LICHT UIT DUISTERNIS. GESCHIEDENIS DER REMONSTRANTIE IN DE VEREENIGDE NEDERLANDEN. OPGEHAAKT UIT DE NEDERLANDSCHE HISTORIE VAN JOHAN VAN DEN SANDE. UTRECHT, J. J. H. KEMMER. 1855. Gedrukt bij ¥. 0. J. IIOLI.Ufi, te Utrecht. Tinna i van «let» Monde & t'omp. Zoo ergens, dan is het in de Kerkelijke geschiedenissen van Nederland zigtbaar, hoe Christus, de Heer Zijner Kerke, de Evangelische waarheid, uk de dikke duisternis des Pansdoms in den jare 1517 aan het licht gebragt, tegen de verschrikkelijke magt en list der wederpartijen, vooral der Remonstranten, heeft bewaard, beschermd en groot gemaakt, hetwelk ons krachtiglijk moet opwekken om in deze droevige tijden van algemeenen afval niet ligtelijk te wanhopen, maar te volharden in den gebede en smeekingen, ten einde de Heer de vervallen lente van Neerhndsch Israël weder gelieve op te rigten, en Zijne belofte ook aan de Vaderlandsche Kerke verzegele, dat de poorten der Helle haar niet zullen overweldigen. Het was op den 1 Februarij des jaars 1579 dat Willem I, die met de ons nu nog moed gevende voorbede: oGod, ontferm u over mij en over uw arm volk, op de lippen, als een offer viel voor de ware Chrislehjke religie en vrijheid, met hulpe van zijn broeder Graaf Johan van Nassouw, een nader verbond of Unie maakte tnsschen Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht en Vriesland, hetwelk spoedig daarop door die van Braband en van een goed deel van Vlaanderen mede onderteekend werd. Bij art. 13 van dit verbond is bedongen, dat in het punt van Religie (zijnde de Evangelische Gereformeerde) die van Holland en Zeeland, zich zullen gedragen naar hun goeddunken, de overige Provinciën konden zich reguleeren naar den inhoud van den Religie-^rede. Toen vervolgens de Vereenigde Provinciën de Evangelische 1 Gereformeerde Religie eendragtig hadden aangenomen, hebben zij bij herziening van de artikelen der Unie besloten, dat de Gereformeerde Religie alleen in 't openbaar zoude geoefend, geleerd en beschermd worden. Sedert welken tijd bij alle de Vereenigde Provinciën, de Gereformeerde Religie, in 't kort vervat in de Nederlandsche Confessie en Heidelbergsche Catechismus, alleen in 't openbaar geleerd is geworden, terwijl aan de Gouverneurs der Provinciën gelast-werd dat z& dezelve zouden handhaven, dat de veroverde steden moest opgelegd worden de oefening van dezelve toe te laten en aan te nemen, met afschaffing des Pausdoms, en in het bestellen van Magistraats-personen moest men daarop letten, dal alleen lief hebbers van deze Religie gekozen werden. Voor het overige vergunde men aan elk voor zich vrjjheid van consciëntie* In den jare 1591 trachtte men het eerst inbreuk op deze Unie te maken. Acht politiek* en even zoo vele kerkelijke personen beraamden, daartoe gecommiUeerd door de Staten van HoUanden Westvriesland, eene Kerkeordening (een regte kolf voor het vervolg in de hand der Arminianen of Remonstranten). Daar echter eenige steden ïiqh tégen dezelve verzetteden, en de Predikanten, beweerende dat zoodanig eene ordening in kerkelijke zaken alleen door eene kerkelijke vergadering ingesteld — en daarna door de Hooge Overheid bevestigd behoort te worden, er over het algemeen niet »eoe te vrede waren, is dezelve niet gepubliceerd noch. aangenomen. De vijand der kerke Gods hield zich derhalve stil tot het jaar 1603, wanneer Jacobus . Arminitis^,, Predikant te Amster-^ dam, beroepen werd tot Professor in de Godgeleerdheid, in de plaats van Dr. Franciscus Junitis, niettegenstaande deze nog op zjjn doodbed begeerd had, dat men de Curatoren zou waarschuwen voor Arminius, vermits,, Aj' nieuwigheden in hel hoofd had, waarmede hij de Universiteit en, Kerken zou verstoren. De beroeping ging voort, en Arminius werd tot Doctor in de Theo-. \p#e gepromoveerd door Dr. Gomaras, nadat hij eerst beloofd had, bestendig te zullen blijven bij de Leer der Geïnformeerde kerken. Arminius hield geen woord. In het jaar 1604 begon hij iedektelijk zijne opiniëflf, verschillende van de aangenomene leer der Gereformeerde kerken te strooijen onder de studenten te Leiden, en bij dezelven de boekeu van Calvinus, Beza, Zanchius, Martyr en andere Leeraren ;bjj de Gereformeerde kerken hooggeacht,:ia «inachting te brengen en hun aan te wijzende schriften Van Castalio, den Jesuit Suarez, Dirk Coorahert, enz. Arminius zich hierdoor in het stuk van religie in verdenking gebragt hebbende, is eerst door de Gedeputeerden van Zuid» en Noord-Holland (1606), vervolgens-ook door de Gecommitteerden van den Leidschen Kerkeraad verzocht : dat indien hij een bijzonder gevoelen omtrent eenige punten der Religie had, hij hetzelve hun opregtetjfk' früde openbaren, om met hem daarover in een vriendelijk besprek te mogen kómen. Hij verontschuldigde zich, dal hij dit niet konde doen, zonder vergunning (believen) • van de Curatoren. Zoo ontdook Arminius een regtmatig onderzoek, es verspreidde intusschen bedektelijk maar ijverig aajne opiniëa, hetwelk meer aan den dag kwam toen in de maand Augustus, volgen^besluit van de Zuid-Hollandsche Synode, gehouden te Rotterdam, al de Predikanten van Zuid-Holland verzocht werden, met onderteekening hunner namen, te bekennen, dat de Nederlandsche Geloofsbelijdenis en Heidelbergsche Catechismus, schriftmatig zijn. Velen toch dier Predikanten weigerden zulks. Daar het gevolg hiérvan was dat er kerkelijke geschlflen ontstonden en deze . zich begonnen te vermeerderen., en tevens eenige particulier* kerken verscheidene zwarigheden hadden, die niet als door een Nationaal Synode,konden verhandeld en afgedaan worden, hebben de gedeputeerden van de Nederland¬ sche kerken van de Staten-Generaal toestemming, verzocht om onder hun gezag eene generale Synodale Vergadering te houden, ten einde de Religie in hare zuiverheid, eenheid, vastig- 1* heid en welstand behouden, en alle ongeregeldheid, verwarring en vervalsching derzelve verhoed en geweerd mogt worden. — Het werd hun toegestaan bij acte van den 15 Maart 1606, onder dat beding evenwel, dat zij met de kerkendienaars, hiertoe beschreven, zouden zijn overeengekomen over de manier, tijd en plaats, ten einde die Synode met herziening (revisie) van de Nederlandsche Confessie en Heidelbergsche Catechismus, gelijk ook van de kerkenordening, in den naam des Heeren zoude aangeleid en gehouden worden. Deze clausule van revisie van de Geloofsbelijdenis was den gedeputeerden bedenkelijk, naardien daardoor oorzaak werd gegeven om te denken, alsof de kerken zelve hare belijdenis in twijfel trokken, weshalve zij verzochten dat de uitschrijving simpel en in 't algemeen mogt gedaan worden : tot eendragtige onderhouding en bewaring van de zuivere -Leer en goede orde in de kerk De Staten-Generaal antwoordden hierop dat de restrictie van herziening der Geloofsbelijdenis door eenige Provinciën gesteld was, en dat dezelve, zonder deze in haar regt te verkorten, niet kon nagelaten worden, doch dat de Staten niet verstonden (geen doel hadden om) daarmede de waarheid der Leer, in de Confessie begrepen, in twijfel te trekken. In hetzelfde jaar waarin dit voorviel (1606) is de eerste opening gedaan van Treves, (bekend onder den naam van Twaalfjarig Bestand). In 1607 hebben de Stateh-Generaal, volgens hun besluit van 15 Maart des voorleden jaars, uit alle de Vereenigde Provinciën eenige Theologanten beschreven, om te beraadslagen over den vorm en manier van de te houden Synode; uit Gelderland, Joannes Leo, Predikant te Bommel en JoannesTontanus, Predikant te Arnhem; uit Holland, Dr. Franciscus Gomarus en Dr. Jacobus Anmnros, beide Professoren in de Godgeleerdheid te Leiden, Joannes Bezius, Predikant te Dort en Joannes Uitenbogaart, Predikant in den Haag; uit Noord-Holland, Wernerus Helmichius en Gerardus Hermanni; uit Zeeland, Hermannus Fau- kelius, Predikant te Middelburg en Henricus Branchus; uit Utrecht, Gerardus Botius, Predikant te Utrecht en Henricus Joannis; uit Vriesland, Dr. Sibrandus Lubberti, Professor in de Godgeleerdheid te Franeker en Joannes Bogerraannus, Predikant te Leeuwaarden; uit Overijssel, Thomas Goswinus, Predikant te Kampen; uit Groningen en Ommelanden, Joannes Acronius en Joannes Nicasius. Deze kwamen wel met elkander overeen in de punten, die de Staten-Generaal hun hadden voorgesteld, namelijk hoe de Gravamina (bezwaren of grieven) op de Nationale Synode zouden gebragt worden; hoe groot het getal der Predikanten zoude zijn, die door de particuliere Synoden tot de Nationale zouden afgezonden worden, welke mogt dezelve zouden hebben, en dat alle zaken alleen naar het rigtsnoer van de H. Schrift zouden afgehandeld worden. Maar er viel onder hun geschil, voornamelijk in drie punten: vooreerst verstonden de meesten van deze Gecommitteerden, dat voor 't oordeel van de Synode te houden zoude zijn, hetgeen met de meeste stemmen van de afgezondenen lot de Synode, zoude besloten worden, hiertegen sustineerden Arminius, Uitenbogaart en de Utrechtsche Predikanten, dal ook voor 'l besluit te houden ware, hetgeen door de committenten aangenomen zoude worden, ten tweede wilde Arminius en de zijnen dat de Gedeputeerden tot de Synode, ten allen tijde, bij voorvallende zwarigheden ruggespraak zouden mogen houden met hunne Committenten, de andere verstonden dat zoo iets niet kon geschieden, zonder toeslemming van de Synode. Eindelijk wilde Arminius met de zijnen, dat de herziening van de Nederlandsche Geloofsbelijdenis en Catechismus noodzakelijk plaats hebben moest, en dat daarvan in de brieven van uitschrijving melding zoude geschieden. De andere stonden wel toe, dat de Geloofsbelijdenis en Catechismus overgelezen zouden worden, en dat het een iegelijk zoude vrijstaan, wat hij had daartegen voort te brengen, dan zij vonden het niet raadzaam dat het woord revisie in de brieven van uitschrijving gesteld w&d, opdat niet eenigen zich daarom mogten ergeren, en voor anderen een deur van berisping geopend worden. Arminius,. üitenbogaart en anderen van hunne gezindheid hebben sedert een afkeer van 't houden van een Nationaal Synode gehad en zich tot de Overheid gewend, hopende-door hulp van dezelve beter tot hun oogmerk te