TWEEDE HOOFDSTUK. Van de Diensten. Art. 9. De diensten zijn driederlei: Dienaren des Woords, Ouderlingen en Diakenen. Art. 10. De regering der gemeente wordt uitgeoefend door de gezamenlijke opzieners, zoo dienaren des Woords, als ouderlingen. Art. 11. De verzorging der uitwendige behoeften geschiedt Toornamelijk door de diakenen, met medeweten en overleg der opzieners. Art. 12. De dienaren des Woords, ouderlingen en diakenen worden tot hunne bedieningen in de gemeente verkozen door de mansledematen, die ten H. Avondmaal zijn toegelaten. Art. 13. Deze verkiezing geschiedt uit een onbepaald getal, of op voorstel van bepaalde personen, door den kerkeraad der gemeente, na voorafgaand vasten en bidden. Art. 14. Hij, die verkozen wordt, moet de meerderheid der gestemd hebbende lidmaten op zich vereemgd hebben. Art. 15. Indien bij eene eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid op zich vereenigd heeft, moet er dadehjk tot eene tweede stemming worden overgegaan uit diegenen, welke de meeste stemmen'«^IX^ wnnnigtt hebben. * // Art. 16. De opzieners der gemeente hebben altoos net regt, om eenen verkorene^óór deszelfs bevestiging te onderzoeken. Indien er echter iemand verkoren is die met reeds in zulk eene bediening is werkzaam gewe'est moet dat onderzoek altoos de bevestiging voorafgaan. Alt. 17. Zoo iemand niet al de stemmen op zich vereemgd heeft, zal de verkorene drie achtereenvol- gende rustdagen in de vergaderingen der gemeente worden afgelezen. Art. 18. Wanneer tegen de verkiezing geene bezwaren worden ingebragt, zal de beroeping en bevestiging voortgaan. De beroeping wordt ten uitvoer gelegd door den kerkeraad. De bevestiging geschiedt door eenen dienaar des Woords. Art. 19. De onderzoeking der kerkelijke dienaren geschiedt door de opzieners der gemeente, naar de regelmaat , die daartoe in Gods Woord wordt opgegeven. Art. 20. De kerkeraden zullen zorgen, dat er, bij zoodanige onderzoeking, altijd een of meerdere dienaren des Woords tegenwoordig zijn. Art. 21. Indien een der vereischten, in Gods Woord opgegeven, gemist wordt, zal de geëxamineerde onbevoegd verklaard worden tot de bediening, waartoe hij zich wenscht te begeven, of waartoe hij verkoren is. Art. 22. Zoodanige afgewezen^ zal^zich echter nader tot eene nieuwe onderzoeking kunnen aanmelden, en zal zulk eene onderzoeking niet mogen geweigerd worden. ,Hij, die op eenen buitengewonen tijd wenscht onderzocht te worden, zal de onkosten, die door zulk eene vergadering veroorzaakt worden, zelf moeten dragen. Art. 23. Een ieder, die tot eenige dienst in de gemeente bevestigd wordt, moet vóór die bevestiging de Formulieren van Eenigheid der Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland onderteekenen, omdat dezelve in alles overeenkomen met Gods H. Woord. Art. 24. Indien iemand die onderteekening weigert, zal de bevestiging niet voortgaan. Zoo hij bij voortduring blijft weigeren, zal zijne verkiezing worden vernietigd, en zullen de opzieners verder de Christelijke lucht op hem toepassen. Art. 25. De onderscheidene dienaren in de gemeente worden bevestigd volgens de Formulieren, daarvoor in de Christelijke Gereformeerde Kerk aanwezig. Art. 26. Niemand, die wettig door Gods gemeente tot eenige dienst in de gemeente geroepen wordt, zal zich aan de opvolging van zoodanig beroep willekeurig mogen onttrekken, zoo hij na gedaan onderzoek daartoe bevoegd verklaard is door de opzieners der gemeente. Indien een wettig geroepene hardnekkig blijft weigeren, zal de Christelijke tucht op hem worden toegepast. Art. 27. Zij, die, wegens hunne werkzaamheden in de gemeente, geen tgdelgk beroep kunnen waarnemen> if JU uuiuhli. L 1 11 lijln 1 , JUUII) behooren, naar gelang