/Si. /ji^ (Usu* tcu.^- ^/'ei^toicduv t (rto de, s Avonds (27 Oct.) hebben wij gehoord, dat het schoolverzuim het meest in fabriekdistricten bestaat. Zou liet met mogelijk wezen, eene speciale wet te verkrijgen, waardoor geene kinderen op de fabrieken mogen werken, die niet lezen en schrijven kunnen. Zouden er geene andere maatregelen kunnen uitgedacht worden, waardoor het schoolverzuim tot zulk een minimum werd teruggebracht, dat zelfs de vurigste voorstanders der schoolplichtigheid zouden moeten zeggen: „Het kleine getal met leerende kinderen kan zulk een forschen dwangmaatregel voor het geheele land niet goedmaken?" Gesteld echter, „het Schoolverbond voert zeker tot schoolplichtigheid," maakt ons weggaan de oprichting van het Schoolverbond onmogelijk? Kunnen wij juist door ons blijven de invoering er van niet vertragen tot tijd en wijlen de overtuiging der noodzakelijkheid van christelijk onderwijs onder ons volk meer veld wint? Woensdag 25 Oct. dubieerde ik 's morgens nog, of ik naar Utrecht gaan zou. Ik zie er eene leiding des Heeren m, dat ik gegaan ben. Meer nog dan op de vergadering ben ik overtuigd, dat ik, met te blijven en te spreken, goed gedaan heb. Op de vergadering stond ik, voor zoover ik wist, bijna alleen. Sedert dien tijd heb ik van vele achtenswaardige Christenen, op wier oordeel ik prijs stel, blijken van sympathie met de door mij gesprokene woorden ontvangen. Ik heb dan ook eenige hoop, dat mijne plaats in de commissie, die ik tegen zin en wil, alleen uitplichts•< gevoel, aangenomen heb, eenmaal door een waardiger voorstander van Chr. Nat. Schoolonderwijs zal ingenomen worden. Ik denk over mijne houding in zake het Schoolverbond niet meer te schrijven a). Op personaliteiten toch antwoord ik niet, en de zaak als zaak kunnen anderen beter dan ik verdedigen. Zeer veel leed zou het mij doen, indien door het weggaan van Dr. Kuyper c. s. uit de vergadering ook maar eenige verwijdering kwam tusschen de vrienden van Chr. Nat. Schoolonderwijs. Al mogen wij ten opzichte van het Schoolverbond van overtuiging verschillen, ijveren wij te meer onze kinderen tot den Heer Jezus te leiden. Rusten wij niet, vóórdat alle protestantsche kinderen in ons vaderland christelijk onderwijs ontvangen. Ben ik onverschillig omtrent bewierooking in deze zaak, in een opzicht verheug ik mij, dat mijne woorden den 27sten October met luide toejuiching begroet zijn. Mocht ooit de commissie iets voorstellen, of mochten de afgevaardigden iets aannemen, dat de christelijke school werkelijk benadeelen zou, dan kan ik zeggen: //Gij moogt het niet doen, uw levendig applaudissement heeft mij dit beloofd." Ik zie er zeer tegen op lid der regelingscommissie te worden, omdat mijne ervaring op schoolgebied zoo gering is. De goede God sterke mij. Broeders gedenkt mijner daartoe in uwe gebeden. Zeist, 9 Nov. 1869. Th. H. Nahuijs. 1) De schrijver heeft dit toch gedaan in de Stemmen voor Waarheid en Vrede, afl. December. II*. Gaarne plaatsen wij bovenstaand schrijven van Ds. Namys. Het is ons een ware vreugde, dat hij ons, en niet vroeg ' 0m °PUemi^ Van sch"Jven Ook al blijft zijn houding, vooral de aanneming van iet lidmaatschap der commissie ons bedroeven, toch is het ons goed uit zijn eigen mond te hooren, hoe hij deTemT V, Z'Jn ^ christdiil geweten en met de gemeenschap, waarin hij met zijn broederen staat te kunnen rijmen. Er i dan ook o. i. wel gebrek aan d^rgeen sprake zijn. ap kan In onze artikelen over Schoolverbond zijn de gronden waarop onze meening steunt, ook tegen de hier aange- ZfloT T 7* mb nieuwe w ! V00^zettmg van het debat dus ijdel zijn. W at ons alleen overblijft is Eene vraag aan D*. Nahuys: Waarom zijt ge als afgevaardigde van de Hulpv Zeist voor Chnst Nat. Schoolonderwijs niet gekomen'p 0Te rgadenng Juist waar uw meening van die uwer broeren verschilde, was komen plicht geweest. Wel de le- uitYet vlÏÏtjgl^nteÏ T ^ ^ verwondering JitJ; "" em de bladen du, t«,m om rijn. Joo ge het stak v» D». Nahup will „vernemen, doet VnjC IJ ' maar Platst het dan geheel, en snijdt er 4 niet een enkele phrase uit, die u bevalt, om wat tegen u is te verzwijgen. 1) II". //Mijn antwoord op uwe mij in de Heraut gedane vraag kan kort zijn. //Des Dingsdagsavonds heb ik catechisatie. Mijn werk in de gemeente beschouw ik als mijne eerste roeping, waarbij al het overige moet achterstaan. z/De Hulpvereeniging Zeist, voor Christ. Nat. Schoolonderwijs, had twee personen afgevaardigd, Mr. J. van Zanten en mij. Mr. van Zanten is Dingsdagavond 26 October, op de vergadering geweest. Ook Zeist was aldus daar vertegenwoordigd. //Eindelijk was het mij onbekend, dat de Hulpvereeniging Utrecht iets zou voorstellen, waarmede ik mij onmogelijk kon vereenigen." Zeist, 15 Nov. 1869. Th. H. Nahuijs. III. De Nederlandsche Gedachten, N°. 