DE LOFSTEM. Zangbundeltje voor Christelijke Scholen, Huisgezinnen, Zondagsscholen, Jongelings- en Jongedoüitersvereenigingen. VERZA/nELD, VERVAARDIGD OF GEZET DOOR J. C. DE PUY» HOOFl» DKR ('l 111 ISTF-'I.I.I K I' SCHOOT, TF. SF.XHIRIU'M. cn uitgegeven ten voordeele van de Vereeniging „BARNABAS", tot steun van nagelaten betrekkingen van Christelijke Onderwijzers in Nederland. ZESDE DRUK. — OPLAGE VAN sooo EXEMPLAREN. Neerbosch- Boekhandel, Neerbosch. 1898. DB LOFSTEM. 22)22 SiSWSWÏlKa ZANGBUNDELTJE VOOR VERZAMELD, VERVAARDIGD OF GEZET DOOR J. C. DE PUY, Hoofd iler Christelijke School te Ooit/urm. en uitgegeven ten voordeele van de Vereeniging „BAENABAS", tot steun van nagelaten betrekkingen van Christelijke onderwijzers in Nederland. ZESDE DRUK. — OPLAGE VAN 5000 EXEMPLAREN. NIJMEGEN. — P. J. MILBORN. — 1898. Nijmegen. — Snelpersdruk der Weesinrichting, Tot lieden toe is het aantal goede en goedkoope Zangboekjes voor de Christelijke Scholen in Nederland niet te groot. Daarom verheugde het den ondergeteekende, toen hij van zijn vriend en ambtsbroeder het plan mocht vernemen om een bundeltje liederen voor deze scholen uit te geven. Muziek schrijven voor kinderen is geene gemakkelijke taak en die taak wordt te zwaarder, naarmate men meer de krachten van het kind in dit opzicht in het oog houdt. De beperkte ruimte der stemmen maakt het schrijven van goede harmonie voor dit doel bijna onmogelijk; en bedenkt men daarbij, dat deze stukjes zóó gezet zijn, dat zij bijna even goed twee- als driestemmig kunnen gezongen worden, dan rijst daardoor de waarde van dezen arbeid aanmerkelijk. Zoodat men met volle ruimte deze liederen, die, ook wat de keuze der woorden aangaat , zeer gelukkig gekozen zijn, kan aanbevelen. Velen er van zijn door talrijke klassen van den ondergeteekende ten gehoore gebracht en voldeden uitstekend. De melodieën zijn gemakkelijk en aangenaam en de harmonie ligt geheel binnen het bereik der kinderstemmen. Dit meende de ondergeteekende voorop te moeten zetten om aan te toonen, dat deze uitgave niet slechts om het doel, maar ook om haar zelve aanbeveling verdient. De ondersteuning van het onderwijzersweduwenfonds wordt er krachtiger door en de Christelijke School wordt er door gebaat ter eere van Hem, Wiens lof uit kindeimonden wel het liefelijkste is, dat hier beneden gehoord kan worden. Utrecht, Juni 1874. H. J. van Lummel. VOOEBERICHT. Dit zangbundeltje heeft zijn ontstaan te danken aan den wensch om de kas der Vereeniging BARNABAS, tot steun der nagelaten betrekkingen van Christelijke Onderwijzers in Nederland, zoo mogelijk, te helpen stijven; daarom is het door mij tot dat doel aan het Bestuur van genoemde Vereeniging afgestaan. De eerste 16 liederen zijn oorspronkelijk, terwijl het „Aanhangsel" uit 5 Nederlandsche en 2 buitenlandsche doch zeer bekende volksliederen bestaat. Deze laatste 7 nummers zijn er aan toegevoegd, uithoofde men ze in geen kinderzangboekje bij elkaar vindt. De muziek "is zoo gezet, dat men de liederen even goed twee- als driestemmig kan laten zingen. Moge de waarde der toonzetting daardoor iets verminderd zijn, de bruikbaarheid zal er door gewonnen hebben, omdat men op vele scholen slechts tweestemmige liederen zingt. Ten einde melodie en harmonie zoo bereikbaar en eenvoudig mogelijk te doen zijn, vindt men in ieder nummer slechts eene kleine afwijking van den toonaard, waarin het gezet is. — Daar een groot deel dezer zangen feestliederen zijn, en de ondergeteekende ieder in de gelegenheid wilde.stellen, om — mocht men het wenschen — sommige melodieën in het geheugen der kinderen te bewaren, zijn er dubbel zooveel verzen als wijzen in, dus 46 op 23 melodieën. Voor de vergunning tot de op- en overname van al deze versjes, brengen wij onzen hartelijken dank toe aan de H.H. Vervaardigers eu Uitgevers. Velen van hen verleenden den'ondergeteekende niet alleen krachtig hulp, maar gaven tevens hunne blijdschap te kennen, dat zij tot dit goede doel konden en mochten medewerken. De Heer zij hnn schild en hun loon zeer groot! Omtrent de uitvoering zij het navolgende opgemerkt: De 3e stem moet steeds zacht en vloeiend worden voorgedragen. Gebruikt men die er niet bij, dan kan men de meeste liederen wel een toon lager zingen. De 6/8 maat sla men steeds in tweeën. De woorden, die boven do liederen staan, zijn zóó'gekozen, dat zij genoegzaam aanduiden, hoe men zingen moet. Daarom was verdere aanwijzing overbodig. Bij die coupletten, of gedeelten daarvan, welke eene bede inhouden, neme men echter het tempo wat langzamer. Dat deze liederen mogen strekken tot eer en verheerlijking van Gods grooton naam, dat onze kinderen er door worden opgewekt, om Hem en den dierbaren Zaligmaker te dienen en te prijzen, en Nederland en Oranje lief te hebben, en dat onze ambtsbroeders al het mogelijke zullen doen, om door verspreiding dezer liederen krachtig mede te werken tot het drogen deitranen van weduwen en weezen, is de hartelijke wenscli van den samensteller Skxbierum, 29 Juli 1874. J. C. DE PUY. Voorbericht voor den Zesden druk. De Heer, die beloofd lieeft, een Man der weduwen en een Vader der tveezen te zullen zijn, heeft Zich ook nu niet onbetuigd gelaten, maar zulk eenen ongedachten en onverdienden zegen op dezen geringen arbeid geschonken, dat wederom een nieuwe oplage gewenscht wordt, daar de 17000 exemplaren der vijf vorige oplagen geheel zijn uitverkocht. Hem zij daarvoor lof en eer toegebracht. Even als vroeger, is, op veler verzoek, voor zoover doenlijk, bij de liederen aangegeven, op welke wijze der Psalmen of Evangelische 'Gezangen men ze óók kan zingen. Naar de behoefte des tijds