< «JiB? f I I | * } hl DDRDTSCHI KERKENORDE I} | met verklaring van vreemde woorden en enkele | jj j J I ,, bepalingen uit de Post-Acta. | % J) ,3 ij UITGEGEVEN DOOR I ^ 1 k )+ i' § d i S « | l|lj t I W. VAN DEN BERGH EN G. II. VAN KASTEEL, J 5 a K >}• -K ffl Bedienaren des Wuords te Voorthuizen en Kollum. IÈK » * i B & f | | ]\ I P S- • '5 . 1 --*«*«* ié > •5< É \ ,fö; * 1' p |ï 3" •: 1 1 > 4= iS [ö VV i M P >> ■¥ : ® Ë >2- i | N IJ KERK ml >t £ 1 G. F. CALLENBACH. | >> 1' I 1887. i y? | lillik «lis t M. ^ c-iva tfofcftS| *§ f*)\ iiilillhillliillltlllliitliiilliilMiilllHlllii .i lift! i. mui n:in ui mi i i iiiiiniii miii li i \'Q Prijs 12r' cent; 25 Ex. /2.25; 50 Ex. /4.—; 100 Ex. ƒ6.50. IIIDOEBTSCHI KERKENORDE MET VERKLARING VAK VREEMDE WOORDEN EN ENKELE BEPALINGEN UIT DE POST-ACTA. UITGEGEVEN DOOR W. VAN DEN BERGH EN G. H. VAN KASTEEL, Bedienaren des Woords te Voorthuizen en Kollum. N IJ K E R K, G. F. OALLENBACH. 188 7. Snelpersdrukkerij — G. T. Callenbach Nijkerk. De HEERE is onze Rechter, de HE ERE is onze Wetgever, de HEERE is onze Koning; Hij zal ons behouden. Jesaja 33 : 22. Op de Kerkelijke Vergadering 16 November jl. te Leiderdorp gehouden werd besloten tot eene nieuwe, goedkoope uitgave der Dordtsche Kerkenorde. Met goedvinden van Lr. A. Kuyper iverd de tekst doör hem, onder medewerking van Dr. F. L. Rutgers bezorgd overgenomen, terwijl overigens in de uitgave het volgende op te merken valt: 1° de zinsneden of artikelen, welke bij de wederinvoering der Kerkenorde in sommige Kerken wegens den veranderden staatkundigen toestand niet toepasselijk verklaard zijn, zijn tusschen [ ] geplaatst en de artikelen, waarin dit geschied is, met * aangeduid. Daar volgens art. 86 der Dordtsche Kerkenorde de bedoelde wijzigingen door eene nationale Synode eerst voor goed kunnen vastgesteld worden, meenden wij, nu zulk een Synode, zoo de Heere wil, aanstaande is, de Kerkenorde op deze wijze te moeten uitgeven. 2° boven de artikelen zijn gevoegd de opschriften uit de Wettige Kerkenorde van JV. A. de Gaay Fortman, welke uitgave wij verder bizonder aanbevelen voor hem, die wil ingelicht worden omtrent het doel en de geschiedenis der Kerkenorde, het ontstaan van de Synodale Organisatie in 1816 en het verschil in strekking en inhoud tusschen beide. 3° aan het slot volgt vooreerst eene verklaring van enkele thans minder gebruikelijke woorden, die voor sommige lezers onverstaanbaar zovden zijn, en daarna zijn enkele gewichtige besluiten uit de Post-Acta of Nahandelingen toegevoegd, betreffende het OnderteeJcenings-formulier voor de Predikanten, de bediening des H. Doops, en de viering van den Zondag, drie punten, die ook thans wederr bizondere aandacht trekken. Wie ook vroegere Kerkenordeningen wil raadplegen, kan ze vinden in de uitgave van Hooijen• (oude Kerkenordeningen 1563—1638.) en in het Kerkelijk Handboekje bij Zalsman te Kampen uitgegeven. — In de uitgave van Doe. de Cock, onlangs verschenen, zijn ook opgenomen de bepalingen, welke in de Christelijke Gereformeerde Kerk bij de Dordtsche Kerkenorde gevoegd zijn. En, hierbij bevelen wij deze Uitgave in des Heeren gunste aan; verheugd hiermede, die Kerkenorde meer algemeen verhrijgbaar te stellen, waarin uitdrukkelijk verklaard wordt {art. 31) „dat 't geen op een meerdere Kerkelijke Vergadering besloten is, zal voor vast en bondig gehouden worden, tenzij dat het bewezen worde te strijden tegen het Woord Gods. Ook aan deze Kerkenorde worde geene mindere maar ook geene meerdere beteekeniss gehecht, dan zij volgens Gods Woord mag bezitten, en daarom eindigen wij deze voorrede met de volgende zinsneden uit het Kerkelijk Handboekje: „ Aangaande de Kerkelijke instellingen van de Kerk gemaakt, en van dewelke geen bevel in Gods Woord wordt gevonden, heeft de Gereformeerde Kerk tot nog toe geleerd, dat nademaal Christus de Christenen van 't juk der Kerkelijke plechtigheden, bestaande in onderscheid van spijs, onderhouding der Feestdagen en zoo voorts, verlost heeft, niemand hen wederom eenig juk behoort op te leggen, of onder mensclielijke inzettingen dienstbaar te maken Hand. 15 : 10, Gal. 5:1; dat men de Christenen niet beneme hunne vrijheid, die ze van Christus ontvangen hebben, en dat de Christenen zichzelven niet moeten laten oordeelen in spijs of in drank, of in het stuk des Feestdaags of der Nieuwe maan of der Sabbathen Col. 2 : 16; aangezien zij in die middelmatige dingen vrijheid van Christus ontvangen hebben en de godsdienst daarin niet gelegen is, 1 Kor. 8 : 8. De spijs maakt ons Gode niet aangenaam. Want hetzij dat wij eten wij hebben geen overvloed; hetzij dat wij niet eten, wij hebben geen gebrek. „Het is ook kennelijk, dat de Gereformeerde Kerk altijd zichzelve tegen het Pausdom gesteld heeft, 't welk den menschen wijsmaakt, dat hunne conscientiën zoowel aan de geboden der Kerk als aan Gods geboden zijn verbonden, en dat de kerkelijke instellingen zoowel ter zaligheid van nooden zijn als Gods geboden, en dat de godsdienst zoowel in 't onderhouden van de kerkelijke inzettingen, als van Gods wetten bestaat; en heeft uit Gods Woord bewezen en staande gehouden dat geen Kerkelijke geboden de gewetens der menschen verbinden maar alleen Gods wetten; dat geen Kerkelijke inzettingen ter zaligheid noodig zijn; dat ook geene heiligheid of godsdienstigheid in 't onderhouden derzelve is te zoeken of te vinden. Doch dat dezelve noodig geacht worden tot welstand van den uiterlijken godsdienst, die in de Kerk gepleegd wordt, en van de zichtbare regeenng der Kerk en opdat alle ergernis en verwarringen geweerd worden en alle dingen eerlijk en met orde geschieden zouden. Zoodat, wanneer iemand een kerkelijke wet heeft overtreden, zonder dat hij iemand heeft geërgerd of verwarring heeft zoeken aan te richten en evenwel den innerlij ken godsdienst, in de eerste tafel vereischt, onderhouden heeft, oordeelt de Gereformeerde