fc" TWEEËRLEI ZEDEWET? Een waarschuwing 'ege" °nS aans!aa»d Nationaal Congres BE8pbok® ' "OOK B' PIERSON. heï"reni,e t0"s"^,''»'enmaSrkfC "en mensc" ,ct 1 OVSUM „iet heeft weten I PPU belie», die.. h0' onteei-enae niet aan hot liehJ 'sen' en «'aarvan ntwaken van het menscheliik U 13 Sebrnci,' d it: ":,t ,,et noodzakelijk. weetik al wa,° Ml' Sceehtvaa, digd ' no"dznkelijk of riet. hot RemoeU sprak. Pnt- A- P««soS /-Pen sehrL Ke''',,"den: — schrede vbonvaarts//, bl. 17. ♦ 's-Gravenhage, W- A. B E S C H O O R 1889. TWEEERLEI ZEDEWET? Een waarschuwing tegen ons aanstaand Nationaal Congres BESPROKEN DOOR H. PIERSON. «Mij is in do geschiedenis geen enkele den mensch onteerende toestand der maatschappij bekend, dien het verstand niet heeft weten te verdedigen, en waarvan liet onteerende niet aan het licht is gebracht door een ontwaken van het menschelijk gemoed. Het verstand noemde dat onteerende historisch gerechtvaardigd, noodzakelijk, weet ik al wat! Maar het gemoed sprak: Nu noodzakelijk of niet: ik kan hetniet langer dulden Prof. A. Pierson /-Een schrede vborwaartS", bl. 17. w. ^ > 's-t A. ■Gravenhage, BESCHOOR 1889. Twee artikelen werden onlangs door Prof. van Overbeek de Meijer te Utrecht in het Weekblad van het Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde geplaatst, die beide de strekking hebben te waarschuwen tegen het aanstaande Nationaal Congres over de Prostitutie-kwestie 30 April en drie volgende dagen te Amsterdam in Frascati te houden. Het eerste is een indirecte, het tweede een directe aanval op dat Congres. Van het eerste gaf ik een wederlegging in het „Maandblad: Getuigen en Redden" van 1 Februari 1889, en ik laat die behoudens kleine wijziging hier als overdruk volgen. Het tweede aanvangende bl. 9 wordt hier opzettelijk besproken. I. Prof. van Overbeek de Meijer heeft in het weekblad van het Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde van 12 Jan. '89 een bekentenis gedaan, die goud waard is. Als gewoonlijk doet Z.H.G. in dat tijdschrift eenige mededeelingen aangaande den stand der prostitutiekwestie, voor zoo ver de voorstanders der reglementeering daarover oordeelen, want de Hoogleeraar neemt eenvoudig geen kennis van hetgeen medici, die met hem verschillen, op dit punt te berde brengen. mededeelingen zijn voor ons, die gaarne hooren wat de tegenpartij zegt, natuurlijk altijd van groot gewicht,' omdat zij ons een kort overzicht geven van hetgeen aan' onze aandacht allicht ontsnapt. Ditmaal echter komt in ziin opstel een zin voor, die de waarde van deze mededeelingèn nog bijzonder verhoogt. De Hoogleeraar wijst op een artikel in de Deutsche Vierteljahrschrift für öffentliche Gesundheitspflege (XX. 3 888 p. 121) geschreven door Dr. W. O. Focke te° Bremen onder den titel van: „die Prostitution in etischer und sanitarer Beziehung" en [ik citeer woordelijk] „waarin — „ zooals dat van een geneeskundige moet worden verwacht „het oog volstrekt niet gesloten wordt voor de ethische „en sociale zijden van het onderwerp, maar tevens met klein het standpunt wordt gehandhaafd, dat men de menschen „toch neme, zooals zij zijn, niet zooals zij moeten wezen ., en zooals men hoopt hen te doen worden. Onder anderen „geeft dat opstel een en ander te overdenken aan hen, die beweien, dat „onthouding (van de bevrediging der geslachts., drift) geen kwaad kan-, willen dezen ook nog kennis nemen „van een ander boek, dat onlangs verschenen is: de derde „uitgave van R. von Krafft — Ebing's „ Psychopathia „sexualis mit besonderer Beriicksichtigung der contraren „ Sexualempfindung" (Stuttgart, Enke, 1888) , dan zullen „zij hunne dwaling inzien." En nu volgt onmiddellijk hierop de volgende merkwaardige zin, die ik spatieer: „Focke verdedigt, m. i. terecht, ook Je meening, „dat een man en eene vrouw tegenover deeischen „der zedelijkheid niet in alle opzichten ge 1 ij k „te stellen zijn. " Tot nader verklaring van die uitspraak voegt de Hr. v. O. d. M. er terstond aan toe : „De vrouwen zijn door de natuur bestemd, het dragen „der vrucht en het verzorgen van het jonggeborene kind „alléén voor haar rekening te nemen, de echtverbindtenis „dient wezenlijk ter bescherming van de vrouw en de „kinderen. Wanneer vrouwen de voordeelen dezer beschcr„ ining vrijwillig wegwerpen , hebben zij dus