DE VOETGANGER OP DEN HEMEL WEG, DE VOETGANGER OP DEN HEMELWEG, Oï EENE BESCHRIJVING IEMAND DIE TEN HEMEL GAAT, MET DEN WEG DIEN HIJ LOOPT, DE KENMERKEN EN BESTURING HOE TE LOOPEN, OM HEM TE VERKRIJGEN. AvStPf soos J. BUNJAN, Schrijver van de Christenreu naar de Eeuwigheid. NAAR HET BNGELSCH DOOK li. FABT Cr O UK OH. Te ROTTERDAM, bij G. B. POESCHMANN. 1856. En het geschiedde, als zij hem uitgebragt hadden naaf buiten, zoo zeide Hij: Behoud u om uws levens wil, en zie niet achter u om, sta niet op deze gansche vlakte, behoud u naar heigebergte henen, opdat gij niet omkomt. Gen. XIX. 17. Laat ons dan vreezen, dat niet te eeniger tijd, de belofte van in zijne ruste, in te gaan nageh>t$a. zijnde, iemand van u en schijne achter gebleven te zijn. Hebr. IV. L VOORWOORD- Hangen de harpen aan de wilgen? Is de wapenrnsting Gods uitgetogen? Is het zwaard stomp geworden en nutteloos in het strijden; zijn de wijze met de dwaze maagden als ingesluimerd?— Dan ja, dan is het de geschiktste gelegenheid, dat de magt des satans haar spog spuwt, om, kon het zijn, de wijzen met de dwazen te overmeesteren, als in de dagen van Sim som, toen het verraderlijk: «De Philistijnen over u!" uitgebraakt werd. Helaas! waarde lezer, werp uwen navorschenden blik, ea gij zult ontwaren, dat hier het bijgeloof, daar het ; rationalismus, ginds het Liberalismus, verder het Panjtheïsmus, nog verder het Egoïsmus en Aristocratismus de golven verheffen om de bijna vergetenen als in een komkommerhof beslotene gemeente te overrompelen en te overr stroomen; wat zeg ik overrompelen! neen,overrompelen is geen overwinnen! Hij de vorst van de heirbende des Heeren, Hij, die op de wolken op het witte paard der overwinning rijdt, Die op de wolken vaart tot hulp zijns volks, die de vvolke tot een koetseheeft,wiens dienaars vlammen des vuurs zijn, zal voor zijn duurgekochte gemeente zorgen. Dit blijkt al weder in dit boekske, dat, hoe de tijdgeest knaagt om de waarheid te versnipperen, Christus Godheid te verlammen, het kleed der «eregtigheid van een te rijten, toch len spijt zijner vijanden is behouden gebleven, en Hij die de Christus Godlis zal en moet zegepralen. Wederom wordt u een werkje van den eenigen doctoralen en practicalen Bunjan aangeboden. VOOE WOOHJ). Heeft het mij eene traan van beschaamdheid, een zucht Tan onwaardigheid, een blozenden blik van traagheid gekost, mogt bet u tot zegen zijn! Ach, de Kain's geest, | »Ben ik mijns broeders ho(derI" de Achab's geest, "beroerder Israèls I" heeft magerheid en donkerheid op de ziel geworpen. Doch, mogt de doorsnijdende taal van den schipper u | doen ontwaken uit de «Jaap der dwaling, toen h^iöna | toeriep: Wat is u, gij hard slapende, sta op, roep tot uwen (Jod! Zoo spreekt do waardige en broeder- en inWtschnevende Bunjan nog na Zijnen dood treffend; en majistiett» 1 bazuilit hij den raad des Hèeren om deh zegen aan de ] regtvaardigen, maar de vloek aan de goddeloozen aan te kondigen. Kan het treffend voorbeeld van Lot, het onderscheid, de krachtige uitdrukking van het jagen en de éBTWtóhilllghëd omtrent zijn' achter gettrtene vrouw (een WOtpilaar) u niet bewegen, ik b d u lees dan deze vermaning ten besMriug niet, op dat het u in het oordeel | niet bezware. Doch nfeeti, leg hét feoekske niet ter zijde, maar zie op Lot»hoe hij zich haast naar de stAÉttptaaW; | Gaat op reis, die nog niet op reis is, en zet Wé* föèt I öp den hemelweg, op dat gij met de reizigers, « «*d» I vooruit, het teeder vaarwel van Bunjan moogt geöie»»* I én eenmaal daar boven het welkom der engelen ... Dit * wordt ü van den vertaler toegebeden. EEN BRIEF VOOR TRAAG EN ZORGELOOS VOLK. Salomo zegt, dat de begeerte des luiaards hem zal dooden; en wat zal van de luiaards worden zoo zij er in voortgaan. Proverb. XXI. 25. Het spreekwoord is: »die in den oogst slaapt is een zoon, die beschaamd maakt." Spreuk. X. 5. Ik durf ze<"en, dat er geene grootere schaamte voor iemand kar° zijn,' dan dat hij zijne ziel bedriegt en blijft zondigen! Die dit doet is lui, ja lui in het werk der zaligheid! De wijngaard der luijen wordt vergeleken bij de' dingen dezes levens, die niet voller met doornen en distelen, netelen en stinkend onkruid is, dau die lui is naar den hemel; die heeft zijn hart vol verschrikkelijke en zielsverdoemende zonden. Laiheid heeft twee boosheden • ten eerste: de tijd om den hemel te \erkrijgen wordt er door verwaarloosd , in de tweede plaats berokkend zij een ontijdig berouw! Ik waarschuw u, dat die zijne ziel door luiheid in deze wereld verwaarloost, geen stof tot vreugde zal hebben, als hij zijne oogen in de hel zal openen. 'Luiheid gaat gewoonlijk gepaard met zorgeloosheid en zorgeloosheid baart gevoelloosheid, en gevoelloos' heid geeft nieuwe kracht aan de luiheid, en hierdoor hlijft de ziel in een ongeneeslijke» toestand. Luiheid sluit Christus buiten, luiheid beschaamd de ziel. Hooglied V. 2. 4. Pred. XIII. 4. Luiheid wordt veroordeeld door het geringste schepsel in de schepping. »Ga tot de mieren, gij luiaard! ■ie hare wegen, en word wijs." Spreuk. VL 6. Om den winter zal de luiaard niet ploegen. Spreuk. XX. 4 Dat is, hij wil den grond zijnes harte met openbreken of er moet hem iets vreesselijks overkomen. Daarom zal hij in den oogst bedelen; dat is: als de kinderen Gods den heerlijken hemel en de gelukzaligheid ontvangen, dan zal de lniaard mets hebben met al zijn roepen. Matth. XXV. 10, 12- Indien gij een luiaard in de dingen des hemels wilt vergelijken met de luiheid der wereld, let dan 1 Die lui is, is afkeerig om aan 'twerk te gaan; evenzoo is hij voor den hemel. 2. Die lui is, is genegen om uit te stellen; evenzoo voor den hemel. 3 Die lui is, zal om eene geringe beuzeling veleversêhoonirigen inbrengen, om zich van het werkte onthouden -zoo is het ook voor den hemel. 4. Die lm is doet half werk, en zoo met dehemelschedingen. Bi] mag veel doen , maar zal nimmer de volmaaktheid vinden; Mi mag veel doen, maar hij zal nooit verbeterd woreen door alle de heiligen. 5. Die lui zijn , verzuimen doorgaans den tijd waarin het gedaan moest zijn eveazoo is het met hen, die lui voor den hemel zijn: zij missen den tijd der genade; en daarom ten 6 Die 'lui zijn hebben zeldzaam goede vruchten; zoo zal het met den luiaard zijn. 7. Die lui zijn, zijn strafbaar, zoo zal Christus, die met ijverig zijn, handelen! Gij luije en trage dienstknecht uit uwen mond zal ik u oordeelen. Gij zegt: dit en dat was ik;maar waarom hebt gij uw geld niet in de bank gebragt, Luc XIX 22. Neem dezen onnutten dienstknecht en werB hem in de buitenste duisternis daar weening en knersing der tanden is. Matth XXV. 26'öü; Wat «1 ik zeggen? De tijd vliegt voort en zul gii lui blijven? Het meeste van den leeftijd is voorbij S zult gij lui blijven? Uw ziel heeft meer waarde dan duizend werelden, en zult gij lui blijven ? De dag des doods en des oordeels is nabij, en zult gij lui blij ven ? Doch daarentegen, is de duivel ijverig bezig, om door alle middelen, alle zonden, uwe ziel dag en nacht uit den hemel te houdei, en zult gij lui blijven? Zoo uwe naburen ijverig zijn naar de [ dingen, die vergaan, zult gij lui zijn voor de dingen die blijven? Zoudt gij ijverig willen verdoemd worden om uwe luiheid ? Zoudt gij onverschillig zijn, door de engelen ten hemel opgedragen te worden , : als gij op uw sterfbed ligt: of dat de duivelen uwe legerstede beklauteren? Was Christus lui in het werk der verzoening? Zijn zijne leeraren traag, om u deze aan te bieden? en ten laatste, indien dit alles u niet beweegt, dan zeg ik u, dat God niet lui zal zijn om u te verdoemen, daar zijpe regterlijke uitspraak in lang niet sluimert, noch de duivelen lui zijn om u daar heen te voeren, noch de hel lui om haren i gapenden mond voor u te sluiten. Luiaard slaapt gij nog voort ? Hebt gij besloten te slapen tot de slaap des doods ? Zal de tijding van hemel of hel u niet ontwaken? Zult gij nog zeggen : »Een weinig slapens, een weinig sluimerens, een ; weinig handvouwens, al nederliggende" Spreuk. "VI. 10. Zult gij van uwe luiheid afzien, als de deur op ihare hengsels draait? O dat ik de bekwaamheid ,l)ad, u te beweenen, en een bewogen hart, wat zoude ik u beklagen! Hoe zou ik u beklagen! Hoe zoude |k u betreuren! O, dat ik met Jeremia mijne pogen als waterbeken kon laten vloeijen, voor u, arme ziel! verloren.ziel! stervende ziel! welk een hard harte heb ik, dat ik niet kan schreeuwen voor u! zoo gij ;een been, kind of vriend verliest, dit is niet zoo veel; maar, arme man! het is uwe ziel! Zoo het maar voor een dag was, dat gij in de hel laagt, een ja ten genaamd, opdat wij eene sterke vertroosting zou|den ontvangen. Wij vlugten voor beveiliging van |de hoop, die ons is voorgesteld. Let wel, vlugten is genomen uit het XX.