Overgedrukt uit het Nederlandsch Archief toot Kerkgeschiedenis, dL V, afl. 4, blz. 414—460. ('s-Grav. 1908). OVERZICHT VAN GESCHRIFTEN BETREFFENDE DE NEDERLANDSCHE KERKGESCHIEDENIS OVER DE JAREN 1906—1907 1). Nederlandsche kerkgeschiedenis in het algemeen. Theologischer Jahresbericht, Fünfandzwanzigster Band, 1905, herausg. von Prof. Dr. G. Krüger u. ProfLIic. Dr. W. K ö h 1 e r, IV. Abtheilung, Kirchengeschichte, Leipz., 1906. Dit groote werk is van de uitgeversfirma C. A. Schwetschke and Sohn te Berlijn overgegaan naar de firma M. Heinsius Nachfolger te Leipzig. De wijze der uitgave onderging geen verandering. De prijs der verschillende afdeelingen wordt naar den omvang berekend. De afdeeling „Kirchengeschichte" is voor het j. 1906 niet minder dan 918 bladzijden dik en kost Mk. 24,55. Hiervoor ontvangt men eene ongelooflijk rijke en uitgebreide opgave van verschenen bronnen en literatuur. Bij iedere onder-afdeeling worden de belangrijkste publicatiën ook besproken, zoodat de kooper van eenig werk niet uitsluitend op den titel behoeft af te gaan. De indeeling, hoofdzakelijk in tijdvakken en landen, is wel te overzien, zoodat men er vrij gemakkelijk den weg in vinden kan. Vooral de stukken over zakelijke onderwerpen, zooals bijv. wat de middel- 1) Als regel geldt, dat eene bespreking alleen gewijd wordt aan die geschriften waarvan een exemplaar aan de Red. is toegezonden. De bespreking van één enkel werk, nl. dat van Meyhoffer [beneden blz. 31] is van Ds. A. Klaver. Al het overige wat hier geboden wordt is afkomstig van de Red. van dit Archief. eeuwen aangaat, over: pausdom, kerkrecht, kruistochten, monnikwezen, bedelorden, theologie, mystiek, inquisitie, scholen en universiteiten, kerkelijke feesten, liturgische boeken, katechismus, enz. geven den lezer onmiddellijk in handen wat anders slechts met groote moeite bijeen te brengen zou zijn. Aan de bronnen en literatuur voor de Nederlandsche kerkgeschiedenis zijn afzonderlijke rubrieken gewijd. De „Kirchengeschichte der alten Zeit" is bewerkt door Prof. G. Krüger; de middeleeuwen door Otto Clemen en Ernst Vogt; de tijd van het begin der Hervorming tot 1648 door W. Kohier; de periode van 1648—1780 door Reinhard Herz; de „Kirchengeschichte seit 1789" door Johannes Werner en de rubriek „Zeitgeschichtlich.es" door Otto Raupp. Theologischer Jahresbericht, Sechsundzwanzigster Band, 1906, herausg. von Prof. Dr. G. Krüger u. Prof. Dr. W. Kohier; IV. Abtheilung, Kirchengeschichte, Leipzig. 1907. Dit deel is op dezelfde degelijke wijze bewerkt als de vorige. De 911 bladzijden kosten M. 25.—. J. G. C. Joosting en S. Mu 1 l^er Hz., Bronnen voor de geschiedenis der kerkelijke rechtspraak in het bisdom Utrecht in de middeleeuwen, 's-Gravenh. 1907 (Bronnen van het oude vaderlandsche recht, Serie II, 8, 9). Becueil des anciennes ordonnances de la Belgique; recneil des ordonnances des Pays-Bas, 2e série, 1506—1700 T. IV, contenant les ordonnances du 9 Jan. 1536—24 déc. 1543, éd. J. L a m e e r e et H. S i m o n t, Brux., 1907. Inventaires sommaires des archives des anciens gouvernements des Pays-Bas, conservés aux Archives générales du royaume a Bruxelles, Brux. 1906, T. L C. de Waard, De archieven berustende onder het bestuur der godshuizen te Middelburg, inventaris der oude archieven, 1343—1812, Middelb., 1907. A. Cauchie, Inventaires des archives de Marguérite de Parme, dressés • après la mort de cette princesse (Bulletin de la commission royale d'histoire, 1907, p. 61 s.). L. W i 11 a e r t, S. J., Négociations politico-religieuses entre l'Angleterre et les Pays-Bas catholiques (1598— 1625) 2, II (Revue d'histoire ecclésiastique, Vllle Année, p. 81 s., 305 s., 514 s.). Een groot deel dezer verhandeling is gewijd aan „de tusschenkomst der Engelsche vorsten ten voordeele van het Protestantisme in de Nederlanden". G. Haccius, Hannoversche Missionsgescbichte, Ie* Theil: Von der Pflanzung der christlichen Kirche in Friesland und Sachsen bis zur Entstehung der Hermannsburger Mission, 1905. H. Beimers, Die Quellen der Berum Frisicarum Historia des TJbbo Emmius, Leipz. 1907 (Jabrbuch d. Gesellsch. für bildende Kunst u. vaterlandische Alterthümer zu Emden). S. Muller F z., Le style de la circoncision (Eevue des bibliothèques et des archives de la Belgique, 1906, p. 399 s.). Mr. J. G. C. J o o s t i n g, De jaarstjjl te Maastricht (Ned. Archievenblad, jaarg. XVI, blz. 44 v.). J. G. C. J o o 81 i n g en P. D o p p 1 e r, De jaarstigl te Maastricht (Nederl. Archievenblad, 1906—1907, blz. 213 vv.). Dr. P. Doppler, Bijdrage tot de geschiedenis der tijdrekenkunde te Maastricht in de Middeleeuwen (Publications d. 1. société hist. de Limbourg, T. XLII, p. 211 s.). S. Muller F z., De jaardagstijl (Nederl. Archievenblad, 1906—1907, blz. 76 vv.). : ; .h '( B. F r u i n , De jaarstijl der middelburgsche abdij (Nederl. Archievenblad, 1906—1907, blz. 86 vv.). E. O b r e e n , Over de jaarstijlen door Floris Y en zijne voogden gebruikt (Nederl. Archievenblad, 1906—1907, blz. 92 vv.). M. Schoengen, Mos Romanus, antwoord aan den heer H. Nelis (Nederl. Archievenblad, 1906—1907, blz. 145 vv.). E. F r u i n, De jaarstijl van Oervasius Cantuariensis (Nederl. Archievenblad, 1906—1907, blz. 151 vv.). M. H. van Visvliet, Delftsche stijl (Nederl. Archievenblad, 1906—1907, blz. 210 vv.). P. Fr. Bonaventura Kruitwagen, O. F. M., Het schrijven op feestdagen in de middeleeuwen (Tijdschr. v. boek- en bibliotheekwezen, jaarg. V, blz. 97 vv.). L. V. Goemans, Het belgische gezantschap te Rome onder de regeering der aartshertogen Albrecht en Isabella (1600—1683) naar onuitgegeven diplomatische bronnen (Bijdragen tot de geschiedenis van het hertogdom Brabrant, 1907, blz. 3 vv., 70 vv, 544 vv.). Ch. Terlinden, Guillaume Ier, roi des Pays-Bas, et 1'église catholique en Belgique (1814—1830), Tomell: Le Concordat (1826—1830), Bruxelles, 1906. Roomsen-Katholieke kerk. In het algemeen. Dr. G. Brom, De tegenpaus Clemens VII en het bisdom Utrecht (Bijdragen en Meded. van het Hist. Genootschap te Utrecht, 1907, blz. 1 vv.). M. Spaethen, Giraldus Gambrensis und Thomas von Evesham über die von ihnen an der Kurie geführten Prozesse (Neues Archiv für altere deutsche Geschichtskunde, 1906, S. 545 ff.). L. V. Goemans, Vatikaansche oorkonden, Brieven van Vincentius de Zeelander met kard. Pietro Aldobrandini gewisseld (1597—1598) (Bijdragen t. d. geschiedenis v. h. hertogdom Brabant, 1906, blz. 552 vv.). Dr. G. Brom, Briefwisseling der Vicarii Apostolici met den H. Stoel (Archief v. d. geschiedenis v. h. aartsbisdom Utrecht, Dl. 32, blz. 872 vv.; Dl. 83, blz. 1 vv.). Bisdom Utrecht. Andere bisdommen. J. H. Hofman, Het Bisschopshof te Utrecht (Archief v. d. geschiedenis v. h. aartsb. Utrecht, Dl. 88, blz. 281 vv.). Dom U. Berlière, Les evêques auxiliaires deTherouanne (Revue Bénédictine, XXIVe Année, p. 62 s.). A. H. L. Hensen, Wijdingsbrief van Nicolaas van Nieuwland (Bijdragen v. d, gesch. v. h. bisdom Haarlem, 1907, blz. 96 vv.). J. Marx, Nikolaus von Cues u. seine Stiftungen zu Cues u. Deventer (Festschrift z. Bischofs-Jubilaum, Trier, 1906). C. J. G o n n e t, Het huis van den bisschop van Haarlem Nieolaes van Nïeuwland (Bijdragen v. d. gesch. v. h. bisdom Haarlem, 1907, blz. 308 vv.). Afzonderlijke kerken. I. A. van der Loos, Geschiedenis van Amstelland vóór 1800, Amst. [1907]. Dit werk beweegt zich meer op het gebied van de geschiedenis des vaderlands dan op dat der kerkhistorie. Nadat het eerst was opgenomen in de „Geschiedkundige Bladen", verschijnt het nu omgewerkt in eene