11 z/Met de afstemming van het amendement-Kuyper was, ook naar mij voorkomt, de onmogelijkheid eener doeltreffende samenwerking beslist." Zoo schreef ik, na de lezing van het niet wederspro- 1) Aan dit verzoek is voldaan, want geen der bladen nam er notitie van. ken verslag der Vergadering van 27 Oetober te Utrecht, in de Heraut van 29 Oetober. Liefst zou ik hiermee volstaan. Immers, (zoo als ik, aan het einde van het eerste tiental, nogmaals heb herinnerd) wenken slechts geef ik. Wenken, enkel over hetgeen mij voor de Christelijk-historische volksbelangen principieel meest behartigenswaardig voorkomt. Geregelde dagbladen-polemiek ligt buiten mijn vermogen en reeds daarom buiten mijn bestek. Onbillijk dus zou het zijn, wanneer, uit mijn zwijgen op interpellatiën, toestemming of verlegenheid afgeleid werd. Ook de N. Rott. Courant zal erkennen en voortaan, vlei ik mij, in het oog houden, dat ik moet vrijgewaard zijn tegen liet, aldus vertiendubbelen eener taak, waarbij ik, buitendien reeds, te weinig op het ontoereikende mijner krachten gelet heb. Ditmaal evenwel, nu de vergadering van het Schoolverbond algemeen ter sprake gebracht wordt, gevoel ik niet te mogen zwijgen op een artikel, in evengemeld blad van 27 Oetober, tegen Dr. Kuyper c. s. gerigt. Aldaar lees ik: "Het Handelsblad zegt, dat de confessioneelen, in navolging van den heer Groen, kracht zochten in isolement. Wij zouden veeleer zeggen, dat er een caricatuur is geleverd van dat stoute woord, de uiting van edele beginseltrouw: „in ons isolement ligt onze kracht." Beteekent dat woord, dat men zich onttrekken moet aan goede en schoone pogingen, wanneer men zelf niet den toon kan geven? Neen , dan alleen ziet Groen in isolement, kracht, wanneer het een eisch van plichtsbetrachting is, alleen te staan. Het isolement van hem, die zich bij de conservatieve partij niet wil laten inlijven, geeft kracht, omdat daardoor het beginsel gehandhaafd wordt. Niet alzoo, waar noch het beginsel gevaar loopt, noch zelfs de samenwerking het. beginsel raakt. De heer Groen, wij twijfelen er geen oogenblik aan, staat aan onzen kant, als wij zeggen: daar waar men iets goeds kan steunen, waar men bovendien, door den christelijken geest, welks vertegenwoordiger men zich rekent, invloed ten goede kan hebben, en veel kwaads keeren of temperen, daar is niet scheiding, die het beginsel isoleert, maar aansluiting, die het vruchtbaar maakt, plicht." Yoor deze toelichting mijner lievelingsspreuk allezins dankbaar, kom ik tegen de toepassing in verzet. Het Handelsblad heeft, naar mij voorkomt, de bedoeling van Dr. Kuyper c. s. gevat. De N. Rott. Courant schijnt te onderstellen, dat de houding van Dr. K. c. s. een afgesproken vertooning geweest is, en dat men uit dien hoofde onredelijke eischen gedaan heeft. Zij heeft niet genoeg in het oog gehouden, dat de voorzichtigheid onzer vrienden zeer gemotiveerd was. Twijfelachtig kon het niet zijn, dat men met wederpartij ders van het Christelijk-Nationaal Schoolonderwijs ter samenwerking uitgenoodigd werd. Dit was voor den meest argelooze onmiskenbaar. Nu althans. Yeel hebben wij in dit opzicht te danken aan de reeks artikelen, waarmee Dr. Lamping, bij de stembus van 1869, het land in rep en roer gebracht heeft. Veeljarige ondervinding heeft geleerd dat velen, meenende Gode en het Vaderland een dienst te doen door uitroeiing der goddelooze broeinesten van kerkelijke en wereldlijke twisten, in den aard der middelen niet altijd even kiesch zijn. Onbillijke verdachtmaking was het dus niet, de mogelijkheid te onderstellen, dat zeer velen, zij althans, wier dweepzieke felheid op der meesten meegaandheid triumfeert, bevordering van schoolplichtigheid en kosteloos onderwijs zouden te baat nemen, niet enkel om schoolverzuim te keeren, maar vooral om, door de overmacht van het geld of van de strafwet, de geloofs- overtuiging der ouders ten gunste der godsdienstlooze, zoo niet erger dan godsdienstlooze, openbare school te doen zwichten. Het plan van Dr. Kuyper c. s., was te voren, zegt men, beraamd. Een soort, een schijn althans van complot, lees ik elders. De N. Rott. Courant maakt ook met nadruk van die voorafgaande beraadslaging gewag. ,/Op een vergadering van confessioneelen, den vorigen dag gehouden, was bepaald, dat men eenige amendementen zou indienen op het programma, en dat, werden ze niet aangenomen, de partij zich zou verwijderen." Het bijeenkomen den vorigen avond zal op zich zelf niet berispelijk zijn. Aan eene bijeenkomst deel te nemen, ter formatie van een verbond, met verklaarde tegenpartij ders, is reeds hachelijk op zich zelf; maar, dit te doen, zonder voorafgaand overleg omtrent de voorwaarden waarop men ingelijfd wordt, zou al zeer, zou al te naïf zijn. De N. Rott. Courant maakt van de verwerping van de motie Verhagen (schoolplichtigheid als hoofddoel) grooten ophef. „Wat beteekende de vertooning? Geheel ten onrechte zegt het Handelsblad, dat de heer Verhagen, schoon met de beste bedoelingen der wereld, de plaats der twistgodin vervulde, en door het voorstel der schoolplichtigheid het protest van Dr. Kuyper uitgelokt heeft. Niet alleen dat de heer Verhagen het protest niet heeft uitgelokt; maai zijn voorstel was juist de brug, waarover de partijen elkander hadden kunnen naderen. Nu het met overgroote meerderheid verworpen was, bestond er geen reden om te vreezen, dat van het Schoolverbond de wettelijke schoolplichtigheid hoofddoel zou worden. Het groote bezwaar was dus nu .opgeheven. Men was het op dit' hoofdpunt eens." Repliek is eenvoudig. Het bezwaar was niet opgeheven. Als onverwijld uitgesproken doel, was de schoolplichtig- heid afgestemd, dit is zoo. Afgestemd was een voorstel, dat met onmiddellijke uitdrijving onzer vrienden gelijk stond. Dergelijk voorstel liad op aanneming geen kans. Op utilizeren, op neutralizeren, niet op uitdrijven was men bedacht. Eene zoo in liet oog vallende onvoorzichtigheid zou, door het écrasante der afstemmende meerderheid, terstond worden verbloemd. Geen wonder, zoo de toorn ontbrandt tegen Dr. Kuyper vooral, den gekozen woordvoerder, door wiens gevatheid en wakkerheid deze poging om in slaap te wiegen mislukt is. Het gevaar van doordrijving der schoolplichtigheid, als middel, was, door het overgroote cijfer der tegenstemmers, niet weggenomen, maar verdubbeld. Immers onder dit cijfer behoorden velen, die, zoodra het middel hun ter doelbereiking onmisbaar scheen, niet zouden terugdeinzen voor dwang. De N. Rott. Courant, terwijl ze van een onredelijken eisch gewag maakt, erkent het zelf. „Waarom zijn zij heengegaan? waagt men. Men moest liever vragen: waarom zijn zij gekomen? Men wist toch van te voren wel, dat een vergadering, als te Utrecht bijeen was, niet dwaas genoeg zou wezen, om nu reeds zich aanbanden te leggen, en voor altijd middelen zou uitsluiten, die in de toekomst wel eens konden blijken de beste, de eenig mogelijke te zijn, ofschoon men schier eenstemmig oordeelde, dat alle andere gepaste middelen eerst moesten worden beproefd. Wetende, dat hun eisch onredelijk was, hadden ze liever moeten wegblijven. Nu heeft het allen schijn, dat zij gekomen zijn, enkel met het doel om met zeker gerucht heen te gaan, en daarmee aan het land den indruk te geven, dat er „tusschen de heilige schare" en het andere menschdom geenerlei gemeenschap bestaat." Onredelijk is, niet de eisch van Dr. K. c. s., maar wel het beklag van de N. Rott. Courant. Zoodra men nagaat wat schoolplichtigheid onder deze wet beteekent, heeft het, na de verwerping van den allezins redelijken en noodzakelijken eisch, allen schijn dat de uitnoodiging ter bijeenkomst eene vertooning of een guet-a-pens was. Een allezins redelijken en plichtmatigen eisch. Immers, wat is, onder de bestaande wetgeving, schoolplichtigheid? vraag het aan Mr. H. J. van der Heim; een consciëntiedwang, den Nederlander onwaardig. De verwerping van het voorstel-Kuyper was het bewijs dat het Schoolverbond dergelijken consciëntiedwang onder de tegen schoolverzuim, hetzij dan bij voorkeur of des noods, geoorloofde middelen rangschikt. Door jhet lidmaatschap van een Vereeniging, die van gewetensdwang principieel niet wil afzien, wordt men aan de sanctie van gewetensdwang voor zoo ver noodig, gewetensdwang naar bevind van omstandigheden, medeplichtig. Het non possumus geldt, bij dergelijken eisch, zoo niet voor den liberaal, althans voor den Christen. De verwerping van het amendement-Kuyper was de aanneming van het voorstel-Verhagen, naar den eisch der voorzigtigheidstaktiek, geredigeerd en verzacht. Principiële vijandschap tegen het Christelijk-Nationaal Onderwijs verried zich, ofschoon ze aan menigeen wellicht niet (voorzeker niet aan den hoogleeraar Harting of aan Ds. Nahuys) in het oog viel. De overvleugeling der gematigden door de consequenten (der Girondijnen door de Jacobijnen, zoo als Dr. Kuyper aanwees) was reeds in de hartstochtelijke begeleiding van het debat blijkbaar. Althans, mdien zelfs onze vriend Peringa nauwelijks gehoor vond, en wij, zoo als eender aanwezige predikanten mij schreef: „letterlijk uitgefloten en uitgetrappeld zijn." De Rotterdamsche Courant (met ons schoolwetprogram in de hoofdzaak geestverwant) keurt (3 November) de handelwijs van Dr. Kuyper af. Bij nauwkeurige herlezing van het debat, -zal zij wellicht inzien, en alsdan voorzeker erkennen, dat ze zich vergist heeft. Immers, ook volgens haar, is schoolplichtigheid, onder deze schoolwet, eene zedelijke onmogelijkheid. In beginsel stemt ze met Dr. K. overeen. „Schoolplichtigheid op zich zelf, m abstracto beschouwd, kunnen wij nog geen inbreuk op het