- kapittel van Jozua, beHrekkelijk den man , die naar de vrijstad vlugtte, toen de bloed wreker hem vervolgde, om wraak, te ne[;mcn over de beleediging hem aangedaan. Daarom is het een loopen of vlugten om iemands behoud. Ik loop met al mijn magt, dit is de meening der woorden. Ten tweede. »Jagen." Dit loopen is op eene andere, blaats een jagen genaamd. Ik jage naar het wit. Phil. III. 14, hetwelk beteekent, dat die ten hemel willen Kaan, niet moeten stuiten op eenige moeijelijkheden, f^elke zij ontmoeten; maar jagen, dringen en duwen door alles, wat tusschen den hemel en hunne ziel fctaat. Zoo loopt! ; Ten derde. «Voortgaande." Dit loopen wordt in pene andere plaats een voortgaan op den weg desleIrens genaamd. Indien gij maar in 't geloof gefon|deerd en vast blijft, en niet beweegd wordt van de *ope des Evangelies van Christus, Col. I. 23. Niet een weinig te loopen, nu en dan ; door met vlagen |f halfweg of wat verder uit te rusten, maarte looien om het leven; te loopen door alle moeijèlijkheden en daarin voort te gaan tot het einde der loopbaan; welk einde het eeuwige leven is, zoo loopt dan, opdat gij het verkrijgen mogt. UI. Verscheidene eedenen om deze leee op te helderen. Ten eerste. Omdat ieder, die loopt, den prijs niet 1 behaalt; er mogen er zijn die loopen, ja zeer verre 1 loopen, en nogtans de kroon niet ontvangen, die aan | het einde der loopbaan te verkrijgen is. Gij weet, dat I allen, die in de loopbaan loopen, de overwinning niet 1 behalen. Zij allen loopen, maar een ontvangt den prijs. ,1 En zoo is het hier. Het is niet hij, die loopt, noch 1 h5, die zoekt, noch hij, die strijdt voor de verborgen- j heid, welke iets ontvangt. Luk. XIII. Schoon iemand ] nogtans strijdt voor de verborgenheid, zegt Paulus, j wordt hij'niet gekroond, tenzij hij wettig gestreden 1 heeft, dat is, tenzij Mj. loopt en strijdt. Wat! denkt 1 rij, dat ieder zwaar gehielde belijder in den. hemd zal 1 komen? Wat! ieder luije, wellustige en dwaze belij- 1 der, die door het een of ander belet wordt, die naauwe- 1 lijks als een slak ten hemel kruipt? Neen! er zijn sommige belijders, die m den weg des Heeren niet eens zoo hard loopen als een slak op j den muur; en toch denken zij den hemel in te gaan. 1 Maar sta stil! er zijn er meer die loopen, dan die verkrijgen. Daarom, die den hemel wil hebben, ^ moet loopen. Ten tweede. Gij weet, dat hoewel iemand loopt en J den prijs niet wint, maar nogtans loopt, zijn loopenl daarom niet beter zal zijn. Hij-ontvangt mets. Gij l weet, dat, die loopt om denf^js te behalen, maar denzei yen niet behaalt, hij vergeefsch werk heeft gedaan; zijn tijd en moeite verspild heeft, en dus voor niets. Ik zeg: hij ontvangt niets. En ach! hoe vele loopers zullen er gevonden worden in den dag des oordeels! Velen, zeer velen, die geloopen hebben, ja zoo verre geloopen, dat zij voor de hemelpoort kwamen en nogtans niets ontvangen, — en roepende, en kloppende zeggen: «Heere! Heere!" wanneer zij niet dan berisping voor alle geledene smart ontvangen zullen: «Gaat weg van mij! gij komt te laat, gij liept te traag, de deur is gesloten!" Nadat de Heer des Huizes zal opgestaan zijn, zegt de Heere Christus, en de deur gesloten zal hebben; en gij zult beginnen buiten te staan en aan de deur te kloppen zeggende: «Heere! Heere! doet ons open!" en Hij zal antwoorden, en tot u zeggen: «Ik kenne u niet vanwaar gijzijt! gaat heen! Lok. XIII. 25. «O, ellendige staat van hem, die den prijs mist!" daarom, indien gij den hemel verlangt, moet gij er voor loopen. Zoo loopt dan, opdat gij hem ver- prijgti Ten derde. Omdat de weg zöo lang is, (ik spreek zinnebeeldig) is er menige modderige stap, menige hooge berg, veel werk te doen; een boos hart, de wereld en den duivel te overwinnen. Ik zeg, dat er door velen stappen gedaan zijn, die begeerte hadden om behouden te worden, door loopen of wandelen, m de voetstappen des geloofs van vader Abraham. Paar uit Egypte moet gij gaan door de roode zee; gij moet een langen, vervelenden weg, door eene groote wildernis loopen, eer gij komt in het land der belofte. Ten vierde. Diegenen, die naar den hemel willen, moeten er voor loopen; en de weg is zoowel lang als onzeker, wanneer zij zullen aanlanden. De eenige tijd is heden, waarover gij beschikken kunt. Eoemt niet op den dag van morgen, gij weet niet wat het zijn za£ Spreuk. XVII. 1. Zegt niet: »ik heb nog tijd genoeg om den hemel te verkrijgen!" zeven jaar voor uit; maar ik zeg u zeven dagen, eer de Bel uw einde mogt luiden 1); en wanneer de dood komt, moet gij mede, bereid of onbereid; daarom ziet naar redding uit! stelt niet uit, het is niet goed belangrijke zaken uit te stellen, hetzij de zaligheid of de verdoemenis. Gij weet, dat die eenen grooten weg moet gaan en weinig tijd heeft, bedenken moet om te loopen. Ten vijfde. Diegenen, welke den hemel willen genieten, moeten er voor loopen; want de duivel, de i-wet, de zonde, de dood en de hel achtervolgen hem. Daar is nooit een arme ziel ten hemel gegaan, zonder dat de duivel, wet, zonde, dood en bel hem achtervolgd had, I. Petr. V. 8. En ik verzeker u, de duivel is vlug, hij kan snel loopen, hij is ligt te voet, hij kan er velen inhalen, hij heeft velen den voet gekeerd, en eenen eeuwigen val bereid. De wet kan ver schieten; draagt zorg, dat gij buiten het bereik van hare pijlen blijft. De hel heeft eenen grooten mond, zij strekt zich verder uit dan gij weet. De engel zeide tot Lot: «haast u, dat gij niec achter u omziet! staat niet op deze gansche vlakte; spoedt u naar het gebergte, opdat gij niet omkomt! dat is: houdt u niet op tusschen dezen weg en den hemel, opdat 1) Hier zinspeelt de Schrijver op de bel bij de Roomschea. .wanneer de bel begint te hüden; Heere! wees mime ziel genadig. gij niet omkomt 1" Gen. XIX, 17. Zoo zeg ik u: haast u, en toeft niet, opdat de duivel, hel, dood of de vreeselijke vloeken van Gods wet u niet overvallen en u ter neer smijten, in het midden uwer zonden, om nimmer weer op te staan. Zoo dit regt opgemerkt werd, zoudt gij zoo wel als ik zeggen: «Zij die naar den hemel willen, moeten er voor loopen\" Ten zesde. Zij, die naar den hemel willen gaan, moeten er voor loopen! want misschien wordt binnen kort de poort des hemels gesloten. De poort des hemels is voor zondaren niet zoo lang open als zij wel denken. En zoo zij- eens gesloten is, is zij zoo digt, dat alle menschen in de wereld, noch engelen inden |hemel, in staat zijn dezelve te openen. Ik sluit, zegt Christus, en niemand opent, en zoo gij eens een kwart uurs te laat kwaamt? Ik zeg u, het zal u eene eeuwigheid kosten, om uwe ellende te bewee-. nen. Franeis Spira kan het u zeggen, wat het is, uit^te stellen tot de poort der genade geheel gesloten is 1), of zoo traag te loopen , dat zij, eer gij er zijt, gesloten is. Wat, buitengesloten! — Wat buitenden hemel! — Liever verloren te gaan dan te loopen! — Zoo loopt, opdat gij het verkrijgen moogt! Ten zevende. Ten laatste, want zoo gij verliest "verliest gij alles; gij verliest uwe ziel, uw God, uw Christus, uwen hemel, uwe rust, vrede, enz., maar daarentegen laadt gij alle schande, verachting, en ^beschuldiging op u, en daarbij alles wat God, Chris- 1) Franeis Spira was in 1548 een beroemd wetgeleerde in Italië, beleed de Evangeliegronden, maar verviel daarna ta paperij, en werd het slagtoffer der zwartste wanhoop tus, wereld, zonde en duivel op u leggen kunnen. Christus zegt van den dwazen bouwer: «Zoo zeg ik tegen u: zoo gij loopt, eh niet overwint, ik zeg u, allen, die voorbij gaan, zullen u bespotten en zeggen: die man begon te loopen, maar was niet in staat te'voleinden, Luk. XIV, 28. Vraag. Maar hoe zal een arme ziel loopen ? Hierover bedroef ik mij, zoo als gij zegt, moet ik loopen, en nogtans zal'het doel niet treffen. Ik ben bevreesd, het niet te bereiken , ik bid u , zeg mij, hoe ik loopen moet. Antwoord. Opdat gij voldaan zoudt zijn in het bij-, zonder , geeft dan acht op het volgende: IV. NEGEN BESTTJEINGEN OM TE LOOPEN. Ten eerste. Indien gij loopen wilt, om het koningrijk Gods te verkrijgen, weest dan verzekerd, dat gij het langs dezen weg verkrijgt, namelijk: »Het is een ijdel geloof, dat ieder den prijs ontvangt, al loopt hij nog zoo hard, tenzij hij loopt in den geordendeu weg. Veronderstelt, dat iemand voor eenen prijs van London naar York loopt, doch zuidwaards van den weg gaat; al loopt hij zich nu buiten adem, is hij daarom digter bij den prijs ? Juist is dit hier het geval. Het is maar niet te loopen, noch hard te loopen, om de kroon te winnen, maar te gaan, in den weg, die er henen leidt 1). 1) Hoe duidelijk is deze besturing! Saulns, de vervolger liep ook hard; maar hoe harder bij in rijn* moordlust nep, vlood hij verder van den prijs. Laat ieder zijn' weg Ik heb menigmaal opgemerkt, gedurende den kleinen tijd, welke ik een belijder ben 'eweest, dat er | .?