afzonderlijke uitgave. De schrijver is kritisch van aanleg en maakt vele aanmerkingen op het werk zijner voorgangers. Vooral Wagenaar en Ter Gouw worden door zijn roede getroffen. Van den laatste lezen wij, dat hij „van de gewoonten en gebruiken der Roomsche kerk in de Middeleeuwen geen genoegzame kennis bezat, en toch — bij al zijne onwetendheid — op bijna iedere bladzijde van zijne „geschiedenis van Amsterdam" een vinnigen haat tegen die Kerk veropenbaren dorst.... en zoo kon het niet uitblijven of zijn historische arbeid moest als wetenschappelijk werk noodzakelijk mislukken". Ter Gouw's voorstelling van den strijd tusschen Egbert van Aemstel en bisschop Godfried van Utrecht wordt gecorrigeerd (blz. 75—83). Met Moll's aanschouwelijke voorstelling van de kapittelvergadering te Utrecht na het sneuvelen van bisschop Otto II, waarbij de graaf van Gelder en Gijsbrecht van Aemstel zich zwaar gewond naar binnen lieten dragen en een nieuwe bisschop gekozen werd wiens taak het zou zijn de geleden nederlaag te wreken, wordt een loopj e genomen (blz.102—105). De kritiek van den schr. is althans op dit punt eenigszins overdreven. Ook Mgr. Klönne en de redactie van „De Tijd" worden niet gespaard, daar zij de onjuiste meening verbreid hebben, dat dit dagblad zijn zetel heeft in „'t Kasteel van Aemstel" (blz. 167 vv.). Jacobus Traiecti alias de Yoecht, Narratio de inchoatione domus clericorum in Zwollis, met akten en bescheiden betreffende dit Fraterhuis, uitg. door Dr. M. Schoengen, Amst. 1908 (Werken Hist. Genootschap, Serie DJ, No. 18). Joseph Schmidlin, Geschichte der deutschen Nationalkirche in Bom, S. Maria dell' Anima, Freib. 1906. F. M. G r ij p i n k , Uit de grafelijkheidsregisters van het Rijks-archief te Haarlem; Nieuwkoop en Noorden (1412); Swindrecht (1346); Nieuwe kerk te Delft (1441) (Bijdragen v. d. gesch. v. h. bisdom Haarlem, 1907, blz. 99 vv.). H. N e 1 i s, Les deux chartes du comte de Flandre Charles pour St-Bavon (1122), Note complémentaire (Annales de la société d'émulation de Bruges, 1907, p. 147 s.). Bulle de Martin V en faveur des choraux de Saint-Pierre de Lille, ed. H. Du-Brulle (Bulletin de la société d'études de la province de Cambrai, 1907, p. 147 s.). Beschrijving der stad Maastricht door Adam van Broechuysen met inl. door A. J. A Flament, (Publications d. 1. société hist. de Limbourg, T. XLII, p. 4 s.). Dr. P. Doppler, Schepenbrieven van het kapittel van St Servaas te Maastricht (Vervolg) (Publications de la société hist. et arch. de Limbourg, T. XLI, p. 50 s.; T. XUL, p. 81 s.). P. Doppler, Schepenbrieven van het kapittel van St Servaas te Maastricht in regestvorm en met aanteakeningen uitgegeven, Maastr., 1907, Dl. II (1376—1469). P. M. Grijpink, Leenbrief van Harper van Foreest, waarin de kapel van O.-L. Vrouwe te Heiloo ter sprake komt (1440) (Bijdragen v. d. gesch. v. h. bisdom Haarlem, 1907, blz. 126). Dom U. Berlière, Nicolas de Guse au diocese de Liège (Revue Bénédictine, XXIVe Année, p. 272 s.). J. JL, Parochie Valkenburg (Limburg's Jaarboek, 1906, Dl. XII, blz. 59 v.). De pastorielanden van Valkenburg, medeged. door J. K. (Limburg's Jaarboek, 1906, Dl. XH, blz. 61 vv.). J. K., Vergaederinge van de gemeenten aeren parochiaenen der stad en vrijheyt Yalkenborgh (Limburg's Jaarboek 1906, Dl. XH, blz. 191). E. H. de Gryse, Parochie Kortrijk en het kapitel van O. L. V. (Bulletin du Cercle historique de Gourtray, 1906—1907, blz. 147 vv). J. S. van Veen, Stichtingsbrief der vicarie van St. Laurens en St Brigitta in de kerk van Laag-Eeppel (Archief v. d. geschiedenis v. h. aartsbisd. Utrecht, Dl. 83, blz. 310 vv.). J. H. Hofman, Bandwijk in Over-Betuwe (Archief v. d. geschiedenis v. h. aartsb. Utrecht, Dl. 33, blz. 305}. A. Driessen, Waterland VII; Edam vóór de Hervorming (Bijdragen v. d. gesch. v. h. bisdom Haarlem, 1907, blz. 16-1 vv.). G. Gallewaert, Les origines de la collégiale SaintDonatien a Bruges (Annales de la société d'émulation de Bruges, T. LVI, p. 122 s.). E. D i 1 i s, Bezoek van bisschop J. B. de Smet, te Lokeren in 1732, Lokeren, 1907. Les presbytères en Hainaut au XVIH6 siècle, éd. El. Charpentier (Bulletin d. 1. société d'études de Cambrai, 1907, p. 180 s.). Geestelijke oeden, abdijen en kloosteks. Dom D. Berlière, Bulletin d'histoire Bénédictine (Bevue Bénédictine, XXIVe Année, p. 38*). P. 52* 3. is gewijd aan België; p. 60* aan Holland. J. S. Schoutens, Antiquitates franciscanae Belgicae, Easc. 1—3, Hoogstraten, 1906. G. Gallewaert, Les plus anciens documents des archives du Béguinage de Bruges (10 sept. 1185—18 sept 1385) (Annales de la société d'émulation de Bruges, 1907, p. 258 s.). S. Drost, O. S. Crue*8, Geschiedkundig overzicht van het Kruisheerenklooster te Hoorn (Geschiedkundige Bladen, Dl. ü, blz. 177 vv.). A. Driessen, Nog eens het klooster Mariahof op het eiland Marken (Bijdragen v. d. gesch. v. h. bisdom Haarlem, 1907, blz. 70 vv.). J. B. Stockmans, Abdij van Nazareth te Lier (1243— 1297) (Bijdragen v. d. gesch. v. h. bisdom Haarlem, 1906, blz. 422 vv., 441 vv.). Mariëngaarde-terp te Hallum (Bulletin Ned. Oudheidk. Bond, Viri, 1907, blz. 14). G. A. Meyer, Het Jacopijnenklooster te Leeuwarden (Archief v. d. geschiedenis v. h. aartsbisdom Utrecht, Dl. 38, blz. 109 vv.). M. Sch o e n g e n, De vestiging der Cistercienserorde in Noord-Nederland (Historische Avonden, Gron. 1907, blz. 449 vv.). G. A. Meyer, Ord. Praed., Het Jacopijnenklooster te Groningen, TL (Archief v. d. geschiedenis v. h. aartsbisdom Utrecht, Dl. 82, blz. 821 vv.). Mr. P. G. Bos, Uit het Oostfriesche Kloosterleven (Groningsche volksalmanak, 1907, blz. 153 vv.). Dr. M. Schoengen, De oorkonden uit het archief van het Fraterhuis te Zwolle, Gron. 1906. J. C. van Slee, Het Necrologium en Cartularium van het convent der reguliere kanunnikessen te Diepenveen (Archief v. d. gesch. v. h. aartsbisdom Utrecht, Dl. 88, blz. 818 vv.). P. M. Grijp in k, Oopie van negen brieven,hiernae bescreven, aendrepende dat Cloester ten Berghe by Zwolle (Archief v. d. geschiedenis v. h. aartsb. Utrecht, Dl. 88, blz. 257 vv.). Regeling van het erfrecht van klooster-geestelijken enz. in de heerlijkheid Berg (Gelre, Bijdr. en meded., Dl. IX, blz. 277). De rechtsmacht over Stralen van de abdjj Siegburg en den hertog van Gelre (Gelre, Bijdr. en meded., Dl. X, blz. 75 vv.). Dr. G. Brom, De abdij van Oostbroek en het Vrouwenklooster (Archief v. d. geschiedenis v. h. aartsbisdom Utrecht, Dl. 82, blz. 881 w). P. J. Goetschalckx, 't Klooster der Karthuizersop 't Kiel (Bijdragen v. d. gesch. v. h. hertogdom Brabant, 1907, blz. 15 vv., 49 vv.). P, Daniels, Begijnhof te Diest (Bijdragen t. d. gesch. v. h. hertogdom Brabant, 1907, blz. 148 v.). L. van Miert, P. Franciscus Dachverlies S. J., de eerste Bossche Jezuiet en de opkomst van het Keulsche Driekoningen-College (Studiën, Godsd., Wetensch., Letteren, Dl. LXVI, blz. 268 vv.). Bijdrage tot de geschiedenis van het Minderbroederklooster te Eoermond, medeged. door Dr. J. S. van Veen (Limburg's Jaarboek, 1906, Dl. XII, blz. 150 vv.). L. van Miert, S. J., Aanteekeningen over het collegium Albertinum der paters Dominikanen te Sittard (Limburg's Jaarboek, 1906, Dl. XH, blz. 157 vv.). A. J. A. F1 a m e n t, Diplomen en charters der proostdij van Meerssen, te Brussel in het Algemeen Rijksarchief (Publications de la société hist. de Limbourg, T. XLIT, p. 478 s.). H. T. A. van Hasselt, O. S. Cr., Geschiedenis van het Klooster der Kruisheeren te Wickraht (Geschiedkundige Bladen, Dl. L, blz. 17 vv., 358 vv.). W. Simenon, De bezittingen der abdij van Sint Truiden in Nederland in de tweede helft der XDJ> eeuw (Geschiedkundige Bladen, Dl. I, blz. 229 vv.). Louis Baron de Crassier, Ordre Teutonique. — Histoire du Bailhage des Vieux Joncs et des 12 Commanderies qui en dépendaient (Publications de la société hist. de Limbourg, T. XLI, p. 197 s.). G. C. A. Juten, Het klooster der Guillelmieten te Biervliet en te Brugge (Annales de la société d'émulation de Bruges, 1907, T. LVÏÏ, p. 63 v). J. Cuvelier, L'obituaire, de Doorezeele (Revue des bibliothèques et des archives de la Belgique, 1907, p. 22 s.). P. J. Goetschalckx, Cartularium der abdij van St.