jVTR.H.BOS~BIBIIOTHËËK~ ^IJE-UNIVERSITEIT BOS <§<§>§> fg i\tnï>ucrtuiuin0, OF WAAROM BEVORDEREN WIJ DE VOLKSVERHUIZING EN WEL MAR NOORD-AMERIKA EN NIET NAAR JAVA? |S D0°B A. BRUMMELKAMP en A. C. VAN RAALTE, ■ Bedienaren des Goddelijken Woordt. TE AMSTERDAM, HOOGKAMER & COMP". 1846. Prijs 25 Cents. <§(§)§> OF WAAROM BEVORDEREN WIJ DE VOLHSVEBHI1IZING EN WEL NAAR NOORD-AMERIKA EN NIET NAAR JAVA? DOOR A. BRUMMELKAMP en A. C. VAN RAALTE, Bedienaren des Goddelyken Woords. TE AMSTERDAM, HOOGKAMER & COMPE. 1846. / Tot den meusch heeft God gezegd : « Wees vruchtbaar en vermenigvuldig en vervul de aarde. » En: « In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten. » INHOUD. Bladz. Een woord aan liet Nederlandsche volk 1. Een Brief aan de Christenen in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika 50. Drie Brieven van Hollanders, die in den loop der laatste twee jaren derwaarts vertrokken zijn 40. Naschrift 34,. w/vww\ v Landyenooten! i\Xet het oog op God, en niet dan na lange worsteling en hangen strijd, doen wij den stap, waarvan de hiervolgende brief getuigenis geeft. Die stap is, wij gevoelen het, gewichtig. De zaak, waartoe zij leidt, wordt opgeteekend in de geschiedrollen van het Nederlandsche volk. Het nageslacht zal er een guustig of een ongunstig oordeel over vellen, wanneer wij, die thans leven, met stof en asch bedekt zullen zijn. Weldra echter keert die brief, in NoordAmerikaansclie Nieuwspapieren afgedrukt, in het Vaderland terug. Indien wij zeiven u dien niet medegedeeld hadden, zou men alsdan niet zeggen, dat wij eene daad in het verborgen' volbrachten, die wij niet gewaagd hadden ter uwer kennis te brengen ? Dit is echter verre van ons! Den brief zeiven niet alleen, maar ook de aanleiding er toe, ook de gronden onzer handelingen leggen wij daarom voor u bloot, en noodigen u uit uw oordeel er over te zeggen: uw oordeel , uitgebracht onder biddend opzien tot God, en niet dan na behoorlijk onderzoek van zaken. Landverhuizing of liever volksverhuizing, verhuizing naar de \ereenigde Staten van Noord-Amerika, wien uwer is het onbekend, dat dit woord op aller lippen, dat deze zaak beredeneerd en in het hart des volks wordt nedergelegd? Voorbij zijn dan ook de dagen, waarin men de volksverhuizers , als halve misdadigers en landloopers, slechts met verachting of op zijn best met medelijden aanzag ! En zoo hier en daar nog iemand overgebleven is, die niet dan met huivering en afkeuring aan hen denkt, dan zullen, hopen wij, deze bladen hem brengen tot de juiste beoordeeling der zaak , en zal hij weldra zich het een voorrecht rekenen, of zelf te verhuizen of dezen en genen trouwen, maar door gebrek aan werk verarmden landgenoot, met raad en geld te ondersteunen, zoodat ook die de zaak ondernemen, en naderhand naast God, hem de dank voor hunne wezenlijke redding uit armoede en gebrek toebrengen kunnen. Ons ook ging het zoo. — Gehecht aan het land onzer inwoning als wij zijn, was ons ieder denkbeeld van verlating van den vaderlandschen grond, van verhuizing naar elders, zoowel voor anderen als voor ons zeiven, pijnlijk. 1 oen wij echter zelve de zaak hadden verstaan in het licht van Gods Woord; loen het ons duidelijk geworden was, dat slechts kleingeestigheid en een beginsel als dat, hetwelk de bouwers van den toren van Babcl in beweging bracht, ons er tegen had ingenomen; toen in de laatste tien en twintig maanden de zaak meer besproken werd, en ingang vond in veler hart; toen wij menigeen, aan wien wij ons door banden van burgerschap , en wat meer zegt, door banden van geloof, hoop en liefde verbonden gevoelden, er behoefte aan hoorden openbaren of ook daadzakelijk zagen vertrekken : loen gevoelden wij, als herders en voorgangers der kudde , ons gedrongen ons meer bepaald er mede te bemoeijen , de belangen van hen , die vertrekken wilden , ter harte te nemen en eenigbestuur aan de beweging te geven, opdat zij niet in den blinde mocht geschieden, en alzoo veler tijdelijke en geestelijke belangen door gebrek aan raad en terechtwijzing worden ge- krenkt. — Wij hebben dit gedaan ; wij hebben onderzocht hoe ver zich de zucht tot volksverhuizing uitstrekt; wij hebben gezien, dat zij als een bezielend element zich beweegt, dat zij eerlang eene groote, eene allesomvattende zaak zal worden. Wij hebben nagespeurd welke redenen er voor pleiten , en welke gronden er voor aanwezig zijn, het is ons duidelijk geworden , dat de zaak goed is niet alleen, maar dat wij er te zamen Hem voor danken mogen, die ze in den weg Zijner aanbiddelijke voorzienigheid in het hart derNatie nederlegt. Aan eenigen onzer vrienden, die, om in hun tijdelijk onderhoud te voorzien, zich haasten moesten den vaderlandschen grond te verlaten, mochten wij dan ook niet nalaten de hulpzame hand te bieden. Eenige regelen van aanbeveling aan de Christenen in het land hunner vreemdelingschap , moesten wij hun medegeven. Uit den aart der zaak vloeit het voort, dat die regelen eene opgaaf behelzen van den maatschappelijken zoowel als van den Godsdienstigen toestand, waarin wij ons hier bevinden. Deze brief is het, dien wij hierachter laten volgen, en ter uwer kennis brengen. Hun zal, zoo wij hopen, Noord-Amerika eene plaats aanbieden, waar zij naar Gods gebod in stilheid werkende , brood zullen kunnen eten, verdiend in liet zweet huns aangezichts. Hier, wij waren er getuigen van, hier bestond voor hen, als voor zoo vele anderen, die gelegenheid niet! W as het dan niet onze Christelijke roeping hen te helpen? — Wij hebben het gedaan. Wij hebben , onder biddend opzien tot God, de handen ineen geslagen, geld en leeftogt hun verstrekt voorde reis, en op de groote wateren begeleidt hen thans ons gebed tot God! Wij ontveinzen het niet, dat vele banden moesten worden geslaakt ; dat bet hun moeite kostte de gemeenschap eener gemeente te moeten vaarwel zeggen, die met de door 1 a God haar geschonkene genademiddelen hun dierbaar was, en dat het ook ons zwaar viel hen van ons Ic verwijderen, en oorzaak te worden dat zij nu ook geen Nederlanders meci zijn ! Maar, wat ons dit ook kostte, hoe ook ons hart ei door verscheurd werd, wij hebben het gedaan met dankzegging aan Hem, die ons er toe bekrachtigde. in de volheid der levendigsle overtuiging, dat dit de weg, de cenige weg is, langs welken voorzien kan worden in hunne dringende behoeften en in de behoeften van vele duizenden, die hen zullen volgen; wier nooden, zoolang zij hier blijven , dagelijks meer worden, die met eiken winter banger toekomst te gemoet gaan, en wier hart gefolterd wordt, bij de gedachte van tot laatste toevlucht de zoo sobere en krenkende bcdeeling eener armenkas te hebben ! Landverhuizing, landverhuizing naar Noord-Amerika , zegt gij misschien! en dit de eenige weg. langs welken men de duizenden, langs welken men de Nederlanders zal kunnen helpen!? Hoe? is onze toestand dan zoo vrecselijk, de toekomst zoo donker; is hier geene overdrijving; is het geenc roekeloosheid, met dergelijke woorden de Natie te ontrusten , te beroeren ? Kan eene andere dan in gal gedoopte pen , in beweging gebracht door een verbitterd gemoed. dat zich door persoonlijken voorbijgang gekrenkt gevoelt, zóó schrijven ? Moeten wij zulke woorden niet maar verachten, daar /.ij slechts vijandschap ademen tegen Nederland en Oranje? Landgenooten! Niet dan na alles behoorlijk onderzocht te hebben, hebben wij gesproken. — O! bedriegen wij ons zeiven niet. Of wijkt het gevaar, omdat men de oogen er voor sluit ? Peilen wij liever den afgrond onzer ellende, al zal ons dit ook de hairen te berge doen rijï.en! Na alles behoorlijk onderzocht te hebben, hebben wij gesproken, maar nu ook is onze ziel ontroerd. — Zor- gelijk , zorgelijk , o zoo zorgelijk is de toekomst van liet land onzer vaderen ! Neen, onze pen werd niet gedoopt in gal, werd niet in beweging gebracht door een verbitterd gemoed , en persoonlijken voorbijgang kennen wij zelfs niet! Of hebben wij het land onzer inwoning niet lief; het laud waar onze vaders zóóveel Belhels en Eben-Haëzers oprichtten , dat wij dezelve ontmoeten, waar wij onzen voel ook zetten? Is het, omdat wij bij vreemden eenen ongunsligen indruk geven willen van de Regering onzes lands; eenen ongunsligen indruk