der omstandigheden, door de gemeente bezoldigd te worden. De bezorging daarvan geschiedt door den kerkeraad. derde hoofdstuk. Van de Uitoefening der Diensten. Art. 28. De dienaren des Woords moeten zoo veel mogelijk bezig zijn in de predikine des Evangelies■ té de bediening der H. Bondzegelen en mUm* toezigt nemen in alles op de geheele gemeente, zoo wel wat betreft de huisbezoekingen, als de uitoefening der Christelijke tucht. Art. 29. De dienaren des Woords zullen ook zorg dragen_voor de opleiding der toekomende dienaren, en daar»- gebruik kunnen maken van^de hulp van zoodanige lidmaten der gemeente, die4fw»tóe erkende gaven en bekwaamheden van den Heereontvangen hebben. Art. 30. De ouderlingen 4inn"Vm^ met de dienaren des Woords in alle dingen zamen 4r werken, welke niet tot de prediking des Evangelies , en hetgeen daar aan onafscheidelijk verbonden is , behoort. In de kerkregering zjjn de dienaren des Woords niet in magt verheven boven de ouderlingen, maar zijn allen aan elkander gelijk in magt. Art. 31. De diakenen btihuuiun al de liefdegaven ten behoeve der gemeente in 4e- zamelen, en dezelve met overleg der opzieners te- besteden, tot onderhoud der armen, tot instandhouding van het predikambt en van de gemeenschappelijke Godsdienstoefening. Art. 32. De gemeente zal vermaand worden hunne bijzondere zoo wel als hunne gemeentegiften door middel der diakenen te bezorgen, om aan de bedoelde personen uitgereikt te worden; het zij met bekendmaking, het zjj met verzwijging van den naam^dejyrevers; opdat ongelijke bedeelingen, waaruit twisting vooiiItMrt, worden voorgekomen. Hand. VI. Art. 33. De diakenen zullen ten minste alle halfjaren rekenüm^en^verantwoording im*m in de kerkeraadsvergadèringen^het zal hun evenwel vrijstaan, ter hunner ontlasting, dit te doen om de drie maanden. Art. 34. Het aantal der dienaren des Woords, ouderlingen en diakenen, zal bepaald worden door de opzieners, naar de behoefte der gemeente, en zullen de opzieners , wanneer zij lot het TwjraWj|enjvan bepaalde personen overgaan, vooraf alurae'gemeente vragen, of zij ook iemand kunnen aanwijzen. VIERDE HOOFDSTUK.. Over de Kerkelijke Vergaderingen. Art 35. De kerkeraad, bestaande uit de opzieners en diakenen, zullen wekelijks ten minste eenmaal ver- gaderen. om met elkander over de belangen der gemeente te handelen, en zoodanige verordeningen en besluiten te maken, als het welzijn en de goede orde der gemeente zal vereischen. Alle consciëntie bindende besluiten zullen duidelijk met Gods Woordjgoeten bevestigd worden, adHmfe J—anctèrTtmm^geene kracht mp*-.?. Art. 36.N^ïïe kerkeraadsvergaderingen mill i luu^uu 1 nlijlr nijn rnnn rin flnhrrlr flpinrnntfi, nn zullen de mansledematen, die ten H. Avondmaal zijn toegelaten, altijd eene raadgevende stem hebben. Art. 37. üit de opzieners der gemeente zal een tot voorzitter worden gekosen, het zij voor eenen bepaalden &voor eenen onbepaalden tijd. In die verkiesingen hebben de dienaren des Woords den voorrang. Deze voorzitter zal de vergadering regelen en au^dTuiii. ga», dat een ieder ordeiijk voordraagt, hetgeen hij te zeggen heeft. In geval van stemming draagt bij zorg , dat ieder zijne stem duidelijk en geregeld uitbrengt. Art. 88. Ook zal in elke kerkeraadsvergadering een secretaris zijn, die des noods uit de mansledematen, die ten H. Avondmaal zijn toegelaten, kan gekozen worden ; het zij voor eenen bepaalden, het zij voor eenen onbepaalden tijd. Deze secretaris zal zorg dragen voor de geregelde opteekening van het verhandelde. Het opgeteekende zal, nadat het op de volgende vergadering zal zijn voorgelezen en goedgekeurd, door den president en secretaris, ten bewijze van echtheid, onderteekend worden. Art. 39. Geene