-Michiels te Antwerpen (Bjjdragen t. d. gesch. v. h. hertogdom Brabant, 1907, blz. 280 v.). Th. de Li m b urg-S tir u m , Les insignes des chanoinesses de Belgique (Revue beige de numismatique, 1907, p. 49 s., 886 s.). M. van Waefelgem, L'Ordinarius Premonstratensis, d'après d'anciens manuscrits du XID> et XlVe siècles (Analectes de 1'Ordre de Prémontré, 1906, p. 1 s.; 1907, p. 49 s.). R. van Waefelgem, Le nécrologe de 1'abbaye du Pare (Analectes de 1'Ordre de Prémontré, 1906, p. 325 s.; 1907, p. 389). H. N e 1 i s , Notitia relative aux premières donations de 1'abbaye du Pare (1129—1141) (Analectes de 1'Ordre de Prémontré, T. H, p. 13 s.). Aug. Morini et P. Soulier, Monumenta ordinis servorum Sanctae Mariae, Brux., [1907], T. Vill, fase. 1. Levensberichten, Letterkunde. Dr. L. J. van der Essen, Middeleeuwsche Heiligenlitteratuur (Geschiedkundige Bladen, Dl. L, blz. 271 w.). Dr. L. J. van der Essen, Etude critique et littéraire sur Les Vitae des saints Mérovingiens de 1'ancienne Belgique, Louvain, 1907. Dr. Van der Essen heeft met dit boek van 447 bladzijden het historisch onderzoek op een bepaald gebied een belangrijke schrede vooruitgebracht. De schr. is een k weekeling van de vrije RoomschKatholieke universiteit te Leuven, leerling van de professoren Cau- chie, Moeller e. a. Zijn werk verschijnt in den „Recueil de travaux publiés par les membres des conférences d'histoire et de philologie'', onder leiding van deze hoogleeraren en van eenigen hunner ambtgenooten staande. De heer Van der Essen, doctor in de letteren, heeft sedert jaren zijne studiën aan de heiligenlevens gewijd, en toont eene merkwaardige scherpzinnigheid te bezitten in het ontwarren van den samenhang tusschen de verschillende levensbeschrijvingen van eenzelfden heilige. De methode, waarnaar hij hierbij te werk gaat, kan niet anders dan geprezen worden. Reeds is hij bij ons te lande bekend geworden als redacteur van de „Geschiedkundige Bladen". Dit werk over de „levensbeschrijvingen der Merovingische heiligen van het oude België", zet de kroon op hetgeen vroeger van zijne hand gedrukt werd. In het geheel worden de „vitae" van 81 heiligen, ingedeeld naar de verschillende bisdommen, behandeld. Het begint met Sint Gertrudis en eindigt met St. Willebrordus. Zoo kan, wie bij een historisch onderzoek met één van deze figuren te maken heeft, bij Dr. Van der Essen in een beknopt overzicht terstond vinden waar de oudste getuigenissen worden aangetrofien, en hoe de vroegere en latere berichten met elkander samenhangen. Terecht zegt de schr.: „Les Vies des saints considérées comme récits, n'offrent guère en général, de renseignements positifs et sürs, et, dans 1'ensemble, elles n'ont pas encore été suffisamment soumises au crible de la critique. D'ailleurs, tont écrit hagiographique n'est pas nécessairement de 1'histoire et le R. P. Delehaye a rappelé avec raison qu'il faut entendre par ces productions littéraires, tout document inspiré par le culte des saints et destiné a le promouvoir. C'est dénoncer, en d'autres termes, leurs préoccupations d'ordinaire religieuses et morales, et leur caractêre trop souvent laudatif. Les renseignements historiques cèdent généralement le pas aux légendes et aux lieux communs, loin de retracer fidèlement les faits et gestes du passé, les Vies de saints ne reflètent en majorité que les concepts et les habitudes littéraires de 1'époque qui, les a vues éclore. De li leur discrédit comme sources historiques pour 1'époque méme du saint, mais de la aussi leur valeur comme témoins et interprètes fidèles de 1'époque de leur composition. Elles permettent de recónstituer les aspects les plus saisissants de la vie littéraire et sociale de nos pères. Elles nous montrent, en effet, a la lumière d'une analyse minutieuse, 1'ame populaire, les conceptions religieuses des foules, les idees courantes sur le saint et la sainteté, les manifestations du culte, les dévotions locales du clergé et des populations. Dr. C. H. van R h g n, Martinus van Tours, Utr., 1907. Het veelomvattende onderwerp is door den schr. inbehagelijken vorm en met goeden smaak in 126 bladzijden afgehandeld. Wat er al zoo verbonden is aan de geschiedenis van St. Maarten wordt duidelijk bij het raadplegen van Pottbast's „Wegweiser duren die Geschichtswerke des Mittelalters". De opsomming van bronnen en literatuur over Martinus van Tours nemen daar drie volle bladzijden of 6 kolommen in beslag; het getal der „erlauterende Schriften'' bedraagt: 60. Prof. Van Rhijn heeft bet vierde hoofdstuk van zijn boek gewijd aan „Martinus' vereering". Eene rijke hoeveelheid gegevens uit verschillende landen en tijden is hier verwerkt. De Nederlandsche lezer zal o. a. worden aangetrokken door de bladzijden, waarop de voorstellingen van St. Maarten door de schilders der Vlaamsche school ter sprake komen. Het dankbaarst zal hij zqn voor de uitvoerige en geleerde beschrijving van de vereering van Sint Maarten in de Nederlanden. Paul Parsy, Saint-Éloi (590—656), (Collection „Les Saints"), Paris, 1907. L. Campion, S. Servatius, évêqne de Tongres, patron de Saint-Servais (Annales de Bretagne, 1906, p. 277 s.). G. Colyns, Sainte Wivine, fondatrice de 1'abbaye bénédictine de Grand Bigard, Nouv. éd., par le frère M.-L. Herman, Bruges, 1907. A. Croquez, Sainte Godeliève de Ghistelles, patronne de la Flandre, Lille, 1907. Vie de sainte Hildegarde, thaumaturge et prophétesse du XIIe siècle, écrite par les moines Théodoric et Godefroid; trad. du latin en francais, Par., 1907. A. B o u r é, Sancta Hildegardis; de modo visitationis suae (Van onzen tijd, jaarg. VIL dl. II, blz. 166 vv.). P. Jonquet, Sainte Lutgarde ou la Marguerite-Marie beige, Jette-Brux., 1907. H. N i m a 1, C. SS. B., Vie de sainte Lutgarde honorée a Ittre en Brabant, Liège, s. a. C h. C. V. V e r r e y t, Leden der Lieve-Vrouwenbroederschap te '8-Hertogenbosch van 1818—1642, I (Taxandria, jaarg. XTV, blz. 36 vv.). J. van den Berg van Eysinga — Elias, Buusbroec in verband met de fransche en duitsche mystiek (Gids, 1907, Dl. 2, blz. 275 vv.). Dom U. Berlière, O. S. B., Jean Bernier de Fayt, abbé de St.