Overgedrukt uit het Nederlandsen Archief ïoor Kerkgeschiedenis, dL V, afl. 2 ('s-Grav. 1907). ^DE KENNIS VAN DE BOLVORMIGE GEDAANTE DER AARDE VOOR COPERNIKUS, DOOR Dr. F. PIJPEH. De geschiedenis der kosmographie wordt te weinig beoefend. Velen bezitten eenige vage, dikwg'ls vrg onjuiste voorstellingen van de wereldhistorische beteekenis van Copernikus. In den regel bepalen deze voorstellingen zich hiertoe, dat hg „het zonnestelsel ontdekt" of wel bewezen heeft, „dat de aarde draait". Naar veler meening zou Copernikus de bolvormige gedaante der aarde aan het licht gebracht hebben of vastgesteld, dat de aarde kleiner is dan de zon, en slechts eene bescheiden plaats bekleedt in het Heelal. Vooral beoefenaars van wijsbegeerte en theologie hebben in dezen fouten begaan. Tegenover eene zoogenaamde „oude wereldbeschouwing"1), in de hier bedoelde beteekenis weinig meer dan een voortbrengsel der verbeelding, heeft men eene quasi-nieuwe geplaatst, Copernikus op de grens van beide gesteld en beweerd, dat na zgn optreden die „oude" had afgedaan. 1) Dat het woord „wereldbeschouwing" in den zin, die er in dit verband aan gehecht wordt, hier misplaatst is, komt niet voor m ij n e rekening. Wat ons bij een voortgaand verval van de studie der klassieken nog te wachten staat? Lang vóór Copernikus heeft men geweten, dat de aarde eene bolvormige gedaante heeft Sedert den bloeitijd der Grieksche beschaving zjjn er door alle eeuwen heen mannen geweest aan wie dit zeer wel bekend was. De verkeerde gevolgtrekkingen dus, die men heeft afgeleid uit onjuiste gegevens, als zouden bjjv. de geslachten van vóór het j. 1543 de dwaaste voorstellingen hebben gekoesterd van den vorm der aarde en van hare plaatsing in de ruimte, welke voorstellingen dan weder een beslissenden invloed zouden geoefend hebben op de leer aangaande de betrekking tusschen God en de wereld, het geloof in wonderen, de hemelvaart van Christus, e. d., moeten vervallen. Niemand denkt er aan de schitterende beteekenis van het werk van Copernikus te verkleinen. Maar het is noodig verzet aan te teekenen tegen de wijze, waarop die beteekenis wordt overgebracht op een geheel vreemd gebied. Ziedaar wat ik mij heb voorgenomen in de volgende regels in het licht te stellen. Ze zijn niet geschreven voor ingewijden, maar verdienen, naar ik hoop, eenige aandacht in theologische kringen. Toen Eratosthenes ') leefde, hadden de sterrenkunde en de kosmographie reeds eene langdurige ontwikkelingsperiode achter zich. In zjjn tjjd, d. w. z. in de derde eeuw voor Christus, hadden ze een trap van volmaking bereikt, die bij al de beoefenaars van de geschiedenis dezer wetenschappen eerbiedige bewondering heeft opgewekt. Voor Eratosthenes stond het niet alleen vast dat de aarde een bol was, maar hij heeft ook op geniale en vrg nauwkeurige wgze den omtrek van dezen bol gemeten. Hij werd in het j. 276 v. Chr. te Cyrene op de noordkust van Afrika geboren, genoot het onderwijs van eenige be- 1) Io. Pr. Weidler, Historia astronomiae, Vitemb. 1741, 4°, p. 131; Delambre, Histoire de Vastronomie ancienne, Par. 1817, 4°, T. I, p. 86—97; R. Wolf, Geschichte der Astronomie, München, 1877, S. 44. roemde personen en werd door koning Ptolemaeus TTT Euergetes uit Athene naar Alexandrië ontboden. Deze stad was hem bekend daar hg er o.a. de school van Callimachus bezocht had. Hij werd bekleed met het opzicht over de koninklg'ke bibliotheek. De koninkljjke gunst veroorloofde hem een belangrijk werktuig te maken, nl. een soort van astrolabium, door hem zeiven als „uurwijzer" (üpoKoylov) bestempeld, waarvan de samenstelling niet geheel bekend is. Zeker behoorde er een gnomon toe, te weten een zonnewijzer in den vorm van een loodrechte staaf. Alexander de Groote en daarna de Ptolemaeussen hadden de wegen van Egypte laten opmeten in „passen". Hierdoor had men als uitkomst verkregen, dat de afstand tusschen Alexandrië en Syene in OpperEgypte 5000 stadiën bedroeg. Syene