HB 10720 f. SNOEP Jr. ONZE KONINGIN-MOEDER G. F. CALLENBACH - NIJKERK. ONZE KONINGIN-MOEDER Foto Fr. Ziegler, Den Haag I Onze Koningin-Moeder ONZE KONINGIN-MOEDER bij de herdenking van den dag, dat hare majesteit vóör 50 jaren naar nederland kwam 7 JANUARI 1879-1929 door J. SNOEP Jr. NIJKERK - G. F. CALLENBACH I. ONZE LANDSMOEDER. \\7at een moeder is, weten we allen. ▼ ▼ De meeste jongens en meisjes, die dit boekje zullen lezen, hebben zélf een moeder. Dat is een groot voorrecht, want vooral kinderen, die vroeg hun moeder verloren, moeten veel, zoo heel veel missen. Denken wij daar wel eens aan? We vinden 't zoo heel gewoon, dat moeder altijd thuis is; dat moeder heel den dag, tot soms laat in den avond, voor ons werkt; dat moeder steeds voor ons zorgt. Misschien is er een van jullie wel eens erg ziek geweest — wie was toen altijd heel dicht bij je? Was 't niet moeder, die dag en nacht bij je bed te vinden was? ^ Als we oud mogen worden en dan aan onze jeugd terugdenken, zullen we veel vergeten zijn van alles waarover we ons nu zoo druk maken. Maar onze ouders zullen we nooit vergeten — en vooral zullen we telkens weer moeten denken aan onze lieve moeder. ★ ★ * Is dit geen vreemd begin van een feestboekje? Heelemaal niet, want dit boekje wil juist van een Mcader vertellen. Die Moeder heeft maar één Kind, en nu spoedig voor haar een herinneringsdag aanbreekt, zal vooral dat Kind verheugd en dankbaar zijn. Maar toch was die Moeder eigenlijk veel meer dan Moeder van één Kind. We mogen haar noemen Landsmoeder —■ Moeder van een heel Volk. Zulke vrouwen zijn er meer geweest. De Bijbel verhaalt ons van Debora, die een „Moeder in Israël" was. En wij allen hebben toch zeker wel eens gehoord van de vrome Juliana van Stolberg, de moeder van onzen Prins Willem I en zijn heldenbroeders? Nog wel meer van zulke moeders zouden te noemen zijn. Maar thans willen we vertellen van één Moeder. Allen weten we wel wie daarmede bedoeld wordt. Koningin Emma: de Moeder onzer geliefde Koningin Wilhelmina en de Grootmoeder van onze Prinses Juliana. 7 Januari 1929 ') is voor die Moeder een gedenkwaardige dag. Dan zal 't vijftig jaar geleden zijn, dat zij haar vaderland verliet om voortaan met en voor ons volk te leven. Dat is dus een dag van beteekenis in 't leven van onze Koningin-Moeder. Maar niet minder in 't leven van ons volk. En omdat echte Hollandsche jongens en meisjes hun Volk en Vorstenhuis liefhebben, wil dit boekje hun een en ander vertellen uit 't leven van Koningin Emma, die steeds een echte Landsmoeder is geweest. Ook onze Moeder dus. ') Eigenlijk zette Koningin Emma 10 Januari 1879 den eersten voet op Nederlandschen grond. Maar waar zij 7 Januari met Koning Willem III in 't huwelijk trad, bleven wij in dit boekje van dien datum spreken. II. JEUGDJAREN OP AROLSEN. ^\nze Koningin-Moeder werd 2 Augustus 1858 geboren op t slot Arolsen, de residentie van Vorst George Victor van Waldeck-Pyrmont en zijn gemalin Vorstin Helena, geboren Prinses van Nassau. Waldeck is op de kaart van 't groote Duitschland maar Geboortehuis van Koningin Emma een heel klein vlekje. Je moet 't in je atlas maar eens opzoeken: 't ligt niet ver van onze Oostelijke grenzen — tusschen Dortmund en Kassei. Doch al lijkt dat klein en nietig — nochtans heeft het Huis Waldeck-Pyrmont een oude geschiedenis achter zich, met menige roemrijke bladzijde. Het werd gesticht in 777 door Wittekindus I, graaf van Waldeck en Swalenberg. Toen onze Koningin-Moeder als kind in Arolsensoeelde. Vorst George Victor van Waldeck-Pyrmont Vader van Koningin Emma. was 't nog een echt ouderwetsch plaatsje met de meest gemoedelijke toestanden. Zoo wordt verteld, dat er maar één rijtuig was, wat den gasten van 't slot soms heel wat last bezorgde. Ook stond er een kleine gevangenis, die bijna altijd leeg was. Want de gevangenen haalden water of kloofden hout, en niemand van hen dacht er aan te ontvluchten. Vorstin Helena, geboren Prinses van Nassau Moeder van Koningin Emma. In zulk een omgeving werd Prinses Emma geboren en groeide zij op. Zij had drie oudere zusters: de Prinsessen Sophie, Pauline en Marie; op haar volgden Prinses Elisabeth en Prins Frederik. De vorstelijke ouders hadden dus zes kinderen op te voeden, en niets lieten zij onbeproefd om die opvoeding zoo goed mogelijk te doen zijn. 't Was een gelukkig, vroolijk gezin: daar op 't liefelijke Arolsen, in de nabijheid van Waldeck's uitgestrekte bosschen. De kinderen genoten een onbezorgde jeugd en hun blij gelach klonk luid op in de groote kamers van 't oude slot of in de mooiaangelegde en goedonderhouden tuinen. Prinses Emma's moeder was een zorgzame, ernstige vrouw; zij was niet sterk en had veel van jicht te lijden. Haar vader was een man, die opgeruimd en welgemoed zijn weg door 't leven ging; hij kende geen grooter genoegen dan zijn kinderen vroolijk geen wonder, dat 't zestal Uit Koningin Emma's kinderjaren Links: Prinses Emma ; rechts : haar zusje Prinses Marie. en dartel om zich heen te zien aan zulk een vader hing. Wat een prettige jeugd heeft onze Koningin-Moeder daar in 't ouderlijk huis doorleefd; wat zal zij nog vaak dankbaar aan dien gelukkigen tijd terugdenken. Maar ook ging daar de zon wel eens achter donkere wolken schuil. In welk huisgezin is 't altijd voorspoed en vreugde? De oudste dochter, Prinses Sophie, werd ziek. Dag en nacht was de trouwe moeder voor haar kind in de weer; en 't gelaat van den vroolijken vader werd versomberd door een donkere wolk. De knapste dokters werden ontboden, maar beterschap bleef uit. Toen werd getracht in 't zuiden van Engeland herstel te vinden, maar steeds ernstiger werden de berichten, die op Arolsen binnenkwamen. Ach, de doodsengel laat zich niet afwijzen: van de hut van den arme evenmin als van 't paleis van den Vorst. En in den zomer van 1869 werd Prinses Sophie, slechts 15 jaar oud, uit haar blijde jeugd weggerukt — als een bloem, schitterende in al haar pas-ontloken schoonheid, maar van haar stengel gebroken door den scherpen wind Prinses Emma was toen elf jaar; zij was diep bedroefd —- zooals ook wij bedroefd zijn wanneer er één uit onzen kring voor immer van ons wordt weggenomen. En toen die slag gevallen was, pakten zich opnieuw donkere wolken boven Arolsen saam: Vorstin Helenawerd ziek. 't Smartelijk verlies van haar oudste dochter had de krachten van de toch al niet sterke vrouw uitgeput. Weer raadden de dokters aan een milder klimaat te zoeken, en aanstonds werd deze raadgeving opgevolgd: de geheele familie vertrok voor eenigen tijd naar Cannes. Zoo is droefheid en smart ook onze KoninginMoeder in haar jeugd niet gespaard. Arolsen heeft 1 ook haar tranen gezien, en rouw. Uit Koningin Emma's kinderjaren Een portretje van eenige jaren later. iaar blijden lach gehoord, maar geschreid in dagen van angst Maar 't zij blijde of droeve dagen — een gelukkig huisgezin was dat van Vorst George Victor en zijn gemalin Helena. Deze ouders hadden een groot gemeenschappelijk doel: hun kinderen gereed te maken voor 't wachtende leven. En niets lieten zij daarvoor onbeproefd. De beste leeraars werden uitgekozen tot het geven van onderwijs; maar zelf hielden de ouders de opvoeding en leiding van hun kroost in handen. Hebben deze kinderen van hun onderwijzers ongetwijfeld veel geleerd, dat hen in 't later leven uitnemend te pas kwam — van hun ouders hebben zij een nog grooteren schat meegekregen. Heel jong hebben zij geleerd met andere menschen mee te leven; vooral met menschen, die door ziekte of armoede zoo veel moeten lijden en ontberen. Geen wonder, dat Prinses Emma als jong meisje meermalen den wensch uitsprak pleegzuster te mogen worden. En zoo zaten de prinsessen daar op Arolsen vaak bijeen, druk bezig met het maken van kleedingstukken, die straks in de woningen der armen groote blijdschap en dankbaarheid zouden brengen. Van hun ouders hebben deze kinderen geleerd de nooden van anderen mee te helpen dragen; en meermalen moest de spaarpot daarvoor worden leeggeschud. 't Is een groot voorrecht: als kinderen dat vroeg van hun ouders mogen leeren. Maar een nóg grooteren schat kunnen ouders hun kinderen meegeven op de reis door 't leven. Dat is de schat, waarvan de Heere Jezus sprak, toen Hij zeide: Vergadert u geen schatten op de aarde, waar ze de mot en de roest verderft, en waar de dieven doorgraven en stelen; maar vergadert u schatten in den hemel waar ze noch mot noch roest verderft, en waar de dieven niet doorgraven noch stelen. Die schat was den Vorst van Waldeck-Pyrmont en zijn gemalin niet onbekend, en op dien grootsten aller schatten hebben zij hun kinderen ernstig gewezen. En dankbaar zullen deze ouders geweest zijn, toen 27 Juni 1874 hun beide dochters, de Prinsessen Marie en Emma, in de Evangelische kerk te Arolsen hun openbare geloofsbelijdenis deden. 