wettig vrijheidsrecht noemen, het is eigenlijk niet dan een bescherming van het recht der .kinderen tegenover ouders die hun ouderplicht miskennen. — Nogtans, in de gegeven omstandigheid, onder de tegenwoordige schoolwet, zoolang het bezwaar van duizenden tegen het Staatsonderwijs, zoo als dit is, in den lande bestaat en weegt, hetzij dan te recht of ten onrechte; zoolang is school" plichtigheid, evenals kosteloos onderwijs, een feitelijk onrecht — wij zeggen meer: een zedelijke onmogelijkheid. Het verschil ligt dus in de opvatting van een feit. „Dit heeft de vergadering te Utrecht begrepen en daarom het voorstel-Verhagen verworpen. Maar daarom ook noemen wij het goed, dat het ingediend werd. De voorsteller had, iets anders bedoelend, een zeer goed doel bereikt. Een groot beginsel was uitgemaakt, en bij een samenkomst als deze is niets gevaarlijker dan dat principieele quaestiën behoedzaam wor- den geëcarteerd. Juist in het behandelen en afwijzen van dat voorstel was het middel gegeven om van weerszijden tot nadere verstandhouding te komen. En daarom achten wij het terugtreden van Dr. Kuyper met de zijnen, hoezeer vooraf beraamd, een overijlden, onberaden, ongemotiveerden stap. De verklaring door hem geëischt als voorwaarde van medewerking, was minstens overbodig, nadat de vergadering zich uitgesproken had." Plet amendement-Kujper was minstens overbodig, omdat de Vergadering reeds had uitgesproken, wat door de Roti. Courant i evenzeer als door Dr. 1\. ^ begeerd werd Reeds had uitgesproken. Hierin juist vergist zich de Rott. Courant. Wat was er uitgesproken"! dat de Vergadering zich niet allereerst ten doel zou stellen een wet op schoolplichtigheid te verkrijgen. Dit, ja, was uitgesproken. Maar, of, onder de gepaste middelen, al dan niet, zou worden uitgesloten een conscientie-dwang, den Nederlander onwaard (eene zedelijke onmogelijkheid, volgens de Rott. Courant) dit was niet uitgesproken; dit bleef onbeslist. Dit uit te maken was het doel vau het, niet minstens overtollig, maar buiten kijf noodzakelijk amendement. Hiermee vervalt de redenering der Rott. Courant. Zeer eenvoudig is de toedracht der zaak. De verwerping van het voorstel-Verhagen was dubbelzinnig. Slaapdrank of waarborg? Ook de schoolkwestie heeft het gevaar van dubbelzinnigheden geleerd. Het amendement strekte om de vergadering te brengen in een, ik erken het, voor onze wederpartijders zeer lastig dilemma. Of, uil te spreken, wat de Rolt. Courant, al te irenisch gezind, zich verbeeldt dat reeds uitgesproken was, of te doen blijken, dat men tot eene, Gode zij dank! oncler deze wet, anti-nationale schoolplichtigheid, zoodra men die noodig keurt, ook met verkrachting van het geweten, gezind is. Dit laatste geconstateerd zijnde, kon er geen aarzeling zijn, voor wie het inzag. Daarom was de terugtred niet, zooals de Rott. Courant beweert, een overijlde, onberaden, ongemotiveerde, maar een weloverdachte en door christen en burgerplicht voorgeschreven stap. Te zwijgen, waar onze vrienden, ter zake van plichtbetrachting , aan velerlei miskenning ten doel staan, zou onverantwoordelijk geweest zijn. Eene broederlijke handreiking in 't openbaar is dan behoefte. Anders was mijn betoog ten eenemnale overtollig. Om de uitnemende wijs waarop, door de Heraut en aanvankelijk door de Hoop des Vaderlands, de ongerijmdheid der verwijten in het licht gesteld is. Om de niet onopgemerkt gebleven overeenstemming van de onverzettelijkheid onzer vrienden met mijn eigen zinspreuk en bedrijf. Tegen prijs geven onzer zelfstandigheid aan de conservatieve partij heb ik onoverkomelijk bezwaar. Zou ik dan, zonder precizering der voorwaarden van het Tractaat, medeplichtig hebben willen zijn aan een bondgenootschappelijk allegaartje, ook met den hoogleeraar Opzoomer, ook met den heer Verhagen, van wiens ijverige deelneming (of is het een ander?) aan het VrijdenkersVerbond te Amsterdam, de Rotterd. Courant ons dezer dagen, met loffelijke ontroering, een merkwaardig bericht gaf. IY. Kerkelijk Weekblad De uitkomst en het beloop der vergadering van het Schoolverbond, gesticht niet het doel om het Schoolverzuim tegen te gaan, is reeds algemeen bekend. Ik zal dus niet een verslag van die samenkomst geven, maar slechts enkele punten mededeelen en toelichten. Als hoofdbeginsels werden op de Agenda gesteld: 1. Het Schoolverbond heeft ten doel, het bezoek der scholen, waar lager onderwijs gegeven wordt, door alle gepaste middelen te bevorderen. 2. Het verbond onthoudt zich zorgvuldig van alles, waardoor de godsdienstige meeningen van dezen of genen zouden kunnen gekrenkt worden. 