BRIEF VAN JOH A N RONGE, PRIESTER EN LEERAAR TE LAURAHUTTE Hl OPPER-SILEZIÜ, AAN DEN BISSCHOP VAN TRIER A R N O L D I, BETREÏFEBDE de tentoonstelling van den zoogenaamden heiligen rok van Christus. Met een voorwoord en twee ■ bijtchriften, DERDE DRUK. Prijs ÏO Cents. AMSTERDAM, bij C. L. HOOPMAN. 1845. Cujuatis eat errare nulliu» nisi insipientis in errare per 58T*r«ra Ein ding is noodig. VOORWOORD. De veel gerucht gemaakt hebbende tentoonstelling van den zoogenaamden heiligen rok te Trier, heeft aanleiding gegeven, dat een Duit ach CathoLeer aar zich openlijk voor de' oogen van de geheele Christenwereld verklaard heeft, tegen de vereering van dusdanige reliquien. Deze openlijke verklaring tegen die vereering, die bijna tot aanbidding overging, heeft hij gedaan in eenèn brief, die getuigt van 's mans gemoedelijke ernst en krachtige welsprekendheid. De ze brief door den druk in de Saksische dagbladen gemeen gemaakt, en daaruit zoo in DuitschJand, Frankrijk en elders overgenomen en afzonderlijk uitgegeven, waarvan, zoo door Cathoi'ijken als Protestanten duizenden exemplaren als verslonden werden, heeft ook mij doen besluiten, om dezelve in onze taal uit te geven , benevens twee bijschriften , het eene overgenomen uit de Leipziger Cou rant (*), en het tweede uit een ander Duitsch Dagblad } in verdere bijzonderheden omtrent den heiligen rok willen wij niet treden (-(-). AMSTERDAM, 10 Dec. 1844. K. (*) Het Journal de la Hare Tan heden, (f) Zie onder anderen de Geïllustreerde Courant Tan 18 0etober 1844. «Laurahütte , 1 October. Wat ons een' lijd lang als eene fabel, als een sprookje, in het oor heeft geklonken, dat de Bisschop Arnoldi , var Trier , een kleedingstuk , de rok van Christus genoemd, ter vereering en Godsdienstige beschouwing heeft ten toon gesteld — gij hebt het reeds geboord, Christenen derXIXde eeuw! gij weet het, Duitsche mannen! gij weet het, Duitsche Volks- en Godsdienst-leeraars! het is geene fabel, het is geen sprookje meer — is wezenlijkheid en waarheid. Want reeds zijn, volgens de laatste berigten, vijfmaal honderdduizend menschen ter beevaart naar deze Reliquie getogen , en dagelijks stroomen nog andere duizenden toe, inzonderheid sedert het vermelde kleedingstuk kranken heeft genezen en wonderen verrigt. De tijding daarvan dringt tot in de landen van alle volken door; en in Frankrijk hebben Geestelijken verzekerd, »»dat zij den waren rok van Christus hebben , en dat die te Trier onecht is."" Voorwaar, hier is het gezegde van toepassing: »»wie bij zékere dingen het verstand niet verliezen kan die heeft geen verstand te verliezen."'' "Vijfmaalhonderdduizend menschen, vijfmaal honderdduizend Daitschers met een redelijken geest begaafd , zijn reeds om een kleedingstuk naar Trier gesneld, om hef te vereeren of te zien. De meesten van deze duizenden zijn uit de lagere volksklasse, buitendien in groote armoede gedrukt, onwetend, stomp 4 bijgeloovig , en voor een gedeelte verbasterd; en nu onttrekken zij zich aan de bebouwing hunner akkers, aan hun handwerk, aan de zorg voor hunne huishouding., en aan de opvoeding hunner kinderen, om naar Trier te reizen tot een afgodisch feest, tot eene onwaardigecomedie, die de Roomsche Hiërarchie laat opvoeren. Ja, een afgodisch feest is het. Want vele duizenden der ligtgeloovige menigte worden verleid, om het gevoel van eerbied, dien wij aaö God alleen schuldig zijn, aan een kleedingstuk te betooaën, aan een werk, dat door menschenhanden is gemaakt. En welke nadeelige gevolgen hebben deze bedevaarten! Duizenden der bedevaartgangers ontdoen zich van het noodwendigste, om het geld tè verkrijgen voor de reis, en voor het offer , dat zjj aan den heiligen rok, dat wil zeggen, aan de Geestelijkheid , brengen. Zij verschaffen het zich met schade en tot hun bezwaar, of bedelen het, Om na hunne terugkeering honger te Inden, in ellende te verkeeren, of door de vermoeijenraaen der reis tot krankheid te vervallen." »Zijn deze uitwendige nadeelen reeds groot, zeer groot, de zedelijke nadeelen zijn nog oneindig grooter. Zullen niet velen , die door de kosten der reis in nood zijn gekomen , zich op eene