Kerk, dat zoodanige met die overtreding zijn geweten niet besmet heeft. Want hij heeft niet misdaan tegen het oogmerk, van de kerkelijke wetten, 't welk is geen ergernis of verwarring te begaan en den uiterlijken godsdienst lichtelijk te oefenen." W. VAN DEN BERGH. G. H. VAN KASTEEL. Voorthuizen, \ t . Tr Januari 1887. Kollum, ) I. Om goede orde in de Gemeente Christi te onderhouden, zijn daarin noodig de Diensten, Samenkomsten, opzicht dei Leer, Sacramenten en Ceremoniën, en Christelijke straf. Waarvan hierna ordelijk zal gehandeld worden. HOOFDSTUK I. VAN DE DIENSTEN. II. Diensten. De Diensten zijn vierderlei: der Dienaren des Woords, der Doctoren, der Ouderlingen en der Diakenen. III. Wie niet beroepbaar zijn. Het zal niemand, alhoewel hij' een Doctor, Ouderling of Diaken is, geoorloofd zijn den Dienst des Woords en der Sacramenten te betreden, zonder wettelijk daartoe beroepen te zijn. En wanneer iemand daar tegen doet en meermalen vermaand zijnde niet aflaat, zoo zal de Classe oordeelen, of men hem voor een scheurmaker verklaren, of op eemge andere wijze straffen zal. HOOFDSTUK II. TAN DE KERKELIJKE SAMENKOMSTEN. XXIX. Samenkomsten. Vierderlei Kerkelijke samenkomsten zullen onderhouden worden : de Kerkeraad, de Classicale vergaderingen, de particuliere Synode, en de Generale of Nationale. XXX. In deze samenkomsten zullen geene andere, dan Kerkelijke zaken, en dezelve op Kerkelijke wijze verhandeld worden. In meerdere vergaderingen zal men niet handelen, dan 'tgene dat in mindere niet heeft afgehandeld kunnen worden, of dat tot de Kerken der meerdere vergadering in 't gemeen behoort. XXXI. Appel. Zoo iemand zich beklaagt door de uitspraak der mindere vergadering verongelijkt te zijn, dezelve zal zich op eene meerdere Kerkelijke vergadering beroepen mogen; en 'tgene door de meeste stemmen goed gevonden is, zal voor vast en bondig gehouden worden. Tenzij dat het bewezen worde te strijden tegen het Woord Gods, of tegen de Artikelen in deze Generale Synode besloten, zoo lang als dezelve door geene andere Generale Synode veranderd zijn. XXXII. Handelingen. De handelingen aller samenkomsten zullen met aanroeping des Naams Gods aangevangen, en met eene dankzegging besloten worden. XXXIII. Credentiën. Die tot de samenkomsten afgezonden worden, zullen hunne Credentie-brieven en instructiën, onderteekend zijnde van de- genen die ze zenden, medebrengen, en deze zullen alleen keurstemmen hebben. XXXIV. Scriba. In alle samenkomsten zal bij den Praeses een Scriba gevoegd worden, om naarstiglijk op te schrijven, 'tgene waardig is opgeteekend te zijn. XXXV. Praeses. Het ambt van den Praeses is, voor te stellen en te verklaren 'tgene te verhandelen is; toe te zien dat een iegelijk zijne orde houde in 't spreken, den knibbelachtigen en die te heftig zijn in 't spreken, te bevelen dat zij zwijgen; en over dezelve, geen gehoor gevende, de behoorlijke Censuur te laten gaan. Voorts zal zijn ambt uitgaan, wanneer de samenkomst scheidt. XXXVI. Subordinatie. 't Zelfde zeggen heeft de Classe over den Kerkeraad, 'twelk de particuliere Synode heeft over de Classe, en de Generale Synode over de Particuliere. XXXVII. * Kerkeraad. In alle Kerken zal een Kerkeraad zijn, bestaande uit Dienaren des Woords en Ouderlingen, dewelke ten minste alle weken eens te zamen komen zullen, alwaar de Dienaar des Woords (of Dienaren, zoo daar meerdere zijn, bij gebeurte) presideeren en de actie regeeren zal. [En zal ook de Magistraat van de plaats respectievelijk, indien 't hun gelieft, een of twee van de hunnen, wezende Lidmaten der Gemeente bij den Kerkeraad mogen hebben, om aan te hooren, en mede van de voorvallende zaken te delibereeren.] XXXVIII. Welverstaande, dat in de plaatsen waar de Kerkeraad van nieuws is op te richten, 't zelve niet geschiede, dan met advies van de Olasse. En waar 't getal van de Ouderlingen zeer klein is, zullen de Diakenen mede tot den Kerkeraad mogen genomen worden. XXXIX. In de plaatsen waar nog geen Kerkeraad is, zal middeler tijd bij de Classe gedaan worden, 't gene anders den Kerkeraad naar uitwijzen dezer Kerken-ordening opgelegd is te doen. XL. Diaconale vergaderingen. Insgelijks zullen de Diakenen alle weken te zamen komen, om met aanroeping des Naams Gods, van de zaken hun ambt betreffende, te handelen; waartoe de Dienaren goede opzicht zullen nemen, en des nood zijnde zich daarbij laten vinden. XLI. Classis. De Classicale vergaderingen zullen bestaan uit genabuurde Kerken, dewelke elk een Dienaar en een Ouderling, ter plaatse en tijd bij hen in 't scheiden van elke vergadering goedgevonden (zoo nochtans, dat men 't boven de drie Maanden niet uitstelle), daar henen met behoorlijke Credentie afvaardigen zullen, in welke samenkomsten de Dienaars bij gebeurte, of anderszins die van dezelve vergadering verkoren wordt, presideeren zullen, zoo nochtans, dat dezelfde tweemaal achtereen niet zal mogen verkoren worden. Voorts zal de Praeses onder anderen een iegelijk afvragen, of zij in hunne Kerken hunne Kerkeraadsvergadering houden; of de Kerkelijke Discipline geoefend wordt; of de armen en scholen bezorgd worden; ten laatste, of daar iets is, waarin zij 't oordeel en de hulp der Classe tot rechte instelling hunner Kerk behoeven. De Dienaar, dien 't in de voorgaande Classe opgeleid was, zal eene korte Predioatie uit Gods Woord dben, van welke de andere oordeelen, en zoo daar iets in ontbreekt, aanwijzen zullen. Ten laatste, zullen in de laatste vergadering voor de particuliere Synode verkoren worden, die op deze Synode gaan zullen. XLII. Stemmen. Waar in eene plaats meer Predikanten zijn dan één, zullen die al te zamen in de Classe mogen verschijnen en keurstemmen hebben, ten ware in zaken, die hunne personen of Kerken in 't bijzonder aangaan. XLIII. Censuur. In t einde van de Classicale, en andere meerdere samenkomsten, zal men Censuur houden over diegenen die