Art. 31. Indien er noodzakelijkheid bestaat om gelden ter leen te nemen, goederen der Vereeniging te verkoopen, te verruilen of te bezwaren of uitgaven te doen, bij de begrooting niet voorzien, en die uit den post van onvoorziene uitgaven niet kunnen gevonden worden, zijn Regentessen verpligt daartoe vooraf de toestemming der Hoofdcommissie te verwerven. F. Van de Directie. Art. 32. Aan het hoofd van het Gesticht staat een Directeur, aan wien de algemeene leiding is toevertrouwd. Art. 33. Onder hem is eene Directrice, aan welke meer bijzonder het inwendig bestuur der Inrigting is opgedragen, naar de voorschriften, haar door de Regentessen gegeven;,zyjtoont_ in hét Gesticht en mag -zonder-verlof zich niet langer dan drie dagen van daar verwijderen. Dit verlof wordt bij de naastfeip.wonende Regentes aangevraagd. Art. 34. Zij wordt, voor zooveel noodig, in hare bemoeijingen bijgestaan door eene onder-Directrice, door eene of meer opzigteressen, inzonderheid belast met het toezigt over den arbeid, een boekhouder, en voorts door zoodanig getal arbeiders en verder personeel, als in verhouding tot het getal opgenomen kinderen, en tot den aard en de uitgebreidheid van den uit te voeren arbeid, noodig wordt bevonden. Zij slaan onder hare bevelen, worden, zoo noodig, door haar in hunne dienst en belooning voor den tijd van 14 dagen geschorst, en op hare voordragt, door Regentessen ontslagen. Art. 35. De Diiectrice kan ten allen tijde door de Regentessen, in overleg met de Hoofdcommissie en met den Directeur, worden ontslagen. Art. 36. Haar is de zorg voor de leiding van de opvoeding en het onderwijs der kinderen opgedragen. Zij regelt die naar het doel in de artt. 54, 55 en 56 omschreven. Zij houdt een naauwlettend toezigt op het gedrag deiverpleegden, tracht door dagelijksch verkeer onder haar in de woningen en in de school, ieders inborst, aanleg en neigingen te leeren kennen, en zorgt dat zij zich aan zindelijkheid op lijf en kleederen gewennen. \ Art. 37. Zij doet zich dagelijks door iedere opzigteres over den arbeid verslag geven van het haar toevertrouwde, of van de door haar gemaakte opmerkingen, en regelt met haar het aan iedere kweekelinge op te dragen werk. G. i an de Afdeelinrjen. Art. 38. t In iedere gemeente kan eene afdeeling van vrouwen worden gevestigd, onder het bestuur van zooveel Leden, als zal worden goedgevonden door al de Medestichters en Leden, voor den tijd van zesjaren uit hun midden gekozen. De eenmaal bestaande afdeelingen worden in stand gehouden, zoolang zij minstens tien contribuerende Medestichters of Leden tellen. Art. 39. Om de twee jaren treedt een derde, of zoo na mogelijk een derde, der Leden van het Bestuur af; volgens eenen gemaakten rooster en-opheidaarbij bepaalde tijdstip. De aftreden den zijn weder benoembaar. Art. 40. Het Bestuur der Afdeeling benoemt uit zijn midden een Voorzitter, Secretaris en Penningmeester; het voert briefwisseling met Regentessen en de tot de Afdeeling behoorende Correspondenten; zorgt voor de ontvangst der giften van Medestichters, der jaarlijksche bijdragen van Leden en Begunstigers, der entreegelden en verplegingskosten van al de door hare tusschenkomst geplaatste kweekelingen. De rekening behoort op ultimo December van elk jaar afgesloten en vóór 31 Januarij van het volgende aan Regentessen ingezonden te worden met het batige slot, en eene naamlijst, zoo der nieuwe Medestichters, contribuerende Medestichters, Leden en Begunstigers, als van diegenen welke overleden zijn, hunne bijdrage hebben opgezegd of naar elders zijn vertrokken, met opgave van het bedrag hunner bijdragen. Art. 41. De Penningmeesters der Afdeelingen maken het bedrag der verplegingskosten geregeld aan den algemeenen Penningmeester over, en zenden aan dezen tweemaal in het jaar, en wel 'op den 15 April en den 15 October, ter nadere verrekening, de bij hen in kas zijnde gelden. Zij doen, wanneer contribuerende Medestichters, Leden of Begunstigers naar elders vertrekken, hiervan opgave aan het Bestuur der Afdeeling, of aan den Correspondent in de gemeente, werwaarts zij zich begeven, ten einde hen bij die afdeeling of dat correspondentschap op te nemen. Voor het geval dat aldaar geene afdeeling noch correspondentschap mogt gevestigd zijn, geven zij van het vertrek kennis aan den algemeenen Secretaris. Art. 42. \ Het Bestuur der Afdeeling