■08 ZEDIG-VRIJMOEDIGE BEDENKINGEN TEGEN EEN, IN GERUCHT ZIJ ND , CONCORDAAT, TÜSSCHEN Z. M. WILLEM IL :/X £N DEN PAUSELIJKEN STOEL. TWEEDE DRUK. TB AMSTERDAM , BIJ A. B. S A A K E S. 1841. Waakt! Woord des Heeren ZEDIG-YRIJMOEÜIGE BEDENKINGEN TEGEN EEN, IN GERUCHT ZIJND, CONCORDAAT. In het Algemeen Handelsblad, van Wpeijsdag 30 December 1840, (laat te lezen: „Z. M. heeft beOpten het in 1827 met Rome „gefloten Concordaat, welks uitvoering tot „nog toe was gefchorst gebleven, eindelijk „ in werking te doen brengen, en dat in dien „ geest inftructiën aan onzen gezant bij het „Paufelijke Hof zijn afgezonden." Zou het waar zijn? Ik twijfel. Ligt is het eea los gerucht, meer niet; gaarne aangegrepen door de wenfchen van het nieuwsblad, hetwelk onlangs in het decoreren van den goeden Bisfchop van Curium het voorname bewijs wilde gezien hebben, dat onze geëerbiedigde Koning zijne Ridders doorgaans allergelukkigst gekozen heeft. Ik volhard dan omtrent het gezegd berigt, tot nadere legale verzekering toe, 1 io het onzekere te zijn, Intusfchen, gelijk bij een dergelijk couranten-woord men vermeent: men verneemt, dat voor een nieuw Ministerie waarfchrjnlijk zullen benoemd worden de Heer de Jonge en Op den Hooff , menig, een zal uitgeroepen hebben: „ O! „dat ware eene regt goede keus van Z. M." zoo heb ik niet kunnen nalaten, bij wat driftig vooruitloopen, over het ter fpraak gebragte Concordaat na te denken, en, naar de mate van mijn inzien, te gaan overleggen, of het al dan niet wenfchelijk zij, voor goed dan verderfelijk te houden. Ik nlb dat getoetst aan drie- vragen: Is het noodig? Is het raadzaam? Is het voor den Koning voegzaam en oorbaar, bijzonder bij den aanvang zijner Regering ? Van welk toetfen bij mij de uitkomst geweest is: Neen! het ware niets goeds, veeleer in groote mate verderfelijk; het is niet te wenfchen, maar te 'vreézen en te fchuwen. Ik ga deze mijne overtuiging aan mijne Landgenooten, zoo Roorüseh-Katholijken als Protestanten, in weinige bladzijden mededeelen. Vraagt iemand: Waarom? Ik antwoord, omdat ik mij in gemoede er toe verpligt houde. Voorts is het de vurige weaseh, ja Wrjft het de hoop des fchrrjvers, dat zijn gefchrijf meerendeels vergeefsch werk moge zijn, en alleen zal geftrekt hebben om zoo velé het te overleggen en aan te gaan Paufelijk1 verdrag voor begeerlijk achten, hetzij min nadenkende Protestanten en Roomsch-Katholijken, hetzij juridifche en diplomatifche mannen van beide Kerken, met de teleurftelling hunner begeerten te hevredigén. 1 Onze Koning — zegt men '+~"$jÈni ten behoeve van. zijn Rijk met Z. H. over een Cèneordaafïia.n-* delen. Zou het noodig zijn? Zulk eene vraag komt. bij het ondernemen van groot, tevens in vele opzigten bedenkelijk, bedyjjf :allezins te pas, vermits voor noodzakelijkheid zelfs zeer groote zwarigheden moeten wijken, maar ook groote bedenkingen van zulk bedrijf wijsfelijk, moeten doen afzien, zoo geene noodzakelijkheid het eischt. Ik vraag dan: Zou een Concordaat met den Paufelijken ftoel voor het Noord-Nederlandfche Rijk noodig zijn? Tweeërlei noodzakelijkheid is mij voor den geest gekomen. De eene en de andere ga ik onderzoeken. De eerfte noodzakelijkheid, die ik onder het oog heb, kan fchijnen gelegen te zijn in de overeenkomst, ten jare 1827, tusfchen onzen voormaligenKoning en den Paus gefloten. In die overeenkomst waren, nevens de Zuidelijke, de Noordelijke Provinciën uitdrukkelijk begrepen. Het handelen over een Concordaat en het fluiten daarvan, thans in gerucht, ware dus niets meer en niets anders dan het begonnene voortzetten, of wel het wederzijds vastgeftelde ter uitvoering leggen; waaraan* mdien willem II zich onttrekt,, hij op weinig, waardige wijze reeds gedane flappen laat te niet loopen, of zelfs aan een, door zijn Vader gegeven, heilig woord ontrouw wordt. Dus moge het fchijnen; maar ik ontken, dat het werkelijk zoo is. Zoo verre toch de Noord-Nederlandfche Provinciën in het, ten jare 1827 gefloten, Concordaat mede begrepen zijn, is daarbij oogenfchijnlijk vooronderfteld, dat die de eene helft van het groote Nederlandfche, deels Zuidelijk- deels Noordelijk-Nedorlandfche Rijk uitmaken; welke grond weggevallen zijnde, evenzeer vervallen is het daarod fteunende, ik meen de betrekking tot- en het gehouden zijn van ons tegenwoordig Noord-Nederlandsche Rijk aan de gezegde overeenkomst. Heb ik onregt? men oordeele. Van de Zuidelijke Gewesten zijn onze Noordehjke gefcheiden, volftrekt gefcheiden, zoo zeer als van Spanje of Turkije. In de Zuidelijke regeert leopold; over ons, Noord-Nederlanders, willem II. Maar wat betrekking zouden wij dan meer hebben op een verdrag, hetwelk ten jare 1827, ja