hebben sommige liederen eenige verandering ondergaan; het Avondlied op blz. 31 is vervangen door 'een Vaderlandsch lied. Het „Wien Neerl. bloed is geheel vernieuwd, en de moderne melodie van het „Wilhelmus" heeft plaats gemaakt voor de oude, die thans algemeen gebruikt wordt. Ten einde de maat nog nauwkeuriger aangegeven zij, is nu boven elk nummer het cijfer van het tempo geplaatst, volgens Maelzel's Metronoom. Wij danken allen, die onze bede gehoor gaven, „om door ruime verspreiding dezer liederen krachtig mede te werken tot het drogen der tranen van weduwen en weezen." Dat de Heere ook deze uitgave, andermaal moge zegenen, en dat onze ambtsbroeders en vrienden wederom bovenstaanden wensch zullen vervullen, hoopt de samensteller Oosthem, November 1897. J- C. DE PTJ1. k, — 120. I. Morgenlied. , , , * J. C. DB PUT. latig langzaam. 2. Leer ons nu 't verlengde leven Te besteden tot Uw' eer: U ons hart geheel te geven, 't Zij ons streven meer en meer. Doe 'tons zoeken, goeddoend' God! Schenk ons zoo 't gelukkig' lot, Dat zich reeds in onze jeugd In Uw' dienst ons hart verheugt. Amsterdam. 3. O, vergeef ons onze zonden, Leer ons buigen voor Uw' troon; Door 't geloof oprecht verbonden Aan Uw' veel geliefden Zoon. Wees in Hem ons mild en goed. Reinig, heilig ons gemoed; Leid ons door Uw Geest en Woord Op den weg des levens voort. J. Hesta. II. Mijn Vaderland (I.) 1. Dierbaar Neerland aan de baren Eens ontwoekerd in Gods- kracht; Blijf in voorspoed en gevaren Toonbeeld van Gods trouw en macht; Wat bezwijke, 's Heeren hand ) Houd' uw' naam, uw' roem in stand.) 3. God schonk vorsten, staatsliên , helden, U, als aan geen land op aard', Die, met roem gekroond, voorspelden 't Heil, ons tot deez' dag bewaard. Zoo hield , Neerland, 's Heeren hand,) Door Zijn' knechten U in stand. ) 2. Hoe genadig menigmalen Keerde God uw' ondergang, Deed Hij zwaard en staatlist falen, Hijst dan, dank- en bedezang. Wat bezwijke, 's Heeren hand ) ^.g Houde, Neerland, U in stand.) 4. Blijf, mijn Vaderland, erkennen, Wat voor U de Algoede deed; Leer uw' kindren zich gewennen Aan Zijn' dienst in lief en leed. Heerlijk houdt Gods Vaderhand ) ^ Dan, mijn Neerland, U in stand. ) Uit: het lste Stulcje „Voor school en huis" door C. S. Adama van Scheltema, Amsterdam, L. J. Echel. NB. Deze beide Nos. kan men ook zingen op de wijze van Gezang 68, met herhaling van -de laatste 2 zangregels. j = 40 III. De jeugd is de zaaitijd des levens. ƒ £ 73 nngzaam en mei aandacht. ^ Bij het begin der school. j. c. DE PUY 2. 'tVoegt ons God, den Heer, te bidden Ora Zijn' zegen tot ons werk; Gunst'rijk woon' Hij in ons midden, Dat maakt tot den arbeid sterk. Dat leert ons elkaar beminnen , Baart onze ouders geen verdriet Oef'nen wij dan hart en zinnen: Wie niet zaait, die oogst tocli niet! 3. Laat ons leeren vroeg en spade; 't Leven is zoo kort van duur 1 Zoeken wij bij God genade, Vrede ook voor liet stervensuur! — 't Leven is soms gansch verloren, Wordt, in 's levens lentetijd, Ons het harte niet herboren, En aan 's Heeren dienst gewijd. F. C. Wijle. 1. Welkom, lieve Zondagmorgen! Welkom, mij zoo dierb're dag! Dag van rust na moeite en zorgen Dien ik weer aanschouwen'mag. 'tls de lieve dag des Heeren, Des Verwinnaars van den dood; Die gewijd is Hem ter eere, Hem, die redt uit allen nood. IY. Zondagmorgenlied. 't Voegt ons nu den Heer te prijzen, Voor Zijn' goedertierenheid; Dat, op aangename wijze, 't Loflied Hem zij toegewijd. Hij, des Vaders Eengeboren, Brengt ons in Zijn huis te zaam , Om Zijn dierbaar woord te hooren, Om te loven Zijnen Naam. 3. Open, Heere! nu ons harte, Leer ons luist'ren naar Uw'stem; U te volgen, Man van smarte! Tot in 't nieuw' Jeruzalem ; Dat ook ons daar zij beschoren Eeuw'ge rust, door Uw' gena, Met het volk, door U verkoren, Zingende: (,Hallelujah!" NB. Deze beide Nummers kan men ook zingen op de wyze van Gezang 21. uit: „De Verzameling van Christelijke liederen' D. Van Sijn. Rotterdam. j = 56. V. Kerstlied (I.) I d t 4 51 ■ 2. Én Maria, diep bewogen, 3 Zat daar bij haar' zuigling neer. Heil'ge vreugd' straalde uit haar oogen, En haar' ziel verhief den Heer. Ginds, in 't veld van Ephrata, Zongen Eng'len Gods gena; Deden zij deez' lofzang hooreu: Jezus Christus is geboren. . Herders, die hun vee daar hoedden, ' Kwamen, op der Eng'len stem, Vol van dankb're vreugd' zich spoeden Tot de krib van Bethlehem. Wijzen op de Ster gegaan, Brachten Hem geschenken aan; — Wij, wat zullen wij Hem geven ? Al den dank van hart en leven! . Alzoo lief had God de wereld, Dat Hij Zijnen eigen' Zoon, Eens met glans en gloed ompereld , Overgaf aan smaad en hoon. Kind, hoor Gij ook Jezus stem, Die u lokt naar Bethlehem. Loof uw' Heiland vroeg en spade En verheerlijk Zijn' genade. Vrijgevolgd door F. C. Wijle. VI. Hernhutters Avondlied. 1. Laat mij slapend' op U wachten, 2. O, dan slaap ik zoo gerust. Gun mij heilige gedachten, Eu wees in mijn' slaap mijn lust. 't Lichaam slaapt, maar't harte waakt, Daar het zich in U vermaakt. Mag ik dicht bij Jezus wezen, O, dan slaap ik zonder vreezen. 'k Heb, mijn Heiland! U van noode, 3. 'tZij ik slaap', of wakend' zij; Om mijn kwaad geheel te dooden, Sta Gij mij, o Jezus bij. 'k Maak, o lieve Heere staat Op Uw' trouw, die nooit vergaat; Neen, Gij zult mij nooit begeven, Zoo min hier, als na dit leven. Lieve Jezus! mocht mijn harte U volkomen zijn gelijk, Eu ik pnder vreugd' of smarte Rijpen voor de eeuwigheid, Slaap ik dan voor 'tlaatst hier in, Dat wordt mij een groot gewin, Want dan zal ik altoos waken, En mijn heil 9teeds zier volmaken. uit: „Bet Hernhutter» Avondlied met muziek". Firma Theune it Co. Amsterdam. NB. Deie beide Nummers kan men ook zingen op de wijze van Psaim 42. j = 56. VII. Kerstlied (II.) 18 6$ Matig lunyxtuttn. ~ ~ ' j q pg ppY _Jr=, =iM 2. Der Eng'len lied klinkt God ter eere, Die in den lioogen Hemel woont, Den vrede weer op aard' wil geven, lm menschen „welbehagen" toont, Aan zondaars wil God vrede schenken, Genadig zag1 Hij op hen neer, Hij zond den Vredevorst op aarde, Zijn' Naam zij eeuwig lof en eer. Amsterdam. 