geen reclit zich „te beklagen. Focke had nog daarbij kunnen voegen, dat „de impetus coeündi 1) in den regel veel sterker is bij den „inan, dan bij de vrouw; de geneeskundige weet beter „dan iemand anders, wat te denken van „ de kuischheid" „van knapen en ongehuwde jonge mannen. Niemand denkt ,, daaraan , op dien grond het opzoeken van publieke vrouwen „te verdedigen; het moet alleen klaar zijn, dat men ten „aanzien van de prostitutie tegenover bekende feiten en „grijpbare vijanden of vijandinnen staat, terwijl het terug„ dringen van dat euvel, blijkens de ervaring, geen ander gevolg heeft dan het vergrooten van den vuilen maat„ schappelijken poel, waarin nevens de venerischen, ook de gepaarde onanisten, paederasten, sapphisten, etc. „zich wentelen. Focke komt tot twee slotsommen; 1° het „ is onmogelijk te verwachten, dat alle ongehuwden zich „geslachtelijk zullen onthouden; 2° er is geen middel ter „bevrediging van de (ontembare) geslachtsdrift buiten het „huwelijk, minder schadelijk dan de prostitutie. Wie dit niet toegeeft, moet aantoonen, hoe de bestaande moeie,, lijkheden beter overwonnen kunnen worden, maar het „kwaad niet terugdringen en in stilte laten voortwoekeren. Wie het wel toegeeft, moet medewerken om de gevaren „en nadeelen der prostitutie zooveel mogelijk weg te nemen." Hier eindigt het artikel, voor zoover dit gedeelte betreft, woordelijk overgenomen. Onze lezers weten nu , waaraan zij zich te houden hebben en welke leeringen een medisch Hoogleeraar aan de Rijksuniversiteit verkondigt. „De eischen der zedelijkheid zijn dezelfde voor de man als voor de vrouw," zoo hebben wij het grondbeginsel van liet aanstaand Nationaal Congres geformuleerd. Dat de Hoogleeraar den treurigen moed heeft om dit beginsel vierkant te loochenen, dat hij dus 1) De aandrift tot geslachtsgemeenschap. ook aan ons Congres geen deel kan nemen, is bedroevend maar tevens voor ons een zedelijke overwinning, want taai111 ïgt het duidelijk sprekend bewijs, dat tegen wil en dank de waarheid triomfeert. Immers, dat de loochening van dit beginsel op den bodem lag van de oppositie der reglementeurs, mochten wij vermoeden, het paste ons niet zulks uittespreken. Thans spreekt de Hoogleeraar het zelf onverholen uit en doet dat, zich aansluitende aan een verklaring van een bij hem hooggeacht geneeskundige. Wij zijn nu voortaan in ons recht met de bewering: „de eenige hoogleeraar in de geneeskunde in Nederland, die nog openlijk opkomt voor e reglementeering, gaat uit van de stelling, dat de eischen der zedelijkheid voor den man niet dezelfde zijn als voor de vrouw." Voortaan wordt de strijd dus gebracht op het terrein waar zij thuis behoort nl. dat der zedelijkheid. Geen wonder dan ook dat een vau des Hoogleeraars oud-leerlingen Dr. B. G. E. W. van Dugteren, onlangs te Amsterdam gepromoveerd met een dissertatie over „de syphihs en hare therapie" achter zijn proefschrift de volgende stelling plaatst: „Het streven van de Ned. Vereeniging tegen de prostitutie is, waar het geldt de visitatie, onzedelijk en onwetenschappelijk." Daartoe moest het komen en hiermede is zonneklaar bewezen dat - al sprak Z.H.G. mij dit in tegen — ik toch gelijk heb in mijn bewering: de moraal voorop, de hygiène achteraan. De Hoogleeraar zegt feitelijk thans hetzelfde en zijn oud-leerling zegt het uitdrukkelijk, als hij ons streven, 1° onzedelijk en * onwetenschappelijk noemt. Stond men nog in het oude geloof van eenige jaren geleden, zoo zou óf het woord onzedelijk zijn weggebleven, of het zou in de tweede plaats genoemd zijn „ Les idéés marchent!" Het baat niet, of de Hoogleeraar zich al verschanst inzijn hooggeleerde vesting hij zelf moet mede met den grooten stroom en is nolens volens verplicht zijn eigen moraal op den voorgrond te plaatsen. Dit is veel, zeer veel gewonnen! Het Nationaal Congres heeft, zonder het zelf te weten, een voorgevoel gehad van hetgeen er in aantocht was. Het fijne punt is geraakt. Er bestaat dus tweeërlei zedelijkheid in Nederland. Eene, die verkondigt, dat een vrouw evenveel recht heeft op een kuischen bruidegom als een man op een kuische bruid, — eene andere die van de daken verkondigt, dat een vrouw op dit punt geen gelijke rechten heeft. En laat ons zien, hoe deze laatste zedeleer wordt toegelicht. 