van het Iluis, dat ons regeert, of van den Persoon van een' door ons, o , z,oo leeder beminden Koning. onder wiens aanvoering w ij ons aangorden of ook strijden mochten lot verdediging van het vaderlijk erf, legen oproer en verraad; eenen Koning, voor wiens bekeering tot den God der Vaderen wij, in overeenstemming met de verzuchtingen door al het Godgeheiligd volk , van zijne geboorte af aan ten hemel opgezonden , gedurig het aangezicht onzes Gods zoeken ? Wie, o, wie zal ons daarvan beschuldigen, daarvan zelfs in de verte ook maar verdenken? Kerk, Vaderland en Oranje, was altijd de leus van het Godgelrouwe volk in Nederland; menige beschimping en harde verdrukking heeft hel zich daarom door alle tijden heen moeten gelrooslen : ook nu nog is zij de onze; en al ware het dat wij weldra zelve — vreemdelingen en bijwoners, die wij zijn op aarde, en wier vaderland en burgerschap boven is! — der Vaderen grond voor eenen vreemden moesten verwisselen: ook dan nog zou ons gebed lot God ten beste vau Nederland en deszelfs Koning wezen! Maar wat dan? Waarom schrijven wij dan gelijk zulks geschiedt in den nevensgaanden brief; waarom schilderen wij onzen toestand dan zoo donker, en dat in eenen lijd. in welken men uit geld- en hongersnood, zoo men hoopt, gered , weder begint adem te halen ! Waarom ! Omdat wij aan den broeder, daar buiten , schrijvende, waarheid, naakte waarheid schrijven moeten; omdat wij duisternis geen licht, omdat wij jammer en ellende geen vreugde en heerlijkheid heeten mogen. En die , ja die omringen ons! Of is hel onwaar, dat de door hooge staatsschulden veroorzaakte lasten menige tak van nijverheid, kuituur en handel onderdrukken; terwijl zij tevens sommige rijk en dubbel bezoldigde ambtenaren, de schatten nog dagelijks doen toevloeijen, maar het van werk en brood verstoken volk benaauwen 1 ? Is het onwaar , dat de volksmassa's malkander verdringen , zoodat de nijvere handwerksman, ook in het drukste jaargetijde moet klagen over slapheid van werk , ja, dikwerf ledig loopen; zoodat men elkander onderkruipt bij het openvallen van iedere post, klein of groot ? Vindt dit geen plaats zelfs bij het verhuren van een stukje lands? Wordt niet in iedere plaats wel een derde deel volks , met betrekking tot het werk , dat er is , te veel gevonden 2 ; zoodat, door eene haast onge- 4 Men zie ten bewijze hiervan o. a. eene opgaaf in het Handelsblad dezer dagen gedaan, en men staat verbaasd. 2 Men versta ons we'I. Wij zeggen niet dat er menschen te veel zijn op de wereld, maar dat de massa's, voor wie elders ènland, ènwerk in overvloed aanwezig is, door het navolgen van den torenbouw van Babel, elkander hier tot last zijn. Men verspreide zich! Met andere woorden: «men vervulle de aarde » volgens den wil.van God; en zoowel voor de overblijvenden als voor de vertrekkenden zal het beter worden. Wij beschuldigen Hem niet, die wel zorgt dat er voor Zijne schepselen plaats ter woning overblijft; wij verachten de edele krachten niet, waardoor de werktuigkunde veler handen noodeloos maakt; maar wij bestrijden de dwaasheid van den mensch, die liever gebrek lijdt om bij zijne bekenden te kunnen blijven , dan elders het goede te genieten in den van God verordenden weg. loofclijkc concurrentie , iedere nering en handtering bijna onmogelijk gemaakt wordt, en het dagloon vermindert, zoodat hel geschrei der arbeidslieden opklimt lot in de ooren des Heeren; zoodat het geheel van ons maatschappelijk bestaan uitloopt op ondermijning en verdrukking, en hij, die bet nog heeft, bijna niet dan met onbegrijpelijke moeite en zorg en met een bezoedeld geweten zijn zuur gewonnen brood kan eten, zoo namelijk hij het brood der weelde niet cel, helaas! te dikwijls in brooddronkenheid genomen ? Is hel onwaar, dat men, met eigen kinderen en betrekkingen verlegen, te vergeefs naar gelegenheid zoekt, oin hen te plaatsen, en dat hel reeds zoo ver gekomen is, dat men in nieuwspapieren sommen gelds durft uillooven vooreene brood winning; terwijl men duizenden tezamen brengt, om werk lo zoeken of te maken, ten einde werk te kunnen (jeten, opdat de nijvere handwerksman , bij het erbarmelijk geschrei van vrouw en kind om brood, zich niet late verleiden lot plundering en roof, of in moedeloosheid wegzinke? Is het onwaar, dat jaarlijks twintig millioen (jetjeven wordt tot onderhoud der armen, en dat op eene gift van den meei gegoede hopen moeten vele duizenden, die, in de kracht van hun leven als zij zijn, niets liever zouden wcnschen dan zelve den wees en der weduwe nog iets te kunnen mededeelen , terwijl hun gevoel en dat hunner kinderen eene richting krijgt, die geheel en al strijdt tegen de instelling Gods : «in het zweet uws aanschijns zult gij uw brood eten ;» terwijl de armoede zoo hand over hand op eeue onrustbarende wijze toeneemt, de haar kweekende en door haar gekweekte zedeloosheid ten hemel roept, en van God en Zijne dienst reeds o! zoo ver vervreemde ouders , nog klachten aanheffen over hunne , de heerschappij verachtende , hen vloekende en zoo van dag tot dag dieper zinkende kinderen? Is het onwaar, dat bij het toenemend roepen over verbetering van onderwijs en volksopvoeding, groote voorstanders van hel thans gevolgde stelsel zelve klagen over achteruitgang , terwijl duizende aldus opgevoede naamchristenen op de vraag, of zij van God eu Christus iets anders kennen , dan dien hoogheerlijken Naam, welken zij slechts lasterend in den mond nemen, bloozen? En wordt hun, die bij gebed tot God nog moeite en kosten er voor over hebben , om eigene, om Christenscholen op te rigten, en alzoo iels te doen tot redding van het zinkend volk, niet voet voor voet betwist van den grond waarop zij staan; ontduiken niet de plaatselijke besturen op allerlei wijze het geven der toestemming, waartoe de wet hen verpligt; en worden zij hierin niet gerugsteund door de meening van bijna al, wat zich edel eu godsdienstig noemt, terwijl de weinige plaatselijke besturen, die billijk zouden willen toestaan , hetgeen de wet den ingezetenen vergunt, het over het algemeen niet durven, wel wetende, dat zij daardoor in ongenade vallen bij het hoog gezach? Is het onwaar, dat ook nog heden ten dage burgers voor rechtbanken gesleept en beboet worden, om de misdaad, om de misdaad zeggen wij, van: «zonder toestemming van het Gouvernement, hun huis le hebben afgestaan tot Godsdienstoefening , of den naam van den gekruisten Christus aan meer dan twintig personen te hebben gepredikt als de kracht Gods en de wijsheid Gods, voor een iegelijk die gelooft?» Is het onwaar. . . . Doch genoeg, o ja, meer dan genoeg! Wie , die dit alles oppervlakkig ook maar gadeslaat, en nog eenigermate gelooft aan het bestuur van God; die op grond der Schrift, aan wier vervulling tittel nog jota ontbreken mag, gelooft , dat volkszonden ook niet volksoordeelen worden geslraft, kan cr aan twijfelen of Nederlands toestand wel zorgelijk is, ja, wat meer is, of Nederland wel de bangste toekomst te gemoet gaat? Lang en dikwerf reeds is het gewaarschuwd; gewaarschuwd door dienstknechten Gods ; gewaarschuwd door verrassende uitkomsten: gewaarschuwd door ontzachelijke kastijdingen. Het keert zich echter niet tot Hem , die slaat; het verhardt zijnen nek, en ijlt alzoo eene schielijke verbreking te gemoet! «Hoogmoed, zatheid van brood en stille gerustheid had zij en hare dochteren, maar zij sterkte de hand des armen en des nooddruftigen niet.» Dit was de ongeregtigheid uwer zuster Sodom, zegt de Heere tot Juda, maar gij hebt in hare wegen niet gewandeld, noch naar harè gruwelen gedaan: het was wat gerings, een verdriet; maar gij hebt het meer verdorven dan zij in al uwe wegen *.» En tot Nederland? Bij gelijke overtreding spreekt Hij tot Nederland als tot Juda! Hoe, zegt gij misschien: sterkt dan Nederland niet de hand des nooddruftigen; stroomen niet ruimschoots en onbekrompen de giften den ellendige toe, zoodra men slechts weet dat de nood dringt? Landgcnooten ! wij ontkennen dit niet: of zouden wij goede dingen in Nederland willen miskennen ? Maar Nederland moge geven, met kwistige hand zelfs geven , waar wat te geven valt, en daardoor op den langen weg meer bederven dan behouden : Nederland geeft den arbeider geen loon naar