3. O, zie ons aan, getrouwe Heiland! Wij buigen voor Uw' kribbe ueer, En brengen U ook onze hulde, Al zijt Gij nu op aard' niet meer. Wij bidden U, vernieuw ons harte , Opdat het U beminnen leer', En neem ons eens in Uwen Hemel; Daar loven we eeuwig' U, o Heer! J. Hesta. VII. Het lijden van Christus. 1. Voor zondaars is de Heer gestorven , Voor hen heeft Hij zijn bloed gestort, Waardoor ons hart, zoo diep bedorven, Geheel en al gereinigd wordt. Vrijwillig kwam Hij hier benedon, Om hen te'redden van den dood; Oneindig veel heeft Hij geleden; Wat is Zijn' zondaarsliefde groot! 2. Voor hen werd Hij bespuwd, geslagen, Hij, 's Vaders eengeboren Zoon. Voor hen moest Hij dat spotkleed dragen, Dien rietstaf en die doornenkroon. Voor hen werd Hij aan 'tkruis geklonken, Ook daar veracht, gehoond, bespot; En, met het hoofd ter neer gezonken, Beval Hij Zijnen Geest aan God. 3. Hij heeft de schuld op zich genomen, Voor zondaars heeft Hij haar geboet, Kn allen, die nu tot Hem komen , Schenkt Hij vergeving door Zijn bloed. Zij zijn, door Jezus dood en lijden, Van zonde, straf en dood bevrijd; Hun hart kan zich in God verblijden; Zij leven tot in eeuwigheid. uit: „c/e Christelijke kinderliederen voor school en huis". Rotterdam, W. Wenk. NB. Deze beide Nummers kan men ook zingen op de wijze van Psalm 66. j - se. IX. Naar Boven. j S biS- Matia lanazaam. _ J' C' DE PUY' 2. Naar Boven stijgen ook de zielen Der menschen, door Gods geest gewekt. Naar Boven, als wij biddend knielen, De Geest, die ons ten hemel trekt. Naar Boven, hoe de weg ook loope, ) ^ Zweeft altijd aller vromen hope. j 5' 3. Naar Boven stijg ook gij, mijn harte! O zeg, wat vindt ge hier beneên? Ontbering, honger, droefheid, smarte! Begeert gij rust? Ten hemel heen! Wilt gij in vreugde uw' Heiland loven? K. Schoei vleug'len aan, mijn hart! Naar Boven!) ls' J. P. Hasebboek. X. Kerstlied (III.) 1. In Bethl'hems stal, in schaam'le doeken, Ligt Jezas, 't heil der wereld, neêr; En toch, hoe arm Hij ook moog' wezen, Hij is der Heem'len Opperheer De Zoon van God, die'teeuwig'levenh ,g Aan arme zondaars weer kan geven,) 5' 2. In Bethl'hems stal werd Hij geboren, Die reeds veor eeuwen werd beloofd; Hij komt genade en vrede brengen; Welzalig, die in Hem gelooft; Die heeft het eeuwig', zalig'leven,) ^.g Dat Jezus Christus ons tcü geven. ) 3. In Bethl'hems stal werd Hem de hulde Yan vrome Herders toegebracht; Zij buigen voor Zijn' kribbe neder, Ze aanbidden Hem, zoo langverwacht. Hij zal het eeuwig', zalig' leven ), . Aan die Hem dienen, zeker geven.) 6. In Bethl'hems stal werd Hij geboren , Op Golgotha stierf Hij aan 't kruis; Nam 'tleven weer ten derden dage, Eu ging ons voor naar 't Vaderhuis. Hij kan, en teil, en zal ons 'tleven, K jg Het eeuwig', zalig' leven geven. Amsterdam. 5. In Bethl'hems stal laagt Ge in een' kribbe, Nu zit Gij op Uw' Hemeltroon ; O Jezus! wil het loflied hooren , Door kind'ren ook U aangeboön. Leer ons op aarde U 't hart te geven, ) . . En schenk ons 't eeuwig', zalig' leven. } ' J. Hesta. 2 3. Luistert naar die hemelboodschap, Herders gaat naar Bethlehem, Buigt u voor Zijn' kribbe neder, Zingt Zijn' eer met hart en stem Ook wij willen met u buigen, Met u zingen 't schoonste lied ; 'tLied ter eer van Jezus Christus, O, dien lof versmaadt Hij niet. (bis. Am sterdam. 3. Lieve Jezus I trouwe Heiland , U zij lof en dank gebracht, Dat Gij voor ons werdt geboren In den zaal'gen kerstfeestnacht. Leer ons naar Uw' stemme hooren. Maak ons tot Uw' schapen, Heer! Wees ook onze goede Herder, Dat we U volgen meer en meer. (bis) 4, O, die heerlijke Eng'lenboodschap In het veld van Bethlehem, Prent ze diep in onze harten, Doe ons luist'ren naar die stem. Leer ons door Uw' Geest gelooven, En verstaan, wat zij ons biedt; O, wij weten 't, deze bede , Neen, die weigert Gij ons niet. (bis.) J. Hesta. XII. Jezus, de vriend van kinderen. 1. Jezus ziet de kleine kind'ren 3. Voor het kwaad wil Hij ons hoedens Met een oog van vriendschap aan; Leiden op de veil'ge baan. Wat dan, lieven, zou ons hind'ren Laten wij ons dan nu spoeden Om naar Jezus heen te gaan? Om naar Jezus heen te gaan. Klimt een loflied uit ons midden, En vliên wij naar Jezus henen, Jezus hoort ons zingen aan; Hooren wij naar Zijne stem, Knielen wij om Hem te bidden , Dan zal Hij ons eenmaal nemen Hij komt vriend'lijk bij ons staan, (bis.) In den Hemel en bij Hem. (bis.) Naar Huet. uit : „de losse versjes van Huet". Van Peursem, Utrecht. NB. Deze beide Nummers kan men ook zingen op de w\jze van Gezang 52. h = i-2o. XIII. Kribbe en Kruis1). 2. Jezus daalt op aarde neder Als een kindje klein en teer; Maar, hoe arm hij ook moog' wezen, Hij is aller Hoofd en Heer. Vrede zal enz. 4. Als het lam, van God gegeven, Leefde en stierf Gods lieve Zoon; Maar nu klinkt ook in den Hemel, 't Halleluja, om Zijn' troon. Vrede zal enz. Amsterdam. 3. In een' kribbe ligt Hij neder, Weldra wordt een kruis Zijn troon; Ja, om zondaars te verlossen, Droeg Hij spot, en smaad, en hoon. Vrede zal enz. 5. Leer ons bij Uw' kribbe buigen, Leer ons knielen bij Uw kruis, Leer ons in Uw' Naam gelooven, Neem ons eens in 't Vaderhuis. Vrede zal enz. J. Hesta. 