mede ten onzen opzigte, gefloten is, doch zulks ftaande onze naauwe vereeniging en van vege onze naauwe vereeniging met de Zuidelijke Gewesten; wat betrekking op het Concordaat^ hetwelk destijds van de Zuidelijke op ons ftond toegepast, over ons mede ftond uitgebreid te worden (applicabitur, sera appliquée, luidt de Concordaats-actè); op het verdrag, waarin wij ftonden mede begrepen te worden, vermits het onvoegelijk ware, dat de Roomsch-Katholijke Kerk in het eene deel van hetzelfde Rijk naar deze, en in een ander deel naar eene andere wet zou ingerigt zijn; waarin wij zouden mede begrepen worden, pourque, zegt de Paufelijke bul, dam un seul et même êtat les affaires ecclcfiastiques soient reglées et traite'es d'une setile et mémc manière. (Ten einde in een en denzelfden Staat de KerkarjKe zaken op eene en dezelfde wijze mogen geregeld zijn en behandeld worden.) En niet auders heeft onze vcormiSge Koning'* zaak ingezien. Met mijne lefehou$8g van 'dezelve ftemt zijn bedrijf daaromtrent volkomen overeen. Namelijk , als België ten jare 1830 hem verloochend heeft, acht hjjj 'UJt de overdragt van Kerkelijke bezorging op die van den burgelijken Itand, hoedanige Pruisfen onlangs en vroeger België onder den voormaligen Koning ontrustten, beftaat er iets. Neen dan! geen Concordaat is er noodig van wege gebrek aan orde of aan gepasten fieraad en luister in onze Roomseh-Katholijke Kfttbhu. Maar, zoo er een-vuur, dusver niet uitgeflagen, gevaarlijk fmeult; zoo er een innerlijk woelend kwaad dreigende is; indien menige Priesters in hunne talrijke gemeenten onrust en oproer zaaijen; zoo de leken bier en daar in groote masfa dreigend-het hoofd opfteken! en dan die vermetelheid van fchriften, ruim onder het Roomseh-Katholijke volk verfpreid! Bisfchoppen met hoog gezag zijn er noodig om te waken',Sfë-' bedwingen, rust te verzekeren! Doch ik oordeel niet zoo klein van het Koninklijk gezag, om te vreezen, dat het buiten hoog gezag en hulp van twee, drie Paufelijke Èfefchoppen onmagtig zou zijn, om tegen onrustig-woelen rusten orde te handhaven. Even weinig vrees ik zulk kwaad Van onze Roomseh-Katholijke Priester** die^veeteec, doorgaans althans, van-naarstige en getrouwe ambtsbediening, voorbeeldige zedelijkheid en vaderland-fcbe-gevoelens grooten lof waardig zijn. En waarom :zouden die niet zonder hooge Bisfchpppen aan het hoofd, evenzeer, als op zulker wenk, genegen en in ftaat zijn, om hunne gemeente tot gehoorzaamheid aan de wettige Overheden aan te fBfiien en er bij te houden? Zal het de Bisfehop van Keulen, van Pofen; zou bet een de broglio beter doen ? Ik zie het niet, en meen dan nog eens te mogen befluiten: het Concordaat met den Paufelijken ftoel, waarvan het gerucht loopt, moge nuttig en raadzaam wezen, het heeft geene noodzakelijkheid — •ook niet van wege de orde en rust in onze RoomsehKatholijke: Kerk. Of een Concordaat met den Pauf$jken ftoel voor het Noord-Nederlandfche Rijk raadzaam zij, heb ik dusver in het midden gelaten. Doch van nu aan ga ik het rondelijk tegenfpreken.j Ik beweer, dat het, integendeel, te ontraden is, zijnde van menige zijden fchadelijk en altergevaailgfest. De redenen, waarom ik zóó oordeel, liggen gedeeltelijk in het wezen zelf van zulk verdrag, gedeeltelijk-in den inhoud desszei ven, :?PO als die vermoedelijk wezen zou; als moetende zijn, gelijk men peent, voortzetting, voltoofjing, toepasfing van het in 1827 overééngekömene met de vereenigde Zuiden Noord-Nederlanden, dat isfdan zoodanig een,— mag ik reeds vooruit zeggen, — als we&ig goeds belooft, vermits nap«fcR¥*i voor het, over het geheel gelijke daaraan van 1801, later in 1813, een ander meer vast emyaördeelig bedongen heeft. Het Concordaat in quaestie dan zou het- raadzaam zijn*. Men oordeele. Vooreerst vrees ik, dat aan verdragen, met den Paufelijken ftoel doorgaans, eenige onzekerhefck.€»gen zij, waarbjj de conja$e*r tant, ter andere zjjde, in tijd en wflJCj ligt groote fchadé lijdt. Ik wü-piet twisten ovp 'sPaufeniflff?? feilbaarbefcL Doch | weinig voorwaar mag m^roemejnj zijn*-trouw in aangegane overeenkomften^Dje is te Rome gewis, weinig vast; njfifc.yreemd da'a'r b. v. het vroeger beloofde, bij latere gunftige omftandigbeden» terug te nemen; ook niet vreemd artikelen van het gefloten yordrag in de daartoft- betrekkelijke allocutie bij het Consistorie en in de bevestigende bul zoodanig uit te leggen of te ampliëren, als met dezelve in kenbaren ftrjjd is. Wil men proeven?; Van de eerstgenoemde wankeling teyert, een voorbeeld, onder meer anderen, het Franfche Concordaat. van 1813. Z. H. had het onder teedere omhelzing; van bonaparte aangegaan; hij heeft het daarna als? ftrijdig