is bevoegd aan de Regentessen voorstellen te doen, strekkende tot wegneming van tegen de Inrigting geopperde bezwaren, of tot bevordering van de deelneming in de VereeMging. Art. 43. Het Bestuur der Afdeeling tracht de belangen der Vereeniging zooveel mbgelijk te bevorderen, vooral door het aanwinnen van Medèstichters, Leden of Begunstigers. Art. 44. De Afdeelingen die, volgens art. 41, gehouden zijn de jaarlijksche toelagen der contribuerende Medestichters, Leden en Begunstigers hunner Afdeeling, benevens alle giften in de algemeen e kas te storten, hebben uitsluitend het regt op de in het Gesticht beschikbare plaatsen, ten behoeve van hulpbehoevende en verwaarloosde meisjes, en wel iedere afdeeling in verhouding tot hare geldelijke bijdrage; alles met dien verstande, dat, afgescheiden van die jaarlijksche contributie, voor elk meisje worde betaald ƒ10 entree voor ééns en ƒ 60 jaarlijks aan verplegingskosten, goedgunstig tot dat einde verstrekt, hetzij door een Diaconie, Arm- of ander Bestuur, hetzij door een of meerdere menschenvrienden. Art. 45. Besturen en particulieren een meisje willende plaatsen, vervoegen zich bij het Bestuur der Afdeeling, in of meest nabij hunne woonplaats gevestigd. Nadat het AfdeelingsBestuur Regentessen van deze aanvrage heeft verwittigd en van deze berigt bekomen of er eene plaats beschikbaar is, zal het Afdeelings-Bestuur een' staat van inlichtingen, naar een door Regentessen vastgesteld model invullen, en dezen aan den algemeenen Secretaris inzenden. Deze, 11a de stukken in orde te hebben bevonden, geeft aan het Afdeelings-Bestuur kennis wanneer de opname kan plaats hebben; terwijl de overbrenging van het kind onder behoorlijk geleide, aan de zorg van genoemd Bestuur wordt overgelaten. H. Van de Correspondenten. Art. 46. De Besturen der Afdeelingen zijn bevoegd, om in die gemeenten, waar geene Afdeelingen gevestigd zijn, Corres¬ pondenten te benoemen, behoudens de goedkeuring van Begentessen. Art. 47. De Correspondenten worden belast met de invordering der jaarlijksche bijdragen in hunne woonplaats en in de naburige gemeenten, en maken het bedrag van een en ander voor den 15 April van elk jaar over aan den Penningmeester der Afdeeling waaronder zij behooren. Art. 48. Zij voeren briefwisseling met het Bestuur dier Afdeeling en ontvangen daarvan de noodige mededeelingen en stukken. Zij zijn bevoegd om, \ onder mededeeling der vereischte inlichtingen, onvermogende, verwaarloosde meisjes uit hunne woonplaats of uit naburige gemeenten, aan dat Bestuur ter opneming aan te beveien, en trachten door het aanwinnen van Medestichters, Leden en Begunstigers, de belangen der Vereeniging te bevorderen. I. Van de Verpleegden. Art. 49. Door het Gesticht worden opgenomen: onvermogende, ontslagene, gevangene, verwaarloosde en verlatene meisjes beneden de 16 jaren, mits voor elk kind betaald worde, afgescheiden van liet bedrag der jaarlijksche contributie die eene afdeeling bijdraagt, ƒ60 'sjaars en ƒ10 entreegeld voor eens, gelijk dit bij art. 44 breeder is omschreven. Art. 50. Het wordt nogtans aan Regentessen vrijgelaten, om in zeer bijzondere gevallen op te nemen meisjes, die niet tot de onverzorgde en behoeftige kunnen gerekend worden, doch voor welke de plaatsing in het Gesticht ter harer opvoeding en verbetering wenschelijk wordt geacht. De voorwaarden, waarop dit geschiedt, worden door Regentessen met de belanghebbenden geregeld, met dien verstande, dat die opname buiten bezwaar der Yereeniging plaats hebbe, en in geen geval voor minder dan ƒ 150 in het jaar en ƒ 10 entree voor ééns. Art. 51. De betaling der verplegingskosten geschiedt elke drie maanden vooruit, tegen behoorlijke kwijting in handen van den penningmeester der Afdeeling, door wier tusschenkomst de opzending der kweekelingen is geschied. De verschijndagen dier kwartalen worden gerekend op 1° Januarij, 1° April, 1° Julij en 1° October. Art. 52. Geen meisje wordt opgenomen, dan met toestemming van de Ouders of Voogden en voor den tijd in die toestemming bepaald, terwijl aan Regentessen de bevoegdheid blijft om, zoo daartoe redenen bestaan, haar ten allen tijde terug te zenden. Ingeval een kind het Gesticht verlaat, of verlaten moet, of overleden is, wordt er geene restitutie gegeven der verplegingskosten van het ingetreden kwartaal, doch wel van de overige kwartalen, die vooruit