3. Zij, die het lidmaatschap van het verbond aanvaarden, verklaren daarbij persoonlijk alles te zullen in het werk stellen, wat strekken kan om in hunnen bijzonderen kring de bedoelingen van het verbond te bevorderen. Onze vrienden hadden voorgesteld, daaraan o. a. toe te voegen: „Bevordering van schoolplichtigheid en kosteloos onderwijs blijven, onder de vigeerende schoolwetgeving, hierbij uitgesloten." z/Mocht derhalve, tengevolge van den stoot door zijn optreden aan de publieke meening gegeven, invoering der Schoolplichtigheid aan de orde komen, dan zal in zijn program algeheele vrijmaking der school steeds aan de invoering der schoolplichtigheid moeten voorafgaan." Daar tegenover had de heer Yerhagen uit Goes voorgesteld : „Het Schoolverbond — in beginsel erkennende, dat, zoolang in ons vaderland niet iedereen voldoend lager onderwijs ontvangt, althans zoodanig, dat het voornaamste daarvan voor het leven behouden blijft, — de hechtste waarborg ontbreekt voor het behoud en de ontwikkeling der vrijheid, beschaving en welvaart, en overtuigd, dat geene algemeene verspreiding van het onderwijs in alle klassen der maatschappij mogelijk is, zonder tusschenkomst der wetgevende macht, die aan de ouders de verplichting oplegt om hunne kinderen voldoend lager onderwijs te doen genieten, — stelt zich ten doel, om de invoering van zoodanige wet voor te bereiden en zooveel mogelijk te helpen bevorderen, en (volgens het programma)." Als doel werd de verkrijging van zulk eene wet met eene verpletterende meerderheid afgestemd; maar onze vrienden aldaar verlangden ook de zekerheid, als voorwaarde om met het verbond te kunnen samenwerken, dat het, zoo zulk eene wet, zonder algeheele vrijmaking der school, mocht ingevoerd worden, nooit als middel zou gebruiken. De heer I'eringa wees er zeer terecht op, dat gelijk thans de toestand van het schoolwezen ten onzent was, schoolplichtigheid een vader, die uit geweten tegen de staatsschool was, dwingen zou, tegen zijn geweten, zijn kind derwaarts te zenden, zoo er in de plaats zijner woning geene vrije school gevonden werd. En, hoevele aanwezigen de bij de Agenda afgekondigde onzijdigheid opvatteden, kan hieruit blijken: Toen er van onze zijde over 't heiligste, en over het geweten gesproken werd, werd de spreker uitgefloten en hem door allerlei rumoer het voortgaan belet, terwijl één lid, zich naar de vergadering keerende, haar luide toeriep, om toch sterk hare afkeuring te doen blijken; ja men zegt, dat de doffe kreet gehoord werd: Sla hem dood. Zoo vrijheidlievend en onpartijdig zijn vele voorstanders van het openbaar onderwijs, ofschoon de taal onzer tolken zéér gematigd was. Een deel onzer geestverwanten heeft, na de verwerping van hunne voorstellen, de vergaderzaal verlaten. De overblijvenden, de constituanten van het verbond, hebben in eene avondzitting velerlei meeningen geuit en toegelicht, waarbij het bleek dat buiten de schoolplichtigheid moeielijk één algemeen middel aan te wijzen zal zijn. Met dat resultaat ging men naar huis, en in dezen zin kan men zeggen, dat de dweepers met de staatsschool voldaan zijn geworden. Overigens draagt deze vergadering er toe bij, om de waarlijk-vrijheidlievende liberalen te scheiden van de menschen, die ons volk willen dwingen, om de kinderen naar de school zonder Bijbel en vol van weerzin tegen de echt-christelijke deugden te zenden. Op verreweg de meeste plaatsen is, vooralsnog althans, de ojjrichting van christelijke scholen ondoenlijk, terwijl vele ouders hunne kinderen slechts zoolang op de staatsschool laten, totdat zij de onmisbaarste kundigheden zoo wat verstaan, om ze dus zoo spoedig mogelijk te onttrekken aan den invloed, dien zij verderfelijk achten. Om deze reden niet het minst, is het schoolverzuim eer toe- dan afgenomen in de laatste jaren. En de predikanten onzer richting — zij mogen daar, waar zulk een toestand bestaat, ook geen raad geven, die eene andere strekking heeft. De lieer Yerhagen sprak van /eer-pliclitiglieid. Maar, de verplichting van opvoeding is reeds uitgesproken in het burgerlijk wetboek, art. 353; daaronder is ook het geven van onderwijs begrepen. Eindelijk bedoelt men dan ook eene wet, die voorschrijft de kinderen naar eene lagere school te zenden, met bedreiging van straf op overtredingen, en met bepaling van hoelang enz., afgewisseld, natuurlijk, met uitzondering voor vlugge en ziekelijke kinderen (tenzij men een eindexamen mocht stellen, om verlof te bekomen, de school te verlaten). Hoe men die wet klaar zou krijgen, begrijp ik niet; maar, dat zij het /twis-onderwijs vernietigen zou, is duidelijk. Door zedelijke middelen, en niet door wettelijken dwang, worde het schoolverzuim tegengegaan. In het laatste geval zal men, even als met de verplichte koepokinenting, ook eene reden waarom verscheidene kinderen niet ter schole gezonden worden, het kwaad erger maken. Zulk eene wet zou meer dan één der vrijge-. zinden in den kerker brengen, althans met boete op boete bezwaren. V. De