11759 ^ ALGEMEEN REGLEMENT vook de HERVORMDE KERK .1w hét > :'H'JÊÈÊl '..KONINGRIJK DER NEDERLANDEN. fcf/- GEARRESTEERD DOOR DE ALGEMEENE SYNODE, l^g^BN, 9 SEPTEMBER 1851. BEKRACHTIGD BIJ % 's KONINGS BESLUIT VAN DEN 23 MAART 18 51, N°. ï l. PP DEN VOET ALS DAARBIJ VERMELD. v . LEEUWARDEN. 6. T. N. S ü EINfiiE. 1857. IA cent. ALGEMEEN REGLEMENT VOOK DE HERVORMDE KERK IN HET KONINGRIJK DER NEDERLANDEN. (Gearresteerd door de Algemeene Synode, den. Men September 1851. Bekrachtigd bij 's Konings besluit van den SSsten Maart 1852, n'. 3, op den voet als daarbij vermeld.) I. ALGEMEENE BEPALINGEN. Art. 1. De Nederlandsche Hervormde Kerk bestaat uit al de Hervormde gemeenten in het Koningrijk der Nederlanden, Waalsche, Presbyteriaansch-Engelsche en Schotsche, zoowel als Nederduitsche. 2. Tot elke bijzondere gemeente behooren: die op belijdenis des geloofs tot lidmaten zijn aangenomen; die voor alsnog alleen door den doop in hare gemeenschap zijn ingeüjfd; die door geboorte uit Hervormde ouders, of door den overgang hunner ouders tot de Hervormde Kerk, gerekend worden tot eene bijzondere gemeente in betrekking te staan' die in eenige Evangelische gemeente, hetzij hier te lande, hetzij elders zijn erkend, als behoorende tot de Hervormde Kerk, en van hunnen doop of hunne belijdenis door behoorlijke bewijzen hebben doen blijken. 3. Deze allen blijven tot de Nederlandsche Hervormde Kerk behooren, zoolang zij niet door woord of daad ten duidelijkste toonen, zich van haar af te scheiden, of door haar van hunne betrekking tot de Kerk vervallen zjjn verklaard. 4. Het bestuur der Nederlandsche Hervormde Kerk wordt uitgeoefend: 1°. over de gemeenten, door Kerkeraden; 2°. over meer gemeenten vereenigd, door Classikale besturen en Provinciale kerkbesturen; 3°. over al de gemeenten te zamen, door de Synode. De belangen der Oost- en West-Indische Kerken zijn een voorwerp van de aanhoudende zorg der Synode van de Nederlandsche Hervormde Kerk. De betrekking dier Kerken tot de Synode blijft op den tegenwoordigen voet, tot dat zij nader meer kerkelijk kan worden geregeld. 5. De leden dezer besturen worden benoemd door de Kerk, op de wijze, welke verder in de verschillende hoofdstukken van dit reglement is opgegeven. Met uitzondering alleen van die der Kerkeraden en der Algemeene Synode, worden deze leden benoemd voor den tyd van drie jaren. Jaarlijks op den lsten Januarij treedt een derde, of zoo na mogelijk een derde, van hen af. Geen predikant of ouderling kan lid worden van een Provinciaal kerkbestuur, dan na vroeger lid te zijn geweest of nog te zijn van eenig kerkeüjk collegie boven den Kerkeraad; en niemand zal tot ouderling in een Classikaal bestuur benoemd worden, dan die ouderling is, of geweest is bij den Kerkeraad. Niemand kan ten zelfden tijde lid zijn van een Classikaal bestuur en van een Provinciaal kerkbestuur. Een lid van eenig Classikaal bestuur, geroepen wordende tot een Provinciaal kerkbestuur, treedt, bij aanvaarding van deze benoeming, in de eerste betrekking af, en wordt door zijne n secundus vervangen. Ter Synode kunnen, even als de leden van het Provinciaal kerkbestuur, ook hunne secundi worden afgevaardigd. 6. Aan elk der leden van de besturen boven den Kerkeraad wordt een secundus toegevoegd, die de vereischten heeft om als lid op te treden. Bij tijdelijke ontstentenis van den primus treedt de secundus voor hem op als gewoon lid. Bij aftreding tusschentijds van den primus, wordt de secundus gewoon lid, gedurende den diensttijd van den primus. De secundus van den secretaris of scriba vervangt alleen in het laatste geval den secretaris of scriba in zijne bijzondere betrekking. Als een secundus gewoon lid geworden is, verkiest de eerstvolgende vergadering van het bevoegde collegie een ander tot zijn secundns. 7. Van alle benoemingen wordt onverwijld kennis gegeven aan de nieuw benoemden. Van de benoeming tot leden of secundi van eenig bestuur boven den Kerkeraad wordt tevens zoo spoedig mogehjk berigt gezonden aan het Ministerieel Departement, den secretaris der Synode en de onderscheidene kerkelijke besturen, die er belang bij hebben. 8. Alle stemmingen in kerkelijke vergaderingen, ter vervulling van openstaande of openvallende plaatsen, geschieden door de tegenwoordig zijnde leden, en wel met gesloten briefjes. Ter beslissing wordt gevorderd de volstrekte meerderheid der behoorlijk uitgebragte stemmen. Wanneer deze, na twee vrije stemmingen, bij een derde tusschen de twee, die de meeste stemmen op zich vereenigd hadden, blijkt niet verkregen te kunnen worden, zal het lot beslissen. Voor elk lid en voor iederen secundus zal telkens afzonderlijk gestemd worden. -Ipftfp 9. Geen kerkeb'jk bestuur neemt eenig besluit, dan mj tegenwoordigheid van twee derden zijner leden, temrij de vergadering, wegens ongenoegzaam getal van leden, reeds eenmaal was uiteengegaan, en ten tweeden male tot behandeling der zaak wettiglijk was opgeroepen. 10. De leden der kerkelijke besturen stemmen in de vergaderingen, tot welke zij zijn afgevaardigd, altijd hoofdelijk, en zonder aan lastbrieven gehouden te zijn. Elk lid is verpligt zijne stem bepaald uit te brengen, tenzij de vergadering hem van die verpligting ontslaat. 11. De zorg voor de belangen, zoo van de Christelijke Kerk in het algemeen als van de Hervormde in het bijzonder, de handhaving harer leer, de vermeerdering der Godsdienstige kennis, de bevordering van Christelijke zeden, de bewaring van orde en eendragt, en de aankweeking van liefde voor Koning en Vaderland, moeten steeds het hoofddoel zijn van allen, die, in onderscheidene betrekkingen, met het kerkelijk bestuur belast zijn. 12. Geene algemeen verbindende reglementen, of veranderingen in de bestaande, kunnen worden vastgesteld dan door de Synode. Indien deze reglementen of veranderingen bepalingen behelzen, die op de Classikale vergaderingen of de Kerkeraden regtstreeks betrekkingen hebben, zullen de Kerkbesturen de consideratien der Classikale vergaderingen op die punten vragen. (*) Geene bijzondere reglementen voor Provinciale ressorten, of veranderingen daarin, kunnen in werking worden gebragt, dan door de Provinciale kerkbesturen, na de goedkeuring der Synode te hebben ontvangen; geene bijzondere reglementen voor Classikale ressorten, of veranderingen daarin, dan door de Classikale besturen, na de goedkeuring der Provinciale kerkbesturen te hebben erlangd; geene bijzondere reglementen voor de Ringen, of veranderingen daarin, dan door de Bingsvergaderingen, na de goedkeuring van de Classikale besturen te hebben ontvangen. (*) „om door haar regtstreeks aan de Synode te worden opgezonden." Toevoegsel, vastgesteld bij beslnit der Synode d.d. 26 Julij 1855. Deze goedkeuring van een hooger bestuur mag niet geweigerd worden tenzij het blijken mogt, dat de bijzondere reglementen met de algemeene in strijd zijn. Van alle zoodanige verordeningen en veranderingen zal kennis worden gegeven aan het Ministerieel Departement. Dispensatie kan alleen gegeven worden van die bepalingen, welke uitdrukkelijk bij de reglementen zijn aangewezen, en op de wijze daarbij voorgeschreven. 