DEN BIJBEL OF DEK PAIS, KIEST. te AMSTERDAM, bij HOOGKAMER & COMPE. Prijs 10 Cents. DEN BIJBEL OF DEN PAUS, KIEST. Wie zich ooit ernstig niet godsdienst heeft heiig gehouden, moet deze merkwaardige omstandigheid getroffen hebben, dat de geestelijkheid der Roomsche Kerk altijd geweigerd heeft om het lezen van den Bijbel door de Leeken harer gemeenschap goed te keuren, maar dit integendeel altijd, wanneer het haar mogelijk was, verboden heeft. Wat ook daarvan de reden zij, de zaak is onbetwistbaar. Die Priesters erkennen volkomen dat de Bijbel het van God ingegevene Woord is, hetwelk Hij aan Zijne schepselen gegeven heeft tot een regel van hun leven; doch niettegenstaande dit verklaren zij, en hebben zij altijd verklaard, dat de Leeken in het algemeen den Bijbel niet behooren ie lezen. Nu dan, indien de Bijbel het Woord Gods zelf is, aan den mensch gegeven ter zijner eigene onderwijzing, dan zal ieder nadenkend mensch natuurlijk vragen: Waarom trachten dan de Priesters aan de Leeken het lezen te beletten, van een boek, hetwelk zulk een waarachtig zegel heeft? De Roomsche Priester zal antwoorden, dat de eenige reden, waarom de Kerk aan de Leeken den Bijbel verbiedt, daarin bestaat, dat zij vreest dat deselce hun schadelijk zij; Want HET VRIJE ONDERZOEK VAN DEN BIJBEL DOOR DE LEEKEN ZOU KETTERIJ TE WEEG BRENGEN. Dit is, zal de andere zeggen, een zeer zonderling antwoord op'eene heel eenvoudige vraag. Alsdan zal hij moeijyfefjk de volgende redenering kunnen ontgaan. De Bijbel moet klaarblijkelijk ten voordeele of klaarblijkelijk ten nadeele zijn van het stelsel van godsdienst, dat ons de Kerk van Rome onderwijst. Is de Bijbel duidelijk ten haren voordeele, waarom willen dan de Priesters dier Kerk de Leeken berooven van een boek, hetwelk voor hunne oogmerken voordeelig is, en bijgevolg het volk in deszelfs eerbied en liefde" voor1'de' Kerk van Rome, den Paus en zijne geestelijkheid moet bevestigen? Maar indien de Bijbel duidelijk ten nadeele der Roomsche Kerk is, dan, voorwaar, hebben de Roomsche Priesters groot'gelijk, dat zij denzelve uit de handen der Leeken houden. Doch alsdan moeten wij in het godsdienstig stelsel van de Kerk Van Rome de waar* heid niet zoeken; want dit stelsel is in strijd met het waarachtige Woord van God, hetwelk deze Kerk zelve als zoodanig erkent. Men zegt orts evenwel, dat het lezen van den Bijbel door de ' Leekën, noodzakelijk ketterij moet te weeg brengen. Wat is ketterij volgens de gewone uitlegging van den Roomschen Priester? 'BU' & een' naam, welken die geestelijkheid geeft aan alles,'wbt zich tegen haar leerstelsel aankant, en die geestelijkheid, vol belangstelling voor mijne ziel, verzekert mij, dat, wanneer ik den Bijbel lees, ik groot gevaar zal loopen, om in deze door haar beschrevene ketterij te vervallen. Maar hoe kan men daarin vervallen, indien de Bijbel en de Priesters ons eene en dezelfde zaak loeren ? Vol- gen» zoodanige veronderstelling, zou hij ons eer voor ketterij bewaren, dan ons daaraan bloot te stellen. De Priesters znllen ons zeker geene ketterij 'inprenten; want stij terzekeren ens, dat zij alleen onfeilbaar zijn in de onderwijzing der waarheide Indien dus de Bijbel en de Priesters in hunne leer overeenstemmen, dan zal de Bijbel ook geen ketterij kannen leeren. Volgens het zeggen der Priesters, leert de Bijbel dan alleen ketterij j wanneer hij niet leeft hetgeen de Priesters leeren , of wanneer hij iets leert, dat met hunne leer in gen in strijd is. Indien dus de Bijbel de Priesters niet ondersteunt, maar hen openbaar tegenspreekt ,*wn kan ik zeer ligt begrijpen, waarom de Priesters er tegen zijn, dat hij door de Leeken gelezen wordt. Maar ik begrijp niet hoe de Bijbel ketterij'fan leeren , of, om mij met andere woorden uit te drukken , hoe