£)d (toncovbaat NEDERLANDS VREES EN VERWACHTING. DICHTSTUK. AMSTERDAM, nu S. J. PRINS. Maart 1841. Hij 's vrij, 'die aan der Vorsten «ore» De suivre waarheid nooyt bespaart, Die hun 't onaangenaam doet hooren, Als 't Hen voor schand' en schaè bewaart. VAN HAREN , Lierzang: dï vauiiEiit. 't Jaar Dertig heeft vergeefs gesproken, Met al zijn* jammer, schrik en wee; De noodstorm is weer losgebroken, Beroert weer de aarde en schokt de zee *£ Geweld, dat Neêrlands kroon begeerde, De helft des Rijks voop «ich verheerde , Zwaait dreigend Rome's Priesterstaf, Het eischt, stoutmoedig en vermetel, 't Gezag der Kerk op hassaü's zetel, En dwingt Hem onderwerping af! ho jol a's nakroost smeedt den keten, Die Neêrlands Koning kluistren zal, En wat hier groot en vrij mogt heeten, Zucht haast in boei, of neigt ten val! Wat eenmaal 't Voorgeslacht moest lijden, De vrucht van tachtigjarig strijden, Door trouw gekocht, met bloed betaald — 't Is al vergeefs! Het Land verloren, En 't Volk een slavenstand beschoren, Als Romé's Bisschop zegepraalt! Wat staart gij op die martelvuren > Waar 't Heilgeloof de zege won, Als Rome feest houdt in de muren', Die Spanje nooit vermeestren kon? Vergeet veeleer, moet ge alles derven, Uw BREÊRo's , douza's , van der werven , Met marnix , bloois en lancelot ! Nog eens : vergeet uw Hasselaren , Uw ruijters en uw kortenaren , Met nassaxj { eens uw steun, naast god ! Verstrooit der Vadren koud gebeente; Rukt eersten wiLLEMS tombe neer, En sticht, uit puin van 't grafgesteente, Een praalzuil, gerards naam ter eer; Laat dan, in afgedwongen zangen, Granvelle en flits uw hulde ontvangen, Verheft hun grootheid boven 't zwerk; Van daar moet alva's glorie blinken, ' En 't loflied voor de vargas klinken, Bij 't Orgelspel der Bisschops- Kerk! De toekomst nadert onrustkweekend, En doemt het Vaderland ten val, Wanneer oranje 't handschrift teekent, Dat Rómes heerschzucht schragen zal. Als dan, wie Christus leer beleden, Wier Vadren voor 's Lands vrijheid streden, Vernederd, naast hun Koning, staan, En hen, als voorregt, is beschoren, Gedwee naar 't hoog bevel te hooren, Dat Rome geeft van 't fatikaan! Maar neen : oranje is hier nog Koning, Hij denkt aan 't roemrijk Voorgeslacht, En dankt het zegel op Zijn krooning Niet aan des Pausen oppermagt. Hij , wien geen F^pftrsprong zag bez wijltw, Die, strijdende in een kring van ] ijken, Bij JVaterloo , Zijn bloed vergoot, Hij , die Öüd^Neêrland regt verschafte, Toen Hij 't verraad bl$!-Leuven strafte, Hij is — voor Rome's slaaf — te groot! Houdt moed dan, Broeders! Landgenooten! Eenmaal van 't Pauslijk juk bevrijd: 't Heeft uit, wat Rome heeft besloten, Als gij door eendragt magtig zijt ! Nog stroomt het bloed der vrome Vadren Een onverbasterd Kroost door de aadren, En I— god is magtig — wijs van raad! — 't Weêrgalme luid, uit duizend monden: »Met'Rome's Bisschop geen verbonden — » Geen Staatsverdrag — geen concordaat!"