met zijne hoogheid en regten ingetrokken,, weggeworpen. Van de andere — ja ik weet het niet anders te zeggen — ontrouw doen zich in de vergdijking van het in 1827 gefloten Concordaat met de bijgaande built menige proeven voor; eene zeer duidelijke bij het tweede artikel: Chaque diocèfe aura fan Chapitre et fon Seminaire (Tïlke diocèfe zal zijn Kapittel en zijn Seminarie hebben); hetwelk Z. H. dus uitbreidt en nader bepaalt: Chaque Église Cathedrale aura fon Chapitre. Une dotation convenable et perpetuelle /era affectée a chaque Chapitre, et chaque fiège épiscopal fera de mêmc doté d'une manière'-ferpetuelle et convenable (Iedere Kathedrale Kerk zal haar Kapittel hebben, voor elfeHa» pittel zal eene genoegzame en altijd blijvende dotatie vast ftaan; evenzoo ten opzigte van iederBisfchoppelijken zetel). En of wel het gevaar van dezer$en foortgelijke ata^iiadÉl door het algemeen beperkend onderfchrift Z. M. bij de toegeflane promulgatie der bulle, en door het later Confidentieel fchrijven van den Minister van Binnenlandfche zaken aan de Gouverneurs der Provincièn(*), genoegzaam geweerd**^ hieraan mag men twijfelen. Men ziet er toch klaar, wat de Paus verlangt en drijft; en dat de Bisfchop, met al zijne onderhoorige Kerkdijken, datzelfde, in gehoorzaamheid aan den Paus, drijven zal, vertoont voor hét oog zijne aan gevoegde fcherpe bedreiging aan allen, die van zijne bul titel of jota zou durven afdoen Ikbefiuit: geen Concordaat veilig; geen raadzaam} - (*) Men leze dat schrijven, nevens zoo vele andere stukken meer als tot het Concordaat behooren, afgedrukt in het Werk van W. Broes, De Kerk en de Staat. Deel IV. Stuk ft. Door menige proeven staat daar bevestigd, wat hier in een enkel voorbeel 1 is aangewezen. Ik herlas het stuk, en het bedroefde mij onzen ouden Koning bemoeid te zien met verifediging, zal ik zeggen t of verschooning van zijn gesloten verdrag , als zijnde toch, van meer dan ééne zijde , aanmerkelijk beter, dan het zich naar eene min naauwkeuiige (ontrouwe?) opgave Zijner Heiligheid moest voordoen. Men houde , zegt de Minister, dit en dat voor abusivelijk gesteld , bijzonder dat het onderwijs der jonge geestelijken geheel onafhankelijk in de handen der Bisschoppen zijn zal. En aanlig' geeft Zijne Excellentie daarnevens op te merken, dat als Z. H. wil, dat het Collegium Philosophicum van nu aan slechts facultatic', n et meer verpligtend zij , dat geene ajkeutma ïs, gelijk men het wilde tipvatten , maat veeleer goedkeuiing en iofpiiji.ng van de gtzegde i ..stelling. ■ Ten anderen zouden de kosten van het, in gerucht zijnde, Concordaat niet geting wezen. Zal ik ze «pellen? Welkfi groote fommen voor de aanzienlijke i^mften van den Bisfchop en zijn Vicaris,;, voor zQaïiPaleis; voor zijne prachtige Kathedrale;-Kerk; voor tófe Seminarie met al deszelfs .l^erareft! Men voege er bij het onderhandelen en (luiten vanjNfc verdrag in de heiligé'.ftad zelve; ook het duuj$a$&. ^Bibjijf en niet al^-. goedkoop hao#fltenj; $$4$ Yfflk. den Staatsgezant. Waarlijk vreemd aan deo^ tggr.yajg bezuiniging zijn nieuwe groote uitgaven,^ bang de daarvan uitgaande, boven opcenten gehoopte y^et centen! Ik befluit, dat het Concordaat wel sh& minst aan de zijde van ons deficit raadzaam is. Het Staats-Kerkbeftuur ondervindt wel eens in zijn bedrijf, ook inhet meest wettige, bij deKopmfCijb Katholijke Kerkejijken moeijeirjkheidjm^ ftaan uit grooten naijver op hun Kerkelijk regtu|||fl| zelden is het met de Roomsch-Kathol^ben in ftrg^jen botfing, hetzij over huwelijkj^zegening, of over de fchoolwet, zelfs over openbaar gebed, als voor eene gezegende bevalling der Konjggin, of eener Prinses uit het Koninklijke Huis. Maat jndgjfrjM| die botfing zeldzamer en althans minder opzien barende is, waar de Kerkdijken Hechts Priesteyh^t en Aarts-Priesterlijken rang bekleeden, waar geen Bisfchoppen zijn met gezag over honderd ParoCfêgtfi met ftaf en mijter, met den luister van Paleis en ftatiekoets omftraald» bij waaijende vlaggen tot hSKJige, functie iflÈfede doende, indien de botfing zeldzamer voorkomt en veel minder opzien baart, waar geen beroep is op den Vorst te Rome en op het ver- drag, tusfchen tWtontóiAfiï'födiiög als gelijke-Iförfteïi gefloten j is het dan wel voor het Staatsbeftuur raadzaam^ voor een minder kwaad' BéE'^WW grootere kwaad z-icfiP Op deri-Thais te ladetf? MérV herinnere zich de onaangename en dreigeadètvvïst8nV Waarin onze voormalige Koning, tijdens zijne regering over België, was itigefcWfetfad. Neent hij had die in JSp- Noord-Nederland nooit gekflèd'i dddr was geen de broolio met Bislchoppelijken glans, da'ar' beftond geen PaufelijkConcordaat! En ligt zouden