1° „Alleen de echtverbindtenis dient tot bescherming van de vrouw en de kinderen," heet het. Heel fraai, maai als de man onkuisch mag zijn en hij heeft die ellendige ziekte opgedaan, waarvan vrouw en kinderen de onschuldige slachtoffers worden, — wat beteekent die bescherming dan? Een frase! meer niets. 2° „ Wanneer vrouwen de vooi'deelen dezer bescherming vrijwillig verwerpen, hebben zij geen recht zich te beklagen." De vrouwen moeten dus weten wat zij doen, zij moeten de gevolgen dragen — maar de mannen ? die arme zielen kunnen de verantwoording van hunne vrijwillige daden niet dragen, zij moeten in hun ontucht beschermd worden, zoo leert deze zedeleer. De vrouw slavin, de man despoot. Meer nog. De vrouwen hebben geen recht tot klagen, maar die 4 a 5000 onechte kinderen, die in Nederland door de mannen en vaders verstooten worden , hebben die ook al geen recht tot klagen? Wel neen, zeker niet. Alleen de vaders hebben recht tot klagen, als zij niet straffeloos kwaad kunnen doen. De arme schapen, waarover men altijd zeer teeder redeneert, als er sprake is van overgeërfde syphilis , worden met een pennestreek aan kant gezet, als zij vragen om verpleging, opvoeding, brood! Daar dacht de Hoogleeraar niet aan, o neen. Daar denken wij te Zetten wel aan, waar wij die stumperts in het Magdalenahuis dagelijks voor ons zien en nauwelijks weten, hoe ze aan den kost te helpen. Overgeërfde syphilis is de een,ge kwaal naar het schijnt, die voorkomen moet worden; hongerlijden , verwaarloozing, uitteren door ellende 's niets. Want de mannen moeten vrij zijn in de ontucht en de vrouw, die zich vrijwillig overgaf, heeft geen rechten. Hebt gij wel opgelet, mijn lezer, dat de Hoogleeraar schrijft: „de echtverbindtenis dient wezenlijk ter bescherming van de vrouw en de kinderen", maar in den volgenden zin „wanneer vrouwen de voordeelen dezer bescherming vrijwillig verwerpen" — zijn de kinderen op eens verdwenen. In de werkelijkheid verdwijnen zij echter niet, Hooggeleerde Heer! 3. „Focke had er bij kunnen zeggen, spreekt ZHG., dat de aandrift tot geslachtsgemeenschap veel sterker is bij den man dan bij de vrouw In 1882 schreef ZHG. in zijn brochure „ wederlegging" (Amsterdam F. van Rossen) op bi, 9/10 „de geneeskundigen erkennen dus stellig niet, dat de geslachtsprostitutie „alleen ten bate der mannen bestaat; de vraag en het „aanbod komen wel degelijk van beide zijden , misschien nog „meer van de zijde der vrouwen dan van de andere zijde". (NB. de cursiveeringen zijn van den Hoogleeraar. Ik citeer woordelijk). Thans vernemen wij lijnrecht het tegendeel. Wie heeft gelijk, de Hoogleeraar van 1882 of van 1889? Als wij het maar weten mogen. Ik geef den Hoogleeraar van 1882 gelijk. Het is waar, dat de vrouw geheel andere middelen heeft om een man' tot zich te trekken, dan omgekeerd, maar de trek bij beiden is even sterk, misschien nog meer (zegt de Hoogleeraar van 1882 terecht) aan de zijde der vrouw. Maar ik wil er niet over twisten, want het is onmogelijk uit te maken. Zeker is het — en dit heb ik meermalen uitgesproken dat de beweegredenen, die de vrouw terughouden, sterker zijn dan die van den man. Juist daarom zijn wij van oordeel, dat die beweegredenen bij den man versterkt en niet ver- slapt moeten worden. Eerbied voor de vrouw, onverschillig of zij hoog of laag geplaatst is , dat is de eisch en dien eerbied werkt de Hoogleeraar er uit met zijn stellingen. 4°. „De geneeskundige weet beter dan iemand anders, wat te denken van „ de kuischheid" van knapen en ongehuwde mannen", heet de vierde stelling, en hij laat daalde verschrikkingen van onanie, paederastie, sapphisme, enz., op volgen. Of de geneeskundige dit beter weet dan iemand, laat ik aan zijn plaats. Ik wil hem gaarne die eer laten. Maar wat dunkt u van de kuischheid der knapen? Wil de Hoogleeraar ook al den knapen gelegenheid geven om coïtus te plegen? Zoo ja, wil hij ze dan voor hun leven bederven? Zoo neen — wat beteekent de geheele frase dan? Op welken leeftijd zal hij een jongen man toestaan zich met vrouwen in te laten? Zeg 18 jaar. Mij dunkt dit is vroeg genoeg. Meent ZHG. dan dat vóór dien leeftijd, als het verstand nog niet ontwikkeld is, de hartstochten gemakkelijker te bedwingen zijn? En indien hij van een jongen man van 15, 16, 17 jaar onthouding