*ert been en weder.loopen is; somtijds deze . somtijds gene weg ; doch het is te vreezen, dat dé meesten buiten den weg zijn, en schoon zij zoo snel I als een arend vliegen, doen zij echter geen voordeel : De een loopt als een priester, de ander als een | windmaker, een derde volgt de doopsgezinden, en I een,™rde de onafhaukelijken. Hier loopt een vrije I witdruver, gins een presbyteriaan, en nogtans, bijna I f1"5, secten looPen den dwaalweg, en evenwel I heeft ieder een ziel voor den hemel of de hel. • Indien gij nu vraagt-wat is de weg? zeg ik u: »in I Christus, de zoon van Maria', de zone Gods." ■ Jezus zegt: ik ben de weg, de waarheid en het leven , niemand komt tot Mij, dan door den Vader. Joh! j . werk is du>s> indien behouden wilt | worden, Christus als de uwe, met alle Zijne weldaden |- aan te nemen; opdat Hij u dekke met zijne geregtigheid, Iopdat Hij u toone, dat uwe zonden in zijn harte bloed gewasschen -zijn; opdat, gij in hem geworteld zijt • Bopdat gij geloof in Hem hebt; opdat het leven uit li* u gellJkvorm1g maakt in Hem. - Dat is zulk ■elooi, dat besluit, dat gij geregtvaardigd zijt; dat POüristus uwe geregtigheid is, en gij gedwongen ■njt om met hem te gaan uit de vreugde uwes harBen, omdat hij uwe ziel verlosse. En om des Heeren Wil, hoedt u dat gij u niet bedriegt, dat gij denkt op |den smallen weg te zijn; want zoo gij den weg mis- SS °^Toekfn' ponder die, welke bijvorsten, in hlZ\ ? Sp0t6n aar^sche eer «atwagen. Hij Zal van den hemel loopen, maar niet naar den hemel. gaat, zult gij den prijs niet behalen. Ik verzeker u, dat gij uwe ziel zult verliezeu; die ziel, die meerder waarde heeft' dan de gansche wereld. Hiervan,heb ik meer gesproken in mijn boek , „de twee verbonden," en daarom zal ik dit voorbijgaan. Alleen bid ik u, dat gij voor uwe ziele zorg draagt, en opdat gij dit zoudt doen, neemt dezen raad aan: Tertrouwt uwe eigene krachten niet! werpt dezelve weg. Werpt u op de knieën in het gebed voor den Heere, er»bidt in geest en in waarheid; onderzoekt zijne getuigenis tot uwe besturing; vliedt het gezel schap van verleiders; houdt gemeenschap met ernstige Christenen, die de meeste ondervinding van Ch r 1 stu s hebben. Hoedt u voor praters, pogchers, vleners, misleiders ; houdt geen gemeenschap met sommige wederdoopers, schoon ik ook onder dien naam beschuldigd word! Ik zeg u dit in het bijzonder. Ik zeg het onder het schrijven met zielesmart dat daar wejmg op gelet wordt. De Heere leere u den weg door zijnen geest! en dan ben ik zeker, dat gij hem zult kennen. Zoo loopt! Betreffende den weg, bid ik u voor twee dingen te zorgen; zoo zal ik tot het volgende overgaan, len eerste: hoedt u, dat gij niet op eene uitwendige gehoörr zaamheid aan God rust; en denkt niet, dat gij daardoor beter in de oogen Gods zijt. Ten tweede: draagt zorg, dat gij gééne zielen-vrede hebt door eene eigene geregtigheid; maar zoo gij kunt, geiooit dat gij een zondaar zijt, vrij, geregtvaardigd, door de.liefde Gods, door de verlossing, die in Christus Jezus is; gelooft dat er om Christus' wil vergeving is, niet omdat hij iets in u zag, of iets door u, of in u gedaan is, hetwelk hem hiertoe bewogen heelt om zulks te doen. Dit is de regte weg. De Heere zette n daarin en houde u daarin. Tweede Besturing. Als gij den weg wilt betreden, moet gij over den weg denken. Gij weet, wanneer iemand iets verwacht, hij er gewoonlijk veel over denkt. Zoo is het ook .met dezulken, die spoedig voortgaan op den weg. Laat uwe gedachten veel geoefend worden over Christus, die de weg is, wat Hij is, wat Hij gedaan heeft, wat geschied is, waarom Hij de gestalte eens dienstknechts heeft aangenomen, waarom Hij den mensch gelijk geworden is (Gal. IT. 7), waarom Hij riep, waarom Hij stierf, waarom Hij de zonde der wereld droeg, waarom Hij tot zonde gemaakt is, waarom Hij de regtvaardige was; bedenkt waarom Hij in den hemel is, in de mensehelijke natuur, en wat Hij daar doet (2Cor. 21). Denkt en peinst over deze dingen. Denkt veel over de plaatsen, die verre van u zijn; laat de eene aan de regter-, en de andere aan de linker hand liggen, als vreemdelingen, welke door landen reizen. Zij moeten de poort aan die hand, en het gindsche bosch aan de andere hand in het oog houder -, en zoo tot de plaats gaan waarheen de weg leidt. Vermijdt zulke dingen, welke uitdrukkelijk tegen Gods woord verboden zijn. Maakt uwen weg verre van haar, nadert niet tot de deur van haar buis; haar voeten dalen na-den dood, haar treden houden de helle vast Proverb. V- 7. En zoo van ieder ding, dat in den weg staat; draagt zorg, dat gij er niet komt, noch te nabij komt; gij hebt er niets mede te maken. Zoo loopt. Berde Besturing. Niet alleen dit moet gij doen, maar in de volgende plaats moet gij u ontblooten van alles, wat u op den weg naar het koningrijk zal kunnen verhinderen; als: van gierigheid, hoogmoed, begeerlijkheid, of wat ook u hart mogt verontreinigen op de loopbaan naar den hemel. Menschen, die voor loon loopen, en begeerte hebben niet alleen te loopen, maar te overwinnen, bekommeren zich /niet over de dingen, welke hen in hunnen loop zullen verhinderen. Ieder, die om den prija strijdt, onthoudt zich in alles, 1 Cor. IX. 25, dat W: hij legt ajle last tot verhindering aan eene zijde, gelijk de Apostel zegt: «Laat ons alle last der zonde afleggen , die ons ligtelijk omringt; en laat ons met Ujdzaamheid loopen, de loopbaan die ons voorgesteld is.' Hebr. XII. 1. Het is te vergeefs, over den Hemel te spreken, indien u hart zich bekommert met dingen, die u hinderlijk zijn. Zoudt gij niet zeggen , dat hij in gevaar is, het te verliezen, schoon hij al loopt, en vult. zijne zakken metsteenen, en hangt zware kleederen op zijne schouders, en zware schoenen aan de voeten. Zoo is het hier. Gij spreekt van ten Hemel te gaan, en nogtans vult gij uwe zakken met steenen, dat is: Gij vervult uw hart met deze wereld, omhangt uwe schouders met voordeel en vermaak. Helaas! Helaas! gij zijt zeer misleid, want zoo gij voorgenomen hebt te winnen, moet gij u ontblooten; gij moet iedere last der zonden afleggen, en gematigd zijn in alles* Vierde Besturing. Hoedt u voor bijpaden; draagt zorg, dat gij niet terugkeert tot lanen, welke buiten den weg zijn. Er zijn kronkelpaden; paden, die doen verdoolen, paden, die naar den dood en de verdoemenis leiden; maar hoedt u voor alle deze. Jes. L1A. ». Sommigen zijn gevaarlijk door list, Proverb. VII. »», anderen door aantrekkehjkheid, maar hebt ze niet lief. ^ Kiest het pad regt voor u, ziet voor u uit, gaat niet ter regter-, -noch ter linkerband, maar gaat regt voor n Onderzoekt het pad van uwen voet, en laten uwe' wegen bevestigd worden; keert niet ter regter- noch ter linkerzijde, keert u vast van het kwade, Proverb. f j ^' "^6Ze raad wordt ernstiger gegeven dan gevolgd: de reden hiervan is, dat men van het eene gevoelen tot het andere gaat, van dezen weg, naar genen weg, van de eene laan naar de andere; en zoo mist men den weg naar het koningrijk. Ofschoon de weg ten hemel één weg is, zijn er evenwel vele kronkel paden en lanen; niettegenstaande het koningrijk der hemelen ééne groote stad is, zijn er'nogtans vele bijpaden, en vele reizigers gaan er henen, doch vinden bezwaarlijk den weg ten hemel, en moeijelijk is het voor nen m te komen : zoo was het bij de hoer 'te Jericho. Zij hing een' scharlakendraad uit het venster * gis een sein, waardoor het huis kenbaar was. Jozoa li. 8. Evenzoo is het hier de scharlakenstroom ;.van Christus bloed, hetwelk loopt over den weg ;van het koningrijk der hemelen. Daarom, let er op! ziet op de besprenkeling van het bloed van Christus en zoo gij daarop acht geeft, weest dan goeds poefo, dan zijt gij in den regten weg, maar zorgt pt gij u niet bedriegt door eene verbeelding. Gii |ant op eenen weg of laan gemakkelijk geraken, doch tjednegt u niet, indien gij den middelweg niet vinpen kunt. Er is op geschreven met het hartebloed m Christus, dat hij in de wereld gekomen is om zondaren zalig te maken ; en dat wij goddeloo*en geregtvaardigd worden om niet. Vermijdt den kwaden weg, want dit is het, wat de Apostel zeide: Wii hebben vrijmoedigheid om toe te gaan door het. dierbaar bloed van Jezus Christus op eeneu verschen en levendigen weg, welke hy ons heeft ingewijd door het.voorhangsel, dat is zijn vleesch. Hebi. X.19, 20. * , Hoe gemakkelijk is het, in onze dagen voor den duivel, om arme zielen op bijpaden te leiden, naar het koningrijk der hemelen! Indien zulk een: gevoel of eene verbeelding door een of meer geroep ot beacarijvina door den duivel gedaan wordt, en bij zegt • 'Dit is Gods weg !" hoe spoedig dnngen arme zielen zich zeiven gretig en bij hoepen er op , en vooral, als zij met eene uiterlijke daad of een zedelijk goed besmeerd is. Dit komt, omdat de menschen de geschilderde bijpaden van den regten weg van het koningrijk der hemelen met kennen. Zij hebbende ware Christus' roep niet le eren _kennen, én wat zijne geregtigheid is; noch de bewustheid van hunne eigene ongenoegzaamheid; maai: zij bezitten een driftige trotsch en verwaand zelfsbedrog, en daarom: , ., De vijfde Besturing. Ziet niet te veel vooruit op nwe reis. Gij weet dus, die in eene loopbaan loopen, niet gewoon zijn, hier en elders heen te staren want diegenen, welke met hunne oogen te veel op andere dingen «ea, loonen gevaar, over de struikelblokken te vallen. Even zooP is het in het geestelijke. Indien g j staart en ziet op elk geval enteren weg, die in deze wereld voorkomt; wanneer gij in het verWne te veel de geloofsartikelen bidt; of WW'^^ÏC L-en, en nieuwsgierigheden, zoo kunt gij struikelen, Tfallen, gelijk vele honderden.dit-reed,.ondervonden hebben? beide pogchers en kwakers, tot hun een- wig verderf, indien de wonderbare hulp van Gods genade, hen niet teregt brengt. Draagt zorg en volgt de trotsche en roemende geesten niet; de satansgeest kan met uwen stand niet tevreden zijn. David was in een uitnenfenden staat, toen hij zeide: «O Heere! mijn hart is niet verheven, noch mijne Qogen zijn niet te hoog; ook heb ik niet gewandeld in dingen mij te groot, en te wonderlijk. Zoo ik mijne ziel niet hadde gezet, en stille gehouden als een gespeend kind bij zijne moeder ! mijne ziel is als een gespeend kind in mij." Psalm CXXXI. 