst aanhalende, voegt er hij: mmvs beschouwt de waarheid, welke de Apostel beleed, ab boven »het natuurlijk begrip. (dit beteekent voorzeker vleesch en bloed) «verheven, en alleen door eene bijzondere Goddelijke verlichting »in te zien." (f) »Het is veel Godvruchtiger," schreef ergens de geleerde wrrsros, sin het Oude Testament, Jtzos ook somtijds-daar zich te hersinneren, daar Hrj zich mogelijk in het geheel niet, immers niet • zeer klaar, ontdekt, dan Hem daar selfs te loochenen en eenen »anderen in Zijne plaats te stellen, daar Hij nogtans allerduidelijkst »te vinden is." L 2 dood dei Heeren:ji «èlifi eerst plaalts bitd.in(^e.TolaéiW dei. »fidni9'eene terugwerkende! kracht hééft gehad ■t» zaliging Tan de geloóvigenV'dés O. Testaments: alzoo (men lette hier wel!) is de openbare uitstorting van den Heiligen Geest op den Pinksterdag, als. het ware, het middenpunt en de brons&pmSkii' alle Troegéretenjatére werkingen ens jopenbaringen Tan den Heiligen Geest 90* der Israël zoowel, ais onder het Christendom, na de verheerlijking des Heeren, haren oitespitoig nsmeBiojr»: EnVirat aangajftknfte gevolgen dezer gebeurtynifc;, zij vzullenl xiefcouitstrekkaheddtódV wederkoniït van: «hrKIüs inrjHöerlijkheW ;il(w«»t iedere'Ifaeriw» Jevensopwekki|g<ï iedere zegepraal over de vijande«!*d«ftjH*»sen){> iedere bekeering« VEttldeft.feendatt;)»» God door CHRlsïS*ladj| èèn werk van den Heiligen Geest. Een gevolg in de orde der Tan God geordineerde gebeurtenissen ven 4° Inisfenrpeen wondervoflo uitstorting desjHeiligen,GSestes ep den Pinksterdagul Hét5ifbflïR}gemi wtiddöEly{«dö.t de Profeten van den enten; dag met de^e toekomende wenderbare «tslortiijgifdejaHe^ljgen Geeaies;juoog waren ingenomen!, «i^V.-geljjkiawiji^eedsI hjajinneid*»i>'vart> de» zelve geprofeteerd hebkeju JDaarom ook noemt dtiApPftt tel PAttiJS dé? heÜiening'des. Evangeliums bij.ipitnemenheid »de bediening des Heiligen GeesteWidaaröm voegt de Evangelist JOHAgps, de b^ti^gbifc Tau^de^TZa^'ginaker, op denJbatrtfi» dag van het Loofhuttenfeest in den Tèmpel 'luide geWP,!(Joh. Vffl 38 , 39)4 AÜÏÏH* §è de ScWift zegt, stroobten des leyi■eindigen, waters zullen,uit,zijnen buik vloeijen," deze belangrijke opheldering toefc,^.E« dit zeide Hy, van yy den Geest, denwelken ontvangen • \zou$en ydie,inxHetx ngeloMéh^'ÏFÜnt de HVtiige Geéü&was nog niet,' over* yy mits'"Jezus nog niet sterkeerlijkt toot.$ Wij mogen dus op goede gronden Pinksteren; het feest;- desr .Heiligen. - Geestes noemen,. En .zon onze belangstelling in dit feest niet groot zijn ? Voorzeker, geen waar Christen j die nipt hoog ingenomen, is met den H. Geest. Hij is .de Eejrjgg-en Algenqegzame Levenwekker, de Uitlegger, de eenige Uitlegger der H. Schrift de Heer des oogstes? Zouden wij .niet in.dit feest belang, hoog belang stellen, daar wij den Heiligen Geest tot onze gelukzaliging zoo dringend behoeven; (daar de Heer Hem ook. ons wil geven; daar Deszelfs werking zoo hoogst weldadig en redelijk .is. ?. m Ja, de zaligmakende gaven van den Heiligen Geest , zullen...ara behouden worden , kunnen wij niet.missen. Zij zijn ons onontbeerlijk. . Zonder dezelve, wat baten de", sterkste drangreden en\} ten goede;..de nijverigste pogingen, tot onze redding aangewend; wat baat zelfs de krachtigste Evangelieprediking ? (Deut. XXVIII: 4, Jes. VI: 9, Hand. XXVIII: 23—27). . Qns verstand , hetzelve is verduisterd, ja blind. geworden door de zonde, die al de vermogens onzer natuur in wanorde heeft gebragt en onbekwaam gemaakt, zoodat paülus, 1 Cor. II: 14, getuigt:,. »De natuurlijke mensch.be»grijpt niet ,de dingen die des Geestes Gods zijn, ze ■» zijn hem dwaasheid; . hij kan ze niet verstaan, om* »dat ze geestelijk moeten onderscheiden;, dat is bepor»deeld, worden.'1'' Met de waarachtige en zuivere liefde tot