vergt en vergen moet, waarom dan niet van een die ouder is? Maar dat daargelaten. Wij vernemen hier weer de schandelijke lastering, dat kuischheid een leugen is. Mag ik ZHG. eens verzoeken te informeeren naar onze Ned. koopvaardijvloot en onze marine, en hij zal vernemen, dat soms twee jaren aaneen de matrozen en manschappen niet in aanraking komen met vrouwen en toch onanie en paederastie ter nauwernood voorkomen. Weet de Hoogleeraar dit dan niet? En weet de Hoogleeraar ook niet, dat juist in bordeelen de tegennatuurlijke zonden bij mannen zoowel als vrouwen gedurig voorkomen? Weet hij niet, dat in Frankrijk die tegennatuurlijke zonden hand aan hand gaan met de slappe zedelijkheidsbegrippen? Weet hij niet uit de geschiedenis, dat in de oudheid juist de ongebondenheid der heidensche volken wan de eene onnatuurlijke zonde tot de andere leidde? Weet MG dat ni„, Mj le2e „ PanIn! ma„ eens op na ,n den brief aan de Romeinen H. I. 26—28 waar hij van een tijdgenoot de beschrijving lezen kan. . ren slotte worden wij in de engte gedreven met twee beweringen, a: het is onmogelijk te verwachten dat alle ongehuwden zich onthouden en b: buiten het huwelijk 1SW gvT Tlddel t6r bevrediging van geslachtsdrift minder schadelijk dan prostitutie. Wie deze stellingen aanneemt moet meewerken om de prostitutie veilig te maken - wie ze met aanneemt moet een beteren weg aanwijzen. et is een oude en een nieuwe stelling, die hier aaneengekoppeld worden. De eerste is eenvoudig onzinnig. Ik verwacht met, dat alle menschen zich zullen onthouden van liegen, spelen, dronkenschap, diefstal, moord; moet ik daarom al die zonden toelaten ? Integendeel, dubbele reden om ze te bestrijden. De tweede stelling is in den laatsten tijd in de mode gekomen. Te Kopenhagen heeft Dr. Bergh die verkondigd thans vernemen wij die hier. Men kan er alleen van' zeggen: het papier is geduldig, maar men moet de brutal.teit bewonderen om dit te verkondigen en dan straks de prostitutie te beschrijven als o zoo gevaarlijk! zoo allergevaarlykst. zelfs tot in verre nageslachten! — dat hemel en aarde bewogen worden, om de gevolgen die zij a^ brengt, te keeren. Dit klopt niet. Dit is redeneeren naar gelang van omstandigheden of liever: dit is zich zeiven vierkant in het aangezicht tegenspreken. Doch zelfs aangenomen, dat het waarheid is en de prostitutie de minst gevaarlijke bevrediging is, wie geeft u recht daarom een ander aan uw ontembare lusten op te offeren? Wie geeft u recht, daar de dochters van de armen voor te gebruiken, die door gebrek aan opvoeding de noodige steunsels missen voor hare zedelijkheid en eerbaarheid, welke het meisje van de hoogere standen omringen? Wie geeft u recht, ter bevrediging van uw moordlust of diefachtigheid een ander naar het leven of naar het eigendom te staan? Al was liet dus waar, dan zou ik nog zeggen: verderf dan u zeiven , maar niet een ander en allerminst het ongeboren kind, dat misschien uw zonde zal moeten dragen. Maar het vojgt alles van zelf. De Hoogleeraar oordeelt, dat voor de mannen een andere zedewet bestaat. Zijn moraal staat bij hem vast en nu moet de hygiëne zien, hoe zij het klaar speelt met de gevolgen dezer slechte moraal. Vraagt de Hoogleeraar, of wij dan wat beters weten t Wel zeer zeker. Groote hervormingen worden met geen tooverslag tot stand gebracht, maar nergens is ooit gebleken, dat een aanhoudende, ernstige, verstandige bestrijding van het kwade de wereld slechter heelt gemaakt wel het tegendeel. Het is nergens gebleken, dat eerbied voor de vrouw den man bederft, wel het tegendeel. Maar als een Hoogleeraar in de geneeskunde loochent, dat men kuisch kan zijn zonder onanist of paederast te worden, doet hij ons een huivering over de leden gaan. Zulke uitspraken bewijzen over en te over, dat het fijne punt geraakt is, en de hygiëne beheerscht wordt door de moraal, hetzij dan een echte, zuivere of een cynische. II. Het bovenstaande artikel van Prof. van Overbeek de Meijer was nauwelijks verschenen, of in hetzelfde Tijdschrift van 26 Januari verscheen wederom van zijne hand liet volgende artikel, dat door sommige bladen reeds aanstonds werd overgenomen. Het Nationaal Congres tegen (le Prostitutie. Op den 14 Januari jl. zijn uitnoodigingen tot medewerking aan het Congres verzonden en heb