zaken van kerkelijke tucht, wat betreft de toepassing derzelve op bepaalde met name genoemde personen, zullen in de kerkeraadsvergadering behandeld mogen worden, ten zij die personen vooraf ^afzonderlijk zijn vermaand geworden, alles volgens den regel Matth. XVIII: 15, 16. Indien rnddmt de zonde algemeen bekend is, zal de kerkeraad dadelijk de zaak behandelen. Art. 40. De diakenen zullen bovendien wekelijks afzonderlijk vergaderen, ter bezorging der ingezamelde gelden en ter bedeeling der behoeftigen. Art. 41. Indien eenig lid van den kerkeraad een voorstel heeft te doen, waarover niet gevoegelijk in het openbaar gehandeld kan worden, en waartoe echter eene bijeenkomst der opzieners noodig is, zal dit kerkeraadslid daarvan kennis geven aan den president des kerkeraads, opdat deze eene buitengewone vergadering der opzieners kunne bijeenroepen. Van deze buitengewone vergaderingen der opzieners zal, in een afzonderlijk boek, aanteekening gehouden worden. Art. 42. Er zal eene kist of kast aanwezig zijn, voorzien van ten minste twee verschillende sloten; de eene sleutel te bewaren door den president, de andere door den secretaris. In deze kist of kast zullen al de boeken en papieren, behoorlijk in orde gebragt, / en ,verdere zaken van waarde, de gemeente toebehoo' rende") (zoo dit noodig geoordeeld wordt, kan er voor de diaconie-gelden eene afzonderlijke kist zijn , op dezelfde wijze als boven,) Immmttd^mrimm. Elk halfjaar zal alles worden nagezien door den kerkeraad. Art. 43, Er zullen wekelijks bijeenkomsten zijn, bepaaldelijk bestemd voor de catechisatie, zoo wel met volwassenen als met de kinderen. Het ^antaldier bij¬ eenkomsten wordt, naar gelang der door de opzieners geregeld. j/t>-d> Art 44. De gemeente zal op- den rustdagMriemaal bijeenkomen ter gemeenschappelijke Godsdienstoefening. De regeling van de uren der bijeenkomsten geschiedt door de opzieners. Art. 45. In eene dier bijeenkomsten zal de Heidelbergsche Catechismus worden verklaard voor de gemeente. Hij, die in deze verklaring voorgaat, zal vooral zorgdragen, dat de overeenkomst van dien Catechismus met Gods Woord duidelijk worde aangetoond , opdat de gemeente meer en meer leere verstaan, dat onze belijdenis niet gebouwd is op menschelijke redenering, maar op Gods getuigenis. Verder, dat de verhandelde waarheid dienstbaar gemaakt worde aan de practijk der Godzaligheid. Art. 46. De dienaren des Woords zullen in die bijeenkomsten der gemeente het Evangelie prediken en de Sacramenten bedienen, volgens de Formulieren, daarvan in de Christelijke Gereformeerde Kerk aanwezig. Art. 47. De ouderlingen zullen in die bijeenkomsten zorg dragen voor de goede orde in de gemeente. lü ' ' L ™dn 1- n 1 m ''"'S**- Zij zullen de dienaren des Woords in alle voorvallende zaken behulpzaam zijn. Art. 48. De diakenen zullen, bij het eindigen der Godsdienstoefeningen, de liefdegaven der aanwezigen verzamelen, en deze in eene daartoe aanwezige bus of kist storten, om in de week te worden geteld. Art. 49. De opzieners zullen zorg dragen, dat een daartoe bekwaam persoon uit den kerkeraad of uit de mansledematen, die ten H. Avondmaal zijn toegelaten, voorga in het gemeenschappelijk gezang. Insgelgks zal een lid des kerkeraads, of «t dcgemeente, de opgegevene hoofdstukken uit Gods Woord voorlezen. Art. 50. Op de werkdagen zal er zoo dikwijls gelegenheid zijn tot bijeenkomst der gemeente, als de kerkeraad stichtelijk «doordeelt». Integendeel wordt zoodanige raadvraging aangeprezen, ten einde noodelooze en onvoorzigtige vitterijen tegen te gaan. ✓ Art. 00. Zonden, die uit haren aard en natuur openbaar zijn, moeten dadelijk in de kerkeraadsvergadering behandeld worden. In die behandeling zal echter