iets strafwaardigs in de vergadering gedaan, of de vermaning der mindere samenkomsten versmaad hebben. XLIV. Visitatoren. Zal ook de Classe eenige harer Dienaren, ten minste twee van de oudste, ervarenste en geschiktste autoriseeren, om in alle Kerken, van de Steden zoowel als van het platte Land, alle Jaar visitatie te doen, en toe te zien, of de Leeraars, Kerkeraden en Schoolmeesters hun ambt getrouwelijk waarnemen, bij de zuiverheid der Leer verblijven, de aangenomene orde in alles onderhouden, en de stichting der Gemeente, mitsgaders der jonge Jeugd naar behooren, zooveel hun mogelijk is, met woorden en werken bevorderen, teneinde zij diegenen, die nalatig in het een of het ander bevonden worden, in tijds mogen broederlijk vermanen, en met raad en daad alles tot vrede, opbouwing, en t meeste profijt der Kerken en Scholen helpen dirigeeren. En zal iedere Classe deze Visitatoren mogen continueeren in hunne bediening, zoo lang het haar zal goed dunken, ten ware dat de Visitatoren zeiven, om redenen, van dewelke de Classe oordeelen zal, verzochten ontslagen te worden. XLV. Acten. De Kerk in dewelke de Classe, en desgelijks de particuliere of Generale Synode samenkomt, zal zorg dragen, dat zij de Acten der voorgaande vergadering, op de naastkomende bestelle. XL VI. Instructiën. De instructiën der dingen, die in meerdere vergaderingen te behandelen zijn, zullen niet eerder geschreven worden, voordat de besluitingen der voorgaande Synoden gelezen zijn, opdat 't gene eens afgehandeld is, niet wederom voorgesteld worde, ten ware dat men iets achtte veranderd te moeten zijn. XL VII. Synode. Alle Jaar (ten ware dat de nood eenen korteren tijd vereischte) zullen vier of vijf, of meer nagebuurde Classen samenkomen, tot welke particuliere Synode uit iedere Classe twee Dienaars en twee Ouderlingen afgevaardigd zullen worden. In 't scheiden zoowel der particuliere als der Generale Synode, zal eene Kerk verordend worden, die last hebben zal, om met advies der Classe den tijd en de plaats der naaste Synode te stellen. XL VIII. Correspondentie. Het zal aan elke Synode vrijstaan, correspondentie te verzoeken en te houden met hare genabuurde Synode of Synoden, in zulke forme, als zij meest profijtelijk achten zullen voor de gemeene stichting. XLIX *. Deputaten Synodi. Iedere Synode zal ook eenigen deputeeren, om alles wat de Synode geordonneerd heeft, te verrichten, [zoowel bij de Hooge Overheid, als] bij de respectieve Classen, onder haar sorteerende, mede om te zamen of in minder getal over alle examina der aankomende Predikanten te staan. En voorts in alle andere voorvallende zwarigheden aan de Classen de hand te bieden, opdat goede eenigheid, orde en zuiverheid der leer behouden en gestabilieerd worden. En zullen deze van al hunne handelingen goede notitie houden, om de Synode rapport daarvan te doen, en zoo het geëischt wordt, redenen te geven. Ook zullen zij niet ontslagen wezen van hunnen Dienst, voor en aleer de Synode zelve hen daarvan ontslaat. L. * Nationale Synode. De nationale Synode zal ordinaarlijk alle drie Jaren eens gehouden worden, ten ware dat er eenige dringende nood ware, om den tijd korter te nemen. Tot deze zullen twee Dienaren en twee Ouderlingen uit elke particuliere Synode, beide van de Duitsche en Waalsche sprake, afgezonden worden. Voorts zal de Kerk die last heeft om den tijd en de plaats der Generale Synode te benoemen (zoo dezelve binnen de drie Jaren te beroepen ware) hare particuliere Synode vergaderen, en dit ook der naast gelegene Kerk, die van eene andere taal is, laten weten, dewelke vier personen daar henen zenden zal, om met gemeen advies van den tijd en de plaats te besluiten. [Dezelfde Kerk die verkoren is om de Generale Synode te zamen te beroepen, wanneer zij met de Classe van den tijd en de plaats beraadslagen zal, zal dit de? hooge Overheid in tijds te kennen geven, opdat met haar weten, en (zoo het haar gelieft mede eenige te zenden tot de Classe) van de zaak in tegenwoordigheid en met advies van hare Gedeputeerde besloten worde.] LI. Duitsclie en Waalsche Kerk. Alzoo in de Nederlanden tweeërlei sprake gesproken wordt, is voor goed gehouden, dat de Kerken der Duitsche en Waalsche taal, op haar zelve haar Kerkeraad, Classicale vergaderingen en particuliere Synoden hebben zullen. LIL Is niettemin goedgevonden, dat in de Steden, waar de voorzeide Waalsche Kerken zijn, alle Maanden sommige Dienaren en Ouderlingen van beide zijden vergaderen zullen, om goede eendracht en correspondentie met malkanderen te houden, en, zooveel mogelijk is, naar gelegenheid des noods met raad malkanderen bij te staan. HOOFDSTUK III. VAN DE LEER, SACRAMENTEN, EN ANDERE CEREMONIËN. LUI. Onderteekening der Formuliei'en door Predikanten en Professoren. De Dienaren des Woords Gods, en desgelijks de Professoren in de Theologie ('t welk ook den anderen Professoren wel betaamt) zullen de belijdenis des Geloofs der Nederlandsche Kerken onderteekenen, en de Dienaren die zulks refuseeren, zullen de facto van hunnen Dienst bij den Kerkeraad of Glasse opgeschort worden, tot ter tijd toe dat zij zich daarin geheellijk verklaard zullen hebben, en indien zij obstinatelijk in weigering blijven, zullen zij van hunnen Dienst geheellijk afgesteld worden. LIV. * Onderteekening der formulieren door Schoolmeesters. [Insgelijks zullen ook de Schoolmeesters gehouden zijn, de Artikelen als boven, of in de plaats van die, den Christelijken Catechismus te onderteekenen.] LV. * Approbatie der Boeken. [Niemand van de Gereformeerde Religie zal zich onderstaan eenig boek of schrift van hem of van een ander gemaakt of overgezet, handelende van de Religie, te laten drukken, of anderszins uit te geven, dan 't zelve vooraf doorzien en goed gekend zijnde van de Dienaren des Woords zijner Classe, of particuliere Synode, of Professoren der Theologie van deze Provinciën, doch. met voorweten