weik. Bij hoogmoed en weelde, die geen' verkwisting spaart noch palen kent, valt het niet moeijelijk zich cencn tempel ter aanbidding op te richten door giften aan den uitgemergelden handwerksman, die geen giften moest behoeven, maar welken men tot dien lagen toestand heeft doen nederzinken door onthouding van hel wettige loon. — Wij overdrijven niet, wanneer wij verkondigen, dat der standen 1 Ezech. XVI. evenwicht niet moedwil wordt verbroken door de uitmergeling van het burgervolk, dat niets vermag tegen het geweld der opeengestapelde kapitalen en de hebzucht veler grooten, waardoor het al te zeer verminderde loon nog niet op zijn' tijd betaald wordt, het land verhuurd tegen ecuen prijs. waaronder de pachters gebukt gaan, en de ongelijkmatige drukking der belastingen, die de grooten verschoont, neringen handtering onderdrukt. de burgerstand doet verkwijnen. Ook overdrijven wij niet, wanneer wij verkondigen dat de reeds veel te hoog opgedreven' weelde der burgervrouw met moeite zich slechts staande houdt nevens hare dartele dienstbare, wier zonde lot een spreekwoord , en in eenen adem genoemd wordt, met die van militairen en openbare goddeloozen, zoodat de huisvader— o gruwel onzer eeuw ! — het zijne uitspanning rekent, in koffijhuis of herberg, voor een oogenblik althans, zijne zorgen te kunnen vergelen : aan zijne ellende, aan zijne vrouw, ja, aan zich zeiven te ontvluchten! Is het dan te veel, dat wij Nederland wijzen op de woorden Gods lot Juda, al woult daarbij de naam van Sodom genoemd? Overdrijven wij melleidaad, wanneer wij de woorden des Heeren lot die van Laodicea, op hetzelve toepassen? Gij zegt: «ik ben rijk en verrijkt geworden , en heb geens dings gebrek; en gij weet niet, dat gij zijt ellendig en jammerlijk en arm en blind en naakt!» En zal Hij, die deszelfs werken kent, die weet, dat het noch koud is noch heet, die het volk van Laodicea dreigt: «zoo dan, omdat gij laauw zijt, en noch koud, noch heet, ik zal u uit mijnen mond spuwen,» zal Hij aan liet zich verhardend Nederland, dat niet wil ontwaken uit den slaap, noch opstaan uit den dood, die bedreiging niet vervullen? Gewisselijk zal Hij het doen! Nog onlangs werd mest gelegd om dien boom; nog dit jaar werd hij gespaard; maar bij verharding is de verwoesting nabij. Daarom moeten wij hel verkondigen , en kun- nen, bij de gedachte aan ons aardsche Vaderland, dat den Zone Gods andermaal kruisigt en openbaar te schande maakt, niet anders dan smart gevoelen, en moeien wij het «wee» toeroepen aan hen, die huis aan huis, en akker aan akker trekken, en bij de vermeldiug van wier weldadigheid de Heere betuigt: «waartoe zal mij zijn de veelheid uwer slachtofferen? Gehoorzaamheid is beter dan offeranden, opmerken dan bet vette der rammen! Hierom dan ook kunnen wij niet nalaten, dit ons schrijven onzen landgenooten mede te deelen. Landgenooten ! het raakt u, het raakt ons! Zijn uwe oogen misschien nog gesloten voor het nakend kwaad; sluimert gij nog op den rand van den gapenden algrond ? Dat God dan dit woord gebruike oin u te doen ontwaken, om u te doen zoeken, bekeering ten leven en behoudenis bij Hem! Maar misschien zult gij ons vragen, of wij dan niet erkennen , dat er nog Godgetrouwen in den lande zijn, die waken, bidden en strijden; die dagelijks uitzien naar redding en die, hoe benaauwd, hoe geprangd ook, nog troost scheppen uit het antwoord Gods op Abrahams bede voor Sodom; uit de afwending van het kwaad door Jona aan Ninevé in Gods naam gedreigd; — en wij ontkennen het goede niet hetwelk er is, wij miskennen ook niet de oneindige lankmoedigheid onzes Gods! Maar ook hieraan kunnen wij niet dan met smart denken. Wij weten het, God heeft iets gedaan , ja, God heeft iels groots gewrocht in de laatste jaren. Veler oogen zijn geopend voor den jammerlijken toestand van land en kerk. Velen heeft God uit de macht der duisternis gelrokken, en overgezet in het koningrijk van den Zoon Zijner liefde, in wien zij de verlossing hebben door zijn bloed. de vergeving der zonden, en wien ter eere /ij dan ook nog wel eens de harp van de wilgen nemen. Maar waartoe hcefl dit geleid? Is het u ontgaan, dat verachting en bestrijding er op volgde ? Is liet u ontgaan , dat velen. die de eersten hadden moeien zijn in het ijveren voor recht en waarheid, voor geloof en Godsdienst, voor Christus en Zijnen heiligen Naam , zeiden : «het is de lijd niet dat des Heeren huis worde gebouwd», en dat alzoo veler handen verslapten? Is het u ontgaan, dat bij de minste poging tot zamenwerking, om nog iels te doen tol behoud . eigenbelang, gebrek aan zelfverloochening, ecne schromelijke onkuude, onverdragelijke twistgierigheid, sectengeest en een alles zouteloos makend verdrag met de wereld verlammen en verwarren, zoodat thans de waarheid struikelt op de straten, hetgeen regl is er niet door kan, en bijna niemand voor de waarheid zich in het gerichte begeeft; zoodal men de rechten van Christus Kerk verkoopt voor liet behoud van geld en brood; hel gebod van God krachteloos maakt 0111 eere naar de wereld; eu liet woord schijnt te willen logenstraffen: «allen, die godzalig willen leven in deze tegenwoordige wereld, zullen worden vervolgd?» En zoo dit, zoo dit alles althans u niet ontgaan is, kan het u dan verwonderen dat wij, aan Nederland denkende, niet dan met de innigste smart, o neen! maar metterdaad met vrees ons herinneren moeien de woorden des Heeren tot den voor Juda nog om behoudenis roependen profeet: «Menschcnkind, als een land tegen mij gezondigd zal hebben, zwaarlijk overtredende, zoo zal ik mijne hand daartegen uitstrekken , en zal hetzelve den staf des broods breken, en eenen honger daarin zenden, dat ik daaruit menschen en beesten uitroeije. Ofschoon deze drie mannen, Noach, Daniöl en Job in het midden deszelven waren, zij zouden door hunne geregtigheid alleen hunne ziel bevrijden.» En, na nog hel boos gedierte, en hel zwaard, en de pestilentie als Zijne drie andere booze gerigten genoemd te hebben, zweert de Heer bij zich zeiven , «dal zij nog niet eenen zoon of eene dochter zouden bevrijden, doch ziet, spreekt de Heere: daarin zullen ontkomene overblijven, die uitgevoerd zullen worden, zonen en doebteren, en gij zult vertroost worden over het kwaad, dat ik over Jeruzalem zal hebben gebracht!» Is dit woord niet aan Juda vervuld, ligt niet Jeruzalems kroon in het stof, en is niet de gedachtenis der eenmaal bloeijende Aziatische en Afrikaansche kerken daar, om onze vrees te regtvaardigen 1 ? «Daarin zullen ontkomenen overblijven, die uitgevoerd zullen worden, zonen en dochteren , spreekt de Heere!» En bij eene aandachtige lezing dezer woorden , zal het wel niemand verwonderen , dat wij, hoe ook aan het Vaderland gehecht , en welke banden ook zullen moeten worden verscheurd, bij den dringenden nood, er eindelijk rijp voor worden, om Oranje en Nederland te verlaten, en dat wij denken aan verhuizing naar elders, aan Kolonisatie ouder den vreemde! Als Nederlanders, en die het altijd wel met Vorst en Volkmeenden, die liever den zuur gewonnen penning spaarden tol stijving der schatkist, dan, in de verle ook maar, iets te doen tot afbreuk van liet wankelend Nederlandsch Staatsgebouw, billijken wij de vraag, waarmede men ons ontmoeten zal: Indien gij dan toch Iandgenooten naar elders wilt helpen; indien gij eene Kolonie wilt oprigten ; waarom vestigt gij dan liet oog op vreemd terrein , waarom niet liever op onze eigene bezittingen in Oost of West? Eu zoo min wij ous aan derzelver beantwoording willen onttrekken, ontkennen wij dat er al vrij wat toebehoort, om eigene Koloniën voorbij te zien en het oog te vestigen op den vreemde. Maar wij merken in de eerste plaats aan , dat wij juist niet naar den vreemde onzen 1 Ezeeh. XIV. blik hebben gewend , maar dat onder het hooge bestuur van llein, die de aarde hangt aan een niet; die tot den menseh gezegd heeft: «wees vruchtbaar en vermenigvuldig, en vervul de aarde,» de trek van de in Europa elkander verdringende volkmassa's, reeds lang naar de vrije, rijk gezegende, en nog onbewoonde landen van Noord-Amerika ligt. Die trek slaat uit het naburige Duitschland thans ook over tot Nederland. Van dorp tot dorp , van stad tot stad begint ze het land onzer vaderen