betaald mogten zijn. Art. 53. Aan zoodanige vrouwelijke personen uit den meer gegoeden stand, welke verlangen zich in het Gesticht in het vak der volksopvoeding te oefenen en te bekwamen, kan daartoe door Regentessen de gelegenheid worden gegeven. De voorwaarden waarop dit plaats heeft, worden bij eene bijzondere overeenkomst geregeld. K. Van de Opvoeding. Art. 54. De opvoeding der mejsjes heeft hoofdzakelijk ten doel het Godsdienstig gevoel in de jeugdige harten te ontwikkelen en levendig te houden, liefde tot God en den Zaligmaker en voor den naaste bij haar aan te kweeken, haar op te leiden tot geschikte dienstboden zoowel voor de stad als voor het land, bepaaldelijk in de onderscheidene vakken der dienstbaarheid, of in zoodanige vrouwelijke handwerken of andere middelen van bestaan, waardoor zij in het vervolg in haar eigen onderhoud kunnen voorzien. Aan deze opvoeding wordt ook het geven van lager onderwijs dienstbaar gemaakt. Art. 55. In verband met het doel der opvoeding, gaan de kinderen op Zon- en Feestdagen des morgens ter kerk in eene naburige gemeente, en worden zij des namiddags op het Gesticht verzameld, tot het aanhooren eener Bijbellezing, door de Directrice, den Godsdienst-onderwijzer of Predikant gehouden, en afgewisseld met gebed en gezang. Elke dag wordt aangevangen en geëindigd met een gebed, een godsdienstig gezang en eene beknopte voorlezing uit den Bijbel. Art 56. Behalve het geregeld wekelijksch catechetisch onderwijs in de godsdienst en de Bijbelsche Geschiedenis, door eenen daartoe bevoegden Godsdienst-onderwijzer, worden de meisjes tot het afleggen harer belijdenis' op gepasten leeftijd voorbereid. Art. 57. Voor den gezondheidstoestand en de ontwikkeling der ligchamelijke krachten wordt de meeste zorg gedragen, zoowel door geregelde genees- en heelkundige behandeling, als door eene gezonde voedingswijze, door ligchaams-beweging en het regelen van ieders arbeid overeenkomstig hare krachten. Art. 58. De kinderen kunnen in het Gesticht blijven, tot dat zij in staat geoordeeld worden den kost te verdienen, echter niet langer dan tot haren volbragten achttienjarigen leeftijd, tenzij in bijzondere gevallen een langer verblijf voor haar, tot hare verdere bekwaming in een maatschappelijk beroep of om andere redenen, door Regentessen wenschelijk wordt geacht. Art. 59. In de maanden Januarij en Julij zenden Regentessen aan de Besturen der Afdeelingen een door de Directrice opgemaakt berigt omtrent het gedrag, de vorderingen enz. van de door ieder harer geplaatste meisjes, hetwelk aan hare ouders of voogden en verzorgers, ieder voor zoo veel hen betreft, kan worden medegedeeld. * L. Van het Patronaat. Art. 60. De meisjes uit het Gesticht, na hare voltooide opvoeding ontslagen, behouden des verkiezende hare betrekking tot de Instelling, door zich te verbinden om zich te gedragen naar den raad van eene haar aan te wijzen Patronesse. Art. 61. Bij het ontslag van verpleegden geven Regentessen daarvan kennis aan het Bestuur der Afdeeling in de gemeente , werwaarts zij voornemens zijn zich te begeven, en zoo in die gemeente geene Afdeeling gevestigd is, aan'het Bestuur der Afdeeling in de naastbij gelegene gemeente, met uitnoodiging, om voor de aanwijzing van eene Patronesse voor ieder harer te zorgen. Art. 62. Het Bestuur der Afdeeling gaat tot de instelling van het 1 atronaat over, zoodra het van de Regentessen of van het Bestuur eener andere Afdeeling kennisgeving ontvangt, dat ééne of meerdere uit de Inrigting te Zetten ontslagene jonge dochters zich binnen de gemeente of in eene naburige vestigen. Art. 6-3. Het Bestuur kan des verkiezende het Patronaat op zich nemen en aan zijne Leden opdragen, zich daartoe meerdere Medestichtsters, Leden, Begunstigers of andere geschikte personen toevoegen, of een afzonderlijk Patronaat instellen en de verhouding daarvan tot het Bestuur regelen. Art. 64. Het Patronaat wijst aan iedere ontslagene jonge dochter bij hare komst in de gemeente eene ingezetene aan, die op zich neemt haar gade te slaan, zooveel mogelijk toezigt op haar gedrag en wandel te houden, haar, waar het noodig is, teregt te wijzen, haar tot eene eerbare levenswijze aan te sporen en tot wie zij zich ten allen tijde om hulp en raad kan wenden. Art. 65. De Patronessen beijveren zich om de onder haar toezigt gestelde meisjes een eerlijk middel