-Bavon de Gand (1350—1395), d'après des documents Vaticans, suite et fin (Annales de la société d'émulation de Bruges, 1907, T. LVH, p. 5 s.). U. Berlière, O. S. B., Documents pontificaux concernant Eaoul de Bivo doyen de Nbtre-Dame a Tongres (1871—1876) (Bulletin de la commission royale d'histoire, 1907, p. 269 s.). P. D u h e m , Nicolas de Cues et Léonard de Vinei (Bulletin italien, 1907, p. 87 s.). Christian Schmitt, Cardinal Nicolaus Cusanus Coblenz, 1907. P. J. Goetschalckx, Naamüjsten der pastoors van de belgische parochiën eertijds deelmakende van 't bisdom van Antwerpen (Bndragen t. d. gesch. v. h. hertogdom Brabant, 1907, blz. 97 vv., 171 vv., 198 vv.). P. M. Grnpink, Pastoors en priesters vermeld in de grafeüjkheidsregisters op het rgksarchief in Noord-Holland te Haarlem (Bedragen t. d. gesch. v. h. bisdom Haarlem, 1907, blz. 89 vv.). D. G. Morin, Les „Dicta" d'Heriger sur 1'Eucharistie (Bevue Bénédictine, XXVe année, p. 1 s.). N. O. H e i n e r t z, Die mittelniederdeutsche Version des Bienenbuches von Thomas von Cantimpré, Das erste Buch, Lund. Een Akademisch proefschrift. C. G. N. de Vooys, Speculum exemplorum (Tüdsehr. voor boek- en bibliotheekwezen, jaarg. HL, blz. 284 vv.). M. M. Kleerkooper, Het „Speculum exemplorum" in het British .Museum, te Dublin en te Oxford (Tijdschr. voor boek- en bibliotheekwezen, jaarg. IV, blz. 81). W. J. Kühler, De prediking van Geert Groote (Teyler's Theol. Tijdschrift, 1907, blz. 51 vv., 208 vv.). Een handschrift van Geert Groote (Tijdschr. voor boeken bibliotheekwezen, jaarg. Hl, blz. 165). De Tafel van den Kersten Ghelove (Tndschr. voor boeken bibliotheekwezen, jaarg. JU, blz. 160). J. E. G. de Montmorency, Thomas a Kempis, his age and his book, Lond., 1906. J. Brucker, L'inütation de Jésus-Christ (ÉtudespubJ. par des PP. de la Compagnie de Jésus, 1907, p. 888). Thomas a Kempis and the brotherhood of the common life (The Church quarterly Beview, 1906, p. 86 s.). V. Dela Montagne, Gecensureerde volksboeken (Tijdschr. voor boek- en bibliotheekwezen, jaarg. IV, blz. 278). Dr. Wilhelm van Gulik, Johannes Gropper (1508 bis 1549) (Erlauterungen zu Janssens Geschichte des deutschen Volkes, V. Bd.), Freib., o. J. S t. E h s e s, Johannes Groppers Rechtfertigungslehre auf dem Konzil von Trient (Röm. Quartalschrift für christl. Altertumskunde u. Kirchengeschichte, 1906, S. 175 f£). A. Paquay, Frans Titelmans van Hasselt, Hass. 1906. L. v. M., De Bossche kapitteldeken Lucas Dielen en pater Johan Ehetius, S. J. (Taxandria, jaarg. XIV, blz. 21 vv.). Beati Petri Canisii S. J. epistulae et acta; coll. et adnotationibus illustravit L P. Braunsberger, T. IV (1568—65), Freib. 1905. A. van Eyndhoven, De heilige Nicolaus Poppelius, Een der 19 martelaren van Gorcum; zijn naam en zijne geboorteplaats, Turnhout, 1906. C. E., De heilige N. Poppel, Een der 19 martelaren van Gorcum, Diest, 1906. W. van Nieuwen hof f, S. J., Bruijnsma, Cools en Roelandsz., Historische schetsen, Leid. 1906. G. A. Meyer, Cornelius van Sneek (Archief v. d. geschiedenis v. h. aartsbisdom Utrecht, Dl. 38, blz. 201 vv.). G. A. Meyer, Joannes Pesselius (Archief v. d. geschiedenis v. h. aartsb. Utrecht, Dl. 88, blz. 248 vv.). H. W. E. M o 11 e r, Vondel's overgang (De Katholiek, Dl. 181, blz. 185 vv.). B. H. Mo lk en boer, O. P., De bronnen der „Altaergeheimenissen" (De Katholiek, Dl. 181, blz. 801,379 vv.; Dl. 182, blz. 41 vv., 180 vv.). J. J. G. Boelen, Vondel-studie. — Maeghdepalm voor Anna Bruining en Vondels FJoosterpoëzy (Jaarboekje J. A. Alberdingk Thnm, 1906, blz. 318 vv.). J. J. G. Boelen, Vondel-Studiën VIT. Vondel en de zon (Studiën, Godsdienst, Wetenschap, Letteren, Dl LXVI, blz. 21 vv.). L. van Miert, Zwerftochten van een ond boekje (Studiën. Godsd., Wetensch., Letteren, Dl. LXVL blz. 887 vv.). Over de „Septimana sancta sacerdotis catholici" van F. Lamberti S. J., Noviom. 1693. Cl. Cochin, Une lettre inédite d'Antoine Arnauld a Jean Neercassel (1682) (Bevue d'histoire et de littérature religieuses, 1907, p. 841 s.). V1 a s s e n b r o e c k, C. SS. B., De eerbiedweerdige pater Januarius Sarnelle redemptorist, Bruges, 1907, M. E. Belpaire, Constance Teichmann's heldhaftigheid (Dietsche Warande en Belfort, 1906, 2e halfj., blz. 1 vv., 217 TT.). Albertus a Puero Jesu, De eerbiedwaardige broeder Franciscus Tan 't kindeken Jesus, leekebroeder uit de orde der ongeschoeide carmelieten, Brugge, 1907. M. J. Jansen, Petrus Tan Loon, pastoor van Wanssum, en zijne stichtingen voor den arme (Publications de la société bist. et archéol. de Limbourg, T. "XTJ, p. 38 s.). J. Desilve, Georges d'Egmond, 7le abbé de SaintAmand, Par., 1907. L. van Miert, Andreas Heerl van Baardwijk, (Jaarboekje van J. A. Alberdingk Thgm, 1906, blz. 62 vv.). A. Willockx, Kanunnik De Decker, zijn leven, znne instellingen, znne weldaden, zijne verheerlijking, Mechelen 1906. La révérende mère Marie-Josephe Oóline de saint Francois, fondatrice des Clarisses-Coletines d'Enghien, 1880—1890, par une clarisse du convent d'Enghien, 2e éd., Bruges, 1907. J. H e 1 b i g , Le Baron Bethune, étude biographique; préface par le Cte Verspeyen, Lille-Bruges, 1906. A. M. J. I. Binnewiertz, Pr., J. A. Alberdingk Ttójm (Dietsche Warande en Belfort, 1906, le halfj., blz. 5 vv.). Prof. J. S e n c i e, P. P. M. Alberdingk Thijm (Dietsche Warande en Belfort, 1906, le halfj., blz. 13 vv.). Maria Viola, Over Alberdingk Thijm (Jaarboekje J. A. Alberdingk Thgm, 1906, blz. 281 vv.). Edm. van Win tershoven, Br. P. P. M. Alberdingk Thijm (Publications de la société hist. de Limbourg, T. ÏLI, p. 415 s.). R. Lemaire, Dr. P. J. H. Cuypers (Dietsche Warande en Belfort, 1906, le halfj., blz. 67 vv.). H. J. Allard, Joachim George Le Sage ten Broek, LT De Vader der katholieke pers (Studiën. Godsd., Wetensch Letteren, Dl. LXVll, blz. 1 vv.). HA. vanderBiezen, Ord. Praem., Joachim George Le Sage ten Broek (1806-1906) (Geschiedkundige Bladen, Dl. LT, blz. 1 vv.). Edm. van W i n t e r s h o v e n , Kanunnik Daris, hoogleeraar aan het Groot-Seminarie te Luik en Geschiedschrijver (Geschiedkundige Bladen, Dl. L, blz. 69 vv.). H. T. A. van Hasselt, O. S. Cr., In Memoriam (Geschiedkundige Bladen, Dl. I, blz. 15 v.). H. J. Allard, Jhr. Arent toe Boecop, S. J. (Jaarboekje J. A. Alberdingk Thnm, 1906, blz. 192 vv.). Mgr. Mercier (Dietsche Warande en Belfort, 1906. le halfi blz. 247 vv.). ' J'' Kerkelijk en godsdienstig leven. L. van der Kindere, Liberté etpropriétéenPlandre du IXe au XHe siècle (Académie royale de Belgique, Bulletin de la classe des lettres, 1906, p. 151 s.). Jac. Vrancken,Jus patronatus (Limburg's Jaarboek 1906, DL XH, blz. 18 vv., 131 vv.). Dr L. Schmitz-Kallenberg, Die Münsterische Kanzleyordnung vom J. 1574 (Zeitscbr. f. vaterland. Geschichte u. Alterthumskunde Westfalens, Bd LILT S. 249 fL). ' Dr. J o s e p h J e i 1 e r, Die Siegelkammer der Bischöfe von Munster (Zeitschrift f. vaterlandische Geschichteu. Alterthumskunde Westfalens, Bd. LIV, S. 187 ff.). Dr. J. Rutgers, Het oudst bekende verwantschapsysteem nader toegelicht (Geschiedkundige Bladen, Dl. H, blz. 65 vv.). J. H. Hofman, Uit den Ordinarius van Utrechts Bisschop (Archief v. d. geschiedenis v. h. aartsb. Utrecht, Dl. 88, blz. 307 vv.). P. fr. Bonaventura Kruitwagen, O. E. M., De Gulden Mis (De Katholiek, Dl. 180, blz. 488 vv.; Dl. 131, blz. 158 vv.; 894 vv.; 464 vv.). „De Gulden Mis" — aldus de schr. — „is eene H. Mis, welke op den Quatertemperwoensdag na den derden Zondag van den Advent vroeg in den morgen, met ontsteking van veel licht en met groote plechtigheid wordt gezongen. De tekst, die gebeden of gezongen wordt, staat niet afzonderlijk in het Missaal aangegeven, doch men neemt daarvoor het formulier, dat bestemd is voor de vereering van de H. Maagd Maria gedurende den Advent (Missa votiva de B. M. V. tempore Adventus), hetwelk begint met Rorate coeli desuper. — Waar zij bestaat is de Gulden Mis een echte volksdevotie. Velen die anders op weekdagen niet ter kerke gaan, willen toch bij de Gulden Mis niet ontbreken. Vooral bij reizigers en schippers is zij in trek, omdat de volksoverlevering zegt, dat wie de Gulden Mis bijwoont, Het geheele jaar van ongelukken bevrijd blijft". Naar den oorsprong dezer Gulden Mis, waaromtrent velerlei meeningen bestaan, heeft de schr. een degelijk onderzoek ingesteld. De uitkomsten worden in een aangenamen, levendigen