12. Zoo loopt" dan. De zesde besturing. Draagt zorg, dat gij uw oor niet opent voor ieder, die u roept op uwe reis. Gij weet, dat wanneer menschen loopen om belangrijke zaken, zij gewoon zijn te zeggen, aan menschen, die hen willen spreken, of zeggen gaat niet zoo hard, gij zult aan mij gezelschap hebben: »lk heb geen'tijd, helaas! ik kan voor u niet stil staan; ik heb haast; ik bid u, spreekt nu niet met mij, ik loop om eenen prijs; als ik hem win, heb ik alles; maar als ik hem verlies, ben ik verloren; daarom verhindert mij niet!" Dit is de toon van diegenen, welke om verderfelijke dingen loopen. Zoudt gij dan niet voorwaarts gaan, gij hebt veel meer reden om voor het blijvend goed der onverj4erfelijkheid en heerlijkheid te loopen. Ik geef u dezen besten raad in tijds, opdat gij weten zoudt, dat gij er velen zult ontmoeten, die u na zullen roepen; namenlijk: de duivel, de wereld, ijdel gezelschap, vermaak, voordeef en eer onder menschen, rust,' pracht, hoogmoed, te zamen -een talrijk gezelschap van deze gezellen. De een roept: »wacht op mij!" de andere: »gaat mij niet voorbij \" een derde: »luistert, toch naar mij!" wat, zult gij gaan, zegt de duivel, zonder vermaken en voordeel' Zijt gij zoo haastig, kunt gij dit niet mede nemen! Zult gij uwe vrienden en gezellen achterlaten ? Kant gij niet doen, gelijk uwe geburen, die de wereld, zonde, lust, vermaak en voordeel met zich voeren ? Draagt zorg, dat gij n oor niet leent aan zulke verzoekingen, strikken, verleiding en zielverstikkende vleijerijën , tot bederf uwer ziel. — »Mijn zoon!" zegt.Salomo, «indiende zonden u aanlokken, bewillig niet." Spreuk. I. 10. Gij weet, wat het den jongeling gekost heeft, van wien Salomo spreekt in kapittel VII. Proverbia, die verlokt werd door eene hoer. Met hare verleidelijke tong vond zij hem , en dwong hem haar te volgen, als een os ter slagting; of als een dwaas naar het gevangenhuis; zoo verre, dat de pijl zijn leven trof, en evenwel wist hij niet, dat het daarom te doen was. Luistert daarom nu nog, zegt hij. O, Mijne kinderen! geeft acht op de woorden mijns monds ; laat uwe ooren geen acht geven op hare wegen ; dwaalt niet op hare paden, want zij beeft velen gewond; ja menig krachtig man, is door haar neer geveld; dat is: uit den hemel gehouden, want haar huis is een weg der hel, gaande naar de binnenkameren des dood. Ziel! neemt dezen raad aan , en zegt tot den satan, zonde, lust, vermaak, voordeel, pracht, vrienden, gezellen, of wat ook: «laat mrj gaan! laat mij alleen ! verwijdert u! komt niet te na! wantik moet naar den hemel, om mijne ziel, om God en om Christus! en van de hel en eeuwige verdoemenis. Indien ik win, win ik alles; indien ik verlies, verlies, ik alles! laat mij gaan, ik wil uniet hooren!" Be zevende besturing. Weest niet verschrikt, hoe wel gij veel tegenstand op uwe reis zult ontmoeten. Diegenen, welke ten hemel willen gaan, zal de Satan, indien hij hen niet door vleijerij kan winnen, \zoeken te ontmoedigen; zeggende: »gij zijt een zondaar, gij hebt de wet van God overtreden; gij zijt geene uitverkorene, gij komt te laat; de dag der genade is voorbij ; God bekommert zich niet over u, tuw hart is onbuigzaam;, gij zijt lui," en honderd .-andere ontmoedigende aanvallen. Da vid zeide: „zoo ik niet had geloofd, dat de weldadigheden des Heeren mij volgden, ik was vergaan"; Psalm XX.VII. 13 ;en 14, als of hij wilde zeggen: »De duivel woedde in mijn hart, en mijn hart was vernederd; en naar mijn eigen gevoel geoordeeld, ik ware zekerlijk bezweken, maar ik vertrouwde op Christus en zijne belofte, en zag naar zijne belofte, dat God zoo goed was om mij genadig te zijn, en te behoeden voor bezwijken." Zoo moet gij met den satan, de wet en uw eigen, geweten handelen; vermijdt hen, om niet ontmoedigd te worden; noch door de grootheid uwer ponde, noch door de boosheid uws harten, noch [door de bedreigingen der wet, of door de lust van Iritwendige voorspoed, noch door de haat der wereld of iets dergelijks. Gij moet u zeiven bemoedigen, 'met de vrijheid der belofte, deteederheid van Chris|us, de verdienste zijns bloeds, de vrijheid der uitpoodiging, de grootheid der zonden, die aan anderen ■ergeven is; gij moet u bemoedigen omdat dezelfde Bod, door denzelfden Christus, dezelfde vrije genade |s> —als van eeuwigheid. Zoo dit uwe overdenkingen niet zijn, zult gij bezwaarlijk op den weg naar den »emel vorderen. Zoo gij niet alles verlaat, en afbreekt, é&t u in het vervolg kan verhinderen, gij komt er 2 niet. Daarom geeft acht op uwe reis, en zegt tot hen, die u op reis zoeken te verwarren: »verblijd u niet over mij, mijne vijandinne! als ik gevallen ben, zal ik weder opstaan; als ik in duisternis zal gezeten zijn, > zal de Heere mij een licht zijn/' Micha "VII. 8. Be achtste besturing. Draagt zorg, dat gij u niet verzet tegen het kruis, waaronder gij heen moet, eer gij in den hemel komt. Gij weet, dat ik reeds gezegd heb, dat gij door het kruis ten hemel moet gaan. Het kruis is de handwijzer op den weg tot de heer— rijkheid leidende; wij moeten door vele verdrukkingen het koningrijk Gods ingaan. Hand. XIV, 22. Ja allen, die godzalig willen leven, zullen vervolgd worden. 2 Tim. III, 12. Zoo gij op den weg naar het koningrijk zijt, verpand ik er mijn leven bij, als gij geen kruis krijgt. De Heere verhoede het, dat gij er van schrikt^ en dadelijk terugkeert. »Zoo iemand achter mij wil komen , die neme mijn kruis op en volge mijzegt Christus. Luk. IX. 23. Het kruis staat, en heeft gestaan van het begin des wegs, als een merkteeken naar het koningrijk der Hemelen. Gij weet, wanneer deze of gene u naar den weg vraagt, gij, om des te beter den weg te wijzen, hem bepaalt bij een poort, hek, bosch, boom, brug of iets dergelijks. Ook zoo is het hier! Wel, zoekt gij den weg naar het' koningrijk der Hemelen? Ik zeg u, dat Christus de weg is, welke gij moet betreden in zijne geregtigheid , om geregtvaardigd te worden. Indien gij in' Hem zijt, zult gij terstond het kruis zien; gij moet u digt daarbij begeven, gij moet het gevoelen, neen! gij moet het opnemen; of gij zult spoedig buiten den weg zijn, die ten hemel leidt; en gevoerd worden op dwaalpaden, die u de binnenkameren des doods doen betreden. Door zes kenmerken kunt gij het kruis kennen,, 1. door j de leer der regtvaardigmaking; 3. de leer der kruisiging; 1 3- de leer der volharding; 4. de zelfsverloochening; 5. * het geduld; en 6. gemeenschap met de kinderen Gods. | 1. De leer der regtvaardigmaking is een groot deel van het kruis. Een mensch moet dikwijls de verwoesting lijden van zijne eigene geregtigheid voor die van een ander. Dit is geene gemakkelijke zaak voor ;den mensch; ik kan u verzekeren, dat het in het hart iedere ader uittrekt, eer hij hiertoe gebragt zal zijn. Wat! verloochend, verworpen, gescholden en verafschuwd te worden; alle gebeden, tranen, aalmoezen, sabbathouding, hooren , lezen, en wat meer, zijn in het punt van regtvaardigmaking als een'vloek gerekend; en van natuur gewillig, door het genot der zonden, zich zeiven over te geven op de geregtigheid [en gehoorzaamheid van een ander, van zich zei ven (te walgen; het te rekenen als doodezonden, op den open adem der wet. Dit te doen in geest en in waarheid is het zwaarste kruis. Daarom zeide Paulus: »Ik heb alles schade en drek geacht," welk begin|el was zijne eigene geregtigheid, opdat hij Chris|tu s mogt gewinnen, en in Hem gevonden worden. Hul. III. 8. 9. Dit is het eerste. 2. De leer der dooding is evenzeer een kruis. Is het voor den mensch niets, zich zeiven van zijne vuile zonden , vuile gevoelens , boezemzonden, eigenlievende, —vermakelijke, — geliefkoosde zonden te ! reinigen, die aan hem vastkleeven, als het vleesch :aan de beenen? Wat, alle goede dingen , die zijne oogen zien, en die hij immer zag, zoo maar vaarwel \$o zeggen ? Wat,, zijnen hoogmoed, zijne eigene geregtigheid, zijn ijdel gezelschap, vermaken, en nog meer te verliezen. Dit, zeg ik, is geen gemakkelijk werk. Moeten die gebeden, deze zuchten, dit waken • gedaan worden ? Waarom behoef ik zoo ingetogen te. zijn ? Ziet gij niet , dat deze menschen voor zij j zich aan het werk zetten, liever den Hemel, God,. Christus, ja alles op het spel zetten? Waarom' anders dat uitstellen, afscheiden , zeggende : »wacht j wat! Ik verlaat niet gaarne mijne zonden; ik ben nog zoo jong en gezond !" Nog eens ; — wat is anders de reden, dat zij zoo tweeledig, koud en zeldzaam zijn, niettegenstaande zij door en door van I hunne verkeerdheid overtuigd zijn; de beloften niet aannemen en den engen weg kiezen ? — Nogtans is alles te vergeefs. Ik verzeker u: regterhanden af kappen , • en regter oogen uit steken, is voor het vleesch niet gemakkelijk. 