wij van geheel het Pruisflsch gefchil, hetwelk gansch' Europa in den %iond was, en in de Rj}nprovin~ ciên de uitbarfting van een oproer dreigde, naauwelijks het gerucht vernomen hebben, in geval het met eenige min aanzienlijke Priesters gevoerd ware, of althans tusfchen de Kerkelrjtén, het zij Priesters of Bisfchoppen, en 's Konings Staats-Kerkreglement buiten Rome, had kunnen afgedaan worden (*). Maar-indien de Bisfchop, volgens Concordaat, ter keuze van den Koning is, dan immers heeft hij geen' tegenftand te vreeZen, veeleer zal den Kohing in zijn liberalen Bisfchop een magtige fteun verzekerd zijn tegen alle Jefuitifche aanmftiging. O ja, (*) Wel eens, in vroegere tijden niet zeulen, ja nog in hit jongstleden jaar, waren de leeraars, nu weinig aanzienlijke leeraars der Kervorrr.de Kerk, door bemoeijing buiten hun naasten kring , aan de hooge Regering tot moeite en last; en , had ook hun doel iets prijsseüjks , niet te min tot last. Zou dat minder of meerder zijn, zoo ettelijke voorname onder hen, ligt de meest ondernemende , verheven wierden tot Bisschoppelijke hoogheid? Van hiërarchischen geest (de Hervormde leeraar dulde mijn onpartijdig oordeel) is ook de Hervormde Kerk niet overal o( ten alle tijdè*Vöft ' indien nameHjkrde gekozen Bisfchop. wokelijkjisfc die hij bij zijne verkiezing tocfchijnt te wezen, (De Kopfcig-.kan zich be4«eganr en ligter gebeurft dat aan hjfft'dan aan den PausrXj^kj¥)en.nogdaaren-boven, indien de Bisfchop duurzaam blijft,, die hij eerst was; zou hij niet-door hoog Kerkelijk gezag, kunnen omgezet worden?' Doch nader;geziej^gfjfljtj uwe oplossing van mijn bezwaar niets met al. Wat erg is, en het bezwaar, dat ik zoo even geopperd heb, maar al te zeer bevestigt, ja er aan toevoegt, is, dat het Coneqfdaat, in 1827 beftemd om op onze Nedcrlandfche Provinciën toegepast te worden, aan onzen Koning, zijnde Proteflantsge». zind, die gezegde vrije BisfcbjflWfaeus-.niet tc^flaakj Het Kapittel, zoo zegt het Concordaat, zal de lijst zijner Candidaten aan Z. M. aanbieden. Z. Mi heeft het regt om daarvan uit te fchrappen, die hem, niet welgevallig zijlij, .Jagende echter altijd ,zoo vele; ftaan, als waaruit het Kapittel voortgaat zijne keus te doen. Dus, indien alle, geheel de lijst over, hem mishagen* mpe$ wel de Konhig zich laten welgevallen , die hij voor gelijk houdt aan de.afgekemvr den. Het kan echter, en zal'wel zoo zijn, dat bi] geheim artikel eenige meerdere invloed aan Z. M. is toegevoegd ; t» ' w. bij geheim artikel, waaraan toch, indien het, gelijk hier, van de letter des openbaren verdrags afwijkt, altijd iets onzekers aankleeft. En mogt al die heimelijke toekenning volkomen gelden, hoe veel van het Kerkelij|^*erfoneel blijft er niet, naar bepaling van het Concordaat, van alle ftaatsgoedkeuring uitgefloten. De keus van den Bisfchop zal voor de eerftemaal regtflreeks aan Z. H. verbleven zijn. Is er bij dén Bisfëlïopszetet een Coadjutor noodig, ~^8ok dien fielt de Paus aan. De Bisfchop weder Kiest vrij zijn Vicaris; tot hem behoort de aanftellïng van alle ondergefchikte Kerlö&r lijken, en hoe vv^P^Éfrtgeftrekt is diens gezag over zijn Seminarie i (waarover ftraks nog eett; woord.) Den Paus, eindelijk, zijne Bisfchops^WtSttJtuur aan geen' tijdstennijn gebonden zijnde, is het vrij, door middel van lediglating des openen zetels, te dWhP gen en te dwingen, al wat hij wil, ook bepaalds den Prelaat van zijne keus. Het artikel toc%-1tóf het Concordaat van 1813, bij hetwelk napoleon daar tegen voorzien had, heeft Z. H. van het lastere , gewis niet bij louter toeval, weggelaten. Wil iemand, aan^zitae Concordaatsliefde vasthoudende , mij tegenwerpen: het goede van zulk verdrag hebbe men te nemen en vruchtbaar te gefelS» ken; om het kwaad er van te weren, zal wel de ïange Koningsband genoegzaam zijn. Wit hij, ten proeve, mij- wijzen naar de articles organiquesr, welke napoleon dra voegde aan het QètteordaaP van 1801, en waarin hij, gelijk de Paus in zijne bevestigende bulle, allerlei wijzigde, deed ülftHmpen , amplieerde; wijst hij mij op den Pruisliichen Monarch* die zijn weerftrevigen Bisfchop wel wist te regt te Hellen , hij overtuigt- mij niet geheel. Er blijft overig te bedenken, dat niet elke Koningshand even lang is; ehl;?Bèèn Item ik toe, dat bij een -Concordaat met Rome het nfihdere gevaar is rbij den Keizer aller Rusfen (dat, in des grooten nicolaas oog gewis ongerijmde, als mó^Bijk vooronderftetö); ter* wijl het voor den KoniÉlg der N&krtkNederktuden een min veilig, dus; onraadzaam ondernemen'blijft. Ik héb/* ton laatste* betrekkelijk het in geruchtzijnde Concordaat, ter toetfe gebragt, of het welden Koning .:«aardig en' oorbaar