KINDERHARPTONEN. ZANGBUNDELTJE YOOK VERZAMELD, VERVAARDIGD OF GEZET DOOR 3. S® 6 c /Hoofdonderwijzer aan de Christelijke School te Sexbierum, en uitgegeven ten voordeele van de Vereeniging „JOHANNES". tot steun van bejaarde, zieke of hulpbehoevende Onderwijzers en Onderwijzeressen van Christelijke scholen in Nederland. Tweede Druk. vau 11Z'Ci 16 eocenvpia-jcM-, NIJMEGEN, P. J. MILBOEN. KINDERHARPTONEN. ZANGBUNDELTJE a'oor Muliike scholen, Wapliota en Huisffeziimeii. VERZAMELD, VERVAARDIGD OF GEZET DOOR /loofdonderwijzcr aan de Shristelijke School te Sexbierum, en uitgegeven ten voordeele van de Vereeniging .JOHANNES", tot steun van bejaarde, zieke of hulpbehoevende Onderwijzers en Onderwijzeressen van Christelijke scholen in Nederland. Tweede Dkuk. >. Uit ben titottïi iiiT juugc kittbrrrit rit ïirr jtrgrlittgrtt Ijrht öiij U lof torlirrrib. I. SCHOOL. EN ZONDAGSSCHOOLLIED. 2. Doe ons allen hier te zaftm U gehoorzaam wezen. Heere Jezus, dat Uw Naam Immer zij geprezen. Weer van ons verdriet en smart, En geef ons dat nieuwe hart. Dat U kan behagen, (bis.) 3. En als wij van hier weer gaan, Laat het zijn met roemen; Mochten we Uwe wonderdaan Altoos dankend roemen; Lieve Jezus, ja, altijd, Zij ons hart U toegewijd, Hier, en in den Hemel, (bis.) Doetinchem. E. Gerdes. 2. OP EEN SCHOOL- OF ZONDAGSSCHOOLFEEST. Ü1 2. Uw zegen daal' ook mild'lijk neer Op 'ttrouw Bestuur, dat Gij, o Heer! Voor deze school doet waken, Maak ons en onze meesters saam Voortdurend tot ons werk bekwaam, Doe ons Uw' vrede smaken, (bis.) 3. FEESTLIED. (Vóór een School-, Zondagsschool- of' Exainenfeest.) 2. Danken wij in dezen stond Onzen trouwen God en Vader; Juichen wij nu al te gader Uit des harten diepsten grond: (bis.) »Prijst den Heer, \ »Mcldt Zijn' oer (bis. »Met blijden mond.'^ 3 God zij ons tot hulp en kracht Op den verd'ren weg door 't leven; Moog' Hij aan ons allen geven, Wat Zijn' wijsheid noodigacht. (bis) Hij geleidt j t' Allen tijd, bis. Die op Hem wacht. ' 4. In die hoop dan voortgegaan! En — als wij Hem dienen, vreezen — Zal Hij ons tot Vader wezen, Want Zijn' trouw blijft steeds bestaan, (bis.) Zingt den Heer, ] Geeft Hem eer V bis. Voor al Zijn' daan. ) 4. DANKLIED. (Bij liet eindigen van School-, Zondagsschool, enz.) 2. Verleen Uw' zegen aan het Woord. Dat wij hier weer vernamen; Zalf ons met Uwen Heil'gen Geest, Opdat Uw Naam, door ons gevreesd, Geloofd worde al te zamen. (bis.) 3. Geleid ons veilig weer naar huis, Terwijl we U dankend' loven; En doe ons toch met vaste schreön Den weg der zaligheid betreen Naar 't Vaderhuis daar boven, (bis.) Doetinchem. E Gerdes. 5. KINDERLIEDJE. 2. Wanneer mijn lieve vader bidt, Dan bidt mijn' moeder mee, Dan hopen zij van God, den Heer, Verhooring hunner bee. Want dit heeft va en moe gezegd: »De liefderijke Heer «Verhoort zoo gaarne ons gebed, »En geeft ons vaak zelfs meer." J. Steenbergen. 6. GODS ALOMTEGENWOORDIGHEID. 2. Nabij is God in 't duister, ^ Als ons geen oog meer ziet; Nabij, wanneer vol luister Be zon haar stralen schiet. Nabij de droeve kranken Gekluisterd aan hun bed; Nabij, wie juichend' danken, Uit angst en nood gered. 