't Was in die kerk gewoonte, dat ieder, die als lidmaat werd bevestigd, zich een levensspreuk koos. Prinses Emma koos de woorden uit 1 Joh. 4 : 16: God is liefde; en die in de liefde blijft, die blijft in God en God in hem. Zoo vlogen Prinses Emma's jeugdjaren op Arolsen voorbij. Wat zou de toekomst brengen? III. KONINGIN DER NEDERLANDEN. Wat de toekomst brengen zou? De tijden zijn in Gods hand. Hij, Die uit 't verleden het heden opbouwt, Hij beheerscht ook de toekomst. En als wij achter de geschiedenis staan, moeten we menigmaal van verbazing de handen ineen slaan en loven Zijn aanbiddelijke leiding, die immer wijsheid is. De Vorst van Waldeck gaf zijn kinderen een voorbeeldige opvoeding — maar had hij ooit kunnen denken, dat zijn lieftallige dochter Emma eens Koningin der Nederlanden zou zijn? Koningin van 't kleine land, sedert eeuwen geregeerd door Vorsten uit het Huis Oranje-Nassau? Waldeck-Pyrmont en Oranje-Nassau: twee Vorstenhuizen, bijna even oud. Tot 1255 waren deze Huizen aan elkander nauw verwant; en ook in de latere geschiedenis kwam 't meermalen voor, dat leden van het geslacht Waldeck huwden met graven en gravinnen uit het Huis van Nassau. Weer zou 't naar Gods bestel zóó gaan. Hoe gelukkig voelde ons Nederlandsche volk zich steeds onder de schaduw van den ouden Oranjeboom. Vooral na den bangen Franschen tijd, waarin 't gezucht had onder den ijzeren schepter van den vreemden overweldiger. Een geschiedenis van bloed en tranen had ons volk geleerd: Oranje week — 't was slavernij; Oranje kwam — 't land was vrij! Toen Koning Willem III in 1849 den troon zijner vaderen beklom, werden de gevoelens van ons volk in deze woorden vertolkt: „Wij ontvangen U uit de Vaderlijke hand Gods, door Wiens gunste sinds meer dan drie eeuwen hier de Oranjeboom geplant is; voor de goudkleur van wier vruchten t bloedrood aller tyranny steeds is verbleekt." De regeering van Willem III werd door God rijk Koning Willem III, onze laatste Oranjevorst gezegend. Na een tijdperk van verval brak de zon des voorspoeds weer vriendelijk door de donkere wolken heen, en toen 12 Mei 1874 het 25-jarig regeeringsjubileum van den Koning werd herdacht, kwam op treffende wijze tot Onze Koningin-Moeder 2 uiting de groote liefde, die hij in 't hart van ons volk veroverd had. 't Is zoo: bijzonder vriendelijk was Willem III niet; hij had een stug karakter, en elke poging om zich bij zijn onderdanen „gewild te maken was hem vreemd. Maar nochtans heeft ons volk er nooit aan getwijfeld of zijn Koning was een echte, onvervalschte Oranje: een waardig zoon van den held van Waterloo. Als voor 't nationale leven een hoogtijdag aanbrak en Willem III zijn volk toesprak, dan wist hij immer den juisten toon te treffen, dan tintelde zijn zware stem van oprechte vaderlandsliefde. En als hij dan sprak: „Oranje kan nooit, nooit genoeg voor Nederland doen! — dan voelde dat volk, dat deze woorden uitdrukking waren van een diep gewortelde overtuiging. En bij woorden alleen heeft de Koning 't niet gelaten. Toen ons land in 1858 en 1861 door zware overstroomingen geteisterd werd, trok Willem III er op uit om, soms met gevaar voor eigen leven, zijn berooide onderdanen op te zoeken en hun moed in te spreken. En krachtig hielp hij mede den grooten nood, waarin zoo velen verkeerden, te lenigen, 't Was ook onder zijn regeering, dat in 1859 een begin werd gemaakt om de slavenboeien van duizenden Nederlandsche onderdanen in onze koloniën te breken. Oranje en de vrijheid behooren nu eenmaal onafscheidelijk bijeen. Ja, ons volk voelde zich veilig, ook onder de hoede van dezen Oranjevorst; en het leefde met hem mede in blijde en droeve dagen. Blijde dagen, vol dankbare herinnering, zijn er in de langdurige regeering van Willem III vele geweest; maar ook dagen van droefheid en smart zijn hem niet gespaard gebleven. Drie jaar na zijn zilveren regeeringsjubileum verloor de Koning zijn gemalin, Koningin Sophia. Zij was voor hem een trouwe echtgenoote geweest en bij ons volk geliefd; met haar rijke gaven van verstand en hart was 't steeds haar ernstig begeeren haar volk tot een zegen te zijn. t Volk, dat Oranje minde, zag met bange zorg de toekomst tegemoet: de Koning was reeds een grijsaard, en van zijn beide zonen werd niet verwacht, dat zij ooit op den Nederlandschen troon zouden zitten. De dagen van 't Oranjehuis schenen geteld .... Maar neen — de goedertierenheid des Heeren, die eeuwen lang Nederland en Oranje met sterke banden verbonden hield, had nóg geen einde genomen. In 't einde van 1878 ging 't gerucht door 't land, dat de Koning opnieuw in 't huwelijk zou treden. En dit gerucht bleek spoedig waarheid. Wie zou Neerlands nieuwe Koningin zijn? Poor heel 't land was 't weldra bekend: Adelheid Emma Wilhelmina Theresia, Prinses van Waldeck-Pyrmont. Er moest echter nog heel wat gebeuren eer 't zoo ver was. Dat begreep de toekomstige Koningin zelf wel 't best. Daar ginds in 't Westen wachtte een land op haar, waarover zij Koningin zou moeten zijn. Maar zou zij dat waarlijk künnen zijn, dan moest zij zich met de taal, met de geschiedenis en met de gebruiken van dat land zooveel mogelijk vertrouwd maken. Om haar daarbij leiding te geven vertoefde Dr. L. R. Beynen enkele maanden op Arolsen. Prinses Emma kon geen beteren leermeester hebben, want Dr. Beynen gaf zich met groote toewijding aan zijn verantwoordelijke taak. Met geestdrift vertelde hij de Prinses van onze wonderschoone geschiedenis, waarin Gods leiding zoo duidelijk is op te merken. En de leermeester kon tevreden zijn over zijn leerlinge, die niet alleen blijk gaf van een helder verstand, maar tevens groote belangstelling en liefde betoonde voor 't land, waar zij weldra zulk een plaats van beteekenis zou innemen. Er is die laatste maanden van 1878 op 't slot te Arolsen hard gewerkt, zoowel door leeraar als leerlinge. Maar toen die voorbereidingstijd voorbij was, waren beiden heel tevreden. Prinses Emma is haar bekwamen leermeester immer dankbaar gebleven voor zijn uitnemend onderwijs. En Adelheid Emma Wilhelmina Theresia Prinses van Waldeck-Pyrmont. Dr. Beynen kende later geen grooter genoegen dan te spreken over den tijd op 't slot Arolsen doorgebracht. Zoo naderde 7 Januari 1879: de dag, waarop Prinses Emma Gemalin van Koning Willem III en daardoor Koningin der Nederlanden worden zou. Nadat het huwelijk in het ouderlijk paleis der Prinses voltrokken was, begaf het Koninklijk echtpaar zich naar de kapel van t slot Arolsen, waar de kerkelijke inzegening zou plaats hebben. ') Behalve talrijke familieleden van het Bruidspaar waren daar aanwezig vertegenwoordigers van den Duitschen Keizer, van den Koning van Zweden, van den Hertog van Nassau en den Vorst van Roemenië. Natuurlijk waren er ook vele voorname mannen uit Nederland tegenwoordig, zooals de Minister van Buitenlandsche Zaken, de vicepresident van den Raad van State, de Voorzitters van onze Eerste en Tweede Kamer, de directeur van het Kabinet des Konings en nog meer anderen. De hofprediker Scipio, die een schoone rede hield naar aanleiding van Psalm 121, sprak op aangrijpende wijze de Koninklijke Bruid toe. „Gij geniet het voorrecht, dat gij omgeven zijt door uw Vorstelijke ouders, broeder en zusters, die trouw en liefdevol u herwaarts naar het altaar en ook op uw verderen levensweg met de bede begeleiden, dat Gods liefde uw deel moge ziin uw heele leven lang, en dat gij aan de zijde van uw Koninklijken gemaal ten zegen moogt zijn voor zijn waardig en edel volk, opdat gij daarginds met geheel uw gemoed zeggen kunt: Uw volk is mijn volk." ★ ★ „Uw volk is mijn volk". Een schoone wensch — maar zou die ooit in vervulling gaan? Zou de jonge Koningin in haar nieuwe vaderland zich thuis voelen, en zou 't veelzins zoo stroeve Nederlandsche volk voor haar zijn hart ontsluiten ? Na vijftig jaren is deze vraag niet moeilijk te beantwoorden. Ja, het Nederlandsche volk was 't volk van Koningin Emma geworden, en haar intocht binnen onze grenzen werd een ware zegetocht. Dat begon al te Oldenzaal; dat bleek op Het Loo; en toen Koning Willem met zijn gemalin in Amsterdam en ') Gedenkboek 1928, blz. 50. (Leiden, A. W. Sijthoff's Uitg, Mij.). Het Koninklijk Bruidspaar Koningin Emma met haar Gemaal, Koning Willem III. Den Haag verscheen, barstte de volksjubel los in een schier eindeloos gejuich. Koningin Emma is een afstammelinge uit ons oude Oranje- huis. De oudste dochter van Prins Willem IV huwde in 1760 met Carel Christiaan, Prins van Nassau-Weilburg, en was de overgrootmoeder van Koningin Emma. Een gelukkige Moeder. Koningin Emma met Prinses Wilhelmina. Zou 't zóó komen, dat de jonge Koningin de harten der koele Nederlanders stormenderhand overwon? Maar nog grooter werd de blijdschap; nog sterker zwol de volksjubel aan. En een luide vreugdekreet daverde over de steden en dorpen en gehuchten van Oud-Holland, toen 31 Augustus 1880 Prinses Wilhelmina geboren werd. Telkens had de doodsklok over het oude, geliefde Oranjehuis geluid. En de sombere Delftsche grafkelder was niet te verzadigen. 