3. De leer der volharding is ook een kruis voor het vleesch, niet alleen in den beginne, maar tot den einde. Het is eene groote vraag: Zal ik den hemel ontvangen? Christus kennen? Christus, aandoen? met Christus wandelen tot en in den fremel ? — Het is waarlijk eene groote zaak naar ; den hemel uit te zien, den Heere te zoeken en de j zonden te ontvlieden; maar nog grootere is het voort te gaan in het welbehagen des Heeren. ïMijn knecht Caleb," zegt de Heere, »is van een'! anderen geest; hij heeft mij gevolgd; zoo zal ik hem ■ brengen tot het land." Num. XIV. 24. De meesten der kinderen Israëls bezweken, in het volharden van • den weg van Egypte, naar het land Kanaan. In het j begin waren zij zeer vrolijk en gewillig, maar dit' keerde spoedig om; zij waren buiten adem, en hun hart keerde weder naar Egypte terug. Het is gemakkelijk in eenè vlaag, een achtste van eene mijl, of twee mijlen hard te loopen; maar, om jeen honderd, duizend, of tien duizend mijlen het uit te houden ! — die dit doet, moet het kruis wel pijn en vermoeijenis veroorzaken en het vleesch ontmoedigen; en vooral, als hij door-distelen, doornen en andere hinderpalen gaan moet. Ja, ziet gij dagelijks niet, dat volharden een groot gedeelte van het kruis is ? Waarom worden anders de menschen zoo spoedig [■vermoeid ? Ik zoude er velen kunnen uitkiezen, die, na dat zij één jaar, andere twee, drie of vier,sommigen meer, sommigen minder jaren in den weg des [Heeren gewandeld hadden, door den wind terugge— fdreven zijn; omdat zij rust zochten, voor dat zij half [weg waren; deze in die zonde, gene in deze zonde, |én zeiden bedekt, ja soms openlijk: »deze weg is te Ihaauw en te lang; de godsdienst te heilig; ik kan met niet uithouden; ik kan niet verder voort!" I Ten 4, 5 en 6. En zoo met de drie overigen tot Hbewijs: geduld, zelfverloochening en gemeenschap fmet de arme heiligen. Hoe. hard zijn deze dingen! met is gemakkelijk anderen te verloochenen, maar mij zeiven te verloochenen uit de liefde Gods, het Evangelie, de heiligen, dit is moeijelijk; maar dit ; voordeel, die winst is nuttig, ware het niet, dat ik }hen beleedigde. Dit woord wordt zelden gelezen, maar nog zeldzamer m beoetenmg gebragt. Indien Ik mijn broeder erger, zal ik in der eeuwigheid geen vleesch eten. 1 Cor. VIII, 13. Wij, die perk zijn, zijn schuldig de zwakken te dragen en niet ons zeiven te behagen; Bom. XV. 1. Maar hoe verkeerd, driftig, eigenzinnig, zelfsbesturend zijn de meeste belijders in onze dagen? Helaas! hoe weinig ■worden de. armen opgemerkt, hoe wordt hun toege- j beten : »gaat heen en wordt warm; maar geven is een 1 zeldzaam werk bijzonder aan de armen." Gal. VI. 10. Ik zeg u, dat gij alle dingen, vleesch en bloed moet j kruisigen; en diegenen, welke een wakend oog op het 1 vleesch heeft, en de maat der sterkte opmerkt, zal ervaren, j dat zijn hart gelijk . is aan een stijgerend paard , dat < zonder breidel niet te beteugelen is, en gereed is , ieder die hem leed doet, aan te vallen , ja gereed, wat de berijder ook doet, heen te loopen. Het is het kruis, dat hem van den hemel terug j houdt. Ik ben verzekerd, dat door het kruis één belijder tegen twintig anderen alles verliest. Sommige menschen, wanneer zij bij het kruis I komen, kunnen niet verder gaan, maar keeren terug tot hunne zonden. Anderen struikelen en breken den nek; nog anderen, als zij het kruis zien nadéren•j;:keeren ter zijde, naar de linkerhand, en.; denken langs een anderen weg den hemel te ver-j krijgen. Maar zij zullen zich bedriegen; ja allen,] die Godzalig willen leven, zullen vervolgd worden. 1 2 Tim. III. 12. Er zijn er weinig , die, als het kruis \ komt, roepen : » welkom kruis! gelijk eenige martelaars | riepen aan den staak om verbrand te worden. Daarom, j als gij het kruis op uwe reis ontmoet, op welke | wijze het ook zijn moge, bezwijkt niet, en zegt niet: \ • Helaas! wat zal ik doen!" Maar vat liever moed,| denkende, dat door het kruis de weg naar het ko-| ningrijk leidt. Kan iemand in Christus geloovenj en niet van den Satan gehaat worden? Kan iemand | van den Christus .zoetelijk en overtuigenderwijzel getuigen , zonder dat de handen des Satans zijne tong | vasthouden ? Kan zich duisternis met licht vereenigen, \ of de duivel verdragen, dat Christus geëerd wordt door geloof en hemelsche gesprekken? en de ziel in rust laten ? Hebt gij nimmer gelezen, dat de draak de vrouw achtervolgde? Openb. XII. en dat Christus gezegd heeft: »in de wereld zult gij verdrukking hebben." Joh. XYI. 83. Be negende Besturing. Smeekt God om twee dingen; ten eerste: dat uw verstand verlicht worde, en ten tweede: dat uw wil ontvlamd worde. Ten eerste (verlichting van uw verstand). Een der grootste redenen, waarom mannén en vrouwen zoo weinig belang stellen in de andere wereld, is, omdat zij er zoo weinig van zien; en de reden waarom zij er zoo weinig van zien , is, omdat hun verstand ^verduisterd is. Daarom zegt P au lus : «Geloovigen, wandelt niet meer gelijk de heidenen wandelen, in de ijdelheid hunner harten, verduisterd in het verstand , vervreemd van het leven Gods, door de onwetenheid en dwaasheid, die in hen is, door de verharding des harten." Eph. IV. 17. 18. Wandelt niet als de zoodanigen, loopt niet met hen, helaas! arme ■telen, hun verstand is verduisterd, hun hart verblind ; dit is de reden, waarom zij zulke geringe gedachten van den Heere Jezus en de zaligheid hunner ^zielen hebben. Want wanneer de menschen de dingen der andere ,wereld beginnen op te merken, welk een God, welk [een Christus , welk een hemel en welk eene eeuwige Sbeerlijkheid er gesmaakt wordt; en tevens zien, dat er mogelijkheid bestaat om er deel aan te hebben, kan ik u zeggen, dat zij door alles heen zouden loopen, om het te genieten. — Mo zes had een gezigt daarvan, omdat zijn verstand verlicht was; hij vreesde den toorn des Konings niet, maar verkoos liever met het volk Gods verdrukt te worden, dan voor een tijd de genieting der zonden te hebben. Hij weigerde een zoon des konings dochter genaamd te worden, achtende de smaadheid om God meer rijkdom , dan de schatten van Egypte; want hij zag op de vergelding des loons , als ziende den Onzienhjken. Hebr. XI. 24—27. Het gebed van den Apostel in zijn' brief voor de heiligen was: »Opdat gij moogt kennen , welke zij de hope vari zijne roeping en welke de rijkdom zij der heerlijkheid van zijne erfenisse." Ephes. I. 18. Opdat zij ten volle konden begrijpen met al de heiligen, welke de breedte , de lengte en diepte en hoogte zij; en bekennen de liefde Christi die alle kennis te boven gaat." Ephes. III. 18. 19. Bidt daarom, dat God nw verstand verlichte; dit zal een' groote hulpe zijn. Het zal u in staat stellen om meenigen aanval voor Christus te verdragen; even als Paulus zegt: «nadat gij verlicht zijt geweest, veel strijd des levens verdragen hebt, de rooving uwer goederen met blijdschap hebt aangenomen , wetende, dat gij in u zeiven hebt een beter en blijvend goed in de hemelen." Hebr. X. 32. 34. Zoude het niet vreemd zijn, wanneer iemand liever op een juweel trapte op den weg dien hij gaat, dan deze op te rapen? De reden daarvan is, dat hij niet ziet. Nu, zoo is het hier; daar de hemel alles in waarde overtreft, en gij er nimmer begeerte naar hebt, is een gevolg, dat gij niet ziet; dat is : » omdat gij geen verlicht verstand hebt om te zien, zoo stelt gij er geen belang in." Daarom smeekt den Heere om genade der verliebting, en zegt: »Heere , neem den sluijer van mijn duister hart weg, toon mij de dingen der toekomende wereld! en laat mij de dierbare heerlijkheid zien om Christns' wil!"" Ten tweede. Ontvlamt uwen wil! Smeekt, dat God uwen wil ontylamme, naar de dingen der toekomende wereld. Als iemand eene bepaalde begeerte heeft, dit of dót te doen, dan moet het eene groote tegenstand zijn, die hem zal beletten het te volbrengen. Toen Paulus' wil bepaald was naar Jeruzalem te gaan, hoewel het hem gezegd was daar te lijden , gaf hij niet op, en zeide : »dat hij niet alleen gewillig was, gebonden te worden, maar ook te sterven , om den naam des Heeren Jezus." Hand. XXI. 12. Zijn wil was ontvlamd met liefde voor Christus; daardoor •werkten alle beletselen niets uit. Gij, eigenwillend volk ! niemand weet deszelfs wil te gebruiken. Wij zeggen gewoonlijk < »Ieder heeft zijn eigen wil,-doet wat gij kunt;" waarlijk zulk een wil voor den hemel, is in de-loopbaan een groot voorregt. Iemand, die zijn' wil bepaald heeft,, zegt : ik zal mijn best doen om te behaleu; ik zal eerst mijne vijanden beletten; ik zal het niet opgeven , zoo lang ik kan; ik wil liever sterven dan verliezen; al doodt hij mij, nogtans zal ik hopen. Job. XIII. 15. Ik wil u niet laten gaan, tenzij gij mij gezegend hebt. Gen. XXXII. 