13. De kerkelijke besturen bepalen hunne werkzaamheden binnen de grenzen hunner bevoegdheid, zoodat zij niets behandelen, wat uitsluitend tot den werkkring van een ander collegie behoort. Kerkelijke besturen hebben het regt, in zaken, welke tot hunne bevoegdheid behooren, voorstellen in te dienen en voorlichting te vragen bij de in opklimmenden rang naastvolgende. De verlangde voorlichting zal door deze zoo spoedig mogelijk worden gegeven. Eerstgenoemden zijn gehouden, de aangevraagde berigten, bescheiden en consideratien zonder verwijl op te zenden. 14. Een kerkelijk bestuur, dat vermeent door de besluiten van een in opklimmenden rang volgend bestuur bezwaard te zijn, heeft het regt, zich bij nog hooger te beklagen; doch is inmiddels gehouden, zich naar de ontvangene voorschriften te gedragen, ten ware de zaak in geschil bij einduitspraak niet meer zou kunnen worden gebragt in haar geheel. In dit laatste geval wordt hiervan onverwijld kennis gegeven zoo aan het bestuur, waarover men zich beklaagt, als aan het bestuur, waarbij de eindbeslissing behoort, en als dit laatste de Synode is, dan, in den tusschentijd dat zij niet is vergaderd, aan de Algemeene Synodale commissie. 16. Iedere beslissing van het kerkelijk collegie is vatbaar voor hooger beroep bij het in opklimmenden rang volgend collegie. Van beslissing, in hooger beroep gevallen, wordt geen nieuw appel toegelaten, doch kan alleen vernietiging wor- den gevraagd, wegens schennis of verkeerde toepassing der reglementen. Het verzoek tot vernietiging van uitspraken van Classikale en Provinciale besturen, alsmede van de Waalsche commissie en het Kerkbestuur van Limburg, wordt gedaan bij de Algemeene Synodale commissie, die in dezen beslist. In geval van vernietiging wordt de zaak verzonden aan een ander collegie, van gelijken rang, als dat de vernietigde uitspraak heeft gewezen, Als ook dit collegie uitspraak heeft gedaan, is de zaak definitief beslist. De Synode, geroepen om, hetzij in eersten aanleg, hetzij in hooger beroep, uitspraak te doen, wordt bij uitloting verminderd op de helft harer leden. Indien van die uitspraak herziening wordt gevraagd, wordt de zaak voor de geheele Synode gebragt, die haar definitief beslist. 16. De Hervormde gemeenten, in art. 1 genoemd, behoorende tot hetzelfde geheel, en onder hetzelfde gemeenschappelijk bestuur geplaatst, zullen echter, naar hare bijzondere behoeften en omstandigheden, hare afzonderlijke huishoudelijke inrigtingen kunnen hebben, onder de bepalingen in art. 12 voorkomende. n. BIJZONDERE BEPALINGEN. Hoofdstak 1. Het Kerkelijk Bestuur in de enkele Gemeenten en de Ringen. 17. De plaatselijke gemeenten blijven bepaald binnen de grenzen, waarin zij nu bestaan, zoolang daarin, op wettige, bij dit reglement aangewezen, wijze, geene verandering zal gemaakt zijn. De belangen van elke dier gemeenten zijn toevertrouwd aan predikanten, benevens ouderlingen en diakenen, die allen door lidmaatschap aan die gemeente behooren verbonden te zijn. Bij langdurige ziekte of tijdebjk gemis van een predikant der gemeente, zorgt de Bing, volgens de bepalingen van het Beglement op de Vacaturen, voor de vervulling van zijn dienstwerk. EERSTE AFDEEIJNG. De Kerkeraden. 18. In alle gemeenten, waar het personeel daartoe niet ontbreekt, zal een Kerkeraad zijn. Gemeenten, die, door gebrek aan genoegzaam geschikt en gewillig personeel, geen Kerkeraad kunnen hebben, rijn geplaatst onder het toezigt van het Classikaal bestuur, hetwelk met den predikant, of bij vacature met den consulent, doen zal, wat des Kerkeraads is. 19. De Kerkeraad wordt onderscheiden in aïgemeenen en bijzonderen. De algemeene, die in alle gemeenten, grootere of kleinere, bestaat, is zamengesteld uit een of meer predikanten en uit ouderlingen en diakenen. Tot den bijzonderen, die slechts in gemeenten met drie of meer predikanten gevonden wordt, behooren alleen predikanten en ouderlingen, terwijl diakenen aldaar ook een afzonderlijk collegie uitmaken. De Kerkeraad vertegenwoordigt en bestuurt de gemeente; en wel de algemeene of ook de bijzondere Kerkeraad, naar mate de zaken, die te behandelen zyn, tot den eenen of tot den anderen behooren. 20. Aan predikanten is toevertrouwd en aanbevolen: de openbare verkondiging des Evangelies; het bedienen van Doop en Avondmaal; de leiding der openbare Godsdienstoefening; de hnwehjksuizegening; het geven van Godsdienstonderwijs; de herderlijke zorg en het besturen van al de vergaderingen des Kerkeraads. Aan ouderlingen is toevertrouwd en aanbevolen: met preT dikanten bezig te zijn in de herderlijke zorg voor de ge- meente; de bevordering van en het toezigt op het Godsdienst onderwijs en de handhaving van orde en tucht; voorts het ijverig zamenwerken met dezen in alles, wat aan de Christebjke volmaking der gemeente kan dienstbaar wezen. Aan diakenen is toevertrouwd en aanbevolen de meer bijzondere zorg voor de armen der gemeente. Daartoe zijn zij belast met het dagelijksch beheer der diakonie-goederen, met het innen van alle, onder welken titel ook, aan de diakonie der gemeente aankomende gelden, met de inzameling der liefdegaven en met het besteden van dit een en ander tot die Godsdienstige en zedelijke einden, welke de Christelijke gemeente voor hare armen beoogt. In gemeenten met één of twee predikanten doen zij dit onder medewerking, en in die met drie of meer predikanten onder toezigt van predikanten en ouderlingen. Het vaststellen van collecten, de zorg voor de diakoniegoederen, alsmede voor de geestelijke behoeften der armen, is overal aan predikanten, ouderlingen en diakenen te zamen opgedragen. 21. De Kerkeraden geven, wanneer zij verkeerdheden ontdekken in de administratie der kerkelijke goederen, daarvan kennis aan het Classikaal bestuur. 