zijner Classe.] LYI. Van den Heiligen Doop. Het verbond Gods zal aan de kinderen der Christenen met den Doop, zoo haast als men de bediening deszelven hebben kan, verzegeld worden, en dat in openbare verzameling, wanneer Gods Woord gepredikt wordt. Doch ter plaatse waar niet zoovele predicatiën gedaan worden, zal men eenen zekeren dag in de week verordenen, om den Doop extra-ordinaarlijk te bedienen, zoo nochtans, dat 'tzelve zonder predicatie niet geschiede. LVII. De Dienaars zullen hun best doen, en daartoe arbeiden, dat de Vader zijn kind ten doop presenteere. En in de Gemeenten, waar men nevens den Vader ook Gevaders of Getuigen bij den Doop neemt (welk gebruik, in zich zeiven vrij zijnde, niet lichtelijk te veranderen is) betaamt het, dat men neme die de zuivere Leer toegedaan en vroom van wandel zijn. LVIII. De Dienaars zullen in 't Doopen zoo der jonge kinderen als der bejaarde personen, de formulieren van de instelling en 't gebruik des Doops, welke tot dien einde onderscheidenlijk beschreven zijn, gebruiken. LIX. De bejaarden worden door den Doop de Christelijke Gemeente ingelijfd, en voor Lidmaten der Gemeente aangenomen, en zijn daarom schuldig het Avondmaal des Heeren ook te gebruiken, 't welk zij bij hunnen Doop zullen beloven te doen. LX. De namen der gedoopten, mitsgaders der Ouders en Getuigen, en desgelijks de tijd des Doops, zullen opgeteelcend worden. LXI. Tan het Heilig Avondmaal. Men zal niemand ten Avondmaal des Heeren toelaten, dan die naar de gewoonheid der Kerk, tot dewelke hij zich voegt belijdenis der Gereformeerde Religie gedaan heeft, mitsgaders hebbende getuigenis eens vromen wandels, zonder welke ook degenen, die uit andere Kerken komen, niet zullen toegelaten worden. LXII. Een iedere Kerk zal zulke manier van bediening des Avondmaals houden, als zij oordeelt tot de meeste stichting te dienen. Welverstaande nochtans dat de uitwendige Ceremoniën, in Gods Woord voorgeschreven, niet veranderd, en alle superstitie vermeden worde, en dat na de voleindiging der predicatie en der gemeene gebeden op den predikstoel, het formulier des Avondmaals, mitsgaders het gebed daartoe dienende, voor de Tafel zal worden gelezen. Lxin. Het Avondmaal des Heeren zal alle twee maanden eens, zooveel het mogelijk is, gehouden worden; en zal stichtelijk zijn, waar het de gelegenheid der Kerken lijden kan, dat op den Paaschdag, Pinksterdag en Kerstdag hetzelve geschiede. Doch ter plaatse waar nog geene Kerkelijke orde is, zal men eerst Ouderlingen en Diakenen bij provisie stellen. LXIV. * Prediktijden. Alzoo de Avondgebeden in vele plaatsen vruchtbaar bevonden worden, zoo zal in 't gebruik derzelve elke Kerk volgen 't gene zij acht tot hare meeste stichting te dienen. Doch wanneer men ze begeeren zoude weg te nemen, zal dit niet zonder 't oordeel der Classe geschieden, [mitsgaders der Overheid de Gereformeerde Religie toegedaan.] LXV. Lijkpredikatiën. Waar de Lijkpredicatiën niet zijn, zal men ze niet instellen, en waar ze nu aireede zijn aangenomen, zal naarstigheid gedaan worden, om dezelve met de gevoeglijkste middelen af te doen. LXVI. * Biddagen. [In tijden van oorlog, pestilentie, duren tijd, zware vervolging der Kerken en andere algemeene zwarigheden, zullen de Dienaars der Kerken de Overheid bidden, dat door hare autoriteit en bevel, openbare Vast- en Bededagen aangesteld en geheiligd worden.] LXVII. * Feestdagen. De Gemeenten zullen onderhouden, benevens den Zondag, ook den Kerstdag, Pasehen en Pinksteren, met den navolgenden dag, [en dewijl in de meeste Steden en Provinciën van Nederland daarenboven nog gehouden worden de dag van de Besnijding en de Hemelvaart Christi, zullen de Dienaars overal waar dit nog in 't gebruik niet is, bij de Overheden arbeiden, dat zij zich met de andere mogen conformeeren.] LXVIII. Catechismus-prediken. De Dienaars zullen alomme des Zondags, ordinaarlijk in de namiddagsche predicatie, de somma der Christelijke Leer in den Catechismus, die tegenwoordig in de Nederlandsche Kerken aangenomen is, vervat, kortelijk uitleggen, alzoo dat dezelve jaarlijks mag geëindigd worden, volgens de afdeeling des Catechismus zeiven daarop gemaakt. LXIX. Psalmen. In de Kerken zullen alleen de 150 Psalmen Davids, de Tien geboden, het Onze Vader, de 12 Artikelen des Geloofs, de Lofzangen van Maria, Zacharias en Simeon gezongen worden; 't Gezang: o God die onze Vader zijt, wordt in de vrijheid der Kerken gesteld, om 't zelve te gebruiken of na tè laten. Alle andere Gezangen zal men uit de Kerken weren, en waar er eenige alreeds ingevoerd zijn, zal men dezelve met de gegevoeglijkste middelen afstellen. lxx. * Huwelijks-ordonnantiën. [Alzoo bevonden wordt dat tot nogtoe verscheiden gebruiken in huwelijksche zaken alomme onderhouden zijn, en nochtans wel oorbaar is gelijkvormigheid daarin gepleegd te worden, zoo zullen de Kerken blijven bij het gebruik, 't welk zij conform Gods Woord en voorgaande Kerkelijke Ordinantiën tot nogtoe onderhouden hebben, totdat bij de hooge Overheid (die men daartoe met den eersten zal verzoeken) eene generale Ordonnantie, met advies der Kerkendienaren, daarop gemaakt zal zijn, tot dewelke deze Kerkenordening zich in dit stuk refereert.] HOOFDSTUK IV. VAN DE CENSUUR EN KERKELIJKE VERMANING. lxxi. Censuur. Gelijkerwijs de Christelijke straf geestelijk is, en niemand van het Burgerlijke gericht of straf der Overheid bevrijdt, alzoo worden ook, benevens de Burgerlijke straf, de Kerkelijke Censuren noodzakelijk vereischt, om den zondaar met de Kerk en zijnen naaste te verzoenen, en de ergernis uit de Gemeente Christi weg te nemen. lxxii. Wanneer dan iemand tegen de zuiverheid der Leer, of vromigheid des wandels zondigt: zooverre als het heimelijk is, en geene openbare ergernis gegeven heeft, zoo zal de regel onderhouden worden, welken Christus duidelijk voorschrijft in Matth. 