onregtmatige wijze zoeken schadeloos te stellen? — Vele vrouwen en jonge dochters verliezen de reinheid van haar hart , hare kuischheid, haren goeden naam, en verwoesten daardoor den vrede het geluk en de welvaart van hare naastbe«^axiden. Eindelijk wordt door dit zoo geheel onchriftelgk wbouwspel de deur w$4 geopend voor het bijgeloof, voor de werkheiligheid, vppr de dweept zucht, en , hetgeen met haar gepaard gaat, voor de ondeugd. Dat is de zegen, dien de tentoonstelling van den heiligen rok verbreidt, van welken het overigens geheel op hetzelfde nederkomt, of hg echt, dan of hij onecht is. En de man, die dit kleedingstuk , een wark t dat menschenhanden hebben gemaakt, openlik ter vereering en beschouwing beeft ten toon gesteld ; die de Godsdjupstige gevoelens der ligtgeloovige, onwetende of lijdende menigte op het dwaalspoor brengt; die daardoor aan het bggeloof en de ondeugd bescherm miog verleent; die het verarmde, hongerige volk goed en geld ontlokt; die de Duitsche natie aan dan spot der overige volken prjjs geeft; en die het OOweder, dat bovendien reeds zwaar en donker boven onze hoofden drgft, nog sterker zamentrekt — die man is een Bisschop, een Duitsche Bisschop : het is de Bisschop Arwoldi , van Trier!" «Bisschop Arsoldi van Trier! Ik wend mp daarom tot u, en roep u op, uit kracht van mgn ambt en mijne betrekking als Priester, als Duitsche Volks-Leeraar, en in den naam der Christenheid , in den naam der Duitsche natie, in den naam der Volks-Leeraars. om het onchriatehj. ke schouwspel der tentoonstelling van den heiligen rok op te heffen: het vermelde kleedingstuk aan de openbaarheid te onttrekken, en de ergernis niet nog grooter te maken, dan zij reeds is!' «Want weet gij het niet, als Bisschop moet gfl het weten, dat de Stichter der Christelijke Godsdienst zijnen jongeren en navolgers niet zijnen rok, maar zijnen Geest achterliet? Zijn rok, Bisschop Amtolm, van Trier! behoort aan zijne beulen. — Weet gij het niet, als Bisschop moet gij het weten, dat Christus heeft geleerd: >»>God is een Geest, en die Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en in waarheid?"" En overal kan Hij vereerd worl den, niet te Jeruzalem alleen in den tempel, of op den berg Gerizim of te Trier bij den heiligen rok. — Weet gij het niet, als Bisschop moet gij het weten; dat het Evangelie de vereering van iedere beeldtenis, van iedere reliquie, uitdrukkelijk verbiedt? dat de Christenen van den Apo.tolischen tijd en van de drie eerste eeuwen noch een beeld, noch eene reliquie (zij konden er toch vele hebben!) in hunne kerken hebben geduld? dat de vereering' der beelden en reliquièn Heidensch is, en dat de vaderen der drie eerste eeuwen daarover den spot. met de Heidenen dreven ? Bij voorbeeld : er staat (Div. Inst., II, c. 2) (*): «Debeeldtenissen moesten toch eerder, wanneer zij [leven hadden, de menschen vereeren, door wie zij zijn gemaakt, en met omgekeerd" _ Eindelijk, weet gij het niet. ' als Bisschop moet gij het weten j dat de gezonde krachtige geest der Duitsche volken zich eerst in de XIHde en XlVde eeuw door de kruistogten heeft laten vernederen tot vereering der reliquièn, nadat (*) Nee mUUigunt homines ineptissimi, quod si sentire simulaora et moveri potnnt, adoratura hominem fuissent, a quo sunt exporitu. men ia hem het faooge denkbeeld, dat de Christelijke Godsdienst van de Godheid geeft, had verdonkerd door allerlei fabelen en wonderverhalen, uit het Oosten aangebragt ? — Ziet gij, Bisschop Arnoldi, van Trier! dit weet gij, en waarschijnlijk beter dan ik het u kan zeggen. Gij kent ook de gevolgen, welke de-afgodische vereering der reliquièn en het bijgeloof in het algemeen, voor ons heeft gehad, namelijk Duitschlands geestelijke en uitwendige slavernij. En desniettemin stelt gij uwe reliquie tot openlijke vereering ten toon!'' «Doch wanneer Gij dat alles welligt niet wist, wanneer gij slechts het heil der Christenheid be* doeldet door de tentoonstelling der Triersche reliquie: dan hebt gij (och daarbij eene dubbele schuld op uw geweten geladen, van welke gij u niet kunt reinigen. Vooreerst is het dan onvergeeflijk van u, dat