22. De censuur over de leden der gemeente, met uitzondering van de predikanten, zoowel emeriti als dienstdoende, van de ouderlingen, de diakenen en de candidaten tot de Heilige dienst, geschiedt, ter eerster instantie, door den Kerkeraad, van welks uitspraken men zich kan beroepen op het Classikaal bestuur; alles overeenkomstig het Eeglement van kerkelijk Opzigt en Tucht. 23. Het regt tot benoeming van ouderlingen en diakenen, en tot beroeping van predikanten, berust bij de gemeente. Deze zal, behoudens de verkregen regten van derden, dit bf zelve uitoefenen, of door hen, die zij daartoe bepaaldelijk magtigt, doen uitoefenen, naar gelang zulks, in de nader te maken bijzondere reglementen op de Kerkeraden en de predikants-beroeping, zal worden vastgesteld. Tot dat daarin zal zijn voorzien, blijven de bestaande bepalingen van kracht en toepassing. 24. Wettig verkregen regten van collatoren en floreenpligtigen worden geëerbiedigd, tot zij door wet of overeenkomst zullen zijn opgeheven. Tegen die verkeerdheden of misbruiken, die met het bestaan of de uitoefening van dit regt gepaard gaan, of daarbij plaats kunnen hebben, zullen door de Kerk de noodige maatregelen worden genomen of uitgelokt. Geen Kerkeraad of gemeente kan het regt van vrije beroeping in eene collatie veranderen, noch ook immer aan iemand overdragen. 25. De huishoudelijke belangen der gemeente kunnen, in overeenstemming met de algemeene of provinciale verordeningen, door plaatselijke reglementen worden geregeld, doch zal van zulke reglementen mededeeling aan de Classikale besturen geschieden. TWEEDE AFDEELING. De Hingen. 26. Predikantsplaatsen van ééne gemeente of van eenige gemeenten te zamen worden vereenigd tot Ringen. Naar plaatselijke omstandigheden is die vereeniging zóó mgerigt, dat de dienst in de gemeenten, ook bjj vacature en andere ongelegenheden, steeds behooriijk kan worden waargenomen. In de bestaande verdeeb'ng kunnen geene veranderingen worden gemaakt, dan door de Provinciale kerkbesturen, na vooraf de consideratien der in de zaak betrokkene Classikale besturen te hebben ingewonnen. Van de gemaakte veranderingen zal kennis gegeven worden aan de Synode. 27. De predikanten, dienstdoende bij gemeenten tot zoodamgen Eing behoorende, zijn verpligt tot onderling hulpbetoon, in geval van nood, behoudens de bepalingen op het hulppredikerschap. Zij moeten, bij vacature, zorgen voor de vervulling van al de deelen van het herder- en leeraarwerk, die hun ter waarneming door het Reglement op de Vacaturen worden opgedragen. 28. Tot dat einde verdeelen zij onderling de consulentschappen voor de verschillende gemeenten, en maken huishoudelijke bepalingen ten opzigte van het Godsdienst-onderwijs, de openbare eeredienst en het herderlijk werk in de hulpbehoevende gemeenten; een en ander onder goedkeuring van het Classikaal bestuur. 29. De Ringen vergaderen, zoo dikwerf zij dit noodig achten, in de hoofdplaats van den Ring, of in eenige andere plaats, door hen zelve te bepalen, en kiezen jaarlijks uit nun midden een praetor, vice-praetor, scriba en quaestor.— De Waalsche predikanten zijn leden der Ringsvergadering. 30. Van het hun bij artt. 27—29 van dit reglement opgedragen werk zijn zij verantwoordelijk aan het Classikaal bestuur, waaronder zij behooren. Hunne verdere werkzaamheden bestaan in de overweging en behandeling van onderwerpen, de Godsdienst en het Christendom, de bevordering van bijbelkennis en de waarneming van hunne bediening betreffende. Jaarlijks zenden zij een verslag van hunne werkzaamheden in bij het Classikaal bestuur, dat deze verslagen, door het Provinciaal kerkbestuur, doet toekomen aan de Synode. 31. De Ringsvergaderingen hebben het regt, om bij de onderscheidene kerkbesturen waaronder z\j behooren, 'voorstellen in te leveren, maar zij zijn wederkeerig verpligt, de door dezen verlangde berigten, consideratien en bescheiden ten spoedigste in te zenden. 32. Verschillen in en tusschen de Ringsvergaderingen, en tusschen deze en de Kerkeraden, worden onderworpen aan de beslissing van het Classikaal bestuur. Hoofdstuk 2. Het Kerkelijk Bestuur over meer Gemeenten te zamen. EERSTE AFDEEUNG. Algemeene bepalingen. 33. Meerdere, in elkanders nabijheid gelegene gemeenten, worden, ter geregelde uitoefening van het kerkelijke bestuur, vereenigd tot Classen. De( gezamenlijke Classen in ééne provincie vormen een Provinciaal ressort 34. Er zijn de navolgende Provinciale ressorten met hunne Classen: Gelderland met 6 Classen: Arnhem, Nijmegen, Zutphen, Tiel, Bommel en Harderwijk. Zuidholland „ 6 „ 'sGravenhage, Botterdam, Leiden , Dordrecht, Gouda en Brielle. Noordholland „ 5 „ Amsterdam, Haarlem, Alkmaar, Hoorn en Edam. Zeeland „ 4 „ Middelburg, Zierikzee. Goes en IJzendijke. Utrecht „ 3 „ Utrecht, Amersfoort en Wijk. Friesland „ 5 „ Leeuwarden, Sneek, Franeker, Dokkum en Heerenveen. Overijssel „ 3 g Zwolle, Deventer en Kampen. Groningen „ 4 j Groningen, Winschoten, Appingadam en Onderdendam. Noordbrabant „ 4 „ 's Hertogenbosch, Breda, Hemden en Eindhoven. Drenthe B 3 ,, Assen, Meppel en Coevorden. Be Waalsche gemeenten en die van het hertogdom Limburg maken afzonderlijke kerkressorten uit. De Presbyte- riaansch-Engelsche en Schotsche gemeenten behooren tot de kerkelijke ressorten der Nederduitsche gemeente in de stad, waar zij gevestigd zijn. 35. In de grensscheidingen der Classen en in de bepaling der hoofdplaatsen zullen geene veranderingen kunnen worden gemaakt, dan door de Synode, op voorstel van de Classikale besturen, die er in betrokken zijn, na gehoord te hebben de Provinciale kerkbesturen, waaronder zij ressorteren. Van alle zoodanige veranderingen zal terstond kennis worden gegeven aan het Ministerieel Departement. 36. De belangen van de gezamenlijke gemeenten in de afzonderlijke gedeelten der Nederlandsche Hervormde Kerk, zijn toevertrouwd aan Classikale vergaderingen (overeenkomstig de bepalingen van artt. 37 tot 40), aan Classikale besturen en Provinciale kerkbesturen. De belangen van de Waalsche gemeenten en van die in Limburg zijn toevertrouwd, eerstgenoemden aan de Waalsche Reünie en de Commissie tot de zaken der Waalsche Kerken, laatstgenoemden aan de jaarüjksche Kerkelijke vergadering en het Kerkbestuur van Limburg. 