18. LXXIII. De heimelijke zonden, waarvan de zondaar bij een, en in 't bijzonder, of voor twee of drie getuigen vermaand zijnde, berouw heeft, zullen voor den Kerkeraad niet gebracht worden. LXXIV. Zoo iemand van eene heimelijke zonde van twee of drie personen in liefde vermaand zijnde, geen gehoor geeft, of anderszins eene openbare zonde bedreven heeft, zal zulks den Kerkeraad aangegeven worden. LXXY. Van al zulke zonden, die van haar nature wege openbaar, of door verachting der Kerkelijke vermaningen in 't openbaar gekomen zijn, zal de verzoening (wanneer men zekere teekenen der boetvaardigheid ziet) openbaarlijk geschieden, door het oordeel des Kerkeraads; en ten platten Lande, of in mindere steden, waar maar één Dienaar is, met advies van twee genabuurde Kerken, in zulke forme en manier als tot stichting van een iedere Kerk bekwaam zal geoordeeld worden. LXXVI. Zoo wie hardnekkiglijk de vermaning des Kerkeraads verwerpt, en desgelijks wie eene openbare of anderzins eene grove zonde gedaan heeft, zal van het Avondmaal des Heeren afgehouden worden. En indien hij, afgehouden zijnde, na verscheidene vermaningen geen teeken der boetvaardigheid bewijst, zoo zal men ten laatste tot de uiterste remedie, namelijk de afsnijding, komen, volgens de forme naar den Woorde Gods daartoe gesteld. Doch zal niemand afgesneden worden, dan met voorgaand advies der Classe. LXXVII. Ban. Aleer men tot de afsnijding komt, zal men de hardnekkig- IV. * Beroeping. De wettelijke beroeping dergenen, die te voren in den Dienst niet geweest zijn, zoowel in de Steden als tén platten Lande, bestaat: Ten eerste, in de Verkiezing, dewelke na voorgaande vasten en bidden geschieden zal door den Kerkeraad en de Diakenen, en dat niet zonder [goede correspondentie met de Christelijke Overheid ter plaatse respectievelijk en] voorweten of advies van de Classe, waar 't zelve tot nogtoe gebruikelijk is geweest. Ten andere, in de Examinatie of onderzoeking beide der Leer en des Levens, dewelke staan zal bij de Classe, ten overstaan van de Gedeputeerden der Synode, of eenige derzelve. Ten derde, in de Approbatie en goedkenning [van de Oververheid en daarna ook] van de Lidmaten der Gereformeerde Gemeente van de plaats, wanneer de naam des Dienaars, den tijd van veertien dagen in de Kerken verkondigd zijnde, geen hindernis daartegen komt. Ten laatste, in de openlijke Bevestiging voor de Gemeente, dewelke met behoorlijke stipulatiën en afvragingen, vermaningen en gebed en oplegging der handen van den Dienaar, die de bevestiging doet (of eenigen anderen, waar meer Dienaren zijn) toegaan zal, naar het Formulier daarvan zijnde. Welverstaande, dat de oplegging der handen zal mogen gedaan worden in de Classicale vergadering aan den nieuwen gepromoveerden Dienaar, die gezonden wordt in de Kerken onder het Kruis. V. * Verplaatsing. Nopens die Dienaars, die nu aireede in den Dienst des Woords zijnde tot eene andere Gemeente beroepen [worden, zal desgelijks zoodanige beroeping [met correspondentie als voren] geschieden, zoowel in de Steden als ten platten Lande, bij den Kerkeraad en de Diakenen met advies of approbatie van de Classe; alwaar de voorzeide beroepenen vertoonen zullen goede Kerkelijke Attestatie van Leer en Leven; [en alzoo bij den Magistraat van de plaatse respectievelijk geapprobeerd] en der Gemeente den tijd van veertien dagen voorgesteld zijnde, als boven, zullen met voorgaande stipulatiën en gebeden bevestigd worden. Onverkort, in 'tgerie voren gezegd is, iemands deugdelijk recht van presentatie, of eenig ander recht, voor zooveel het stichtelijk kan worden gebruikt, zonder nadeel van Gods Kerk en goede Kerken-orde, [waarop de Hooge Overheden en Synoden der respectieve Provinciën wel gelieven te letten, en ten beste van de Kerken noodige orde te stellen.] VI. Heerlijkheden en Gast huizen. Zal ook geen Dienaar dienst mogen aannemen in eenige particuliere Heerlijkheden, Gasthuizen, of anderszins; tenzij dat hij voorhenen geadmitteerd en toegelaten zij, volgens de voorgaande Artikelen; en zal ook niet minder dan andere aan de Kerkenordening onderworpen zijn. VII. Onder liet kruis. Niemand zal tot den Dienst des Woords beroepen worden, zonder zich in eene zekere plaats te stellen, ten ware dat hij gezonden worde om hier of daar te prediken in de gemeente onder het Kruis, of anderszins om Kerken te vergaderen. VIII. Niet gestudeerde predikanten. Men zal geen Schoolmeesters, Handwerkslieden, of anderen, die niet gestudeerd hebben, tot het Predikambt toelaten, tenzij dat men verzekerd zij van hunne singuliere gaven, godzaligheid, ootmoedigheid, zedigheid, goed verstand en discretie, mitsgaders gaven van welsprekendheid. Zoo wanneer dan zoodanige personen zich tot den Dienst presenteeren, zal de Classe hen (indien het de Synode goedvindt) eerst examineeren, en, naardat zij hen in 't examen bevindt, hen een tijdlang laten in 't privé proponeeren, en dan voorts met hen handelen, zooals zij oordeelen zal stichtelijk te wezen. IX. Nieuwelingen. Nieuwelingen, Mispriesters, Monniken, en die anderszins eenige sekte verlaten, zullen niet toegelaten worden tot den Kerkedienst, dan met groote zorgvuldigheid en voorzichtigheid, nadat zij ook eenen zekeren tijd eerst wel beproefd zijn. X. * Toelating des dienstes. Een Dienaar eens wettelijk beroepen zijnde, mag de Gemeente, waar hij zonder conditie aangenomen is, niet verlaten, om elders eene beroeping aan te nemen, zonder bewilliging des Kerkeraads met de Diakenen, en diegenen die te voren in dienst van Ouderlingschap en Diakenschap geweest zijn, [mitsgaders die van den Magistraat,] en met voorweten van de Classe gelijk ook geene andere Kerk hem zal mogen ontvangen, eer hij wettelijke getuigenis zijns afscheids van de Kerk en Classe, waar hij gediend heeft, vertoond hebbe. XI. Onderhoud der Diensten. Aan de andere zijde zal de Kerkeraad, als representeerende de Gemeente, ook gehouden