de Bijbel kan dwalen, terwijl de Priesters gelijk hebben; dewijl zij erkennen, dat de Bijbel het Woord van God zeiven is. Indien het geheele stelsel van de godsdienst van Rome duidelijk in den Bijbel stond, 'zoodat niemand hierin kon mistasten, dan zouden de Priesters zich slechts op het n a tuur lijk verstand verlaten en ter meerdere bevestiging hunner zaak, zonden zij het lezen van den Bijbel, door de Leeken aanmoedigen, in plaats Van zich daartegen te terzetten. Zij zonden met eene gegronde vrijmoedigheid zeggen: Ziet, oordeelt zeiven, of gij onze leeringen goedkeurt, of-met; zie ze hier in het Woord tan God zeiten; gij klÜH''ftet niet ontkennen> jMf hebt daar uwe eigéné oogen om uzelven te overtuigen. Maar wat doen die Roomsche PrieslerWF Zij verzetten zich'met alle magt tegen destelfs lezing j zij waarschuwen óns tegen den Bijbel; want de Bijbel, zeggen zij, zal u ketterij leeren: dat is ÓMS-'stilzwijgend of met duidelijke woorden te zeggen, dat hij ons cal brengen tot betwijfeling van de geloofwaardigheid van hetgeen, zij ons leeren: sehb zeer vreemde en , laat ons zeggen, zeer verdachte zaak. Wat zal de menseh, door deze redenering gedrongen, de oogen reeds beginnende te openen, doen? Hij zal de zaken nader onderzoeken; hij zal de leer des Bijbels en het erkende leerstelsel der Kerk van Rome te zamen vergelijken, en naarmate hij dezelve zal bevinden overeen te stemmen of niet, zal hij in zijne aankleving van de Roomsche Theologie bevestigd of losgemaakt worden. Paus wus IV leert ons juist van pas, welke de voorname leerstellingen* dezer Theologie zijn, volgens de besluiten van het concilie van Trente; zoodat wij deze. slechts met den Bijbel hebben te vergelijken, en wij zullen terstond weten, of zij al of niet in den Bijbel gevonden worden. Zulk een onderzoek berust op daadzaak. Wij zouden eindeloos kunnen twisten over de gevoelens; wat de daadzaken betreït, deze zijn onwrikbaar. Gaan wij dan nu, zonder verder te redeneren, over tot ons oogmerk. 1. De Roomsche Kerk dringt aan, op de aanneming van de zeven sacramenten, welke, zegt zij, door christos zijn ingesteld: het Doopsel, het Vormsel, het Heilige Avondmaal, de Boete, het Laatste Oliesel, de Priesterorde en het Huwelijk. Nu, de Bijbel bewaart een diep stilzwijgen, over de sacramenteele instelling door den Heere jezus van het Formeel, het laatste Oliesel en het Huwelijk, enz. Hoewel cmtsTüs de Boete, of (volgens de ware beteekenis van het oorspronkelijke Grieksche woord) verandering van het gemoed aanbeveelt, wij lezen niet, dat Hij heeft ingesteld onder het voorkomen van een sacrament, hetgeen de Roomschen de Boete noemen. Uit welke bron hebben nn de Priesters geput? Zeker niet uit den Bijbel. 2. De Roomsche Kerk verkondigt, dat men in het sacrament der Mis eene wezenlijk verzoenende offerhande aan God offert voor levenden en dooden. Maar de Bijbel zegt ons nergens, dat het sacrament des Heiligen Avondmaals een verzoenend offer is. • Zij hebben dus uit den Bijbel deze leer niet ontvangen. 3. De Roomsche Kerk bevestigt de leer der Transubstantiatie; zoo dat door de verandering van de geheele zelfstandigheid des broods, in het vleesch van christus, en van de geheele zelfstandigheid des wijns in Zijn bloed, Zijn vleesch en bloed, als ook Zijne menschelijke ziel en Zijne Godheid, wezenlijk en zelfstandig aanwezig zijn in het sacrament des Avondmaals. Op deze zelfde leer bouwen zij de offerande der Mis, in welke telkens, als dezelve gehouden wordt, volgens hun zeggen, Christus door den mis-priester geofferd wordt, als een zoenoffer voor de levenden en de dooden. De Bijbel bewaart een diep stilzwijgen over al die bijzonderheden. Bij de instelling van het Heilig Avondmaal zegt de Heere eenvoudig: Dit is mijn ligchaam en dit is mijn