13 Januari 1879 was 's Konings eenige broeder, Prins Hendrik, dien hij meermalen zijn rechterhand noemde, hem door den dood ontrukt, en 11 Juni van hetzelfde jaar stond de bejaarde Vorst bij de lijkbaar van zijn oudsten zoon, Prins Willem .... Met bevend hart had 't volk, dat Oranje minde en Oranje droeg op de vleugelen des gebeds, gebeden: Geef, Heer! in Uwe Raadsbesluiten d' Oranjestam weer nieuwe spruiten .... Maar was dat eigenlijk niet te veel gevraagd? Mocht men op verhooring van die bede wel hopen? En zie — dat gebed was nu verhoord! Uit den schier afgehouwen tronk bloeide jong, nieuw leven op! Koningin Emma drukte in blijde moederweelde haar dochter aan 't hart. En die dochter was Neerlands hope. Voor dat Koninklijk kind klom uit kerk en woning en hut de bede tot Hem, Die 't oude verbond tusschen Nederland en Oranje weer had bestendigd. Ja, voor dat kind werd gebeden, vurig gebeden. Maar zou men daarbij de moeder hebben kunnen vergeten ? IV. MOEDER EN WEDUWE. Een gelukkige, zonnige tijd brak voor den bejaarden Koning aan. Koningin Emma had niet alleen hem maar tevens zijn volk hand en hart gegeven. En dat volk had haar lief en juichte haar geestdriftig toe, overal waar zij verscheen. En sinds de jonge Koningin moeder was van „ons Prinsesje — zooals t koele, maar Oranje-minnende Nederlandsche volk haar dochter noemde — was de band der liefde nog ongemeen versterkt: nooit werd een Oranjevorstin meer bemind dan de vroegere Prinses uit Arolsen. Hoe leefde ons volk ook in die dagen mee met zijn Koninklijk Huis. En hoe bleek Koningin Emma te verstaan de Hollandsche volksziel, die al haar liefde verpandde aan het kind, dat leven en vroolijkheid bracht in de groote paleiskamers. Koningin Emma was moeder van een kind der gebeden ; moeder van een kind, dat 't voorwerp was der innigste liefde van een geheel volk; moeder van een kind, waarop de vurigste toekomstverwachtingen zich richtten — 't was wèl een zware en verantwoordelijke taak! Dat heeft de Koninklijke moeder verstaan, en niets heeft zij onbeproefd gelaten te beantwoorden aan de verwachting, die het volk van Nederland van haar koesterde. De jonge Prinses genoot een heerlijke, onbezorgde jeugd, die sterk herinnert aan de kinderjaren van haar moeder. Als t maar even kon, moest zij buiten zijn: onder de lommerrijke boomen of in de breede lanen van Het Loo — in de frissche, zuivere, versterkende Hollandsche lucht. Ieder weet dat Koningin W^ilhelmina geen land schooner vindt dan t eigen vaderland. Zoo af en toe wordt een reis over de grenzen ondernomen en volop genoten van al de schoonheden, die 't buitenland biedt. Maar ontroerd en dankbaar is onze Koningin als zij na 't verblijf in den vreemde Nederland weer terugziet. Als Hollandsche jongens en meisjes juichen we van heeler harte mee met 't vroolijke liedeke: Holland, ze zeggen: je bent maar zoo klein — Maar wijd is je zee en je lucht is zoo rein, En breed zijn je krachtige stroomen; Goud is je graan op je zand en je klei, Purper het kleed van je golvende hei; Stoer zijn je ruischende boomen. Holland, ik min je om je heerlijken tooi, Holland, mijn Holland, ik vind je zoo mooi! Zóó zingt 't ook in 't hart van onze Koningin. En daartoe heeft niet weinig bijgedragen de eenvoudige, echtHollandsche opvoeding, die haar moeder haar gaf. Straks zou Prinses Wilhelmina Koningin der Nederlanden zijn — voor die verheven roeping moest zij van jongsaf worden gereedgemaakt. Dat was het doel, dat Koningin Emma steeds voor oogen stond en waarvoor zij zich met volle, heerlijke toewijding gaf. Als kind reeds maakte de Prinses in gezelschap van haar Moeder reizen door heel 't land, meestal met de bedoeling om aan 't verlangen van een vurig liefhebbend volk tegemoet te komen, maar niet minder om de toekomstige Koningin in kennis te brengen met verschillende takken van nijverheid en handel, waaraan Nederland zijn opkomst en welvaart te danken heeft. Weldra brak voor de jonge Prinses ook de tijd aan, dat met het onderwijs begonnen moest worden. En ook daarbij toonde Koningin Emma zich een wijze moeder. Met zorg werden de leermeesters gekozen, terwijl de Koninklijke Moeder zelf haar kind wenschte te onderrichten in de Godsdienstleer, de Duitsche taal en het handwerken. Hoevele ouders zijn er niet, die de opvoeding van hun kinderen geheel in vreemde handen overgeven, die 't veel te druk hebben om zich daarmee te bemoeien. Maar Koningin Emma dacht daar anders over. Zij zocht het beste voor haar kind, maar tevens gaf zij het beste wat een mensch geven kan: zichzelf. Dit boekje wil in de eerste plaats van Koningin Emma vertellen. Maar wie kan over haar spreken zonder in één adem te noemen onze Koningin Wilhelmina? Dat kan immers niet; vooral niet op den gedenkdag, die ons volk 7 Januari mag vieren. Wat wij in onze Koningin bezitten, hebben we voor een groot deel te danken aan haat Moeder. En daarom vooral is de dankbaarheid en liefde, die ons volk voor de Koningin-Moeder gevoelt, zoo groot en zoo diep. Zij heeft „ons Prinsesje" omringd met de teederste en trouwste moederliefde. En hoe gelukkig was zij — bekijk maar eens met aandacht de mooie foto op bladzijde 28! — als ze haar dochterke daar bij zich zag: gezond en blij, begaafd met een goeden aanleg, veel belovend voor de toekomst. Die toekomst zou ook voor Prinses Wilhelmina niet enkel vreugde brengen. 19 Februari 1887 — de Prinses was nog geen zeven jaar — werd door 't heele land met groote blijdschap en dankbaarheid de zeventigste verjaardag van Koning Willem III gevierd. De gezondheid van den ouden Vorst gaf echter reden tot ernstige bezorgdheid, t Ergste stond te vreezen, en de Volksvertegenwoordiging kwam in buitengewone zitting bijeen om maatregelen te bespreken, die bij t overlijden van den Koning zouden moeten worden genomen. Op tonverwachts trad echter beterschap in en 'tgeloovige volk van Nederland dankte omdat zijn vurige gebeden verhoord waren. Zondag 12 Mei 1889 mocht de Koning zijn veertigjarige regeering herdenken — 't was in heel Nederland dankdag, terwijl den volgenden dag dit heuglijk feest overal luisterrijk en met vreugde werd gevierd. Want de langdurige regeering van Willem III was voor ons land een tijdperk van rijken zegen. In t laatst van September 1890 keerde de krankheid echter opnieuw terug, en nü zou zij zich niet meer laten Koningin Emma met „Ons Prinsesje" in 1885. afwijzen — dit ziekbed van den grijzen Koning zou zijn stervenssponde worden .... Reeds in 1884 was bepaald, dat wanneer Prinses Wilhelmina bij 't overlijden van haar Vader nog niet meerderjarig mocht zijn, Koningin Emma als Regentes van het Koninkrijk zou optreden. Dat oogenblik was nu aangebroken. Wat bleek in deze donkere dagen, dat Koningin Emma voor immer een plaats in 't hart van het Nederlandsche volk had veroverd. En de woorden, door den Voorzitter van de Vereenigde zitting der Staten-Generaal gesproken, waren de welsprekende vertolking van wat leefde in 'thart van ons volk: „In deze donkere dagen is het een heldere lichtstraal, dat iedereen Uwe Majesteit heeft leeren hoogachten en liefhebben als Gemalin, als Moeder en als Koningin. Daarom ziet het Nederlandsche Volk ook vertrouwend tot Uwe Majesteit op, omdat het vast overtuigd is, dat Uwe Majesteit met geheele toewijding van hart en geest het goede voorbeeld van Uwen Koninklijken Gemaal zal volgen, nu Uwe Majesteit geroepen is, in Zijne plaats te regeeren. Daarom ook verheugt de Volksvertegenwoordiging zich zeer, dat Uwe Majesteit, aan hare eenparige roepstem gehoor gevende, bereid is het Regentschap te aanvaarden Als antwoord op deze treffende woorden verscheen op den avond van dienzelfden dag in de Staatscourant de volgende proclamatie: ') In naam van Zijne Majesteit Willem III, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz. Wij Emma, Koningin der Nederlanden, Regentes van het Koninkrijk. ') Vroegere boekjes voor de jeugd waren soms voor een groot gedeelte gevuld met proclamaties. Nooit kon mij dat bekoren. Tóch neem ik er in dit werkje twee op. Onze Koningin, maar niet minder haar Moeder, wisten bij gewichtige gebeurtenissen den juisten toon te treffen. Dan spraken zij tot ons volk in echte Oranjetaai, die ook onze jeugd zal verstaan. (De