gij, wanneer het kleedingstuk werkelijk eene genezende kracht heeft, hetzelve tot aan het jaar 1844 aan de lijdende menschheid hebt onthouden. Ten andere is het onvergeeflijk, dat gij offergeld neemt van de honderdduizende bedevaartgangers. Of is het niet onvergeeflijk , dat gij, als Bisschop, geld aanneemt van de honger lijdende armoede onzes volks? Inzonderheid, daar gij, slechts weinige weken geleden, hebt gezien, dat de nood honderden tot oproer en tot eenen wanhopigen dood heeft gedreven ? Laat u voor het overige niet misleiden door den toeloop van honderdduizenden: geloof mij, dat, terwijl honderdduizende Duitschers vol geestdrift naar Trier snellen, millioenen, even als ik , met afgrijzen en verontwaardiging over uwe onwaardige comedie «ijn vervuld. Die verontwaardiging heerscht niet enkel bij deneenen of den anderen stand , bij deze of geene partg: maar bij alle standen, ja zelfs bij den Katholieken Priesterstand. Uit dien hoofde zal u het gerigt eerder achterbalen, dan gij vermoedt. Reeds grijpt de Geschiedschrijver de griffel, en geelt uwen naam Ahholdi over aan de verachting van tijdgenoot en nakomeling, en wijst u aan als den Tetzel der XIX eeuw." »Gij echter, mijne Duitsche medeburgers! hetzij gij nabij of ver van Trier uwe woonplaats hebt, wemtt gij alles aan, wat mogelijk is, dat aan den Duitschen naam niet langer een smaad worde aangedaan. Gij hebt stedelijke Overheden, Gemeente-besturen , Gewestelijke en Algemeene Vertegenwoordigers ; welaan , werkt door middel Wan deze! Zoekt gij, een ieder naar vermogen en eenmaal *och beslissend, de dwingelandij der Roomsche Hiërarchie tegen te gaan en te beteugelen! Want niet te Trier alleen wordt die nieuwerwetsche aflaatkramen]' gedreven; gij weet het immers ; in het Oosten en het Westen, in het Noorden en het Zuiden, worden Rozekrans-, Mis-, Aflaat-, Begrafenis-gelden , en dergelijke meer , ingezameld , en de nacht des geestes neemt telkens meer de overhand. Begeeft u allen, hetzij Katholieken, hetzij Protestanten, aan het werk! Het geldt onze eer, onze vrijheid, ons geluk. Vertoornt de schimmen niet uwer Vaderen, die het Kapitooi verbraken, terwijl gij den Engelsburg in Duitschland duldt! Laat de lauwerkransen van eenen Huss, Hdttbh en Luther niet beschimpen! Geeft woorden aan uwe gedachten, en maakt uwen wil tot daad!" »Gij, eindelijk, mijne Amtgenooten! die het welzijn Tan uwe Gemeenten, de eer, de vrijheid, het geluk uwer Duitsche natie wilt en zoekt, zwijgt niet langer! Want gij bezondigt u aan de Godsdienst , aan het Vaderland, aan uwe bediening, wanneer gij langer aarzelt naar uwe betere overtuiging te handelen. Reeds heb ik een andèr woord tot u gerigt. Daarom voor het tegenwoordige slechts deze weinige regelen. Betoont u als ware leerlingen van Hem, die alles voor de waarheid, het licht en de vrijheid heeft opgeofferd! Toont; dat gij zijnen Geest, niet zijnen rok hebt geërfd." (Get.) «Johanhes Ros ge , Katholiek Priester?* EERSTE BIJSCHRIFT, volgen* de Leipzigcr Courant, Uit alle oorden van Duitschland ontvangt Johak Ronge brieven van gelukvrensching, voorzien van de handteekening van duizende kalholyken (de Protestanten weigeren hnnne onderteekening). Het dagblad van Leipzig maakt den laatsten brief bekend, door de arrondissementen van Loehau, Ebershach en Reichenlach ia Saksisch Lausits, gezonden. Zie hier den inhoud: Brave en eerbiedwaardige man ! hl eenen tijd als de onze, waarin de verspreiders van onwetendheid, aangemoedigd door' eenen betreurenswaardiger! zamenloop van omstandigheden, zich meer en meer beijveren , om de eeuwige waarheden der godsdienst met eenen nevelachtigen sluijer te bedekken; waarin de oogen der menigte, in plaats van gevestigd te worden op het verheven licht eener reine en redelijke godsdienst, voorbedachtelijk worden verdonkerd door leugen èn bijgeloof: zijn de woorden, waarmede gij de algemeene verontwaardiging van het Duitsche volk hebt uitgedrukt, en die de onwaardige kwakzalverij van Trier in het licht stellen, eene troostende en bemoedigende gebeurtenis voor alle weldenkende menschen. Het was een woord op zijn pas gesproken, om aller harten te