De zonderlinge Bloempot: NAAR 'T OORSPRONKELIJKE DOOK NEEF OTTO. Met een plaatje. NIJKERK. G. F. CALLENBACH. loséo-- BOEKDRUKKERIJ — G. F, CAILENBACH. — NIJKERK. ^ "i- Kon zij toeli niet begrijpen hoe het takje tot een boom gegroeid was. Bladz. 13. I. Bij i@ Jpet was Maandag. Overmorgen zou het Kerstavond zijn. Dan zou de Kerstboom blinken en rondom den Kerstboom door de kinderen gedanst worden. Zoo dacht de kleine Reta, terwijl zij met haar hoofdje tegen het keukenvenster leunde. Maar waarom zuchtte Reta toch zoo telkens, terwijl ze aan dien blijden avond dacht? Reta zuchtte en haar broertje Frans zuchtte en de kleine Leopold zuchtte ook al. Leopold was te jong om goed te begrijpen wat het Kerstfeest was, maar de zevenjarige Reta en de vijfjarige Frans herinnerden zich al het moois van vroegere kerstboomen en zuchtten — omdat zij dit jaar geen kerstboom in hun huis zouden hebben. Hun lieve vader, de goede kolenbrander Frits Half hand, had in den herfst verscheidene weken met een gebroken been ziek te bed gelegen en daardoor was al het geld opgeraakt, dat men opgespaard had voor den winter. De kinderen hielden heel veel van hunnen vader en zouden met blijdschap zich vele zaken ontzegd hebben, indien hun vader daardoor spoediger had kunnen herstellen; maar het was hun moeielijk, zeer mocielijk gevallen niet te murmureeren, toen moeder hun dien morgen even gezegd had , dat zij geen kerstboom zouden hebben. Zij bezat nog slechts eenige stuivers, die zij voor een kerstmaal en voor wmterkleeding behoefde en dus niet besteden mocht aan een nutteloozen boom en aan nuttelooze lichtjes, die de kleinen toch niet voeden of kleeden konden. »Geef ons maar geen eten of kleederen, asjeblieft, moeder, als we maar een boom mogen hebben," hadden kleine Reta en Frans gesnikt. Leopold wilde op dit voorstel niet zoo graag »ja" zeg- gen, want hij hield van eten en gaf op zijn pas driejarigen leeftijd niet veel om een boom. Hij was heel blij toen moeder zeide: »Neen, lievelingen, dat zou heel niet gaan. Gij zoudt er ongelukkig aan toe zijn, indien gij honger hadt en barrevoets moest gaan, wanneer de grond met sneeuw bedekt is; gij zoudt bleek en zwak worden, en dat zou uw vader en mij zeer smarten. Het spijt mij zeer, dat gij u zoo teleurgesteld ziet, maar als de Heere ons in 'het leven spaart en zegent, zullen wij ons best doen u in het volgende jaar een boom te bezorgen, en zullen we den aankomenden zomer eens een feestje hebben." Daarop kuste de moeder hare kleinen hartelijk, en toen dezen tranen in hare oogen zagen, kusten ook zij haar hartelijk en fluisterden zij: »Schrei niet, lieve moeder, och, schrei niet. Wij zullen probeeren ons niet meer om den kerstboom te bekommeren, en hopen evenwel ons gelukkig te gevoelen." Een half uur later gingen Reta en Frans stilletjes in haar tuintje, dat met sneeuw bedekt lag. Zij waren heel spoedig druk bezig met aan de takkenbossen te trekken. Het was duidelijk dat zij iets zochten. Eindelijk vonden zij het gewenschte, want niettegenstaande hunne vingers blauw waren van koude, fonkelden hunne oogen van vreugde. Daarop begonnen zij nog eens flink aan de houtmijt te stooten en te trekken en telkens riepen zij elkander toe, toch goed op te passen, dat het voorwerp , hetwelk zij voor den dag haalden, niet zou breken. Eens, toen Frans uitglipte, schreeuwde Reta van schrik, en ingrooten angst riep zij uit: »Och, pas op, pas op; het mooie ding zal nog gebroken zijn." Terwijl dit geschiedde, stond een meisje van omstreeks denzelfden leeftijd als Reta, maar fraai in fluweel en