26. Ik wil! ik wil ! ik wil! o, die gezegende wil naar den hemel! Wat kan hierbij vergeleken worfden? Indien iemand gewillig is, dan zal besturing hem tot aanmoediging zijn ; maar onwillig tot verfochtering j dit is duidelijk te zien in de kinderen Gods en de kinderen des duiyels. Ten eerste. Het heilige volk van vorige dagen had volle begeerte naar den hemel; wat kon hen beletten? vuur noch takkebos, zwaard noch strop, stin- kende gevangenis noch geesseling, heeren, stieren, leeuwen, wreede pijniging, steeniging, doodslag, naaktheid, enz. Hebr. XI. Neen, in alle deze waren zij meer dan overwinnaars door Hem, dien zij lief hadden, Bom. VIII. 37 , die hen ook gewillig maakte op den dag zijner heerkracht. Ten tweede. Ziet ook aan de andere zijde de kinderen des Satans. Zij zijn niet begeerig naar den hemel; hoe vele ontwijkingen en uitvlugten hebben zij niet! «Ik heb eene vrouw getrouwd! Ik heb een land! Ik zal mijn pachter beleedigen! Ik zal mijn meester kwetsen! Ik zal mijn handel verliezen! Br zal mijn hoogmoed en vermaak verliezen! Ik zal bespot en gescholden worden! daarom durf ik niet komen." »Ik," zegt een ander, » zal wachten tot ik onder ben; als mijne kinderen uit huis zijn; tot het mij beter in de wereld gaat, tot dat ik dit of dat gedaan heb, en meer andere bezigheden." Maar , helaas! de reden is: zij willen niet gaan, want waren zij gewillig, zij zouden geen duizend verschooningen inbrengen, en houden de touwen vaster dan Simson, die ze verbrak als brandend vlas. Richt. XV. 14. De wil is het alleen; die alleen is oorzaak, dat het rad voorof rugwaarts keert. Dit weet God en de Duivel en zij beiden trachten zoo veel zij kunnen hunne dienstknechten in hunnen wil te sterken. God maakt zijn volk gewillig om Hem te dienen; en de duivel doet wat hij kan, om den wil en de genegenheid van de zijnen te besturen tot liefde voor de zonden. Toen Christus kwam, zeide Hij: «gij wilt niet tot mij komen." Joh. V. 40. Hoe menigmaal heb ik u willen vergaderen als een hen hare kiekens en gij hebt niet gewild. Luk. XIII. 84. Daarom smeekt tot God, dat Hij uwen wil ontvlamme naar den hemel en Christus. Uw wil, wanneer hij regt is, zal door mismoediging niet afgebroken worden; dit was het, waarom Jacob met den Engel worstelde; hoewel zijn' heup verwrongen werd, zeide hij: «ik laat u niet gaan ten zij gij mij gezegend hebt." Gen. XXXII. 24. Bepaalt uwen wil op de genade des hemels, en een vast besluit tegen alle teleurstellingen, dan zult gij met vollen spoed ten hemel gaan; maar'indien gij aarzelt, zult gij den ganschen weg hobbelig en hinkend loopen Ven weest verzekerd, dat gij te kof t zult komen. De Heere geve u eenen wil en moed. • Aldus u eenige besturingen gegeven hoe het koningrijk te verkrijgen is. Belooft mij, dat gij het in gedachte houdt, wat ik gezegd heb, opdat gij niet verdwaalt. Omdat ik wil, dat gij er over zoudt na denken, neemt dit op een klein papier met u. Ten 1. Gaat in den weg. 2. Beoefent den weg. 3. Ontslaat u en legt alle last, wat u zou hinderen, van u. 4. Hoedt u voor bijpaden. 5. Ziet niet vooruit maar onderzoekt het pad vobr uwen voet. 6. Staat niet stil op een geroep al is het de wereld, het vleesch, de duivel, want alle deze zullen u op reis hinderlijk zijn. 7. Weest niet ontmoedigd door eenige teleurstellingen. 8. Draagt zorg, dat gij u niet aan het kruis stoot. 9. Boept luide tot God om verlicht verstand en een gewillig gemoed, zoo zal God uwen weg voorspoedig maken. Nogtans laat ik, eer ik afscheid van u neem, nog eenige beweegredenen geven; het kan als twee sporen dienen om het trage hart op te wekken op deze voortreffelijke reis. V. Negen beweegredenen om in den weg aan te spoken. Ten eerste. Merkt op, dat er geen andere weg is dan de reeds gemelde weg, hetzij gij wint of verliest; Als gij wint, dan is de hemel, God, Christus, de heerlijkheid, vrede, rust, eeuwig leven, het uwe. Gij zult aan de engelen gelijk zijn. Gij zult niet meer weenen, noch zuchten, noch ziek zijn. Gij zult buiten het bereik der zonden, dood, hel, duivel en graf zijn-, en wat u ook kan hinderen. Maar in tegendeel, zoo gij verliest, dan verliest gij den hemel, God, Christus, vrede, rust en alles wat tot de eeuwige vertroosting der heiligen behoort, en uw deel zal eene eeuwige dood, ellende, pijn, duisterheid en donkerheid zijn, gemeenschap met den satan en eeuwige verdoemenis uwer ziel. Ten tweede. Merkt op, dat deze duivel, die hel, gene verdoemenis, u zoo hard achtervolgen zullen als zij kunnen. Zij hebben dit bevel uit de kracht der wet ontvangen, tegen welke gij gezondigd hebt, en om des Heeren wil spoeden zij zich. Ten derde. Indien zij u aanvallen, voor gij de vrijstad bereikt, zullen zij voor altijd uwe reis belemmeren. «Daarom roept." . Ten vierde. Weet ook dat de hemelpoort open, en hét hart van Christus ontsloten is, dat hij met opene. armen staat om u te ontvangen ! O , mij dunkt als dit gezien werd, dat de duivel achtervolgt om te verwoesten, en dat Jezus met opene armen staat om te ontvangen, dan zoude men allen spoed maken, om de zonden te ontvlugten ; en daarom : Ten vijfde. Houdt u oog op den prijs ■ houdt uw oog gedurig op het voordeel, dat eraan verbonden is. De reden waarom de mensch zoo spoedig zijn' loop naar den hemel staakt, ligt in deze twee zaken hoofdzakelijk : 1. Zij onderzoeken niet ernstig naar de waarde van den prijs; of zoo zij het doen zijn zij bevreesd of het hun wel voordeel zal aanbrengen. Maar moet de hemel door gebrek van de waarde der prijsbeschouwing veracht worden ? — Omdat gij dit niet doen zoudt, houdt uw oog op de uitnemendheid, lieflijkheid, heerlijkheid , troost en vrede, dat het deel is van hen, die den prijs winnen. Dit deed den Apostel door alles heen loopen; hetzij goed gerucht of kwaad gerucht , vervolging of verdrukking, honger of naaktheid , hetzij schipbreuk, gevaar te land , gevangenis, strop, en wat dier meer is. Anderen zijn door midden gezaagd, oogen uitgestoken, ligchamen gebraden, tong uitgesneden, in ketels gekookt, voor wilde beesten geworpen, aan den staak verbrand , aan de postdeuren gegeeseld en duizend andere pijnigingen; om dat zij stonden op de dingen, die eeuwig zijn , maar niet op de dingen dezer wereld ; want de dingen die men ziet, zijn tijdelijk, maar de dingen, die men niet ziet, zijn eeuwig. 2 Cor. IV. 18. O! dat woord » eeuwig" bewoog hen, dat-zij de aangebodene verlossing niet aannamen, opdat zij eene betere opstanding verkrijgen zouden. Hebr. XI. 35. 2. Laat de zonderlinge gedachte niet in uw hart opkomen, om te zeggen: het is te veel voor mij. Ik zeg u, dat de hemel bereid is voor allen, die hem willen aannemen. Zij zullen hartelijk welkom zijn. Merkt op dat, hoe slecht of onrein gij daar henen gaat, bedelend als Lazarus, enz., Hij bereid is om armen te ontvangen. Luistert, zegt Ja co bus, mijne geliefde broeders! Heeft God de armen dezer wereld niet uitverkoren om rijk te zijn, in 't geloof en erfgenamen des Koningrijks? Jacob. II. 5. Daarom mensch, neemt het ter harte en loopt. len zesde. Denkt veel aan hen, dieu zijn voorgegaan. Ten eerste: hoe gelukzalig zij zijn, ten tweede: Hoe veilig zij in Jezus armen zijn. Zouden zij voor duizend werelden hier weder terug willen keeren? 'Ten derde: Wat zouden zij zeggen, indien zij wisten, dat uw hart bezweek op de reis, onder de zonden, om u te dwingen uwe reis op te geven? Zouden zij u niet duizendmaal een dwaas noemen ? En zoo zij u eens verhaalden, wat zij zagen, en gevoelden en smaakten, ja indien gij daar een kwartier waart om het duizendste deel te smaken en te gevoelen en de vreugde te genieten. Wat zoudt gij niet doen! Wat zoudt gij niet lijden? Wat zoudt gij niet achter uheen werpen? Zoudt gij deze benedenwereld lief hebben? Zoudt , gij bevreesd zijn op de verschrikkelijkste bedreiging van den wreedsten tiran? Neen, diegenen, welke een gezigt hebben van deze dingen door het geloof, al waren zij zoo verre als de hemel van de aarde, nogtans zouden zij bekwaam zijn, van blijdschap, als de vogelen in de lucht, zingende te vliegen naar den hemel. Wanneer mijn boos hart de wereld weder lief heeft, om mij in mijne reis te hinderen, om mij van het heerlijk gezigt van heiligen en engelen in den hemel te berooven, zonden zij mij bespotten, daar zij wisten dat mijn hart deze arme, nietige, ledige wereld weder liefhad., Zou dit mij niet opwekken, om alles te verachten, en tot mijne ziel te zeggen: «Kom ziel" wees niet bezwaard! Laat ons zien wat er inden hemel is. Laat ons alles wagen; het kost wat het kost! Waren Abraham, David, Paulus en alle de heiligen niet wijzer dan velen in onze dagen? Zij verloren alles voor de heerlijkheid van dit koningrijk. Daarom, werpt alle slinkende lusten weg, jaagt 'naar de geregtigheid, hebt den Heere Jezus lief Vreest Hem met beving. Ik wil u opmerkzaam maken Hij zal u goed beloonen! Lezer ! wat denkt gij daarvan? Zijt, gij besloten mij te volgen?