geraken. Ondertusschen namen de misverstanden, scheuringen, disputen en onenigheden dagebjfa in alle steden en dorpen van Holland toe, welke innerl^ke twist in 't stuk tan Religie, zoo als dan goede en verreziende patriotten wel gevreesd hadden, meer en meer bevorderd werd door 't Bestand met Spanje, waarom de Staten eindelijk bewogen werden weder te handelen. De leerlingen van Arminius, in de dieast der Kerken hier en daar inkomende, zaaiden overal hun zaad; de Predik**», die de leer van Arminius toegedaan waren, begonnen in hunne zaken en in de voortplanting hunner denkwjjze zeer toe te nemen. De anderen overlegden met elkander, hoe de loop der Arminianen zou te breken zijn, en daar er weinig hope was op. een Nationaal Synode, verzochten zij van de Staten van Holland, de zamenvoeging van beide de Zuid- en Noord-Holllfidsche Synoden, dan te vergeefs. Arminius, zoekende in alle manieree aehi aan 't oordeel van de Synode te onttrekken, bragt het bij de Staten van.HoUand daarheen, dat hij tegen Gomarus gehoord werd voor den Hoogen Raad (1608). Gomarus zeide dat hel hem vreemd voorkwam, dat rrum kerk^jke zaken voor wereldtche regters zoude verhandelen, maar verklaarde zich bereid in een wettig Synode te bewijzen, dat lijnbus in eenige punten gevoelde en leerde tegen Gods Woord, de GeloofsbeUjdenü en Catechismus, of onderzit» fijn Belijdenis des Gelyfa, op alle punten van de Religie,: duidelijk op het papier te witten brengen, mits dat Arminius zulks ook deed; dan deze^de daar niet' aan, roepende overluid, dat hij er over verweerd was, dat men hm achter den rug verdacht maakte van valsche lee^ en dat nieman.; hm-voor het hoofd besphuffltfn durfde. Gómarus is doof dit roepen bewogen geworden een proefstuk van 't gevoelen van Arminins (hetwelk hij, als met zijn eigen hand geschreven, niet loochenen kon) aan den dag te brengen, ais, dat in de regtvaardigmaking des menschen voor God, niet de geregtigheid Christi zelve den mensch ter geregtigheid wordt toegerekend, maar dat het geloof zelf, of het geloof door de genadige aanneming Gods, onze geregtigheid is waardoor wij voor God gereglvaardigd worden. Arminius zich verstrikt ziende, wilde op dit punt, voor als nu, in dispuut niet treden, maar gaf voor, dat elk zi/n gevoelen mogt bg geschrift stellen. Hiermede eindigde de zamenspreking, terwijl de hooge Raad het in deze gewoon oordeel velde, dat het verschil bestond m sublyle questien (fijne,punten), die niet veel te beduiden hadden, waarop Gomarus zeide, dat dezelve van zoodanig een gemgt vorm, dat hij met het gevoelen van Arminius voor 't oordeel Gods niet zou durven verschijnen. Na lang aanhouden -van de Gedeputeerden der Kerken hebben de Staten van Holland bewilligd, dat beide Synoden van Zuiden Noord-Holland op gewoonlijke wijze zouden gehouden worden, doch met verbod, van daarop niet te handelen over de zaken' van Arminius, als welke opgeschort moesten worden tol de Nationale Synode. Op de Zuid-Hollandsche Synode werd aan alle Kerkdienaars last gegeven, zoo zij iets hadden tegen de Geloofsbelijdenis en Catechismus, hetzelve binnen een maand tijds over te leveren, of daf-zg, die in dezen in gebreke zouden blijven, zouden gecensureerd worden. Hetzelfde liet men weten aaa de Professoren in de Godgeleerdheid te Leiden. Gomarus verklaarde niet» te hebben. De Predikanten, die van de gezindheid van Arminius waren, waren weigerachtig, zjeh behelpende met het verbod der Staten, aan wie: zg hun b'edeaken in beslotene brieyen overzonden. Arminius heeft in de volle vergadering der Staten wijdloopig zijn gevoelen geopeirbaard over de praedestinatie, Genade Gods en vrijen wilvm.de menschen; ,van de volharding, van.de zekerheid* der zaligheid, van de volmaaktheid der geloovigen in dit leven, van de Godheid des Zoons van God, van de regtvaardigmaking des mensehen voor God en andere punten meer, waarin hij zeide, bij de Gereformeerde Kerken geleerd te worden, niet conform den Woorde Gods. Hier kwam tnsschen beiden het twaalfjarig bestand of de schorsing des oorlogs, welke op den 9 April 1609 gesloten, en den 15 met grooten triuraf gepubliceerd is, waarbij van den Sande zich van de volgende merkwaardige woorden bedient: »Men moet voorwaer bekennen, dat in dese oorlog oogenschijnlijk en wonderbaerlyck gewerckt heeft de Handt van Godt Almachtig, die na syn gewoonte de groote macht van Spanjen met kleyne middelen heeft willen breken, en te schande maecken, opdat Syn eer daerdoor te grooter gemaeckt worde, en sou hiervan by alle Volcken de Reputatie en Fame van de Nederlanders te grooter en loflycker zijn, indien die niet ware verduystert doordïnnerlycke Religions-stngt by eenige Gheesten op de bane gebracht;" Nadat Arminius bovengemelde opening van zijn gevoelen had gedaan, was Gomarus verpligt, ten einde de Staten niet meteen vooroordeel ingenomen werden, ook audiëntie te verzoeken, op welke hij het gevoelen van Arminius breeder ontdekte en tevens verhaalde met wat listigheid Arminius omging, om overal zijn zaad te zaaijen, en de Gereformeerde Leer verdacht te maken. Ten slotte verzocht hij, dat de Stoten de beloofde Provinciale Synode zouden bevorderen, ter beslechting en wegneming van de oneenigheid, die in de Kerken en Universiteiten hoe langer zoo meer aangroeiden. Maar Arminius met de zijnen, hebben bij de Staten van Holland te weeg gebragt, dat er in plaats van eene Synode beraamd is een te zamensprekinge tusschen Gomarus en Arminins, elk vergezelschap! met vier Predikanten, welke handeling afgebroken is door de ligchaaniszwakheid van Arminius, waaraan hij den 19 October is overleden. Het was of zijne asch als zoo vele vruchtbare zaden van beroeringen in Godes Kerk en Staat door geheel den Nederrandschen tuin ingestrooid was. Zoo heeft b. v. Adolphus Venator, een zijner aanhangelingen, een Predikant van kwade zeden en leer, in 1610 te Alkmaar de schutterij opgerokkend, die met geweld het Stadhuis innam, en het daar heen bragt, dat door de Commissarissen der.Staten van Holland, een nieuwen Magistraat werd aangesteld, die de Arininiaansche foelie toegedaan was. Ja, de verbitteringen in de kerkelijke geschillen namen dit jaar zoo toe, dat er verscheidene strijdschriften aan den dag kwamen. Van de zijde der Arminianen kwam een boek uit van Petrus Bertius, van WAfval der Heyligen; eu van een onbekenden een zeer schamper en stekelig schrift op de Religie en 't predikampt, génaamd Gomoedia Vetus. — Uitenbogaart, om de overheid te vleijen en aan zijne zijde te trekken , gaf een boek uit van 't Ampl der Overigheydt, waarin hij der Overheid toestaat het oordeel over alle kerkelijke zaken en het beroepen van kerkendienaars. Kort hierna hebben de Staten van Holland, door hunne missive van den 11 Maart, gezonden aan de Classis hunner Provincie, verboden te schrijven van 't Ampl der Overigheydt in KerckeUjke saecken, van de Predes*»atie en puncten daer van dependerende, bij pene, als wederhoorighen van hare bevelen gestraft te worden. Dies ongeacht, hebben tegen het bovengemeld boek van Uitenbogaart geschreven Eylardus Menius, Reginaldus Donderclocke, Ruardus Acromus, Joannes Lidius, Antonias Walaeus. De Arminiaansch-gezinden gaven ook zonder onderteekening van hnnne namen, aan de Staten van Holland eene Remonstrantie over, waarin zij hun gevoefen stelden over vijf punten, waarover namaals in de Haagsche Conferentie gehandeld is; hiertegen leverden de Gedeputeerden der Kerken van Holland, met onderteekening hunner namen eene Contra-Remonstrantie over. Het is van deze Remonstrantie dat alle de Arminianen den naam van Remonstranten gekregen hebben, terwijl om dezelfde reden Con»SRemonstnmten genoemd zijn, alle diegenen, welke bleven bij de oude Gereformeerde Leere, zoo als dezelve van het begin der Reformatie; af openlijk in de Nederlandsen* Kerken geleerd was, en waarmede de Franschen, Engelschen en Zwitsers, die van de Palts en andere Evangelische kerken overeenkwamen. Van hier dagteekent zich het begin der factie en scheuring in de Nederlandsche kerken. Na het overleveren van opgemelde Remonstrantie werd door de Staten van Holland, bij meerderheid van stemmen, den 20 Mei, den 22 Augustus en den 15 November geresolveerd, dat de Kerckendienaars in de examinatien vorder niet, souden beswaert worden, als van outs ghebruyckelijk is geweest, en. _ sonderlingh in het stuck van de Predestinatie, hooger noch swaerder niet, als in de vijf voorgedachte arliculen wordt verhaelt. En is alzoo de Tolerantie van de vijf punten der leer door de Remonstranten gedreven, door de Staten van Holland gearresteerd en tot meermalen vernieuwd. Dit geschiedde niettegenstaande de Staten-Generaal, om de beroerten te stillen, nog in ditzelfde jaar bepaald hadden, dat in de Religie geene verandering zoude gemaakt worden, naardien zulk eene verandering den band van Unie grootelijks zoude verzwakken. Nadat nu de Staten van Holland en Westvriesland aan alle predikanten hunner Provincie bevel gegeven hadden,) om malkander te verdragen in de vijf artikelen, en dat men niemand van het predikambt zoude weeren, die verklaarde in het gevoelen der Remonstranten te slaan, hebben de Gedeputeerden van de Kerken op de naaste dagvaart hiertegen vertoond dat die Artikelen strijdig waren met Gods Woordi de Nederlandsche belijdenis en Catechismus, verzoekende, dat men dezelve, als nooit in eenige Kerkelijke vergadering onderzocht, veel minder aangenomen, de Kerken niet wilde opdringen, maar dat de Staten toch eens zouden gelieven de Provinciale Synode bijeen te laten komen, ten einde deze artikelen, naar het rigtsnoer van Gods Woord beproefd werden. De Staten antwoordden, dat zij goed vonden, dat over de vijf artikelen in guestie, op de naaste dagvaart, en in hunne vergadering een mondgesprek zoude gehouden worden. De Classen verkozen hiertoe zes per* sonen, Ruardus Acronius, Libartus Faxineus, Petrus Plancius, Joannes Bogardus, Joannis Becius en Festus Homraius. Een gelijk getal kozen de Remonstranten, met name Joannes Uitenbogaart, Adrianus van den Borre, Eduardus Poppiusii Nicolaus Grevinghovius, Joannes Araoldus en Simon Episcopius. Dit mondgesprek nam den 