te vervullen, en binnen korten tijd zal wel geen Nederlander geene dierbare vrienden of aanverwanten in Amerika hebbeu. Hoe! En waaraan zulks dan toe te schijven? Eenvoudig hieraan. De vertrokken'broeder of vriend meldt zijne achtergeblevene betrekkingen hoe goed hij het daar heeft, en noodigt ze dat goede met hem te komen deelen , in plaats van langer in dat ongelukkige land — zoo drukken zij zich dan uit, wanneer zij van Holland spreken! — gebrek en verdrukking te lijden *. Is het wonder dat zulk een woord, geschreven door hem, van wiens waarheidsliefde men zich even zoo verzekerd houdt, als van zijne eigene, met eiken dag meer drukkende, ellende, de bevolking van geheele dorpen schokt en reisvaardig maakt; zoo dat men slechts verlangt — helaas! ja, naardien het zoo is, moet het ontzettend woord worden uitgesproken — slechts verlangt naar het oogenblik, waarop men den vaderlandschen grond met al deszelfs leed, niet meer dan bij herinnering zal kennen! Zoo gaat het in de wereld en het verwondert ons niet; immers niet voor zoo velen wij, eenigermate van nabij, getuigen waren van de smarten des volks, en van de wonden waaraan het lijdt, 1 Wij laten hierachter als bijlage volgen drie zoodanige brieven, opdat ook in den mond van twee of drie getuigen, dit woord besta, en de lezer zelf in staat gesteld worde, zich de toedracht der zaak duidelijk voor te stellen. waarmede sommige rijken , wier olie en most niet ontbreekt, ja, maar toch niet allen onbekend konden blijven. Ook verwondert liet ons niet, dat de gegoede burger, even bereidvaardig is tot vertrek als de arme; want die de oogen sluit moge het ontkennen; de rijke moge uit eigenbelang hem vleijend locroepen dal hij moet blijven: hij ziet te duidelijk dat de burgerstand verdwijnt; dat zij , indien liet zoo voortgaat, niet kan blijven bestaan, en dat weldra ook zijne kinderen zonder bestaan, ja, dat zij zich ais armen tegenover de rijken zullen bevinden. En wat, o, wat zou hem toch dringen om hen, bij mogelijke redding , dien jammer te gemoet te voeren? En de Christen ? Hij, die alles wenscht op te merken, en de wegen Gods met de kinderen der menschen gade te slaan, wat kan hij op het vernemen dier beweging, bij het openbaar worden van zulk cene uitkomst, dan biddend vragen of deze niet misschien een weg is, dien ook hij mag betreden, en dien de Heere opent, als antwoord op zijne verzuchtingen , reeds lang ten hemel opgezonden, wegens eigene of anderer nood? Ook wij wenschen dit te doen. De roeping te vervullen , waarmede God ons geroepen heeft, allereerst als personen, die lichaams- en zielskrachten Gode moeten toewijden , die hun geweten onbesmet wenschen te bewaren van de wereld, en cene goede reuk van Christus te wezen aan alle plaatsen; dan als huisvaders, die erger zouden zijn dan ongcloovigen, indien zij hun eigen huis niet verzorgden of hunne kinderen niet opvoedden in de leer en vermaning des Heeren, en daarna als burgers: ziedaar, hetgeen wij zoeken! En hoe, en waar, en op wat wijze kunnen wij daaraan beantwoorden? Deze vragen, wie gevoelt het niet, doen zich dan ook dadelijk op en ten gevolge daarvan, maken wij vergelijkingen tusschen Amerika en Holland, tusschen Holland en zijne Koloniën. Maar verschrikkelijk woord, dat wij dan ook in de tweede plaals moeten uitspreken op de vraag : waarom niet liever op eigen bezittingen in Oost of West, als op den vreemde liet oog geslagen ter Kolonisatie. Landgenooten! over de West zal het thans wel niet noodig zijn te spreken ; en de Oost ? Niet dan met een schreijend hart neen! maar omdat het zoo is, verklaren wij voor God en geheel hel volk, dat, gelijk het voor den Christen hoogstmoeijelijk wordt in het Vaderland te blijven, het verlrek naar deOost, het vertrek naar Java, dat paradijs der aarde, de parel aan Neêrlands kroon, hoezeer hij er ook naar mocht verlangen, den Nederlauder onmogelijk gemaakt is. Ja, de Oostis voor den (.hrislen, voor den Nederlander in het algemeen zelfs gesloten , en aan Kolonisatie derwaarts valt niet te denken! In Noord-Amcrika moge alles hem toelachen, daar moge alles geregeld, alles bereid zijn tot zijne hulp. Na eene overvaart die weinig slechts kost, moge de Nederlander daar werk vinden, zoodrahij voetaan wal zet; het land moge er te koop zijn voor weinige guldens de bunder; men moge daar veilig, men moge daar vrij zich gevoelen, onder een volk, dat van Nederlandschen, Duitscheu en Engelsclien oorsprong, gaarne den vreemdeling ziet komen om den Nationalen welvaart te vermeerderen : in onze Oost is liet niet alzoo. Java is voor den Nederlander zoo gesloten, als het Vaderland bezwarend ! Hooi t slechts. Wie zal den kolonist daar heenvoeren, of hem in staat stellen de zware reiskosten goed te maken? Wie zal hem grond aanwijzen om op te wonen? Wat zou hij er kunnen aanvangen? Waar zich vestigen ? En wij, die de zaak uit een Christelijk oogpunt beschouwen , bij gebrek aan lijdelijk onderhoud, gevoelen wij den druk van een Gouvernement, dat ingrijpt in de tecderste rechten van den vader, en hem dwingt tussclien twee tot rampzaligheid leidende uitersten te kiezen : of zijne kinderen in onwetend- beid te lalcn opgrocijcn, of hen naar scholen te zenden, waar zij, volgens zijne innige overtuiging, worden bedorven ; waar de Bijbel, het Woord van God, de spijs der ziel, de zuivere iiviei van het water des levens, ook voor kinderen zoo lavend en voedend, geweerd is; geweerd is op het verlangen van derden, die of voor beelden zich nederbuigen, of leeren dat kinderen niet bezwaard moeien worden met het Woord van God; en die beide, hoe ver ook van elkander verwijderd, overeenstemmen in de Godönteerende en den niensch verheffende leer, uil de werken, uit de werken althans ten deele, moet gij zalig worden, en niet slechts door het geloof! En zijn niet de bewijzen voorhanden, dat den nog goedgezinden Onderwijzer alle Bijbelsch onderwijs en opvoeding tot schuld , tot wetsovertreding wordt gerekend, waarom hij dan ook, het ga hoe het ga, zijn ambt moet verliezen ? Zoo is het hier, zoo is het in Nederland ! ja in Nederland! Is het te verwachten dat het in onze Koloniën beter zal zijn ; in de Koloniën , waar hetzelfde Gouvernement, dat hier eigendunkelijk handelt, oppermachtig regeert? Woorden zijn overtollig, waar daden spreken. Nog zeer onlangs zijn twee menschen , die iets deden of spraken tegen de meening van den Gouverneur-Generaal, en wier zaak, bij wezenlijke overtreding, immers wel voor den rechter zoude hebben kunnen gebracht worden, eenvoudig gelast binnen veertien dagen de Kolonie te ontruimen, of het zich te laten welgevallen , dat zij zonder eenigen vorm van proces er uitgezet werden ! Ging echter de Gouverneur-Generaal zijnen last le buiten? Immers neen; met de magt daartoe is hij bekleed ! Onderstelt, wij koloniseerden in de Oost, en een Evangelieprediker waagde het, er het Woord van God te verkondigen , of een broeder sprak onder de broederen een woord 2 tot stichting cn vermaning: onderstelt: de tucht werd er, naar den wil van God, in de gemeente uitgeoefend of een Christelijke school geopend voor kinderen , zouden wij ons vergissen bij de onderstelling, dat die prediking, dat dit werk, zondaren zou leiden tot bekeering, beroerte veroorzaken in de thans zoo vreedzame kringen van zondedienst en weelde, maar dat ook de Gouverneur-Generaal zich er door gebelgd gevoelen, en het tot zijne verhevene roeping rekenen zoude dien prediker uit de Kolonie te verbannen ? Landgenooten ! neigt toch de ooren, cn hoort betgeen wij als in de tegenwoordigheid Gods betuigen : de warmte van het klimaat in eene heele luchtstreek mocht genoeg verzacht worden door de hoogere streken, waar men zich zou kunnen vestigen ; het betalen van belastingen, ten behoeve van een moederland, dat ons door stille verdrukking genoodzaakt had het te verlaten, maar dat ons toch nog dierbaar bleef, mocht ons gemakkelijk zijn; maar wetens en willens eene plaats ter woning op te zoeken, waar het Gouvernement de vrijheid van geweten verguist, waar men verhinderd wordt zijne kinderen op te voeden in de vreeze Gods, en dat om het eenige voordeel dat men dan eene Nederlandsche Kolonie blijft, wien zou het kunnen aanlokken? En, zoo het ons dit