lag op den kreeftskeerkring. Men wist, dat, bg den aanvang van den zomer, als de zon door dien keerkring ging, de voorwerpen aldaar op den middag geen schaduw afgaven, wgl zij alsdan loodrecht boven de hoofden stond. Verder nam Eratosthenes aan, dat de twee genoemde steden door denzelfden meridiaan-cirkel bestreken werden. Het kwam er nu op aan te weten een hoe groot deel van den geheelen omtrek der aarde dit meridiaansegment tusschen Syene en Alexandrië uitmaakte. Om hiertoe te geraken mat hij de lengte der schaduw van den gnomon of staaf-zonnewgzer te Alexandrië op den middag van den dag van den zomer-zonnestilstand, beschreef een cirkel met de lengte van dien gnomon als straal en bepaalde, een hoe groot deel van den geheelen cirkelomtrek het segment dat gelijk stond met de schaduwlengte vertegenwoordigde. Door een vernuftig mathematisch betoog had hg uitgemaakt, dat de verhouding der aangeduide cirkelsegmenten tot de cirkelomtrekken in beide gevallen dezelfde was. Dit betoog, in alle bijzonderheden moeilijk weer te geven, kwam hierop neder, dat de loodlijnen, door de staafzonnewgzers te Alexandrië en Syene naar beneden gaande, elkander in het middelpunt der aarde moesten srigden. Die te Syene was slechts het verlengde van de lgn van de zon naar den staaf; daar lagen op den middag van den zomerzonnestilstand de zon, de staaf en het middelpunt der aarde in ééne richting. Wegens den grooten afstand mag men zich al de stralen, die de zon naar de aarde werpt, ongeveer evenwijdig denken. De straal der aarde, die uit haar middelpunt naar Alexandrië gaat, snjjdt de twee evenwijdige lijnen: 1°. zon, Syene, middelpunt der aarde, 2°. zon, staafzonnewijzer te Alexandrië in overeenkomstige (dus gelijke) hoeken. Deze hoeken worden uitgedrukt door de boven beschreven segmenten. Wat de besproken verhouding van segment tot omtrek aangaat, deze werd bevonden 1jso te bedragen. De afstand van Alexandrië tot Syene, 5000 stadiën, vormt '/so van den omtrek der aarde. De geheele omtrek is 250000 stadiën, — een uitkomst, die iets te groot moge zijn, maar toch nadert tot de werkelijkheid l). In tusschen had Eratosthenes' oudere tijdgenoot Aristarchus van Samos, zooals bericht wordt door Flutarchus 2) en Archimedes s), reeds eene stoute onderstelling gewaagd. 1) Het bovenbedoelde betoog met bij behoorende berekening, opgehelderd door eene mathematische figuur, is te vinden in een fragment 'EpuToo-iévout; fiérpov tvk yfc irepifyepelctc, afgedrukt achter: APATOT SOAEfiE •I'xivó/j.svx xxi Aiorvftiilu. EPATO20ENOTS Karao~rspio-pu>i', Oxonii 1672, p. 37. Oelambre en Wolf schijnen den oorspronkelijken tekst van dit fragment niet gekend te hebben. Zij wekken den indruk, dat Eratosthenes zou zijn uitgegaan van het breedteverschil tusschen Alexandrië en Syene, hetwelk ruim 7° bedroeg, en dat hij eerst hierdoor tot het vaststellen der verhouding van '/so gekomen zou zijn. Door den tekst wordt dit geenszins bevestigd. 2) Plutarchus, De facie in orbe lunae, c. 6, in zijne Moralia, em. D. Wyttenbach, Oxon. 1797, T. IV, p. 493: 'Afïc,Txp%m IUto Ss~:v K^smStn tóv ^.XfJLiov ac£(3ei'x$ irpOKXheïaQxi tov$ "EAAtjv:üs-, mvoüvtx toxj y.ov[iov ryv stt/xv, &ti tpxivó^svx 0w£ffV &vifp ivetpaTo, ptéveiv tov ovpxvbv vTroTiêépevos, k\sKifmffbou Si kxtx Kotfili kvkXov tvjv Tyv, x[ix Kal xspi tov xut^s 'xZova Sivovfiévyv. 3) Archimedes, Arenarius, c. I, 5, in zijne Opera omnia, ree. I. L. Heiberg, Lips. 1881, Vol. 11, p. 244: 'Apiarapxoc... vmTtbérat tx piv xnhxvïx tcüv xtrrpcuv Kal tov xKiov fiévsiv xatvyTov, rxv §è yxv di Bietoro éTAr'ezzo testo Italiano del 1282 pubblicato da Enrico Narducci, Roma 1859 8°. 4) Bistoro d'Arezzo, IX, p. 70. 5) Aid., p. 23. 