Schrijver). In de ernstige dagen, waarin 's Konings toestand ons allen met droefheid vervult, treed ik op als Regentes van het Koninkrijk. Ik gevoel al het gewicht der taak, die Mij is opgelegd, maar uit liefde tot het Nederlandsche Volk aarzel ik niet haar te aanvaarden, nu de Staten-Generaal met eenparigen, vertrouwen wekkenden aandrang Mij daartoe riepen. Mijne kracht en wijsheid zoek ik bij den Almachtigen en Alwijzen God. Ik reken op den trouwen steun van het geheele Nederlandsche Volk, dat Mij door zoovele blijken van liefde en verknochtheid voor altijd aan zich verbond. De Koning, Mijn geliefde en geëerbiedigde Gemaal, gaf Mij altoos een hoog voorbeeld van de vorstelijke plichtsbetrachting en de werkzaamheid in het belang van Land en Volk, die het Huis van Oranje steeds onderscheidden. Ik acht het Mijn plicht, dat voorbeeld na te streven. Moge God het lijden van onzen Koning verzachten en Nederland nemen onder Zijne heilige hoede. Lasten en bevelen, dat deze Proclamatie in het Staatsblad zal worden geplaatst. Gedaan te 'sGravenhage op heden den 20sten November 1890. EMMA. Is dat geen echte Oranjetaai? Spreekt uit dit „staatsstuk" geen groote liefde voor den stervenden Gemaal, maar tevens voor het Vaderland, dat weldra zijn beminden Koning zou verliezen? Roerend was de liefde, waarmede Koningin Emma den ouden Koning in zijn laatste dagen bijstond. Welsprekend werd dit vertolkt in een bericht, dat in onze Hollandsche bladen verscheen. „De Koningin — zoo kon men daarin lezen — wijkt de laatste dagen niet van het bed des Konings, behalve de enkele uren, die de geneesheeren haar voor beweging in de buitenlucht voorschrijven. Het is der Koningin aan te zien, dat zij een zware taak te vervullen heeft. Haar ijzersterk gestel doet haar bestand zijn tegen veel vermoeienis en inspanning, maar zorg en angst hebben ook op het sterkste gestel hun invloed. De Koning gebruikt geen voedsel, dan gevoerd door de Koningin, die hem de versterkende middelen, altijd in vloeibaren vorm, met een eierlepel tusschen de lippen brengt" De Koning leefde nog drie dagen nadat Koningin Emma als Regentes was opgetreden. 23 November ontsliep hij, na een regeering van ruim een en veertig jaar. Zijn volk noemde hem Willem de Goede, en 't bedreef rouw om zijn Koning, onder wiens regeering het rust, vrede en welvaart genoten had. De roemrijke driekleur werd overal halfstoks geheschen; en de kanonnen bulderden een laatsten groet. En weer opende zich de poort van den Delftschen grafkelder om een doode te ontvangen .... 8 September 1881 was de 84-jarige Prins Frederik naar zijn laatste rustplaats uitgedragen En 21 Juni 1884 daalde s Konings laatste zoon, Prins Alexander, ten grave .... En nu luidde de doodsklok opnieuw. Haar sombere klaagzang klonk over de steden en dorpen en gehuchten van Nederland — voor den laatsten Vorst uit 't Oranjehuis .... Onder ademlooze stilte liet het orgel het oude Wilhelmus hooren. Met een kleinen bloemruiker op de kist — „Aan Vader van zijn lieve Kind" — werd Koning Willem III bijgezet bij de drie en dertig Vorsten en Vorstenkinderen uit het Huis van Oranje. En bij zijn graf sprak de grijze hofprediker Van Koetsveld de aangrijpende woorden: „Nog eens, o God! nog eens staan wij hier en is weder de deur geopend van den grafkelder, waarin de geschiedenis van ons Land en Vorstenhuis als met doodsbeenderen is geschreven. Nog eens, en nu, helaas! voor den laatsten uit de mannelijke lijn van Oranje!" Nederland had zijn Koning verloren. Prinses Wilhelmina haar Vader. Na den dood des Konings. Moeder en Dochter in rouwkleed. En Koningin Emma haar Gemaal. Moeder en Dochter droegen het zwarte rouwkleed. V. REGENTES EN KONINGIN-MOEDER. Toen stierf die grijze Koning 't Was bij zijn open graf, Dat met een kus de Vorsten vrouw Den scepter van goud, omfloerst met rouw, Aan het blozende dochterkijn gaf. Het dochterken gaf den zwaren, den gouden A , scepter haar weer. Ach moeder, zei ze, dat gij hem bewaar'; Eer ik groot zal zijn, komt nog menig jaar; Ik ben nog zoo jong en zoo teer. T~~\oor het sterven van Koning Willem III was de kroon a * van_,ons vaderland overgegaan op Prinses Wilhelmina. Maar de Prinses was bij 't sterven van haar Vader nog maar tien jaar. Volgens de Grondwet zou zij eerst over acht jaar tot de regeering kunnen worden geroepen. Tot dat tijdstip zou Koningin Emma als Regentes van net Koninkrijk optreden. 8 December, dus kort na 't sterven en de begrafenis des Konings, was de dag, waarop zij deze taak zou aanvaarden. t Was een zware gang voor de Koningsvrouwe: de geslagen wonde schrijnde nog diep. Maar altijd heeft Koningin Emma getoond zich ten volle bewust te zijn van de hooge plichten, waartoe zij als Koningin der Nederlanden geroepen was. ■\t i* sterven van haar beminden Gemaal had zij tot het JNederlandsche volk deze woorden gericht: „Vertrouwende op Hem, in wiens hand het lot is der Vorsten en Volkeren, neem Ik de Mij toevertrouwde regeeringstaak op Mij, met de bede, dat hare vervulling in alle deele moge strekken Konink ^anc* en Volk, en tot bevestiging van het Onze Koningin-Moeder ■, Wie biddend een taak aanvaardt, wordt ook kracht geschonken die taak te vervullen. En met rustige, vaste stem sprak Koningin Emma in de vergadering der Volksvertegenwoordiging: „Ik zweer trouw aan de Koningin; ik zweer al de plichten, welke de Voogdij mij oplegt, heilig te vervullen, en er mij bijzonder op te zullen toeleggen om de Koningin gehechtheid aan de Grondwet en liefde voor Haar Volk in te boezemen." Ja, een zeer moeilijke taak wachtte Koningin Emma. Over haar arbeid als Regentes zouden vele bladzijden te vullen zijn en is een heel dik boek verschenen. Toen onze Koningin-Moeder 2 Augustus 1928 haar zeventigsten verjaardag mocht vieren, is dat dikke boek haar aangeboden. Daarin hebben de knapste mannen van ons volk beschreven wat er tijdens haar regentschap is tot stand gekomen. In dit boekje zullen wij er maar weinig van zeggen, omdat de jongens en meisjes, waarvoor 't in de eerste plaats bestemd is, zich met gewichtige regeeringszaken nog wel niet zullen bemoeien. Later moeten jullie dat boek maar eens lezen, of — misschien wil je vader of onderwijzer van dit tijdperk wel eens wat vertellen. Alleen zeggen we er hier dit van: t was een moeilijke tijd. De politieke partijen bestreden elkaar op de meest felle wijze; niet minder dan vier ministeries traden tijdens het regentschap op, en vooral ook onze koloniën gaven vaak reden tot zorg. Dat Koningin Emma met groote wijsheid in al deze voor ons land zoo belangrijke gebeurtenissen optrad, bewijst wel het merkwaardig oordeel van een buitenlander: „Deze Vrouw heeft binnen acht jaren de partijen meer tot verdraagzaamheid gevoerd dan drie Koningen in tachtig jaar. Had Koningin Emma reeds aanstonds bij haar komst in Nederland 't hart van ons volk veroverd, het regentessetijdperk heeft die liefde niet weinig versterkt. Dat kon niet anders, want liefde wekt altijd wederliefde. Koningin Emma heeft vooral ook als Regentes bewezen ons volk lief te hebben. Dat heeft zij tallooze malen in woorden gezegd, maar nog veel meer door daden getoond In de regeering des lands betoonde zij zich telkens weer de wijze Vrouwe, die zich van alles wat er in ons volksleven omging op de hoogte liet stellen, en die rusteloos Onze Koningin-Moeder als Regentes bezig was mee te helpen de belangen van ons volk te bevorderen. Zij was één met haar volk: in vreugde en smart, in voor- en tegenspoed. Waar wonden geslagen waren, waar leed geleden werd — daar was Koningin Emma immer een der eersten om in woord en daad van haar meeleven blijk te geven en ons volk door haar voorbeeld aan te vuren. Als kind heeft onze Koningin-Moeder in 't ouderlijk huis geleerd niet voor zichzelf te leven, maar mee te leven met anderen, vooral met hen, die onder lijden of gebrek gebukt gaan. En de lessen, in haar kinderjaren op Arolsen geleerd, mocht zij als Koningin der Nederlanden in volle, heerlijke toepassing brengen. Dat deed zij met volle toewijding : zij gaf zichzelf. Waar de liefde niet is, daar laat zelfs het woord en de daad van een Koningin koel en koud. Maar als in woord en daad van een Koningin 'thart, de liefde spreekt, dan voelt een volk zich rijk gezegend en dankt 't God voor zulk een bezit. Dan zijn Vorstin en Volk één. „Ik zweer al de plichten, welke de voogdij mij oplegt, heilig te vervullen," beloofde Koningin Emma bij 't aanvaarden van haar taak. En die plechtige belofte is zij nagekomen. Dat kón zij doen, omdat zij kracht en hulpe zocht bij den Koning der koningen. Rijk is een volk, dat zulk een Koningin mag hebben. En die rijkdom was Nederland in Koningin Emma geschonken. Daarom