zij, bijzonder btjj den^ aanvang sper Regering? De uitkomst van mijn onderzoek was ook hier: Neen! in tegendeel onwaardig, en fchadelijk, verderfelijk. Meentriemand, dat ik deze derde vraag, voor de helft althans, reeds beantwoord heb in het antwoord op de tweede vraag* ik geef hem gélijk; want, in goeden zin genomen, een anderen dan aan lodewijk XIV bijlag, Q'État c'est moi, de Staat^ben ik.) is de Koning de Staat, namelijk: al wat den Staat tot verderf ftrekt, is ook den Koning3verder^fe> Het blijft iechter zijn gewigt hebben, nut of fchade* in het geval van Concordaat, nog eens onder het oog te:némen, bijzonder en naast aan de zijde van den regerenden Vorst. Is uit een Concordaat nut of fchade te verMfScbr? ten? Ik heb in mijne vraag daaromtrent, opzigtelijk den Koning, bijgefteld of wel vooraangefteld waar*dig of onwaardig, en ik meen met regt. Geen grooter belang toch kan er zijn voor een perfc#fl van boog v aanzien; geen ander zoo hoog belang voor een regerend Vorst, dan in het oog zijns volks in^zijne gezindheden en bedrijven waardig te wezen. En nu, het meer gezegde Concordaat befchouw ik voor onzen willem II aks. iets onwaardigs. Koningiis willem II. Maar past het wel der Koninklijke Majesteit in zijn Rijk van den Paus van Rome 'bevelen en, wat fcMer nog onvoegelijker is, toelatingen te laten uitgaan, of wel, dat hij zelf op 's Paufen naam en gezag■• die doet afkondigen ? Zoo fpreekt de Paufelijke bul', in ons Nbord-Noderlandfdi6> Rijk te proclameren: Nous consentons , que chaque archeyéque' ou évéque des Eglises du< Royaume des 1>#fS-B&sprecitées, après qu'il aura repu Vinstitutim canonique du saint-siége apostolique, et avant ePentrer en exercice de ses fonctions,fasse au Stifêniisime Roi des Pays-Bas le serment de jtdbHte, ainsi qu'il avait éte e'tabli pan Fort. 6 de fa convention do Van we 1801, et concu dans les termes suivants t je jure et promets sur f'Jgs saints Evangiles obéissance et jidélité a S. M. le Roi des Pays-Bas, mon souverain legitime; je promets aussi de n'avoir.... (Wij ftaan toe, dat ieder Aartsbisfchop of Bisfchop der voorzeide Kerken in hec Nederiandfche Rijk.... den Koning eed van getrouwheid doe.) De Paus dus in het Neder Iandfche Rijk, zoo veel de Roomseh-Katholijke inwoners aangaat, de Opperkoning! willem II als Souverein van den Paus Van> Rome afgedaald, Koning Hij bij krachte van diens toeftemming. Hét moge niét zoo zeer berispelijk zijn, dat de Slaat de Kerk-regten aan Roomsch-Katholijken, van wege hun begrip daaromtrent, wat ruimer viert dan aan de Hervormden; past het échter wel, dat de Koning voor de eerstgenoemden, ten hunnen ger noegen en om den Vorst van Rome te believen,.Zijn Koninklijk gezag in menige zaak ten eenemale prijs geeft? En dat eischt toch het Concordaat, dat geeft de Koning aan hetzelve toe, waar het den Bisfchop in zijn Seminarie onafhankelijk Helt, waar -het voor den Bisfchop bedingt, dat die zijne Onder» I wijzers vrij kiest, aan- en afdek, zelfs niet, immers niet bepaaldelijk, uitgezonderd het onderwijs in regt, geneeskunde, aaderpj wetenfchsp, zoo hij ■dait>.i#^r zijne fchool dienftig acht. Onderdanige Hervormden! ook de keus van den Theologifcheni Bwfesfor gaat van den Koning uit. De keus van den: man, die uwe Leeraars en Predikers zal opleiden en vonueQ:, is zelfs van uw advies uitgefloten. De Koping van het NederIandfche Rijk is belijder van de Hervormde godsdienst. Is het dan wel pasfend, is het wel waardig, dat hij den perfoon en het aanzien vertoont van een Roomseh-Katholijke? Maar dat doet de Vorst, die met den ftulèlfjken ftoel een, Concordaat overlegt en fluit. Hij doet het voor oog en oor, met woord en gebaar. Immers wat de gezant doet, doet in diens perfoon de zender. En ziedaar den afgezant, in den afgezant onzen Koning zelf, tot den Paus in zijne Kerkelijke hoogheid eerbiedig genaderd, Z. H. bij den titel van Hoofd der Christelijke Kerk aanfprekende, wel.ligt ook de voeten kusfende! — Den Paltzifchen Vorst, frederik. II, ware gewis zulk vertoon fchrik en gruwel geweest! En, hoezeer ook diens fcherpe woord, toegevoegd aan het antwoord op de tachtigfte vraag van denHeidelbergfchcn Katechismusyzeet te misprijzen is, en alleen om de fcherpheid zijner eeuw te verfchoonen ("gelijk ik, van mijne zijde, het verbranden .van duizend H ervormden aan de Roomfche Kerk op gelijken voet'eenigermate toegeef), zal het echter in onzen Koning iets waardigs zijn, van frederiks geest eenigen trek te hebben overgenomen; iets waardigs, dat hij, behoudens regtvaardig en mildelijk geven, al wat aan de Roomscn>*Katholijke Kerk toekomt, in gehechtheid aan- en in ijver voor het Protestantsch geloof onder en boven