1) Nummer 13 in zessen slaan tot „Vrede". Daarna in Itceeén tot „Jezus". De laatste regel weder in zessen. XIV. Aan Jezus (II.) ]. Lieve Jezus! Vriend van kind'ren! 2. Ja, wij weten't, dierb're Heiland, 3. Ja, toen Gij nog op deez' aarde Zie ons bukken voor Uw' troon; Niemand is zoo goed als Gij. 'tPad betraadt van leed en smart, 't Lied, uit dankb're kindermonden, Hebt Gij niet eens zelf gesproken: Zongen kind'ren eens Uw'grootheid. Wordt U knielende aangeboön. «Lieve kind'ren, komt tot Mij?" En het was U wel aan t hart. Schoon de rei der zalige Eng'len En toen stroomden heil en zegen Zouden wij dan van I zwijgen, U steeds wijdt haar hemellied, Op de lieve kleinen neêr. Die voor ons zoo alles zijtr Gij hoort onder al die koren, Zegen ons ook, dierb're Heiland! Neen, Verlosser! Uwe liefde Ook den toon, dien 'tkind U biedt. Dan beminnen we U nog meer. Zij ons hart en tooa gewijd. uit: „de Schoolgezangen voor drie stemmen" door J. Prinsen. Amsterdam , J. van der Heij rf' Zn. NB. Deze beide Nummers kan meu ook zingen op de wijze van Gezang 120. XY. Kerstlied (Y.) = 1.04. Blijmoedig. J. C. DE PUY. 2. De Vredevorst, zoo lang verwacht, 3 Ligt daar in doeken neer; Maar buiten schijnt in volle pracht Een lichtglans, Hem ter eer. En herders, naar Hem heengesneld, Aanbidden 't heilig' kind, Wiens komst hun de Engel had gemeld En dat hun hart hier vindt. Amsterdam. O Jezus, Die op aarde kwaamt, Yoor zondaars klein en groot, Ook kind'ren in Uw' armen naamt, Voor hen Uw bloed vergoot, O, lieve Heiland! daal ook neer In ons onrein gemoed, En reinig ons toch, lieve Heer! Verlos ons door Uw bloed. . Wat laagt Gij in een' kribbe neer, In doeken, in een' stal, Maar eenskomtGeop de wolken weer, Als Koning van 't heelal. Maak ons hierdoor Uw'geest bekwaam, Te leven 4ot Uw' eer, En neem ons allen dan te zaam In Uwen Hemel, Heer! J. Hesta. XVI. De Leeuwerik. 1. De leeuw'rik fluit, met schel geluid, Zijn vroolijk morgenlied; Als van het veld, hij opwaarts snelt, En lof zijn' Schepper biedt, 't Hallelujah, 't Hallelujah Doorgalmt de lucht met kracht. Lof, eer en prijs zij Gods gena Door al wat leeft gebracht. 2. Mijn hart stemt in, met dankb'ren zin In 's aardrijks blijden klank. . Uw liefde geev', met al wat leev' Gods lof in 't feestgeklank. 't Hallelujah, 't Hallelujah Dring' tot Gods Hemel door, Lof, eer en prijs zij Gods gena Gebracht in 't jubelkoor. uit*. „Natuur en leven" door C. S. Adama van Scheltema. A vist er dam, J. Eckel. j. = 44. XVII. Op Kerstmis. Langzaam en met gevoel. DE KINDEREN. J. C. DE PÜY. 2. Ja, hoort Ge, o Heer! der Eng'len zangen, Gij hoort ook 't lied van 't menschenkind, Dat van zijn heiligst zielsverlangen In Jezus de vervulling vindt. "Waar dus uit onze kindermonden Tot U de lof omhoog zal gaan, Gij, Die Uw kind ons hebt gezonden, Neem ook deez' kinderlofzang aan. 0. Allen 1). Komt, dat nu allen zich vereenen In 't jubellied van Bethlehem. Dat oud en jong nu kracht verleenen, Aan 't zwakke lied der kinderstem. Zij deden voor den Heer te zamen 't Hosanna klinken, blij en luid, Komt, roepen wij in koor ons Amen, Hosanna! Amen! Amen! uit. J. P. Hasebroek. 1) Wanneer allen deze wfls niet kennen, kan men het laatste vers zeer gevoeglük doen zingen op de melodie van Psalm 66. XVII. Onze 1. De lieve Heiland schenkt het leven Aan ieder, die maar vlucht tot Hem; Ook u, mijn kind, wil Hij dat geven, Als gij slechts luistert naar Zijn' stem. Hij smeekt u: «Kom toch zonder vreezen, „En geef uw hartje maar aan Mij, „Ik wil uw Zaligmaker wezen, „En maken u van zonden vrij." Oosthem. Heiland. 2. O, laat u door Zijn' Geest geleiden, En geef dien Heiland hart en hand, Dan zal Hij u óók plaats bereiden In 't eeusvig', hemelsch' Vaderland. Dan zingt ge op zuiv're tonen mede Het lied ter eer van onzen Heer; Dan smaakt gij immer zaal'gen vrede, En scheidt van Jezus nimmermeer.] fT P. TlT? PTTV NB. Deze beide Nummers kan men ook zingen op de wyze van Psalm 66. j = 60. Uaiiy en mei aandacht. XIX. Wien zullen wij zingen? f Q t> - J. C. DE PUY. » iP-P-i—;3rr- Ï—T-» «•—W «■—«--1 _ meerder en eer der dan Hij'is het waard, Dat kind'ren 1) Hem prijzen en lo-ven op aard'? Je-zus! Je-zus!Hem 2. Wie heeft ons verlost en gekocht met zijn bloed? 3. Wie blijft ons nabij, als ons alles verlaat. Wie heiligt en reinigt ons onrein gemoed ? Wie gaat met ons mee, waar geen vriend met ons gaat ? Wie leert ons te strijden met zondigen lust? Wie leidt aan Zijn' hand ons door tleven op reis. Wie helpt ons verwinnen en geeft ons de rust ? En geeft ons een plaats in Zijn hemelsch paleis Jezus! Jezus! Hem loov' ons lied! Jezus! Jezus. Hem oov ons iet 4 ,(bis. Het staani'len vankind'ren 1) versmaadt Hij toch niet.) ' Het, staam len van kind ren 1) versmaad, toch metj Haarlem. 1) Wanneer men deze conpletten ook door volwassenen wil laten zingen, hehbe men slechts het woord kind'ren in zondaars te veranderen. XX. Hemelvaartslied. 1. Wie vaart daar ten Hemel, vol luister en eer? 2. Hij kwam uit den Hemel, werd mensch, ja, werd kind, 'tls Jezus, der zondaren Eedder en Heer! Zóo'zeer heeft Hij mensch en en kind ren bemind, 'tls Jezus, de Koning van 't gansche heelal, Om ons te verlossen van zonden en schuld Die is, en Die was, en Die komen eens zal. Verdroeg Hij de bitterste smart met gedult. Loof Hem, loof Hem, loof Hem, mijn' ziel, ) , • Prijst Hem, prijst Hem op lioogen toon, ^ l>is. Dat alles wat ademt, voor Jezus' eens kniel'! j Laat 't feestlied weerklinken tot voor zijnen troon.' 