ook ik zulk een brief ontvangen met het verzoek om als spreker op te tieden. Ik heb dadelijk met eene weigering geantwoord, en met het oog in dit" TH1 h-tr SÏljd aCht lk h6t ,mttiS mÜ»e gunden Tijdschr.ft mede te deelen. Ik heb n. 1. aan den secretaris van het Congres woordelijk het volgende bericht: geef niet toe, dat «de eischen der zedelijkheid dezelfde zijn voor den man en voor de vrouw» 2° Het streven der Nederlandsche Vereeniging tegen de prostitutie, voor zooverre het de afschaffing beoogt van het opsporen van besmette (venerische) publieke vrouwen, acht k verderfelijk voor de volksgezondheid. De Vereeniging v f t0t dusverr« "og mets anders gedaan dan de verspreiding van syphilis m Nederland bevorderd. Dit is te Utrecht en m de omliggende dorpen gebleken. 3" Dat hare beginselen in Nederland zoo weini veld gewonnen hebben, heeft de Vereeniging*!» de eer»f plaat, te wijten aan haren Voor.it,er, die ziehgewaagd heeft op een terrein, waarop hij volslagen vreemdeling is, en die op dat terrein met de grootste heftigheid beleedigingen geslingerd heeft naar het hoofd der geneeskundigen in het defToTk' e" 1? ]blJZOnder naar ^n, die in het belang dei volksgezondheid hem tegen traden. De ruwe en ver! waande taal van Het Maandblad heeft de meeste Geneeskundigen van de Vereeniging afgestooten. In de tweede plaats heeft de Vereeniging hare eenzaamheid te wijten aan z.ch zelve. Zij heeft zich gekeerd tegen het neeskundig toezicht op de prostitutie zonder éénige kennis van de venerische ziekten en de verspreiding dezer ziekten nder het volk. Zij heeft, bij het uitspreken van hare leus, ^ ieder zich zelf kan beveiligen tegen besmetting, door venei.sch gif, zelfs niet vermoed, dat er duizenden onschuldigen zijn, wier gezondheid door de steeds voortgaande verspreiding dezer ziekten reeds is geknakt, andere . duizenden onschuldigen, wier gezondheid groot gevaar loopt, wanneer de Vereeniging haren strijd wint. Met de grootste s e ig leid heeft zij eene overtuiging uitgesproken, op grond van de met hare plannen strookende verklaring van enkele geneeskundigen, terwijl zij geen gewicht heeft gehecht aan du tegenovergestelde meening van liet overgroote meerendecl der geneeskunst-oefenaren. Het besluit van liet Britsehe Parlement, waarop de Vereeniging zich zoo gaarne beroept, heeft evenmin wetenschappelijke waarde, uit het oogpunt van gezondheidspolitie, als dat van enkele gemeenteraden in ons Vaderland betreffende dezelf'le zaak, want het oveiüjroote meerendeel van die personen kende het onderwerp niet, waarover zij een oordeel velden. Waar deze zaak dooi deskundigen, d. w. z. door geneeskundigen, weid beoordeeld, — bijv. bij het Internationaal Geneeskundig Congres te Londen in 1881 (Transaotions II, 542 en I\ , 454), en in de Fransche en de Belgische academiën van geneeskunde (Nederlandscli Tijdschrift voor Geneeskunde, 1887, II, 472), zijn de maatregelen ter beteugeling van de verspreiding der syphilis, wier toepassing de Vereeniging wenscht, onvoldoende geacht en is daarentegen eene verscherping van bet geneeskundig onderzoek der publieke vrouwen een plicht van den Staat genoemd De Vereeniging zal eerst dim nuttig kunnen werken, wanneer zij hare onbevoegdheid om te oordeelen over zaken van gezondheidspolitie erkent en zich onthoudt van het nemen van besluiten op dat gebied bij meerderheid van stemmen. Wanneer de Vereeniging zich uitsluitend wil bemoeien met de verhooging van het peil der zedelijkheid bij het volk en met de redding van gevallenen, dan zal zij een zegen ziju voor het land. Thans zaait zij ziekte en dood! Oin al deze redenen zal ik het «Nationaal Congres tegen de prostitutie», te Amsterdam te houden op 'óO April e. k., niet bezoeken. Laat ons ook dit artikel kalm in overweging nemen en ons niet ongerust maken over de vreeselijke woorden aan het slot, aangaande onze Vereeniging geschreven: «Thans zaait zij ziekte en dood». «Zrdre" "ij Je" da. „ij „og mnl 1 V1'°eger t0etl'eedt tot onze stelling■ „de Z al V00r0P, de hygiëne achteraan! Immers de'eerste reden, waarom de Heer v. O de M n„, P„ , bijwonen is, dat hij voor den mJ va" ™i, 7" 8e'ijk S,e"' D" "" " eM «'«weging van zuiver moreelen aard. ® ik ga echter verder en beweer flat welbesplin.iwrl 1 a ■ eerste reden welbeschouwd ook de eemgste