— JNeen, besluit of gij mij vooruit zult halen. Zoo loopt, opdat gij het verkrijgt. Ten zevende. Om u een weinig aan te moedigen. Als gij u zeiven hebt moê geloopen, dan zal de Heere Jezus u opnemen en dragen, Is dit niet genoeg tot aanmoediging van een pas beginnende ziel m deze loopbaan ? Misschien roept gij: »0 ik ben zoo zwak! Ik ben zoo gebrekkig, enz. Wel, Christus heeft een boezem; let wel! om dat gij u vermoeid hebt, wil Hij u aan zijn' boezem leggen. Hij zal de lammeren in zijn .schoot dragen. Hij zal de zogenden zachtkens leiden. ;Jesaja XL. 11. Dit is de wijze, Waarop vaders hunne tonderen aanmoedigen, zeggende: sloop, lief kind! j*ls gij vermoeid zijt, zal ik u dragen." Hij zal de lammeren vergaderen, en hen in zijnen schoot dragen! gWanneer zij Vermoeid zijn, zullen zij rijden. Welk eene onuitsprekelijke bron van troost bevat deze sin voor armen en zwakken van Christus! Voor »1 het goud kan men dit voorregt niet koopen, om zacht en zoet door den Alomtegenwoordigen geleid en gedragen te worden. Ten achtste. Of anders zal de Heere nieuwe kracht uit den hemel zenden, en dat zal genoeg zijn. De jongelingen zullen moede en mat worden, de jongelingen zullen gewisselijk vallen. Maar die den Heere verwachten, zal de kracht vernieuwen; zij zullen opvaren 9met vleugelen gelijk arenden. Zij zullen loopen en niet moede worden, zij zullen wandelen en niet mat worden. Jesaja LX, 30, 31. Zal ik herhalen wat ik gezegd heb? Gij zult goed logies, goed en gezond eten ontvangen; Christus schoot om te liggen, de vreugde des hemels om u te verzadigen. Zal ik van de volheid en duurzaamheid spreken? dit +e beschrijven is een werk 'te zwaar voor mij. Ten negende. Ik veronderstel, dat de list des satans, de list van zijne dienaars, enz., u moesten hegeerig makei naar den hemel om snel te loopen. De duivel vjrliest geen tijd, spaart geene moeite; zoo doen ook zijne dienaars, die niet alleen zich zeiven verwoesten, maar ook anderen. En zouden wij niet listig, zijn om voor onze zaligheid geleid te worden! Zal de wereld onze ziel voor de verdoemenis en de verderflijke kroon op het spel zetten? en nog niet eene kleine beuzeling wagen voor eene eeuwige kroon ? Zullen wij om het verlies van eenige vrienden, God lief te hebben, Christus om te verzoenen, de Heilige Geest om te vertroosten , den hemel tot woning, de heiligen en Engelen tot gemeenschap op het spel zetten, om hier de zonde vast te houden, de wereld te begeeren, te zuipen, te zweren,teliegenen te bedriegen? — En zouden wij niet hard loopen en ijverig zieken, ja honderd maal vuriger naar de gemeenschap der heilige, eeuwige vrienden streven? ja duizeid maal liever dan de arme, lage, onreine en vergankelijke dingen begeeren ? Zal het op Jen oordeelsdig gehoord worden, dat de goddeloozen harder naar ie hel hebben geloopen , dan gij naar den hemel ? Bat gij meer uren des daags voor de ij ielheid beste:i hebt, dan voor dat, wat duizend maal beter was? O, mo^t dit niet zoo zijn! maar loopt, opdat,gij het in de hand krijgt. VI. Negen gebruiken van het behandelde. Eerde gebruik. Gij ziet dat die naar den hemel wil gaan, er om loopen moet; ja niet alleen lopen, maarzoo loopen ah ik gezegd heb, ernstig, redurig elk ding afsnijdende, wat hem ook in den weg verhindert. Loopt dan, en laat ons dit loopen /en weinig onderzoeken. 1. Zijt gij in den regten weg ? Zijt gij in Christus geregtvaardigd? Zegt gij ja in uw hart, dan is het goed. Is Jiet niet gevaarlijk, wanneer iemand denkt op een goeden Sreg te zijn en evenwel verdwaalt? O, het is de ellende der meeste menschen te denken dat zij op een' goeden weg zijn, terwijl zij nimmer hunnen voet op den regten weg gezet he'jben. JJe Heere geve het u te verstaan, anders pij* gij voor eeuwig verloren. Ik bid u, onderzoekt wanneer gij van uwen zondigen weg keerdet, in den weg der geregtigheid, der geregtigheid Jezus Christus. Ik zeg, durft gij u zeiven in Christus beschouwen? En is Hij n dierbaarder dan de 3 gansehè wereld? Zijt gij altijd in Hem verblijd? Spreekt gij gaarne over zijne liefde, en wandelt gij met Henv? Durft gij Zijne gemeenschap dierbaarder dan de gtheele wereld achten. Acht gij alles arme, ledige, levenlooze dingen, zonder Zijne gemeenschap? Verzoet Zijie gemeenschap alles, en is Zijne verwijdering u tot droefheid? Ziel, ik bid u laat het gewigt en het belang van de verdoemenis zoowel als de zaligheid, door u worden opgemerkt! 2. Zijt gij voor de dingen dezer wereld, als: hoogmoed, vermaak> voordeel, genietingen en ijdelheid onverschillig? Denkt gij, dat gij met de wereld, uwe zonden en lustenjn uw hart, snel kunt loopen ? Ziet, ik zeg u dat diegenen welke alles achter zich hebben weggeworpen, hunne zonden verlaten, en in de eenvoudigste toestaid zijn* werk genoeg hebben om het uit te houden, , t^gen alle tegenstand te stooten , te duwen; de struikelblokken en strikken die de duivel, zonde, wereld en eigen hart kunnen spannen te overwinnen. Ik zeg u, zoo gij hemelwaarts gaat, ; zult gij er niet weinig vinden. Zijt gij daarom mismoedigiLen bezwaard? Spreekt dan nimmer over den hemel* Het is te vreezen, dat gij zul± belmoren j onder (Iregenen, welke hebben willen voorgaan maar niet ionden. Luk. XIII, 24. Tweede gebruik. Indien dit zoo is, wat moet daar ) v^n worden, vermoeid eer gij ter helfte zijt? Wel ; /ifcëgsch! die het tot duizenden volhoudt, zal behouden J ' wawleii; die overwint zal alles beërven. Het is niet j een iegenlijk, die begint. Agrippa begon een spoe- ; dige en vrolijke stap, hij stapte minstens een half j uur in den boezem van Christus. Hij zegt:»Gjp| beweegt mij bijna een Christen te worden." Hand» l a 1 XXVT, 26. Maar het nabij was als of hij nimmer . goed was geweest; hij stapt vrolijk, maar hij stapt kort, hij. was er heet van, hij was «spoedig buiten adem. O, het was maar nabij!" Ik zeg u, dat dit nabij, uwe ziel doet verloren gaan. M'j dttnkt, ik zie eenige van deze arme ellendelingen, die, nabij e 'hem;.l, hoe vrolijk ook, nu zich pijnigen in de hel, tzeggende: »Ik was bijna een Christen! Ik was bijna in het koningrijk der hemelen! bijna uit de klaauwen des satans! bijna uit mijne- zonden! bijna uit de vloek van God! bijnjf — en dat was alles. O! bijna ten hemel te gaan en niet te kunnen, vrienden! het ié bedroevend,-—stil . te zitten voor gij in den hemel zi.lt, in de plaats der ruste. Indien dit zoo is,betf ik verzekerd, dat , als-gij niet zoo loopt, gij den hemel verkrijgt. • Derde gebruik. Wat zal er van hem worden, die «enigen tijd te post geloopen heeft, als of het scbèimy om anderen vooruit te halen en nu terug»leöpt* Denkt gij, dat hij daar zal aankomen? Wat! weder terug te loopen, terug tot de zonde, de wereld» en den duivetjiwiig tot deinst des vleesches? O! bet' had beter geweest, nimmer den weg der geregtigheid gekend te hebben , dan dat zij die gekend hebbende weder afkeeren van het heilig gebod, 2 Petr. II. 22. Deze zullen om hunne zonden niet alleen verdoemd worden, maar belijden tevens, dat de zonde beter is dan Christus; want die genen, welke terug loopen doen zoo goed, als of zij zeiden: »Ik heb Christus en de zonde beproefd ! — Ik vind zoo veel voordeel niet in Christus dan in de zonde!" Dit berijden zij, door terug te keeren. O, hoe betreurenswaardigs! Welk eene" verdoemenis zullen zij hebben, die bijna aan de hemelpoort waren, eh nog terug keeren! Indien iemand zich onttrekt, zegt Christus' door zijn' Apostel , mijne ziele heeftia hem geen welbehagen! Hebr. X. 38. Niemand, die zijne hand aan de' ploeg slaat, en ziet na hetgeten achter hem is , is bekwaam voor het koningrijk der piemelen. Luc. IX. 32. Indien iemand niet •voor het koninkrijk der hemelen geschikt is, moet hij oategea* zeggclijk voor de hel bereid zijn. DaaTom zegt da^postftl: die doornen en distelen draagt, die is verwerpelijk, en nabij de vervloeking, welker einde is tot verbranding. Hebr. VI. 8. O, daar is nimmer eene andere Christus om te zaligen, te lijden, en te sterven. Indien zij dit verderf niet ontvlugten hoe zullen zij ontvlieden, die dat verwerpen en te.ugkeeren van zulk eene groote zaligheid. Hebr. II. 3. laaien de regtvaardigen , dat is die loopen , genoeg verk hebben om ten hemel te gaan , waar zal dan de goddelooze verschijnen? Inditfn Judas, de verrader en Franciscns Spira in deze wereld terug konden keeren j om u in de ooren te fluisteren en te verhalen, wat hun.terug keeren aan hunne ziel hun getost heeft, zou het zekerlijk n doen stilstaan, en bevreesd maken om terug te keeren. ; t Vierde .gebruik. Hoe tegenstrijdig zijn de neigingen* alle" te willen hebben, zonder een voet te verzetten voor het koningrijk der hemden; voorwaar! hij d« terugkeert, en hij die in zijne zonde stil zit ,. staan gelijk • de eene wil niet voortgaan omdat hvj de zonde en de dingen dezer wereldl ef heeft, de andere loopt terug omdat hi? de zonde en dingen dezer wereld bemint Is dit niet een en hetzelfde? zij zijn hier bfcVen een; en zal niet een en dezelfde hel hen namaals ver- wachten? Die niet naar Chri stus omziet, is een gorldelooze. Die naar hem uitzag, en daarna weder terug keerde, zal het woord 'dat uit des Heeren Christus mond vloeide, hooren: * Ga weg van mij, gij vervloekte in het eeuwige vuur, hetwelkden duivel en^ zijne engelen bereid^is! Matth. XXV. 41. Vijfde gebruik. Gij ziet, dat die den hemel wil ihebben, er om loopen moet. Dit wordt luide toegeroepen aan een ieder, die een weinig begon te loopen. Gij zult uwe vrede