bontgekleed, juist buiten de haag alles aan te hooren en af te kijken wat daar binnen gezegd eil gedaan werd. Het meisje had een dienstmaagd bij zich, die dat wachten in de winterkou spoedig moede was. »Kom mede, Elize, kom mede," zeide zij, terwijl zij begon voort te wandelen. »Door hier te blijven zult ge kou vatten; en wat hebt ge er toch aan naar zoo'n paar vuile kinderen en een hoop takkenbossen te zien." »0 Grietje! het is zoo mooi om te zien," zeide Elize. »Die kindertjes zien er zoo aardig uit, al zijn zij ook wat vuil van dat klimmen over het hout. Ik wou zoo graag eens zien wat zij uitvoeren. Och , blijf nog een minuutje staan Nauwelijks had zij dit gezegd, of Reta en haar broeder waren met hunne vracht op den vasten grond terecht gekomen. En wat hadden zij weten te bekomen? Een grooten, ouden, ledigen bloempot. Zij zetten hem op den grond en zagen er even gelukkig uit, als wanneer die pot met goud of edelgesteenten gevuld ware. Na hem eenige oogenblikken met zelfvoldoening bekeken te hebben, keerden zij zich om; 't scheen of zij nóg iets behoefden. Met een kreet van vreugde snelde Frans naar de mijt terug en trok uit een der takkenbossen een tak, dien hij met een blijden lach over zijn hoofd zwaaide. »Zie, Reta!" zeide hij, »zou ik hiervan geen mooien boom kunnen maken?" Reta nam den tak uit de hand van Frans, stak hem door de opening in 't midden van den bodem, hield toen den pot omhoog en bekeek alles met aandacht. »Ja, Frans," zeide zij een oogenblik later, »ik geloof werkelijk, dat je den besten en moois ten stok genomen hebt, dien we tot boom konden bekomen. Wat is hij glad en recht! En aan die twee zijtakjes daarboven kunnen we heel wat dingen hangen!" Het kleine juffertje, van hetwelk we straks spraken, was intusschen al dichter bij de haag gekomen en zag met allen ernst naar de kinderen. Toen ze zag, dat Grietje eenige schreden van haar verwijderd was en niet op haar lette, waagde zij het tegen de arme kinderen van den kolenbrander te spreken. Zij wilde zoo graag weten wat toch de reden van hunne drukte was. »Och," zeide zij een weinig verlegen, »zou je me ook willen zeggen, waarom je zooveel moeite deed, om dien ouden bloempot te krijgen, en wat je toch bedoelt met dat zeggen, dat die stok je tot boom kan dienen?" Reta opende haren mond en sloot dien toen weder, zonder eenig antwoord te geven. Ik geloof, dat zij wat bang was voor het zoo mooi gekleede jongejuffertje. Maar Frans was voor niemand of niets bevreesd, en toen zijne zuster geen antwoord gaf, deed hij het. Hij streek met zijn koude vingers orer den rooden pot en zeide: »In dezen ouden pot stond verleden jaar onze mooie kerstboom, en omdat vader dit jaar zijn been heeft gebroken en moeder ons geen boom geven kan, hebben Reta en ik bedacht in dien zelfden bloempot een boom te zetten. Daarvoor moet deze tak dienen. Wij hebben ook wat gekleurd papier, dat Reta in smalle, lange reepjes knippen en aan de takjes vastbinden zal. Die reepjes moeten kaarsjes voorstellen. Aan dien eenen tak zullen we dan mijn fluitje en aan den anderen Reta's pop hangen en dan — o, dan zal het zoo mooi zijn, en dan zullen wij er om heen dansen en een heele boel pret hebben !" En meteen klapte het jongetje in zijne handjes en danste rondom den pot. »Kom toch, Elize," riep de dienstmaagd knorrig. »Kom dadelijk mede. Ik moet voor uwe mama iets in het dorp halen, en als je op deze wijze blijft leuteren, zullen we met theedrinken niet terug zijn." Elize verliet de haag en stapte langzaam en nadenkend naast de dienstmaagd voort. »Die arme halzen," zuchtte