reden is Niet, toch belet den Hoogle.raar zijn standpunt ,en aan/,,en van de prostitutie-kwestie op het Congres te ver- ■'InóodBgd a" JU'" ]d" gro"db0gi"Sel' Wij hebbe» hel» beZte Ll ,5Z' °" 'e "ede°! "» hebbe" de ">«»« aa~ch«n-r Ve'eooiging „e,e„s hem d,al,oe 8, ' W'J hebben hun reis- en verblijfkosten aan dan°tuist 7 ''ebl"in h"° ««Meld juist die iae, en zie _ de schoonste gelegenheid o.» het pubhek te overtuigen, word, ,„et ee^, w°iger ,t voorbijgegaan! weigering ver spreid'en"' 7™ ^ ™kte m d°°d rondom «n. verspreiden dan vooral was het plicht ons op ons eigen metTl ^ebeSt0ken en ®nschadelijk te maken. In gezelschap had de H T"'16"' ® °01t te§en ons ^jn opgetreden, had de Hoogleeraar ons kunnen verpletteren onder hei SThe! 7 JUmeateyn er was ™den om te verwachten, had gestfrr ^ »"8 » b« ongelijk Maar niets daarvan. De heer v. O. d. M. wil niet komen het KT1"' 5 aard°°r ni6t aUee" ee» ê'oede kans, om in belang der volksgezondheid nuttige wenken te geven -ar geeft den indruk van zich zwak te gevoelen. ' Zonneklaar blijkt daaruit, dat het eenigste, wat hem ErVs' 1geletge" /S in het be9insd' waarvan wij uite • - dus tusschen ons geen wetenschappelijk verschil dit LT' Zt6r een fep ingr^end zedeli3k verschil. Ware' dit het geval niet, de Hoogleeraar zou stellig niet zijn teruggebleven. Hij had zeker kunnen zijn van onze belangstelling als hij ons had betoogd, hoe zijne denkbeelden in overeenstemming gebracht kunnen worden met de gelijkstelling van man en vrouw op moreel gebied. Wij zouden gaarne onze medewerking verleenen aan de bestrijding van de treurige ziekte, die uit de prostitutie voortspruit, want wij verschillen niet in het doel, wel in de middelen. Men kan ook niet zeggen: de medicus wil niet voor oningewijden en niet-deskundigen spreken, want ten slotte moet hij dit toch doen, als hij van een Gemeenteraad eischt de reglementeering te handhaven of in te voeren, en bovendien op ons Congres zou hij ook medici hebben gevonden. Hoe men het dus wende of keere, alles stuit af op het eerste punt, met prijzenswaardige oprechtheid op nieuwen thans voor eigen rekening door den Hoogleeraar uitgesproken. Is dit duidelijk ingezien, dan bespeurt men ook, hoe onredelijk de beschuldiging is, alsof onze Vereeniging zich gewaagd zou hebben op een onbekend terrein. Immers — daargelaten dat in ons bestuur twee medici zitting hebben — zoodra de Hoogleeraar de moreele kwestie voorop stelt, geeft hij daarmede al de voorrechten prijs, die hij als medicus meent te hebben. Op moreel gebied is ieder lid van het Congres, wiens leven eerbaar en achtbaar is, even bevoegd om te oordeelen als onze geachte tegenstander. Doch al is de rest van des schrijvers betoog door bovenstaande opmerkingen eigenlijk overbodig geworden, wij zullen ook daaraan onze aandacht wijden en ik geef het volgende in overweging. 1°. Het is geheel onjuist te beweren, dat ik persoonlijk mij ooit op medisch terrein zou hebben begeven. Herhaaldelijk heb ik verzocht, dat men in de talrijke brochures en in de 10 jaargangen van het Maandblad: Getuigen en Redden zou aanwijzen, waar ik dit gedaan had — maar ik heb geen ander antwoord gekregen dan een herhaalde onbewezen beschuldiging. O o 2 • Wat ik dan wel deed ? Tk ] u voeten gezet der medici, die '„ver £ ne beStond?Ik heb V. O. d. M cijfers Z l"e> "" "■ ik °°k Hlgestelde bewezen van hetgeen' h V""'" het teg°»over. vrijheid ge„„„en . „ J ' ** » de vermenigvuldigen en deelen geen'tool? ' aftrekke«> boe geleerd ook, mij overtuigen L "J'S en êee" mensch, stelling, dat 2 x 2 = 5 js v f", Va" de Waarheid der van buitenlandsche medici bij het Nedtla ' *"* °°rdeeI te maken, doen zien dat niet 11 , h PUbh'ek be" eenstemmig waren, ja da't d t geerden op dit pUnt t-ing meestal regleZJ voorstanders. Ik ben CTeen deskunT™"* hadden dan de mannen van het vak elkaar ho " 3,8 ik twee mij willen overtuigen, wie ter ^ensPreken en beide om te zeggen: . A. redeneert bit ^ ^ beletten lk daartoe het recht, als ik — rt Te meer heb geval — bespeur, dat R „ j &ev 111 bet onderhavige - **£. lTL 'z APM":oonym^^J W" de Hoogleer.,rm^at: v " br<"^ staat hem volkomen vrij e„ hii I ' noeme". ket ge™ "n' die 'Prak, eenvoudig op aijde te ^tten." eC"" ™0t °n' uit- "i Engeland, die in' h"'Pari"8 °P d" libera|en zoekingen overwinning