wel de daad, maar niet de persoon genoemd worden. Er zal eene commissie benoemd worden uit den kerkeraad, om zoo mogelijk, met den aanbrenger, den gevallene te vermanen tot belijdenis van schuld, tot boete en bekeering. Art. QQ. De eerste trap van openbare bestraffing is de openbare ontzegging van het gebruik des H. Avondmaals; waarbij de gemeente zal opgewekt en vermaand worden, niet alleen om voor den gevallene te bidden in het verborgen, maar ook denzelven persoonlijk te gaan vermanen en opwekken tot boete en bekeering. Art. 70- Indien deze openbare bestraffing niet achtervolgd wordt door belijdenis van'schuld, boete en bekeering , zal zoodanig verhard zondaar van de gemeente worden afgesneden, volgens het Formulier, daarvan in de Christelijke Gereformeerde Kerk aanwezig. De kerkeraad bepaalt den tijd, wanneer die afsnijding zal geschieden. Art. 7$. Indien een afgesnedene weder tot bekeering komt, zal hij na voorafgaande belijdenis van schuld en boete bewijs van bekeering, weder openbaar in de gemeente als lidmaat «pgenomen worden, volgens het Formulier, daarvan in de Christelijke Gereformeerde Kerk aanwezig. Art. 7j£ De schorsing en afzetting van eenig lid des kerkeraads, wegens valsche leer of ergerlijk gedrag, gaat, in geval van verharding, gepaard met cénsuuren daarop volgende afsnijding. Dit heeft echter geene plaats, wanneer eenig kerkeraadslid, wegens bewezene onbekwaamheid tot de dienst, wordt ontslagen of afgezet. Art. >3^Teg en een lid des kerkeraads zal geene beschuldiging aangenomen worden, ten zij dezelve duidelijk worde opgegeven en bevestigd door twee of drie getuigen. Zij, die eenige beschuldiging tegen eenig lid des kerkeraads hebben, zullen gehouden zijn, om vooraf een' der opzieners over de zaak te spreken, »m dat dezelve in de kerkeraadsvergadering gebragt wordt. NEGENDE HOOFDSTUK. Van het eervol Ontslag der Kerkedienaren. • Art. 7*1 Indien eenig lid des kerkeraads, wegens ouderdom of toevallige gebreken , onbekwaam is geworden tot de bediening, wordt hem, zoo hij anders getrouw zijne dienst vervuld heeft, een eervol ontslag verleend. Art. 7^" Een kerkeraadslid, die een eervol ontslag heeft verkregen, zal evenwel regt van zitting en stemming behouden in de kerkeraadsvergaderingen. Art. 1&* Indien eenig dienaar in de gemeente, die eenige bezoldiging hwii levensonderhoud ontvangen heeft, eervol wordt ontslagen, zal hem, indien hij daaraan behoefte heeft, die bezoldiging, het zij geheel, of gedeeltelijk, naargelang der omstandigheden, worden gelaten. De bepaling brémaa» geschiedt door den kerkeraad. Slotbepaling. yy Art. Deze artikelen zijn alzoo yr ihiJUl met gemeen overleg, dat zij, indien de omstandigheden in de gemeente dit vorderen, veranderd, vermeerd of vermin- derd mogen en behooren te worden. Dit geschiedt door j> den kerkeraad in de gewone kerkeraadsvergaderingen. zal onverwijld moeten geschieden, wannoar het bewezen werd, dat iets tegen de uitdrukkelijke uitspraken van Gods Woord gesteld was. Willekeurige verandering gen zijn ongeoorloofd. ^ W*&e**^* ***** w^- 5%*^^ éo^Z? REGLEMENT CHRISTELIJK-AFGESCHEIDENE GEMEENTE TE EERSTE HOOFDSTUK. Algemeene Bepalingen. Art. 1. DeChxjsj^k-afgescheidene Gemeente te houdt de Formulieren Tan Eenigifeid der Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland voor de uitdrukking Tan haar gemeenschappelgk geloof. Die Formulieren zijn: De Nederlandsche Geloofsbelijdenis, de Heidelhèrgsche Catechismus, en de Leerregels der Dordsche Synode van 1618 en 1619. Art. 2. Allen, die in den naam van den drieëenigen God gedoopt zjjn, hun geloof in dien God belijden, en die belgdenis door hunnen wandel niet tegenspreken, kunnen in de gemeente als lidmaten erkend en aangenomen