3.0 Jezus ! Die eens voor ons zondaren stierft, En leer ons U dankbaar te prijzen, o He»ir! En ons door uw lijden vergeving verwierft, Schenk ons, schenk ons den Heiligen aees , Zie uit Uwen Hemel in liefde op ons neêr, Wij bidden het U op L w Hemelvaartsfeest. Amsterdam. Hesta. NB. Deze heide Nnmmers kan men ook zingen op de wijze van „Er ruischt langs de wolken". / = 132. Yroolyk. XXI. Pinksterlied. J. C. DE PÜY. 2. Kom met uw' wondergaveu, Uw' zegen en Uw' kracht, Het zuchtend' schepsel laven , Dat naar Uw' gifteu smacht; Opdat geheel deez' aarde, Eén dorre woestenij , Weer bloeie als rozengaarde , En U geheiligd zij. Zeüt. W. vak Oosterwijk Brüyn. XXII. Hoe lieflijk zijn de wegen. 1. Hoe lieflijk zijn de wegen Der godsvrucht voor het kind, Dat, tot Gods dienst genegen, Daarin zijn' vreugde vindt. Wat kan de zonde geven Dan naberouw en smart ? Die voor den Heer wil leven, Smaakt zoete vreugd' in 't hart. Haarlem. 2. Der zonde weg, met bloemen Versierd, is schoon in schijn; Rampzalig moet men noemen, Die daarop wand'laar zijn. Maar die den Heer beminnen, Verlost door Zijn' gena, Versmaan den lust der zinnen En volgen Jezus na. 3. Bij Jezus wordt gevonden Al wat het hart verheugt: Verlossing van de zonden, En ware zielevreugd'. Een hemel reeds op aarde Dat is de dienst van God; Bij haar haalt niets in waarde, Der kind'ren zaligst' lot. P. J. MOETOX. NB. Deze beide Nummers kan men ook zingen op de wijze van Psalm 130. XXIII. Lentelied. j = 69. Opgewekt. J. C. DE PUY. 2. Welkom, welkom, lieve lente, ) ^.g Met uw heerlijk voog'lenkoor;) 'kZie ze fladd'ren, hupp'len, springen, 'k Hoor ze op duizend wijzen zingen; Lieve vogels, zingt steeds door! (bis.) 4. Zegen, zegen ons ook, Heere! / In des levens lentetijd; $ Schenk ons harten, die U vreezen, Wil Gij onze Leidsman wezen; Zij ons leven U gewijd, (bis.) Amsterdam.. XXIV. Een Nederlandsche stem. 1. 'k Ben in Nederland geboren, 't Land van vrijheid, orde en rust, Waar ik vrij Gods Woord mag hooren, Psalmen zing naar 's harten lust. Is die vrijheid duur verkregen, O, waardeeren wij dien zegen, Prijzen wij met hart en mond, God, Die ons de vrijheid zond. Amsterdam. 3. Welkom, welkom, lieve lente, ) ^ Die ons 's Heeren goedheid toont,) Mocht ons hart Hem eere geven, Die de schepping doet herleven, En met Zijnen zegen kroont, (bis.) 5. Zegen, zegen ons, o Heere ! ) Met de gaven van Uw' Geeet! ( Leer ons in Uw' Zoon gelooven, En bereid ons eens daarboven, 't Eeuwig', hemelsch' lentefeest, (bis.) J. Hesta. 2. God van Neerland, Die der Vaad'ren Gaaft te bcfuwen op Uw Woord, Blijf ons om dat Woord vergaad'ren, Worde 't vrij alom gehoord, O, 't verwin' nog vele zielen, Om voor Jezus neer te knielen; Onze vrijheid toch hangt saam Met de kennis van Uw' Naam! J. Hesta. K = 108. # Blijmoedig. XXV. Aan Jezus. J. C. DE PUY. 2. Om U te prijzen, dienen, eeren, Vernieuw ons kinderlijk gemoed. Scheuk ons Uw' zegen bij het leeren. Blijf, die ons weldoen, mild en goed ! Bekwaam ons eenmaal hier beneden Elk voor 'them toebedeelde werk, Vooral tot levendige leden Van Uwe vrijgekochte kerk (bis.) Uitgave: Thieme, Arnhem. 3. Gij vondt in 't zwakke een welbehagen, O, zie ook ons ontfermend aan. En 't geen wij psalmend' van U vragen, O, doe Gij zelf ons dat verstaan. Ons staam'Jend' bidden heeft geen waarde, Toch hebt Ge ons gunsten toegezeid; Gij zelf een Kind voor ons op aarde, Gij, God met ons, in eeuwigheid, (bis.) Mr. I. da Costa. XXYI. 1. Op, laat ons samen hart'lijk zingen, Komt, stemt nu allen aan in 't koor ! Doet 't lied door lucht en wolken dringen, Weergalmt Gods lof den Hemel door! Op, juicht voor 't aangezicht des Heeren, Verheft Zijn roem en majesteit; Wat aêmt, breng' lof en dank en eere Aan God, tot in alle eeuwigheid, (bis.) NB. Deze beide Nummers kan men ook zingen op de wijze van Zanglust. 2. Wat gloed bruischt driftig in onze aad'ren, Wanneer het voog'lenkoor ontwaakt?.... Hoe voelt ons hart den Hemel naad'ren, Als 'tlied zich van ons meester maakt! Dat zij me een' sprank van hooger leven, D >or 't vuur van 's Heeren geest gewerkt; Aan Jezus hart en hand te geven, Zij doel en vrucht, door 'tlied gesterkt, (bis.) E. C. Wijle. 3 J = 54. Statig , doch niet te langzaam. XXVII. Kinderlied. J. C. DE PÜY. 2. Laten we ons in U verblijden! Kloppe ons hart voor U alleen! Laten we U ons leven wijden; Trek ons hart ten hemel heen! Laat ons alle zonden vlieden! Laat Uw wil steeds, vroeg en spa, Door en over ons geschieden!) ^ Amen! geef het uit gena! ) J. P. Hasebroek. XXVIII. Aan de Koningin. » 1. Onze lsoninginne leve! Spaar, o God! Haar leven lang; Dat Haar roem en heil omzweve, Dat Zij ieders liefde ontvang'. Wijsheid zij Haar mild gegeven, ^ Kracht van Boven stuur' Haar' hand, Die den schepter houdt geheven, l ^.g Tot geluk van 't Vaderland. ( 2. Vrede en voorspoed smaak' Haar harte, En versprei' Zij om zich heen. Al Haar vreugd' en al Haar' smarte Smelt' met die Haars volks inéén. Mogen duizend jubelzangen Haar gewijd zijn, Haar ter eer! Moog' Zij 's Hemels kroon ontvangen, V ^ Legt Zij eens deze aardsche neer! ( uit: Hel ie Stukje der Zanyvogeltjes door J. P. Regeer, Rotterdam, W. Wenk. NB. Deze beide Nummers kan men ook zingen op de wjjze van Gehang 52. = 1-26. Met aandacht. XXIX. „Uw Koninkrijk koine!" x) J. C. DE PUY. 2. Christ'nen, werkt ? — Nog heerscht de Dood In de verre Heidenlanden; Brengt den hongerigen brood, Rept de voeten, weert de handen; Brengt de boodschap heinde en veer „Korae Uw Koninkrijk, o Heer!" ( Zeist. 1) Het ' bfl „waakt' Biet alleen op Nommer 29. 3. Christ'nen bidt? — Hij zelf regeert, Die de Koning is der eere, Die alleen het hart bekeert; Dat Zijn Geest Uw' liefde vermeere; Bidt, en vraagt het meer en meer: l „Kome Uw Koninkrijk, o Heer!" | W. TAN OoSTERWTJK BeTJYN XXX. Vroegtijdige godsvrucht. 