11 Maart 1611 een aanvang en eindigde in Mei, op den 20 van welke maand de Staten aan de Colloquenlen dit afscheid gaven, dat sy de Geschriften over de tweede, derde, vierde en vijfde punten onderlingh souden wisselen, van naerder bericht dienen, en in goede consciëntie stellen de stael der conlroverserende punten, ,en al 't selve aen de Stalen of hare ghecommilteerde Raden overleveren, om daerop verder gelet en ghedaen te worden, so als tot, Godts eer en meeste rust der kereken bevonden sou worden, sonder te prejudiceren de resolutie der Stalen-Generael dat in de aenstaende Nationale Synode de Nederlandtsche Confessie en Catechismus gerevideert te worden. De Gedeputeerden der Kerken leverden bij de Staten een nader betoog in, behelzende: dat de questien over de vijf punten, door geen bekwamer middel konden weggenomen worden, als dat eerstdaags, met goedvinden van de Heer en Staten-Generaal een Nationaal Synode mogt gehouden en daarop beschreven worden eenige geleerde en Godvruchtige Leeraars der Gereformeerde Kerken in andere Landen, als Duitschland, Frankrijk en GroolBri(lanje, en dat dit middel, van de tijden der Apostelen af, in alle voorvallende zwarigheid altijd was gebruikt geweest, en ook goedgevonden door de Theologische Faculteit te Leiden, in den jare 1595. Dat de Remonstranten dit middel niet konden verwerpen, daar zij zich nog gehouden wilden hebben door Ledematen en Dienaren der Gereformeerde Kerken. Dit betoog was voor als nog vruchteloos; de Staten.isehenen tot deze nieuwigheden zeer genegen, waarvan het gevolg was dat de Cura- toren van Leiden zich niet ontzagen in de plaats van Arminius, Dr. Conradns Vorstius uit Westpbalen te beroepen, een man, die sedert vele jaren verdacht was van de Sociniaansche ketterij. Deze kwam in Holland, staande de Haagsche conferentie, en deed «oor de Staten eene lange Oratie om zich te zuiveren van de hem opgelegde beschuldiging, ten aanhoore vandeColloquenten. Dezen gevraagd zijnde, wat zij van Vorstius dachten, verklaarden de zes Remonstranten, dat kg hun voldaan had; de zes Contra-remonstranten daarentegen zeiden dat zij, zoo uit z§pe schriften, als uit zijn gesprek met Feslus Hommius, in hunne tegenwoordigheid gehouden, waren bevestigd in hun gevoelen, dat de voortgang zijner beroeping noodzakelijk zoude strekken tot nadeel der Kerken en der Academie en tot groote onlust des Lands. Dat de Gereformeerde kerken van het Graafschap Bentheim, reeds voor twaalf jaren, geschil met hem gehad hadden over de gronden van den Arriaanschen ketter Fausius Socinus, dat hij wel den 26 September des jaars 1599 voorde Theologische Faculteit te Heidelberg hiervan schuldbekentenis, met onderteekening van zijn naam, had gedaan, maar zijne beloften niet gehouden; daarentegen, op verschillende manieren, op nieuw zich verdacht gemaakt had, volgens hetgeen de opgeroeide Faculteit, den 26 Augustus des jaars 1610, aan de Gedeputeerden van de Hollandsche kerken geschreven had. Dat hij nog onlangs een boek de Deo had uitgegeven, vol van Godslasterlijke denkbeelden van de natuur en het wezen Gods, dat hij in de tegenwoordige twist der Kerken alreeds de zijde der Remonstranten verkozen en verklaard had, dat hij het met hen eens was in de vijf Artikelen, betreffende de leer van de Predestinatie en van de bekeering, en van de volharding in het waar geloof. Dit betoog had weinig gebaat, hadden niet Gecommitteerden der Stad Dordrecht zich mede mannelijk tegen het beroep van Vorstius verzet, waardoor de Staten bewogen werdeB zijn beroep door de Curatoren te doen uitstellen. Krachtig werkte hierin de vermaning van Koning Jacobus van Groot-Brittanje, dat men Vorstius zou laten varen als een schadelijk ketter, hetgeen hij bewees door verscheidene passagien die hij uit de boeken van Vorstius aantoonde. Hij gaf zoo wel door brieven, als door zijnen Ambassadeur te verstaan, dat de voornaamste band van het • verbond, hetwelk hij met de Staten had aangegaan, bestond in de eenparigheid van Religie, dat het voornaamste fondament en palladium van de Nederlandsche Republiek de Gereformeerde Religie was, welke vervallende, noodzakelijk den geheelen staat mede te gronde zou trekken, als welke niet staande kon gehouden worden dan door eenheid; dat de eenheid niet kon bewaard worden waar tweespalt was in de Religie; dat men zich zorgvuldiglijk, had te wachten, dat geene andere Religie ingevoerd werd, als die welke de Gereformeerde Kerken van Groot-Brittanje, Frankrijk en Duitschland met eendragtige overeenstemming hadden omhelsd. Ook dreigde de Koning, dat, zoo de Staten, ongeacht alle goede vermaningen, zulke kettersche' menschen langer onder zich duldden en de ketterijen lieten toenemen, dat hij dan gedwongen zoude zijn om openlijk te protesteren tegen deze gruwelen , en zich af te zonderen van eene zoodanige valsche en kettersche kerk, en andere Gereformeerde kerken te vermanen, om algemeen raad te schaffen tot uitblussching van deze afgrijsselijke en op nieuw ontstane ketterijen, en aan de gehecle wei-eld bekend te maken der Staten afval van het ware geloof en van de Kerk van Christus. De Raden van Gelderland en de Staten van eenige andere Provinciën schreven ook aan die van Holland, dal zij toch zouden toezien dat de groote Brand van oneenigheid, door Arminius aangestoken en voorts door Vorstius aangeblazen, met den eersten door bekwame middelen gedempt werd. Alle deze vermaningen hadden dien invloed, dat de Staten van Holland Vorstius van Leiden deden vertrekken, die zich naar Gouda begaf, waar hij eenige jaren is gebleven, genietende eene jaarwedde van duizend Daalders, waarvoor hij anders niet deed, dan dat hij met verscheidene schriften de verwarring in de kerken stijfde en vermeerderde. De Staten van Holland bevolen de Predikanten van de Haagsche Conferentie, dat zij een middel zouden voorstellen, waardoor men mogt geraken tot vrede in de kerken en rust in 't land, waarop de zes Contra-remonstranten verklaarden, dat zij' geen ander middel wisten, dan het aanstellen van een Nationaal Synode; de Remonstranten daarentegen zeiden, dat zij geen anderen raad wisten, dan dat men elkander verdroeg, en elk zijn gevoelen liet prediken en leeren zoo veel de vijf punten aanging. Aan eenigen der Staten beviel het eerste, aan anderen het tweede, zoodat men tot geen bepaald besluit kwam;' doch de Remonstranten stonden in de meeste gunst bij de Staten en bij de Regering van vele steden, op wier gezag op onderscheidene plaatsen regtzinnige, geleerde en Godzalige Predikanten afgezet en Remonstrantsgezinden aan de kerken opgedrongen werden. Zoo werden Petrus Cornelii en Cornelius Hellenius te Alkmaar en Cornelius Giseliusi te Rotterdam uit de dienst gezet, ja, de twee laatsten als misdadigers uit hunne stad gebannen. Het gevolg hiervan was scheuringen in de -gemeenten, want die de Remonstranten niet wilden hoorenv gingen op de naastbijgelegene dorpen ter kerk, waarover zij door de anderen bespot en slijkgeuzen genaamd werden. In dit jaar is Dr. Gomarus naar Saumur in Frankrijk beroepen en vertrokken, in zijne plaats kwam Joannes Poliander, dia bij de zuivere leer standvastig bleef. In de plaats van Arminius kwam deszelfs leerling Sinion Episcopius, zoodat het oogenschijnlijk was, dat de Leidsche Curatoren en eenigen, die het beleid der Staten van Holland hadden, deze oneenigheden met opzet voorthielpen., . Het bleef toch niet bij Holland, maar sloeg in het jaar 1612 tot de andere provinciën over. In Augustus hield men in Utrecht, op aanschrijving der Staten dier Provincie, eene Synode, waarop eene ongehoorde wijze een Predikant uit eene andere provincie voorzitter was, Joannes Uitenbogaart namelijk, uit den Haag. In deze Synode is de Arminiaansche leer over de vijf punten aangenomen en eene nieuwe kerkenorde gemaakt. De meeste Predikanten dezer provincie voegden zich aan de zijde der Remonstranten. Ook hield men dit jaar binnen Harderwijk eene Synode Provinciaal van Gelderland, waarin'goed gevonden is, dat men een Formulier van onderteekening der Nederlandsche Geloofsbelijdenis en van den Catechismus zoude maken, hetwelk alle aankomende Predikanten, om alle scheuringen voor te komen, verpligt z*uden zijn te onderteekenen. De Predikanten van Nijwegen, Bommel en Tiel gaven dienaangaande wel goede beloften, maar vergaten dezelve weldra en vielen met alle de Predikanten der wijduitgestrekte omstreken de Remonstranten bij. In het Zutphensche kwartier bleef men bij de Gereformeerde leer getrouw, zoo ook in 't Arnhemsehe, behalve in de stad, waar twee afvielen, waarvan er een Arnhem bijna in een bloedbad zou verkeerd hebben. In Overijssel was groote scheuring; de Predikanten van 'Kampen, Thomas Goswinus en EverardusVossekuil, Assuerus Matthisius, van Deventer, gelijk ook velen van het platte land hadden, zich ook bij de Arminianen gevoegd. Zeeland, Vriesland, Groningen en Ommelanden hielden zich nog zuiver. Schoon men reeds menigmaal, hoewel vruchteloos, bij de Staten-Generaal om een Nationaal Synode had aangehouden, kwamen nogthans de Gedeputeerden van alle kerken der vereenigde Provinciën, (behalve van Utrecht) in'sHage bijeen, en drongen den 27 September in de Vergadering der Staten-Generaal zoowel mondeling als schriftelijk op eene Synode aan, betoogende onder anderen, dat in 26 jaren die Synode niet was gehouden, dat deze alleen geschikt: was, om, naar het sedert de tijden der Apostelen gewoon gebruik, de gerezene en diep ingewortelde zwarigheden in de kerk weg te nemen, dat dit door geen Provinciaal Synode kon geschieden, en daarom de Gedeputeerden der HoUandsche kerken sedert 23 jaren er om hadden aangehouden; dat hun dit ook bij schriftelijke Acte van 15 Maart 1606 beloofd was; dat zij derhalve met goedvinden der Staten hunner Provincie thans gecommitteerd, de Statea-Geaeraal ootmoedig verzochten deze belofte in werking te willen brengen, tot de Synode lijd en plaats te willen bestemmen, en dezelve uit te laten schrijven. Hierop is hun den 29 September een witstellend antwoord en afscheid gegeven," dat de Staten-Generaal met de eerste gelegenheid hierover zouden raadplegen, als de