worden. Art. 3. Deze aanneming der lidmaten, op belijdenis des geloofs, geschiedt door de opzieners volgens den leiddraad Tan het kort begrip der Christelijke Religie, in de Christelijke Gereformeerde Kerk aanwezig. Hierbij zullen ten minste twee opzieners tegenwoordig behooren te zijn. Diegenen, welke niet in de gemeente gedoopt zijn, behooren twee getuigen te hebben, uit de lidmaten der gemeente, Tan hunnen goeden wandel. Die hieraan niet kan Toldoen, zal eenigen tijd beproefd worden, alTorens hij als lidmaat wordt opgenomen. Art. 4. De jonge kinderen der zoodanigen worden eTenzeer als lidmaten der gemeente erkend, en ontrangen als zoodanig het teeken en zegel des H. Doops. Alle lidmaten zijn Terpligt hunne jonge kinderen zoo spoedig mogelijk den H. Doop te doen toedienen, door een' wettig daartoe Terordend* dienaar in de gemeente. Art. 5. Alle manslidmaten, die belijdenis van hun geloof hebben afgelegd en daarop ten H. ATondmaal zijn toegelaten, hebben regt Tan stemming in alle zaken , ter welker beslissing de gemeente wordt opgeroepen. Art. 6. Indien iemand der lidmaten van het H. ATondmaal Toor eenen bepaalden of onbepaalden tijd is geweerd, heeft hg ook gedurende dien tjjd geen regt, om mede zgne stem ter beslissing Tan eenige zaak uit te brengen. Art. 7. Indien iemand Tan de gemeente is afgesneden , Terliest hij daardoor alle aanspraak op eenige bezitting , regt en gebruik, welke de gemeente als zoodanig heeft. Door de wederopneming treedt hg weder in alle Troegere regten Art. 8. Ieder lidmaat is Terpligt naar zijn Termogen bij te dragen, ter Toorziening in de gemeenschappelijke behoeften, namelijk, onderhoud Tan kerkelijke dienaren, noodzakelijke kerkelijke gebouwen en armenTerzorgiug. Art. 51. Indien er leden uit den kerkeraad of mansleden der gemeente zijn, die ten H. Avondmaal zijn toegelaten, en die van den Heere de gave ontvangen hebben, om Gods Woord bekwamelijk uit te leggen, tot stichting, vermaning en vertroosting der gemeente, zal het gebruik maken van deze gave geenszins verzuimd , maar integendeel door de opzieners der gemeente geregehi worden, naar de ordening daarvan in Gods Woord 1 Cor. XIV. VIJFDE HOOFDSTUK.. Fan de Bediening der Sacramenten. Art. 52. Zij, die het Bondzegel des H. Doops wenschen te ontvangen of aan hunne jonge kinderen^doen bedienen, zullen zich daartoe vooraf aanmelden in de gewone kerkeraadsvergaderingen, ten einde de opzieners in staat zijn, om zoodanig onderzoek te doen, als zij noodzakelijk zullen oordeelen. Art. 53. De bediening des H. Doops zal, zoo veel mogelijk, in de openbare bijeenkomsten der gemeente geschieden, volgens de Formulieren, daarvan in de Christelijke Gereformeerde Kerk aanwezig. Art. 64. De kinderen der lidmaten, die gedoopt zijn, zullen naarstig*)* onderwezen worden in de leer des genadeverbonds, opdat zij belijdenis mogen doen van hun personeel geloof in den drieëenigen God, in Wiens naam zij gedoopt zijn, en alzoo met de gemeente den dood des Heeren te verkondigen in het H. Avondmaal. Art. 55. Het H. Avondmaal zal, zoo dikwijls mogelijk, door de gemeente in hunne bijeenkomsten gebruikt worden. De bediening daarvan zal geschieden volgens het Formulier, daarvan in de Christeiyke Gereformeerde Kerk aanwezig. Art. 56. Indien iemand openbaar onder censuur geis, zal de naam van den zoodanige vóór de bediening des H. Avondmaals worden afgelezen, het zij voor den eersten keer, het zij bij vervolg. Art. 57. Indien eenig lidmaat der gemeente naar eene andere plaats met der woon vertrekt, zal aan den zoodanige eene artestatie worden uitgereikt van zijn geloof en wandel, nadat dit driemaal in de gemeente zal zijn afgelezen. Deze attestatie zal ten minste door den president