de Protestantfche Vorsten glansrijk uitdeekt. Want wie is hij ? de nazaat is hij van willem , die dat geloof in ons Vaderland gevestigd, de nazaat van nog een anderen willem, die het in ons Vaderland en in Europa gehandhaafd heeft. Ik zie die Vorsten, ik zie onze Vaderen', ik zie onze Martelaren, ter ure als de Paufelijke bul op den Oud-Nederlandfcböa grond luid wordt afgekondigd, uit hunne graven opgedaan; met foei! ' ach! het oor afwenden (*). De Koning heeft voor weinige weken Hechts zijne Regering aanvaard. Ik heb niet kunnen nalaten ook daarop bij mijn oordeeten over het Concordaat in quaestie acht te geven. De aanvang eener regering is hoogstgewigtig. Aller oogen zijn naar de (lappen , welke de nieuwe Koning zet, fcherp gericht en men is gereed op die eerde bedrijven gunstigen of ongunstigen dunk, fchoone verwachting of bekommerdheid te bouwen. Ta. naar dezelve zet zich (*) Da betrekking, welke willeek II door zijné godsdienstbelijdenis heeft op de Hervormde Kerk, is, meen ik, van zijn Koning • schap niet zoo geheel en volstrekt af te scheiden. Op welken grond toch rust het zeer aanzienlijk deel, hetwelk hij heeft aan het bestuur der gezegde Kerk, een zoo aanzienlijk deel, dat hij bij wet bepaalt en voorschrijft de geheele vorming en opleiding van den aan ' te kweeken Leeraar; waar, hoe lang, waarin, van wien die onderwijs ontvauge? Oefent hij dat hoog gezag als aanzienlijk, hoog' adelijk lidmaat van de Hervormde Kerk, of ali Koning ? Gewis in de hoedanigheid van Koning ; doch ook bepaaldelijk als de Koning, die de Hervormde godsdienst belijdt; die, bij onder- . scheiding van Katbolijken Vorst, Protestantsch Koning U. • ,)wüt ^gt,.'*oör tijden lang, vast: liefde, of weerzin,-groots hoogachting of kleinachting. Wat dan bet Roomsch^Concordaat, uit dit oogpunt befchouwd? De indruk zal gewis ongelijk zijn, de ongunstige echter, /naar ik meen, verre overwegende. Ten bewijze hiervan laat ik het misnoegen van het grooter aantal Onroomfchen tegen over het kleiner aantal Room4èhen en wel Jefuitsgezinde Roomfchen dusver ter zijde ftaan; dat bewijs zal beflisfend-zijn. Doch er is nog eene andere, tot Roomfchen en Onroomfchen ^gelijkelijk behoorende réden, waarop ik mijne voorzegging durf gronden. Zij gaat uit van openbaat vertoonde verhouding van het nu te beramen Concordaat met het Concordaat van 1827, destijds gefloten bij naauwe vereeniging van de Noordelyke '■Nederlanden met de Zuidelijke Provinciën. Die vereeniging beftaat niet meer. Het oude lieve Va>defland is van België volftrekt afgefeheiden. De Noordelijke Nederlanden verblijden zich daarover, de handelbeurzen met hare duizenden handelaars te Am fier dam en te Rotterdam, van welke geloofsgezindte ook, juichen daar over. Maar wat indruk zal nu de Koning maken, en wel bij de aanvaarding zijner regering maken, als hij met onderhandelen over het . Roomfche Concordaat, toefchijnt nog. naar die noode Sgttige vereeniging om te .zien; als hij de eerfte P bedrijven zijner regering aan een bedrijf van zijn -rMader, destijds Koning over België, een bedrijf in ■3tlgf'è te huis, werkelijk aanknoopt ; als hij in ons oude Vaderland dra invoert, wat op hetzelve, ware r;het:met BeJgTé ;vereenigd gebleken, ftond toegepapt 'te; worden; als hij op denond geliefden gro»d met een -Bdg4scï>PaafeUjk'<^!tóoriAï^ aandringt? Toen voor -ettelijke weken, de Nieuwe Kerk in de Hoofdflad en het ruime plein rondom weergalmden van . de , ftem: Leve de Koning ! toen leefde in het aanden- sken zijner onderdanen de tiendaagfche Veldtogt; dat aandenken blijve levend, geen ander ooit [dringe het -weg! Aani,mijn gefchrift zal men duidelijk genoeg, mis■iichien wel eens te zeer bemerkt hebben, dat ik aan de Proteftanfche Kerk ben toegedaan. En Om wat reden zou ik het bedekken? Doch daarnevens i verdraag ik met ruim gemoed nujne Roomsch-Kathp-Jijke medeburgers; aan zeer vele van hen draag ik ; hoogachting en broederlijke liefde toe. De vroegere eeuw, welke onder ons hunne godsdienstvrijheid al te zeer beperkte, misprijzende, roem ik luide onze eeuw, welke dat onregt herfteld heeft en vergoedt. ^Gaarne zie ik Roomseh-Katholijke Kerkgebouwen feaai opgetrokken en voor de kosten, daartoe ver:eiseht, den Staat toebrengen. Voor billijk en ftaat^JBiidig houd ik, dat in het Noord-Brabandfche bij voorkeur Roomseh-Katholijke Schoolmeesters worden aangefteld; dat overal het fchooltoezigt tusfehen Prorestanten en Roomsehgezinden regelmatiger verdeeld worde; dat Roomsehgezinden aanzienlijk van geflacht, uieftekende in bekwaamheid on burgerlijke deugd, vaniftaatsbedieningen, minderdan het tot hiertoe is, geweerd worden. Hoog heb ik geprezen de opneming