ontvlammen en in dezelve weerklank te vinden. Deze weerklank is in.bet gemoed van duizende Duitschers behouden gebleven. Het is een woord, uitgesproken in heilige verontwaardiging , door een waarlijk Christelijk hart; een woord, gerigt aan duisterlingen, aan den Bisschop Arnoldi en aan allen, die medewerken aan de slavernij des geestes en den dood der 'vrijheid des gewetens. Zonder zelfverwijt en onbeschroomd hebt gij dit kostelijke woord aan de openbare meening prijs gegeven, terwijl het door alle weldenkende Katholyken met geestdrift ontvangen is. Vrede zij allen, die zich met hen vereenigen! Als' een waardig beid, een edele Duitscher, een waarachtig priester Gods, hebt gij het zwaard der waarheid gezwaaid, niet met een dwaas verlangen naar het gevecht, maar als een waardig dienaar van Hem , die ons het licht der waarheid en der evangelische vrijheid, heeft gebragt, opdat de nevelen der domheid, waarin men op nieuw onzen geest wil wikkelen, zouden verstrooid worden. Gij hebt de huichelarij ontmaskerd, die in hare verachtelijke geestdrijverij de godsdienst van het altaar wilde verbannen, om zich zelve op het altaar te kunnen plaatsen en te doen bewierooken. Ja, gij hebt voor geheel Duitscbiand de banier van het geloof in Christus opgestoken, dat geloof, hetwelk, in plaats van de oorbiecht, liefde; in plaats van eene dweepzieke bijgeloovigheid, de vrijheid van den geest; in plaats van in een geestelijk gewaad, de aanbidding van Ged in geest en waarheid predikt. Gij zult waarschijnlijk belasterd , vervolgd worden, gelijk de martelaars der waarheid; maar daarentegen wordt u de achting verzekerd van hen, die over de laaghartige afgoderij van Trier hebben getreurd. Zij zullen trachten de doornen, die op uwen weg gezaaid zullen worden, uit den weg te ruimen en het duistere pad, dat gij bewandelt, te verlichten. De ondergeteekenden kunnen, als goede Duitschers, niet nalaten, eene bloem te vlechten in den krans, die u is toegewijd door alle Duitschers, die met smart den val van ons volk zien. Moge God, die het licht en de waarheid zelf is, u versterken ! Moge uw geweten u steeds toeroepen , dat alle edele en verhevene harten, die branden van verlangen, om hun vaderland gelukkig te maken door eene verlichte godsdienst en eene voortreffelijke opvoeding, altijd uwe vrienden en wapenbroeders zullen zijn! Moog nooit den moed verliezen en blijf altijd een werktuig in de band van Hem, die ons Zijnen Zoon gezonden heeft, om aan zijne discipelen niet zijn 'kleed, maar wel Zijnen Geest na te laten. Het katholyke Dagblad van Freibourg heeft zich in verschillende artikelen tegen de bedevaarten, alsmede tegen de aanbidding der heiligen en reliquièn verklaard, Freibourg is de voorpost der Jezuïten. TWEEDE BIJSCHRIFT. Breslau , in November , De brief van den Katholij ken priester Joh an Rong e aan den Bisschop Arnoldi, ter zake van den rok van Trier, in de patriottische bladen van Saksen openbaar gemaakt, maakt zoo wel hier, als in de geheele provincie , zulk een' indruk, als niet dikwijls schriften van den laatsten tijd hebben te weeg gebragt. Duizende exemplaren werden bij het zien der genoemde bladen besteld* en tot aanzienlijke prijzen verkocht, zoo wel aan Katholieken als aan Protestanten, Het onderwerp, bekrachtigd en veredeld door een vrij moedig woord , moet noodwendig een' diepen indruk verwekken, en de oogen onzer bevolking, die dagelijks door de blinde en dweepachtige huichelarij van ons dagblad der priesters, in slaap wordt gewiegd, openen, reeds begint onder onze geestelijkheid tegen dit blad door jonge eerzuchtige geestelijken ondersteund , eene oppositie, baar hoofd op te steken. Het dagblad van Breslau vooral heeft, sedert eenigen tgd, meerdere stukken door Katholieke priesters ingezonden, publiek gemaakt. De priester Roitge heeft vroeger in de kleine stad Oltmachan de prieslerlgke waardigheid bekleed, alwaar hg zich vooral onderscheidde door zijne vrgzirinigheid en zgne menschelijkheid, zoo wel jegens de niet-Katholieken, als jegens zgne geloofsgenooten. Hg WOont thans in Opper-SüeziS, waar hg de bediening van priester en onderwijzer vervult.