37. De leden der Classikale en Provinciale besturen worden benoemd door de Classikale vergadering, jaarlijks op den laatsten woensdag in de maand Junij te houden in de hoofdplaats der Classe. De leden der Commissie tot de zaken der Waalsche Kerken worden benoemd door eene Waalsche vereeniging of Reünie, welke, zooveel zulks mag te pas komen, de Classikale vergaderingen vervangende, jaarlijks gehouden wordt op zoodanige plaats, als door de Réunie des vorigen jaars zal bepaald zijn. De leden van het Kerkbestunr van Limburg worden benoemd door de jaarüjksche Kerkelijke vergadering, op den laatsten woensdag in de maand Junij te houden te Maastricht; welke Kerkelijke vergadering ook, zooveel zulks mag te pas komen, de Classikale vergadering vervangt. 38. De Classikale vergadering bestaat uit wettige vertegenwoordigers der Kerkeraden, zijnde al de dienstdoende predikanten, benevens zoovele dienstdoende ouderlingen, als door den Kerkeraad van elke gemeente in het ressort, voor hare rekening, zullen worden afgevaardigd, mits het getal der predikanten niet te boven gaande. Het regt van afvaardiging van eenen ouderling heeft de Kerkeraad ook, wanneer de gemeente vacant is. In gecombineerde gemeenten met meer Kerkeraden zal de afvaardiging van de ouderlingen door hen bij toerbeurten geschieden. Afgevaardigde ouderlingen zullen, zonder schriftelijk bewijs van benoeming, niet ter vergadering worden toegelaten. De afgevaardigden ter Classikale vergadering doen aan de Kerkeraden verslag van hetgeen daar belangrijks is geschied. 39. Praeses, assessor en scriba van deze vergadering zijn rij, die deze betrekkingen bij het Classikaal bestuur bekleeden; doch de overige leden des Classikalen bestuurs hebben als zoodanig hier geene zitting. 40. Aan de Classikale vergaderingen behoort: 1°. het doen van benoemingen, welke haar zijn opgedragen ; 2°. het geven van consideratien op zoodanige punten in vast te stellen reglementen of veranderingen in de bestaande, als zijn aangeduid bij het daaromtrent bepaalde in art 12; 8». het opnemen en afsluiten der Classikale rekeningen, de regeling van hetgeen betrekking heeft op de fondsen, waartoe die rekeningen behooren, en in het bijzonder het benoemen van een Classikalen quaestor; 4°. het beraadslagen over hetgeen bevorderlijk kan zijn aan de belangen der bijzondere en gezamenbjke gemeenten in het Classikaal ressort, inzonderheid wat betreft het godsdienstig en kerkelijk leven; 5°. het in overweging nemen van de voorstellen harer leden, om ze, als de hare overgenomen zijnde, aan de Classikale besturen en Provinciale kerkbesturen, alsmede aan de Synode, op te zenden; 6*. het opnemen en afsluiten van de rekeningen der Clas- sikale weduwenbeurzen, door die leden der vergadering, die tevens leden dezer beurzen zijn. Aan hen verblijft ook het benoemen van quaestoren dezer weduwenbeurzen en de behandeling van alles wat verder op haar betrekking heeft. TWEEDE AFDEELING. Het Classikaal Bestuur. 41. In elk Classikaal ressort is een Classikaal bestuur, bestaande uit praeses, assessor, scriba en twee of meer dienstdoende predikanten, benevens één ouderling voor elk tweetal predikanten, die in het bestuur zitting hebben. Bessorten met 20 en minder predikants-plaatsen zullen twee, die van 21 tot 35 drie; van 36 en daarboven vier predikanten benoemen. 42. De praeses, assessor, scriba en verdere leden van dit bestuur worden, met hunne secundi, benoemd door de Classikale vergadering, bij vrije keuze. De scriba en zijn secundus worden bij voorkeur gekozen uit de predikanten van de Classikale hoofdplaats of hare nabijheid. Praeses, assessor en scriba blijven als zoodanig werkzaam, gedurende den tijd van hunne zitting. 43. Aan de Classikale besturen wordt opgedragen, behalve het vermelde in art. 12: 1°. het toezigt over de gemeenten, predikanten (emeriti zoowel als dienstdoende), candidaten tot de Heilige dienst, ouderlingen en diakenen (verg. art. 22); 2°. het kennis nemen van geschillen bij of tusschen de Kerkeraden der gemeenten, alsmede tusschen deze en de Bingen, of tusschen de Bingen onderling; 3". de behandeling van geschillen en van zaken, behoorende tot de kerkelijke tucht, te weten: over de leden der gemeenten in cas van appel; en over predikanten, candidaten tot de Heilige dienst, ouderlingen en diakenen, ter eerster instantie; p 4°. het examineren van degenen, die tot het geven van Godsdienst-onderwijs verlangen te worden toegelaten, en hét verleenen van admissie aan zoodanigen, bij gunstigen uitslag van het onderzoek; 5°. het waken voor de belangen van vacante gemeenten en van predikants-weduwen en weezen in het ressort, alsmede voor de regten der Classe op de Classikale weduwenbeurzen ; 6°. het toezigt op de administratie der diakonie-, en het acht geven op die der kerkelijke goederen; 7°. het nemen van noodige maatregelen tot het bepalen in geval van onzekerheid, het beslissen in geval van geschil, en het veranderen in geval van noodzakelijkheid, van de grensscheidingen tusschen de onderscheidene gemeenten onder hun ressort, na de Eerkeraden der belanghebbende gemeenten gehoord te hebben, en, wat verandering betreft, onder goedkeuring van het Provinciaal kerkbestuur; 8°. het jaarlijks geven aan de Classikale vergaderingen van een beknopt verslag der gewigtigste werkzaamheden, door het bestuur verrigt 44. Tot dat einde: 1°. corresponderen zij met de kerkelijke besturen en andere collegien, en, waar zij het noodig achten, met bijzondere personen; 2°. doen zij, jaarlijks bij schriftelijke aanvragen, doch' om de drie jaren, en voorts zoo dikwijls 'zij dit bij eenige gemeente noodig achten, persoonlijk, kerkvisitatie, volgens de daarop bestaande verordeningen. Zij'geven steeds kennis van het resultaat hunner onderzoekingen aan de Provinciale kerkbesturen; 3°. onderzoeken zij voorloopig alle geschillen en aanklagten, beoordeelen, aan wie de behandeling er van moet worden opgedragen, en breDgen overeenkomstig die beoordeeling, de zaak of ten einde, bf ter plaatse waar zij behoort. 45. Zij zijn bevoegd tot het schorsen van predikanten, candidaten tot de Heilige dienst, ouderlingen en diakenen. 46. De Classikale besturen houden hunne gewone ver- I gaderingen in de Classikale hoofdplaats, op de laatste woensdagen van de maanden Maart, Mei, September en November. Zij kunnen echter hunne bijeenkomsten uitstellen of vervroegen indien omstandigheden dit vereischen. De praeses heeft het regt, en is, door twee leden schriftelijk hiertoe verzocht zijnde, verpligt, buitengewone vergaderingen te beschrijven. 