zij. »Geen kerstboom, geen chinaasappelen, geen nieuw speelgoed, niets dan een roode bloempot en een doode tak!" »Wel, Elize," zei Grietje, »al hebben die kinderen dat niet, daarom behoeft gij nog niet zoo naar te kijken, als ge doet. Gij kunt wel blij en opgeruimd zien als een prinsesje, want gij zult zeker wel een heel mooien boom hebben, waarover ieder zou tevreden zijn; en dat ik nu naar het dorp ga, is juist om nog meer kerstgeschenken te koopen." Ja, Grietje, dat is het juist," zei Elize op ernstigen toon. »Ik kan alles krijgen, en die arme kindertjes krijgen niets." De kleine Elize van Beumer ontbrak het aan niets. Hare rijke ouders voorzagen haar overvloedig van kleederen en speelgoed, en zooals gij begrijpen kunt, de disch was steeds rijkelijk voorzien. Maar ook de kinderen van den kolenbrander werden door den liefhebbenden Hemelschen Vader niet vergeten. Terwijl het rijke meisje er ernstig over dacht om eenige der vele geschenken, die zij ontvangen had, aan die arme kindertjes te geven, maakten die kinderen zeiven met de grootste tevredenheid en den grootsten ijver hun armoedigen zoogenaamden kerstboom gereed. n. Op lil kültiL ^^lize van Beumer woonde in een prachtig huis met een fraaien tuin aan de oevers van de rivier den Rijn. In den zomer en den herfst zat het meisje graag in een allerliefst prieel, Ook klom zij wel eens in een der vele kerseboomen van den boomgaard. Van beide plaatsen kon zij het oog slaan op de vele stoombooten, die op en af voeren en vol vreemdelingen waren, welke de beroemde schoonheden van en de oude kastee» len langs die rivier wilden zien. Maar op den dag, waarover wij nu spreken, waren er geen stoombooten op den Rijn. Die rivier was met ijs bezet. De reizigers waren öf naar de warmere lucht van Italië of ZuidFrankrijk vertrokken, öf hadden hun eigen huiselijken haard opgezocht. De boomen in den boomgaard waren met ijskegels in plaats van met kersen beladen, en boden aan de kleine vogels geene beschutting tegen de snerpende winden en dus nog veel minder aan kleine meisjes; terwijl het prieel, dat uitlokkende rustplaatsje in den zomer, nu vol sneeuw lag en er alles behalve prettig uitzag. Wie Eliza van Beumer wilde bezoeken, zou haar dus daar niet vinden. Geen nood. Haar blijde lach wordt ergens elders gehoord; gaan we er op af. Elize s prachtige woning bevatte vele fraaie kamers, maar geene van die was zoo lief en zoo gezellig als de kamer, waarin Baron en Barones \an Beumer gewoonlijk met hun veelgeliefd eenig kind in de wintermaanden koffie dronken. In 't bijzonder zag op dezen drie en twintigsten December de kamer er lichter en vroolijker uit dan anders, en hoe fel koud het buiten ook ware, daarbinnen heerschte eene aangename warmte. In dat ruime vertrek stond aan het eene einde een kachel, terwijl onder den wijden schoorsteen een flink vuur van gezaagde houtblokjes op den haard werd onderhouden. Voor het groote mid" delraam stond een lange tafel bedekt met allerlei lekkernijen, en verscheidene donkerbruine steenen potten met geurige'koffie, chocolade en heete melk. Aan den eenen kant dezer tafel zat de baron in een armstoel met rood fluweelen zitting, koffie te drinken, terwijl hij glimlachend zijne vrouw en zijne dochter gadesloeg, die midden in de kamer druk bezig waren aan het in orde brengen van een reusachtigen en allerprachtigsten kerstboom. In de meeste gezinnen is het natuurlijk gewoonte dien arbeid voor de kinderen geheim te houden, maar omdat Eliza een eenig kind, en, boven haren leeftijd, ernstig nadenkend was, gunden hare ouders haar