1. Laat ons leeren in de jeugd Onzen Schepper te gedenken, Die alleen ons ware vreugd', Vreugd', die eeuwig duurt, kan (schenken; De aarde geeft slechts schijngenot,l 'tWare leven is bij God, ( 4. Zonde voert van God ons af, Doet ons 'tware leven derven, Doet ons vreezen voor het graf, Angstig sidd ren voor net sterven ; Maar-die daar Gods roepstem hoort, ' Wandelt vast en zeker voort. ( Amsterdam. 2. Laat ons leeren in de jeugd Onzen Schepper te gedenken, Eer, na korte zondevreugd', De aard' ons 's levens kwaad komt (schenken, Eer, vervuld met droef geween, l b}g Kwade jaren nader treên. ( 5. Leer ons, Heer! in onze jeugd Aan U, onzen Schepper, denken; Gij, Die ons des Hemels vreugd', Om Uw' lieven Zoon wilt schenken; Leid ons door Uw Geest en Woord l Op den weg des levens voort. ( 3. De aarde biedt haar schoon ons aan, Wil, dat we op haar goed vertrouwen, Maar eenmaal zal zij vergaan, Met al wie op haar blijft bouwen. Slechts, die op Gods woord ver-) (trouwt,> Dis. Heeft op vasten grond gebouwd.} b. Trek ons hart tot U, o Heer! En verlos ons van de zonden; Leer ons leven tot Uw' eer, Doe ons hier Uw' lof verkonden. Maak ons door Uw' Geest bereid^.g Voor Uw' eeuw'ge heerlijkheid. ( J. Hesta. j = 108. Krachtig en opgeweld. Weinigen. Marsch tempo. XXXI. Nederland. J. C. DE PUY. 2. Kent gij het niet, liet land, waar handel tiert, En 't goudgeel graan den akker siert; Beroemd om boter, kaas en 't loeiend vee, En tal van bodems op de zee ? .... O ja, dat is ons Nederland! Een wonder van Gods sterke hand. Spaar 't Vaderland, Vorstin, en 't Volk, o Heer! En doe ons immer leven U ter eer. Amsterdam. o. Kent gij het niet, het land, waar trouwgezind, Het volk zijn' Koninginne mint; Waar, schoon men elders Troon en Kroon vergruist, In leed als lief steeds trouwe huist ? God lof, dat is ons Nederland! Dat wonder van Gods sterke hand. Houd Vaderland, Vorstin en 'tVolk, x> Heer! In liefde en trouw verbonden, U ter eer. Frijgevolgd door F. C. Wijle. XXXII. Jezus' Opstanding »). 1. Ja, (Jezus) Christus is thans opgestaan, Heft, mensch en Engel, 'tloflied aan; Roemt in uw' zegepraal en (groote) vreugd, Zingt heem'len! aarde! weest verheugd. Het werk der liefde is nu volbracht, De strijd volstreên, de zege wacht; Weer blinkt het licht der zon aan 's Hemels sfeer, Geen (aak'lig) duister dekt nu de aarde weer. 2. Herleef, o (machtig') Vorst! Uw roem is groot! Waar is uw prikkel thans, o dood? Eens stond Hij voor ons 't(dierbaar) leven af; Waar is uw' zege thans, o graf? Gij, Heer van Hemel en van aard', Van beiden zijt Gij 'tloflied waard; Wij juub'len luide met een blij gemoed, Heer, Forst des levens! wees, (ja, wees) gegroet! uit: „Keuskamp's liederen voor „school en huis" 's Gravenhage, M. J. Visser. 1) De twee laatste regels dezer beide coupletten behooren even vlug als de overige regels te worden gezongen. J = 96. 0 Matig vlug. aanhangsel. INHOUDENDE EENIGE BEKENDE VOLKSLIEDEREN*. XXXII. Wilhelmuslied. (Oude toonzettiug) jr. 1568. larmonie: J. C. DE PUY. iBjy 2. ii Wilhelmus van Nassouwen f' Werd Hollands zegegalm. De God van zijn vertrouwen Schonk hem den zegepalm; En wie de palmen zwierden, Wat zongen ze op 'tfestijn. Waar zij triomf mee vierden? 't Moest weer Wilhelmus zijn. 3. ii Wilhelmus van Nassouwen !" Klonk, sinds drie eeuwen door, Langs Nederlands landouwen, Het lied des volks in koor. In onspoed en in zegen,^ Eén leus, één lied, één klank Kwam uit 's volks mond u tegen: Wilhelmus bleef zijn zang. 4. Wilhelmus van Nassouwen!" Zóó blijv' 'tin Nederland, Zoo lang de heem'len blauwen, Wier boog zijn' kust omspant Blijf Gij, o God der Yaad'ren, Zijn' zonen met die leus Om Uw' banier vergaad'ren, En Willems eed hun keus. J. P. Hasebroek. XXIV. Vertrouwen op Jezus. KB. 1. Blijf, Heer! op onze wegen Ons bij, met Uw' gena; Dan smaakt het harte zegen, Hoe 'thier beneên ook ga. En wordt ons hier beneden De strijd ook wel eens zwaar, Schraag onze wank'le schreden, Behoed ons in gevaar. Deze beide Nummers kan men ook zingen op de wijze van Psaim 130. 2. Als Satan ons wil schenden, De wereld ons bespot, Geen- nood! al onze paden Zijn in Uw' hand, o God! Dit geeft ons moed en krachten, Dit sterkt ons in den strijd; Dit geeft in donk're nachten Ons licht en zaligheid. uit„De Verzameling van Christelijke liederen" D. van Sijn. Rotterdam. j = 96 Matig langzaam. XXXV. Wien Neêrlandsch bloed. (Nieuwe tekst). Melodie: J. M. WILMS, Harmonie: J. C. DE PUY. mf i 2. Behoed de dierb're Koningin, Dat Wilhelmina leev'! Dat Uw gena ons, door Haar' hand, Steeds vrede en welvaart geev'! Oranje boven! zij de leus Voortaan, gelijk voorheen ; Houd Gij Oranje en Nederland O, Heere, in gunst bijeen, (bis.) Amsterdam. 3. Gij hebt, o God van 't voorgeslacht, Uw' wond'ren hier gewrocht, En ons, in lijfs- en zielenood, Verlossend opgezocht. Geloofd, geprezen zij Uw Naam Voor wat Gij waart en zijt; Blijv' Vorstenhuis en Vaderland Aan Uwen dienst gewijd! (bis.) 4. Bewaar, o God! versterk den band Die aan Oranje ons bindt, En maak ons steeds een volk, dat trouw Zijn Koninginne mint. Vorstin en Volk, doe Gij ze saam U dienen naar Uw Woord; En worde, wat ook wiss'len moog', Uw'Waarheid nooit verstoord! (bis.) J. Hesta. XXXVI. Nederland en Oranje. 