had dat volk zijn Regentes lief en juichte in opperste geestdrift: „Leve de Koningin ! ' Koningin Emma was Regentes van het overlijden des Konings af tot 't tijdstip dat Koningin Wilhelmina de regeering aanvaardde. Van den dag der smart af tot den dag van luid losbarstenden jubel. Ook in die acht jaren was 's Heeren gunst over Nederland groot. Welk rechtgeaard Nederlander zou de KoninginRegentes niet dankbaar blijven voor haar toewijdenden arbeid ? En bij die rechtgeaarde Nederlanders behooren toch immers ook onze jongens en meisjes, die Vaderland en Vorstenhuis liefhebben? Zóó is 't altijd geweest. Godlof! — nóg is 't niet anders. ★ ★ * Koningin Emma was Regentes, maar tegelijk was zij Koningin-Moeder. Zóó zag ons volk haar zelfs in de eerste plaats: als Moeder van het kind, dat eens zitten zou op den troon der Oranjes. Hoe stelde dat volk belang in alles wat 't leven van „Ons Prinsesje" betrof! Eigenlijk is dat iets vreemds, iets wonderlijks. Want ons Nederlandsche volk is nuchter en koel, komt niet spoedig in beroering en is o zoo spaarzaam in 't uiten van zijn liefde. Maar voor Oranje heeft 't altijd een uitzondering gemaakt dan verloor t zijn koelheid en raakte in vervoering. Zóó was t vroeger en zóó is 't nóg. „Ons Prinsesje zou eens, zoo God wilde, Koningin der Nederlanden zijn, en daarom lag in de handen der KoninginMoeder zulk een gewichtige taak. Toen de rouwtijd voorbij was, maakte Koningin Emma zich op het Nederlandsche volk zijn toekomstige Koningin voor te stellen. Onvergetelijk is de tijd, die toen aanbrak. Dat is al weer vele, vele jaren geleden, maar de mannen en vrouwen, die van die eerste ontmoeting tusschen Koningin en volk getuigen waren, zijn t nóg niet vergeten. Ja, 't Nederlandsche volk wist zich met sterke banden verbonden aan de laatste spruite uit het oude Oranjehuis, t Had zijn Koningin vurig lief, maar niet minder de Moeder, die zich zoo ten volle gaf aan de verheven en schoone taak, die zij bij de aanvaarding van het Regentschap met deze woorden op zich had genomen: Ik zal er mij bijzonder op toeleggen de Koningin gehechtheid aan de Grondwet en liefde voor haar volk in te boezemen. ONZE KONINGIN-MOEDER Toen H. M. Emma Koningin was. No. 1 Paleis op den Dam te Amsterdam; No. 2 Paleis aan het Noordeinde te 's-Gravenhage; No. 3 Het Loo. Amsterdam kwam 'teerst aan de beurt, daarna Rotterdam en met kortere of langere tusschenpoozen vele andere steden. 't Werd een zegetocht door 't gansche vaderland, en de Koningin-Moeder was diep bewogen. O, zij wist 't wel: haar dochtertje was 't dierbaarste bezit van 't Nederlandsche volk — maar toch overstelpte haar de geestdrift, waarmee dat anders zoo koele volk zijn jonge Vorstin ontving. „Het Nederlandsche volk ziet in zijn jeugdige Koningin het beeld eener schoone toekomst: omdat het overtuigd is, dat hare vorming en opvoeding bij Uwe Majesteit als Regentes en Voogdes volkomen veilig en in de beste handen zijn." Deze woorden, 8 December 1890 de KoninginMoeder toegesproken, bleken steeds meer heerlijke waarheid. t Was inzonderheid voor de Moeder een schoone maar tevens vermoeiende tijd. Nauwelijks was een stad bezocht, of uit een andere stad kwam het dringende verzoek gelijke eer te mogen ontvangen. En als 't maar even kon werd aan die verzoeken voldaan. Ja, ons volk begroette zijn Koningin met uitbundige blijdschap, maar tevens dankte 't de Moeder, aan wie 't zoo veel verplicht was. En het versje, Moeder en Dochter in Friesland toegezongen, was de vertolking van wat leefde in t hart van het geheele Nederlandsche volk: Welkom, lieve Koninginne! Neêrlands liefst en kostbaarst pand! Welkom, edele Regentesse! Welkom beide in 't Friesche land! En niet minder stemde 't in met de woorden van den Commissaris der Koningin in Friesland: „De overtuiging, dat onze jeugdige Vorstinne in Uwe Majesteit eene voortreffelijke Moeder is geschonken en aan ons Vaderland eene uitstekende Regentes, die zich met niet genoeg te waardeeren toewijding en liefde geeft voor de dubbele taak, die thans als Moeder en Vorstinne op Haar rust, doet ons kalm en met vertrouwen op God de toekomst tegengaan, dankbaar aan Hem voor hetgeen Hij ons in Koningin Wilhelmina liet en voor hetgeen Hij ons in Uwe Majesteit schonk." Zóó sprak een man, die een hoog ambt bekleedde. Zóó welsprekend kon een oud Friesch moedertje 't natuurlijk niet. Maar ze hield van d'r Koninginnetje, dat daar stond in nationale Friesche kleederdracht, toch minstens evenveel, 't Weer was guur, en bezorgd zag 't vrouwtje naar de jonge Vorstin. Vastbesloten stapte ze eindelijk op de Koningin-Moeder toe. „Mem", zei ze, „je mei hja wel goed bistopje, oars wirdt hja nog verkoaden." ') 't Was hier een ontmoeting van twee moeders, die elkander volkomen begrepen! Ook 't leger en de vloot werden bezocht. En de oude driekleur wapperde haar roemrijke banen vroolijk uit, en de kanonnen donderden vreugdeschoten, toen zij beide Koninginnen mochten begroeten. Een aangrijpend, onvergetelijk oogenblik was 't op 12 September 1893, toen op het Malieveld te Den Haag aan verschillende regimenten door de jonge Koningin nieuwe vaandels werden uitgereikt. Zij was toen nog te jong om een redevoering te houden; daarom nam haar Moeder die taak van haar over. En de oogen van stoere, in den dienst van het Vaderland vergrijsde mannen zijn vochtig geworden» toen de Koningin-Regentes deze fiere woorden sprak: „Officieren, onderofficieren, korporaals en soldaten! De plechtigheid, waarvoor wij hier tezamen zijn gekomen, geeft mij eene welkome aanleiding om u de verzekering te geven der oprechte gehechtheid van de Koningin en van mij aan 't leger. God geve, dat de nieuwe vaandels en standaards, zooeven door de Koningin uitgereikt, slechts in tijden van vrede en voorspoed mogen gedragen worden als het zinnebeeld van datgene, wat ons allen heilig is: de eer van het leger, dat is de eer van het Vaderland! Maar indien ooit — wat God verhoede — een zwaardere taak van u mocht worden gevraagd, dan, ik ben er van ') „Moedertje, je raag haar wel goed instoppen, anders wordt ze nog verkouden. overtuigd, zal geen offer u te groot zijn voor de handhaving van ons onafhankelijk volksbestaan. Niemand onzer zal voorzeker dit plechtig oogenblik ooit vergeten, toen Neêrlands jonge Koningin, omringd door een getrouw leger en ten aanschouwe van een getrouw volk, de nieuwe vaandels uitreikte. Die vaandels, gij zult ze hoog houden, onder alle omstandigheden, tot eer van ons Volk, tot heil onzer Koningin en van het ons allen zoo dierbaar Vaderland!" Vooral ook de jaren van het Regentschap hebben den band tusschen Koningin Emma en ons Nederlandsche volk onverbrekelijk gemaakt. En nimmer zal ons volk dien tijd vergeten. Als Regentes dwong zij hoogachting en eerbied af; als Koningin-Moeder was zij geliefd als schier nooit een Oranjevorstin vóór haar. En als Regentes èn als Koningin-Moeder bewees zij ons volk door en door te kennen. Hoe aardig kwam dit uit bij t bezoek aan Nijmegen. Een duizendkoppige menigte verdrong zich voor 't hotel, waar beide Koninginnen den nacht zouden vertoeven. Aan t gezang en gejuich wilde geen einde komen. En toch: de jonge Koningin was vermoeid; de volgende dag zou weer volle inspanning vragen — zij móést rust hebben. Doch van slapen kon niets komen, want 't feestrumoer daar buiten wilde niet verminderen. Doch de Koningin-Moeder wist raad. Zij zond haar secretaris naar buiten met opdracht het volk vriendelijk te danken voor de grootsche huldebetooging. Zij zeide overtuigd te zijn, dat zij allen wenschten, dat Koningin Wilhelmina een goede nachtrust zou genieten, zoodat zij in staat zou zijn de vermoeienissen van den dag van morgen goed te doorstaan. En daarom moest de secretaris in alle vriendelijkheid vragen thans op te houden met zingen en stilletjes naar huis te gaan. De uitwerking van dit verzoek was treffend. Iedereen scheen zijn buurman te willen overtreffen in het geven van het gevraagde bewijs van liefde en toewijding. En mannen, vrouwen en kinderen, die zooeven nog zich bijna schor schreeuwden, zwegen allen, hoofd voor hoofd. In de plotselinge stilte van het late uur hoorde men een fluisteren door de menigte gaan: „Stil! De Koningin is moe en moet gaan slapen — laten wij naar huis toe gaan." En terwijl deze teedere gedachte voor hun jonge Koningin allen anderen wenschen voor eigen plezier het zwijgen oplegde, ging de groote menigte schier geluidloos uiteen. ') Of Koningin Emma haar volk kende! Of zij wist, dat zij als Koningin-Moeder, wakende voor 't welzijn van haar dochter, van dat volk alles kon gedaan krijgen! Als Regentes was Koningin Emma zeer voorspoedig; als Koningin-Moeder was zij gelukkig met haar volk. Zaterdag 24 October 1896 deed Koningin Wilhelmina openbare geloofsbelijdenis. De hofprediker Dr. G. J. van der Flier hield een schoone predikatie over de woorden uit Openbaringen 2 : 10: „Wees getrouw tot den dood, en Ik zal u geven de kroon des levens." Den volgenden dag nam de jonge Vorstin voor de eerste maal deel aan de Heilig Avondmaalsviering in de Kloosterkerk te Den Haag. 