en den secretaris des kerkeraads onderteekend worden. ZESDE HOOFDSTUK. Van het Huwelijk. Art. 58. De lidmaten der gemeente, die zich in den huwelijkfstaat wenschen te begeven , zullen van dit hun voornemen kennis geven aan den kerkeraad, opdat daarvan ten minste tweemaal aflezing kunne geschieden in de gemeente, en onderzocht worden, of er ook wettige redenen bestaan, volgens Gods Woord, waardoor Zoodanig huwelijk moet verhinderd worden. Art. 59. De opzieners zullen vooral toezien, dat er geene huwelijken worden voltrokken in de door Gods Woord verbodene graden van bloedverwantschap, zullende zoodanige vermenging met censuur en afsnijding achtervolgd worden, indien er geene verootmoediging en afstand gezien wordt. Art. 60. De bevestiging des huwelijks geschiedt na het onderzoek, volgens het Formulier, daarvan in de Christelijke Gereformeerde Kerk aanwezig. Vöör de bevestiging zal het moeten blijken, dat aan de wettelijke bepalingen in de burgerlijke maatschappij voldaan is. Ai li 01. Iliumlljliuiu diu jukt iu dun iiuuui dulltf*at»*y»^>ngDgtian»«wiw»fflj|,ig,d, LutiCTT7rfrrTTtr*fteWf^ 1,1 ■ '1 „ ' 1 1 1 Aih C8i Duui ui)b*wwwtgwndL Li In 11 rwy^n-^fife- tmm4mmi**viifc«3iMM^ du - x ' " 1 "r 'j 1 " TTTT JiMMd^fcMWMwU^wiiiiiit, 11 1" b .li. UwteMUw 11.' 11 iiftfiitiitwj i mt' i i»w i ii i i ■ 111 iholij rtrrrrr — hw tjDluuf tif II hunum in ik guiiLUUL • I 11 'V ZEVENDE HOOFDSTUK. Van de Huisbezoekingen. Art. 61. De opzieners der gemeente zullen^ehouden zijn, om gedurigJijfc voort te gaan^neJjJwéJwiwdaMi der gemeentel«te» in hunne womngw? en op alljbs behoorlijk acht nemen; zoo wel wat den geestelijken wasdom betreft, als op hetgeen betrekking heeft op den uitwendigen wandel. Art. 6fL In de huisbezoekingen zal naarstiglijk onderzocht worden naar de heiliging van deiT'dag 4m IIl :i au, naar de huiselijke godsdienstoefeningen; naar de opvoeding der kinderen en dienstbaren; en in het algemeen ten ernstigste gewaarschuwd worden tegen gelijkvormigheid aan de wereld. Art. ê&éi De hoofden der huisgezinnen zullen gedurig vermaand worden, om, voor zoo verre dit niet geschiedt, de huisgenooten voor te gaan in het gebed tot God, naar aanleiding der personele en dadelijke behoefte der huisgenooten. Art. 6^. Yerwaarloozing van de huiselijke Godsdienstoefeningen moet met censuur, en, in geval van verharding aasa Legen-) met afsnijding achtervolgd worden. Art. In iedere kerkeraadsvergadering zal de president aan eiken opziener, die niet om andere werkzaamheden voor de gemeente, van het huisbezoek voor eenen tijd ontslagen is, afvragen, hoe vele huisbezoekingen hij in die afgeloopene week gedaan heeft; en of die huisbezoekingen ook aanleiding hebben gegeven tot eenig voorstel, betrekkelijk leer of wandel. ACHTSTE HOOFDSTUK. Van de Christelijke Tucht. Art. 60. De gemeente zal gsduuig otnojng wwauml worden, om acht te geven op elkander, tot opscherping der liefde en der goede werken;.-bij het ontdekken van eenige zonden in een' der lidmaten, daarover niet met <£«anderen te spreken, maar persoonlijk en in het verborgen den gevallene te vermanen en te bestraffen, en, bij de verharding tegen herhaalde vermaning, den gevallene niet in den kerkeraad bekend te maken, ten zij de vermaning en bestraffing onder twee of drie getuigen beproefd is. Art. ^6/* Een iegelijk lidmaat, die eenige verborgene zonde in den kerkeraad of op eene andere wijze openbaar maakt, zonder dat hij vooraf de particuliere vermaningen beproefd heeft, zal als een achterklapper bestraft, en bij verharding daartegen, gecensureerdwórden. Hierdoor wordt echter geenszins verboden het vragen van raad en bestuur in de behandeling van eenige voorvallende zaak, bij een' der opzieners der gemeente.