47. Bij afwezigheid van den praeses, treedt de assessor in zijne plaats op, en wordt deze vervangen door dien predikant, die het oudste lid der vergadering is, gerekend naar den tijd van zijne benoeming. Bij onvoorziene afwezigheid wordt de scriba vervangen door een der leden, dien de bestuursvergadering daartoe zal aanwijzen. DERDE AFDEELING. Het Provinciaal Kerkbestuur. 48. In elk Provinciaal ressort is een Provinciaal kerkbestuur, bestaande uit dienstdoende predikanten en uit ouderlingen. Elke Classe benoemt daartoe een predikant uit haar midden en, wanneer het Provinciaal kerkbestuur zulks verlangt, bij beurtwisseling nog één [daarenboven uit het Provinciaal ressort. Voor elk tweetal aldus benoemde predikanten is één ouderling, door de Classikale vergaderingen bij beurtwisseling af te vaardigen. De Commissie voor de zaken der Waalsche Kerken bestaat uit vijf predikanten en twee ouderlingen. Het Kerkbestuur van Limburg is zamengesteld uit vier predikanten en twee ouderlingen. Voor de kerkbesturen, welke niet meer dan drie Classen onder hun ressort hebben, zullen ook zoo vele predikanten tot tertü worden benoemd, als er predikanten in het bestuur zijn. 49. Ieder Provinciaal kerkbestuur kiest zich, uit de predikanten in zijn midden, een president en vice-president Den secretaris kunnen zij uit de predikanten in hun midden kiezen, of ook daarbuiten, maar in het laatste geval heeft hij slechts eene adviserende stem. De secretaris wordt, bij onvoorziene afwezigheid vervangen door een lid, hetwelk de bestuursvergadering daartoe aanwijst. 50. De gewone vergaderingen worden gehouden drie malen 's jaars, op de eerste woensdagen der maanden Mei, Augustus en October. Zij kunnen echter worden uitgesteld of vervroegd, indien de omstandigheden dit vereischen. De president heeft het regt, en is, door twee leden hiertoe schriftelijk verzocht zijnde, verpligt, buitengewone vergaderingen te beschrijven. De gewone vergaderplaatsen der Provinciale kerkbesturen zijn: voor Gelderland, „ Zuidholland, *'* Gravenhage; „ Noordholland, Amsterdam; „ Zeeland, Middelburg; „ Utrecht, Utrecht; „ Friesland, Leeuwarden; „ Overijssel, Zwolle; „ Groningen, Groningen; „ Noordbrabant, 's Hertogenbosch; „ Drenthe, De Commissie voor de Waalsche Kerken zal vergaderen te 's Gravenhage, Amsterdam of Utrecht, of ter plaatse waar de Bennie vergadert, en het Kerkbestuur van Limburg te Maastricht. 51. Aan de Provinciale kerkbesturen wordt, behalve, het in art. 12 genoemde, opgedragen; 1°. het toezigt over de Classen en derzei ver besturen, ter handhaving der kerkelijke reglementen en verordeningen; 2°. het kennis nemen en beslissen van geschillen, welke in de Classikale vergaderingen en bestaren, of tusschen dezelve, zijn ontstaan; 3". de behandeling van geschillen en van zaken, behoorende tot de kerkelijke tucht, te weten in cas van appel, en ter eerster instantie, wanneer het misdrijven geldt, voor welke de kerke-orde afzetting eischt, of zaken, waarin de Classikale besturen, of derzelver leden, als zoodanig, betrokken zijn; 4°. het examineren van candidaten in de Godgeleerdheid, en het toelaten tot de Heilige dienst, bij gunstigen uitslag van het onderzoek; 5°. het waken en zorgen voor de Godsdienstige en kerkelijke belangen in geheel het Provinciaal ressort, met name ook voor de Provinciale weduwenbeurzen; 6°. het behandelen, en, zoo mogelijk, afdoen van zaken, welke betrekking hebben op de diakonie-administratie, voor zooverre zij bij de Classicale besturen niet beslist kunnen worden. In het belang der administratie van kerkelijke goederen stellen zij zich, des noodig, in verband met het Provinciaal collegie vtn toezigt; 7°. het nemen van noodige maatregelen tot het bepalen bij onzekerheid, het beslissen bij geschil, het veranderen by noodzakelijkheid, der grensscheidingen tusschen twee of meer gemeenten in hunne provincie, behoorende tot verschillende Classikale ressorten, na de Classikale besturen en de Kerkeraden der gemeenten, die er in betrokken zijn, gehoord te hebben, en, in geval van verandering, onder goedkeuring der Synode. 52. Tot dat einde: 1°. corresponderen zij met alle kerkelijke besturen en collegien zonder uitzondering, en, waar zij het noodig achten, ook met alle burgerlijke en regterlijke, of met bijzondere personen; 2°. geven zij der Synode geregeld die berigten van hunne verrigtingen en zenden aan haar die verslagen der Classicale besturen toe, welker mededeeling door de bestaande reglementen gevorderd, of door hen zelve geraden mogt geacht worden. 53. Zij zijn bevoegd, predikanten, candidaten, ouderlingen en diakenen af te zetten, en aan emeriti het Heilig dienstwerk te verbieden. 54. In geval van verschil tusschen twee of meer Classikale besturen hetwelk door het Provinciaal kerkbestuur niet kan vereffend worden, of van verschil van eenig Classikaal bestuur met het kerkbestuur zelf, wordt de zaak ter beslissing aan de Synode gebragt. Hoofdstuk 3. Het Kerkelijk Bestuur over al de Gemeenten te zamen. EERSTE AJDEELTNO. Be Synode. 55. De algemeene belangen der gemeenten, behoorende tot de Nederlandsche Hervormde Eerk, zijn toevertrouwd aan de Algemeene Synode, die de Eerk vertegenwoordigt en voor haar in regten optreedt. 56. Elk der in art. 34 genoemde Provinciale kerkbesturen benoemt jaarlijks, in zijne vergadering van Mei, een predikant uit zijne leden of hunne secundi, tot het bqwonen der Synodale vergadering, benevens een secundus, die echter niet optreedt, dan in geval het benoemde lid belet wordt zich naar de Synode te begeven. Op gelijke wijze wordt door de Commissie tot de zaken der Waalsche Eerken een predikant en door het Eerkbestuur van Limburg een lid naar de Synode afgevaardigd, gelijk ook door de Commissie voor de zaken der Oost- en West-Indische Eerken een lid overeenkomstig het slot van art. 4. Bovendien worden naar de Synode drie ouderlingen afgevaardigd, bij beurtwisseling te benoemen door de Provinciale kerkbesturen uit verschillende provinciën, naar de orde, waarin zij in art. 34 voorkomen, en door de Commissie voor de zaken der Waalsche Eerken, uit haar ressort. Voorts hebben ter Synodale vergadering zitting de secretaris der Synode en de quaestor-generaal, met adviserende stem. De laatste woont alleen die zittingen bij, waarin geldelijke aangelegenheden worden behandeld. Eindelijk wordt door elke der Hervormde Godgeleerde faculteiten op de drie hoogescholen te Leiden, Utrecht en Groningen, een hoogleeraar benoemd, om als prae-adviserend lid de Synode by te wonen. De secretaris, van de benoeming der afgevaardigden met hunne secundi kennis bekomen hebbende, zal eene naamlijst van de leden der vergadering aan elk van deze doen toekomen, met aanwijzing van den oudsten in diensttijd onder de afgevaardigde predikanten. 