al kon: zou het toegeven er aan , het toegeven derhalve aan een gevoel van Vaderlandsliefde, ons dan niet verleiden tot stellige ongehoorzaamheid aan den God des verbonds en der genade, wiens wij zijn en wien wij dienen ; zou het niet zijn de meest stellige gelijkformigheid aan de wereld, en dit ten koste van de gemeenschap met God, welke wij niet dan in Zijnen weg,genieten kunnen; zou het niet zijn een verzoeken van den Méér onzen God? Hoe dan zouden wij het voor Hem. onzen Wetgever, kunnen verantwoorden , onze broeders derwaarts te zenden of ook zeiven er heen te trekken ? Losbandigheid onder den naam van vrijheid ? — neen, wij begeeren die niet. Evenmin willen wij de Kerk laten ingrijpen in heigeen het tijdelijk gezach toekomt: de Republikeinsche regering is ons niet dierbaar boven die van Oranje, door God aan onze vaderen geschonken in Zijne gunst; maar wij wenschen een stil leven te leiden in alle eerbaarheid en godzaligheid, en onze kinderen op te voeden in onze beginselen, op te voeden voor den Heere. Omdat dit ons betwist, wat zeggen wij, omdat dit den meesten onzer oiimogelijk gemaakt wordt; omdat wij met deze keuze in het hart niet behoeven te denken aan onze eigene Koloniën, daarom vooral wenden wij het oog naar den vreemde ; daarom moeten wij de handen aan het werk slaan, en, in weerwil van ons zelven, Nederland helpen berooven van de besten van deszelfs inwoners, en medewerken dat een goed deel van deszelfs schatten aan het Nationaal vermogen wordt onttrokken : dat nijvere handen op vreemd terrein worden overgebragt, die tiendubbele waarde zouden gehad hebben op de hooglanden in onze eigene bezittingen, en die wel Nederlanders zouden hebben willen blijven , indien zij het hadden kunnen doen , zonder krenking van hun geweien ! God geve dat het vertrek van vele duizenden der besten onzer landgenooten naar Noord-Amerika, (de besten zijn immers die het naauwst aan God en hun geweien verbonden zijn!) dat thans aanvangt, de oogen van ons Gouvernement en van de aanzienlijken des lands opene, opdat men onze Koloniën toegankelijk make voor menschen, die derwaarts verhuizen willen, door waarborg te geven van volkomene vrijheid, vrijheid in het burgerlijke, vrijheid in het Godsdienstige, en deze zoowel met betrekking tot de school als tot de' kerk. Men stremme de ontwikkeling van Java niet langer uit eene door God. vervloekte zelfszucht. Men moedige het vertrek derwaarts aan. Men zij niet zoo laauw, niet zoo slap. Men beijvere zich daarheen te zenden zoo velen onzer landgenooten, die aan Amerika niet durven denken, uit gebrek aan reisgeld; die onze Vereeniging niet kan overhelpen uit gebrek aan kapitaal; die hier een prooi zijn van armoede en honger; wier geest reeds verstompt is onder den ondragelijken last der tijdelijke nooden, en die slechts door de giften van meergegoeden hun kwijnend leven voortslepen! Doet men zulks, o ! 7.00 gaarne willen wij dadelijk, met al onze macht, medewerken, om Evangeliepredikers zoowel als onderwijzers der jeugd daarheen te zenden, opdat bet hier verwaarloosde volk, opgebeurd uit zijne ellende, daar nog den Verlosser leere kennen, en het Vaderland ten steun zij, door het gewillig betalen van belastingen niet alleen , maar ook door gebed tot God voor het land der Vaderen; ja , opdat bel ook zij lot zegen voor de aldaar wonende millioenen Heidenen, die den naam van God en Christus nog nimmer hoorden, dan in den Hem lasterenden mond van verheidenschte Christenen! — Langs dezen weg verbelpe men het verdringen van elkander met al deszelfs jammer en zonde; onlhefle men den burger, den steun van het staatsgebouw, een weinig althans van zijne drukkende lasten, en redde men, wat nog te redden is. Dit zouden wij een heilspellend teeken rekenen, ook nog voor een zinkend land, dit wenscben wij; maar ter Kolonisatie hel volk daarheen te leiden, onder een wetgeving als die daar thans van kracht is, — dit late de Hcere verre van ons! Misschien vraagt gij ons of het Gouvernement zoude kunnen hetgeen wij verlangen; en, zoo ja, of wij onzerzijds dan ook hebben beproefd om de Regering er toe te bewegen? En gij hebt regt dit te vragen. Wij antwoorden : ja, de Regering zou het kunnen. en zou bet zelfs kunnen met weinige koslen Vertrekken niet jaarlijks anderhalf honderd schepen bijna ledig naar Java ; en ^ou hel Gouvernement niel met de Handelmaatschappij maalregelen kunnen treffen lot kostelooze overvaart der duizenden , wien het aan overvaartskosten naar Amerika ontbreekt? Hunne voeding op de reis, buune uitrusting, een weinig gereedschap en eerste ver blijfkosten zoude hel dan slechts behoeven voor te schieten , cn dit zou weinig bedragen i. Verder. Regeert niel oin.e Koning onbepaald in de Oost; kan hij niel de heerlijkste hooglanden , die bij millioenen bunders ledig liggen, geven aan wien bij wil, en geven tegen een betrekkelijk geringe opbrengst, maar tot onberekenbaar voordeel voor de schatkist; kan hij zijn getrouwe volk daar gcene vrijheid van Godsdienst en scholen toeslaan , cn slaan niet alle middelen hem ter dienst, om hen daar te beschermen ? Kan hij niel door op ecne ruime schaal en op eene verstandige wijze 2 den weg naar de Oost te openen velen, die nog niet of nog maar half voor Amerika gewonnen zijn , voor Nederland behouden? De Christen toch , die weel dat nog vijfentwintig millioen Heidenen als een heerlijk veld en rijp voor den oogst daar wonen, kan niet anders dan branden van verlangen, om hun ook het Evangelie te bren gen; om ook daar met kracht te arbeiden lot verkondiging van den naain des Ileeren. E11 deze gedachte, wij willen het niet ontveinzen, de gedachte van ons misschien nog eenmaal in de gelegenheid gesteld le zien, om onder die millioenen Heidenen te arbeiden; ons in de gelegenheid gesteld te zien, in hel verre Oosten, de bakermat van Godsdienst cn wetenschappen, wcrwaarts, bij dc ontwikkeling der 1 Zie de redenering hierover van van der Kucht in zijne in vele opzichten uitnemende brochure over Kolonisatie op Java, ten jare 1844, te Amsterdam uitgegeven. Met cijfers en op cene wijze die kennis van zaken openbaart, toont hij dat'dit weinig zou kosten. 2 Niemand beige dit woord. Wij dachten aan de Salamocca! Raadsbesluiten des Eeuwigen, de blik van geheel de wereld zich weder wendt; op Java, — niet opCeram of Ubi ofBorneo, of wat men ook noeme, waar men niet weet wat men er zal ontmoeten, of waar men slechts met het zwaard in de hand, de daar wonende Alfoëren zou kunnen verdringen, en dus in opstand tegen God moeten beginnen ; of waar men een prooi zou moeten worden van de wilde dieren der aarde, of een slachtoffer van de ongezondheid van het klimaat; — maar op Java , waar de lucht gezonder is dan elders, de winden uitnemend waaijen tot verkoeling, alle planten welig groeijen ; de bosschen wemelen van herten, runderen cu wilde zwijnen, zoodat men al zijne krachten, die hier verspild worden. in de verstikkende zorgen van hetaardscheen inde arme vraag :«wat zullen wij eten of wat zullen wij drinken», Gode kan wijden; ons in de gelegenheid gesteld te zien, 0111 met eene volkplanting van Christenen ons daar neder te zetten; in de gelegenheid om met geheel de Kolonie, met vrouwen en kinderen, als zendelingen daar werkzaam te zijn ; daar te arbeiden, als een Williams , onder de Zuidzee-bewoners, en er een centraal punt van uitgang te vestigen tot verspreiding van het Evangelie: die gedachte ontflamt ons hart, ons gebed klom dikwerf om de vervulling er van, als het dierbaarste onzer wenschen, ten hemel, en zou ons de verhuizing naar de , op zich zeiven zoo begeerlijke , binnenlanden van Amerika bijna doen vergeten. Ja, wij zijn hunne schuldenaren! En hoe zullen wij met hen , met die millioenen menschen, voor den rechterstoel kunnen staan, indien wij die schuld niet betaalden? Aan die vijfëntwintig millioenen moet het Evangelie worden gepredikt. Ilct moet niet maar een zendeling zijn, die derwaarts gaat, in de hoop van misschien nog eens weder dat land te verlaten; maar, zal het wel zijn, dan moet eene gemeente van Christenen , van levendige Christenen daarheen, hocdanige God oiis nog wel zou doen vinden , werd de weg derwaarts maar geopend; en wij twijfelen niet, of God zou haar