Gecommitteerden van eenige Provinciën (deze was Holland alleen) die zich bezwaard gevonden hadden, op het verzoek te besluiten, zonder alvorens nader last en gezag daartoe te hebben, nader last zouden ontvangen. Er kwamen te dier tijd ook van beide zijden verscheidene strijdschriften uit, onder anderen van Vorstius en üitenbogaart, Sibrandus Lubberti en Joannes Piscator. Daar de Gereformeerden op eenige plaatsen, waar de Remonstranten de predikstoelen hadden ingenomen, afzonderlijke vergaderingen hielden, heeft de Regering van Rotterdam, den 15 Maart, zoodanige vergaderingen, predikatiën en vermaningen verboden', op straffe eener boete van 100 gulden voor elk dergenen,' die dezelve belegd had, en van 200 gulden voor die zijn plaats, huis of schuur daartoe zou hebben ingeruimd, en van 100 galden voor die er gepredikt of iets, tot de kerkehjke bediening behoorende, verrigt zou hebben. Aldus begon de Arminiaansche vervolging over de kerk van Christus. Op aanraden van Graaf Willem van Nassau, is er, door orde en last van de Staten van Holland in Februarij 1613, tusschen drie Remonstranten en even zoo vele Centra-remonstranten een bestand gemaakt De laatsten zeiden, dat zij behalven het bijeenroepen van de Nationale Synode, geen ander middel wisten, als dat de Remonstranten opregt en duidelijk zouden verklaren, dat zij tegen de leer, in de Belijdenis en Catechismus vervat, niets anders hadden, als in de vijf punten was voorgesteld; dat zoo zij eerst deze verklaring deden, men op middelen van verzoening en tolerantie aangaande de vijf punten bedacht zoude zijn. De Remonstranten zeiden, dat de Contra-reiBtthstrantèn" hun eerst moesten verklaren, of zij verstonden dat het wener*' zijdsch gevoelen aangaande de vijf punten in de kerken te dulden was of niet, zoo ja, beloofden zij dat zij de voorgestelde verklaring, zouden doen. Waarop de anderen antwooirddeni) dat indien de Remonstranten hunne meening zoo duidelijk en klaar wilden en konden voorstellen, dat de Kerk kon oordèelen dat zij buiten de vijf artikelen in geen ander punt van dé Leer der Gereformeerde kerken» verschilden, er alsdan op een bekwaam middel en bepaling van tolerantie kon gedacht worden} Daar nu de Remonstranten dit niet wilden verklaren en even» wel .in de vijf punten geduld wenk», gebruikten zij deze list* dat zij den staat van 't verschil, over de vijf punten, in geschrift, opgaven, evenwel niet juist of ter goeder trouw. Dit geschrift heeft van Oldenbarneveld door den Ambassadeur Garon den Koning van Groot-Brittanje doen toekomen, er bijvoegend»; dat de zaken hier te lande zoo stonden, dat er niets iop was, om de twist te stillen, dan dat beide partijen elkander verdroegen; tevens werd er verzocht, dat Zijne Majesteit daaraan do hand wilde gelieven te houden, en ten dien einde aan de Statei&flerienaal een brief laten afgaan, volgens een ontwerp; dafi Oldenbarneveld zelf opgesteld, herzien en ovorgezopleh had! Garbn «veikreeg (6 Maart) zulk een brief van den Koning, niet wetende dat er bedrog onder schuilde. In dezen brièfiïas men dat de Kenmg de vijf artikelen en het verschillende gevoelen over dezelve had gezien, dat dezelve betroffen de Goddëlijtó Praedestinatie met den aankleve van dien, , dat aan dezelvedööe Theologanten moeilijk een einde kon gemaakt* maar door publieke authoriteit diende beslist te worden, welke de Predikantetf moest verbieden dezelve op den stoel te brengen, met expres be* vel dat men met elkander vrede zoude houden. Nu hadden de Remonstranten hun doel bereikt, Oldenbarneveld deed dezen brief aan de Staten overleveren, verzwijgende op welke wijze dezelve was verkregen. En daar de Siateu niervan ook riiet wisten, bedankten zij den Koning voor zijn raad. Deze, naderhand daarvan onderrigt zijnde, weigerde eenen tweeden brief, dien Oldenbarneveld tot stijving vanizijn voornemen, door Caron liet verzoeken, om welke weigering Oldenbarneveld hem lasterde, als de oorzaak der zwarigheden die hier te lande waren ontslaan. Die onder de Staten van Holland in 1614 het gezag in handen hadden, en de Remonstrantsche factie gunstig waren, hebben, om dezelve meer te stijven, en hun gevoelen over de vijf punten met den aankleve van dien, ongemerkt in te voeren, een formulier van eenigheid gemaakt, hetwelk op het eerste aanzien schriftmatig was, doch zoo kunstig op schroeven gesteld en zoo dubbelzinnig, dat beide partijen daarop hun gevoelen eenigermate staande hadden kunnen houden; dit kwam den 14 Januarij aan den dag, onder den titel van Resolutie van de Staten van Holland en Westvriesland tot vrede der Kerken. Den kerkendienaars werd er in voorgeschreven, hoe hoog en hoe ver zij mogten gaan in het behandelen van de vijf punten; men had er een Tractaat bijgevoegd, vol.aanhalingen uit de H. Schrift, Conciliën en Oudvaders. Jacobus Trigland schreef er veel tegen, Uitenbogaart voor, ook kwamen er strijdschriften uit tusschen Huig de Groot en Sibrandus Lubertus; dat van Lubertus verboden de Staten van Holland, bij acte van den 17 October. 'sLands oneenigheden, gesproten uit het stuk van Religie, namen de overhand. Remonstrantsche Magistraten had men op het kussen gezet, de Gereformeerden er afgedrongen; bij de eersten hielden zich meest Libertijnen, Papisten, Mennoniten en andere sectarissen. Verdrukking volgde op verdrukking; die van de ware Religie hielden aan op redres in de Regering, de andere hingen de zaken aan 't sleeptouw — ja men begon onderscheid te maken tusschen Geneefsche en Politieke geuzen. Wat er ten dezen opzigte is voorgevallen in Leeuwaarden, kan men zien bij van den Sande, V boek, op het jaar 1615. In Holland dwong men de Kerkendienaars zich naar die Re- solutie te gedragen, en kwelde de weigerachtige op alle wijze»,' vooral te Gouda, Oudewater en Schoonhoven, waar men vele goede lieden om de Religie hun burgerregt ontnam, en zoo zij bij wijze van appel daarover klaagden bij den Hove Provinciaal* werd aan hetzelve verboden het appel aan te nemen. In den Briel geschiedde hetzelfde» men mogt noch aparte vergaderingen! houden noeh buiten de stad of op de dorpen ter predikatie gaan. In den Haag werd Roseus, in Hoorn Joannes Roggius en/de toade KerkerSad afgezet en Remonstranten in hun plaats gjesteld; dit is op meer andere plaatsen gebeurd. Om verder met meer gezag en onder schijn van verdraagzaamheid de Arminiaansche nieuwigheid door te dringen, en de ware Gereformeerden te onderdrukken, is aan alle Predikanten van Holland en West-vriesland op nieuw gelast de ResolutSè van tolerantie, genomen in de jaren 1613 en 1614, aan te nemen, en in het verkiezen van Predikanten, Ouderlingen en Diakenen, de orde te volgen, die in het jaar 1591 door acht politieken uit de Vergadering der Staten en uit de Collegiën van den Hoogen en Provincialen Raad' Van Holland, en acht kerkelijke personen was ingesteld, hoewei dezelve nooit, noch op de Synoden, noch op de Dagvaarden van Holland, was aangenomen. De korte inhoud dier orde is deze:' De verkiezing van een Dienaar des Goddelijken Woords zat' in de steden aldus geschieden. De Regering zal vier der hunnen1 committeren, en aan de kerkelijken bevelen hetzelfde te doen; de laatsten zullen den Dienaar verkiezen, en denzelven aan de: Regering voorstellen. Men zal na gehouden examen en voorstel aan de Gemeente, of ook iemand iets tegen, denzei ven heeftpioi* daardoor geen veridndering komt, overgaan tot het beroep, mits de gedane keuze der Regering aangenaam zij, zooniet, zullende Gedeputeerden tot eene nieuwe verkiezing overgaan. Hetzelfde zal.plaats hebben in de dorpen waarde Hoofd-officier, met dén Schout en het geregt, vier personen uit de parochie, die zij daartoe het bekwaamst zullen oordeelen, zullen committeren, die met drie dienaren uit de Classis en ee»(Qu- r deriing der kerke, de verkiezing zullen doen. De Ambachlsheeren zullen hetzelfde regt hebben. De opgenoemde vier kerk^jken zullen jwriijks door de Classis gedeputeerd worden, om waar het noodig is bij de hand te zijn. — Het examen zal gehouden worden door een der Theologische Professoren van Leiden, twee Dienaars der Kerke, twee Gecommitteerden van de Staten en dié van de respective plaatselijke Regering. Het voorsehrevene ten opzigte van de Dienaren des Woords zal ook bij het verkiezen van Ouderiingen en Diakenen in acht genomen moeten worden. De politieke en kerkelijke Gecommitteerden zullen eene nominatie maken uit de gekwalifieeerdste, waaruit de Regering het noodig getal zal verkiezen. Niemand zal uit de finale gemeenschap der Kerke mogen gezet worden, dan met consent van den Magistraat of plaatselijke Regering. En bij geval deze bezwaar vindt, moet er uitspraak van gedaan worden op het Provinciaal Synode, waar, in dit geval,-de Regering zoo vele Gedeputeerden zal heenzenden, als zij goed zal vinden (1). De Staten en Regenten gingen voort met met door middel van een Synode, zoo als van ouds bij de kerken gebraifctij* was, maar van politiek: gezag en Bij maniere van Resolutlën den brand van oneenigheid, was het mogelijk, te blusschen. De Ridderschap en Steden van Overijssel verboden, bij placcaat van 11 Maart, alle hunne Predikanten, op straffe van uit hun ampt gezet te wordeh, de disputen van de Praedéstinatie of Gods eeuwige verkiezing der menschen, op de predikstoelen in H openbaar te brengen, of daarvan iets meer te laten schrot* in druk te laten uitgaan, hetwelk eenige Predikanten, uit vreeie ,an met vrouw en kinderen gebrek te zullen lijden, hebben Onderteekend. Dan de Classis van Vollenhoven en de Magistraat van De«nter, weigerden bestendig öf hetzelve te onderteekenen öf het in werking te brengen. De Staten van Holland hebben (1) Zie Trigland, pag. 704—7064 «tinne vorige besluiten van Tolerantie en de Ordonnantie van 1591 den 18 Maart en 28 April des jaars 1616 weder vernieuwd ; daar echter de resolutiën wel bij meerderheid van stemmen waren genomen, maar die van Amsterdam en eenige andere steden daarin niet bewilligd hadden, hebben de Gecommitteerde Raden Huig de Groot en eenige anderen naar Amsterdam gezonden, alwaar Huig de Groot in eene lange en wel opgesmukte Oratie, den Magistraat