57. De Synode kiest zich uit de predikanten der Nederlandsche Hervormde Kerk, haren vasten secretaris, die met der woon gevestigd zal zijn te '* Gravenhage of in den omtrek. Zijn secundus wordt benoemd voor drie jaren. Deze zal, bij aftreden van den secretaris, diens werkzaamheden waarnemen, tot dat een nieuwe secretaris, door de eerstvolgende Synode te benoemen, zijne betrekking zal hebben aanvaard. Nopens het regt, den pligt, de toelaag en het ontslag van den secretaris zal door de Synode bij bijzondere overeenkomst en instructie nadere bepaling worden gemaakt, waarvan afschrift aan den secundus zal worden overgelegd. Ook benoemt zij, bij voorkeur uit de leden der kerkgemeente te Amsterdam, eenen quaestor met zijnen secundus, voor onbepaalden tijd. Over hunne continuatie zal de Synode jaarlijks haar goedachten uitspreken. Hunne regten en pligten worden in eene bijzondere instructie omschreven. 58. Voor het hoofd van het Departement voor de zaken der Hervormde Eeredienst enz. en zijnen secretarisgeneraal, mits beide van Frotestantsche belijdenis, of, bij ontstentenis van dezen, een commissaris des Konings, de Hervormde Godsdienst belijdende, staat de toegang open tot bijwoning der Synodale vergaderingen. 59. De gewone Synodale vergadering wordt, éénmaal 's jaars te '* Gravenhage gehouden, aanvangende op den eersten woensdag in de maand Julij. Deze tijdsbepaling kan niet worden veranderd, noch eene buitengewone vergadering der Synode beschreven dan door de Synodale commissie, met kennisgeving aan Zijne Majesteit den Koning. Tot eene buitengewone Synode worden de leden der laatstgehoudene Hooge Kerkvergadering zamengeroepen. 60. De Synode begint telken jare hare werkzaamheden met, onder leiding van den oudsten in diensttijd der afgevaardigde predikanten, uit dezen voor zich een president en vice-president, met plaatsvervanger, te verkiezen. 61. Bij de Synode berust de hoogste wetgevende, regtsprekende en besturende magt, onder de verschillende waarborgen in dit Algemeen Beglement en in bijzondere reglementen vastgesteld. 62. Zy arresteert de reglementen, welke voor de geheele Hervormde Kerk verbindende zijn. Elk reglement, door haar voorloopig aangenomen, wordt gezonden aan de Provinciale kerkbesturen om er hunne consideratien op in te winnen. Van deze neemt zij kennis en maakt zij'naar eigen oordeel gebruik, om daarna het reglement, met de veranderingen er in gemaakt, andermaal aan de Provinciale kerkbesturen te zenden, die er dan hunne stem over uitbrengen. Wanneer de volstrekte meerderheid dier kerkbesturen zich voor het aannemen van het reglement verklaart, wordt het, als finaal aangenomen, door de Algemeene Synodale commissie uitgevaardigd. Met veranderingen in de bestaande reglementen wordt evenzoo gehandeld. 68. De regtsprekende magt der Synode wordt uitgeoefend naar art. 15 van dit Algemeen Beglement en naar het Beglement van kerkelijk Opzigt en Tucht. Zij beslist geschillen, welke in of tusschen Provinciale kerkbesturen mogten ontstaan. 64. De besturende magt der Synode gaat over de algemeene belangen der Nederlandsche Hervormde Kerk, en in het bijzonder over alles, wat de openbare Godsdienst en de kerkelijke instellingen betreft. Zij staat in onmidde- lijk verband met het Ministerieel Departement voor de zaken der Hervormde Eeredienst, enz. 65. Bjj de Synode berust het beheer der algemeene kerkelijke fondsen. Zij voert dat onder administratie van den quaestor-generaal, over welke het toezigt is opgedragen aan de na te melden Algemeene Synodale commissie, en, voor zooveel de algemeene classikale kas aangaat, met verantwoording aan de Hooge Begering. Omtrent de administratie der bijzondere kerk-, pastorij-, custorij- en andere gemeentefondsen, en de betrekking tusschen derzelver bestuurders en de Kerkeraden zullen nadere bepaüngen worden ontworpen. TWEEDE AFDEELING. Be Algemeene Synodale Commissie. 66. Tusschen de gewone jaarlijksche vergaderingen der Synode, worden, in haren naam, de belangen der Nederlandsche Hervormde Kerk behartigd en waargenomen door een collegie, onmiddelijk uitgaande van, en in betrekking staande tot de Synode, onder den naam van Algemeene Synodale Commissie. 67. Deze commissie bestaat uit den president, den vicepresident en den secretaris der Synode, voorts uit drie predikanten en drie ouderlingen, zooveel mogelijk te benoemen uit de verschillende kerkressorten. Aan elk der leden van deze commissie wordt een secundus toegevoegd. Zij hebben allen concluderende stem, behalve de secretaris, die eene adviserende heeft. Verder heeft in deze vergadering zitting, met prae-adviserende stem, een hoogleeraar in de Godgeleerdheid aan eene der drie hoogescholen des Bijks, door de drie respective Godgeleerde faculteiten beurtelings te benoemen. 68. De predikanten en ouderlingen, leden dezer commissie, benevens hunne secundi, worden benoemd door de Synode, voor den tijd van drie jaren. TeUcenjare treedt, met den dag op welken de gewone jaarlijkscbe vergadering der Synode gesloten wordt, een derde gedeelte af, zijnde de aftredenden niet herkiesbaar dan na twee jaren. De hoogleeraar wordt door de aan de beurt zijnde Godgeleerde faculteit afgevaardigd, voor den tijd van één jaar. De president, vice-president en secretaris ter laatste Synodale vergadering fungeren ook bij deze commissie als zoodanig. 69. De vergaderingen dezer commissie kunnen, gelijk die der Synode, door het hoofd van het Ministerieel Departement en den secretaris-generaal, beiden van Protestantsche belijdenis, worden bijgewoond. 70. Aan deze commissie is opgedragen: 1°. het uitvoeren van alles wat de Synode haar heeft in last gegeven; 2°. het toezigt op de nakoming van alle kerkelijke reglementen en synodale besluiten; 3°. de behandeling en beslissing in vorderingen tot cassatie van in appel gedane uitspraken, overeenkomstig art. 15; 4°. het toezigt op de administratie der algemeene kerkelijke fondsen, met magt, om, waar de zaak bij uitstel lijden zou, daaromtrent te doen hetgeen der Synode is; 5°. het houden van zoodanig algemeen toezigt op de administratie van kerkelijke goederen, als haar bij een reglement zal worden opgedragen; 6°. de behandeling van spoed vorderende zaken, welke tot de bevoegdheid der Synode behooren; 7°. de correspondentie, omtrent alle voorkomende zaken, met collegien van kerkelijk bestuur en beheer, met de Godgeleerde faculteiten en met de Hooge Eegering. 