van bestaan of eene dienst te bezorgen, zooveel mogelijk bij ingezetenen, van welke het te wachten is, dat zij zullen trachten haar op den goeden weg te houden. Art. 66. Zij geven nimmer geldelijken ónderstand, doch zijn gemagtigd, voor rekening van het Gesticht, tot het doen van eene gift, van hoogstens ƒ20 in eens voor eene uitrusting, aan iedere ontslagene verpleegde, onder verpligting van deze tot restitutie in kleine afbetalingen. Art. 67. \ Het Bestuur der Afdeeling is bevoegd , zoo noodig, de opgemelde som uit de in kas zijnde gelden aan de Patronessen te verstrekken en in zijne rekening in uitgaaf te brengen. Art. 68. Wanneer eene onder het Patronaat gestelde jonge dochter zich begeeft naar eene andere gemeente, geeft het Bestuur der Afdeeling daarvan kennis aan het Bestuur van de Afdeeling der gemeente, werwaarts zij voornemens is te gaan, of zoo in die gemeente geene Afdeeling bestaat, aan het Bestuur der Afdeeling in de naastbij gelegene gemeente. In dit laatste geval tracht het Bestuur dier Afdeeling eene in zoodanige gemeente woonachtige Medestichtster, Lid of Begunstigster, of eene andere geschikte ingezetene, tot het aanvaarden van het Patronaat over de betrokkene jonge dochter te bewegen en draagt dezelve aan haar toezigt op. Art. 69. De Patronessen leggen in de maand Januarij van elk jaar een verslag omtrent het gedrag, de omstandigheden enz. van de onder haar toezigt gestelde meisjes aan het Bestuur der Afdeeling over, door welks tusschenkomst het aan Regentessen wordt gezonden. M. Algemeëne Bepalingen. Art. 70. Alle besluiten worden bij volstrekte meerderheid van stemmen genomen. Ingeval de stemmen staken, heeft de Voorzitter of die deze vervangt eene beslissende stem. Art. 71. Alle benoemingen geschieden met gesloten briefjes. Zij, die tot vervulling van tusschentijds ontstane vacaturen worden benoemd, treden af op het tijdstip, waarop degene die vervangen wordt, moest aftreden. Art. 72. Indien te eeniger tijd, hetgeen God verhoede! de Vereeniging door de bijdragen der Medestichters, Leden of Begunstigers, niet kan worden in stand gehouden, wordt m eene vereenigde vergadering der Hoofdcommissie en van Regentessen, over de middelen tot hare instandhouding beraadslaagd, en zoo noodig, tot de ontbinding besloten. xu 00979 REGLEMENT VOOR DE Vereeniging „Talltha Kümi.' REGLEMENT VOOR DE Vereeniging „Talitha Kümi" GESTICHT VOOR VERWAARLOOSDE EN VERLATENE MEISJES, te> betten |'tSctuwej. Goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 13 Junij 18BC (Staatsblad n° 61). A.. Doel en middelen dev VeTeenigi?ig. Artikel 1. Het doel van deze Protestantsche "Vereeniging, wier öprigtmg werd aangevangen door den Weleerwaarden Heer o. g. heldring, Predikant te Hemmen, die daarin al dadelijk is ondersteund door een Hoofdbestuur te 's Gravenhage, van vijf Dames, en eene Commissie van Toezigt, bestaande uit negen Heeren uit verschillende steden, is om zoovele verwaarloosde en verlatene meisjes (zonder onderscheid van geloofsbelijdenis), als de beschikbare fondsen toelaten, te vereenigen, en voor haar onderhoud, hare opvoeding en opleiding in Christelijken geest, gedurende eenigen tijd te zorgen. Art. 2. De in dit Gesticht op te nemen meisjes, worden geplaatst in de gebouwen, welke zullen worden daargesteld op den, uit de reeds verkregene en nog te verkrijgen giften, aangekochten grond, gelegen in Gelderland, onder de gemeente Zetten, in de nabijheid van Wageningen. Art. 3. De kinderen worden aldaar in de gebouwen en zalen afgedeeld, of, zoo de middelen daartoe reiken, later in familiën. In het laatste geval bestaat elke familie uit 14. tot 20 meisjes, en wordt onder behoorlijk opzigt in eene afzonderlijke woning gehuisvest. w B. Van de deelneming aan deze Vereeniging. Art. 4. De kosten van instandhouding en verdere uitbreiding, mitsgaders de dagelijksche behoeften der Inrigting worden gevonden uit: 1° giften, legaten en erfmakingen, 2° jaarlijksche bijdragen van Medestichters, Leden en Begunstigers, 3° renten van hetgeen uit giften en legaten en het overschot der jaarlijksche rekening tot kapitaal is opgelegd, de opbrengst van den arbeid en van de Landhoeve en giften in natura, 4° verplegingskosten, die voor de kweekelingen jaarlijks betaald worden. Art. 5. De reeds gedane en latere giften van ƒ 50 en meer, mitsgaders erfmakingen en legaten, waaraan door