er toe poogde over te halen. Hij zocht onder anderen te bewijzen dat de punten, die zoo hevig gedreven werden, ter zaligheid niet noodwendig waren; dat als men de Tolerantie niet wilde toelaten, zoo moest een van deze drie dingen geschieden, of al de Kerkendienaars moesten tot ééne opinie gebragt worden, of die van de eene opinie moesten geweerd worden uit de kerkendienst, of men moest twee Gereformeerde kerken toelaten; het eerste was onmogelijk, het andere niet Christelijk noch doenlijk, de Gereformeerde Kerken dezer landen, (zoo ging hij voort), die tot nog toe, God zij geloofd, maar ééne is geweest aan twee te laten scheuren, 't is wel doenlijk maar ten uitersten pernicieus (1). Die van Amsterdam verklaarden hierop, dat men de Christelijke Religie, zoo als die .over de vtjfti|^'aren geleerd en utegeoefend was, behoorde te mainteneren, zonder daar de minste verandering in te maken, ten zij bij wettelijke Synode en na alles wel rijpelijk overwogen te hebben; dat zij daarom niet konden toestemmen verscheidene propositiën en acten, sedert den jare 1611 tot den 18 Maart dezes jaars gedaan en gevallen, noch toestaan dat men de contra-Remonstrantsche Dienaars van hunne bediening zou suspenderen of deporteren, omdat zij in gemoede met de Remonstranten in eenigheid niet konden leven, of dat men de lieden, die de Contra-Remonstrantsche leer waren toegedaan, in hunne Godsdienst belette, onder voorwendsel van scheuring, en omdat dezelve zwarigheid maken om tot het gehoor (1) Zie Brem, Eyang. Schatkamer, bladz. 239. der Remonslrantschc Predikanten te komen. Dit resoluut antiwoord van Amsterdam is goedgekeurd door de Magistraten tan Enkhuizen, Edam en Purmerend. Desniettegenstaande hebben de anderen, als die de meeste waren, deze Ordonnantiën en Resolutiën, overal waar zij meester waren, in werking gebragt m de Contra-Remonstranten onderdrukt; zoo hebben b. v. de Bsujnw, Schepenen en Mannen van Schieland den 11 Junij een scherp Placcaat uitgevaardigd, waarbij aHe vergaderingen enbijr «enfcomsten der Contra-Remonstranten, tot uitoefening hunner religie, op hooge straffen en boeten verboden werden. Binnen Amsterdam vergaderden in 1617 zestien Predikanten en Ouderlingen van de dolerende kerken van 'Zuid- en NoordHolland en beraamden onderling eene aote, verklarende dat zij de Remonstranten voor medebroeders en medeleden van Christns niet konden erkennen, nademaal deze de oude Gereformeerde kerken, zoo door leer als door kerke-orde, veelvoudig bedroefd en beroerd hadden. De Ridderschap en Steden van Gelderland, staatsgewijze te Arnhem vergaderd, hebben aan de kerken-dienaars van het Nijmeegsche: kwartier (die verklaard hadden, dat zij het in dc vijf punten met het gevolg van dien met de Remonstranten eens warén) dit afscheid gegeven, dat zij ronduit en bij de stukken in geschrifte zouden verklaren, waarin zy in gedachte punten het eéns waren met de oude Gereformeerde leer, en waarin eigenlijk het verschil bestond, en of de oude aangenomene Leer der .kerken, in de verschalende artikelen, strijdig was met het Fondament van de oude Apostdhsche Religie. Indien neen, in welker voege dan het wederzijdsch gevoelen in verschillende punten, naar het Woord van God, stichtelijk en zonder ontrusting van de Gemeente gehouden en gedreven zoude kunnen worden. Op dezen Landdag is, krachtens vonnis van het Hof van Gelderland, openlijk een Tafereel verbrand, door een Remonstrantse» Predikant, Albertus de Vries, teTiel en elders verspreid, waarin gezegd werd dat de leer der Contraremonstranten overeen- kwam met de turksche. Tegen dit afscheid en vonnis kwam een boekje uit, genaamd Sedigh Ondersoeck, hetwelk beantwoord werd door iemand, zich noemende Eusebius Philalethes. De Nijnieegsche Predikanten hebben zich bij de Remonstranten over het afscheid beklaagd* en tevens eenige punten overgeleverd, dienende tot bezwaar van de oude Gereformeerde Leer, ook hebben zij eenige middelen van accommodatie voorgeslagen. Toen die punten aan de Classen van Zutphen en van de Veluwe ter hand waren gesteld, hebben deze verklaard dat huttnë Leer door gedachte Predikanten mét hatelijke, onzekere en onvaste gevolgtrekkingen werd bezwaard, en de staat van het versohil over d»«Htfjf punten niet juist gesteld was. En dewijl sommigen-in de Nederlanden, inzonderheid Dr. Conradus Vorstius vreemde gevoelens.dreven van God en van Zijne eigenschappen, van de H. Schriftuur, van de Goddelijke Drieëett'heid, van de Godheid van Christas, van de Voorzienigheid Gods en Regering allet dingen, van de Schepping des Menschen naar het «venbeeld Gods, van de Erfzonde, van de werking des H. Geestes tot de bekeering van den tnensch, van de Regtvaatdig* making en het Zaligmakend geloof, van de volkomenheid des menschen in dit leven, van den staat des menschen in zijnafsterven, hebben voorgemelde Classes over die punten eenige Theses overgeleverd, die zij volgens de Geloofsbelijdenis en Catechismus schriftmatig achtten, en op elk punt van dezelve eenige aritithgses of tegenstellingen Vervaardigd, die zij als onschriftmatig verwierpen, verzoekende dat hierop de Remonskantseh-gezinden ziek ronduit wilden verklaren, of zij dezelve aannamen of verwierpen; Zij antwoordden dat zij de Theses als schriftmatig aannamen, maar op al de antitheses hebben zij zich niet willen verklaren, opdat het niet bekend mogt worden, dat zij buiten de vijf artikelen ia eenige andere hoofdstukken van de oude Gereformeerde Leer afgeweken waren, maar zij verzochten tijd om zich daarop te mogen bedenken, hetwelk hun vergund werd tot den 1 September. Voorts heeft men'bij stemmiag besloten, dat er een pro- vineiaal Synode zou gehouden worden, om schikking te maken tot alles wat benoodigd was tot een Synode Nationaal. Te Amsterdam hielden de Remonstranten afzonderlijke vergaderingen en predikatiën in particuliere..hanen, hetgeen tón gevolge had dat een derzeive, van Rempt Egbert Bisschop; «oor het gemeen bestormd, geplunderd en ook bestolen werd, hebbende zich e#nige.i dkwen en boeven onder het gemeen vermengd. Niettegenstaande dc; Magistraat ,kj|rtegen ernstige maatregelen nam, werd denzelven evenveel door de. Remonstranten gelasterd als in dezen schuldig wegens pligtverztóia. v Te Utrecht was de vervolging tegen de ContearRetaenstraaten hevig. Eenige ingezetenen, 'die de oude Gereformeerde kerken toegedaan waren, wilden onder het gehoor hunner Remd»s*»ntsche Predikanten niet komen, maar begaven zich ter predikatie in de naburige Provpeiën, waarop de Magistraat bij placeaat verbood, onder deksel van de Gereformeerde Religie eenige bij*zondere vergaderingen in huizen, kerken, kloosters of velden te houden, bij dag of des nachts, of naar eenige steden, dorpen of plaatsen buiten de Pw»#iën te vertrekken, alleen om de predikauJlnte hooren of de Sacramenten te gebruiken, op straffe van neering of ambacht te verliezen voor de eerste, vanhetbargerregt voor de tweede en van bannissement voor de derde maal. Met nog meer bitterheid ging de Magistraat van Schoenhof ven tegen hunne burgers te werk, die de oude Gereformeerde Religie toegedaan, dezelve afzonderlijk uitoefenden. Zij publiceerden dit placeaat: dat de Predikant die van de dolerende kerek sou prediken in private huysen of erven, gdjjck ook ieygenaar van dien *>« werden voor alle W üjjt de stadt geset, en 't huijs of erve, op of in xvelck sulaks geschiede, geconfisqueert en verbreuckt. En toen de Gereformeerden dies ongeacht niet nalieten zich van de naburige Predikanten te bedienen, zijn die Pre* dikanten deels bij sententie uit de stad gebannen, deels van den predikstoel gerukt, gevangen en als boosdoeners uit de stad geleid, geHjk dan ook zeker huis, waarin gepredikt was, door de zakkendragers geheel afgebroken, de afbraak verbrand de tuin en het erf geruïneerd werd en de eigenaar gedwongen zulks aan te zien, en daar de burgers nog niet ophielden met bijzonder Godsdienst te houden, verscheen er weder een Placeaat, dat de Predicant, Proponent, Voorleser of Voorsinger, die in de dolerende kerek eene van de diensten bedienen sou, voor de eerste reyse 6, voor de tweede reyse 12 en voor de derde reyse 18 Ponden Vlaems sou verbeuren, en daer en bóven noch staen trt correctie van de Heeren ; die syn erve, huys of sphujt daertoe leënen sou, daerop of in sulcke dienst geschiede, sou verbeuren 25 guldens. Bovendien namen die van Schoonhoven tot verdere onderdrukking van de Contra-Remonstranten honderd en dertig Waardgelders aan. In den Briel is Willem Quirings, omdat hij in een gewoon huis voor de Contra-Remonstranten gepredikt had, van zijn predikambt afgezet en uit de stad verdreven, niettegenstaande hij van het Hof bevelen penaal tot zijne handhaving verkregen had. Behalve deze wreede maatregelen, zijn er verscheidene hekelende en stekelige geschriften door de Remonstranten uitgegeven tot^lastering en bezwaar van de leer der Contra-Remonstranten. Zoo was dan de Arminiaansche factie en verwarring van tijd tot tijd gewassen en van trap tot trap geklommen, maar toen zij haar toppunt bereikt had, begon het God te verdrieten, die zorgdragende voor den slaat Zijner Kerke in Nederland, opdat dezelve niet geheel geruïneerd mogt worden, deze factie allengskens en insgelijks van trap tot trap deed dalen en in verval bragt. De Contra-Remonstranten hieven 't eerst het hoofd omhoog in 's Hage. Nadat zij een geruimen tijd te Rijswijk ter kerk waren gegaan, lieten zij vrijmoedig iemand voor zich prediken, en toen hun dit verboden en het huis verzegeld werd, maakten zi) gebruik van het huis van een der boekhouders van den Prins van Oranje; dan daar dit huis welras te klein werd, werd hun door toedoen van den Prins bij vergunning van het Hof, de Rekenkamer en den Magistraat de En -elschc kerk ingeruimd. Ook deze was te klein, zij kregen derhalve de Kloosterkerk. Vier en twintig honderd menschen waren aldaar bij de eerste predikatie bijeen. Weldra hielp alles: die kerk in orde brengen, waarna de beide Stadhouders Prins Maurits .