stellen tol het middenpunt der Kolonisatie, tot het blijvend brandpunt, waar men Evangeliepredikers vormen en waaruit men naar heinde en verre zou kunnen werken tot verkondiging van hel Evangelie 1 Gij denkt misschien dat onze regering niets liever zoude wenschen dan dat, en dat zij, hiertoe aangezicht, gaarne alle mogelijke hulpmiddelen zouden verschaffen. Landgenooten! kent gij het werkje van den heer van der Hucht, voor twee jaren reeds uitgegeven , met wederlegging van de bedenkingen der regering tegen eene zoo wensehelijke Kolonisatie op Java? Te vergeefs beproefde hij haar er toe te bewegen. Dit niet alleen , maar ook wij hebben hel beproefd. Nadat wij overtuigd waren, dat de landverhuizing naar Noord-Amerika cene allesomvattende zaak stond te worden, en dal het onze roeping was die te leiden, brachten wij die ter spraak op eene aanzienlijke vergadering, die wij in Amsterdam hielden met staatslieden , handelaren en geleerden uit onderscheidene oorden onzes Vaderlands. Men riep ons daar toe: waarom vertrekt gij niet liever naar de Oost? Waarom blijft gij niet liever Nederlanders, onder het huis van Oranje? Waarop twee uit ons midden , D\ Heldring uil Hemmen , en D5. Sciiolti; uit Utrecht, op zich namen tot ZEx. den Minister van Koloniën zich te begeven, de Regering met de /.aak bekend te maken, en haar te dringen den gang der volksverhuizing nog derwaarts te riglen door vrijheid , wegbaning en voorregten te verleenen. Met betrekking tot Java ontfingen zij een afwijzend antwoord. ZEx. noemde Ceratn en übi, met belofte dal hierover zoude worden geschreven. En ofschoon de Eerw. Lecraar van Hemmen , na hel gesprek niet ZEx. den Minister, den moed niel opgaf nog eenmaal eene Nedcrlandsclic Kolonie in onze Oost te zien ontstaan , zno is liet besluit van Ds. Sciiolte , om /.elf uiede te verhuizen naar Noord-Amerika, geschikt om de vrees te vermeerderen , dat hij, die met een' Minister er over spreekt, alle hoop verliest, dat van de zijde der Regering iets zal gedaan worden; iets althans, voordat de meer gegoeden voor Amerika gewonnen, en vele armen den hongerdood gestorven of in gebrek en armoede zullen lijn weggekwijnd! Twintig jaren zijn ons de Engelschen vooruit in het koloniseren van handen, die werken kunnen , maar geen werk hebben. Honderd duizend Engelschen vertrekken jaarlijks naar alle zijden der wereld, om Engelands grootheid te bevestigen. Nieuw-Holland wordt zelfs Nieuw-Engeland. O, zoo gaarne zagen wij nog een Nieuw-Nederland in Oost of West verrijzen! Ons volk wordt thans rijp voor de verhuizing. Duizenden zijn bereid te gaan , en vragen slechts: hoe zullen wij de reiskosten goed maken ? De zucht er toe begint de harten te vervullen. Ach, dat zij nog geleid werd, wij smeeken het van den God onzer Vaderen! tot heil van het oude Nederland, tot een' zegen voor de Koloniën , en dat alzoo de wensch der Natie en het gebed der kinderen Gods werd vervuld'. Men bedenke het echter wel: de stroom die nederwaarts vloeit, opwaarts te doen vlieten, is boven onze macht. Slaat de Regering geene handen aan het werk, haast zij zich niet, dien te leiden, wacht ze totdat alle kringen reeds tijding zullen hebben ontfangen, van naar Amerika vertrokkene vrienden ; tijding, die boodschapt hoe goed het daar is, dan is het te laat. Nu nog kan ze iets doen, nog veel herstellen ; nu nog armen redden van den hongersnood, en rijken voor het Vaderland behouden ! Wij, hoe smartelijk het ons ook zij, wij kunnen echter nergens heenwijzen dan naar Amerika , zoolang het Gouver- nemcnt den weg naar de Oost niel zal hebben ontsloten. Nalaten de handen aan het werk te slaan, en de thans zich openbarende zucht tot verhuizing te leiden , dat mochten , dat mogen wij ook nu niet. Nu echter waarschuwen wij nog, en bij te Iaat berouw, geve men ons niet de schuld van eigen verzuim! Het zal wel niet noodigzijn, dat wij bij al het aangevoerde nog afzonderlijk zeggen, waarom wij niet onze krachten vereenigen lot ontginning der heidegronden op vaderlandschen bodem. — Die heide toch behoort ons niet toe ; en , zoo wij al kapitaal hadden om dien te koopen, zouden wij het nog niet hebben, om aldaar eene kostbare Kolonisatie te beginnen. Die heide en heidegrond kent, weet wel dat hieraan niet te denken valt voor den armen man; en dat een, op het land op verre na niet arm gerekend, huisgezin , hetwelk over ƒ500 beschikken kan, aan heideontginning nog niet behoeft te denken 1. Daarenboven de grond blijft heidegrond ; en de Kolonie van weldadigheid die ƒ 1700 ontvangt van ieder huisgezin dat zij plaatst2, en nog niet bestaan kan zonder ondcr- 1 Wij berekenen dat ieder huisgezin gemiddeld ƒ 500.— behoeft om zich in Noord-Amerika te kunnen vestigen en in het bezit te zijn van eene aanzienlijke hoegrootheid, besten grond. 2 Zie van der Hucht t. a. pl. Rijken kunnen met voordeel land aanmarken en zullen dit ook wel blijven doen, gelijk het thans reeds geschiedt en uit de verdeeling van vele markten van zelve voortvloeit. Het meeste dat er van dien aart plaats vindt, geeft echter weinig blijvenden arbeid, daar het bestaat in het zaaijen of pooten van hout. Dat dit belangrijk is voor de bevordering van 'slands welvaart, zal wel niemand betwijfelen. De verhuizing naar elders wordt er echter niet overbodig door. Door al wat men kan, bevordere men de welvaart des lands. Waarom beproeft men daartoe niet ook het droogmaken van de Zuider zee? Men gevoelt wat dit bij het welgelukken der poging, al moest ook het oude meer Flevo blijven, onder den zegen Gods, zoude kunnen worden tot vermeerdering van 's lands welzijn! steuning van elders, is daar, om te bewijzen het geen wij bewecren. Dit zij genoeg bij hetgeen boven gezegd is vau den zedelijken toestand van ons land. Wij gevoelen, dat wij nog iels zeggen moeten betrekkelijk de opmerking, welke men ons gemaakt heelt aangaande den Republikeinschen regeringsvorm, welke in deVereenigde Staten van Noord-Amerika is ingevoerd. Wij ontveinzen niet dat de regering, welke daar van het volk uitgaat, gezegd kan worden te zijn in handen van het volk. Met Gods Woord in de hand, verklaren wij echter vrijmoedig, dat niemand zich hierover behoeft te bekommeren. Het geldt bier immers niet de vraag: welken regeringsvorm zouden wij Christenen, er loe geroepen, invoeren? maar, welken vinden wij daar? En , of die regeringsvorm goed of kwaad, beter of slechter is, betrekkelijk dien, als dien in Nederland, in Rusland, in Italië, in China, op Crela, en waar het ook zij, geldt het woord des Apostels: «beveel hun dat zij der machten onderdanig zijn.» Alle ziele zij der machten, over haar gesteld , onderworpen ; want daar is geene macht dan van God, en de machten die er zijn, zijn van God geordineerd.» 1. Wij gevoelen het immers: alle macht, en hoedanig die ook zij! noemt daar de Apostel. En, alsof dit nog niet genoeg ware: tot onze onderwijzing, sprak de Heer met betrekking tot het gezach , hetwelk de Keizer van Rome in der tijd in Palestina uitoefende, en dat, als zoodanig , wel hoven alle ander een tegenweltelijk , en tegen Gods wil daar geldend gezach, hceten kon: «Geef den Keizer, dat des Keizers is,» en zulks, opdat niemand zich door een vermeend, of voorgewend ijveren voor God en Zijne waarheid, er aan zoude onttrekken 2. Was ook niet die van ons Vaderland, ja, wat 1 Tit. III: 1. Rom. XIII: 1—7. 2 Matth. XXII: 21. Verg. met Joan. XVIII: 36. meer is, was niet oorspronkelijk de Joodsche regeringsvorm, naar den mensch, die ecner republiek; en was daar niet het inroepen van het koningschap opstand tegen God 1 ? Zoo ergens, dan heeft zeker de lieer, in hetgeen Hij Zijn volk ook ten dezen voorgeschreven had, ons een voorbeeld gegeven , waarnaar wij wel wenschen mochten , dat alle regeringen zich in Zijne vrees vormden. En zóó hebben wij ons verantwoord voor een ieder, die rekenschap af eischt van ons doen en laten in deze gewichtvolle zaak.