de gevers of erflaters geene bijzondere bestemming is gegeven, maken het kapitaal uit van de "Vereeniging, van welk kapitaal of fonds, aanvankelijk gebezigd tot oprigting van het Gesticht, de hoofdsom voor het vervolg uitsluitend bestemd blijft tot deszelfs verbetering en uitbreiding, mitsgaders tot voorziening in buitengewone behoeften. Art. 6. Dit fonds wordt, voor zoover het niet als bedrijvend kapitaal beschikbaar moet worden gehouden, op renten uitgezet, en buiten de loopende rekening der administratie afzonderlijk verantwoord. Het wordt vermeerderd met hetgeen uit het batig slot der administratieve rekening over ieder jaar daaraan kan worden toegewezen. Art. 7. De Yereeniging geeft aan ieder die verlangt het weldadig doel, daarbij beoogd, te bevorderen, de gelegenheid -» :: van dit te doen, hetzij door eene gift in ééns, hetzij door eene jaarlijksche bijdrage, hetzij door beiden te gelijk. Art. 8. Zij die voor eens eene gift verstrekken van vijftig of honderd gulden of meer, zijn Medestichters en ontvangen daarvan een diploma dat hun regt geeft ten allen tijde het gesticht te bezoeken. Indien zij zich tevens of later ook tot eene jaarlijksche bijdrage tot wederopzeggens toe verbinden, worden Contribuerende Medestichters. Art. 9. Leden der Vereeniging zijn allen die door eene jaarlijksche bijdrage van ten minste ƒ5, tot wederopzeggens toe, van hunne belangstelling doen blijken. Art. 10. Zij die eene jaarlijksche bijdrage geven van één cent daags of ƒ 3.65 'sjaars, tot wederopzeggens toe, zijn Begunstigers. Art. 11. De jaarlijksche bijdragen zijn verschuldigd over het met 1" Januarij ingegane jaar, zoo zij vóór dat tijdstip niet zijn opgezegd, en wojden in den loop der eerste drie maanden ingevorderd, met uitzondering van die der later aankomende Leden, wier bijdragen dadelijk na hunne toetreding "garden geïnd. Art. 12. Al verder worden ' voor het Gesticht bij de Leden der Hoofdcommissie, bij Dames-Regentessen, bij de Besturen der afdeelingen, of bij de Correspondenten, toezeggingen aangenomen, alle geschenken in natura, van gebruikte of ongebruikte linnen en wollen stoffen, hemden, kousen, vee, landbouw- en andere gereedschappen, mestspecien, levensmiddelen, zaden en plantsoen, als ook bijbels, gezangboeken, plaat- en boekwerken, en wat al verder met nut en voordeel kan worden gebruikt. C. Van het Bestuur. w* Art. 13. Het bestuur der Vereeniging en van bare inrigtingen en de behartiging van hare belangen, wordt opgedragen aan: a. eene Hoofdcommissie of Commissie van Toezigt, b. Regentessen, c. eenen Directeur en eene Directrice, d. Afdeelings-Besturen, e. Correspondenten. D. Van de Hoofdcommissie. Art. 14. De Hoofdcommissie, gekozen uit de Medestichters en Leden, bestaat uit minstens acht en hoogstens zestien Leden, van welke ten minste twee zoo mogelijk moeten wonen binnen den afstand van drie uren van het Gesticht. Een vierde deel, of zoo na mogelijk, treedt om de twee jaren af; de aftredenden zijn weder benoembaar. Art. 15. De vervulling der vacatures, ontstaan door afstand, overlijden of aftreding, volgens een daarvan te maken rooster, geschiedt door de aanblijvende Leden der Hoofdcommissie, na overleg met Regentessen. Art. 16. De Hoofdcommissie benoemt uit haar midden eenen Voorzitter, eenen Onder-Voorzitter en eenen Secretaris. Art. 17. De gewone vergadering der Hoofdcommissie heeft jaarlijks plaats binnen het gesticht, op den tweeden Zaturdag van le maand Julij. VERANDERINGEN IN DE STATUTEN VAN TALITHA KÏÏMI, voorgesteld door Dames-Regentessen, in overleg met de leden der Hoofdcommissie Jhr. Mr. de Savornin Lokman en Ds. H. Pierson- ■ K met het oog op een vernieuwde aanvrage om rechtspersoonlijkheid, daar de thans bestaande in Juni 1886 verstreken is. (Voorloopig vastgesteld. 