3. De Heer kent onze zonden, Gedachten, woorden, data; ^Yien niemand kan doorgronden, Ziet Hij inwendig aan. O, dat wij leeren leven Voor Hem, die alles weet, En van ons minste streven 't Geringste niet vergeet. 4. Wij kunnen niet ontvluchten. Want God is overal. Maar hoeven niet te duchten, Dat Hij ons straffen zal, Als wij, met nood en zonden, Ootmoedig tot Hem gaan; Zijn Woord heeft Hij verbonden, Geen zondaar af te slaan. 5. God wil genadig wezen In Christus, Zijnen Zoon, Wie, met eerbiedig vreezen, Zich buigen voor Zijn troon, En Zich aan Hem vertrouwen, Geloovende in Zijn woord, Waarop wij mogen bouwen, Want, — 't is Gods eigen Woord. Amsterdam. j Hesta_ 2 7. AAN NEDERLAND. 2. U mijn lied, mijn' kracht, mijn' trouwe, Dierbaar, rijk gezegend land; Wie op ijdelheden bouwe, Blijve uw steun des Hoogsten hand. Die uit de allergrootste ellenden Menigmaal verlossing zond, Zal ons nog verhooging zenden, Houden wij maar aan 't verbond. 3. De eerste Willem van Oranje Maakte met der Heeren Heer, In den kampstrijd tegen Spanje, Een verbond, Zijn' Naam ter eer. God der Vaad'ren blijf met Neerland, God, Oranje en Neerland saam! In dien band ligt onze weerstand; Maak tot trouw ons steeds bekwaam. Amsterdam. j_ HestAi 8. AVONDLIED. 1). 2. Wol deed zij goed aan mensch en dieren; Do voog'len zongen haren lof; , Do vischjes, die in 't stroomnat zwieren, -En 't wormpje prees haar in het stof. Zij deed de schoonste bloemen bloeien; Het roosje ving haar stralen op; Zij deed de zilv'ren lelies groeien, En parels blonken in lieur knop. 3. Zóó stortte zij een' stroom van zegen; Was ik aan haar gelijk deez' dag? En lachte ik ieder minzaam tegen, En maakte ik blij, al wie mij zag? Of zat ik boos en droef te kijken, Met een gezicht gelijk de nacht? O God! Doe mij Uw' Zon gelijken, Die ieder vriend'lijk tegenlacht. Gronin9™- Ij. D. MlrLLER Marsis_ het'eS coiptó.'8 oorsI,ronke,ijk vervaardigd op No. 180 dor Evang. Gezangen. 9. BEDE. 2. Ach! ons hart is vol van zonden, Ach! hoe dikwijls doen wij kwaad; Maar bij U wordt hulp gevonden; Gij, Die 'tkindje gadeslaat. Gij vergeeft de booze zonden; Vader! maak ons vrij van Jt kwaad! 3. Hebben wij soms zwaar misdreven: Doe het ons U zeggen, Heer! Wil ons dan de schuld vergeven . Zie op 't biddend' kind ter neer; Hebben wij soms zwaar misdreven: Och! vergeef, vergeef ons, Heer! Groningen. IJ. D. Muller Massis. 10. BIJ 't O NT WAK EN. 2. Gij zaagt van uit den hoogen, Terwijl ik sliep, o Heer! Met nimmer sluim'rende oogen Op mij in liefde neer. 3. Leer mij deez' dag te leven Tot eer van Uwen Naam; Wil mij een harte geven Tot Uwen dienst bekwaam. 4. Mocht ik mijn' ouders eeren, Gelijk een kind behoort, Mijn' lessen ijv'rig leeren, En hooren naar Uw Woord. 5. Verlos mij, Heer! van 't kwade, Van zonde heerschappij, Verheerlijk Uw' genade Aan allen, — ook aan mij. Nijverdal. J. Koolsbergen. 11. KERSTLIED. (I) 2. Gij, blijde kinderscharen! Paart vroolijk hart en stem, Want Jezus is geboren In 't need'rig Bethlehem. 