gaarne het genoegen de moedor in alles te helpen. Zij had zich dan ook zeer gelukkig gevoeld met dien boom gereed te maken en de vele geschenken voor bloedverwanten, vrienden en dienstboden op het kasteel uit te kiezen. Maar dezen namiddag zag het bruinoogige meisje zeer betrokken, terwijl hare vlugge, blanke vingertjes hare mama hielpen in het vastbinden van de veelkleurige lintjes en versierselen, die aan de takken moesten hangen. »Mjjn lief dochtertje," zei de baron ten laatste, »kom eens bij uw vader. Zeg mij eens, liefjevervolgde hij, terwijl hij het kind tegen zich aan drukte en zijn arm met teederheid om haar lijf sloeg, »zeg mij eens, liefje, wat scheelt u toch van daag? Wat maakt u zoo ernstig en somber ! Bevallen u de geschenken niet, die wij dit jaar voor u hebben bestemd?" Voor een oogenblik verdween de treurige wolk van haar gelaat. »Welk antwoord verwacht gij, papa ?" zeide zij. «Waarom zouden mij de geschenken niet bevallen, die ik met uwe en Mama's toestemming zelf mocht uitkiezen? En ik heb immers juist alles ontvangen, wat ik verlangde ?" »Als dat zoo is, lieveling, dan vraag ik nog eens : waarom zijt gij van daag toch zoo ernstig?" Weder betrok het gelaat van 't meisje. »0, dat komt, omdat ik zooveel aan die arme kindertjes van Frits Halfhand, den kolenbrander, denk, papa!" »Is dat zoo ? En waarom maakt dat denken aan hen u zoo bedroefd ?" Daarop vertelde Elize haren ouders van Rota en Frans, van den armoedigen kerstboom, dien zij voor zich maaktenv en die het eenige was, dat zij den volgenden dag zouden ontvangen. »En o, papa," zoo eindigde zij terwijl zij hare handen samenvouwde , »U weet niet hoe sterk ik verlang, iets goeds voor die kinderen te kunnen doen; o wat zou ik blij zijn als ik dezen grooten boom in tweeën kon snijden en hun de helft er van kon geven." »Ge kunt iets veel beters doen," zeide de baron, die zeer ingenomen was met het medelijdend hart van zijn dochtertje. »Wat dan? Wat kan ik dan doen?" riep Elize vurig, terwijl hare oogjes van blijde verwachting glinsterden. »Wel, inplaats dat je dien mooien boom in tweeën snijdt, kun je Reta en Frans uitnoodigen om morgen avond hier te komen en in uw genoegen te deelen en tevens deelgenooten te zijn van uwe geschenken. Hunne ouders zijn goede menschen, en hebben hunne kinderen goed opgebracht. Het zal voor onze vertrekken of voor onze gasten geen bezwaar zijn die kinderen eenige uren in ons gezelschap te hebben. Maar gij blijft nog betrokken zien, lieveling! Is mijn plan niet goed in uw oog?" »Het is wel zeer vriendelijk van u, papa, maar — Grietje dacht, dat Reta en Frans op zulk een avond bij hunne arme, bedroefde ouders behoorden te blijven en zij geloofde ook niet, dat zij zouden willen komen, al verzocht men ze; want zij houden veel te veel van hun vader en hunne moeder, dan dat zij vermaak zouden hebben, indien hunne ouders er niet bij zijn." »Grietje heeft gelijk," zeide de barones, die er ook bij kwam staan. »Ik voor mij zou het ieder kwalijk nemen, die op kerstavond mijne Elize me zocht te ontrooven. Maar er is nog wel een ander middel om aan dat kleine tevreden volkje vriendelijkheid te bewijzen?" »Ik weet er niets op," zeide Elize, een weinig bedroefd. »'k Wou maar, dat dit armoedige takje en die papieren lichtjes van avond op eens in een wezenlijk, prachtig kerstboompje veranderden. met een heelen hoop mooie dingen er aan. m. ie nachtelijke tocht. | ,jMize had nauwelijks haar laatste woord gesproken, of het gelaat haars vaders helderde op en met een : »Ja, dat is het!" sprong de baron uit zijn armstoel