zijn hare Dienaars van behoorlijk onderhoud te verzorgen, en zonder kennis en oordeel der Classe niet te verlaten; dewelke ook bij gebrek van onderhoud, zal oordeelen of de voorschreven Dienaars te verzetten zijn of niet. XII. Bij tle gemeente blijven. Dewijl een Dienaar des Woords, eens wettelijk als boven beroepen zijnde, zijn leven aan den Kerkedienst verbonden is, zoo zal hem niet geoorloofd zijn, zich tot eenen anderen staat des levens te begeven: tenzij om groote en gewichtige oorzaken, waarvan de Classe kennis nemen en oordeelen zal. XIII. Emeriti. Zoo het geschiedt dat eenige Dienaars door ouderdom, ziekte, of anderszins onbekwaam worden tot uitoefening huns Dienstes, zoo zullen zij nochtans desniettemin de eere en den naam eens Dienaars behouden, en van de Kerk, die zij gediend hebben, eerlijk in hunne nooddruft (gelijk ook de weduwen en weezen der Dienaren in 't gemeen) verzorgd worden. XIV. Nalaten van den dienst. Zoo eenige Dienaars om de voorschreven of eenige andere oorzaken hunnen Dienst voor eenen tijd onderlaten moesten, 't welk zonder advies des Kerkeraads niet geschieden zal, zoo zullen zij nochtans ten allen tijde de beroeping der Gemeenten onderworpen zijn en blijven. XV. Elders prediken. Het zal niemand geoorloofd zijn, den Dienst zijner Kerk onderlatende, of in geenen zekeren Dienst zijnde, hier en daar te gaan prediken buiten consent en autoriteit der Synode of Olasse. Gelijk ook niemand in eene andere Kerk eenige Predicatie zal mogen doen, of Sacramenten bedienen, zonder bewilliging des Kerkeraads. XVI. Der Dienaren ambt. Der Dienaren ambt is, in de gebeden en bediening des Woords aan te houden, de Sacramenten uit te reiken, op hunne mede-broeders, Ouderlingen en Diakenen, mitsgaders de Gemeenten goede acht te nemen, en ten laatste met de Ouderlingen de Kerkelijke discipline te oefenen, en te bezorgen dat alles eerlijk en met orde geschiede. XVII. Gelijkheid. Onder de Dienaren des Woords zal gelijkheid gehouden worden, aangaande de lasten huns Dienstes, mitsgaders ook in andere dingen, zooveel mogelijk is, volgens het oordeel des Kerkeraads, en (dies van noode zijnde) der Olasse; hetwelk ook in Ouderlingen en Diakenen te onderhouden is. XVIII. Doctoren en Professoren. Het ambt der Doctoren of Professoren in de Theologie is, de Heilige Schrifture uit te leggen, en de zuivere Leer tegen de ketterijen en dolingen voor te staan. XIX. * Studenten. De Gemeenten zullen arbeiden dat er Studenten in de Theologie zijn, die door haar [ex bonis publieis\ onderhouden worden. XX. In de Kerken waar meer bekwame Predikanten zijn, zal men 't gebruik der propositiën aanstellen, om door zulke oefeningen eenigen tot den Dienst des Woords te bereiden, volgende in deze de orde daarvan, bij deze Synode specialijk gesteld. XXI. Schoolmeesters. De Kerkeraden zullen alomme toezien, dat er goede Schoolmeesters zijn, die niet alleen de Kinderen leeren lezen, schrijven, spraken en vrije kunsten, maar ook dezelve in de godzaligheid en in den Catechismus onderwijzen. XXII. Ouderlingen en Diakenen. De Ouderlingen zullen door het oordeel des Kerkeraads en der Diakenen verkoren worden; zoo dat het naar de gelegen- heid van een ieder Kerke vrij zal zijn, zoo vele Ouderlingen als er van noode zijn aan de Gemeente voor te stellen, om van die zelve (ten ware dat er eenig beletsel voorviel) geapprobeerd en goed gekend zijnde, met openbare gebeden en stipulatiën bevestigd te worden; — of een dubbel getal, om het halve deel bij de Gemeente verkoren te worden, en op dezelfde wijze in den Dienst te bevestigen, volgens het Formulier daarvan zijnde. XXIII. Ouderlingen. Der Ouderlingen ambt is, behalve 'tgene dat boven, in Artikel zestien, gezegd is hun met den Dienaar des Woords gemeen te zijn, opzicht te hebben, dat de Dienaren, mitsgaders hunne andere medehelpers en Diakenen hun ambt getrouwelijk bedienen, en de bezoeking te doen, naardat de gelegenheid des tijds en der plaats, tot stichting der Gemeente, zoo voor als na het Nachtmaal kan lijden, om bijzonder de Lidmaten der Gemeenten te vertroosten en te onderwijzen, en ook anderen tot de Christelijke Religie te vermanen. XXIY. Diakenen. Dezelfde wijze die van de Ouderlingen gezegd is, zal men ook onderhouden in de verkiezing, approbatie en bevestiging der Diakenen. XXV. Der Diakenen eigen ambt is, de aalmoezen en andere armengoederen naarstiglijk te verzamelen, en die getrouwelijk en vlijtiglijk, naar den eisch der behoeftigen, beide der ingezetenen en vreemden, met gemeen advies uit te deelen, de benauwden te bezoeken en te vertroosten, en wel toe te zien, dat de aalmoezen niet misbruikt worden, waarvan zij rekening zullen doen in den Kerkeraad, en ook (zoo iemand daar bij wil zijn) voor de Gemeenten, op zulken tijd als de Kerkeraad het goed vinden zal. XXVI. Aalmoezeniers. De Diakenen zullen ter plaatse waar Huiszittenmeesters of andere Aalmoezeniers zijn, van deze begeeren goede correspondentie met hen te willen houden, teneinde de aalmoezen te beter uitgedeeld mogen worden onder degenen die meest gebrek hebben. XXVII. Twee jaren dienen. De Ouderlingen en Diakenen zullen twee jaar dienen, en alle jaar zal het halve deel veranderd, en anderen in de plaats gesteld worden, ten ware dat de gelegenheid en het profijt van eenige Kerken anders vereischte. XXVIII. * Overheden. Gelijk het ambt der Christelijke Overheden is, den Heiligen Kerkedienst in alle manieren te bevorderen, denzei ven met haar exempel den Onderdanen te recommandeeren, en aan de Predikanten, Ouderlingen en Diakenen in ftllen voorvallenden nood de hand te bieden, en bij haar goede ordening te besehermen, alzoo zijn alle Predikanten, Ouderlingen en Diakenen schuldig, de gansche Gemeente vlijtiglijk en oprechtelijk in te scherpen de gehoorzaamheid, liefde en eerbiedinge, die zij den Magistraten schuldig zijn; en zullen alle Kerkelijke personen met hun