én Graaf Willem van Nassau en velen van de Staten-Generaal, Raad van State en andere Collegiën in die kerk tor predikatie gingen, om hunne eenheid in de Religie met de Contra-Remonstranten te betuigen. Het getali der hoorders beliep zoo spoedig tot Vier duizend, en werd ook deze kerk te klein. De kerk stond naast het huis van Oldenbarneveld, die zich met de Remonstranten niet weinig over dit^alles ergerde, tenèijl de Contra-Remonstranten. zich verblijdden, hopende dat nu de voornaamsten voor de Leer der Waarheid zich openlijk verklaarden, hunne verlossing nabij was, in welke hoop zij niet beschaamd werden. Want kort daarop hebben de Staten van Gelderland, Zeeland, Vriesland, Groningen en Ommelanden, aanzienlijke en van wege het gewigt der toe te betrouwen zaak buitengewone Gecommitmitteerden ter vergadering der Staten-Generaal gezonden, die volgens hun last bij de Staten van Holland in naam hunner principalen er op aandrongen, dat dezelve in overeenstemming met de andere provinciën, bereidvaardig mogten zijn om er orde op te stellen dat op het spoedigste en wel hoe eerder hoe liever een wettig Nationaal Synode bijeenkwam, als zijnde altoos onder Gods zegen het voornaamste middel geweest tot wederbrenging van den gestoorden vrede der kerke. De Staten van Holland zochten hunne verklaring op dit punt uit te stéllen, Weshalve de Gecommitteerden der bovengenoemde provinciën, ondersteund door die.van Amsterdam, Enkhuizen, Edam en Purmerend, voortgingen en in de vergadering van de Generaliteit een Synode Nationaal vaststelden. Waartegen die van Holland, Utrecht en Overijssel een scherp protest deden, opgemaakt door Oldenbarneveld; bovendien namen eenige Edelen en de meeste Steden op naam van de Staten van Holland eene scherpe Resolutie, mede vervaardigd door Oldenbarneveld, bevattende vier punten, van een groot en schadelijk gevolg. 1. Dat de Synode Nationaal niet gehouden zonde worden. 2. Dat de Regenten der Steden van Holland gemagtigd werden gewapend volk aan te nemen tot handhaving van de resolutie», die in kerkelijke zaken waren genomen. 3. Zoo iemand uit hoofde van de Resolutie over excessen in kerkelijke zaken zich wilde beklagen, zulks,jbij niemand anders dan bij de Staten mogt geschjeden, en dat al wat eenige Collegië» .tan Justitie daartegen mogten doen of voornemen van nul en geene waarde zou gehouden worden. 4. Dat alle Oversten, Kapiteinen en andere Officieren en krijgsvolk bevel werd gegeven (niettegenstaande eenige andere bevelen) aan de Staten, hunne Betaalsheeren, of hunne Gecommitteerde Raden en Magistraten van Steden (waar zij in garnizoen gebruikt werden), gehoorzaam te wezen en alle dadelijkheid (zonder uitzondering) te helpen afweeren op straffe van cassatie. Dat deze Resolutie door twee uit de Edelen en Gedeputeerden van de Steden Haarlem, Delft, Leiden, Gouda, Rotterdam, Alkmaar en Hoorn, aan Prins M&urits, de Princes van Oranje en Prins Hendrik zou bekend gemaakt worden, met verzoek om dezelve te handhaven. Ondertusschen wel begrijpende dat deze Resolutie alleen door sommige Edelen en slechts acht Steden by' afwezen of in tegenspraak van anderen gemaakt en van zulk een inhoud was, dat daarover verschillend zou geoordeeld worden, lieten zij eene justificatie van dezelve drukken en, uitgeven, waarin zij verklaarden dat zij, geen Synode Nationaal konden toestaan, dewijl hetzelve regelregt streed tegen de Unie van Utrecht, volgens welke de beschikking over de Religie bij de Staten van elke provincie verbleef. Ook gaven zij, op naam van de Staten van Holland, aan de Gecommitteerden van Zeeland een schriftelijk antwoord, dat daarna gedrukt werd, waarin in 't breede beweerd werd dat van 't begin der Reformatie twee voorname geschilpunten zouden: bestaan hebben in zake van Religie. Vooreerst : ten opügte van het gezag der Overheid in kerkelijke zaken, ten tweede, van de eeuwige Praedestinatie Gods, met .den aankleve van dien, hetwelk zij wilden zeggen dat nooit door eene wettige decisie, in eenige RertHijke Vergadering afgedaan was. Dit antwoord, benevens de 'Justificatie, hebben de Gecommitteerden van Amsterdam wijatóopig wederlegd, en in eene gedrukte laklaring, belangende de Nederlandsche beroeringen, aangetoond, hoe ver het gezag eener ChrisHüjke Overheid in kerkelijke itwisten en in het maken vatt'*8*«lijké 'verordeningen strekt; waarom die van Amsterdam, Enkhuizen, Edam en Purmerend niet hebben goed kunnen vinden dat der Remonstranten gevoelen met de oude Gereformeerde Leer gemeen gemaakt en zoowel aan Kerkendienaars als aan Gemeenten door publiek gezag opgedrongen werd. Thans begon «ch ook de Regering van Dordrecht tegen de Resolutie te verklaren, en keurde dezelve af, omdat zij genome» was bij meerderheid van stemmen, vooraf beraamd bij aparte deliberatie», zonder voorgaande commissie, staatswijze daartoe gegeven, met uiteluiting van hare en andere steden. Het was ter dier tijd dat de Remonstrantse** steden door Commissarissen het garnizoen in den Briel een partiettfieren eed afnamen, zonder voorweten van Prins Maurits als Stedehe**^ die daarop met zijn broeder Prins Hendrik derwaarts trok, het garnizoen veranderde en dat van zijn broeder er in bragt. Oldenbarneveld, hierover geraadpleegd zijnde door de Gecommitteerde Raden, die achterdocht kregen, raadde dat de andere steden over 't gebeurde zouden geadviseerd worden. De Contra-Remonstranten kregen meer hulp. De Ambassadeur Dudley Carleton deed een voorstel in de vergadering der Staten-Generaal, waarbij hij opwekte tot eendragt en aanspoorde dat de Synode Nationaal zijn voortgang mogt hebben. De Gecommitteerden van de bovengenoemde provllieiën, gesterkt door de vier steden Amsterdam enz.; bepaalden ingevolge httnne resolutie tot het houden derzelve, de bijeenkomst van de Synode Nationaal op den 18 Mei 1618, en besloten dat tot deze Synode niet alleen een zeker getal Predikanten en Ouderlingen d* atoderduitsche en Waalsche kerken in de Nederlandsche provinciën beschreven en geroepen, maar uit alle Gereformeerde kerken der naburige landen, koningrijken, vorstendemmen en «frublieken, eenige voortreffelijke Godgeleerden verzocht en door irtrten genoodigd zouden worden. Ten dien einde zijn er brieven ontworpen aan den Koning van Groot-Brittanje, aan de Gedeputeerden der kerken van Frankrijk, de Keurvorsten van de Palts en Brandenburg, Landgraaf Maurits van Hessèn, aan de vier Zwfójèfsche Cantons, Zurich, Bern, Basel en Schafhausen, de Wedderaviscjfe graven en aan de republieken van Geneve, Breipen en Embden. De Gecommitteerden van Holland, Utrecht en Overijssel protesteerden hier wel tegen, verklaarden het te houden voor nul en onwettig en poogden staande te houden, dat de beschikking over zaken van Religieen bij gevolg over het houden van Synoden over kerkelijke zaken aan Holland zoo eigen was aan de Staten van Holland, dat dezelve zonder hunne uitgedrukte toe* «Sifflming met de andere provinciën niet gemeen gemaakt, e» daarom geen overstemming daarin toegestaan kon worden, dat het vaststellen van een Synode eene daad van souvereiniteit was, welke souvereiaiteit in het stuk van Religie de respective provinciën toekwam, en bij de prövttciën door de Unie niet alleen geabdiceerd of verlaten, maar ook wel door het dertiende Artikel uitdrukkelijk voorbehouden en gereserveerd was. Hier tegen echter werd bijgebragt, dat de Unie niet tot nadeel, maar tot voordeel, niet tot uitroeijing maar tot bevordering van de Gereformeerde Religie' gemaakt was; want toen de Unie opgerigt werd, hadden Holland en Zeeland alleen die Religie aangenomen, weshalve het dertiende Artikel aldus opgesteld was in betrekking tot de overige provinciën, die nog Pausgezind waren. Ook waren Holland en Zeeland altijd zorgvuldig geweest in de handhaving der eens aangenomene Gereformeerd* Religie, en hadden er naarstig zorg voor gedragen, dat daarin geene verandering voorviel, te regt oordeelende dat de minste verandering in dezejpft' scheuring bragt in den Staat, oneenigheid in de steden en familiën. Toen vervolgens de andere geünieerde provinciën, door Gods genade, mede de Gereformeerde Religie hadden aangenomen, hadden dezelve met die van Holland en Zeeland eenparig bij resumptie van de Unie, tot verklaring van het dertiende art. besloten dat de Evangelische Gereformeerde Religie, waarvan de uitoefening openbaar toegelaten en ten gebruike aangenomen was, en ook tegenwoordig gepredikt en uitgeoefend werd, alom binnen de Vereenigde provinciën zou gehandhaafd en beschermd worden, zonder openbare: leering en uitoefening van eenige andere Religie in de tegenwoordige Vereenigde provinciën toe te laten. Dat overeenkomstig deze resolutie aan de Gouverneur* van de provinciën belast was geworden dezelve Religie in hunne commissiën te handhaven, gelijk dezelve ook hl de veroverde steden met verbod van andere religiëncingevoerd was. Zoodat deze Gereformeerde Religie altijd voor een vast fondament en band van de Unie gehouden is en dat daarom na niet langer kon gezegd worden dat de Religie buiten de Unie gebleven was, maar dat dezelve in dier voege algemeen was, dat daarin de eene provincie zonder toestemming van de andere geene verandering maken kon, en derhalve tot wegneming van de geschillen in de Gereformeerde Religie ontstaan, door de StatenGeneraal met meerderheid van stemmen de uitschrijving van een Nationaal Synode wettig was gedaan en falie beletselen, door de Remonstrantseh* jsteden daartegen voorgenomen, voor onwettige attentaten te houden waren. Thans begrepen de Remonstranten dat zij niet lang de zaken meer meester zouden: Wijven en besloten derhalve zich met geweid van wapenen te handhaven en het houden der Synode te beletten. De regering der steden Haarlem, Leiden, Rotterdam Oudewater en Heusden namen, krachtens hunne resolutie van 4 Augustus, Waardgelders aan, gelijk ook die vani Utrecht; zij kregen een grooten' toeloop van allerlei gespnis van soldaten, zelfs uit 's vijands kwartieren. Dit vermeerderde hier en daar de onlusten. De Leidsche schutterij verzocht hunne oversten; bij een beleefd rekest, dat zij de Waardgelders weg gehèMe» te zenden. In plaats van dit, namen de oversten de buro-ersiin een nieuwen eed, ontschutterden en casseerden erbij de zes honderd, die