bloed; en Hij beveelt dat dit brood en dien drinkbeker genomen, gegeten en gedronken moet worden tot Zijner gedachtenis. De Apostel paulus noemt het brood en den drinkbeker, eene gemeenschap des ligchaams en des bloeds christi, (1 Gor. X: 16). Evenmin als dus iemand in den Bijbel vinden kan dit beteekent, evenmin kan Rome er uit halen dit verandert; Gods Woord zegt, het is, en het is eene gemeenschap. Rome heeft bijgeloovig willen verklaren, even als later de rede heeft willen uitleggen, hetgeen noch door Rome, noch door de rede verstaan werd. Doch dit i» nog niet alles. Op de leer der Transübstantiatie, bouwt de Roomsche Kerk het gedurig herhaald wordende zoenoffer der Mis. Wij leeren echter uit den Bijbel, dat de offerande van christus voor onze zonden slechts eenmaal geschied is, en dat Hij één slagtoffer voor de zonden geofferd hebbende, in ééuwigheid is gezeten aan de regterhafid Gods, om in heerlijkheid weder te komen (Hebr. IX: 28; X: 10—13.) Verder leert de Bijbel, dat christus met êéne offerande in eeuwigheid volmaakt heeft degenen, die geheiligd worden (vs. 14). Indien er dus slechts ééne offerande is, voor al de zonden die vérgeven worden, en deze offerande aan het krnis Volbragt is, dan is het volgens den Bijbel dolk del ijk, dat er door de Priesters, telken reize al* *ij Mis doen, geene verzoenende offers, en dus #efe óffers voor levendén én dooden Muden kunnen opgedragen worden, want een eb pele zi}« üp dadelijke tegenspraak. Indien dus de Roomsche Priesters de vereenigdé leerstelling van de Transobstóatfatie, en van Dele zoenoffers van christcs voorstaan, dan hebben zij dat «iet uit dén Bijbel geleerd, want de Bgbel wederspreekt dit als ketterij. 4. De Roomsche Kerk vordert van ons, dat wij gelooven zullen aan een Vagevuur, én dat de zielen der ontslapenen, die daarin bewaard worden, geholpen kunnen wördétt door de gebeden van de nog op aarde levende geloovigen. De Bijbel leert hiervun niet alleen geen enkel wóórd, maar spreekt het openlijk tegen: Zalig zijn de dooden, die in deü Heere sterven, van nu aan; ja zégt de Geest, Opdat zij rusten mogen van hunnen arbeid, Opeflb'. XIV: 13. De Bijbel zegt, dat de zielen der geloovigen r^ètetiï wanneer' '*ij date wereld Verlaten. Is nu het vagevuttr een staat van rust? De Priesters zeggen ons het tegendeel ; en dewijl hun vagevuur geen staat van rust, maar van tijdelijke kwelling is, zoo dringen zij aan op die gebeden en die offerhande der Mis, ten einde daardoor die zielen te verlossen. Tan waar hebben nu de Priesters hunne leer gehaald?'Zij hebben dezelve zeker niet ontvangen van Mozzsen de Profeten, noch van christus of de Apostelen. ö. De Roomsche Kerk zegt, dat het onze pligt is, om de heiligen, die met christus heerschen, te vereeren en aan te roepen, opdat zij voor ons God bidden, en dat wij hunne overblijfselen moeten vereeren. Men vindt in den geheelen Bijbel geen enkel spoor van dit alles; integendeel, de Bijbel herhaalt gedurig, dat elke godsdienstige vereering, behalve de dienst van God, eene verfbeijelijke en den Heere beleedigende afgoderij is. Ook hier is de Bijbel en de Roomsche geestelijkheid in dadelijke tégenspraak met elkander; dus een van beide partijen heeft zeker ongelijk. 6. De Roomsche Kerk beveelt de dienst der afbeeldsels van christus, van de Maagd habia en van de heiligen. De Bijbel verbiedt het maken van allerlei beelden ter vereering, zeggende dat het verfoeijelijke afgodendienst is, in de oogen van den naijverigen God. Hier dns onderwijst de Roomsche geestelijkheid het tegenovergestelde van den Bijbel. Beide partijen kunnen geen gelijk hebben; wij moeten dus kiezen, tuéschen de Priesters en het Woord van God. 7. De Boomsche Kerk zegt ons, dat zij, hoewel later ontstaan als de Kerk te Jeruzalem, en als vele Kerken in het Oosten, desniettegenstaande de moeder en de beheerscheres van alle Kerken is, en dat de Paus de opvolger van petrus is. Zoekt vlijtig in den Bijbel, van bet eene einde tot aan het andere, gij zult er niets van die bijzondere zaken vinden. Het rs dus alweder niet de Bijbel, die hun dit onderwezen heeft. 