Nieuwe Goessche Courant. t Niemand zal het voorzeker verwondering baren, dat nog herhaaldelijk met belangstelling gesproken wordt over de vergadering, die te Utrecht plaatshad, van mannen, wien de toestand van het opkomend geslacht derwaarts dreef. Ook wij willen nog eens kortelijk daarop terugkomen. \ooral op de houding, daar aangenomen door de afgevaardigden der vereeniging voor Christelijk- Nationaal Onderwijs. Ofschoon deze houding ook door sommige geestverwanten — niet is goedgekeurd, gelooven wij toch, dat die vereeniging geen ander standpunt kon aannemen. Ook haar doel is, bestrijding der onkunde; ook haar streven is, om gelegenheid tot onderwijs te openen, vooral voor kinderen, wier ouders bezwaar hebben hen op de ojjenbare school te doen onderwijzen. Het lag dus in den aard der zaak dat de Vereeniging; voor Christelijk-Nationaal Onderwijs geheel instemde inet het doel van het op te richten Schoolverbond, zooals dat door de onderteekenaars der circulaire werd voorgesteld. Alleen bestond nog de vraag, welke middelen zouden daartoe worden aangewend. Zouden die middelen van dien aard zijn, dat de Christelijk-historische richtins: daartoe kon medewerken ? Deze vraag wilde men eerst hebben uitgemaakt. Daarvan zou afhangen of de leden en voorstanders van liet Christelijk-Nationaal Onderwijs een op te richten bond zouden kunnen steunen, en in kracht doen toenemen. Om nu in eens te weten „wat men aan elkander had" — zoo als Dr. Kuijper zich uitdrukte — zeide deze, dat zij, uit wier naam hij sprak, meenden alleen dan met ware instemming tot den bond te kunnen toetreden, wanneer hun de zekerheid werd gegeven, dat onder de middelen om het schoolverzuim tegen te gaan, bij de beginselen der tegenwoordige schoolwet, nimmer zouden worden opgenomen: Schoolplichtigheid en kosteloos onderwijs. Deze vraag was niet meer dan billijk. Schoolplichtigheid onder eene wet, die voorschrijft dat op de openbare scliool godsdienstige ontwikkeling gescheiden blijve van het aanleeren van algemeene kundigheden, kon niet anders, dan de godsdienstige begrippen schokken van hen, die de godsdienstige ontwikkeling daarmede willen doen gepaard gaan. En zij die zoodanige schoolplichtigheid geweerd wilden hebben, waren juist de voorstanders van dat laatste beginsel. Is het nu niet allezins billijk, dat bij de bekendheid van dit beginsel der voorstanders van het Christelijk Nationaal Onderwijs, deze alvorens toe te treden, eerst zich willen overtuigen, dat de schoolbond later niet zou blijken eene richting voor te staan geheel in strijd met de hunne. Natuurlijk dat de overige leden der vergadering volkomen vrijheid hadden, die voorwaarden al of niet aan te nemen, maar de anti-revolutionairen moesten weten wat zij van den schoolbond te wachten hadden. Even zoo was het ook met de vraag, dat bij de middelen om schoolverzuim te keer te gaan, bij de beginselen der tegenwoordige schoolwet niet moge worden opgenomen kosteloosheid der openbare school. Het is toch reeds onwedersprekelijk gebleken, hoe juist die kosteloosheid of althans het geringe schoolgeld op de openbare school, een onoverkomelijke hinderpaal is voor het bijzonder onderwijs. Kan men nu van de voorstanders van dat bijzonder onderwijs vorderen, kan men van hen verwachten, dat zij zullen medewerken tot het scherpen van een wapen, dat voor hen zeiven doodelijk is. Dat ware immers zelfmoord? Natuurlijk dat ook hieromtrent de overige leden der vergadering zelf moesten beslissen; maar even natuurlijk dat de voorstanders der Christelijk-historische richting, alvorens tot het Schoolverbond toe te treden, zich eerst wilden vergewissen, dat het nimmer zou moeten leiden tot hun eigen ondergang. Maar zal men misschien zeggen, er was reeds door het verwerpen van het amendement- Verhagen, vooral door de overgroote meerderheid waarmede het verworpen werd, door de vergadering beslist, dat schoolplichtigheid niet het doel der op te richten vereeniging zou zijn. 't Is waar: het was beslist dat het niet het doel der vereeniging zou zijn. Maar de heer Harting erkent zelf dat het toch een middel zou kunnen worden, waartoe men hoe heroïek ook, wellicht eindelijk zijn toevlucht zou moeten nemen. En hetzij doel hetzij middel, de uitkomst zou toch dezelfde wezen. Zoowel onder den eenen als onder den anderen vorm moest het door de voorstanders van het Christelijk-Nationaal Onderwijs verworpen worden. En dat een eventueel toevlucht nemen tot dit heroïeke middel, — al was de schoolplichtigheid als doel verworpen toch gansch niet tot de onmogelijkheden behoort, bleek vooral daaruit, dat Mr. Opzoomer, de bekende voorstander der schoolplichtigheid er tegen stemde, dat ze als doel der vereeniging werd gesteld. Zal hij er later ook tegen zijn om schoolplichtigheid als middel tegen het schoolverzuim