3. Hij, op den troon der tronen Gezeten, eind'loos rijk, Kwam op deez aarde wonen. En werd den mensch gelijk. 2. Hij ging Zich zelv' verzaken, Verborg Zijn' majesteit, Om armen rijk te maken, Voor tijd en eeuwigheid. 3. O, dat wij voor Hem buigen, Hij werd voor ons een kind; Zijn' kribbe kan getuigen Hoezeer Hij zondaars mint. C. Hem thans in eer verheven. Nooit des ontfermens moe, Behoort geheel ons leven En nu, en eeuwig toe. H. J. de Wilde. 12. KERSTLIED. (II) 2- | .3. Eere zij God in den hoogen! Vrede daalde neer op aarde, God, Die aan den mensch gedenkt; Toen do Christus Gods verscheen: En uit vaderlijk moedoogen Vrede, nooit geschat naar waarde, Aan deze aarde een' Eedder schenkt. Maakt weer aarde en hemel één 't Eng'Ienkoor gaat ons voor; Vredewoord, lieflijk woord' Brengt den Heere lof en eere , Wil God prijzen, dank bewijzen 'tPrijst Ilem al de Heemlen door.(bis) \ Voor deheilmaar, thans gehoord. 4. Gods vrijmachtig welbehagen Heeft dit heil den mensch bereid; Laat heel de aard' daarom gewagen Van Zijn' liefde en heerlijkheid. Looft te zaam 's Heeren Naam! Hallelujah! Hallelujah! Looft Zijn' driemaal heil'gen Naam. (bis) H. J. de Wilde. 13. HET SNEEUWKLOKJE. 2. Sneeuwklokje, wees welkom! Luid 'tvoorjaar maar in! Al is het nog winter: uw' komst is begin Der Lente, die komt met haar vogels en groen; Lief klokje, wees welkom: ik geef u een zoen. 3. Zeg, zijt ge niet bang voor de kou, die u wacht? Neen, 'k zie, hoe gij rondkijkt en vriendelijk lacht; Als spraakt gij: »mijn God, Die mij zond, doet mij staan, En is het Zijn wil, — goed, dan zal ik vergaan." 4. Maar straks komen bloemen met heerlijker kleur; En bloeien er rozen, verrukk'lijk van geur; Pluk, kindlief! de bloemen, die God tot u zendt; En dank uwen Schepper bij winter en lent'! Groningen. IJ. D. Muller Massis. * 14. DE DRIE CHRISTENFEESTEN. 2. O, hoe heerlijk. Hoe begeerlijk, Is het blij verrijz'nisfeest! Na een nacht van zorgen Daagt een blijde morgen: Juicht nu, Christ'nen! onbevreesd. 3. O, hoe heerlijk, Hoe begeerlijk Is het heuglijk Pinksterfeest! Jezus, trouw en teeder, Zendt de gaven neder Van Zijn' Heil'gen, goeden Geest. Kijverdal. J. Koolsbergen. 3 15. PAASCHLIED. (1) 2. Do vijand meende waarlijk: Nu wordt Zijn naam ten spot; Maar Hij bewijst hot klaarlijk: Ik ben de Zoon van God! De tempel werd gebroken; De dorde dag breekt aan, En, — naar Hij had gesproken, Is Hij ook opgestaan. 3. Nu moet zich alles buigen, En vallen voor Hem neer. En vol geloof betuigen: Gij, Gij zijt God en Heer! Leer ons in U gelooven, Schonk ons den Heil'gen Geest, Dan vieren we eens daarboven, Het eeuwig' Pascha-Feest! Amsterdam. J. Hesta. 16. DE HEER IS WAARLIJK OPGESTAAN- 2. Do Heer is waarlijk opgestaan! Wij bidden Hem vol eerbied aan, Die, uit den donk'ren zondennacht, ) . > QiS Het licht des lieils te voorschijn bracht. ) 3. De Heer is waarlijk opgestaan! Wij roepen Hem ootmoedig aan: O, wek ons met U op, o Heer, j En doe ons leven tot Uw' eer. 4. De Heer is waarlijk opgestaan! Wij staren Hem geloovig aan, Den Zoon des Vaders, eind'loos groot, ^ . Den Vorst van leven en van dood. j 5. O Zoon des Vaders, eind'loos groot, O Vorst van leven en van dood, Doe eens ons juichend' grafwaarts gaan: i Want Gij, o Heer, zijt opgestaan! ) Amterdam. J. Hesta. 