van een man als herkenrath in het Provinciaal Collegium Medicum. Maar een Concordaat, ten hunnen genoegen door onzen Koning, met den Vorst van Rome aan te gaan, keur ik af, verwerp ik (zal ik het herhalen?) als van geené zijde noodig, als onraadzaam, als den Koning onwaardig en, bijzonder bij den aanvang zijner Regering weinig oorbaar. Ik fprak daar van Concordaat ten genoegen der Roomsch-Kathohj'ken. Doch liever neem ik dat algemeen gezegde terug. Ik geloof, dat het, integendeel, aan menige Roomseh-Katholijke Kerkdijken, en aan duizende Roomseh-Katholijke leken, vooral in onze Kooplieden, hoe ook van harte hunne Kerk aanhangende, tot zeer klein genoegen, zoo niet tot misnoegen ftrekken zou. Ik meen zoo van de Kerkdijken. In menige Belgifche Priesters was zulks ten jare 1827 kennelijk, veel meer is het te wachten van de onzen, doorgaans meer kundige en onder de Proteftanten meestal vermengde. De Priester kan van harte en zelfs ijverig Katholijk wezen, zonder daarom vurig Pausgezind te zijn. Bossuet immers wilde nooit heeten : Êvégue par la grace du St-Siége (Bisfchop door de gratie- van den H. ftoel); fchreef altijd: Êvéque par la ptrmisfion divine (Bisfchop door Gods vergunning). Van eene andere zijde weder zal aan onze Priesters, immers de wereldlijke onder hen, het Paufelijk ge^ zag over de Nederlandfche Kerk, namelijk 'sPaufen regtsflreeksch beftuur daar over, gelijk het dusver beftaat, alligt liever zijn dan het Bisfchoppelijke; ^zijnde het Paufelijke gezag het ver afgelegene. En zoo eens in tijd en wijle, met voorbijgaan van allen echt Nederlandfchen Priester en Aartspriester een Italiaan, cini of nucci aan het hoofd der Nederlandfche Kerk gefield wierd? Het ware wel mr^pijk, vermits het Cotiëèrïïaat, de keus tot NederlanaJhATKtr- Myfoiq „bepalende, — nje£,tpt in Nederland geboortige, maar in Nederland dienende, — geen Italiaan uitfluit, die, vooraf door Rome jnjedrongen, alsPriester een en ander jaar in het Nederlandfche Rijk gezeten is geweest. Wat ik vervolgens van de Roomseh-Katholijke leken vermoed heb, fteunt evenzeer op kenbaar goeden grond. Duizenden, met vrije godsdienst en met in alles gelijke ftaatsvoorregten wél tevreden, «jm,'niets anders, willen niets meer, willengeene prachtige Kathedrale Kerk, geen luister van Bisfchoppelijken zetel, waaraan zij voor zich niets winnen, en vreezen veel te zullen verliezen; te zullen verliezen, als van wege, bij de talrijke en aanzienlijke Protestanten verwekt, misnoegen en groote bezorgdr heid, hun vriendelijk en vertrouwelijk verkeer met dezelve zou afgebroken zijn; dezer hoogst voordeelige gunst, welke naar Roomsch en Onroomsch zelden vraagt, dusver aan hun kantoor, aan hunne fabriek, hunne winkels, hunne ambachten bewezen, zou grootelijks verachterd, zou verloren zijn. In Noord-Braband dan moge er over het te overleggen en te fluiten Concordaat een blijde galm opgaan; in Noord-Braband, Nijmegen, hier en daar elders, den nieuwen Vorst, die al dra dóet wat zijn Vader niet gedaan heeft, luid worden toegejuicht; menige andere Roomsch-Kathohjken zwijgen, zijn over de nieuwe zaak zelfs bekommerd: en de Protestantfche Kerk, drie vijfde gedeelten van het Noord-Nederlandfche volk uitmakende, en gewis het aanzienlijkfte, befchaafdfte, en rijkst gegoede gedeelte, is — te onvrede, diep bedroefd; bang bekommerd. Amflcrdam verbidfrzieii ö&$iskhov,enU(rccht, aldaar de burgerij en menig? der aanzienbjkfte familiën van het Vaderland, fchrikt voor de gedachte, dat zijne beroemde Hoogefchool voor denyBfefchopszetel (zoo al niet tetftond,dan toch eenigen tijd l.ater)zou verbannen zijn!! Eene hooge, Episfepoalf Kerk, met hare aanzien-, lijke, in Paleis wonende, aan het Hof met groote enderfcheiding ontvangene Prelaten, fpreidt een glans, ptluister, bij welke de nevens gezetene Protestantfche Kerk met hare min bezoldigde, eenvoudige Onderwijzers alle aanzien verliest, en'bet voorkom»} krijgt van eene geringe, flechts getolereerde, ger meenfchap. Zoo zal van nu aan en alfcflgs meer ■op den grond, van welken de Vaders, ten koste van hun bloed, de RopnnT^dwipgdandij geweerd hebben, en op welken nog, voor ver het grootfte deel, de Protestanten met have, goed en ■handel gezeten zijn, op dien grond zal voor het oog en naar fchijnbaar .voorkomen de Roomfche Kerk de heerfehende, de Landskerk zijn. Zou het u, -mijne geloofsgenoot»! 