22 September 1884.) >•&•< Art. 1 te lezen: «Het doel van deze Protestantsche Vereeniging is, om verwaarloosde en verlatene meisjes in «Christeiijken geest op te leiden.» «Meisjes van allerlei geloofsbelijdenis worden opgenomen, doch de opvoeding is vooralle verpleegden dezelfde.» Art. 2, 3 worden geschrapt als overbodig, doch iu de plaats van art. 2 kome het volgende artikel : «De Vereeniging draagt den naam TalithaKümieu is gevestigd te Zetten, gemeente Valburg» Art. 4 aldus te lezen: «De inkomsten der Vereeniging bestaan uit: « 1" giften, legaten en erfmakingen ; «2" jaarlijksche bijdragen; «8° opbrengst van den arbeid; «4C giften in natura; «5° verplegingskosten.» Art. 5 worde geschrapt als onhoudbaar, terwijl in een Huish. Reglement kan worden gezegd, dat m de gewone behoeften door zulke giften niet mag worden voorzien zonder toestemming der Hoofdcommissie. Art. 6, 7 te schrappen als overbodig en wellicht alleen in een Huish. Reglement wenschelijk. Art. 8 blijve, maar de laatste zin aldus te lezen : «Indien zij zich tegelijkertijd of ook later tot eene jaarlijksche bijdrage tot wederopzeggens» enz Art. 9, 10 blijven. Art. 11 het eerste gedeelte blijve, maar het artikel eindige bij het woord «opgezegd», terwijl de rest in een Huish. Reglement worde geplaatst. Art. 12 valle weg. Art. 13, 14 blijven. Art. 15 te lezen: «De vervulling der vacatures geschiedt door de aanblijvende leden der Hoofdcommissie 11a «overleg met Regentessen.» Art. 16 blijft. Art. 17 te lezen: «De Hoofdcommissie vergadert minstens eenmaal 'sjaars in het Gesticht.» «\ ereenigde \ ergaderingen van Hoofdcommissie en Regentessen worden gepresideerd door «den Voorzitter der Hoofdcommissie » De laatste alinea schijnt, vooral met het oog op art. 72, wenschelijk. Art. 18 valle weg. Art. 19 blijft. Art. 20 te lezen: «De Hoofdcommissie onthoudt zich van alle daden van Bestuur, welke haar niet uitdrukkelijk «bij deze Statuten zijn opgedragen, doch is bevoegd» enz. Voorts nog een alinea hierbij te voegeu van dezen inhoud : «De Voorzitter heeft het recht eeue Vereenigde Vergaderiug van Hoofdcommissie en Regen«tessen te belegden.» OO Art 21 worde geschrapt als overbodig. Art. 22 te lezen: «Regentesseu worden voor den tijd van minsteus 5 jaren» enz. Art. 23 blijft. Art. 24 blijft met weglating van de woorden: «ontstaan ..... als anderszins». Art. 25 te lezen: «Regentessen vergaderen minsteus eenmaal 'sjaars op het Gesticht. Zij» enz. Art. 26 blijft. Art. 27 te lezen: «Regentessen zijn belast met het Bestuur der Vereeniging; zij beslissen over het opnemen «en ontslaan van verpleegden, regelen het beheer van het Gesticht en stellen het bedrag der « verplegingskosten vast.» Voorts worde in een Huish. Reglement bepaald, dat alle wijzigingen in de verplegingskosten uniform behooren te zijn voor alle verpleegden. Art. 28 blijve, doch met deze bijvoeging: «De benoeming van een Directeur kan door Regentesseu aan eeue daartoe aangewezen «Commissie worden opgedragen.» Art. 29 blijve, doch eindige bij het woord: Gesticht. De rest worde geschrapt. Art. 30 blyve, behalve de woorden: «door tusschenkomst der Afdeelings-Besturen,» als niet altijd uitvoerbaar. Na art. 30 worde een nieuw artikel iugelascht, of liever art. 59 worde hier geplaatst, doch aldus gewijzigd: < Jaarlijks zenden Regentessen aan de Besturen der Afdeelingen of aan de Correspondenten «een door de Directrice opgemaakt bericht» enz. Art. 31, 32 blijven. Art. 33 blijve, behalve de woorden aan het slot: «en mag zonder verlof» enz., die in een instructie thuis behooren. Art. 34 aldus te lezen: «Het verder benoodigde personeel staat onder hare bevelen, overeenkomstig de daartoe « vastgestelde instructiën.» Art. 35 blijve. Art. 36, 37 vallen weg, als behoorende bij een instructie. Art. 38 aldus te lezen: «In iedere gemeente of in eenige gemeenten te zarnen, waar minstens tien contribueerende «Mede-stichters of Leden gevonden worden, kan een Afdeeling van vrouwen worden gevestigd. «Het Bestuur daarvan wordt voor den tijd van 6 jaren gekozen en bestaat uit zooveel leden «als de Afdeeling noodzakelijk acht.» Art. 39 blijve, behalve de woorden: «en op het daarbij bepaalde tijdstip,» die als overbodig wegvallen kunnen. Art. 40 blijve. Art. 41 blijve, behalve de woorden «en wel op 15 April en 15 October», die wegvallen. Art. 42, 43 vallen weg, als overbodig. Art. 44 aldus te lezen: «De afdeelingen genieten de voorkeur bij de plaatsing van verpleegden; ten aanzien van de «verplegingskosten wordt haar een vermindering toegestaan overeenkomstig een door Regentessen «vast te stellen maatstaf in verhouding tot het totaal bedrag der contributiën.» Art. 45 aldus te lezen: «Zij, die een meisje willen plaatsen, vervoegen zich bij het Bestuur der Afdeeling of de «Correspondente in of nabij hunne woonplaats gevestigd. Nadat het Afdeelings-Bestuur"of de «Correspondente Regentessen van deze aanvrage» enz. tot aan het slot, doch aan het einde van