17. PINKSTERLIED. 2. Met rijke gaven daalt de Geest In zondaarsharten neer, En doet ze spreken, onbevreesd, Van Jezus, hunnen Heer. En duizenden, in 't hart geraakt Door de almacht van den Geest, Gelooven 't Woord, dat zalig maakt, En vieren Pinksterfeest. 3. Woon ook in onze harten Heer! Met Uw' genadekracht, En maak ons temp'len, Hem ter eer, Die alles heeft volbracht, Leer ons gelooven in den Zoon, Bereid ons voor het feest, Dat eens gevierd wordt voor den troon. Van Vader. Zoon en Geest. Amsterdam. J. Hesta. 18. M. A. DE RUITER. 2. Laat Eng'land, Frankrijk saam getuigen, Wie Ruiter was op 't ruime sop; Hoe hij den trotschen nek deed buigen, Wanneer hun hoogmoed voer ten top. Wat hielp de macht der Britsche helden, Der Franschen moed in 't heetst' gevecht, Als Holland Ruiter vóóraan stelde, Werd hun de neerlaag reeds voorzegd. 3. Dan streden Hollands dapp're zonen, Met leeuwenmoed naast »gocde vaer", Dan zei hij: »Kind'ren, moed betoonen, »Zoo maken wij den vijand klaar!" Dan zag men in één jaar twee rijken, Beroemd en machtig, fier en groot, Tot driemaal toe de vlaggen strijken; En schrikken voor De Ruiters vloot. 4. Dan zag men 't vaderland blij roemen In vrede, na een' bangen strijd; En Buiter zijnen Redder noemen, Die 't leven aan 's lands welzijn wijdt! Wie zou De Ruiter ooit vergeten, Die voor ons streed en 't leven gaf; Hij mag geen vaderlander heeten, Die koud blijft bij Do Ruiters graf. 19. EEN VAÜERLANSCH LIED. 2. Toen do Spaansche koning do vrijheid benam Om 't Woord van den Heer te lezen; Toon Alva mot Spaansclie soldaten hier kwam, Was ieder ter dood verwezen; Maar God, do Heer, 1) Zag gunstig op ons neer: Hij gat' Oranje moed En kracht, om goed en bloed Voor ons te wagen tot tegenweer, (bis.) 3. En na tachtig jaren van hangen strijd, Toen werd er de vreê gesloten; Toen was heel ons land van Spanje bevrijd. Al was ook veel bloed vergoten. Hoezee! Hoezee! 1) Zoo juichte elk bij den vree; En na den Hemelheer Kreeg ook Oranje de eer, Ja, ook de kinderen juichten meö. (bis.) 's Gravenhage. J p. Schaberg. 1) Het klagend van bet 1ste vers moot in juichend veranderd worden. 20. NAAR SCHOOL. 2. Spelen doen wij ook wel graag, Maar 'tis nu geen tijd; Nu aan 'twerk, niet loom en traag. Neen, mot zorg en vlijt. Straks, als 't leeren is gedaan, Mogen wij weer spelen gaan, Past dus op, en denkt er aan: »Alles op zijn' tijd." Amsterdam. J. Hesta. 21. MEILIED. 2. De winter heeft zijn' vreugde; ja, ik erken liet wel; Men leert dan in de scholen, en speelt een vroolijk spel; Bouwt fraaie kaartenhuisjes, speelt blindeman en pand, Of gliert in schoone sleden op 't fraai besneeuwde land. 3. Maar als de vogels zingen, o, dat is een genot! En in het groen te springen, o, welk een heerlijk lot! Nu staat mijn aardig paardje nog in den winterstal, Maar spoedig rijd ik buiten, en speel met tol en bal. 4. Ach! was mijn hof toch groener, en was het zachter weer; Kom. liefste Mei! kom spoedig! wij smeeken 'tU zoo teer; Kom met een schat viooltjes en roosjes. rozerood, Breng al uw' vogels mede, dan strooien wij hun brood! Groningen. ij. D. Muller Massis. \ 22. LENTE. 