God, hebben wij ook de liefde tot dje waarheden , welke op de eer en dienst van God hare betrekking hebben verloren." ' ü'FFet b'èdMhen'öHzës''vlêêsches is vijandschap tegen God " 'En zouden, wij dan verlicht, geheiligd en voor. den, hemel kunnen..gevormd worden zonder de krachtige werking des Heiligen Geestes? — (*) Zie P». CXÏX:"ia[, Luk. XXlVi ÏS^'EpK^ïl'l^ia. Geestes ontvangen!" (Hand. II) En hoe stellig, hoe nadrukkelijk is Zijne belofte: »Indien gij, die boos zijt, »weet uwe kinderen goede gaven te geven, hoe veelte nmeer zal de Hemelsche Vader (wie,is de sterveling, »ig God vergeleken!) den Heiligen Geest (de beste »van alle gaven en met Hem alles) geven degenen, die »ffem bidden." En die belofte, Hij vervult dezelve gewis ; de Hemellingen erkennen dit met dankzegging; Z§ne vereerders, die nog in dit tranendal zijn, gevoelen «ulks met bhjdsehap in hunne zielen. Waarlijk, ging het ootmoedig smeekgebed om den Heiligen Geest meer Hemelwaarts, eene overvloediger uitstorting van deszelfs gaven zouden wij zien plaats hebben. Er werd allerwese een nieuw leven zigtbaar, allerwege eene opstanding der dooden. Of kon op het ootmoedig smeekgebed de H yGeest meer onbepaald worden toegezegd? Is de Christus, die deze belofte deed, niet eeuwig de Getrouwe ? Heerlijk is de werking van den Heiligen Geest! —' Och dat wij ze kenden bij heugelijke ervaring! Hij is een Geest desgeloofs (2 Kor. IV: 13) der wedergeboorte, (Joh. III: 3); door Hem worden wij naar het beeld des Heeren, in gedaante veranderd van heerlijkheid tot heerlijkheid; (2 Cor. III: 18), versterkt in den inwendigen mensch (Eph. III: 16). Hij is degene, »die de zwakheden der geloovigen te hulpe komt, die' »in hen bidt met onuitsprekelijke zuchtingen" (Rom. VIII); »die verzegelt" (Eph. I: 33, IV: 30), »die vertroost" (Joh. XIV: 16-28), zoodat de geloovigen in Zijne vertroostingen wandelen (Hand. IX: 30). Daarom wordt Hij in de Schrift genoemd de Troos'. ter, de Geest der Waarheid, de Geest der Belofte, de Geest des Heeren Heeren, de eeuwige Geest, de Geest van Christus, de Geest des Vaders, de kracht des Allerhoogste. (*) Daarbij, Deszelfs werking is eene hoogst redelijke werking. Hij verlicht het verstand van den mensch, overreedt het oordeel, buigt deszelfs wil ten goede over. En dit alles verrigt hij op zulk eene liefderijke wijze, dat deze Zijne werkingen van de redelijke werkzaamheden onzer ziel, soms moegelijk te onderscheiden zijn. Laat dan het ongeloof dien Geest miskennen, ja zelfs smaadheid aandoen; de Christen gevoelt zich ten duurste aan Hem verpligt, ten naauwste aan Hem verbonden. Hij heeft »den Geest, die uit God is, ontvangen, opdat hij zoude weten de dingen, die hem van God geschonken zijn." »Uit den Geest, dien Christus hem gegeven heeft, hieraan kent Hij, dat Christus in Hem blijft." Daarom zingt hij telkens op hoogen toon: Het heil der zondige aard' ligt aan den Heilgen (leest t Hij schenkt (wil Hij 't) op eens een eeuwig Pinksterfeest. Hij neemt de droefheid weg, Hij zal de vreugd gebieden , En, wat ook weêrstand biedt, Zijn oogmerk moet geschieden. O! wachten wij dan enkel van den Heilgen Geest, En niet van ons, voor de aarde een eeuwig Pinksterfeest. Hoe gelukkig voor diep gevallene en reddeloos verlorene zondaren, dat de H. Geest ons in den H. Doop heeft verzekerd ons te willen toeëigenen, de vergeving der zonden, en de dagelijksche vernieuwing onzes levens, tot dat wij, onder de uitverkorenen in het eeuwige Ieven onbevlekt zullen gesteld worden. O , verteedere dit onze harten! Ja, hoezeer wij duizendwerf trouweloos waren omtrent dien Geest; Hij heeft nog deze be¬ rt Ook oousn», vriens persoonlijkheid boven iederen redeUjkeré twijfel is verheven, noemt de Apostel i Cor. ■ 24 de kracht Gods, elders, 2 Cor. IX: *5 gave.