't Waren gewichtige, ernstige uren, voor Dochter en Moeder. En Koningin Emma zal teruggedacht hebben aan den dag, twee en twintig jaar geleden, toen zij in 't kerkje van Arolsen belijdenis deed van 'tzelfde heilig geloof. Zoo groeide „Ons Prinsesje" voorspoedig op, en als zij naast haar Moeder zich aan haar volk vertoonde, dan sprak dat volk van „Onze Koninginnen". En beide Koninginnen waren door dat volk geliefd en bemind. 't Is moeilijk te zeggen van wie 't volk 't meest hield: van de oude of van de jonge Koningin. Als men de Moeder zag, moest men aan de Dochter denken; en als men de Dochter begroette, moest men de Moeder danken. De kinderen zongen 't in hun eenvoudig liedje zoo treffend juist: ') Miss E. Saxton: „Toen onze Koningin nog Prinsesje was' Toen heerschte de Koninginne Al over het land bij der zee; En het zeevolk zingt: Ja, dat blonde kind, Het wordt er zoo vurig van ons bemind; Maar.... wij minnen de Koningsvrouw mee! „Onze Koninginnen" Het woord, in Groningen Koningin Emma toegesproken, bleek steeds meer volle waarheid te worden: „Reeds nu, geëerbiedigde Vorstin, koesteren wij op goeden grond de verwachting, dat in U aan ons Vaderland een tweede Juliana van Stolberg geschonken is en dat door U Nederland binnen weinige jaren in Koningin Wilhelmina eene Vorstin zal bezitten, zóó toegerust voor Hare Koninklijke roeping, zóó edel en trouw als Haar groote Voorvader, de Zwijger, is geweest. Het Nederlandsche Volk is een dankbaar volk, Mevrouw! Het zal U voor de onschatbare weldaad dankbaar zegenen en in zijne geschiedboeken met eerbiedigen dank en in onuitwischbaar schrift naast de namen van Willem van Oranje en zijne voortreffelijke Moeder den naam van Koningin Emma opteekenen, vereenigd met dien van Koningin Wilhelmina." VI. „MIJN DIERBAARSTE WENSCH IS VERVULD...." P\oor U zal Nederland binnen weinige jaren in Koningin „\—J Wilhelmina eene Vorstin bezitten . . . ." De tijd vliegt, en die weinige jaren gingen snel voorbij. Weldra zou Koningin Wilhelmina den troon harer Vaderen bestijgen. En dus zou spoedig het Regentschap van Koningin Emma een einde nemen. Ja, die acht jaren waren omgevlogen, maar wat was er ook veel in gebeurd. En het Nederlandsche volk zag met groote dankbaarheid op dit tijdperk terug. „Ons Prinsesje" was opgegroeid tot een rijzige jonkvrouw; op t hoofd van 't „blonde kind" zou weldra de kroon van het Koninkrijk der Nederlanden rusten. Nog een enkel jaar .... Ook die tijd moest zoo nuttig mogelijk worden besteed. Zóó wilde 't de Koningin-Moeder: de jonge Vorstin moest straks wél toegerust haar gewichtige taak aanvaarden. Niet alleen in Nederland, maar ook in 't buitenland werd de belangstelling voor Koningin Wilhelmina steeds grooter. Daartoe hadden niet weinig bijgedragen de bezoeken, die Koningin Emma met haar dochter aan verschillende landen had gebracht. Vooral de bezoeken aan Duitschland en Hngeland hadden onuitwischbare indrukken nagelaten; stormachtig waren beide Vorstinnen toegejuicht, en vele bladen gaven geestdriftige artikelen over Neerlands toekomstige Koningin. De laatste jaren vóór de troonsbestijging werden echter rustig doorgebracht; moeder en dochter waren meestal op Het Loo, in de wintermaanden in de residentie. Maar eenige ontspanning moest er toch zijn, en de Hagenaars waren er in den winter van 1896—'97 wat mee ingenomen, dat de jonge Koningin de schaatsen aanbond en lustig meezwierde op de prachtige vijvers. Koningin Emma wandelde dan meestal langs den oever: stil mee-genietend in de vreugde, die haar dochter vond in 't beoefenen der oud-vaderlandsche sport. Een Rus, die van dit ijsvermaak getuige was, sloeg vol verbazing de handen ineen. „Als bij ons de Keizer buiten 't paleis komt," riep hij, „is hij omringd door bajonetten!" Koningin Emma wist echter, dat in Nederland zoo n bewaking niet noodig was. Haar dochter was omstuwd door een veel grootere macht: door de sterke, trouwe liefde van haar volk. 't Spreekt vanzelf, dat de Vorstinnen zoo af en toe een of andere plechtigheid hadden bij te wonen. En Arnhem was in feesttooi toen 't binnen haar muren moeder en dochter mocht ontvangen. Door de Provinciale Staten van Gelderland werd een vorstelijke maaltijd aangeboden, waaraan vele voorname gasten aanzaten. Vóór de maaltijd begon, liet Koningin Emma verzoeken aan ieder gelegenheid tot gebed te schenken. En de beide Vorstinnen sloten de oogen en vouwden eerbiedig de handen .... Dit vorstelijk voorbeeld maakte grooten indruk. En een Geldersch blad schreef: „Dat de Koningin-Regentes bidt voor het eten en het aan haar dochter geleerd heeft, was bekend. Dat zij den moed harer overtuiging bezit om zulks ook te doen bij officiëele plechtige gelegenheden, al zijn misschien ook personen aangezeten, die het ongeloof aanhangen en gewoon zijn nooit te bidden, is eener Vorstin waardig. Doch de daad, die wij willen roemen, is, dat zij voor iedereen aan tafel gelegenheid verzocht om eerst zijn hart tot God te richten." In September 1897 verdrong zich in de Haagsche straten een menigte van vele duizenden. „De Kamers zouden worden geopend". Op deze gebeurtenis, die nóg elk jaar een hoogtepunt is in ons volksleven, was vooral in dat jaar de aandacht van 't heele land gevestigd. t Was de laatste maal, dat de Koningin-Regentes de plechtige zitting opende, en zij zou daarbij vergezeld zijn van haar dochter: Koningin \Vilhelmina, die binnen een jaar de regeering zou aanvaarden. Toen de beide Vorstinnen naar de Ridderzaal reden, barstte de volksjubel los in eindeloos gejuich. En terwijl de muziek t historische Wilhelmus speelde, betraden zij de vergaderzaal der Volksvertegenwoordiging. Op de koninklijke tribune stonden twee stoelen, waarvan er één was versierd met een W en 't Koninklijk wapen. En naar dien zetel leidde Koningin Emma met rechtmatigen trots haar dochter. De jonge Vorstin blikte schuchter op tot haar moeder — moest zij hier de eereplaats innemen? — maar toen deze haar beduidde, dat zóó de bedoeling was, nam Koningin Wilhelmina plaats. Onder plechtige stilte sprak de Koningin-Regentes de troonrede uit. Maar nauwelijks was 't laatste woord verklonken, of een krachtige stem riep: „Leve de Koningin!" Dat mocht niet, dat was in strijd met 't gebruik van deze plechtigheid, maar de oude dominee Donner kon zich niet langer beheerschen. En hij riep wat leefde in aller hart, want weldra daverde de oude Ridderzaal van den geestdriftigen kreet: „Leve de Koningin!" Die kreet werd door de duizenden daar buiten overgenomen, en de terugtocht der Vorstinnen naar het paleis aan het Noordeinde werd een triomftocht. t Was één der gelukkigste dagen in 't leven van Koningin Wilhelmina, maar niet minder in dat van Koningin Emma. ★ ★ * Ja, de tijd vliegt — maar wat duurde 't velen lang eer de met spanning verbeide dag aanbrak, waarop Koningin V/ilhelmina de regeering zou aanvaarden. Maar eindelijk was 31 Augustus 1898 — de dag, waarop de beminde Vorstin den 18-jarigen leeftijd had bereikt — dan toch in t zicht, en heel Nederland was gereed hem luisterrijk te vieren. In een buitengewoon nummer van de „Nederlandsche Staatscourant" verscheen aan den vooravond van dezen gedenkwaardigen dag de volgende proclamatie: Landgenooten! De taak, die Mij in 1890 werd toevertrouwd, is weldra geëindigd. Mij valt het onwaardeerbaar voorrecht ten deel, Mijne beminde Dochter den leeftijd te zien bereiken, waarop Zij naar het voorschrift der Grondwet tot de regeering wordt geroepen. In dagen van smart en rouw trad Ik op als Regentes van het Koninkrijk, thans schaart zich het geheele Volk in vreugde om den troon zijner Koningin. God heeft Mij in deze jaren gesteund, Mijn dierbaarste wensch is vervuld. Aan allen, die Mij met raad en daad hebben ter zijde gestaan en die Mij gesteund hebben door hunne liefde en gehechtheid, breng Ik Mijnen dank. Moge het ons Land met zijne Bezittingen en Koloniën onder de regeering van Koningin WILHELMINA wel gaan! Het zij groot in alles, waarin ook een klein volk groot kan zijn! Ik treed af van de hooge plaats, die Ik in ons Staatswezen heb bekleed, met den diepgevoelden wensch, dat op Koningin en Volk te zamen, door de nauwste banden vereenigd, Gods zegen blijve rusten. Gedaan te 's Gcavenhage, op heden den 30sten Augustus 1898. EMMA. Nog eens: de jongens en