en dat welingrooter haast dan zijn dochtertje ooit te voren van hem gezien had. Hij had de kamer verlaten, voor Elize of hare mama van hare verwondering bekomen waren, of eenige vragen doen konden. Nauwelijks een kwartier later werd de deur van die helder verlichte zitkamer even snel geopend, als zij gesloten was geworden, en de baron trad weêr binnen, gevolgd door een paar knechts, die tevergeefs hunnen heer zochten over te halen een mooi dennenboompje , dat hij droeg, aan hen te geven. »Neen, neen, neen," zeide hij op een blijden toon, »dit is mijn laatste geschenk aan Elize, en ik wensch zelf het haar te geven. Gij kunt beiden heengaan; ik heb uwe hulp thans niet meer noodig." De mannen gingen heen en sloten de deur; zij konden maar niet begrijpen, waarvoor de baron dien tweeden denneboom noodig had, waarom hij in zulk een haast hem van onder de sneeuw in de kweekerij had uitgegraven, en waarom hij zelf dien verkoos te dragen. Maar Elize wist spoedig de reden van dit alles. »Ziedaar, Elize," zeide de baron, terwijl hij het boompje, waarvan de wortels afgesneden waren, op den vloer en tegen de tafel zette. »Ziedaar uw boom voor het huis des kolenbranders. Breng hem nu zoo spoedig mogelijk in-orde en dan zult gij zelf de oorzaak zijn, dat het stokje in een mooien kerstboom veranderd is, zooals gij gewenscht hebt." »0, goede, lieve, allerliefste papa!" riep het meisje uit, terwijl zij van vreugde opsprong, en hare armen om haars vaders hals sloeg en hem op nog hartelijker wijs kuste, dan zij voor een zijner vroegere geschenken gedaan had. Twee minuten later waren Elize en hare mama in een druk gesprek over den nieuwen kerstboom, en vooral over de vraag, of hij sterk genoeg zou zijn om de toegedachte geschenken te dragen. Men was van oordeel, dat hij wel twee maal zoo groot als de eerste had mogen wezen, indien men er alles aan zou hangen, dat Elize had uitgedacht. Het kasteel van Beumer was zeker nooit bekend geweest als verblijfplaats van roovers, en toch wie bij het sterrelicht op den drie en twintigsten December omstreeks half tien ure dat gebouw ware voorbijgekomen, zou waarschijnlijk onraad vermoed hebben. Begrijp eens: een vijftal personen in donkere, dikke jassen en mantels gewikkeld, stapten in alle stilte de poorten uit en liepen den grooten, hard bevroren weg op. De voorste van 't vijftal droeg een lantaarn, welker licht zorgvuldig bedekt werd, behalve wanneer het volstrekt was om een buitengewoon dikken hoop sneeuw te vermijden. De twee laatsten van het geheimzinnige gezelschap droegen samen een groot voorwerp, waarvan de spits toeloopende top op eene bijzondere wijze glinsterde, wanneer bij geval het licht der lantaarn er op viel. De twee middelste personen van 't gezelschap zouden nog meer dan de anderen een raadsel voor vreemdelingen geweest zijn, want de eene was, zooals men duidelijk zien kon, een lieftallige en net gekleede vrouw, terwijl de andere, een jong meisje, van 't hoofd tot de voeten in mantel en doek gewikkeld was. Maar wat vreemdelingen omtrent deze nachtwandelaars ook zouden gedacht hebben, mijne lezers hebben zekerlijk reeds gegist, dat in elk geval drie hunner Baron en Barones Van Beumer met hun kind waren. De anderen waren twee bedienden, die den beladen kerstboom droegen, welke voor de kinderen van den kolenbrander bestemd was. »0, mama," fluisterde Elize, »ik hoop maar, dat zij hun zoogenaamden kerstboom in den tuin hebben laten staan, en dat zij allen reeds te bed en in slaap zijn." »0, zij zullen zeker wel te bed Kijn, lieve," zeide de barones zachtkens, terwijl