71. De Synodale commissie biedt jaarlijks der Synode een overzigt aan van den staat der Nederlandsche Hervormde Kerk. 72. De commissie vergadert te '* Gravenhage, gewoonlijk twee malen 's jaars, ééns in het voorjaar en eens in het najaar, en voorts zoo dikwerf zulks door haar moderamen noodig zal worden geacht. 73. Alle kerkelijke collegien zjjn verpligt, aan deze commissie alle door haar gevraagde inlichtingen te geven, en aan hare aanschrijvingen te voldoen, behoudens het bepaalde bij art. 14. 74. De commissie is, wegens alles wat door haar wordt verrigt, verantwoording schuldig ter eerste gewone Synodale vergadering. Bij de raadpleging over deze verantwoording heeft geen der synodale leden, die tevens bid is van de Algemeene Synodale commissie, eene concluderende stem. Van uitspraken door haar gedaan ten gevolge van beroep in cassatie, geeft zij aan de Synode alleen verslag. SLOTBEPALING. In dit reglement kan geene verandering worden gemaakt, dan door de Synode. Bij verandering van deze grondregehng des bestuurs wordt vereischt, dat eerst de consideratien der Provinciale kerkbesturen zijn gevraagd, en voorts de toestemming van twee derden hunner zij verkregen, nadat deze gehoord zullen hebben de respective Classikale besturen. (Verg. art. 62). Aldus gearresteerd en ter bekrachtiging aan Zijne Majesteit den Koning aangeboden door de Algemeene Synode van de Nederlandsche Hervormde Kerk, den 9den September 1851. Bekrachtigd bij 's Konings besluit van den 23sten Maart 1852, n°. 3, op den voet als daarbij vermeld. *S KONINGS BESLUIT TER BEKRACHTIGING VAN HET ALGEMEEN REGLEMENT. (23 Maart 1852, No. 3.) Wh WILLEM III, bij de gratie gods, koning der nederlanden, peins van oranje-nassau, groot-hertog van luxemburg, enz., enz., enz. Op de voordragt van Onzen Minister van Justitie, voorloopig belast met het bestuur van het Departement voor de zaken der Hervormde Eeredienst enz. van den 12den Januarij 1852, n°. 23, omtrent een verzoek van de Algemeene Synode der Nederlandsche Hervormde Kerk, strekkende tot het erlangen van Onze bekrachtiging op het in afschrift door Haar daarbij overgelegd Algemeen Eeglement voor de Hervormde Kerk in het Koningrijk der Nederlanden, door de Synode gearresteerd den 9den September 1851. Den Baad van State gehoord (advies van den 15 den Maart 1852, n°. 5); Gelet op het nader rapport van Onzen voornoemden Minister van den 19den dezer, n°. 11; Gezien het zesde hoofdstuk der Grondwet; Gezien het bestaande Algemeen Beglement voor het bestuur der Hervormde Kerk in het Koningrijk der Nederlanden, gearresteerd bij Koninklijk besluit van den 7den Januarij 1816, n". 1; Inzonderheid gelet op art. 15 van dat reglement, luidende, volgens de veranderde, bij Koninklijk besluit van den 25sten Julij 1843, n". 55, vastgestelde redactie, als volgt: i,Geene veranderingen kunnen in dit reglement gemaakt worden, dan door de Algemeene Synode der Nederlandsche Hervormde Kerk, welke echter, voor en aleer te dier zake een besluit te nemen, daarop de eonsideratien zal inwinnen der Provinciale kerkbesturen, en zal zoodanig besluit, alvorens te worden uitgevoerd, aan Zijne Majesteit den Koning ter bekrachtiging worden aangeboden;" Gezien de bij Ons besluit van den 15den Mei 1850, n", 81 bekrachtigde wijzigingen in het bestaande Algemeen Reglement, hoofdzakelijk betreffende de benoemingen tot het kerkbestuur; Overwegende: dat het ter bekrachtiging aangeboden Algemeen Reglement, overeenkomstig het beginsel door de Synode tot grondslag van het herzieningswerk gelegd, beschouwd moet worden als eene ontwikkeling van het bestaande Algemeen Reglement, in de rigting der aan de Kerk toekomende zelfstandigheid; dat de van het bestaande reglement afwijkende bepalingen, die in dit nieuwe Algemeen Reglement zijn opgenomen, door de Synode zijn vastgesteld, na daarop de consideratien der Provinciale kerkbesturen te hebben ingewonnen, en alzoo daaraan Onze bekrachtiging kan worden geschonken: dat echter het Staatsbelang vordert, om aan het verleenen van deze Onze bekrachtiging zoodanige beperkingen te verbinden, als geëigend zijn om daarvan den zin en de strekking voor de toekomst te bepalen, Hebben goedgevonden en verstaan: het Algemeen Reglement voor de Nederlandsche Hervormde Kerk, door de Algemeene Synode der Nederlandsche Hervormde Kerk vastgesteld den 9den September 11., zoodanig als het door de Synode overgelegd afschrift daarvan hiernevens is gevoegd, te bekrachtigen en er in toe te stemmen, dat met de invoering van dat reglement, buiten werking worde gesteld het Algemeen Reglement op het bestuur der Nederlandsche Hervormde Kerk, gearresteerd by Koninklijk besluit van den 7den Januarij 1816, n°. 1, met dien verstande: 1". dat, in verband tot de in het reglement voorkomende bepalingen omtrent de magt, bevoegdheid of roeping der Synode en Synodale commissie, of van andere collegien van Kerkelijk bestuur, Onze bekrachtiging niet zal kunnen worden opgevat als eene erkenning van het regt des kerkbestuurs tot eenige uitbreiding van gezag of bevoegdheid, welke niet zou kunnen worden overeen gebragt met het beginsel, tot grondslag van het herzieningswerk gelegd; 2°. dat bij name het vaststellen van bepalingen omtrent de administratie der bijzondere kerk-, pastorij-, kosterijen andere gemeentefondsen en goederen, niet kan geacht worden daardoor als eene bevoegdheid der Synode te zijn erkend; 3°. dat Onze bekrachtiging van dit Algemeen Beglement niet zal kunnen worden opgevat in zoodanigen zin, als of zij op zich zelve en buiten verband met andere verordeningen, geacht zou kunnen worden eenige bepalingen van dit Algemeen Beglement of van speciale reglementen of kerkelijke voorschriften, in het vervolg, buiten Onze goedkeuring vast te stellen, buiten de Kerk verbindend te maken, hetzij ten aanzien der Regering of der Staats-ambtenaren, hetzij ten aanzien der tot de inrigting van den Staat behoorende besturen en collegien; 4°. dat uit het voorkomende aan het slot van art. 4 niets zal kunnen worden afgeleid ten aanzien der bevoegdheid van de Synode der Nederlandsche Hervormde Kerk, tot regeling der belangen en betrekkingen