on "" Jarenl,nge «"Jer- beelden hebben behaafd f '' ™7 onze denkdl'e na zeer omstandio-e '• ° °f 6 *ta,laansche Regeering deels i„ onzen zin beslist Teeft?" ^ deskundigen grooten- soonlijk^rgufd^'n zjnëfnaa **" I?SSeI,t,*n perer maar één ding is, waardon °Veral medetedeelen, dat nl" er niet aan te doen; a]s Dr Do k^'i Z'ch.kan vriJwaren, keer maar) sedert jaren h i, 7'!. °0t ^niet een enkelen z'°h uitliet; als Prof ^ de,1Jk in denzelfden geest %eHng ee„\a p« opsfeM ,;M' ^ »»'• Jeerd wordt, „dat 3 ' 7**1'1" onder anderen gevan de Regeering om te" w t ^'' "°Ch de P^chfis waaraan het individu zich „! ! t6ge" 66116 besmetting, en dat het argument van het ' " ^"uW,UekeüriS blootstelt»; geen krachtpee ft omda 7 ^ ^ b^men ' °mdat "dle Seval^ te weinig i„ getal' zijn, om wettelijke voorziening te eischen» en ook omdat dit «behoort tot de private hygiëne» — wie geeft dan leman het recht, ons, wanneer wijnaar deze mannen hooren, voor de rechtbank der publieke opinie aan te klagen als mannen, die ziekte en dood verspreiden? Is het mijn schuld, dat mannen van gezag, die in mets voor den Hnogleeraar behoeven onder te doen met hem verschillen? En mag men zich zoo aanstellen, als de Heer v. O. d. M. doet, omdat wij ook hooren naar een ander gevoelen dan het zijne ? 5°. Maar welaan! Wij zullen eens aannemen, dat de Hoogleeraar alleen gehoord mag worden; dat hij althans door mij , onbevoegde, moet worden geloofd, zonder kritiek, op zijn woord alleen. Hij treeft ons een goed geineenden raad en zegt: «wanneer „de Vereeniging zich uitsluitend wil bemoeien met de «verhooging van het peil der zedelijkheid bij het volk en „met de redding der gevallenen, dan zal zij een zegen « zijn voor ons land». Ik stel mij voor, dat wij aan dien raad gehoor gaven en daarbij schoone triomfen behaalden. Wat zou daaruit volgen . Allereerst komt dan de vraag te berde: Zijn de eischen der zedelijkheid dezelfde voor den man als voor de vrouw . Dit is dan toch geen hygiënische maar een moreele kwestie. Wat zal het antwoord daarop zijn.'' De Hoogleeraar zegt neen; wij zeggen ja. Wij moeten het peil der zedelijkheid verhoogen , zoo is ons aangeraden; maai zoodra wij daarmede beginnen, staat de Hoogleeraar ons a terstond in den weg, want hij predikt aan de mannen , dat zij mogen doen, wat de vrouw niet mag, en laat dus bij de mannen het peil der zedelijkheid althans op dezelfde hoogte. Daar loopt dus de goedgemeende raad al vast. Ik kan geen woord spreken op moreel gebied, of de Hoogleeraar wijst mij ook hier weer terug. Welnu ik zal het mij getroosten. De Heer v. O. d. M. is nu eenmaal mijn gezag op hygiënisch gebied, hij zij lt.r,::k "V" r ««!>«. Ik neem dus aij„ O aal, hoe cyn h my ^ jn ^ ^ ^ ^ naar' d V°°!'.taan dat een vrouw geen ontuclit mag bedrijven maar dat die eisch den man niet geldt. J en1 voom°frij n H°0gieeraar: a,s ik «"en regel handel onttrekken J„8 ZJTZ^T. de Pr08titatie tracht te onttrekken , j " prostitutie tracht te onttieitken, zoo wordt miin a>.|,o;,j in hst «—*—"i **'»», E« Jge„ v„„r „,,s land! I„ ïe„.e ,oekomst ™ ik t leeds geen vrouw wil zich meer prostitueeren .& ml nVuue mannen bHjVe" °m Prostituees vragen, dat niet w ï' ' k°"U hl"' t08' »'» h«» dat niet weigeren _ meent de Hoogleeraar. ilaar als nu door onze „gezegende" werkzaamheid jjeen v^ouw meer wil.' VA at zal de Hoogleeraar dan doen? Dan zeuren- °.°r " n°°d gedr0ngen tot de mannen moeten ' gg • er is niets aan te veranderen, gij zult kuisch worden, evenals de vrouwen! Met andere woorden: dan zal hij moeten eindigen met .«n «gen beginsel te verloochenen en het onze te huldigen Wij vinden het wel zoo eenvoudig met het onze te Sr," ^ : de eischen der zedelijkheid J dezelfde voor den man als voor de vrouw; een vrouw even veel recht op een kuischen bruidegom als een man op een kuische bruid VV ij zeggen met Staring tot alle mannen: Wat klaagt gij uw Mannin als uw verleidster aan' Hij volgt te schand'lijk, wiens plicht was vóór te gaan. Gij, heeren der schepping! —gij moest u schamen vrouwen e" Haar' re6dS geVall6n Z«"' n°g diePer^t ijk te trappen, omdat gij uw lusten niet betoomen wilt omdat gij aan mets meer gelooft, aan geen God , geen recht,' geen zedelijkheid, geen eer , geen adel des geestes — maar alleen aan uw eigen tirannieke driften en