zij het handje van haar dochtertje drukte. »Ik vrees dat zij te arm zijn om veel licht te kunnen bekostigen." Tien minuten later was men bij het huis van den kolenbrander aangekomen. Het was er stil en donker. Men vond er alles, zooals Elize gehoopt had. De kolenbrander en zijn gezin sliepen en de oude bloempot met het armoedige takje stond op zijde van den houtmijt. Het takje werd er stil en voorzichtig uitgenomen, en de boom er voor in de plaats gezet. Om hem er vast in te doen staan, werd de pot aangevuld met aarde, die de baron in een mandje had meegebracht. Aan de eene zijde van den pot legde de barones een pakje, waarin eenige voorwerpen waren, die de takken niet konden dragen en aan de andere zijde legde Elize een pak, dat al de benoodigheden voor een kerstmaal bevatteEen uur later lag Elize weer in haar zacht prettig bed , nadat haar vooraf iets warms te drinken gegeven was, opdat zij van den tocht door de koude nachtlucht geen nadeelige gevolgen zou ondervinden. Zij had een liefelijken droom aangaande Frans en Reta's gedachten bij 't ontdekken van den nieuwen kerstboom; maar hoe wonderlijk die droom ook ware, hij was toch verre van de werkelijkheid. Hoor maar! IV. Üo verrassing. auweljjks was het eerste morgenlicht aangebroken, of Reta -n 1 i 1 • i 1 j 1 J en rans snelden naar Duiten om naar eten toesraiiu van nun takje onderzoek te doen. »Vader, moeder!" riepen de kinderen in de grootste opgewondenheid, toen zij in de hut terugkwamen. »Vader, moeder! een toovergodin is van nacht hier geweest en heeft onzen boom veranderd. En o, 't is zulk een mooie boom. We hebben nooit te voren er een gezien, die beter, dikker en mooier was!" »Ja, ja," riep Leopoldje, »de oude boempot is een mooie boempot, er saat een mooie boom in, en ik houd van den ouden boempot. Kom, kom eens zien," ging hij voort en trok zijne moeder aan den rok om haar naar den tuin te lokken en zelve het wonder te gaan zien. De oogen der goede moeder begonnen even als die der kinderen te glinsteren van vreugde, toen zij in sprakelooze verwondering op den prachtigen, onverwachten boom staarde. Ofschoon zij heel goed wist, dat »toovergodinnen" met deze zaak niets te maken hadden, kon zij toch niet begrijpen hoe »het takje tot een boom vergroeid was," zooals de kinderen zeiden, of »in een boom veranderd was" zooals zij zelve opmerkte. Terwijl de moeder met hare drie kinderen den boom stonden te bewonderen, werd de arme hulpelooze vader, die zijn bed niet verlaten kon, zoo nieuwsgierig, dat hij riep: »Lieve vrouw en kinderen, weest zoo goed weer bij mij te komen en mij van den boom te vertellen; want ik kan hem niet gaan zien." »Wij zullen hem bij u brengen, dat is nog beter," antwoordde de vrouw blijde; en dadelijk deed zij moeite om hare belofte te vervullen. 'tWas maar goed, dat die vrouw sterk was en dat ook Reta en Frans krachtige armen hadden en toch was het niet gemakkelijk dien grooten bloempot met wat er in stond binnenshuis te krijgen. Maar eindelijk was elke moeite overwonnen en stond de prachtige kerstboom voor het bed van den kolenbrander. »Zie, zie," riep de kleine Leopold, terwijl hij zich op zijne knietjes voor den bloempot neerlegde en hem met zijne handjes wreef, «hier is een papietje in den boempot." En zoo was 't. Op een reepje goudpapier stond met groote letters in helder blauwe inkt geschreven: »Voor het gelukkige en tevreden gezin van Frits Half hand, den kolenbrander, met een kerstgroete." Tranen van dankbare blijdschap vulden de oogen van den geduldigen Frits en van zijne liefhebbende vrouw, toen