1 niet diep fmarten ? Zoudt v ge het dragen? — Tot uwe fmart voegt zich bekommerdheid ; gij vreest, dat de Roomfche Kerk onverWacht , onberekend zoo hoog opgeftegen, hier en daar met groote ftoüthekt zal woelen, een Jefuitfseh proselitisme met te meerderen moed zal indringen. Gij vreest kwellingen voor Onroomfchen , aandrang op Kiezersvergaderingen, Belgifche petitiën,, eifchen van kwanswijs vrij Onderwijs, Kloosters, allengs procesfiën , foldaten van Hervormd geloof, als in Beieren, gedwongen tot Roomsch kerkgebaar. Met zorg ziet ge den Koning door Kerkdijken van hooge orde om- ftuwd, gevleid, op zijne Konings-onzijdigheid en eervolle liberaliteit aangedrongen!.... Er moge nu in die gevoeligheid erf bekommerdheid iets overdrevené'^&^ geheel ongegrond zijn zij voorzeker niet, en vasten grond gewis heeft de vrees in het bekend en rond verklaard beginfei der Roomseh-Katholijke Kerk, naar hetwelk zij, met gelijkheid nooit te vreden , voor pligt en roeping acht de gelijkheid bloot te houden voor den gereeden trap, langs welken zij1 moet opklimmen tot de uitfluitende heerfchappij. Maar ook overdreven en zelfs weinig gegronde weerzin tegen eene nieuwigheid, tot welke van geene zijde noodzakelijkheid dringt, zoo die plaats heeft bij ver het grootere deel der onderdanen, mag wel een groot ge> wigt hebben in het oog des Konings, wien het hamers lief is, wéltevredenheid en genoegen te fpreiden, die met edelen zin er zich op toelegt, om voor zijne regering, terftond bij haren aanvang * zoo veel ïn hem is, de harten in1 te nemen. Nog zij hier een woord, bijzonder aan gematigdgezinden onder onze Roomsch-Katholijken, Kerkdijken en leken. Ik weet wel en zoek ook niet te bedekken, dat gij, het charte u nevens ons volkomene vrijheid verzekerende, naar geftreng regt te oordeelen, op Episköpale inrigting uwer Kerk, als zijnde aan uwe Kerk eigen, gelijk zij tot onze Proteftantfche Kerk doorgaans niet behoort, geene geheel ongegronde aanfpraak hebt (*). En moet het dan zijn, .vVrtfoiMet vriendelijk, toegeven heb ik gezegd , niet geheel ongegrond; doch ik zou ook niet hebben willen zeggen, volkomen gegrond. Sedert schier eene halve eeuw, gedurende welke de staatswet aan geene godsdienstgezindte hare yelkomene vrijheid hebt die inrigting, doch volftrëkt niet bij middel van Concordaat; dan geve u die, of wel late ü toe die te hebben een -Reglement der hooge Regering. De Staat, gelijk die aan de Protestanten het hnn voegend Reglement geeft, geve u op dergelijke wijze uwen BtsföhoppeiijkCT vorm; doch voorts «we onderdaansbetrekking tót Rome en alle handeling met den Roomfchen Stoel aan u, onder zijn Staatstoezigt, overlatende. — Doch ik bidde, heb de befcheidenheid,' om ten genoege van het grootfte deel uwer Landgenooten en uit hoogachting voor hen; ik voeg er bij: heb de wijsheid, om voor uwe eigene rust en tot wering van. het Jefuitisme, — u zoo weinig als ons lief, hetwelk de negentiende tot de tiende eeuw, het befchaafde Land tot Kloosterbodem, en waar overal voor een heiligen de hoed te ligten valt, allengs zou terugvoeren, — op dat uiterst regt niet te ftaan. Zoo het toch iets aan den uiterlijken glans uwer godsdienst mogt toebrengen , zeker niets aan haar wezen, niets om haar wezen, bare geloofstukken, hare onderfcheidene plegtigheden, hare orde en waarbelemmerde, heeft de Roomseh-Katholijke Kerk in Nederland gere geld bestaan zonder Episkopale inrigting. Tot haar geregeld bestaan is dus de Episkopale inrigting niet vereischt. Maar heeft zij dan wel regt, om op grond der Constitutie-acte die te vorderen . om te vorderen, wat bloot tot haren glans en luister behoort ; dat ook dan te vorderen, wanneer groote bezwaren ex zich tegen opdoen? Hoe, indien de Hervormde Kerk, in i8t6 door den voormaligen Koning reeds half geëpiskopaliseerd, om hoog aanzien te v?innen, kostbare Superintendenten of Bisschoppen verlangde, gelijk in Zweden en Denemarken t Doch ik wil mijn vriendelijk toegeven niet volstrekt terugnemen ; op de wijsheid en bescheidenheid mijner Roomseh-Katholijke medeburgers blijf ik aandringen. digheid m ftapd te houden.— Wat dan 3 w$ willen tot den troon van onzen geëerbiedigden en geliefden Koning vereenigd naderen, zamen de groote Proteftantfche Kerk en een aanmerkelijk groot getal Roomsch-Katholijken, wij Projeftanten met de dringende bede, gij Roomsch-Katb(j|$ken met de infchikkelijke, tevens wel doorziene, toeftemmingr er zij geen Concordaat, geen hooge Bisfchoppelijke zetel! Er is, verneemt men, dezer dagen in rijp overleg eene breede Maatfchappij van Nederlandfche Protestanten, onder den titel van tuenda. Het verenigingspunt dier Maatfchappij zou zijn een Tijdfchrift; aan haar hoofd zou ftaan eene Directie, in ettelijke voorname lieden gevestigd; aan de Directie ^zonden gevoegd zijn menige, het Rijk door, ordelijk veripreide Correspondenten; de leden zouden wezen, zoo velen de zaak van het Protestantisme ter harte gaat. Zoo zij het! Staat op, waakt, bidt, firijdt!