vorm medegedeeld. De hoofdconclusie is deze: „De plechtige Mis op den Quatertemperwoensdag van den Advent bestaat zeker reeds vanaf de 12e eeuw, en is waarschijnlijk nog veel ouder. Het eerst schijnt zij te zijn ingevoerd in Frankrijk en vandaar naar België en Nederland te zijn overgebracht. Aan die Mis heeft men in de 15e en 16e eeuw in Nederland en België een ander element toegevoegd, nl. het karakter van Nood-Mis, d. w. z. men is aan die bestaande plechtige Mis eene bijzondere kracht gaan toekennen ter afwering van allerlei stoffelijke nooden. Dit karakter van Nood-Mis wordt uitgedrukt door de benaming Gulden Mis, en is waarschijnlijk in de Nederlanden ingevoerd vanuit Duitschland. Dr. R. Stapper, Zur Entstehungsgeschichte der münsterschen Agende (Zeitsch. f. vaterland. Geschichte u. Alterthumskunde Westfalens, Bd. LJU, S. 272 ff.). VanNuffel,De Lemmensschool te Mechelen (Dietsche Warande en Belfort, 1906, le halfj., blz. 585 tv.). Dr.Huyskens, Aus dem Verzeichnisse derAusgaben für Arbeiten am Chore der Ludgerikirche und für die Anschaffung Ton Utensilien nach der Wiedertauferzeit (Zeitschr. für vaterland. Gesch. u. Alterthumskunde Westfalens, Bd. LILT, S. 269 ff.). F. M. K. Tan Kersbergen, Oude gebeden en zegeningen bij de beeltenis Tan Onze LieTe Vrouw Tan^ Haarlem (Bgdragen t. d. gesch. Tan het bisdom Haarlem. ' 1907, blz. 814 tt.). Fr. de Ridder, Zout-Leeuw, Vergunning van aflaten aan de kerk van het voormalige Begijnhof: Grieken (1351—1420) (Bgdragen t. d. gesch. v. h. hertogdom Brabant, 1906, blz. 289 v.; 1907, blz. 241 vv.). Fondation d'un obit a Maroilles, éd. É. B e r c e t (Bulletin de la société d'études de Cambrai, 1907, p. 85 s.). Eene stichtingsoorkonde van 1613. Stichtingsacte van een kapel met kerkhof te Aeswijn, medeged. door P. N. Tan Doorninck (Gelre, Bijdragen en mededeelingen, Dl. IX, blz. 197 vv.). A. J. A. F1 a m e n t, De vereering van Sint Nicolaus bizonder in Nederland en vooral met het oog op de ■ Traag of zg in Terband staat met de Germaansche mythologie (Geschiedkundige Bladen, Dl. I, blz. 1 tv.). J. A. F. Kronenburg, Maria's heerhjkheid in Nederland, geschiedkundige schets van de vereering der H. Maagd in ons vaderland, van de eerste tijden tot op onze dagen, Amst., 1906, Dl. IV. E. van Berlo, Histoire de la célèbre statue miraculeuse de Notre-Dame-des-Fièvres, vénérée en 1'église des Frères-Mineurs (Vleminckx-kapel),aLouvain, 1535— 1906, Trad. par P. J. B., O. F. M., 2eed.,Louv. 1906 G. Monchamp, Le culte de saint GeorgesaGruitrode et a Maestricht (Leodium, T. V.). M. J. Jansen, De H. Goar, zijn eeredienst, kapel en Relieken te Meerloo (Publications de la société hist. et archéol. de Limbourg, T. XLI, p. 3 s.). A. H a n s a y, Note sur des documents concernant a) Les reliques des saints de Wintershoven, 6) L'église de Wintershoven, Hasselt, 1907 (Société des mélophiles de Hasselt, T. XXXIX). De devotie van O. L. V. ter Nood te Heilo in 1714 (Kerkelijke Courant, 1907, 11 Jan.). Alb. Poncelet, Les miracles de S. Wülibrord (Ana/ lecta Bollandiana, T. XXVI, p. 78—77). Dr. L. Vervaeck, Les reliques de S. Albert de Louvain, évêque de Liège (Analecta Bollandiana, T. XXVT, p. 398—422). M. van Dromme, Paaschkeers en Paaschboom (Annales d. 1. société d'émulation de Bruges, 1906, p. 245 s.). Votiefsteen, waarschijnlijk afkomstig van Zeddam (Bulletin Ned. oudheidk. Bond, VHI, 1907, blz. 188). G. A. Meyer, Immuratie van ketters in het Jacobinenklooster te Leeuwarden (Archief v. d. geschiedenis v. h. aartsbisdom Utrecht, Dl. 33, blz. 282 vv.). A. Hansay, Note relative a des contrats de rente viagère concernant 1'ancienne abbaye de Herckenrode, Hasselt, 1907 (Société des mélophiles de Hasselt, T. XXXIX). Pr. de Ridder, Thienen, de H.-Geesttafel (Bijdragen tot de gesch. van het hertogdom Brabant, 1907, blz. 188 vv.). L. Opdedrinck, Geschiedkundige aanteekeningen wegens O.-L.-V. gasthuis te Poperinghe, 1818—1904 Yperen, 1906. H. Th. Sevens, De berg van barmhartigheid teKortrijk (Bulletin du Cercle historique de Courtray. 1906— 1907, p. 208 s.). H.D. J. van Schevichaven, Leprozen en leprozenhuizen (Oud-Holland, jaarg. XXV, blz. 97 vv.). J. A. R. Kymmel, De St. Anthonie-gilde te Dwingelo (Kerkelijke Courant, 1907, 22 Febr.). A. J. A. F1 a m e n t, Bijdrage tot de geschiedenis der l$f8tTaffeUjke rechtspleging op het grondgebied van Limburg vóór J794 (Geschiedkundige Bladen, Dl. L blz. 850 vv.). Heksenproef (Gelre, Bijdragen en mededeelingen, Dl. IX blz. 180). ' Een eed afleggen op een kistje of stok (Gelre, Bgdragen en mededeelingen, Dl. IX, blz. 89). J. Hel big, L'art mosan depuis 1'introduction duchristianisme jusqu'a la fin du XVHJe siècle, publ. par J. Brassine, Brux. 1906, T. I. Baymond Lemaire,Les origines dustylegothique en Brabant, le partie, L'architecture romane, Brux. 1906 (üniversité de Louvain, Becueil de travaux publiés par les membres des conférences d'histoire et de pbilologie, Fase. 15). A. Mulder, Het praalgraf van Heer Nicolaas van Putten en van diens gemalin (Bulletin v. d. Ned Oudheidk. Bond, VLLï, 1907, blz. 56 vv.). S. Muller Fz., Het herstel van het grafmonument in de N. H. kerk te Amerongen (Bulletin Ned. Oudheidk Bond, VTJI, 1907, blz. 46 vv.). J. R. van Eeppel, De Muurschildering „St. Christophorus" in de Groote Kerk te Breda (Bulletin v. d. Ned. Oudheidk. Bond, VILT, 1907, blz. 49 vv.). H. Kervyn de Lettenhove, L'exposition des Primitifs a Bruges en 1902, suite (Annales de la société d'émulation de Bruges, 1907, T. LVII, p. 44 s.). J. van den Gheyn, Notes sur quelques manuscrits a miniatures de 1'école fiamande dans les bibliothèques d'Espagne (Annales de 1'Académie royale d'archéologie de Belgique, 1907, 5e sér., T. VUT, p. 805 s.). J. T h. E. C a n n e e 1, Twee vleugels van een drieluik in het Rijksmuseum te Amsterdam (Oud-Holland, jaarg. XXV, blz. 61 vv.). E. Eirmenich — Richartz, Passionsbilder des Quinten Massys (Zeitschrift f. christliche Kunst, 1907). Jos. Brassine, L'argenterie d'Erard de la Marck, prince-évêque de Liège (Bulletin de 1'institut archéologique Liégois, T. XXXVT, p. 233 s.). L. v. M., De oudste Broederschap van het H. Hart van Jesus in Noord-Nederland (Ned. Katholieke Stemmen, Vn, blz. 184 vv.). A. F. van Beurden, Gewoonten op een adellijk kasteel, Ao 1780 (Limburg's Jaarboek 1906, Dl. XH, blz. 49 vv.). Dr. P. J. M. van G i 1 s, Eenige opmerkingen over de middeleeuwsche boekenlijst der Abdij Rolduc (Handelingen van het 5de Nederlandsche Philologencongres te Amsterdam, 1907). Bit artikel bevat eene welkome aanvulling tot Moll's „Boekerij van het St.