despotische lusten Gaat, haalt er de wetenschap bij, om uw eigen slapheid en gemis aan veerkracht goed te praten; verkracht die wetenschap ook gelijk gij de vrouwen doet. Schiller verweet u reeds, dat gij die wetenschap van een godin tot een melkgevende koe had gemaakt, wat zou hij thans zeggen? Wat anders dan dit: gij maakt er een publieke vrouw van, die uw onbetoomde — maar zeer goed betembare — driften moet bevredigen. Welk een val voor deze hemelsche godin, zich tot zulk een dienst te laten gebruiken ! III. Naschrift. Nauwelijks was het tweede artikel van den Heer v. O. d. M. verschenen, of het Handelsblad nam het over en zette daarboven den sprekenden titel: „Een verstandig woord." Met deze korte en gunstige kritiek kan de Hoogleeraar tevreden zijn. Voor ons is zij een nieuw bewijs van de noodzakelijkheid om een Congres te houden. Immers wij kunnen daaruit zien , wat een deftig Amsterdamsch blad verstandig durft noemen. Verstandig vindt het Handelsblad: aan den jongen man de les te prediken, dat zijn aanstaande bruid geen recht heeft zich te beklagen, als zij later hoort, dat hij zich met de walgelijkste vrouwen heeft opgehouden. Verstandig acht het Handelsblad, dat een Hoogleeraar met zulk een leer de zedelijke begrippen ondermijnt en het blad zelf helpt mede om die leer te verspreiden. Verstandig is het volgens het Handelsblad den geheelen Amsterdamschen Gemeenteraad van 30 jaren herwaarts en langer een slag in het aangezicht te geven, als had hij niets gedaan dan de vreeselijkste ziekte bevorderen en den dood zaaien. Immers die Gemeenteraad heeft altijd gemeend, dat des Hoogleeraars denkbeelden niet moesten worden gehuldigd. Hij heeft herhaaldelijk zeer beslist alle reglementen afgestemd, die men trachtte in te voeren en zich dus niet gestoord aan het oordeel van hen, die volgens den Hoogleeraar alleen in dezen mede mogen spreken. O onverstandige Gemeenteraad! Verstandig noemt het Handelsblad het woord van een man, die zijn collega's, zoodra zij in het bestuur der Ned. Vereeniging tegen de Prostitutie zitting nemen, voor onbevoegden verklaart. Dr. S. R. Hermanides, die een nauwgezette studie over het onderwerp heeft gemaakt; Dr. J Menno Huizinga, wiens diepzinnig opstel in de Gids van December 1888 nog versch in het geheugen ligt, zijn menschen die de syphilis bevorderen en ziekte en dood zaaien !! Verstandig is het naar de uitspraak van het Handelsblad, als men uitgenoodigd wordt om die ziekte- en doodzaaiende heden tegen te houden, stil weg te blijven; verstandig: zich boos te maken tegen één persoon — den redacteur van het Maandblad — en uit louter boosheid tegen dien eenen de anderen te laten voortwerken in hun verkeerde richting. In plaats van tot den laatsten ademtocht als een Cassandra Troje te blijven waarschuwen, waar ook de gelegenheid zich hiertoe aanbiedt. Verstandig eindelijk oordeelt het Handelsblad de houdinovan een geneeskundige, die zijn ganschen stand compromitteert door de bewering, als zou in deze teedere en omvangrijke kwesties alleen de medicus recht van spreken hebben, terwijl ieder weet, dat ernstige en verstandige medici heel wat ruimer van blik zijn. Dat alles noemt het Handelsblad verstandig! Of een Nationaal Congres ook noodig is! Tusschen tweeërlei zedewet moet gekozen worden. Aan welken kant zal het Handelsblad zich scharen ? /C\"' ' \ !<•) Bij den Uitgever dezes ziet mede het EEN MEDISCH VOTUM OP ; DOOR Dr. 3. W. GTJNN Hoogleeraar in de Wis- en Natuurkunde aan en Lid van het Hoofdbesti Nederlandsche Vereeniging tegen Prijs /' 0.35. Vroeger verscheen: H. PIERSON, Gewettigde Ontucht. H. PIERSON, Een onderzoek naar Repliek, betoog en voorstel . . H. PIERSON, De moraal in de aan Dr. M. J. Godefroi te 'sBoscl H. PIERSON, Een hybridisch ad Huefc, Dr. Donkersloot en Dr. Ege beoordeeld H. PIERSON, "Verandering — ooi Concept-Reglement op de Prostituti W. VAN DEN" BERGH, De strijd Nederland. Geschiedkundig over: overzicht der «Verordeningen en de publieke vrouwen en huizen ve bestaande, en daaromtrent uitgebr: Verslag eener Commissie van enqi Congres te Genève Dr. S. R. HBRMANIDES, Reglenu hygiënisch gerechtvaardigd? O Dr. G. van Overbeek de Meijer. M platen in kleurendruk .... Jhr. Mr. O. Q. VAN SWINDERE* Prostitutie-vraagstuk .... W. T. STEAD, Josephine Butler,