1) 'k Zou met de bloempjes onzer hoven. Wier ambrozijn, Als lieflijk reukwerk stijgt naar boven, Mijn' Schepper voor Zijn' goedheid loven . En dankbaar zijn. 3. Mijn lied zou 's daags en 's morgens rijzen Uit heel natuur, Die tfeestkleed draagt; op schoone wijzen Zou 'kals de nachtegaal, God prijzen In 't nacht'lijk uur. 4. Der vromen mond zou »Avien" spreken Op 't kinderwoord. Mijn zang zou 't koele hart ontsteken In gloed, waaruit een toon zou breken, Nog nooit gehoord. 5. En toch, des levens lentekoren, Der kind'ren toon', Zijn lieflijk in des Heeren ooren; Hij mint de kleinen, wil ze hooren In Zijnen Zoon. u No. 30b Alevel zal hij Stadhouder zijn." ) lste Dit is de volledige tekst van het lied, dat bij B met de noodige herhalingen voorkomt , doch de vijanden van de Staten breidden deze regels uit door er aan toe te voegen: »A1 zijn de Staten nog zoo groot, Alevel eten ze Oranjebrood." En om te doen voelen, dat de tegenstanders er onder moesten, en Oranje toch de bovenhand zou behouden, liet men er later op volgen: »En toch Oranje, toch Oranje, En toch Oranje boven." Zingt men nu in de melodie onder letter B (2e lezing) bij de rustteekens voort, dan kunnen deze 6 regels daarop ook gebruikt worden, als men van sommige kwarten achtsten maakt, of omgekeerd, zoaals het volk schijnt gedaan te hebben. (Het volk zag toen en ziet ook nu nog zoo nauw niet op de noten.) Later schijnt men ook voor dat versje de melodie, onder A. voorkomende, gebezigd te hebben. Deze wijze wordt door den geschied- n TOELICHTING. vorscher J, ter Gouw liet lied van »de Koekoek" genoemd" 1). Men zong dan de voornoemde regels aldus: »A1 is ons Prinsje nog zoo klein, — hoezee! »Alevel zal Hij Stadhouder zijn, — hoezee! »En al is ons Prinsje nog zoo klein, »Vivat Oranje! — Hoezee! (bis.) of in plaats der herhaling: Weg met dat sche vee. Al naar omstandigheden: Witte-, Pransche-, Keezen-, Brabantsche Vee. Later werden op hetzelfde liedje een aantal Oranjeliedjes gemaakt, b. v.: in 1747: »Ze zeien daar waster geen Prins in 'tland, — 'kzei: ja! »En de vlaggen die waaien 'an alle kant — ha! ha! enz. in 1787: Oranje zal bloeien als 'tkoren op 'tveld, — hoezee! En de Keezen die moeten naar 'tgalgeveld — o jé! enz Op Prinsendag: 'tOranjehoutje kan geen kwaad, — hoezee! Wij branden 'n vuurtje al op straat, hoezee! enz. En in den Citadelstrijd: Wie praalt aan 't hoofd der heldenstoet? — Chassé! enz. Ook in dien tijd week men van den ouden vorm af, door zich niet tot twee regels te bepalen die herhaald moesten worden, maar een aantal coupletten van vier regels te rijmen. De melodie onder letter B, schijnt echter de oudste en dus de oorspronkelijke te zijn. 1) Door vriendelijke tusschenkomst van Jonkvrouw A. Graafland te Amsterdam, wie ik daarvoor mijnen hartelyken dank toebreng, ontving ik eene verzameling liederen door Marius A. Brants Buys (Leiden A. W. Sijthoff), waarin