— Vorst en Volk, edelen en geringen! wij roepen u ernstig op, tot een ontwaken uit den slaap van zorgeloosheid en onverschilligheid! Neen, neen , daar is geen heil te verwachten, nu Neérlands kroon, de aan hetzelve toebctrouwde waarheid, gevallen is ! De donkere nacht van onkenuis in de waarheid, waardoor het volk vergaat, maakt het rijp om eene prooi te worden van ongeloof en bijgeloof. En, terwijl men de zonde indrinkt als water, vloeit Vorst en Volk door, en snelt het nakend verderf te gemoet. O, merkt het toch op! het burgervolk, het zout, de steun der natie, en onder hen velen, die God kennen, en Hem ter ccre het reukwerk der heiligen in uw midden doen branden: dat volk wordt voorbereid om u te verlaten! Is het niet opmerkelijk, als ware het op een afgesproken teeken : ook velen van het volk, dat wel niemand zal beschuldigen van te behoren onder hen die naar verandering staan; dat nu in de laatste jaren zich zeiven en zijn goed veil had tot herstelling der waarheid Gods; dat ijverde voor Zijn huis, dat wel in de stilte lijden en heete tranen voor God kon schreijen, maar dat er niet aan dacht u te verlaten, als op een afgesproken 1 1 Sam. VIII. leckcn, ontwaakt het, deszelfs tecderheid en opregtheid voor God, zal niet meer ten aanstoot zijn; weldra zal het n dan niet meer vermanen; niet meer aandringen op de vrije prediking van het Evangelie, niet meer sineeken om vrijheid tot de oprigting van Christelijke scholen! Maar wanneer het volk, dal den Heere vreest, u verlaat, is hel niet Ie vrcczen, dat dan ook weldra uwe kandelaar van zijne plaats zal geweerd worden en God van u wijken? Och, wij bidden u: merkt nog op hetgene wij zeggen en keert weder tot der vaderen God en dienst! Erkent uwe schuld; plaatst u als in Zijne heilige tegenwoordigheid; haalt Zijn heilig Woord voor den dag. Neemt hel in de hand, buigt de knie; zweert trouw den God der Vaderen , als kinderen des verbonds, dat God ook mei uwe Vaderen had opgericht, en leesl in dat Woord van vergeving, van reiniging door bet bloed des verbonds, van geloof, van bekeering, van vruchten des geloofs en der bekeering waardig, opdat gij behouden moogt worden in den dag des loorns, opdat afgewend worde de hitle der gramschap Gods! En gij, die de hand op hel verbond der genade wilt leggen: die niet op uwe eigene gerechtigheid leunt, maar op de gerechtigheid van Christus ; die adem en levenskracht hein wilt toewijden , en wien het zaligheid is God te dienen: legt gij deic woorden in uw hart! Gaat er mede in uwe binnenkamer, en brengt ze voor het aangericht uwsGods. Verzuimt inlusschcu niet de roeping te vervullen, waarmede God u geroepen heeft, al is het ook in een zinkend land. Schroomt niet den bangstcn strijd, al staat gij alleen, maar ziet ook lot uwe bemoediging welke uitkomsten de Heere kan daarstellen. Ja, God is getrouw! Hij zal niet lalen verzocht worden boven vermogen, maar niet de beproeving ook de uitkomst geven, opdat gij die kunt verdragen. Hetgeen wij u thans incdcdcclen is er een nieuw bewijs van. O, volk , dat Hem vreest! Heeft God Zijne liefde jegens ons bevestigd hierin, dat Christus voor ons gestorven is, toen wij nog zondaars waren, en zullen wij, als vijanden met God verzoend door den dood Zijns Zoons, nog veel meer behouden worden door Zijn leven: dan zullen ons ook alle dingen medewerken ten goede; dan zal ons ook geen schepsel van de liefde Gods in Christüs scheiden, hoe het ook ga, en waar wij ook zijn; hetzij wij leven , heizij wij sterven, wij zullen des Heeren zijn ; hel loflied der overwinning mogen wij juichend aanheffen, en vrolijk zingen ter ccre van Hem , die ons kocht niet Zijn bloed, die ons leidt naar Gods raad , en eenmaal opneemt in heerlijkheid ! AFSCHRIFT van ilen brief door ons gezonden aan de geloovigen in de Yereenigde Staten van Noord-Amerika. Aan de Geloovigen in de Yereenigde Staten van Noord-Amerika. Greliefde broeders en zusters in den Middelaar Gods en der nienschen, den Heere Jezus Christus ; Gods en des menschen Zoon; God boven allen te prijzen in der eeuwigheid; die met ons dood van natuur zijl door de misdaden en zonden, maar naar de groote barmhartigheid Gods wedergeboren tot eene levendige hoop, door het geloof in Hem, die aan het vloekhout hing, die opgewekt is, en zit aan Gods regterhand, van waar wij Hem verwachten wij die gelooven, naar de werking der sterkte van Gods kracht, die Hij in ons heeft willen verheerlijken: Genade en vrede zij u van God den Vader en onzen Hcere Jezus Christus , door den Heiligen Geest! Broeders en zusters! wij hebben, ofschoon door den Oceaan van u verwijderd, een woord aan u. Wij, door de groote barmhartigheid Gods onzes Zaligmakers, dienaren van Gods Woord, dienstknechten van de door Gods bloed gekochte gemeente , vragen oefening van gemeenschap der heiligen , en roepen uwe barmhartigheid in over vele kinderen des Ileeren , over vele hulpbehoevende natuurgenooten. Doch wij zullen trachten u niet onze personen, omstandigheden en doeleinden nader bekend te maken, daar zulks noodig is voor u, om ons eenig vertrouwen te kunnen scheuken. Sedert meer dan een tiental jaren, na onze studiën op 's Lands Academie te Leyden volbracht te hebben, zijn wij in dienst des Woords getreden , en stonden, als deelgenooten van het levendige geloof, en de door God alhier verwekte verlevendiging Zijner kinderen , weldra tegenover onze nationale of wereldkerk, die in vele opzigten eene Staatsmachiene is, van het aardsch Gouvernement afhaukelijk, en op de staatskas leunende, hebbende een' Minister van Eeredienst aan het hoofd. Wij wenschten meer Gods Woord dan de willekeurige reglementen van haar, steeds meer en meer van Gods waarheid vervreemdend kerkbestuur, te gehoorzamen. Wij werden met eenige andere Predikanten in de dienst des Woords belemmerd en gestremd. Dit had ten gevolge dat onder veel smaad en vervolging, door beboeting, inlegering en gevangenis , allerwege in Nederland kleine gemeenten werden gevormd. Deze van het Gouvernement onafhankelijke gemeenten zijn wel klein en arm naar de wereld, maar bestaan meest uit de burgerklasse en over het geheel uit leden, die hunnen verloren, en doemschuldigen staat voor God kennen; die de toevlucht nemen tol het bloed der verzoening, en wenschen, door de hope des levens daartoe gewekt, niets liever, dan den lijd hunner inwoning in het vleesch op aarde, te leven overeenkomstig den wil van God, om aldaar eene goede reuk van Christus te zijn tot lof Gods des Vaders. Deze gemeenten, zeggen wij werden gevormd onder vervolging. Hier te lande toch, mag men hel Evangelie niet prediken voor een getal van meer dan twintig personen; de prediking des Evangelies wordt afhankelijk gemaakt van de Gouveruementserkenning van eene gemeente, als zedelijk ligchaam in de maatschappij; zij wordt beperkt binnen gebouwen door zoodanige lichamen daartoe bestemd 1. 1 AVelkc regering zal straffeloos het «Predikt alle creaturen het Evangelie, » aan haren wil ondergeschikt maken? ! — Welke regering zal straffeloos zich verstouten, de vorming van eene gemeente van Christus van hare goed- of afkeuring afhankelijk te maken?! — Die overheersching van de Kerk van Ciieistds , onder den schijn van veiligheidsmaatregelen , zal krenking van Jezus rechten bevonden worden, wanneer Gods Zoon zal richten en de kluisters Zijner gemeente verbreken. Wij beleven gelukkig reeds tijden, waarin de sophisterijen, om dezelve als noodzakelijk te verdedigen, door de regering van andere natiën gelogenstraft worden. Door het vragen van de burgerlijke erkenning der Afgescheidene gemeenten , schijnen wij deze stille krenking der rechten van Christus door het Gouvernement, te rechtvaardigen. — Deze schijn is al bezwarend ! — Het bestaan der gemeenten is echter in de requesten, waarin die aanvrage geschiedt is, niet verdonkerd, maar erkend, en zorgvuldig onderscheiden van de burgerlijke erkenning. Het Gouvernement heeft zulks, wetende of onwetende niet gehinderd; en wij hebben in dezelve gezwegen van het verkeerd beginsel van het Gouvernement. Dit werd door velen gehouden voor eene stilzwijgende goedkeuring of stijving van hetzelve in deszelfs, de rechten van Christus rijk krenkenden gang , waarom ook een der schrijvers dezes, reeds eenigc jaren de teruggave dezer versnipperde Godsdienstvrijheid heeft voorgestaan. Dit Godsdienstvrijheid belemmerend stelsel der regering zullen wij ook voortdurend door prediking alomme in schuren en huizen, en in niet erkende gemeenten metterdaad veroordeelen en bestrijden. En ruimt het Gouvernement de met