-Barbara-klooster te Delft" in het „Kerkhistorisch Archief' van 1866, en Kleyn's „Catalogus der boeken van de Abdij te Egmond" in dit Archief, Dl. II. Dr. Van Gils laat aan de boekenlijst van Rolduc eene belangrijke en leerzame inleiding voorafgaan. Moll en Kleyn hebben bij iederen boektitel eene toelichting gegeven. Bij den catalogus van Rolduc moet dit nog geschieden. M. Schoengen, De ontwikkeling van het hooger onderwijs in de middeleeuwen (Annuarium der R. K. studenten in Ned., 1907, blz. 29 vv.). F. Malotaux, Histoire du Catéchisme dans les PaysBas, a partir du Concile de Trente, Renaix, 1906. V. A. dela Montagne, Schoolboeken te Antwerpen in de 17e eeuw (Tgdsch. v. boek- en bibliotheekwezen, jaarg. V, blz. 1 vv.). G. M. A. Jansen, Geschiedenis van de „neutraliteit" in Nederland (De Katholiek, Dl. 181, blz. 189 vv.). J. Dehaut, Le grand séminaire de Cambrai; un siècle d'histoire (1807—1906), Cambrai, 1907. Aug. Sassen, Kostschool te Boxmeer (Taxandria, jaarg. XIY, blz. 25). Oprichting eener bijzondere school te Maasbree, medeged. door F. "W. Vogels (Limburg's Jaarboek, 1906, Dl. XII, blz. 56 vv.). H. N e 1 i s, Charte fausse relative a 1'église de Grnnde (1132) (Revue des bibliothèques et des archives de la Belgique, 1906, p. 895 s.). J. K., Ordonnantie over de sepulturen in onze kercke van Valckenborgh (Limburg's Jaarboek, 1906, Dl. XJJ, blz. 29). Kerkgebouwen. B., De bouw van den Martinitoren (Gron. Volksalmanak, 1907, blz. 220 v.). F. A. H o e f e r, Aanvullingen op de „ Aanteekeningen betreffende de kerk van Hattem" (Gelre, Bgdr. en Meded., Dl. X, blz. 201 vv.). R. E. Hat tink, De krocht te Almelo (Bulletin v. d. Ned. Oudheidk. Bond, VIL, 1906, blz. 171 v). A. W. Weisman, De Oude Kerk te Amsterdam (OudHolland, jaarg. XXIV, blz. 189 vv.). B. J. M. de B o n t, De O. L Vrouwe of Nieuwe Kerk te Amsterdam (Bijdragen v. d. gesch. v. h. bisdom Haarlem, 1907, blz. 191 vv.). P. M. Gr ij pink, Kerk van den H. Nicolaas, bijgenaamd het Hert, te Amsterdam [1611—1887] (Bgdragen v. d. gesch. v. h. bisdom Haarlem, 1907, blz. 258 vv). J. K1 o o s, De toren der Ned. Herv. Kerk te Noord wijkbinnen (Bulletin Ned. Oudheidk. Bond, VII, 1906, blz. 188 vv). A. Mulder, De Kloosterkerk te 's-Gravenhage, met afb. en plattegronden (Die Haghe, 1907, blz. 859 vv.). Restauratie van de Groote of O. L. V. Kerk te Dordrecht (Bulletin v. d. Ned. Oudheidk. Bond, VILT, 190 7, blz. 54 v.). J. C. Overvoorde, Eenige aanteekeningen over de Zuid-Hollandsche eilanden (Bulletin v. d. Ned. Oudheidkundigen Bond, VIII, 1907, blz. 28 vv.). J. J. Weve, Restauratie der Karolingische Valkhofkapel te Nnmegen (Bulletin Ned. Oudheidk. Bond, VIII, 1907, blz. 15 vv). H. D. J. van Schevichaven, De Nymeegsche burcht-kapellen, meer in het bijzonder de hertogelijke kapel, met plattegrond van het Valkhof (Gelre, Bijdr. en Meded., DL X, blz. 77 vv.). Dr. E. E p k e m a, Historische bijzonderheden omtrent de St. Maartenskerk en toren te Zalt Bommel (Gelre, Bgdr. en Meded., Dl. X, blz. 185 vv.). C. F. X Smits, De kathedraal van 's Hertogenbosch, Brux., 1907 (Université de Louvain; Becueil de travaux publiés par les membres des conférences d'histoire et de philologie, fase. 19). L. C. Hegen mans, De jongste herstellingswerken der St Janskerk te 's-Hertogenbosch (Bulletin v. d. Ned. Oudheidk. Bond, VH, 1906, blz. 162 vv.). J. C. O v e r v o o r d e, De St. Antoniuskapel te 's-Hertogenbosch (Bulletin Ned. Oudheidk. Bond, VH, 1906, blz. 181 v.). Drie kapellen onder Ginneken I: de kapel der H. Anna te Heusdenhout (Taxandria, jaarg. XIV, blz. 80 vv.). Fr. de Bidder, Oorkonden aangaande de S.-Germanus' kerk te Thienen (Bijdragen t d. gesch. v. h. hertogdom Brabant, 1907, blz. 158 vv). J. Boncherij en L. Everaert, De kerk van Halle en hare kostbaarheden, Antw., 1906. P. J. Goetschalckx, De abdij van St. Michiels te Antwerpen tijdens de XHIe eeuw (Bijdragen v. d. gesch. v. h. bisdom Haarlem, 1906, blz. 345 vv.). F. Donnet, Les abords de 1'église Notre Dame a Anvers (Annales de 1'Académie royale d'archéologie de Belgique, 1907, 5e sér., T. VHI, p. 331 s.). [D. Yerswgvel], Beschrijving van den toren van de kathedrale kerk van Antwerpen, Antw., z. j. C h. de Wulf, Fragments d'une étude sur 1'église NotreDame a Bruges (Annales de la société d'émulation de Bruges, 1907, p. 887 s.). Th. Gobert, Emplacement de 1'ancienne cathédrale Saint-Lambert (Bulletin de 1'institut archéologique Liégeois, T. XXXVI, p. 131 s.). J. A. E. Schoenmakers, Bijdragen tot de geschiedenis der hoofdbank te Climmen (Publications d. 1. soc. hist. de Limbourg, T. XLH, p. 281 s.). H. Th. Se ven s, De St.-Janskapel te Kortrgk (Bulletin du Cercle historique de Courtray, 1906—1907, blz. 190 vv.). A. de Pauw, Note historique sur 1'église de Wenduyne (Annales d. 1. société d'émulation de Bruges, 1907, p. 298 s.). L. D., Die ursprüngliche Willibrordus-Kirche in Echternach, die heutige Crypta, die sich unter dem Chor der Basilika u. der Sebastianuskapelle ausdehnt; Illustrierte Gelegenheitsschrift zur feierl. Translation der Gebeine des hl. Willibrord aus der Pfarrkirche in die Basilika, Luxemb., 1906. Protestantsche kerken. Hervorming. R. E r u i n , De Haarlemsche uitvinder der boekdrukkunst (Tjjdschr. voor boek- en bibliotheekwezen, jaarg. DU, blz. 75 v.). Prosper Verheyden, De grenzen der loopbaan van Doen Pietersz. (1516—1536) (Tijdsch. voor boeken bibliotheekwezen, jaarg. IV, blz. 216 v.). Prosper Verheyden, Verhooren van Mark Martens en van Jacob van Liesveldt (1586) (Tndschr. voor boeken bibliotheekwezen, jaarg. IV, blz. 245 vv.). Dr. S. D. van Veen, Summa der godliker scrifturen (Realencyklopadie f. prot. Theologie, Bd. XVLTT). Dr. E. P n p e r, Erasmus en de Nederlandsche reformatie (Handelingen en Mededeelingen van de Maatschappij der Ned. Letterkunde, 1906—1907, blz. 36 vv.). Ook afzonderlijk verschenen. J. S. v. V., Een auto-da-fé (Gelre, Bgdr. en Meded , Dl. X, blz. 286). Eene boekenverbranding in 1562. M. M. Kleerkooper, Een zeldzame uitgave der „Soulerliedekens" in het Britsch Museum te Londen (Tijdsch. voor boek- en bibliotheekwezen, jaarg IV blz. 139 v.). Confessio D. Johannis Badg de Coena Domini contra transsubstantiationem Pontinciam, mitgeth. von W. Botscheidt (Monatshefte für Bhein. Kirchengesch., Jahrg I S. 555 ff.). Dr. Paul E r e d e r i c q, Het Nederlandsch proza in de zestiende-eeuwsche pamfletten uit den tijd der beroerten met eene Bloemlezing (1566—1600) en een Aanhangsel van liedjes en gedichten uit dien tijd, Brussel, 1907. Dit werk is verschenen in de „Verhandelingen door de Klasse der Letteren en der zedelijke en staatkundige Wetenschappen der Koninklijke Akademie van België", tweede reeks, verzameling in 8», 3de deel, 1907. De samensteller heeft hiermede eenen nuttigen arbeid verricht. Zfin doel was voornamelijk om, afgezien van den inhoud, de aandacht te vestigen op den schoonen vorm van een aantal Nederlandsche geschriften in proza, ontstaan in een tijd van hevige nationale beroering. De bijgevoegde bloemlezing van 94 proza-stukken is wel geschikt om hiervan een indruk te geven. V. A. Dela Montagne, Nederlandsche boeken in de Waalsche gewesten en in het buitenland gedrukt, tweede en derde lijst (Tndschr. voor boek- en bibliotheekwezen, jaarg. IV, blz. 108 vv., 170 vv.; V, 121). E. Hu bert, Les Pays-Bas espagnols et Ta république des Provinces-Unies depuis la paix de Munster jnsqu'au traité d'Utrecht (1648—1718); — La question religieuse et les relations diplomatiques, Brux. 1907. De schr. merkt op, dat men in de talrijke werken die gewijd zijn aan de geschiedenis der Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden gedurende de 17de eeuw voornamelijk het oog heeft op de politieke geschiedenis of de krijgsbedrijven. Dit geldt bijv. van de werken van Waddington en Lonchay; ook in prof. Blok's „Geschiedenis van het Nederlandsche volk" wordt eene uiteenzetting van de regelmatige betrekkingen die tusschen de republiek der Vereenigde Provinciën en de Spaansche Nederlanden na 1648 hebben bestaan, gemist. Langdurig onderzoek heeft Prof. Hubert de bewijzen geleverd, dat die betrekkingen zeer levendig zijn geweest. De godsdienst was het onderwerp dat zich daarbij altijd weder op den voorgrond drong. De stof, door den schr. behandeld, is dus nieuw en belangwekkend. Hij putte zijne gegevens, behalve uit eene groote reeks van gedrukte werken, uit een aantal bescheiden in de Nederlandsche en Belgische staats-archieven. Aan het eigenlijke werk gaan twee hoofdstukken vooraf over: „de