bevorderen , indien gij be•geerig zijt te 'winnen. Gij weet, dat die achter aan komt, harder moet loopen. Lezer! ik zeg u, dat er szijn, die tien jaren in hun eerste jaar, twintig jaar in ?hun vijfde jaar geloopen hebben, en zoo gij roet hen Spreekt, zeggen zij, dat zij nog meningmaal bevreesd zijn, te laat te komen. Hoe zal het dan met u zim? zie naar het zelve uit! stel niet uit, geen uur jftijds; maar vertrek spoedig van alles, wat u hindert op de reis; en loop, ja loop , opdat gij het ver— krijst. ' Zesde gebruik. Gij, die een oude belijder zijt, draag zorg, dat de jongelingen in Jezus, welke vree" betgoimeu , u niet vooruitgaan, gelijk de Schrift zegt: "„vele eersten zullen de laatsten , vele laatsten de eersten zijn." Welk eene schande voor u, en eer voor de anderen. Wat schande, zoo een jong soldaat meer moed bezit dan een geoefende in den krij» ? En gij die de achterste zijt, strijdt om voor uit te ;komen; en gij, die vooruit zijt, zorgt, dat gij den grond vast houdt, blijf indien het mogelijk is, in het geloof en de liefde; want dit is het regte loppeh. De eene strijdt om vooruit te komen , gelijk de achterste tracht voor de voorste te komen; en hij, d'e vooruit is moet zijn grond tot het einde vasthouden. Wantr hel zevende gébrmk. Hoe laag handelen zij tegen zieh zeiven, die zoeken te winnen, gemeenschap te hebben, met hen die achter zijn. Er zijn sommigen die zeggen, dat zij naar den hemel loopen zoowel als anderen, maar wanneer er eenige trage en algemeen* belijders zijn, denken zij als zij vrede met dezulken hebben, dat het genoeg is; maar zij merken niet, dat het met hen zal gaan, als met de dwaze maagden. Gij kunt, indien gij wilt, opmerken dat het der dwaze maagden veel gekost heeft, toen zij te laat kwamen. "Voor haar die gereed waren om in te gaan; werd op eens de deur gesloten; daarna, let wel! kwamen deauderen en zeiden: «Heere, Heere doe ons open!" Maar de Heer zeide: «gaat weg Ik ken u Biet." Matth. XXV. 10-12. Ga weg luije belijder-J koude belijder, trage belijder! O, mij dunkt, het woord; van God is zoo duidelijk voor de trage belijders, dat het te verwonderen is, dat er geen meer bela^f^B gesteld wordt. Hoe werd Lot's huisvrouw beloond! voor een traag loopen en eenen terugblik naar dedingen, in Sodom achtergelaten? En hoe werdenj zij beloond in het XIII: kapittel van Luc. staaudej tot dat de deur gesloten was? En de dwaze maagdenn En hoe bitter bedroefd zullen zij zijn, die zoo langj zullen wachten. Het veranderde Lot's wijf in eenl zoutpilaar Gen. XIX. 20 Ezou weende bitterlijk. Heb. XII. 17. Judas verworg zich!" Ja, het zal, u tot een vloek zijn, van den dag uwer geboorte, inJ dien gij het koningrijk Gods zult missen. • . Jj JchUte gébruik. Indien gij een trage looper zijt, zult gij niet alleen u zeiven verwoesten, maar de ver- doemenis van andere bevorderen. Want een belijder j wordt naanwkeurig gadegeslagen. En omdat gij zulk t een luije, trage, koude, armzalige, looper zijt, die fcbet vermaak der wereld met zich voert, zullen andeïren ook zoo handelen, ja zeggen : wat hij doet, mogen mü ook doen. Zoekt hij vermaak, rijkdom, voordeel, ^ijdel gezelschap, hij is zoo, en zoo, — nogtans zegt hij, dat hij naar den hemel gaat, en niet" bevreesd ■l voor den dood, en denkt goed ontvangen te wor|den, aan de poort des hemels; laten wij daarom vrede met hem houden, wij zullen ook niet bevreesd. zijn! O, welk eene gevaarlijke zaak, zoo gij het werkItuig zi,t van hunne verwoesting, om hen stil te deen paan op den weg der geregtigheid'. Let wel! Gij zult niet alleen rekenschap geven van uwe eigene ziel, rmaar ook van anderen, en waarom gij hen belet Ihebt in te gaan. Hoe zult gij dit kunnen verantwoorden? — Gij wilt voor u zeiven niet ingaan, en fcndere beletten; dan zal, het bevestigd worden, dat Koor uwe ijdelheid gij u zeiven buiten deti hemel ■poten hebt, en anderen als voorbeeld belet hebt. . Negende gebruik. Om nog één woord tot beiden te §ï>reken, zal ik besluiten: 1. Ik bid u in den naam des Heeren Jezus Ch r i s«s, dat nitmand traag loopt naar den hemel, om ■ideren en u zeiven te 'beletten in te gaan. Zou iemand vcor tijdelijk voordeel traag loopen, om zijn fclzijn te bevorderen? Zal hij dan niet snel loopen mor zijn eeuwig belang? Zou hij omzien naar een pok wol, dat aan de weg hangt, of hier of daar een schrede uit het pad gaan, om een stroo of twee of eenige nietige dingen. Ik zeg u, indien dit iemand deed, zoudt gij hem niet veroordeelen, en oordeelt gri u zeiven niet, die het zalfde doet, ja erger en trager in het loopen is, niettegenstaande gij iiwe ziel, hemel, heerlijkheid en alles verwaarloost; hoedt u, hoedt u, arme ellendige zondaar! hoedt u! 2. Zoo er eenigen mogten zijn, die niettegenstaande dezen raad aarzeleu op deu weg naar het koningrijk, weest zoo verstandig om een voorbeeld te nemen aan hen, die Christus volgen. . §£ Maar ziet op Jezus' die niet alleen de voleinder des geloofsis, maar het kruis gedragen, en de schande veracht heeft .voor de vreugde, die hem was voorgesteld, en is gezeten aan de regterhand Gods. Hebr. XII. 2. Ik zeg, ziet alleen op diegenen die Christus volgen. Weest mijne navdgers, zegt Paulus, gelijk ik een navolger van Christus ben. 1 Cor. II. 1. Schoon hij een voortreffelijk man was,, nogtans vermaant hij u niemand anders te volgen, dan diegenen welke Christus volgen. VII. Aansporing om met de vooesten te loopen. \ ■ Op dat gij aangespoord zoudet worden, om vooruit te loopen, merk op. Toen Lot en zijn wijf uil het vervloekte Sodom naar de bergen liepen, ter behöüd'éri nis, is er geschreven, dat zijn vrouw achter zich omzag, en zij werd een zoutpilaar; en nogtans zietj gij, dat deze omstandigheid en dit oordeel Gods, Lot; niet verleidde achter zich om te zieih Ik heb L ot dikwerf! bewonderd in dit punt. Zijn' vrouw zag om, en stierfl terstond, en liet komen van haar wat wilde , Lot wüj niet eens omzien wat van haar wordt. W ij lezen, dat hij zóóveel niet deed om achter zich om tezienj waar zij was, of wat van haar geworden was. Zijn.; hart was op zijne reis gesteld; dit kon ook niet ani ders, want de bergen waren voor hem, en de zwavel en het vuur was achter hem. Zijn leven was in gevaar; en hij had het verloren , zoo hij achter zich had omgezien. Loopt gij zoo P Gedenk aan het wijf van Lot, in uw loopen en hare verdoemenis, en praarom dit oordeel haar overkwam. Gedenk dat de Heere haar als een voorbeeld voor alle trage loopers tot aan het einde der wereld gesteld heeft. Hoedt u >dat gij niet in hetzelfde oordeel valt, maar indien u dit niet uitdrijft, merk dan op: 1. Uwe ziel is uwe eigene ziel, die is behouden of verloren. Gij zult mijne ziel door uwe traagheid niet doen verloren gaan. Dit is uwe eigene ziel, uwe eigene rust, uwe eigene vrede, uw eigen voordeel of verlies. Indien het mijne ziel was, waarvoor gij het welzijn zocht, mij dunkt de reden zou u door medelijden bewegen. Maar helaas , het is uwe ziel, uwe eigene ziel. »Wat zal een mensch geven zoo hij de geheele wereld won en schade leed aan zijne ziel." Matth. Yin. 36. Gods volk wil het welzijn van anderen,' to wilt gij het welzijn niet van u zeiven? Indien dit u niet aanspoort, denk dan: 2. Indien uwe ziel verloren gaat, gij zelf de schade gevoelt. Ka in was wanhopend, omdat hij A b els ziel niet gewaardeerd had. Hoe veel te meer zal 'het u verwarren, geen acht op uwe ziel gegeven te hebben. En zoo u dit nog niet aanspoort om u te besturen, denk dan: 3. Dat, zoo gij niet wilt loopen , zal het volk van Gód van. u gescheiden worden , even als Lo t van van zijne vrouw. Het mag uw vader, moeder, broeder of zuster zijn, die naar den hemel loopen, dan wit gij achter hen blijven, waarlijk nog niet bewogen. 4 Zoude het geen schande zijn, jongens en meisjes te zien, die meer bewijs van loopen gaven dan gij. Het ma* de dienaar der menschen, de stalhouder , ploeger, °of keukejongen zijn die meer uitzien naar den hemel dan hunnen meester of meesteen», ik heb dikwerf gedacht, dat meer dienaars dan; heerèn, meer pachters8 dan landheeren het koningrijk Gods zullen beërven. Is dit geen schande voor hen. Ik gevoel mij gedrongen met u te spotten gelijk uwe Senaars, die zeggen zullen: ft ben wijzer daii gij m de dingen dezer wereld; nogtans gevoel ik mij gedrongen ute zeggen, dat' velen wijzer zijn m de dingen der toekomende wereld dan gij; dit is van meer belang. VIII. Een koet beklag. Wel zondaar! wat zegt gij? waar is uw hart? wilt eii loopen, hebt gij besloten de slag te wagen of met— dik Wig, er is geen uitstel in deze zaak, raadleg S Set vleesch en bloed. .Zienaarden bemetenzie hoe hij u aanstaart, maar zie ook naar de hel. Mogt gij ^^™tiJ£ naamd:,het gezigt der helle en t S™&™ verdoemde ziele, hetwelk ik wenschte dat gij laast, en dat 5i u daarna verootmoedigde. Indien gij den weg niet weet, onderzoek het woord van God. Indien gf gemeenschap met God verlangt, bid om den Heiligen Geest. Indien gij aanmoediging verlanglgrijp naar de belofte; maar wees verzekerd, begin n gds ffa in den weg, loop snel tot den einde! De Heere gv^u eL vo'orspoW reis, goede reis! vaarwel!