te bezigen? wij betwijfelen het. Maar men hoort ook nu reeds sommigen uitroepen : Hoe konden de medestanders van Dr. Knijper verwachten, dat de vereeniging van twee zulke uitstekende wa- 5 penen afstand zou doen. Wij willen daarlaten, althans voor het oogenblik, of die wapenen zoo uitstekend zouden blijken, maar juist, wanneer het waar is, dat om de uitstekendheid dier wapenen, de voorstanders van het Christelijk-Nationaal Onderwijs wel konden verwachten dat de schoolbond die niet zou verwerpen, dan zou juist daarin eene rede voor hen gelegen zijn, om zich omtrent de mogelijkheid te vergewissen of dat men er zijn toevlugt toe zou nemen. Maar, beweert men, de heer Harting zeide immers: ,/gij kunt er eerst de proef van nemen, bevalt het u bij nader inzien niet, gij kunt er altijd uittreden." Wij waardeeren de verzoenende bedoeling waarmede de heer Harting hierop wees, maar wij vragen, zou het niet bijkans aan zelfmoord gelijk hebben gestaan, indien de vereeniging voor Christelijk-Nationaal Onderwijs eerst den invloed van het op te richten Schoolverbond, met al de kracht die in haar was, zou hebben gesteund, wanneer haar steeds het zwaard van Damocles boven het hoofd hing, dat dat Schoolverbond, juist door dien invloed sterk genoeg werd, maatregelen te nemen, die het bijzonder onderwijs moeten dooden? Mochten de voorstanders van het Christelijk-Nationaal Onderwijs dien invloed bevorderen, zonder de zekerheid te bezitten, dat die invloed nimmer gebezigd zou worden, ter vernietiging van het beginsel dat zij uit overtuiging voorstaan? Later, wanneer men werkelijk tot schoolplichtigheid of geheel kosteloos openbaar onderwijs zijn toevlugt nam, zouden zij zich nog steeds kunnen terugtrekken; 't is waar, maar dan ware het misschien te laat voor het beginsel dat zij voorstaan. VI. De Ziianlaiidsche Courant. . . Een tweede negatief resultaat is, dat de vergadering //ich niet heeft durven uitlaten omtrent het vraagstuk der leer- of schoolplichtigheid. Men verkeert omtrent het gevoelen der vergadering met betrekking hiertoe in volslagen duisternis, niettegenstaande de eerste circulaire der heeren Harting recht gaf tot het vermoeden, dat deze aangelegenheid ernstig zou worden besproken. Noch het bestuur, noch de vergadering zelve scheen echter het vraagstuk aan te durven. Het voorstel Verhagen om schoolplichtigheid tot doel van den Bond te maken, werd verworpen; maar ook het voorstel Kuyper om uit te maken dat schoolplichtigheid nooit, hetzij als doel hetzij als middel, door het Verbond zou worden aangegrepen, werd mede verworpen. Toen nu eindelijk door een paar sprekers de vraag au fond zou worden behandeld, kwam plotseling de heer Moens met eene motie van orde, om over schoolplichtigheid niet te discussiëren, op grond nota bene! dat ieder in de vergadering met eene vaste overtuiging was gekomen, van welke hij door de discussie niet zou worden teruggebracht, een argument dat elke discussie in elke vergadering nutteloos zou maken, dat elke propaganda door kracht van redenen zou uitsluiten, en welks onjuistheid later voldingend werd bewezen, toen Prof. Harting mededeelde, dat hij, vroeger voorstander van schoolplichtigheid , van dat gevoelen door de argumenten van anderen was teruggekomen, en hij haar nu slechts zou aanbevelen als alle andere middelen (palliatieven) onvoldoende bleken te zijn om de kwaal te bestrijden. De motie Moens werd aangenomen en de discussie gesmoord. Ook in de avondvergadering werden door verschillende sprekers vergeefsche pogingen aangewend om eene ernstige beraadslaging uit te lokken betrekkelijk de gewigtige vraag van den dag. In die avondvergadering toch waren uitsluitend de middelen aan de orde, die door het Verbond zouden worden aangewend ter bereiking van zijn doel. Maar volgens de interpretatie door de regelingscommissie aan haren beschrijvingsbrief gegeven, was dit punt eerst het allerlaatst aan de orde , en met het doen en aanhooren van verschillende mededeelingen, die niet allen door even groote belangrijkheid uitmuntten, was eindelijk zooveel tijd verbruikt, dat de vergadering moest worden gesloten, zonder dat aan de question bruiante de eer eener gezette en degelijke bespreking was te beurt gevallen, die zij zeer zeker verdiend had, hoe men ook over de zaak zelve moge denken, waaromtrent ons gevoelen bekendis. Ten slotte nog een woord over de houding door Dr. Kuvper c. s. aangenomen. In schoolplichtigheid en kosteloos onderwijs zag hij wapenen die tegen zijne richting zouden gekeerd worden. Hij wilde dus geen van beide en stelde tot voorwaarde zijner toetreding dat het Verbond zou verklaren, dat het van die wapenen geen gebruik zou maken. Het stond hem vrij al of met toe te treden, mitsdien ook aan die toetreding voorwaarden te verbinden. De vergadering verklaarde