liet artikel kome nog deze toevoeging: «In geval er geene Afdeeling of Correspondente in de nabijheid gevestigd is, vervoegt men zich onmiddellijk bij Regentessen.» Art. 46 aldus te lezen: «In gemeenten, waar geen Afdeelingen bestaan, worden zoo mogelijk Correspondenten benoemd, hetzij door Regentessen, hetzij, ouder goedkeuring van dezen, door de Afdeeling, die dit wenscht.» Art. 47 worde aldus gelezen: «De Correspondenten worden belast met de invordering der jaarlijksche bijdragen in haar «ressort en maken het bedrag daarvan vóór den 15d™ April van elk jaar over aan den Pen- «mngmeester der Afdeeling, die ze heeft aaugesteld, of anders aan den Penningmeester van « Regentessen. Art. 48 valt weg. Art. 49 blijve, behalve de woorden: «mits voor elk» enz. tot het slot eti men leze daarvoor: «Zonder onderscheid van geloofsbelijdenis eu zonder lichaamsgebreken, tegen betaling der «verplegingskosten overeenkomstig art. 27 vastgesteld.» Art. 50—52 blijven. 1 ^ Art. 54—58 vallen weg. Art. 59 is boven reeds opgenomen na Art. 30 en valle hier dus weg. Art. 60—69 vallen weg. Art. 70 en 71 blijven. Art. 72 leze men aldus: «De Vereeniging kan binnen het door deze Statuten bepaalde tijdperk niet worden ontbonden, «dan. in eene Yereenigde Vergadering der Hoofdcommissie en der Regentessen, daartoe door «den Voorzitter der Hoofdcommissie belegd, met vermelding van het doel der Vergadering. «De Voorzitter is tot het beleggen van deze Vergadering verplicht, wanneer minstens een «derde van de leden der Hoofdcommissie en van Regentessen daartoe de aanvrage doet » Art. 73 blijve, behalve de aanvang, die aldus luide: «Bij ontbinding gaan Regentessen» enz. Art. 74 leze men aldus: «Veranderingen in deze Statuten worden, behoudens de Koninklijke goedkeuring, vastgesteld «iu eene vereenigde Vergadering der Hoofdcommissie en der Regentessen » Ten slotte nog deze opmerking. Indien de Regeering rechtspersoonlijkheid weigerde aan een vereeniging, wier bestuur zich zelf aanvult, zooals vaak geschiedt, zoo zoude het eenvoudigst zijn de Hoofdcommissie door de leden te laten benoemen en Regentessen b. v. door de Hoofdcommissie op een voordracht van twee dames door Regentessen intedienen, terwijl dan art. 24 de laatste volzin aldus kon luiden: «wanneer het getal beneden de drie gedaald is, zullen zij door de Hoofdcommissie «zonder voordracht worden aangevuld.» Aldus opgemaakt in de vergadering van Dames-Regentessen met den Directeur. 's Gravenhage, 22 September 1884. Pres. Secr. Art. 18. De Voorzitter roept de Hoofdcommissie zoo dikwijls buitengewoon bijeen als de belangen der Vereeniging dit * ordeven en bepaalt de plaats waar die vergaderingen worden gehouden. Art. 19. In de gewone jaarlijksche vergadering worden de algemeene belangen der Vereeniging overwogen, de rekening en verantwoording van Regentessen over het afgeloopen jaar opgenomen en gesloten, de begrooting van ontvangst en uitgaaf voor het volgende jaar vastgesteld, het verslag gehoord van Regentessen over den toestand van de Vereeniging; voorts over alle voorstellen geraadpleegd, waarop door Regentessen de beslissing der Hoofdcommissie wordt ingeroepen, of welke in het belang der Vereeniging door een der Leden van de Hoofdcommissie in de vergadering worden gedaan, of door het Bestuur eener afdeeling, althans ééne maand voor het houden der vergadering, aan Regentessen schriftelijk zijn ingezonden. Art. 20. De Hoofdcommissie onthoudt zich van alle daden van bestuur, doch is bevoegd van Regentessen, van den Directeur en van de Directrice inlichtingen en opgaven te vragen / / Art. 21. De Hoofdcommissie en elk harer Leden stellen zich inzonderheid ten doel en beijveren zich, elk in zijnen kring, om door het bekomen van giften door legaten of erfmakingen een kapitaal of fonds bijeen te brengen, waardoor de duurzame instandhouding der Inrigting op nog hechtere grondslagen kan worden gevestigd. Zij tracht de deelneming in de Inrigting alomme te bevorderen en daar waar zij vermeent dat nieuwe afdeelingen kunnen en behooren gesticht te worden, maakt zij Regentessen daarop opmerkzaam. E. Van de Regentessen. Art. 22. Regentessen worden voor den tijd van zes jaren, ten getale van minstens vier en hoogstens acht, gekozen uit de Medestichters en Leden. Art. 23. Om de twee jaren treedt een derde, of zoo na mogelijk een derde van haar, op den 1»*» Julij