den eed in gemoede niet doen konden en mistrouwden hunne eigene burgers zoo zeer, dat zjj, niettegenstaande! zjj van eenige honderden Waardgelders voorzien waren, de straat v»or het Raadhuis met een sterk staketsel van balken! en eike» ribben afschansten. Zoo bragt men tweederlei.krijgsvolk in 't land, nam hetzelve aan buiten eed en order van de Generaliteit en den Prins, trachtte den onderliagen band van eenheid jammerlijk te verscheuren,! «nttrok zich reeds te Utrecht aan het eenparig dragen der schatting en zou den ondergang berokkend hebben van het wettig gezag der Staten-Generaal en van den Prins als veldheer. Dan de Staten-Generaal, die woelingen moede, namen met advies van den Raad van Staten en der beide Stadhouders, het man-/ nelijk besluit de Waardgelders af te danken en hiermede te Utrecht een begin te maken. Hogerbeets en Huig de Groot wendden alle vlijt aan om dit te beletten,, en heimelijk vergaderende met eenigen van de Staten van Utrecht, beraadslaagde», zij over een middel; van feitelijken tegenstand, waartoe zij de Waarde gelders zouden..gereed maken en het oude krijgsvolk bewegen: dat hetzelve zich ten minste stil hield en de bevelen van üfeöj Prins en de Gecommitteerden niet gehoorzaamde. Maar de Prins overviel hen, Ontwapende door goede orde, beleid en gezag de Waardgelders, deed ze uiteengaan, zette de Buurkerk voor de Contra-Remonstranten open en veranderde den Magistraat. Daar men . echter in de Hollandsche steden de Waardgelders aanhield, belastten de Staten-Generaal, die met smeekea en ver- manen niét langer tijd vergiften wilden, de WaardgeldersjJ'ri/. een*Wrèng placeaat, binnen tweemaal 24 uur de wapenen neder te leggen en uiteen te gaan op straffe van als rebellen aan lijf en goed gestraft te worden. Dit had zijn gewensehte uitwerking. De Arminiaansche factie verzette zich niet te min halstawig; tegen de «ssotatie tot het houden der;Nationale Synode, en nimmer was dezelve gehouden noch het land in rust gbbrtgt, had men niet de hoofden dezer factie en TOomaamste roervinken («g : die de banden van staat, de ware .Religie, de bediening van de J«stitie en het krijgsbewtod;: losgemaakt en onder hun particulier geweld gebragt hadden), om hun hoog verraad gekortwiekte ' weshalven door resolutie van de Staten-Generaal, met advies kan den Prins, Johan van Oldenbarneveld, Advocaatvan Holland , ïfombout van Hogerbeets, Pensionaris van Leiden en Hugo de Gïopt, Pensionaris van Rotterdam*en kort daarna Gelis van Ledenberg, Secretaris der Staten van rtjtreehtin verzekerde bewaring werden genomen. OndcrtKSchen deed de Prins eene reize in Holland en West^ vriesland en bewerkstelligde in den Briel.i Schoonhoven, Heoray Alkmaar, Delft, Schiedam, Goreum, Oude water, Woerden, met uitsluiting van eenige hevige Remonstranten, die zich zelve) itf> noden in alle de Vereenigde provinciën gèhwdeo, om de bezwaren by geschrift in te levereny' die > elk mogt hebben in het committeren vM personen W de Synode Nationaal. Deze dam den- 13 November 1618 een begin. Behalve de inlandsche Gkrrf-> geleerden, Predikanten en Oitócrlingen van elke prévmoie, daartoe genomineerd, v«scnenen op dezelve, op> Verzoek- van de StalénGeneraal, alle de voorgemelde uitlandsehe Godgeleerden, Hitge* no*en de FransWié¥,- 06 gelast werdén te huis te Wijven, op straffe van de hoogste ongenade huns Konings, die zulks fob bood op aanraden Van de* Pauselijken Nuntfas, den Spaanschen Ambassadeur en vooral op verzoek van de Hollandsen* RemeiisiWmtén, want Ofdenbarneveld had op naam van de Staten van Holland aan1 den Koning geschreven, dat de Staten-' QèKerdd in hèt Uitschrijven der Synode één kwalijk gebruik maakten van den naam tan Staten-Generaal, en dat Zijne Majesteit ffdiém Mlde geen zijner onderzaten tot die Synode te lam komen. De Keurvorst van Brandenburg, had, op verzoek vad de Stade*(feneiaal reeds twee voorname Godgeleerde» gedeputeerd, die ectBér door ziekte van den ée» belet Wérden te k<* mtL Evenwel beloofde de KenrVorst de CÉÉtees, die op dé ^aotfe gemaakt zouiéa worden, ook door zijne k**ke» te z*> len doeö onderteekenen, zéodat deze Synode niet alleen voor een Nationaal, maar Wk voor een algemeen of oeeuménieWm vaö alle Gerefermeerde kerken der Christenheid mag gehouden Wórden, Daar de fléfimftstranten van dezelve voor zich geen goéds tttlórtst verwachtten, vèrwektén zij gedurende dezelve op verscheidene plaatsen moedwil en oproer. Te Alkmaar openden ztf met geweld de kamer, waar de Kerkeraad en de Classis VeN gaderd waren, die echter Bf qjft door eene ander* deur zich aad htfnnen overmoed met de vlugt onttrokken. Ook is ér groote oploop te Hoorn veroorzaak* door DonHaiu BaVjnflt, gewezen Predikant aldaar, die van Dordréehtz**** verlof vertrokken, te Hoorn van den Magistraat bevel kreeg, orri weder derwaarts te gaan. Het liep er zoo hóóg dat de soldaten tnsschen beiden moesten komen, die op békomen order on* der den hoop «hoten, 13 zwaar kWétsfétf en één deöddëïï. Binnen Kampen moesten ter bescherming der Contra-Remonstranten tegen' de dreigende houding der Remonstranten, drie compagniën soldaten gelegd worden. Te Soetermeer verstoorden de Remonstranten de predikatie, en joegen Predikant en toehoorders uit de kerk. Te Rotterdam hebben eenige Remonstrantsche Predikanten, Ouderlingen en Diakenen eene anti synode gehouden, waar zij eene ligue of verbond onder elkander maakten tot handhaving van hunne factie en leer, betrekkelijk de vijf punten. Intusschen ging de Nationale Synode voort. Vijftien van de voornaamste Remonstrantsche Leeraars uit de verschillende provinciën werden op dezelve gedagvaard, om hunne meening over de vijf strijdige punten en bezwaren over de Nederlandsche Belijdenis en Catechismus voor te stellen. Lang hielden deze de Synode met verscheidene uitvlugten op. Vooral protesteerden zij, dat zij de Synode voor wettige regters in de Godsdienstige verschillen niet konden erkennen, naardien dezelve ten minste voor 't meerendeel partijdig en schismatiek (scheurmakende) was. De inlandsche leden der Synode verzochten over dit protest het advies van de uitlandsche, die elk voor zich hun afzonderhjk gevoelen inbragten, en hierin allen eens waren: dat de Synode niet voor partijdig kon gehouden worden, omdat er eenige leden van waren die de gevoelens der Remonstranten met hunne schriften hadden bestreden, want het zou onbillijk en van eene schadelijke gevolgtrekking zijn, bijaldien Kerkedienaars en Doctoren, die volgens hun ambt, en gelijk dit getrouwe Herders betaamt, zich gesteld hadden tegen insluipende nieuwigheden, het regt van stemmen zouden verliezen, wanneer zoodanige nieuwigheden in eene wettige Synode door de Hooge Overheid bijeen geroepen, onderzocht werden; dat hiermede eene wijde deur voor ketterijen zou geopend worden; dat zulks bovendien Sjtrijdig zoude zijn met de steeds gewone handelwijs der kerken, daar toch zij, die te voren de ketterijen bestreden hadden, altoos in de algemeene Synoden waren toegelaten geworden; dat in dier voege over Arrianen, Nestorianen, Samosatianen, Pelagianen en halve Pelagianen het oordeel was uitgesproken door hen, die zich reeds te voren tegen hen gesteld hadden, dat dit insgelijks onlangs het geval was geweest in Zwitserland, Saksen, Mark-Brandenburg en elders, dat de in Nederland gerezene godsdienstgeschillen, door geene regters konden beoordeeld worden, dewijl er geene neutraal waren. Dat de Synode ook niet voor schismatiek te houden was , daar zij, die de Remonstranten voor zoodanig hielden, bij de Nederlandsche Geloofsbelijdenis gebleven waren, en derhalve niet konden gezegd worden van de Kerk te zijn afgeweken; dat zij redenen gehad hadden, om zich van de Remonstranten, dewijl dezelve nieuwigheden voortbragten, af te zonderen; dat niet alle afzondering schismatiek was, maar dat de oorzaak der afzondering moest overwogen en ingezien worden; niet zij ,die zich afzonderden waren schismatiek, maar die tot zoodanige afzondering oorzaak gaven; dat op zulk eenen grond Luther en onze voorouders zich te regt van de Roomsche kerk hadden afgezonderd. De Remonstranten aldus hunne tegenstribbelingen door bondige redenen verijdeld ziende, leverden eindelijk hun gevoelen over de vijf artikelen in, bij manier van positieVof stellingen, waarvan de meeste ontkennenderwijze (negatief) weinige stelligerwijze waren ingerigt, zij gaven daarbij in het breede wel op wat zij misprezen en verwierpen, maar verklaarden niet stellig wat eigenlijk hun eigen gevoelen was. Om dit derhalve beter te ontdekken, werden hun verscheidene vragen voorgesteld, waarop zij, niettegenstaande de aanhoudende en ernstige vermaningen der politieke Gecommitteerden en van de Synode, weigerden te antwoorden. Weshalve men hen uit de Synode '„liet en afwees, evenwel met aankondiging dat zij zonder verlof niet van Dordrecht mogten vertrekken. Daarop heeft de Synode hun gevoelen uit hunne eigene schriften opgemaakt, en naar het rigtsnoer van Gods Woord onderzocht, gelijk zij mede deden ten jongt» van Vprstius. Na bmg onderzoek hebben zoo wel de uit- als inlandsche Godgeleerden en Gedeputeerden «dlegiahtcr (verdeeld in sectien) schriftelijk hunjoe stemmen over Q> vijf pun- m m&*#>en zijn uit die ^ewning met eeBp?riS[ ^y°mf overeenstemming Canones of Decreta gemaakt, in welke de Leer ,pyer de vijf punten, zoo als die van 't begin derReformatie openlijk in de kerken geleerd en door de Contra-Remonstranten voorgestaan is, voor goed gekend is, en daarentegen de Remonstraofcche gevoelens verworpen zijn, zoo als ook die van VWIW?, dje daarop dadelijk door de Staten van Holland gelast werd binnen w* weken voor altoos het land te De Canones zdn den 6 Mei 1619 plegtig in de Groote Kerk, 'jm .aanhooren van eene groote menigte, openlijk bekend gemaakt, jaarna de uiüantfsche Godgeleerden, met milde giften vereerd, vertrokken zijn. De uitkomst dezer Synode heeft geleerd; I Dat in de vijf zoo gewigtige pnnten der fodjgte eene ahje, meene en eendelige overstemming bij alle Gereformeerde kerken der Christenheid bestond. (De Fransche kerken hebben op een Nationaal Synode in October 1620 te Ales in fiuwnne