door verwerping van zijn amendement die voorwaarden niet aan te nemen. Nu zien wij inderdaad niet in, waarom wij het den heer Kuyper tot een grief zullen maken, dat hij na verwerping van zijn amendement van zijn standpunt verklaarde tot het Verbond niet te kunnen toetreden. VII\ Artikelen uit de „Vereen iging." en dan is het onmogelijk het Schoolverbond, met het anti-zegel-wetverbond als verbond tot een zeker doel, gelijk te stellen, of het is onontbeerlijk noodig, dat de wet op het schoolgebied, zoo als zij nu bestaat, om des gewetens wille, valle. Dit danken wij het Schoolverbond, dat het ons wakker geschud heeft op dit punt. Luide is het uitgesproken: schoolplichtigheid bij de bestaande wet. Dat kan niemand willen bij de bestaande wet, of hij moet eerst den eeretitel liberaal doorschrappen. Strenger gewetensdwang is er niet dan tegen overtuiging in, anderen te dwingen hunne kinderen op school te doen bij onderwijzers , die een geheel ander geweten den kinderen zouden opdwingen, dan dat hnnner ouderen. Het Schoolverbond bij onze tegenwoordige wet is een ondenkbare zaak. Geene schrede in het leven of er is strijd, en onder den naam van Schoolverbond tot schoolplichtigheid en schooldwang. Had men te doen met eene natie, die op het gebied van kerk- en schoolplichtigheid nog in een diepen slaap verkeerde, dan was dit verbond de herstelling van hetgeen eene halve eeuw lang reeds wegstierf: een Nut van 't Algemeen galm; nu een kindertrompetje, eenmaal een Alphoorn in Nederland! Thans stuit het Schoolverbond op eene natie, ontwaakt op het gebied van kerk en schoolplichtigheid. Of meent men, dat men aan de natie zoo gemakkelijk schoolplichtigheid zal opdwingen als aan onze hoogere scholen de eollegieplichtigheid ? Onder de mannen der wetenschap moge deze zoo geheel eenige Nederlandsche despotie nog geldend recht zijn, bij de mannen des volks heet het: dat nooit! Het Schoolverbond, wij onderstellen het edelste, wil iets dat wij nog meer willen. Dat is: noch schooldwang, noch schoolplichtigheid: neen dat voorwaar niet; het Schoolverbond wil leerplichtigheid. — Voorwaar een heerlijk doel. — Maar hiertoe behoort: 1. Dat en grondwet en schoolwet veranderen. 2. Dat zij erkennen: gelijk recht voor allen. 3. Bovenal geene Staatsconcurrentie met Staatsscholen tegen vrije scholen. 4. Facultatieve schoolplitsing in gezindheidsscholen, met gelijke staatsbegunstiging. 5. Het recht der vrijheid bij leerplichtigheid: zijne kinderen te doen onderwijzen of zelf te onderwijzen, naar eigene keuze. 6. De leerplichtigheid allen zoo lang overtuigend als onontbeerlijk mede te deelen, totdat zij zonder gewetensdwang bij eene wet kan ingevoerd worden. O. G. Heldring. VII». Is de liouding van onze vrienden daar te verdedigen? ziedaar een vraag, die we niet kunnen ontwijken. Ik wil rond er voor uitkomen. Ik zie in de houding van Dr. Kuyper c. s. een eerlijk protest, een krachtige belijdenis. Ik geloof dat de samenwerking met andersdenkenden, zoo lang deze schoolwet blijft, een fictie is. Elke onthouding daarvan is derhalve een protest. Dat moeten en zullen onze geestverwanten, zoo God ze voortdurend getrouwheid geeft! Stand houden en strijden en ijveren tegen de bestaande wet. Dat gemeenschappelijk heengaan was weer de kreet van even zoo vele conscientiën: kom onze bezwaren te gemoet, geef ons de vrijheid, waar we recht op hebben, en die ge ons beloofdet! Door daden moeten de tegenstanders lceren, dat wanneer ze dit niet tot stand willen brengen, we dan ook al hunne woorden van onzijdigheid niet kunnen gelooven. Maar, zal men andwoorden: dat heengaan was in ieder geval overijld, men had eerst vertrouwen behooren te schenken aan de belofte van onzijdigheid, en later als deze geschonden werd, had men zijne bezwaren kunnen inbrengen. Mij dunkt dat men met hetzelfde recht tot iemand, die gewoon is zijn tijd wat vooruit te zijn in diepte van inzicht, zou kunnen zeggen: dat hij niet zoo scherp zien moest, of den denker gebieden om wat minder gebruik van zijn wijsheid te maken. Want geen feil immers, maar een uitnemendheid is het, van den woordvoerder onzer richting op dien Schoolbond, dat hij de eigenaardigheid heeft ontvangen, om scherper dan me- nigeen onmiddelijk de gevolgen te zien van iederen stap, dien men doet, en aanstonds te ontdekken, welke rustpunten er liggen op de lijn der gedachte, die men volgt. Protest tegen de ontbindende kracht van gewetensdwang — altijd en overal is zij plicht voor den Nederlander, die nog gelooft, dat God Nederland heeft verhoogd. En dit protest zien wij in de Utrechtsche „Secession." Iedere stap keuren wij als geloofsdaad goed, waarbij de geheiligde conscientie sprak: „Anders mag ik niet. Op dien kreet mag men bijstand wachten uit den hoogen Kederl. Stoomdrukkerij, Nicuwendyk L 7t>, Amsterdam.