6) Aid., p. 146. Het mag overbodig geacht worden al de oorzaken te noemen, waardoor na verloop van een paar eeuwen in breede kringen van wetenschappelijk gevormden het inzicht omtrent deze dingen weder zooveel helderder en juister geworden is. De nieuwe verspreiding van de geschriften der Grieken, die eeuwenlang slechts in Arabische vertalingen overgeleverd waren geworden, heeft hiertoe krachtig bijgedragen. De algemeene herleving der wetenschappen in de vijftiende eeuw, inzonderheid het Humanisme, kwamen ook het natuuronderzoek zeer ten goede. Waarschjjnlijk werkte het wedervinden van Ptolemaeus' „Geographia" als eene ontdekking. Reeds Joannes de Sacrobosco (f 1252) heeft bij de samenstelling van zijn beknopte werk „De Sphera"') van dit en andere geschriften van Grieksche herkomst gebruik gemaakt. Het strekte lang ten grondslag aan zekere lessen aan de universiteit te Parjjs2) en werd na de uitvinding der boekdrukkunst al spoedig met de commentaren van meer dan één geleerde ter perse gelegd. Een afzonderlijk hoofdstuk is gewijd aan het betoog, dat „de aarde rond is". Dat haar omtrek van het Oosten naar het Westen cirkelvormig moet zijn, wordt hieruit afgeleid, dat men verschijnselen aan den hemel, bijv. eene maaneclips, op verschillende punten der aarde waarneemt op ongelijke uren. Dat de aarde ook van het noorden naar het zuiden rond is, vloeit hieruit voort, dat voor de bewoners van noordelijke gewesten de sterren om den noordelijken (hemel-)pool steeds zichtbaar, die om den zuidelijken (hemel-)pool immer onzichtbaar blijven; verplaatst men zich echter van het noorden naar het zuiden of omgekeerd, dan aanschouwt men sterren die men vroeger onmogelijk kon zien3). Ook over de lengte van den omtrek der aarde 1) Textu» De Sphera Iohannis de Sacrobosco Cumadditione (quantum necessarium est) adiecta i Nouo commentario nuper edito Ad vtilitatem studentium Philosophiae Parisiensis Academie illustratus [Aan het slot, onder quat. d, fol. viijr] Impressum Parisij 1507. fol. 2) Zie de opdracht van Jacobus Faber Stapulensis, achter den titel. 3) lohannes de Sacrobosco, 1.1., L. I, c. 5. wordt gehandeld en over de methode om haar te bepalen. Men treft hier weder de maten van Eratosthenes aan <). Weldra verschenen nieuwe en ten deele meer zelfstandige geschriften, zooals van Faber Stapulensis1), Petras Apianus en Orontius Fineus»). Het prachtwerk van Apianus4) heeft op een enkele bladzgde een moderne tint. Het derde hoofdstuk toch, aanvangende: „daar de aarde bolvormig is en het niet gebeuren kan, dat alle landstreken te gelgk middag hebben", enz. geeft eene Igst met opgave van het tijdverschil in uren en minuten tusschen een groot aantal steden van Europa en Ingolstadt, de woonplaats des schrn'vers. Als voorbeeld dient o. a. het volgende: Karei V werd geboren te Gent, 15 uren en 44 min. na den middag; te Ingolstadt was het toen 39 minuten later5). Het is den schrgver echter vooral te doen om den gebruiker van zgn boek in staat te stellen tot het berekenen van den juisten stand der planeten op een gegeven oogenblik of liever tot de praktische beoefening der sterrenwichelarij. Ten slotte moge de uitgave van Ptolemaeus' „Geographia" door Pirckheimer in 1542 worden vermeld. Zg is verrgkt met nieuwberekende tabellen van de lengten en breedten der verschillende plaatsen, vervaardigd door Seb. Munster. Men vindt hier de geteekende voorbeelden van Ptolemaeus, aanwgzende, hoe men de oppervlakte van een bol op een platte kaart kan teruggeven, en ook de kaarten met meridiaan- en parallelcirkels weder, alles aangevuld en verbeterd, zooals de veranderde omstandigheden en de vermeerderde kennis vereischten. 1) Aid., L. I, c. 8. 2) ln hoe libro eontinetur. Introductoriutn astronomicum, theorias corporum eoelestium duobus libris eompleetens, Parisiis. 1517, fol. De opdracht : Jacobus Stapulensis Germano GanaiensièoelAm schrijver kennen. 3) Orontii Finei, De Mundi sphaera, siue Cosmographia Lib V Parisiis 1542, fol. ' * ' 4) Astronomicum Caesareum [aan het slot, onder quat. O, fol. v • Anno sesqvimillesi.no qvadragesimo]. De schrijver droeg het werk op aan keizer Karei V en diens broeder Ferdinand. 5) Apianus, 1.1., quat. B, fol. 2r.