zij die vriendelijke woorden lazen, maar de kinderen waren te blij, dan dat zij aan tranen konden denken, terwijl zij rondom den boom liepen, en nu eens naar den grooten klomp rozijnen of naar het zakje met suikerboonen keken en dan weer met verrukking staarden op een popje in een verguld wiegje, of op een dominospel, of op een aardigen hansworst. Eerst toen het avond geworden was en de vele gekleurde kaarsjes alle aangestoken waren, vonden Frits en zijne vrouw de twee donker rood lederen beurzen, die de goede baron zelf aan den boom gehangen had en die geld genoeg bevatten om dat spaarzame huisgezin van brood, vleesch, licht enz. voor verscheidene weken te voorzien. Met opzet waren zij verborgen, de eene achter een hef werkdoosje, waarin een schaar, een vingerhoed, naalden en klosjes garen waren, en de andere achter ee.< net gebonden Bijbeltje. Elize had gezegd, dat het vinden van de beurzen de pret ten top zou voeren, en zoo was het! Natuurlijk vonden Reta en Frans, lang vóór dien tijd, de pakjes, die aan iedere zijde van den boom neergelegd en in de eerste opgewondenheid niet opgemerkt waren. Ofschoon die pakjes zoomin van buiten als van binnen zoo mooi als de boom zelf waren, brachten zij toch ook veel vreugde aan. Het eene bevatte, zooals wij reeds verteld hebben, het noodige voor een kerstmaal, het andere warme jurkjes en rokjes, laarzen en schoenen, en een warmen gevoerden kap, door Elize uitgekozen. Ook waren er flanellen hemden van den baron voor den armen Frits bij, en een fijne wollen doek van de barones voor Ha hand's vrouw, en kleederen voor de kleine jongens. De kolenbrander, die zulke moeielijke dagen doorleefd had, was door die rijke gaven diep geroerd. Te midden van den lijdensweg, dien hij had moeten bewandelen, had hij door Gods genade met ootmoed leeren zeggen: »Onze Vader, die in de hemelen zijt, Uw wil geschiede! Daardoor was de lijdensweg hem lang zoo zwaar niet, als hy hem anders zou geweest zijn. De kolenbrander wist het, dat de Heere God hem niet plaagde uit lust tot plagen, maar om hem te meer te doen ervaren, dat ook thans nog de taal des geloots kon zijn: Gods machtig' arm beschermt de vromen En redt hun zielen van den dood ; Hij zal hen nimmer om doen komen In duren tijd en hongersnood. In de grootste smarten Blijven onze harten In den Heer gerust; 'k Zal Hem nooit vergeten, Hem mijn Helper heeten, Al mijn hoop en lust. Dat er dien dag dankzeggingen tot God opgezonden werden in de woning van den kolenbrander, zullen wij wel niet behoeven te zeggen. Ook op het kasteel was blijdschap; te meer omdat de liefdedaad in stilte verricht was en niet om van de menschen geprezen te worden. De jeugdige Elize heeft ook later menige traan helpen drogen, menigen nood helpen lenigen. Hoe ouder zij werd, hoe meer zij den armen liefde bewees uit liefde tot haren Heer en Heiland. Die liefde was reeds vroeg in haar harte uitgestort door den Heiligen Geest. Die Heilige Geest leérde haar tevens vroeg de toevlucht nemen tot den eenigen en algenoegzamen Zaligmaker, bij wien zij vrede voor de ziele vond. Jeugdige lezers! Ik wensch u een gezegend Kerstfeest toe. Op menige armbus staat: »Gedenkt den armen!" Gedenkt den armen, ook op het Kerstfeest! Er zullen in uwe buurt nog wel gezinnen zijn, die in den kouden wintertijd gebrek hebben aan het noodige ! Gedenkt hunner ! Gelukkig het kind, dat zich over de armen leert ontfermen uit liefde tot den Heere Jezus, die rijk zijnde arm is geworden, om hun, die arm zijn, in waarheid rijk te maken! Moge de Heiland U vroeg die liefde leeren kennen !