1. Bezingen wij thans in ons lied Oranje en Nederland, Eu melden wij, wat is geschied Door 's Heeren sterke hand. Herdenken wij, hoe God Nassou Aan 't Vaderland verbond, Hoe Hij door Hem ons redden wou In menig' bangen stond, (bis.) 2. Toen Nederland door overmacht In keet'nen lag ter neer, Oosthem. Werdt Gij, o Willem ons gebracht Door onzen trouwen Heer. En toen men kromp voor Filips dwang, Die ons zóó lijden deed, (bang, Waart Ge in dien nood, zóó zwaar, zóó Tot alle hulp gereed, (bis.) 3. Wat vijand ons belagen dorst, Diens macht werd steeds geknot, Omdat heel Neerland met Zijn' Vorst Bleef bouwen op zijn' God. En wat ook dreigde, hoe de nood Ook prangde, menig' keer, Steeds was 't Nassou, die hulpe bood, Vertrouwende op den Heer. (bis.) 4. O God! doe ons in nood en dood Ook gaan aan Uwe hand, Och wees Gij nog de Bondgenoot, Van Vorst en Vaderland. Dan hoort men in het blijde lied 't iiOranje Boven" weer, En — Nederland, vergeet het niet, Uw Redder is de Heer. (bis.) J. C. de PüY. j = 96. Vurig en opgewekt. XXXVII. Wij leven vrij, vs. 1, 7, 8, 9, 11. Melodie: J. M. WILM8. Harmonie: J. C. DE PÜY. 2_ mDat God Haar Zijnen zegen geev' En Neerlands trouw ons saam verbind, fr Wij leven vrij, wij leven blij, 't Geluk beschermend om Haar zweev'! In voor- en tegenspoed, (bis.) De zon van ons geluk. leef, o, Koninginne leef Oranje week. 't was slavernij, Voor volk en Vaderland, (bis.) 5. (11.) Oranje daagde en 'tland was vrij; I Zoo leven we altijd vrij en blij, Wij zijn verlost en juichen vrij: 4. (9.) Op Neêrlands dierb'ren grond; Verbrijzeld is ons juk. (bis.) O blijven we altijd eensgezind Door trouw aan eigen wetten vrij, 3 In godsvrucht en in moed. Praalt Neerland in der volk'ren rij Dat lan<* de Koninginne leev' Dat Zij, die ons als moeder mint, En 't Vaderland blijft groot en vrij Aan Neêrlands heil verpand! Haar kroost die liefde waardig vind' Tot 's werelds avondstond, (bis.) J. Brand. uit: „de Verzameling Gezelschapsliederen" Amsterdam, G. Th. Bom. XXXVIII. Bij het eindigen der school. 1. Dankt voor ons lot Eens komt Hij toch op aarde weer, En onder 's Heilands heerschappij Den Heere God, Dan storten alle boozen neer, Zijn w' eens verlost van pijn. (bis.) Voor wat ons werd geleerd; Vol schrik, voor aller Opperheer; Wat wierd van ons, zoo onze jeugd Zijn' dienaars geeft Hij loon! (bis.) Komt leven wij Niet werd geleid op 'tpad der deugd. Oprecht en blij Van godsvrucht en van ware vreugd', 3 Wij leven blij Tot onzes Heilands eer; — Naar Hem niet werd gekeerd? (bis.) jjn waarlijk vrij, Geef Heere! zegen op ons werk, 2. Verheft dien Heer Zoo wij Zijn' dienaars zijn; Maak ons in 't goede wijs en sterk, Steeds immermeer, Verlost van zonde en slavernij Vorm ons tot leden Uwer kerk ... . Geen loflied klinkt zoo schoon. Der wereld, zijn wij waarlijk vrij; Verlos van t kwade ons, Heer . (bis., F. C. Wijle. Dat God Haar Zijnen zegen geev' 't Geluk beschermend om Haar zweev*! Ja, leef, 0, Koninginne leef Voor volk en Vaderland, (bis.) En Neerlands trouw ons saam verbind, In voor- en tegenspoed, (bis.) 5. (11.) Zoo leven we altijd vrij en blij, Ou Neêrlands dierb'ren grond; J = 72. Matig langzaam. XXXIX. De Koningin leev' vs. 1, 2, 5. Melodie: C. MUHLENFELDT Harmonie: J. C. De PUY.) 2. 'tls feest, 'tis feest, God dank, God lof! We erkennen 's Hemels zegen. Uit stad en vlek, uit hut en hof, Klimt lof en dank Haar tegen; En schalt een zang of vloeit een traan, l God heeft hem even goed verstaan. ( Uitgave: G. Suringar, Leeuwarden. XL. Mijn Nederland 1. Mijn Nederland, mijn Vaderland! Hoe klein voor 'toog der wereld, Toch zijt Ge mij het dierbaarst' pand, Met glans en roem bepereld. Heil U, tot aan mijn' jongsten stond, I j . Want Gij zijt mijn geboortegrond. ( 5' 3. Der vaad'ren strijd, der vaad'ren bloed Schonk ons den rijksten zegen; Hun bede en werk schonk ons, zoo zoet, De vrijheid allerwegen. De faam vermelde aan 't verste strand Der vaad'ren lof, o Nederland. ( 3. Hoezee! Zij leev'! Hoezee! Zij leev'! Zoo juichen hart en snaren. Dat God Haar vreugde en voorspoed geev' En menig tiental jaren ! Onbreekbaar zij onze eendrachtsband; l Dat zingt en bidt het Vaderland. ( 5' H. Tollens Czn. mijn Vaderland. 2. 'k Heb Neerland lief, ik min het teer; Want daar werd ik geboren, Daar mocht ik, boven nog veel meer, Van Gods genade hooren. Daar leerde ik, wat God heeft gewrocht, l ^ Hoe duur de vrijheid werd gekocht, ( 4. Bescherm ons land door Uwe hand O, Albestierend' Koning! En maak U in mijn Vaderland Alom een vaste woning. Verlicht Vorstin en, Volk steeds meer t Door Uwen Heil'gen Geest, o Heer! ( J. W. Bebnhardi. J = 72. Plechtig, maar niet langzaam. XLI. Mijn Vaderland. (II). (Wijze: Het Engelsche Volkslied.) Melodie: H. CAEEY. Harmonie: J. C. De PUY. I & j • 2. In uw' historieblaan 3. Oranje en Nederland Lees ik de grootsche daan Zijn immer nauw verwant, Van 't voorgeslacht. vreugde en smart. Hun leus zij ook ons woord.1 Die band zij onze kracht, ) Het word' van elk gehoord, (, . Die eendracht onze macht, ( Ws 'tBIijv' immer ongestoord: l "S' Die leuze nooit veracht, ( (/Eendracht maakt macht.") - Door tNeerlandsch hart.) 4. Stemme elk nu met ons in: God! spaar de Koningin, Tot heil van 't land. Blijv' Uw onfeilbre raad J Haar' steun en toeverlaat, f | ^ Daar Zij slechts veilig gaat ( Aan Uwe liand. XLII. Komt, heft een' juichtoon aan. . > Komt, heft een juichtoon aan, elke ^partij11 ] Die 't hart doet sneller slaan ' Voor 't Vaderland! Sik ken geen land op aard' J Mij zoo zeer lief en waard, ' , . Steeds door Gods gunst gespaard, i ls' Als Nederland. ] 5. Dat onze welvaart groei', Dat onze handel bloei, In rust en vree. Zoo daal' Uw zegen neer! ) En dat wij allen Heer f , . Steeds leven tot Uw' eer, f l5' Is onze beê. ] W. W. uit het lste Stukje der Zangvogeltjes, door TT. Wen&, Hotterdam, 11"". Wenk. iWij zingen vroolijk mee, En juub'len luid: Hoezee! Voor 't Vaderland. Elk stemme met ons in: „God spaar' de Koningin, ' «Dat elk haar trouw bemin' ( ' «In Nederland. ) F. C. Wijle. 