veel van hetgeen in deze toelichting voorkomt, vermeld staat. Op de hoogh's Scheurkalender door E. Gerdes (10 Juli '81) vindt men het 1ste deel dezer toelichting. ESrUOTTE) IDEE, LIEDEREN. Nr" TITEL. Blarïz. I. School ra Zondagsschoollied 6 II. Op een school- of Zondagsschoolfeest 8 III. Feestlied (Vóór een School-, of Zondagsschool-, of examen- feest) ; 10 I\. Danklied. (Bij het eindigen van School, Zondags.. enz.) 12 V. Kinderliedje VI. Gods alomtegenwoordigheid 16 VII. Aan Nederland jg VIII. Avondlied 1 20 IX. Bede So X. Bij 't ontwaken 24 XI. Kerstlied. (1) 26 XII. Kerstlied. (II) 28 XIII. Het sneeuwklokje 30 XIV. De drie Christenfeesten. (Kerst-, Paasch- en Pinksterlied.) 32 XV. Paaschlied. (1) 34 XVI. De Heer is waarlijk opgestaan 36 XVH. Pinksterlied 3g X\ III. M. A. De Kuiter 40 XIX. Een Vaderlandsch lied 42 XX. Naar school 44 XXI. Meilied Ar, XXII. Lente 48 XXIII. Zonsopgang -q XXIV. De sneeuwpop 52 XXV. Ook voor kind'ren 54 XXVI. Paaschlied. (n) 56 n INHOUD DER LIEDEREN. Nr. TITEL. Bladz. XXVII. De Bijbel 58 XXVIII. Jezus' lof 60 XXIX. Op de bloempjes .... .... . . 62 XXX. Vivat Oranje! Hoezee! (A) 64 Het oude Prinselied (B) . 66 ALGEMEENE INHOUD DER LIEDEREN. 5 School- en Zondagsschoolliederen . . 1, 2, 3. 4, 20. 2 Morgenliederen 10, 23. 1 Avondlied 8. 2 Kerstliederen 11, 12. 1 Kerst-, Paascli-, en Pinksterlied . . 14. 3 Paaschliederen 15, 16, 26. 1 Pinksterlied 17. 3 Lente- en zomerliederen 21.22,29. 2 Winterliederen 13, 24. 6 Liederen ter eere van onzen Heer. . 5, 6, 9. 25, 27, 28. 4 Vaderlandsche liederen 7, 18, 19, 30. Uitgaven van de Drukkerij der Weesinrichting te Nijmegen: DE HARPE ZIONS bevat 164 Christelijke liederen, Hollandsche en Fransehe tekst. Vrij gevolgd door G. S. Adama van Scheltema. Prijs ingenaaid ƒ 1.25; gebonden ƒ1.60. NEERBOSCH' ZANGEN. Bloemlezing uit den I. en LI. Bundel, door C. S. Adama van Scheltema. Voor Gemengd Koor. Derde druk. Prijs /"0.85, in prachtband /;1.50. NEERBOSCH' ZANGEN. Bloemlezing uit den III. en IV. Bundel, door G. S. Adama van Scheltema. Voor Gemengd Koor. Prijs ƒ 0.85, in prachtband. ƒ 1-50. NEERBOSCH' ZANGEN. Bloemlezing uit den V. en VI. Bundel, door G. S. Adama van Scheltema. Voor Mannen- en ook voor V rouwenkoor. Prijs ƒ0.85 ; in prachtband ƒ1.50. GRONDBEGINSELEN VAN DEN ZANG voor Schoolgebruik, door G. S. Adama van Scheltema. Prijs ƒ0.20. DE LOFSTEM. Zangbundeltje voor Christelijke Scholen, Huisgezinnen , Zondagscholen. Jongelings- en Jongedochtersvereenigingen, door J. C. de Puy. Prijs ƒ0.2.». HET HARPJE. V ervolg op de Lofstem, door .1. G. de Puy, Prijs ƒ0.25. NEERBOSCH' ZANGVOGELTJES. Bundel I en II. Vierstemmige Liederen voor Gemengd koor, door C. S. Adama van Scheltema. Prijs per bundel ƒ0.2.). HALLELIJAH! 25 Liederen voor Gemengd Koor met geoefende leden, door J. C. de Puy. 2e druk. Prijs .... ƒ0.90. EXCELSIOR! Liederen voor Gemengd Koor. (Vervolg op „Hallelujah"), door J. C. de Puy. Prijs ƒ 0.75. ZINGT DEN HEER! Tweehonderd vierstemmige liederen, voor Gemengd Koor en Harmonium. Uit het Engelsch , door G. S. Adama van Scheltema. Prijs ƒ0.50.