meisjes, die dit boekje lezen, zullen nog wel niet veel belangstelling hebben voor regeeringszaken en staatsstukken, hoe gewichtig ook. Maar dit „staatsstuk" zullen zij wel willen lezen en ... . zij zullen 't begrijpen ook. In deze proclamatie van Koningin Emma beluistert men den toon, geweld uit 't hart van een overgelukkige moeder. „Mijn dierbaarste wensch is vervuld Dat beteekert: ik heb mijn taak volbracht; ik kan nu terugtreden; mijn plaats zal nu door een ander worden ingenomen. De moedertoon bij uitnemendheid: zich geven voor haar kind; en zich terugtrekken, wanneer dat kind in volle rechten kan treden. Ja, hier spreekt de Koningin-Moeder. Maar tevens spreekt hier de Moeder des Volks. Heengaan met de bede, dat God zegene het dierbare kind, zoo lang met de teerste trouw en zorg omringd maar ook zegene het volk, waaraan dat kind zich nu ten volle wijden gaat. Onze Koningin-Moeder ging biddend heen: afsmeekend Gods zegen voor de toekomst. Maar ook dankend: „Mijn dierbaarste wensch is vervuld " ★ ★ n/n®'n ^mma was a^s Agentes afgetreden en Koningin Wilhelmina regeerde „al over het land bij der zee". „Mijn innig geliefde Moeder — zoo richtte de jonge Vorstin zich in haar eerste proclamatie tot haar volk aan Wie ik onuitsprekelijk veel verschuldigd ben, gaf Mij het voorbeeld van een edele en verhevene opvatting der plichten, die nu op Mij rusten. Ik stel Mij tot levensdoel dat voorbeeld na te volgen, te regeeren zooals van een Vorstin uit het Huis van Oranje wordt verwacht." Heerlijke, onvergetelijke dagen braken aan. Demenschen, die ze beleefd hebben — heb je 't van vader of moeder nooit gehoord? — zingen er nóg van: Wees begroet met jubeltonen, Wees gezegend, groote dag! Komt ons heerlijk feest nu kronen, Geurend loover, zonnelach! Grooten, kleinen, grijsheid, jeugd, Allen gloeit de borst van vreugd; Juichend strekken wij de handen: Heil U, ruischt door Hollands tuin, Heil U, jub'len strand en duin, Koningin der Nederlanden! De kerkgebouwen waren te klein om de scharen te bevatten; overal klonk de indrukwekkende melodie van ons oude Wilhelmus, en 't kleinste dorp plantte zijn Wilhelminalinde, als blijvende herinnering aan dezen heuglijken dag. Onze Koningin-Moeder 4 De inhuldiging der jonge Koningin op Dinsdag 6 September 1898 in de Nieuwe Kerk te Amsterdam is een der schoonste bladzijden uit de roemrijke geschiedenis van ons Nederlandsche volk. Te elf uur zou de plechtigheid aanvangen; vijf minuten vóór dat tijdstip betrad Koningin Emma onder zacht orgelspel het kerkgebouw. Eerbiedig rees de groote schare op en groette de afgetreden Regentes, aan wie Vorstin en Vaderland zooveel verplicht waren. En terwijl de Oranjezon met kracht door de wolken brak en een geheel volk werd bewogen door de hooggaande golven eener machtige, bruisende geestdrift, werd Koningin Wilhelmina de Nieuwe Kerk binnengeleid. Statig en langzaam naderde zij den troon. Toen maakte zij een diepe buiging : haar eerste groet gold haar moeder ; daarna groette zij de schare, die tot in de verste hoeken het groote kerkgebouw vulde. En toen hield de jonge Vorstin haar eerste toespraak, terwijl die machtige schare luisterde met ingespannen Maar vooral ook luisterde de Koningin-Moeder. En zij was diep bewogen, toen de volle, klankrijke stem van haar dochter de woorden sprak: „Door het afsterven van Mijn onvergetelijken Vader tot den Troon geroepen, dien Ik onder het zoo wijze en zegenrijke Regentschap van Mijn innig geliefde Moeder beklom, heb Ik na voleindiging van Mijn achttiende levensjaar de Regeering aanvaard. Toen de plechtige inhuldiging was geschied, werd teruggereden naar het paleis op den Dam. „ Weldra verscheen de Koningin op het balkon; het volk geraakte schier buiten zichzelf van bewondering, liefde en eerbied, en een onstuimig, donderend gejuich steeg op. Hartelijk wuifde Wilhelmina haar volk toe. Maar plots keerde zij zich om. Haar moeder was tusschen de balkondeuren blijven staan: als wilde zij in dit plechtig oogenblik het Nederlandsche volk alleen laten met zijn Koningin. Maar die Koningin trad op haar moeder toe en voerde haar met zachten drang met zich tot aan de balustrade — in deze grootsche huldiging moest haar moeder deelen. Aan het einde der Regentesse-taak Koningin Wilhelmina op weg naar de Nieuwe Kerk te Amsterdam, waar Zij als Koningin werd ingehuldigd. „Mijn dierbaarste wensch is vervuld De inhuldiging van Koningin Wilhelmina. - Rechts op de foto: onze Koningin-Moeder, En het volk begreep de bedoeling van zijn Vorstin en was 't er volkomen mee eens: 't gejuich daverde als een aanhoudend en aangroeiend stormgedruisch over den Dam. Het Nederlandsche volk begroette zijn ingehuldigde Koningin. Maar tevens dankte 't zijn afgetreden Koningin-Regentes. ★ ★ * Koningin Emma was afgetreden. Zij had plaats gemaakt voor haar dochter. Maar mocht het Nederlandsche volk haar zóó laten gaan ? Dat volk wilde in een tastbaar bewijs, in een nationaal huldeblijk aan zijn groote dankbaarheid uiting geven. Uit alle standen — door 't goud der rijken, maar vooral ook door 't koper der armen — werd een som van driehonderd-duizend gulden bijeengebracht en Koningin Emma aangeboden. De Koningin-Moeder was diep getroffen door deze uiting der volksliefde. „Bij het einde van mijn taak — zoo sprak zij .— vind ik in de liefde en den dank van het Nederlandsche Volk, waarvan dit geschenk getuigt, de grootste, de schoonste voldoening voor wat Ik gepoogd heb te doen in het belang van Land en Volk." Wat zij met de groote som geld deed? Het landgoed Oranje-Nassauoord bij Renkum gaf zij ten geschenke. En door het nationaal huldeblijk werd zij in staat gesteld op dit landgoed het eerste Nederlandsche Sanatorium te stichten. Minstens éénmaal per jaar brengt onze Koningin-Moeder een bezoek aan haar stichting, waar 't kranke lichaam een zorgvuldige verpleging vindt en waar tevens -— hoe zou 't ook anders kunnen? — niet vergeten wordt wat de ziel voor leven en sterven noodig heeft De stichting van 't Oranje Nassauoord was 't antwoord van Koningin Emma op de daad der dankbaarheid van 't Nederlandsche volk. Ook hierin betoonde zij zich weer een echte Landsmoedev. Drie bekende kiekjes No. 1 Oranje-Nassauoord; No. 2 Paleis der Koningin-Moeder te 's Gravenhage; No. 3 Paleis te Soestdijk. VII. IN HET MIDDEN HAARS VOLKS. Rusteloos spoedt de tijd voort. Koningin Wilhelmina, die in 1898 den troon harer vaderen beklom, regeert nu al meer dan dertig jaar over het Nederlandsche volk. Haar levensdoel: het door haar moeder gegeven voorbeeld na te volgen, bleef zij trouw. En daarvoor is en blijft ons volk haar dankbaar. Maar daarom blijft't ook dankbaar de Koningin-Moeder, die door 's Heeren gunst ons zoo lang gespaard bleef. Toen haar dierbaarste wensch werd vervuld, Tjvas Koningin Emma veertig jaar; en thans hebben wij reeds blijde en dankbaar haar zeventigsten jaardag gevierd — ja, de tijd vliegt.... Of er van die laatste dertig jaren veel te vertellen is ? Onze Koningin-Moeder woont in het midden haavs volks. En zij leeft met dat volk mede in blijde en droeve gebeurtenissen. Als jong meisje verlangde zij pleegzuster te worden. Die wensch is niet in vervulling gegaan. En toch ook weer wel. Een pleegzuster is het beeld der dienende liefde — en wat is onze Koningin-Moeder anders? Een geheel volk werd haar aangewezen en zij gaf zich aan dat volk met heel haar meevoelend en medelijdend hart. Ja, er is in die dertig jaren veel gebeurd, en ook van dien tijd zou veel te vertellen zijn. Als ons volk door ziekte of ramp getroffen werd, betoonde Koningin Emma zich immer de Landsmoeder, die rusteloos in de weer was mee te helpen de geslagen wonde te heelen. In haar lange leven bewees zij de levenslessen op Arolsen geleerd niet vergeten te zijn. Ja, zij leefde mee in dagen van beproeving, maar niet Een echte Moeder voor Haar Volk Koningin Emma op bezoek in een Kinderziekenhuis. minder in dagen van vreugde en nationalen jubel. Welkeen dag van beteekenis in 't leven der Koningin-Moeder was 7 Februari 1901, toen haar beminde dochter in 't huwelijk trad met Hertog Hendrik van Mecklenburg .... Wat zal deze liefhebbende moeder gebeefd en — gebeden hebben, toen kort daarna onze Koningin door een zeer ernstige ziekte getroffen werd .... En was 30 April 1909 voor ons volk een heerlijke feestdag — wie zal zeggen wat er in 't hart onzer Koningin-Moeder omging, toen zij metvochtigen blik neerzag op haar kleindochter Juliana, die haar eerste bedje vond in de wieg, waar in 1880 ook haar moeder in gerust had? Koningin Emma was en bleef een echte moeder voor haar volk — wie zou 't kunnen of durven tegenspreken? En het verlangen uit haar kinderjaren: meehelpen lijden en smart verzachten, leeft nog immer krachtig in haar hart. Dikwijls lezen we berichten over bezoeken, die onze Koningin-Moeder bracht aan een of ander ziekenhuis. We zijn aan die berichten reeds gewoon geraakt, maar toch hebben ze ons zoo veel te zeggen. Wat vriendelijk, beminnelijk, ja moederlijk weet Koningin Emma met zieke menschen om te gaan. Dat is een moeilijke kunst, die slechts weinigen verstaan. Maar de vroegere Prinses van Arolsen heeft 't, door de rijpe ervaring van een lang leven, in die heerlijke kunst ver gebracht. Menig patiënt keek verwonderd op, toen die vriendelijke gestalte zich boog over 't bed en een deelnemende stem vroeg hoe 't er mee ging. Was dat nu de KoninginMoeder? 