goed exempel in dezen de Gemeente voorgaan, en door behoorlijk respect [en correspondentie] de gunst der Overheden tot de Kerken zoeken te verwekken en te behouden; teneinde een ieder het zijne, in des Heeren vreeze, aan wederzijde doende, alle achterdenken en wantrouwen moge worden voorkomen, en goede eendracht tot der Kerken welstand onderhouden. heid des zondaars der Gemeente openbaar te kennen geven, de zonden verklarende, mitsgaders de naarstigheid aan hem bewezen in 't bestraffen, afhouden van het Avondmaal, en menigvuldige vermaningen, en zal de Gemeente vermaand worden hem aan te spreken, en voor hem te bidden. Zoodanige vermaningen zullen er drie geschieden. In de eerste zal de zondaar niet genoemd worden, opdat hij eenigszins verschoond worde. In de tweede zal met advies der Olasse zijn naam uitgedrukt worden. In de derde zal men de Gemeente te kennen geven, dat men hem (tenzij dat hij zich bekeere) van de gemeenschap der Kerk uitsluiten zal, opdat zijne afsnijding, zoo hij hardnekkig blijft, met stilzwijgende bewilliging der Kerk geschiede. De tijd tusschen de vermaning zal aan 't oordeel des Kerkeraads staan. LXXYIII. Ontheffing. Wanneer iemand, die geëxcommuniceerd is, zich wederom wil verzoenen met de Gemeente door boetvaardigheid, zoo zal hetzelve voor de handeling des Avondmaals, of anderszins naar gelegenheid, te voren der Gemeente aangezegd worden, teneinde hij ten naastkomenden Avondmale (zooverre niemand iets weet voor te brengen ter contrarie) openbaarlijk met professie zijner bekeering weder opgenomen worde, volgens het formulier daarvan zijnde. LXXIX. Wanneer de Dienaars des Goddelijken Woords, Ouderlingen of Diakenen eene openbare grove zonde bedrijven, die der Kerk schandelijk, of ook bij de Overheid strafwaardig is, zullen wel de Ouderlingen en Diakenen terstond door voorgaande oordeel des Kerkeraads der zeiver en der naast gelegene Gemeente van hunnen Dienst afgezet, maar de Dienaars opgeschort worden. Maar of zij geheel van den Dienst af te zetten zijn, zal aan 't oordeel der Classe staan. LXXX. Voorts onder de grove zonden, die waardig zijn met opschor- ting of afstelling van den Dienst gestraft te worden, zijn deze de voornaamste: valsche leer of ketterij, openbare scheurmaking, openlijke blaspliemie, simonie, trouwelooze verlating zijns Dienstes, of indringing in eens anderen Dienst, meineedigheid, echtbreuk, hoererij, dieverij, geweld, gewoonlijke dronkenschap, vechterij, vuil gewin; kortelijk alle de zonden en grove feiten, die den bedrijver voor de wereld eerloos maken, en in een ander gemeen Lidmaat der Kerk der afsnijding waardig zouden gerekend worden. LXXXI. De Dienaren des "Woords, Ouderlingen en Diakenen zullen onder elkander de Christelijke Censuur oefenen, en malkanderen van de bediening huns ambts vriendelijk vermanen. LXXXII. Attestatiën. Dengenen die uit de Gemeente vertrekken, zal eene Attestatie of getuigenis huns wandels bij advies des Kerkeraads medegegeven worden, onder het Zegel der Kerk, of, waar geen Zegel is, van twee onderteekend. LXXXIII. Armen. Voorts zal de Armen, om genoegzame oorzaken vertrekkende, van de Diakenen bijstand gedaan worden, naar discretie, mits aanteekenende op den rug van hunne Attestatie de plaatsen, waar zij henen willen, en de hulpe die men hun zal gedaan hebben. LXXXIV. Heerschappij. Geene Kerk zal over andere Kerken, geen Dienaar over andere Dienaren, geen Ouderling of Diaken over andere Ouderlingen of Diakenen eenige heerschappij voeren. LXXXV. Bnitenlandsche kerken. In middelmatige dingen zal men de Buitenlandsche Kerken niet verwerpen, die ander gebruik hebben dan wij. LXXXYI. Deze Artikelen, de wettelijke Ordening der Kerken aangaande, zijn alzoo gesteld en aangenomen met gemeen acooord, dat zij (zoo het profijt der Kerken anders vereischte) veranderd, vermeerderd of verminderd mogen en behooren te worden. Het zal nochtans geene bijzondere Gemeente, Glasse of Synode vrijstaan zulks te doen, maar zullen naastigheid doen om die te onderhouden, totdat anders van de Generale of Nationale Synode verordend worde. Aldus gedaan en besloten in de Nationale Synode binnen Dordrecht den 28 Mei Anno 1619, in kennisse van ons ondergeschrevenen. (En was onderteekend) Johannes Bogermannus, Synodi Fraeses. Jacobus Rolandus, Assessor. Hermannus Faukelïus, Praesidis Assessor. Sebastianus Damman, Synodi Scriba. Festus Hommius, Synodi Scriba. Verklaring van vreemde woorden in de Kerkenorde voorkomende. Aalmoezeniers — arm verzorgers (bui- ! ten de diakenen om) door de stad, staat of particulieren aangesteld. Accoord — overeenkomst. Actie — handeling. Advies — raad, aanwijzing hoe te handelen. Appèl — hooger beroep. Approberen — goedkeuren. Autoriteit — gezag. Blasphemie — lastering. Bij provisie — voorloopig. Ceremoniëel — wat behoort tot de Wet der schaduwen. Ceremoniën — Kerkelijke handelingen. Conditie — voorwaarde. Conform — overeenkomstig. Conformeren — regelen. Consent — toestemming, goedkeuring. Contrarie — tegendeel. Correspondentie — overleg. Credentiebrieven — geloofsbrieven, lastbrieven. Deputeeren — afvaardigen. Dirigeeren — besturen. Discipline — tucht. Discretie — gaven van onderscheiding. Ex bonis publicis — uit de staats- of stadskas. Excommuniceren — In den Kerkelijken ban doen. Exempel — voorbeeld. Gedeputeerd — afgevaardigd. Generale of Nationale Synode — Synode van alle Kerken in eenigland. Instructie — voorschrift. In 't privé — niet voor de gemeente. Moreel — wat behoort tot de zedenwet. Notitie — aanteekening. Obstinatelijk — volstandig. Ordinaarlijk — gewoonlijk. Ordonnantiën — voorschriften. Particuliere Synode — Synode van alle Kerken in eenige provincie. Poene — straffe. Presentatie — voorstelling. Professie — belijdenis. Profijt — belang. Propor.eeren — preken. Recommandeeren — aanbevelen. Recreatiën — uitspanningen. Rectoren — hoofden van Latijnsche scholen. Refereren — verwijzen. Refuseeren — weigeren. Remedie — middel Respect — eerbied. Respectief — betrekkelijk. Sententie — vonnis. Simonie — omkooping. Singulier — buitengewoon. Somma — hoofdinhoud. Speciaal — bizonder. Stabileeren — bevestigen. Subordinatie — rangorde Substantieel — wat tot het wezen der zaak behoort. Superstitie — bijgeloof. Suspendeeren — schorsen. Visiteeren — onderzoeken. N.B. De Nederlanden (art. LI.) — vroeger verstond men hieronder ons vaderland (waar Nederduitseh gesproken wordt) en het tegenwoordige België (waar Waalseh gesproken wordt.) Uit de Post-acta of Nahandelingen der Dordtsche Synode geven wij nog de volgende bepalingen die ter aanvulling van enkele artikelen uit de Kerkenorde kunnen dienen: a. bij art. 53 het onderteekeningsjormulier van de Dienaren des Woords (164e Zitting). Wij ondergeschreven Bedienaren des Goddelijken "Woords ressorteerende onder de Classis van N. N. verklaren oprechtelijk en in goeder conscientie voor den Heere, met deze onze onderteekening, dat wij van harte gevoelen en gelooven, dat alle de Artikelen en stukken der Leer, in de Belijdenis en den Catechismus der Gereformeerde Nederlandsche Kerken begrepen, mitsgaders de Verklaring over eenige Punten der voorzeide Leer in de Nationale Synode Anno 1619 te Dordrecht gedaan, in alles met Gods Woord overeenkomen. Beloven derhalve dat wij de voorzeide Leer naarstelijk zullen leeren, en getrouwelijk voorstaan, zonder iets tegen deze Leer, 't zij openlijk of heimelijk, directelijk of indirectelijk te leeren, of te schrijven. Gelijk ook, dat wij niet alleen alle dwalingen tegen deze Leer strijdende, en met name ook die in de voorzeide Synode zijn veroordeeld, verwerpen, maar dat wij ook genegen zijn, ze te wederleggen, tegen te spreken, en allen arbeid aan te wenden, om ze uit de Kerk te weren. En indien het zou mogen gebeuren, dat wij na dezen eenig bedenken of ander gevoelen tegen deze Leer kregen, beloven wij dat wij het noch openlijk noch heimelijk zullen voorstellen, leeren of verdedigen met prediken of schrijven; dat wij het vooraf den Kerkeraad, Classis of Synode zullen openbaren, om daar geëxamineerd te worden, bereid zijnde t' aller tijd ons aan het oordeel des Kerkeraads, Classis of Synodi gewilliglijk te onderwerpen; op poene dat wij hiertegen doende metterdaad (ipso facto) van onze diensten gesuspendeerd zullen zijn. En indien de Kerkeraad, Classis of Synode t' eeniger tijd om gewichtige redenen van nadenken, om te behouden de eenheid en zuiverheid der Leer, goed vond van ons te eischen nadere verklaring van ons gevoelen over eenige Artikelen dezer Belijdenis, van den Catechismus, of van de verklaring der Nationale Synode; zoo beloven wij ook mitsdezen, dat wij 't aller tijd daartoe willig en bereid zullen zijn, op poene als boven. Behoudens nochtans het recht van appèl, ingeval wij misschien door sententie van Kerkeraad, Classis of Synode meenden bezwaard te zijn; gedurende welken tijd van appèl, dat dergelijke verklaring van de Professoren in de Theologie zou geëischt worden, en verder: wij ons met de uitspraak der Provinciale Synode tevreden zullen houden. Ter toelichting oj tot nadere verklaring werd nog het volgende bepaald. De Kerken zullen indachtig zijn, als de Predikanten bij de onderteekening van 't bovenstaande Formulier beloven, t' aller tijd bereid te zullen zijn, om hun gevoelen van de Leerstukken des Geloofs, op 't verzoek der Broederen, breeder te verklaren, dat zulks niet zoo te verstaan zij, alsof zij daartoe altijd, op een iegelijks believen gehouden zullen zijn, (opdat rechtzinnige Leeraars niet te vergeefs verdacht worden gemaakt) maar dan eerst als ze rechtvaardige redenen van nadenken gegeven zullen hebben, waarvan het oordeel zal staan aan de Kerkelijke Vergadering. In de 175e Zitting werd nog bepaald, dat dergelijke verklaring van de Professoren in de Theologie zou geëischt worden, en verder: „Is goedgevonden dat de krankbezoekers op gelijke wijze de Belijdenis, den Catechismus en de verklaring der Synode zullen onderteekenen, als hier voren van de Rectoren en Schoolmeesters is gezegd. Of ook en op wat wijze de Ouderlingen der Kerken onderteekenen zullen, wordt gelaten ter discretie van iedere Classis en (Provinciale) Synode. b. bij art. 60 betreffende de II. Doop werd besloten in Zitting 162: „Men zal de doop der Papen, die in deze landen omzwerven en der Mennisten, niet zonder merkelijke reden herhalen, maar naarstiglijk onderstaan of de vorm en de substantieele dingen des Doops onderhouden zijn, hetwelk bevonden zijnde, zoo zal men den Doop geenszins herhalen. Zal ook hetzelve gehouden worden van den Doop die van een geëxcommuniceerd Predikant bediend wordt, zoo hij eene ordinaire beroeping van eenige Vergadering heeft. Op al hetwelk de kerken naarstiglijk zullen onderzoeken en acht geven. En in Zitting 163: Men zal den Doop aan kranke kinderen of zieken buiten de vergadering der kerken niet bedienen, dan in zeer grooten nood, en dat met voorweten en in 't bijwonen des kerkeraads; ook niet aan verwezene misdadigers, dan met advies der gegeputeerden der classis. c. betreffende den Zondag werd in de 164e Zitting bepaald: I. In het vierde Gebod der Goddelijke Wet is iets Ceremonieels en iets Moreels. II. Ceremonieel is geweest de ruste van den zevenden dag na de schepping en de strenge onderhouding van denzelven dag, het Joodsche Volk bijzonder opgelegd. III. Moreel, dat een zekere en gezette dag den godsdienst zij toegeëigend, en daartoe zooveel ruste als tot den godsdienst en heilige overdenking deszelfs van nooden is. IV. Deze dag moet alzoo den godsdienst toegeëigend worden, dat men op denzelven ruste van alle slaafachtige werken, uitgenomen die de liefde en tegenwoordige noodzakelijkheid vereischen, mitsgaders van alle zoodanige recreatiën die den godsdienst verhinderen, •Snelpersdrukkerij — G. F. Callenbach — Nijkerk.