8. Be Roomsche Kerk beweert, dat al deze leerstellingen het Catholijke geloof zijn, en dat het gelooven daaraan noodzakelijk is voor de eeuwige zaligheid. Evenwel, niets van dat alles vindt men in de Heilige Schriften, en dikwijls vindt men stellige tegenspraak. Derhalve, volgens.de Roomsche Kerk zijn wij verdoemd, wanneer wij niet gelooven aan iets, hetwelk of niet is geopenbaard, of hetgeen volstrekt wordt tegengesproken door de Beilige Schrift. En toch zullen de Priesters ons zeggen, dat dit alles in den Bijbel gevonden wordt, doch dat men hunne uitlegging moet hebben om het te zien. Wij zouden hierover yeel meer kunnen zeggen, doch genoeg: de Priesters weten zoo goed dat hun godsdienststelsel niet uit den Bijbel te halen is, dat zij te hulp roepen hetgeen zij de mondelinge overlevering noemen, en zij willen, dat wij die overlevering met dezelfde toegenegenheid en met denzelfden eerbied moeten 'aannemen als den Bijbel. Is ook dit niet eene onwillekeurige erkentenis, van de zijde der Priesters, dat de Bijbel een al te zwakke grond is, voor het lomp en zwaar gevaarte van het Pausdom? Want indien de Bijbel hun genoeg was, zij zouden de mondelinge overlevering niet uitgevonden hebben. En toch is dit middel ongenoegzaam, want, indien de Bijbel en de mondelinge overlevering elkander tegenspreken, hetgeen werkelijk het geval is, dan kunnen zij niet beiden ons de waarheid onderwijzen. KIEST. Het is nu gemakkelijk te weten, hoe de Bijbel ons tot ketters maakt, volgens de Roomsche uitlegging van het woord ketterij. De Priesters Tan de Roomsche. Kerk, dringen ons eene menigte leerstellingen op, welke de Bijbel of niet leert, of tegenspreekt en veroordeelt. Hij dus, die den Bijbel leest, merkt zeer spoedig, dat hij of den Bijbel, of de Roomsche Priesters moet verlaten. Hij ziet in den Bijbel, waarom die Priesters zich altoos zoo sterk gesteld hebben tegen het lezen van den Bijbel door hunne Leeken. De zuivere waarheid is, dat de Bijbel hen openlijk tegenstaat, en dat zij, om hurken koophandel te bedden, zich met ziel en ligchaam tegen den Bijbel werpen. Ook verbranden zij den Bijbel, zij begraven den Bijbel, zij behandelen denzelven met behoedzaamheid, alsof het een venijnig dier was. Er behoeft geen saloso op te staan, om dien haat tegen den Bijbel te verklaren. De Priesters zeggen van den Bijbel, Gu zijt het, die isRAëL beroert. De Priesters zijn tegenwoordig druk bezig, en volgens hun zeggen verwachten zij groote dingen. Dat een iegelijk dan eene vrije keuze doe, doch dat hij ernstig overwege, voor dat hij kiest. Kiest dan! wilt gij den Bijbel volgen, die volgens de bekentenis der Priesters, Gods Woord is? of verkiest gij liever de Priesters, die het Woord Gods of tegenspreken of er bij doen? Gij kunt beide niet te gelijk volgen. Bedenkt u dus wel. Waar is de ketterij? waar is de ware Catholiciteit, de algemeen e Kerk van christus? De heerschappij over het Christelijke geloof vordert de Bijbel voor zich, en de Paus insgelijks. Gevolge]ijk kan een van beiden niets anders zijn, dan een Pretendent. . Daar nu de Priesters zei ven moeten bekennen, dat de Bijbel het woord Gods is, zoo kan het niet anders, volgens hunne eigene overtuiging, of men moet den Paus houden voor den Pretendent, voor een persoon, die zich Gods gezag aanmatigt, en die dus door een ieder, die zalig wil worden, moet verworpen, tegengestaan en met Gods Woord veroordeeld worden. ANATHEMA, MARAN-ATHA. 1 Cor. XVI: 22.