wetgeving op het stuk van de godsdienst in de Spaansche Nederlanden in het midden der XVilde eeuw" (p. 33—58) en over „de wetgeving op het stuk van de godsdienst in de republiek der Vereenigde Provinciën" (p. 59—103). Reeds het overzicht dat hier geboden wordt, zich uitstrekkende van 1535 tot 1648, is uiterst rijk van inhoud. Een dergelijke grondige en veel omvattende behandeling van dit onderwerp was nog niet gegeven. Met groote duidelijkheid doet de schr. zien, dat ten opzichte van de godsdienstige verdraagzaamheid aan de Regeering in de Noordelijke Nederlanden nu juist niet „le beau róle" toekomt. Een feit is het echter, dat in de Spaansche Nederlanden de Protestanten tot een minimum-aantal geslonken zijn, terwijl het aantal Roomsch-Katholieken in de Vereenigde Provinciën altijd zeer groot is gebleven. Het boek van Prof. H. is verschenen in de „Mémoires publiés par la Classe des lettres et des sciences morales et politiques de 1'Académie royale de Relgique. Nouvelle série, collection in-4», tome II". E. Hubert, La législation Beige en matière d'hérésie depuis Charles-Quint jusqu'a la fin de 1'Ancien Régime, Imprimerie de Nessonvaux, 1906. Eene voordracht gehouden voor de vereeniging tot beoefening der geschiedenis van het Protestantisme in België. De schrijver van „Les Pays-Bas espagnols et la république des Provinces-Unies" was lnj uitnemendheid in staat om van deze stof een beknopt en leerzaam overzicht te geven. J. S. Theissen, Centraal gezag en friesche vrijheid, Gron. 1907. Akademisch proefschrift. Dr. Daniël J a c o b s, Het wonderjaar te Gent, 1566— '67, n, n, slot (Tijdspiegel, 1906, Dl. HL blz. 61, 181, 284). E. Rachfall, Wilhelm von Oranien und der niederlandische Aufstand, Halle, 1906, Bd. H, H. 1. E. Gossart, Espagnols et Plamands an XVIe siècle; La domination espagnole dans les Pays-Bas a la fin du' règne de Philippe II, Brux. 1906. C. Wilde, De bestraffing der ketters (Studiën. Godsd., Wetensch., Letteren, Dl. LXVII, blz. 43 vv.). Jean Meyhoffer, Le Martyrologe protestant des Pays-Bas 1528—1597; étude critique (publication de la société d'Histoiredu Protestantisme), 's-Gravenhage, 1907. Het onderwerp van deze „étude critique" mag zich in een algemeene belangstelling verheugen. Het ie mij aangenaam het als hulpmiddel om tot een juister benadering van het getal der martelaren te komen, te kunnen aanbevelen. De weg, door den schr ingeslagen, is niet nieuw. Reeds Dr. Hoog wees er op') dat het aantal martelaren, door de „bibhographie des Martyrologes protest Néerlandais" aangenomen, véél te laag was, en dat de eenige zuivere wetenschappelijke methode om tot het juiste getal te geraken was' het onderzoek van de archieven op elke plaats. Meyhoffer onderwerpt de „bibhographie des Martyrol." aan een nauwkeurige kritiek, en toont onweerlegbaar aan dat men niet Antwerpen en Gent als standaardvoorbeelden mag nemen, om tot de juiste bepaling van het getal der martelaren te komen; ook kunnen we hem om rijn pogen om een juister omlijnen van het begrip „martelaar" te geven slechte prijzen. Voor 't grootste deel hangt misschien hiervan het enorme verschil in de cijfers (50000—2000) af Rekent men diegenen die in den strijd tegen Spanje, ineen oproer," deels uit rehgieuse, deels uit andere motieven, gevangen genomen en ter dood gebracht rijn — dan stijgt natuurlijk het aantal'). Het komt mij evenwel voor dat, gerekend de eischen die de S aan het martelaarschap stelt - het getal waartoe hn meent te' mogen besluiten (18 a 20000) veel te hoog - en te weinig gestaafd is. De schrijvers der „bibhographie" mogen te voorzichtig geweest znn..., hun berekening 877 X 2 + x = 2000 moge wat 1) Ned. Arch. voor Kerkgeschiedenis, 1902, bladz. 82. Nederl^ndh' *' RutgerS' Catot>'ns invlotd op de Reformatie in de al te zuinig zijn — beter zich te kunnen beroepen op een klein getal, waarvan de betrekkelijke waarde vaststaat — dan een te groot — waarvan slechts een gedeelte bewezen kan worden. Bovendien zou — naar den S. — dit cijfer nog slechts een „minimum" zijn! Tegen het boek heb ik echter nog een ander bezwaar. Het is niet af — vervalt gedurig in herhalingen en haalt te veel overhoop. In de noten wordt van bijna al de in het werk slechts genoemde personen een korte biografie gegeven; de meest eenvoudige zaken van den opstand tegen Spanje worden in den breede gememoreerd; de martelaarsboeken van Rabus, Crespin, Van Haemstede, Van Braght worden besproken, hunne schrijvers beoordeeld — terloops even gewag gemaakt van de betrouwbaarheid der martelaarsboeken zonder dat den schrijver blijkbaar de polemiek tusschen Prof. Cramer en W. Wilde over dit onderwerp bekend was. Een heele rij „bronnen" gaat in dit boek vooraan — waaronder echter verscheidene zeer bekende historici gemist worden. Slotsom: als schrede ter benadering van het juiste getal der martelaren verdient dit nieuwe boek lof — we zijn er echter ook slechts nader tot de oplossing — niet tot de oplossing door gekomen. Ook nu blijft nog de opmerking van Dr. Hoog waar: „voor hen, die gelegenheid hebben hier of daar een plaatselijk archief te doorzoeken, blijve de martelaarsgeschiedenis een nog te ontginnen veld". A. Klaver. P. J. Blok, Het advies der Spaansche inquisitie (Bijdragen voor vad. geschiedenis en oudheidkunde, 4e serie, Dl. VI, blz. 241 vv.). F. J. van den Branden, De Spaansche Furie(Ant- werpsch Archievenblad, 1906, Dl. XXIV, blz. 1 vv.). Alb. Elkan, Bonaventura Vulcanius und die ersten Geschichtsbücher über den niederlandischen Aufstand (Oud-Holland, jaarg. XXIV, blz. 65 vv.). H. Richter, Die Verhandlungen über die Aufnahme der Reformierten in den Religionsfrieden auf dem Friedenskongress zu Osnabrück, 1645—1648, Leipz. 1906. Akademisch proefschrift. L i c. K a r 1 Brauer, Die Unionstatigkeit John Duries nnter dem Protektorat Oromwells, Ein Beitrag zur Kirchengeschichte des siebzehnten Jahrhunderts, Marb. 1907. John Durie (of Johannes Duraeus) heeft zijn leven gewijd aan het edele pogen de verdeelde Protestanten, Lutheranen, Gerefor- meerden en Anglikanen, nader tot elkander te brengen. Eenige jaren lang heeft hij hierbij den openlijken steun genoten van Olivier Cromwell, den machtigen protector van Engeland. Wat hij in die jaren heeft verricht, de reizen, die hg door een reeks van Europeesche landen heeft ondernomen, de onderhandelingen die lüj heeft gevoerd, dit alles wordt door den schr. uit de beste bronnen, onuitgegeven archiefstukken e.d. verhaald. S. 172—190 rijn gewijd aan „Durie's werkzaamheid in Nederland". Over Ouraeus heeft o. a. Sepp gehandeld in zijne „Polemische en irenische Theologie" (Leiden 1881). In ons vaderland heeft hij slechts weinig kunnen bereiken, doordat sommige personen van Bazel uit hier te voren reeds eene ongunstige stemming jegens zijne plannen gewekt hadden. Inzonderheid betoonde zich de Groninger hoogleeraar Maresius, ofschoon deze vroeger een soortgelijk doel nagestreefd had, een rijd lang zijn tegenstander. In Holland werd Durie's optreden zeer koel ontvangen, omdat men er geen blijvend gevolg van verwachtte. De uitkomst heeft dit bevestigd. Durie was een Schot, die znne theologische vorming te Leiden had ontvangen. Nederlandsche hervormde kerk in het algemeen. Mr. J. G. C. Joosting, Rijksarchief in Drente; De archieven der besturen in Drente van het Ned. Herv. Kerkgenootschap, berustende in het depöt van 's rijks archieven in Drente, Leiden, 1908. Dr. G. Oorthuys, Het gebed vóór den doop in ons doopformulier (Troffel en Zwaard, 1907, afl, 6). In beknopten, aangenamen vorm wordt hier