gehouden, de Dordsche Canones aangenomen en bekrachtigd). II. Dat de Remonstranten in de vijf punten van de Leer al* Ier Geregeerde Kerken der qnjjsjUM)^,^ waren afgeweken. Hl. Dat onder de Rempnstranten, behalve de dwalingen ia de vijf punten, nog meer andere grove ketterijen hebben ger schuild. ftystius toch trok de meeste bnofo>tokken der Gereformeerde $$gie in twijfej, b. v. van de Drievuldigheid dfif VfWm 1» m &f*WÜk wezen- Van de ^Vm^ oneindigheid, wezenlik ^^tegenwoordigheid, alwetendheid, almagt, wijsheid 'STopetanderlijkheid van het Goddejnk Wezen, van de Schefr jiK van de Voorzienigheid Gods, van de personele vereeniJft der twee nato*»n in Christus, van de volle en volmaakts genoegdoening yan Christus voor onze zonden, van de regtvaardigmaking des menschen voor God door het geloof. Zoo ook hebben Joannes en Petrus Geesteranus, onder meer andere gruwelyke dwalingen bekend, dat zij niet wisten of Christus en de H. Geest eigenlijk en waarachtig God zijn, of God naar Zijn Wezen overal tegenwoordig is, of de zielen sterfelijk of onsterfelijk zijn. Voorts dat zij geloofden dat de Magistraat het zwaard niet mogt voeren tot bescherming der goeden en straf der boo"zen; dat de mensch in dit leven de geboden van Christus volkomen kon yofjhrengen, ook ontkenden zij de Erfzonde. Uit dit jajles Wijkt, dat indien de Remonstranten meester gebleven waren, Neêrlands bloeijende-kerken toen reeds spoedig tot de Arriaansche, Soqniaansche en Pelagiaansche ketterijen zouden vervallen zijn. De sententie der Synode is door de Staten-Generaal goedgekeurd, bekrachtigd en voor deugdelijk sjarkjaard, met uitdrukkelijk bevel, dat, geene andere Leer aangaande de voorgenoemde Wjf punten in de Kerken dezer Landen mogt geleerd of gedreven worden, a]s die met het oordeel der Synode conform was en overeenkwam, bevelende alle Staten, Stadhouders en Officiers dit oordeel en besluit met de gevolgen, van dien te handhaven en te doen handhaven, zonder dienaangaande eenige verandering, op welke wijze dan ook, te maken of te gedogen. Bovendien verboden de Staten-Generaal alle vergaderingen en te samenkomsten der Remonstranten van eenen Godsdienstjgen aard, of steekkende tot het aangaan van eenige verbindtenissen tot bevordjering, stijvjag en handhaving van de nieuwe Leer dfff «jf punten en alles wat niet overeenkwam met het bestok der §ynode. Verder kgden de Staten de vijgen gedaagden eene acte ter onderteekening voor, waarbij zij moesten beloven, van nu af aan zich van alle kerkelijke diensten te zullen onthouden. Daar zij 4j&:»chter (behalae Henricus Leo, die daarom vergund werd te Bommel te wonen) ronduit weigerden, zich beroepende op hunne «oascfentie, moesten zij bij resolutie der Staten het land ruimen, tot dat zij zulks zouden hebben gedaan. Elf dezer Predikanten werden op hun verzoek door een Statenbode naar Waalwijk in de Langstraat, twee naar Niéuwenhuizen in Bentheim en een naar Emmerik gebragt Het Hof van Holland bande voorts de Predikanten, die in de anti-synode geweest waren, uit de provincie, die van Utrecht dreven ook eenige uit hun gebied, de Staten-Generaal ontzeiden hun voorts het geheele land, en over de zestig Hollandsche Predikanten, gelijk ook vele uit de overige provinciën, werden, omdat zij de acte weigerden te teekenen, uit hunne dienst gezet. Johan Uitenbogaart, Predikant in den Haag, had zich reeds vroegtijdig met de vlugt weg gemaakt. De Remonstranten en vooral de verdrevene Predikanten hielden zich te Antwerpen op, van waar zij tegen de placcaten en het verbod der Staten-Generaal, niet nalieten het land in gestadige onrust te houden, vermomd over te komen en heimelijke vergaderingen, complotten en verbodene predikatiën te houden, en onder de gemeenten oproerige en lasterlijke boekjes te verspreiden. Een hunner, Johannes Grevius, gevangen genomen zijnde, bekende dat op zekeren tijd te Antwerpen, in het huis waar Uitenbogaart logeerde, eene vergadering van de verdrevene Predikanten was gehouden, waarin Uitenbogaart president, Episcopius assessor en Grevinchovius scriba was; dat zij daar' beraadslaagd hadden, hoe zij de Remonstrantschgezinde gemeenten hier te lande zouden bedienen, en zich van dezelve collecten doen voortkomen tot onderhoud hunner Sociëteit, en door wie de schriften tot verdediging hunner zaak moesten opgesteld worden; te gelijk of zij zich naar Staden of naar Denemarken zouden begeven, maar dat zij daarin zwarigheid hadden gevonden, dewijl de koning van Denemarken hun geen vrijheid zoude willen geven, eer hij bij eene bijzondere Confessie het fondament hunner leer wist, en dat zij nopende dezelve Confessie niets zekers resolveren konden; ook was er voorgesteld of zij zich tot die van de Augsburgsche Confessie of van Hans Rijs (voorganger eener secte der Mennonieten) zouden begeven; maar dat men eindelijk besloten had, zich om redenen nog alleen en neutraal te houden. Evenwel gaven zij in dit jaar eene belijdenis van hun geloof uit. Een hunner aanvoerders, Petrus Bertius, ging in 1621 tot de Pausgezinden over. In 1622 werden zij min of meer stouter in het land te verontrusten en te vervullen met smaadboeken, terwijl zij zich niet alleen vergenoegden om bij oogluiking der officieren in de huizen te prediken, maar ook in stegen en straten en buiten de steden in 't openbare veld hunne predikatiën hielden, al om den gemeenen man tot oproer te verwekken, gelijk blijkt uit het geschrijf van Adriaan Symons, wiens consciëntie bij zoo iets geen rust had, weshalve hij zich van hen afzonderde. Huig de Groot heeft ook in dit jaar zijn Verantvvoordingh van de Wettelycke Regeringh van Hollandt en Westvrieslandt uitgegeven, welk bock bij Placeaat van de Staten-Generaal verboden is, als «waerin de Souveraine Authoriteit van de Regeringh der «landen, de persoon van den Prins, de Staten van de particuliere provintiën, Magistraten van steden, ghelastert en metleu«ghenen beswaert wierden." Vooral hebben zij sedert den dood van Oldenbarneveld menigmaal overlegd, hoe zij den staat van 't land wederom op den ouden voet zouden kunnen brengen, zoo als dezelve namelijk vóór de laatste Reformatie door den Prins van Oranje gemaakt, geweest was, (hetwelk zij noemden 't Ryck Israëls weder op te richten). De Prins moest uit den weg. De twee zoons van Oldenbarneveld, Reinier en Willem, smeedden met vijf gewezene Predikanten en anderen eenen heilloozen aanslag op zijn leven, bragten zes duizend gulden bijeen, waarmede zij eenigen van hunne gezindheid tot den moord omkochten, die zij elk drie honderd gulden op hand gaven, deze begaven zich met een koffer geladen met pistolen, vuisthamers, moordpriemen en ander ge- Weer naar 's Hage. Dan God, die Nederland behoedt, gebruikte vier hunner, die het ntinst wisten waarop het gemunt was, om den toeleg aan den Prins zei ven te ontdekken, en zoo werd deze aanslag verijdeld. Een geröimeh fijd tevoren, hoorde me» dat eenige Remonstranten zich daarmede troostten, dat hunne" verlossing nabij was, maar dat het bloed zon kosten, en 14 dagen vóór de ontdekking schreven eenigè wtetgezinden uit ië lande» van Gulik en Berg aan hunne bekenden in Holland, dat zij met groote droefheid van' eeüige Spanjaarden en Papisten1 vei-nomen hadden dat Prins Maurits vermóórd was. Dit gebeurde in 1623. Het gevolg hiervan was dat vele AMift^ahsfcfrgézmdefi zich wéder bij de Gereformeerde kerken vervoegden. De Staten van Utrecht Béten ia dit jaar een Placeaat uitgaan, waarbij zij verhaalden, dat het hun uit verscheidene införhiatié», door Commissarissen ingenomen, was gebleken: Dat de Remonstranten hi Sëzé landen eenen volkomenen kerkelijke»! tegerïngsvörm hadden gemaakt én penningen voor zicB verzamelden1, en tegelijk dat' de SóéieteK dercelvè aan eénigé Predikanten, dfe i% herwaarts- hadden gezonden!, hunne afkeuring hadden te kénnen gegeven, dat zg hunnie gemeenten niet tot feitelijkheden ten voordeele hunner zaak vermeenden te mogen opzetten. Zij baddert (schreven zij), dif punt in hunne vergaderinggebragt, en hóewèl zij wel konden oordeëleh, dat zoodanige feHefijkhedeaf niet da» fnet groot gevaar van 's larids1 ondergang in 't werk gesteld kóadètf Wérden', z^ nögthafté versWnden, dat honnê zake» zondér feitelijkheden öifit konden geredresseerd worden, en datt-óm zulk eene denkwijze va» éenig'é hunner medebroeders (als zijnde voor henlieden en voor hunne zaken schandelijk en smakende naar menistécijen) steffig verwierpen, weshalve de Staten van Utrecht alle vergaderingen en schriften der Remon«tra»fen en alle gesprekken tegen 'shrirds welstand gehóuden wordende', streng verboden. De Sfetën-Gèn*raal stelden Vtfórts eene acte in, welke alle gebannene Predikanten, die landwinning verzochten, moesten onderteekenen en daardoor verklaren, dat zij zich van alle kerkelijke diensten zouden onthouden, niet medepligtig te zijn of iets geweten te hebben van den aanslag tegen den Staat en op het leven van den Prins en dat zij niet behoorden maar een afschrik hadden van zulk eene Sociëteit, welke leerde, dat men aan de tegenwoordige regering des lands geene gehoorzaamheid schuldig was. Hierop heeft men eenige Predikanten het land weder vergund en zijn drie gewezene Kerkendienaars, na onderteekening der Confessie, Catechismus en Canones, en na schuldbelijdenis weder met de Gereformeerde kerken verzoend. Verder vermeldt ons de Geschiedenis niets van de Remonstranten der 17e eeuw, behalve dat zij te Amsterdam tegen der Staten verbod op den tweeden Paaschdag 1626 vergadering houdende, daardoor aanleiding hebben gegeven dat het gemeen hen uit elkander jaagde en het huis plunderde, weshalve de Magistraat bij Placeaat van 17 April zulke vergaderingen op lijf ja levensstraffe verboden heeft, als strekkende tot beroeringe der gemeente, terwijl de Heeren van den Geregte verklaarden de Christelijke Gereformeerde Religie, gelijk die openlijk geleerd werd, alleen bij publieke authoriteit te zullen handhaven. Zoo is de vijand voor een tijd uit de Kerke gedreven, tot dat dezelve in slaap gevallen zijnde, hem weder binnen heeft laten komen, hetwelk wij nu niet onderzoeken, maar maken hiermede een EINDE.