af, volgens eenen te maken rooster. De aftredenden zijn weder benoembaar. Art. 24. De aanvulling der vacatures, .ontstaan door. aftreden, bedanken, overlijden als anderzins, geschiedt door de aanblijvende Regentessen. Wanneer het getal beneden de drie gedaald is, zullen zij door de Hoofdcommissie aangevuld worden. Art. 25. Regentessen vergaderen zoo dikwijls zij dit noodig achten op het Gesticht, of op zoodanige andere plaats, als by onderling goedvinden door haar wordt bepaald. Zij regelen voorts onderling het bestendig toezigt over het Gesticht en wat daartoe behoort. Zij kunnen de twee Leden der Hoofdcommissie, in de naburige gemeenten wonende, uitnoodigen haar in dit toezicht behulpzaam te zijn. Art. 26. Zij benoemen een Voorzitter en een Onder-Voorzitter uit haar midden, een Secretaris en Penningmeester uit of buiten haar midden, aan welke beide laatsten, indien de omvang der werkzaamheden dit noodig doet achten, eene billijke belooning toegekend en de verpligting tot ie stellen van eenen borgtogt opgelegd kan worden. Art. 27. Regentessen zijn belast met het bestuur der "Vereeniging en wat daartoe behoort, zij voeren briefwisseling met de Besturen der Afdeelingen, zij zorgen voor de stipte invordering en overmakingen van alle ontvangsten, en geven last tot alle bij de begrooting toegestane uitgaven; beslissen over het opnemen en ontslaan van verpleegden;' regelen hel beheer van het Gesticht, en trachten door alle gepaste middelen den bloei en de instandhouding der Vereeniging te bevorderen. Art. 28. Zij benoemen den Directeur en de Directrice in overleg met de Hoofdcommissie en voorts het verdere personeel, hetwelk ter hunner liulpe noodig wordt geacht, regelen hunne bezoldiging en voorzien hen van de noodige Jnstructiën. Art. 29. Zij leggen in de gewone jaarlijksche vergadering deiHoofdcommissie over de rekening van het afgeloopene met de begrooting voor het volgende jaar, benevens een verslag over den staat der kas en den toestand van de Vereeniging en \an het Gesticht, en- doen daarbij de voorstellen, die zij tot bevordering van de belangen van de Vereeniging en van het Gesticht meenen aan de beoordeeling der Hoofdcommissie te moeten onderwerpen. Art. 30. Na afloop dezer vergadering, doen zij, zoo spoedig mogelijk, door tusschenkomst der Afdeelings-Iiesturen, aan elk der Medestichters, Leden en Begunstigers een verslag toekomen van den toestand der Vereeniging en eenen summieren staat der goedgekeurde rekening. Art. 73. In dit geval gaan Regentessen, na overleg met de Hoofdcommissie , over tot geheele liquidatie der administratie, des noodig, door verkoop der bezittingen en goederen der Vereeniging en doen daarvan rekening en verantwoording aan de Hoofdcommissie. Het saldo dier rekening en de verdere baten of overblijvende goederen worden door de Hoofdcommissie en Eegentessen in eene vereenigde vergadering, bij meerderheid van stemmen, tot een ander weldadig doel bestemd, bij voorkeur in het belang van de hulpbehoevende en verwaarloosde jeugd, behoudens de bevoegdheid om dat saldo geheel of gedeeltelijk aan te wenden ter voorziening in het lot van de Directrice en verdere geëmploijeerden, zoo zij daarop, door trouwe pligtsbetrachting, aanspraak hebben verworven, tot tijd en wijlen dat zij op eene andere wijze in hun onderhoud kunnen voorzien. Art. 74. De veranderingen welke in dit reglement noodig worden bevonden, worden vastgesteld, en de twijfelingen of verschillen over het regt verstand der daarin vervatte bepalingen, worden bij meerderheid van stemmen beslist in eene vereenigde vergadering der Hoofdcommissie en van Eegentessen. Art. 75. Dit reglement treedt in werking met den 13en Junij 1856. Aldus vastgesteld door den Directeur, de leden der Hoofdcommissie, Beschermvrouw en Eegentessen, den 24, 25, 26, 28 en 30 April, den 1, 3 en 4 Mei 1856. D3 O. G. HELDRING. Jhr Mr J. A. SINGENDONCK. j C. J. L. C. Baronesse VAN LIJNDEN Jhr E. VAN WEEDE. I VAN HEMMEN, geboren Baronesse Mr W. Baron VAN LIJNDEN. I VAN NAGELL. Beschermvrouw. C. P. VAN EEGHEN. i Jonk"ouwe M" C- DEDEL- M' J. F. VAN LENNEP. J' B; Bar°nMS3e C°LL0T D'ESCURY, geboren van rappard. J. HCZ VOORHOEVE. N. W. SINGENDONCK, geb. scholten. Ds D. CHANTEPIE DE LA SAUSSAYE. ; H j Douairière VAN DER HEI M, Mr A. J. VAN BEECK CALKOEN. j geboren van der heim. Mr R. W. Baron VAN LIJNDEN. \ A. LEDEBOER.