gehandeld over de beteekenis van een gedeelte van het oude doopformulier der Ned. Hervormde kerk, nl. van de bede: „wij bidden U, bij üwe grondelooze barmhartigheid, dat Gij dit üw kind genadiglijk wilt aanzien, en door Uwen Heiligen Geest Uwen Zoon Jezus Christus inhjven; opdat het met Hem in Zijnen dood begraven worde, en met Hem moge opstaan in een nieuw leven". Dr. B. Wielenga heeft in rijn werk: „Ons Doopformulier" (Kampen 1906) betoogd, dat hier evenals elders in dit formulier wordt uitgegaan van de onderstelling, dat de kinderen der geloovigen reeds wedergeboren zijn vóór den doop. Dr. Oorthuys komt hiertegen op. Hij toont aan dat het bedoelde gebed oorspronkelijk afkomstig is van Luther, vervolgens door Zwingli werd overgenomen en langs dien weg in het Nederlandsche formulier eene plaats heeft gekregen. Lettende op den zin, door Luther en Zwingli aan de woorden gehecht, trekt de schr. de slotsom dat ook de Nederlandsche tekst verstaan moet worden van eene toenemende heiliging na den doop. F. S. Knipscheer, De invoering en waardeering der Gereformeerde belijdenisschriften in Nederland vóór 1618, Leiden, 1907. Dr. G. Brom, Praedestinatie en katholieke geschiedschrfiving (De Katholiek, Dl. 131, blz. 125 vv.). Afzonderlijke classen en gemeenten. Dr. J. S. van Teen, Bijdrage tot de geschiedenis der hervorming in het Overkwartier van Gelderland, 1548— 1568 (Boermond, Venlo en omstr.) (Publications de la société hist. de Limbourg, T. XLI, p. 309 s.). Dr. L. Knappert, Geschiedenis van de hervorming binnen Leiden van den aanvang tot op het beleg (Theol. Tijdschrift, 1907, blz. 18 vv., 111 vv., 286 vv, 849 vv.). F. A. H o e f e r, Uittreksels uit het oudste notulenboek der Nederlandsen Hervormde gemeente te 's Heerenberg (Gelre, Bgdr. en Meded., Dl. X, blz. 245 vv.). H. de Jager, Bijzonderheden uit het 4de notulenboek der classe van Voorne, Putten en Overflakkee (De Navorscher, 1906, blz. 258 vv.). F. A. H o e f e r, Uittreksels uit de doopboeken van Hattem (De Navorscher, 1906, blz. 185). F. A. H o e f e r, Uittreksels uit het Register van lidmaten der Herv. Gemeente te Hattem (De Navorscher, 1906, blz. 211). F. S. Knipscheer, De stichting van de Hervormde Kerk te Marken-binnen (Kerkelijke Courant, 1907, 11 Oct.). Herm. Friedr. Macco, Die evangelische Gemeinde in Vaals (Monatshefte für Bhein. Kirchengesch., Jahrg. I, S. 553 f.). töpty Kerkelijk en godsdienstig leven. Onderwijs. Dr A. W. Bronsveld, Geestelgke liederen uit de 17e en 18e eeuw (Stemmen v. Waarheid en Vrede jaarg. 44, blz. 641 vv., 845 vv., 967 vv.). Dr. A. W. Bronsveld, Troebelen over de invoering van een Gezangboek (Stemmen v. Waarheid en Vrede jaarg. 43, blz. 538 vv.). M de Vrijer, Extract ex Actis synodi Trajectensis, 8—11 Sept., 1739 (Kerkelnke Courant, 1907,21 Juni). Over de noodzakelijkheid om meer te katechiseeren. Mr. W. B. V e d e r, De doop-, trouw- en begrafenisregisters op het Archief te Amsterdam (Ned. Archievenblad jaarg. XVI, blz. 95 v.). A. W. K. Voet, Voorrede in het doopboek der kerk van Ankeveen, 1744 (Kerkelijke Courant, 1907,12 Juli). L. W. de Grient Dreux, Twee doop-zaken teEdam in de 18e eeuw (Kerkelgke Courant, 1907, 15 Nov.). M L., üit de Acta Synedrialia van Babyloniënbroeck; Verbod om ten Avondmaal te komen (Kerkelijke Courant, 1907, 25 Jan.). A. Klaver, Preciesen en Bekkelijken (üit de Remonstrantsche broederschap, 1906, blz. 95 v.). J. C Overvoorde, Geschüderde kerkramen in de Ned. Herv. Kerk te Vierpolders (Bulletin v. d Ned Oudheidk. Bond, VII, 1906, blz. 168 vv.). H. de Jager, Bgdragen tot de geschiedenis van het Vaderlandsche schoolwezen (1700—1800) (De Navorscher, 1906, blz. 101 vv.). Dr J S. van Veen, Bijdrage tot de geschiedenis der Harderwijksche school (Gelre, Büdragen en Mededeelingen, Dl. IX, blz. 271 vv.). G. Beemink, Het onderwijs te Ngkerk na de Hervorming (1598—1630) (Gelre, Bijdr. en Meded., Dl. X, blz. 101 vv.). Verordening op het voorbereidend hooger onderwijs te Kampen in 1757, medeged. door Dr. L. A. van Langeraad (Kerkelijke Courant, .1907, 23 Aug.). Reglement voor de Latijnsche school te "Wageningen, medeged. door F. A. Hoefer (Gelre, Bijdragen en Mededeelingen, Dl. IX, blz. 279 vv.). J. C. van Slee, Geschiedenis der Athenaeum-Bibliotheek te Deventer (Tijdschr. v. boek- en bibliotheekwezen, jaarg. V, blz. 145 vv.). H. B e e t s, Amerikaansche bibliotheken en hunne Nederlandsche werken (Tijdschr. voor boek- en bibliotheekwezen, jaarg. HL, blz. 261 vv.). Mej. Dr. H. C. Moquette, Geschiedenis der instellingen van liefdadigheid (Rotterdam in den loop der eeuwen, 2e ged., 6e st., afl. 11). P. Poullet, Les institutions francaises de 1795 a 1814; Essai sur les origines des Institutions beiges contemporaines, Brux. 1907. Belangrijk voor de geschiedenis der scheiding van kerk en staat. Dr. L. A. van Langeraad, Zwol, 1756 (Kerkelijke Courant, 1907, 27 Dec). Regeling van predikbeurten en collecten, naar een afkondiging, gedrukt in de Nederlandsche Jaarboeken, Dl. X, 1756. Gebed voor de rekenkamer (1792) (Gelre, Bijdr. en Meded., Dl. I, blz. 248 vv.). Dr. J. R. C a 11 e n b a c h, Schaduwzijden van het Réveil (Stemmen v. Waarheid en Vrede, jaarg. 48, blz. 524 vv.). Dr. J. Herderschee, Een onderhoud met wijlen groothertogin Sophie (Tijdspiegel, 1907, Dl. H,blz. 176 vv.). Dr. G. W u m k e s , Van oud-Ommelander Grafzerken (Groningsche volksalmanak, 1906, blz. 206 vv.). Lbvensbescheijvingën. Dr. H o 11 w eg, Verzeichniss der notleidenden reformierten Prediger- und Lehrerfamilien der Pfalz aus dem Jahre 1628 (Monatshefte für Kheinische Kirchengeschichte, Jahrg. I, S. 385 ff.). W. Rotscheidt, Die Autobiographie des Theodor Fabritius, des Freundes Adolf Clarenbachs (Monatshefte für Rhein. Kirchengesch., Jahrg. II, S. 88 ff.). N. Weiss, Un portrait de la femme de Calvin (Bulletin de rhistoire du protestantisme francais, 1907, p. 222 s.). P. Bockmühl, Johannes Anastasius Veluanus (Monatshefte für Rheinische Kirchengeschichte, Jahrg. I, S. 115 ff., 172 ff.). P. Bockmühl, Auf den Spuren des Johannes Anastasius (Monatshefte für Bhein. Kirchengesch., Jahr. I, S. 860 ff.). W. Botscheidt, Caspar Isselburg,seinkonfessioneller Standpunkt und sein Testament (Monatshefte für Eheinische Kirchengeschichte, Jahrg. I, S. 850 ff.). Diarium van Arend van Buchell, uitg. door Dr. G. Brom en Dr. L. A. van Langeraad, Amst. 1907 (Werken v. h. Historisch Genootschap te Utrecht, Serie Hl, Nr. 21). Die drei Eeisen des Utrechters Arnoldus Buchelius nach Deutschland, insbesonders sein KöTner Aufenthalt, herausg. u. erlautert von H. Keussen (Annalen des historischen Vereins für den Niederrhein, 1907, S. 1 ff.). A B. C, Junius (De Navorscher, 1906, blz. 182 vv.). Hans Eott, Briefe des Heidelberger Theologen Zacharias Ursinus aas Heidelberg und Neustadt a. H. (Neue Heidelberger Jahrbücher, Jahrg. XIV, S. 39 ff.). Dr. G. A. W u m k e s, Doede van Amsweer als droomer en droomuitlegger (Groningsche volksalmanak, 1907, blz. 209 vv.). W. M e y e r, De voorgewende en de ware uitgever van het Tractatus Theologico-Politicus (Tijdschr. voor boeken bibliotheekwezen, jaarg. III, blz. 68 vv.). J. K e r 1 e n, Spinoza de Sophist (Studiën. Godsd., Wetensch., Letteren, Dl. LXVH, blz. 452 vv.). P. v. M e u r s, Anna Maria van Schurman (De Navorscher, 1906, blz. 43). Dr. S. D. van Veen, Salomon van Til (Eealencyklopadie f. prot. Th., Bd. XIX). P. Bockmühl, Lic. Henrikus Boxhorn (Monatshefte für Bhein. Kirchengesch., Jahrg. I, S. 558 ff.). Dr. A. C. D u k e r, Gisbertus Voetius, Tweede deel (hoogleeraarschap, 1634—1676), 2