't Leek wel een gewone moeder, die eens kwam kijken hoe al die zieke menschen 't maakten. En als een aangename herinnering aan 't verkwikkende bezoek bleef meestal een ruiker bloemen achter. Ja, Koningin Emma woont in 't midden haars volks! En ook onder ons volk wordt veel geleden. Naar 't voorbeeld van Moeder en Grootmoeder Koningin Wilhelmina en Prinses Juliana op ziekenbezoek. Dat lijden als 't kan verlichten, een weinig zonneschijn brengen op 't pad van hen, voor wie 't leven vaak zoo heel somber en donker is — is er schooner roeping denkbaar voor een vrouw met een diep moederlijk gevoel? Maar Koningin Emma doet meer, omdat zij weet, dat voorkomen beter is dan genezen. En daarom stelt zij belang in en werkt mede aan alles wat gedaan wordt om ziekten te weren of te bestrijden. Jongens en meisjes — jullie weten wel, dat er in ons kleine landje duizenden menschen zijn, die lijden aan de gevreesde ziekte, die tegenwoordig onder den naam van t.b.c. algemeen bekend is. Zoo vteeselijk als die ziekte, zoo heerlijk is t, dat ons volk elk jaar vele tienduizenden guldens offert om die ziekte te bestrijden. Elk jaar wordt door heel ons land, van de grootste steden tot de kleinste gehuchten, een collecte gehouden voor de t.b.c.-bestrijding. Vele dames en meisjes begeven zich dan op pad om die collecte binnen te halen. En als een soort kwitantie krijgt ieder, die zijn gift heeft geofferd, een klein bloempje, dat op jas of mantel gestoken wordt. In 't jaar 1928 bracht deze collecte bijna f 150.000 op! Dat bloempje heet Emma-bloempje ! Een veelzeggende naam, die tevens een welverdiende hulde vertolkt aan haar, die op dit terrein reeds zoo veel tot stand bracht. Een socialist — jullie weten wel: dat zijn menschen, die het koningschap willen zien afgeschaft — schreef bij den zeventigsten verjaardag onzer Koningin-Moeder, dat hij haar eens ontmoet had op een tentoonstelling van artikelen in dienst der ziekenverpleging. Hij verklaarde getroffen te zijn door haar hartelijk meeleven; ook was hij verbaasd over haar groote kennis van zaken. En hoe belangstellend liet zij zich over alles inlichten. Op 't donker levenspad van vele duizenden kunnen wij 't bemoedigende licht laten schijnen van ons meeleven, meelijden en meehelpen. In dat werk mogen wij iets laten afstralen van de liefde, waarmede God de wereld heeft liefgehad. Hoe bezielend, tevens voor velen beschamend gaat Koningin Emma ons volk daarin voor. Als we haar als een echte Landsmoeder in het midden haars volks zien: op ziekenbezoek, of krachtig meewerkend aan de bestrijding van de sombere krachten, die den bloei van ons volk ondermijnen — wie moet dan niet denken aan het Bijbelwoord, dat onze Koningin-Moeder zich op den dag har er openbare belijdenis tot levensspreuk koos: God is liefde, en die in de liefde blijft, die blijft in God en God in hem? ★ ★ * ' Echte Hollandsche jongens en meisjes hebben ons oude Oranjehuis hartelijk lief. En als voor dat Huis een feestdag aanbreekt, vieren zij dat feest blijde en dankbaar mee. Zulk een feestdag zal weer spoedig aangebroken zijn. 7 Januari 1929 is 't vijftig jaar geleden, dat onze nu oude Koningin-Moeder als jonge vrouw naar Nederland kwam en van dat oogenblik met ons volk heeft meegeleefd in blijde en droeve dagen. Als een vreemde Prinses kwam zij naar hier, maar haar vreemdelingschap heeft niet lang geduurd. Nauwelijks had zij onze Oostergrenzen overschreden, of er is tusschen haar en ons volk een band gelegd. En die band is een halve eeuw lang steeds sterker en inniger geworden. Wij noemen haar Koningin-Moeder; en als we straks op haar feestdag dien naam zullen uitspreken, zal 't zijn met warmte in onze stem en met groote dankbaarheid in ons hart. Ja, er zullen er zijn, die „Koningin-Moeder" zullen zeggen met een traan in 't oog. Want o — Gods gave, Nederland in Hare Majesteit Emma geschonken, is zoo groot! Koningin-Moeder — wat een heerlijke naam! Die naam snoert twee schoone namen saam: Koningin en Moeder. En beide namen heeft Koningin Emma zich waardig gemaakt. Vijftig jaren lang heeft zij zich betoond een echte Oranjevorstin — is er schooner eerenaam denkbaar? Ons oude Oranjehuis heeft onder zijn zonen vele helden geteld, die voor de zake des Vaderlands 't zwaard trokken en de wereld hebben verbaasd door hun moed Foto Van Agfmaal, Baarn Een geliefkoosd plekje Onze Koningin-Moeder in den tuin van 't paleis te Soestdijk. en dapperheid; helden, die voor 't hun en ons volk heilig geloof alles veil hadden: goed en bloed en leven. Maar evenmin mogen en zullen we onze Oranje-prinsessen vergeten! We denken aan Louise de Coligny, aan Amalia van Solms, aan Maria Louise van Hessen, en aan zoovele andere echte Oranje-Moeders. Naast God heeft Nederland aan de Prinsessen uit het Huis Oranje-Nassau zoo veel, zoo onnoembaar veel te danken. Die vrouwen waren menigmaal de hope des Vaderlands. Een hope, die niet beschaamd werd. En weer is 't niet anders! Met liefde denken we aan onze Koningin Wilhelmina. Met vreugde begroeten we onze Prinses Juliana. En liefde en vreugde en dankbaarheid zoeken in ons naar woorden, als we ons trachten in te denken wat we in Koningin Emma hebben ontvangen. Foto H. Deufman, Den Haag Grootmoeder en Kleindochter Koningin Emma en Prinses Juliana. Emma en Juliana: een dankbaar verleden en een bezielende toekomst. O, die twee daar bij elkander te zien: onze oude Koningin-Moeder met onze jonge Kroonprinses — ons hart begint sneller te kloppen, ons oog wordt vochtig, en eer we 't weten zingen we van Wilhelmus van Nassouwen! Juliana! Wilhelmina! Emma! Voor 't nationale hart is dat één niet te deelen gedachte. Wat we in onze Koningin bezitten, danken we onder 's Heeren bestel voor een groot deel aan haar Moeder. Fofo H. Deutman, Den Haag Onze Koninklijke familie Moge onze Koningin-Moeder inzonderheid ook voor haar nog lang gespaard blijven. En weldra zal die Moeder een halve eeuw.... Moeder van ons volk zijn. Er zijn in ons vaderland heel wat kerken en scholen, pleinen en straten naar Koningin Emma genoemd. Maar van veel grootere beteekenis is de plaats, die Hare Majesteit in 't hart van ons volk heeft veroverd. Ja, ons stugge, koele, nuchtere Nederlandsche volk kan óók dankbaar zijn! Een moment, waard bewaard te blijven Zanghulde, onze Koningin-Moeder gebracht te Den Haag op 27 October '1928. Dat komt vooral uit als 't Oranje geldt. De Koningin-Moeder heeft verzocht den aanstaanden gedenkdag zonder luidruchtig feestgedruisch te laten voorbijgaan. Ons volk schikt zich altijd naar Oranje —■ maar dat was toch te veel gevraagd. 2 Augustus 1928 is door heel 't land dankbaar en op vele plaatsen feestelijk herdacht. En Zaterdag 27 October werd de Koningin-Moeder voor haar paleis in Den Haag een zanghulde gebracht, waarvan vele duizenden de geestdriftige getuigen waren. En de groote gedenkdag komt nog. Jullie hebben zeker wel gehoord, dat haar dan door Nederlandsche vrouwen uit binnen- en buitenland een huldeblijk zal worden aangeboden. 't Geldt hier Oranje — zou er dan geen feest zijn in Nederland? ★ ★ * Ja, in dankbare stemming zullen wij gedenken wat rijken schat de Heere Vorstenhuis en Volk in Koningin Emma schonk. Op 7 Januari 1929 zal in honderden kerken en scholen en in vele duizenden huisgezinnen de dankzegging en bede opklimmen tot Hem, voor Wien ook onze Koningin-Moeder zich in aanbidding neerbuigt. En met een stem, waarin oprechte liefde en innige dankbaarheid klinkt, zal den man Gods worden nagebeden: „Daarom ook, terwijl de ouderdom en grijsheid daar is, verlaat haar niet, o God! En ook levenslustige, vroolijke Hollandsche jongens en meisjes zullen aan hun liefde en dankbaarheid uiting geven. Want zij minnen Oranje met een onverwoestbre liefde, die diep sluimert in hun hart. Maar die sluimerende liefde zal 7 Januari 1929 wakker zijn. En met een geestdriftige tinteling van vreugd in hun schalkschen blik zullen zij instemmen met den oud-vaderlandschen jubel: Oranje boven I Leve onze Koningin-Moeder !