van de Profes tantsehe Kerken in Neêrlandsch Oost- en West-Indie, waaromtrent Wij Ons voorbehouden de bestaande bepalingen, zoo noodig, te wijzigen, in verband tot de behoeften en belangen dier Kerken, de regten van den Staat en de aanspraken welke, naast de Hervormde Kerk, ook de andere daarbij betrokken kerkgenootschappen kunnen doen gelden; 5°. dat alle eventuële veranderingen, hetzij in het thans bekrachtigde Algemeen Reglement, hetzij in andere reglementen of reglementaire bepalingen, mitsgaders alle nieuwe reglementen en reglementaire bepalingen, dadelijk ter kennis van de Regering zullen worden gebragt, door het collegie van kerkelijk bestuur, 't welk die veranderingen, reglementen of reglementaire bepalingen vaststelt, of, zoo daarop goedkeuring of bekrachtiging van hooger kerkeUjk bestuur wordt vereischt, door het collegie van bestuur 't welk de goedkeuring of bekrachtiging verleent; 6°. dat mede van alle benoemingen en veranderingen in het personeel der besturen boven den Kerkeraad, dadelijk aan de Regering zal worden kennis gegeven, door het collegie 't welk de benoeming heeft gedaan, of waarin de verandering van personeel heeft plaats gehad; 7» dat geene verandering van jurisdictie of begrenzing, hetzij van kerkelijke besturen, hetzij van kerkelijke gemeenten, zal kunnen worden tot stand gebragt, zonder Onze goedkeuring; 8°. dat de artikelen van het Algemeen Eeglement, welke van invloed zijn ten aanzien der betrekking tusschen Staat en Kerk, niet zullen kunnen veranderd worden zonder Onze bewilliging; 9°. dat alle bestaande verordeningen verbindend blijven, zoolang zij niet op wettige wijze zijn vervangen of afgeschaft; 10°. dat uit art. 24 niets zal kunnen worden atgeleid. ten nadeele der regten van collatoren en floreenpligtigen; 11». dat Onze bekrachtiging van het Algemeen Eeglement geen grond zal kunnen opleveren, om van Staatswege voorziening in te roepen in de meerdere kosten, welke het kerkbestuur, hetzij door meer talrijke vergaderingen van de Synode of anderzins, mogt vorderen. Onze voornoemde Minister van Justitie, voorloopig belast met het bestuur van het Departement voor de zaken der Hervormde Eeredienst enz., is belast met de uitvoering van dit besluit, waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Eaad van State. Snelpers-druk van G. T. N. SURINGAR. Bijlage A. TOT HET ALGEMEEN REGLEMENT. Veranderingen in het algemeen reglement. Gearresteerd door de Algemeene Synode der Nederlandsche Hervormde Kerk, in hare zittingen van 16, 17 en 31 Julij, en 4 Augustus 1863, en, na kennisgeving aan de Regering, volgens art., 1 van de wet van 10 September 1853 (Staatsblad n°. 102), uitgevaardigd door de Algemeene Synodale Commissie den 18den Februarij 1864, om in werking te treden den laten April 1864. In art. 7, 2de lid, art. 12, 7de lid, en art. 35, 2de lid voor „het Ministerieel Departement," te lezen: „het daartoe aangewezen Ministerieel departement." Artt. 58 en 69 te doen wegvallen. Art. 64, de tweede zinsnede dus te lezen: „Zij staat in onmiddellijk verband met het daartoe aangewezen Ministerieel departement." In art 67 aan het eerste lid toe te voegen: „Met uitzondering van den Secretaris, hebben alleen dienstdoende predikanten in deze commissie zitting." LEEUWARDEN, G. T. N. SURINGAR 1864. É Bij den uitgever dezes: DA ISY BÜRNS. NAAK HET ENGELSCH VAN 't JULIA KAVANAGH. Twee deelen met këurige vignetten / 6-„„. Vatsy Burnt is geen gewoon boek, geen gewone roman, al speelt liefde er ook de hoofdrol in. He't heeft iel» zonderling aantrekkelijks, waar het eenvoudig natuurlijke ons treft en zelfs waar we meenen aan de grenzen fan dat natuurlijke gekomen te zijn. — De intrigue is hoogst eenvoudig, doch Ie inkleeding inderdaad boeijend. De vertaler heeft goed gezien, als hij erklaart, dat'elke bladzijde eene zeldzame mate van fijn gevoel en diepe lenschenkennis verraadt, en dat de schrijfster de meest alledaagscbe omtandigheden weet te bezielen en te verheerlijken door dien geheimzinnigen >Overdraad, die door geheel het menschelijk leven loopt, en alfeen in staat' aan werkelijkheid en verdichting beiden, glans en waarde te verleenen, s liefde. Wij zeiden reeds, dat de liefde eene hoofdrol in het werk speelt, i zoo is het ook,'— doch het is geene alledaagsche liefde, die wc hier nlreffeu. We zien hier eene reine , warme, innige liefde geschetst, waarn het hartstogtelijke echter niet is uitgesloten. De zelfverloochening, die vordert, heeft haar strijd; hare onbaatzuchtige uitoefening wordt niet ader moeite en zelfbeheersching verkregen; het verheven standpunt, dat inneemt, staat niet buiten overeenstemming met het menschelijke in onze tuur. Met veel tact wordt zij genuanceerd, ook in hare ontaardingen: akheid , beschroomdheid, trotschheid en jaloezij. Ook nog van eene lere liefde wordt er in dit boek gesproken : de liefde tot de kunst ïn e waarde en haren gloed, maar ook in hare overdrijving en hartstbgtebeid. Zij, die de christelijke vrouwen zoo uitnemend wist te schetsen," heeft Ijier eene geschiedenis gegeven van een vrouwenhart, wier voorstelling aan weinige harer sekse is toevertrouwd. Mogen yeleiv ^ inzonderheid hare lezeressen ™ haar verstaan, de waarachtige liefde zalxer door winnen, de christelijke geest zal en moet er door toenemen en het maatschappelijk geluk "er niet weinig door bevorderd wordeii.^^^1^ De jongeling geve het zijner geliefde,", of zij haren beminde, de man der vrouw of deze hem in handen, en hebben zij zich dan een ideaal der liefde gevormd, dan zweren zij elkander daarbij onverbrekelijke trpu^,; >; Tijdspiegel. H O E HANS CHRISTIAAN ANDERSEN Twee deeltjes ia Tollens-formaat, met geüTustreêrde titels én gelith. portret. -h Naar het Hpogduitsch en Deensch.-2w?«i.,> Wij bevelen deze eigenaardige,-hoogst, aangename^autobiographie ieder aan, die gaarne een zeer onderhoudend boek leest. —Ir. M opk ? naar onze ontwikkelde, bijzondere opvatting, veel uit: te leerpn: — de worstelstrijd, de zegepraal, de aardsché Apotheose van letterkundige verdienstedie wy aan Amlersenniet mogen ontzeggen, want , als. wij dat poogden, zouden bijna alle bladzijden van zijn boek ons kategoriscli wederleggen — maar ook nog uit een bijzonder menschkundïg oogpunt is rfe.se levensbeschrijving, nuttig en merkwaardig — en dat oog|iunt laten wij geheel aan den lezer over, die met ons voor Anderscn gaarne een krans vleejiti<^»'g Tij dspieyel. Snelpersdruk van Suringar.