4 Melodie : J. HAYDN. Harmonie: J. C. DE PUY. j = 7-2. Jicitig langzaam. XLIII. Mijn Vaderland. (III.) (Wijze: Het Oostenrijksche Volkslied.' 2. 't Is een land, waar mustaardsvlammen Blaakten, brandden in het rond, Voor hen, die hun' God en Heiland Prezen met hun hart en mond. Vraagt gij, hoe die plek mag heeten, Die door 's Heeren sterke hand ls bewaard tot op deez' stonde ? I 'tls ons kleine Nederland! ( Oosthem. 3. Maar hoe klein dat land moog' wezen, 't Is voor mij een heerlijk oord, Want ik ben er in geboren, 'k Mag er leeren uit Gods Woord. En zie ik op al den zegen! Op die weldaan uit Gods hand, Daii hoop ik te mogen blijven ^ In mijn dierbaar Vaderland. ( 4. Ja, dan bid ik: God der Vaad'ren Blijf ons bij, gelijk weleer; Spaar ons, spaar onze Vorstinne; Doe ons leven tot Uw' eer. Geef, dat ons Uw Geest geleide, En doe gaan aan Uwe hand, (sche Dan brengt Ge eenmaal uit dit aard-^. Ods in 't hemelsch' Vaderland. ( J. C. de Puv. XLIV. Zendingslied. 1. Zegen, Heer! de zendelingen, Ver van vriend en vaderland, Die de Heid'nen vriend'lijk dwingen (Zelfs aan 't allerverste strand). Zich den Heiland toe te keeren, Die aan 't kruishout voor hen stierf. Geef hun, trouwe Heer der Heeren, 'tHeil, dat hun Uw dood verwierf./ 2. Stoot Gij do afgodsbeelden neder, Waar hun bijgeloof voor buigt; Maak hun harte trouw en teeder, Dat van Uw gena getuigt. Breek de scherpe zondeboeien, Maak uit 's duivels macht hen vrij; Dat hun liart van liefde gloeie l Onder Uwe heerschappij. ( Naar W. v. O. B. !nb. Deze beide Nummers kan men ook zingen op de wijze van Gezang 21. XLV. Zij zullen het niet hebben. Harmonie: J. C. DE PUY. Marsch Tempo. | 2./^"zftllen ons niet hebben Zoolang de IJ-stad staat, Zoolang in Neerlandsch' ad'ren Eén polsslag Neerlandsch slaat. Zoolang er heldenzielsgloed In Nassous Telgen blaakt, Zoolang de geest des Zwijgers . Op'tDelftschepraalgraf waakt.( )1S' 3. Of zijn het and're tijden, Die God voor ons bewaart ? Een donk'rer lotsbedeeling Waarvoor wij zijn gespaard ? Gij zult ons toch niet hebben, Gij goden van den tijd; Wij blijven ook bij 't zinken I, . Der Vaad'ren God gewijd. ( )lb' 1. Met al hun schoone woorden. Met al hun stout geschreeuw, Zij zullen ons niet hebben, De goden dezer eeuw. Tenzij het woord des Zwijgers Moedwillig werd verzaakt: 'klleb met den Heer der Heeren\ Een vast verbond gemaald. ( uit: den slotzang van aan „Nederland" in de lente van 1844. door Da Costa. XLYI. Och, blijf met Uw' genade ')• l.Och, blijf met Uw' genade, Heer Jezus! ons nabij; Opdat ons nimmer schade Des vijands heerschappij. Woon met TJw' levenswoorden, Verlosser! bij ons in; En trek ons met de koorden l Yan Uwe zondaarsmin. ( b' 2. Och, licht ons met Uw' klaarheid Gij, Licht der wereld! voor; Omgord ons met de -waarheid, Dan blijven wij in 't spoor. Och, blijf ons met Uw' zegen Nabij, schatrijke Heer! En zend op onze wegen ^;s Uw' krachten goedheid neer.f 3. Och, blijf met Uwe hoede Ons bij, o sterke Held ! En keer des vijands woede En 's werelds boos geweld. Och, blijf ons met Uw' trouwe Nabij, God, goed en groot! Op Wien ons harte bouwe In allen nood en dood. ( uit: „Dr Verzameling van Chr. liederen". 1). van SÏJn, Rotterdam. 1) Deze coupletten behooren langzaam en zacht gezongen te worden. NB. üeze beide Nummers kan men ook zingen op de wijze van Gezang 123. INHOUD DER LIEDEREN. No. TITEL. Blz. I. Morgenlied 8 III. De jeugd is de zaaitijd des levens. (Bij het begin der school) 10 y Y. Kerstlied I. (Veertig eeuwen van te voren). 12 / VII. Kerstlied II. (De schoonste glans). ... 14 ^ IX. Naar Boven alleen 16 XI. Kerstlied IV. (Heilige Eng'len daalden neder). 18 XIII. Kribbe en Kruis. (Heerlijk klonk het lied der Eng'len) 20 ^ XV. Kerstlied V. (Wie ligt daar in een'kribbe neer). 22 ,XVII. Op Kerstmis. (O Kerstnacht schooner dan de dagen) . . . . 24 ^XIX. Wien zullen wij zingen? 26 ^XXI. Pinksterlied 28 ^XXIII. Lentelied 39 ^XXV. Aan Jezus II. (O Jezus, die door 't bitterst lijden) 32 /XXVII. Kinderlied 34 ^XXIX. Uw Koninkrijk kome ! 36 ^ XXXI. Nederland 38 /& h No. TITEL. Blz. II. Mijn Vaderlaud I. (Dierbaar Neerland). . 9 IV. Zondagmorgenlied 11 VI. Hernhutters avondlied 13 VIII. Het lijden van Christus, (Goede Vrijdagslied). 15 X. Kerstlied III. (In Bethl'hems stal) . . .17 XII. Jezus, de Vriend van kinderen .... 19 XIV. Aan Jezns I. (Lieve Jezus ! Vriend van kind'ren) 21 XVI. De leeuwerik 23 XVIII. Onze Heiland 25 XX. Hemelvaartslied 27 XXII. Hoe lieflijk zijn de wegen 29 XXIV. Een Nederlandsche stem 31 XXVI. Zanglust 33 XXVIII. Aan de Koningin , . 35 XXX. Vroegtijdige godsvrucht 37 XXXII. Jezus Opstanding 39 AA-NHA-NGSBL. INHOUDENDE EENIGE BEKENDE VOLKSLIEDEREN. XXXIII. Wilhelmuslied 40 1 XXXY. Wien Neêrlandsch bloed 42 XXXVII. Wij leven vrij 44 XXXIX. De Koning leev' 40 XLI. Mijn Vaderland II. (Wijze: Het Engelsclie Volkslied) '.48 'XLIII. Mijn Vaderland III. (Wijze: Het Oosten- rijksclie Volkslied) 50 XLV. Zij zullen het niet hebben 52 XXXIV. Vertrouwen op Jezus 41 XXXVI. Nederland en Oranje 43 XXXVIII. Bij het eindigen der school 45 XL. Mijn Nederland, mijn Vaderland ... 47 XLII. Komt, heft een' juichtoon aan .... 49 XLIV. Zendingslied 51 XLVI. Och. blijf met Uw' genade 53 ALGEMEENE INHOUD DER LIEDEREN. 2 Morgenliederen. . Blz. 8, 11. 1 Lentelied. Blz. 30. 1 Avondlied . . . « 13. 14 Liederen ter eere van onzen Heer. Blz. 16, 19, 21, 7 Kerstliederen . . „ 12, 14, 17, 18, 20, 22, 24. 23, 25, 26, 29, 81, 32, 33, 34, 37. 41, 53. 1 Goede Vrijdagslied « 15. 13 Vaderlandsche liederen. Blz. 9, 35, 38, 40, 42, 43, 1 Paaschlied ...» 39. 44, 46, 47, 48, 49, 50, 52. 1 Hemelvaartslied . „ 27. 2 Zendingsliederen. Blz. 36, 51. 1 Pinksterlied . . . „ 28. 2 Schoolliederen. Blz. 10, 45.