de Grondwet in strijd staande Napoleontische wetsartikelen niet op, treedt het voort in die toepassing derzelve, welke ingrijpt in de teederste rechten, gelijk het zich openbaart vooral omtrent de laatste vervolging te Baambrugge, dan zullen, hopen wij, de Afgescheidenen zich gedrongen gevoelen, om bij teruggave van burgerlijke erkenning en liet intreden in onerkende gebouwen, liever openbaar met het Gouvernement in strijd te leven, dan den schijn van stilzwijgend de vervolging te billijken, aan te nemen. [Dit meenden wij bij de uitgave dezes hier bij te moeten voegen tot ontlasting van ons geweten, en tot inlichting van het Nederlandsche volk.J Sedert een tiental jaren dienen wij deze Gemeenten. Door kleinheid en soberheid, naar het uitwendige, en door maatschappelijke drukking lijden vele van hare teedere belangen. Ofschoon onze leden, gelijkmatig met alle inwoners, de belastingen betalen, welke geheven worden om de Staatskerk en het Roomsche bijgeloof te schragen, zouden wij, om de vrijheid der gemeenten niet prijs te geven, die volstandig van de hand moeten wijzen, al wilde men ons toelage uit s lands schatkist aanbieden. Van deze verzoeking hebben wij echter geen gevaar te vreezen, vermils men ons, om de burgerlijke erkenning in de maatschappij en hierdoor de vrije prediking in kerkgebouwen te erlangen, heeft laten belooven, nimmer voor kerk of armen aanspraak op s lands schatkist te maken. Door dit een en ander wordt de zorg voor kerken, pastoryen, onderhoud van weduwen, weezen, armen, predikanten en opleiding van dienaren gekrenkt , te meer daar de krachten der geloovigen zeer verdeeld zijn. Velen toch, en vooral de met goederen bedeelde kinderen Gods, zijn nog achtergebleven in de door de Staatskas bezoldigde kerk. Deze zwakheid en achteruitgang, naar het uitwendige, van velen onzer gemeenteleden en van duizend andere medeburgers niet alleen, maar ook de uitdrukkelijke wil van God, dat ieder mensch op aarde werke, opdat hij ete, werke om zijn huis te verzorgen, en daarenboven iets ten nutte van weduwen, weezen en de belangen van Gods koningrijk te kunnen afzonderen , doet ons sedert eenigen tijd bedacht zijn om voor velen onzer gemeenteleden , voor velen onzer Christelijke landgenooten een ander oord op aarde te zoeken. Velen hunner toch zijn werkeloos, verarmen,teeren dagelijks achteruit, zitten met hunne kinderen in verlegenheid, of verdienen in gewetenbesmettende affaires hun brood. Wij behoeven een oord, waar de mensch niet het 5 werk, maar het werk den mensch wacht; waar menschen door volksopeenhooping elkander niet verdringen, maar (iods schepping nog open ligt om den mensch te ontfangen. Deze zwakheid en achteruitgang neemt eer toe dan af, daar zij in het naauwste verhand staat met den beklagenswaardigen, stoffelijken toestand van dit land, waarin door volksopeenhooping en de, daaruit voortvloeiende verdringing van elkander, ondermijning in nering en handlering en vermindering dei dagloonen voortvloeit; en door gewetenverwoestende concurrentie, en door geheel uitzuigende en bange belastingen van wegen de enorme Staatsschulden. de burgerstand verdwijnt, de kapitalen der rijken wassen, en de dagloon verdienende klasse dikwerf, bij de meest ernstige pogingen , óf geen geregeld werk, óf geen broodgevend werk kan vinden. Wij zijn hiertoe te meer gedrongen, na nu eenige jaren vruchteloos getracht te hebben. om velen werk en daardoor brood te verschaffen ; en door de overtuiging dat de gewone armenbedeeling niet alleen, bij toenemende werkeloosheid, kwijning en ondermijning van nering en handtering en ondragelijke belastingen, te drukkend wordt; maar ook voor de bedeeld wordende personen, die werken kunnen, krenkend en bedervend en legen Gods gebod : «werk en eet,» strijdig is. W ij zijn er toe gedrongen, om dat ledigheid en slaafsche arbeid, verstikkende zorgen en verdringing door volksopeenhooping met al derzelver smarten en ontwikkeling van des menschen inwonend bederf, en die verwoestende concurrentie, eene vruchtbare baarmoeder van vele zonden is. Hierdoor toch worden eigene geestelijke belangen gekrenkt, en de algemeene belangen van Gods rijk verdrongen; hierdoor wordt het huwelijk vermeden, ontucht gekweekt, Gods zegen in het bloed geschuwd, het kroost verwaarloosd en een stroom van maatschappelijke besmettingen bevorderd; hierdoor wordt \oot meenigeen zonde een spel, of hij slijt zuchtende en met een bezoedeld geweten zijne dagen. Algemeen dan ook begint men hier meer de noodzakelijkheid van volksverhuizing te erkennen; meest al de aanzienlijken echter van dit land staan dezelve zeer tegen, van wege de hieruit gevreesde schade, ten minste, wanneer ze niet naar de Hollandsche Koloniën ondernomen wordt. Dan, voor deze Koloniën is ons Christelijk burgervolk bevreesd wegens het ongezonde klimaat en de drukkende, Godsdienstvrijheid benemende richting der Hollandsche wetgeving; om welke redenen ook wij ons oog op andere streken, op de Vereenigde Staten van Noord-Amerika gevestigd hebben. Onze wensch en bede tot God is, dat deszelfs onbewoonde binnenlanden eene plaats mogen bevatten, waar ons volk, door de bebouwing der aarde, (want dit stille leven is ons het verkieslijkst, daar ook de meesten der verhuizers landbouwers zijn en nijvere handwerkslieden) zijn tijdelijk onderhoud moge kunnen vinden tot redding van zijn geslacht uit de jammeren eener ten ondergaande maatschappij! Vooral ook wenschen wij dat zij, dorpsgewijze wonende, het groote voorrecht mogen kunnen genieten van de kinderen op Christelijke scholen onderwezen te zien; voorrecht, dat wij hier moeten missen, daar er op de staatsscholen een algemeen zedelijk onderwijs gegeven wordt, hetwelk noch Jood noch Roomschgezinde stooten mag, en de vrije scholen geweerd worden. Dit gemis mogen noch wenschen wij te dragen. Ook is onze innige begeerte, aldaar met elkander levende, tevens een werkdadig aandeel te mogen hebben in de verspreiding van Gods waarheid onder de Heidenen, waartoe hier velen bij de lust de macht begint te ontbreken. Tot onze blijdschap hebben wij vernomen, dat in het binnenland van Amerika, bij volstrekte Godsdienst- en school- 3 " vrijheid, ook vruchtbaar land en broodgcvcnd werk Ic bekomen is. — Daar echter geen' kapitalen bij handwerkslieden en sober bedeelde landlieden aanwezig zijn , zijn wij onmachtig om de benoodigde onkosten te bestrijden. Van ondersteuning der aanzienlijken zien wij ons, om boven genoemde redenen, bijkans geheel verstoken, w aardoor deze weg, — geopend ter redding van zoo vele bang zuchtende Godvreezende huisgezinnen , — wel gezien , maar niet naar behoefte kan betreden worden; en wij vele deerniswaardige natuurgenootenen vele Godvreezenden, die hulp behoeven, hulp smeeken en op onze harten liggen, moeten afwijzen, hen dieper zienzinken enzuchlend en zorgend hun leven zien slijten, terwijl zij met schrik voor de toekomst hun geslacht zien ontwikkelen. God zegt ons dat wij lief moeten hebben niet met woorden, maar met daden en in waarheid; dat wij al hetgeen onze hand vindt om te doen, doen moeten met alle macht. Daarom, geliefde broeders en zusters in Christus! gevoelen wij ons vervrijmoedigd en gedrongen, om ons lot u Ie wenden, en te smeeken: Eilieve! leent ons eene hand in dit dierbare werk, om vele leden van hel ligchaam van Christus en vele natuurgenooten uit een' waarlijk drukkenden nood te redden, die door den toestand van dit land steeds dreigt banger, en voor het opkomende geslacht verderfelijker te worden. Wij smeeken u helpt ons met goeden raad , met geldelijke bijdragen, en op wat andere wijze ook God de Heer u daartoe het vermogen verleent. Wij vragen het u met. vele vrijmoedigheid , wetende , dat het lot ulieder zaligheid uitloopt, en dat dit ons werk rijk zal zijn in vruchten van dankzegging aan God. Wij vragen het vrijmoedig, vertrouwende dat uwe beurzen en harten door veroordeelen tegen Noord-Amerika, en voorliefde voor eene Hollandsche Kolonie niet bebolwerkt zullen zijn; wij doen bet ook, vermits het voor ons eene zalige taak is. Daarom, lieve broeders en zusters! helpt ons, opdat wij hier op aarde tot blijdschap in God door Christus , elkander mogen leeren kennen in het doen van goede werken , en wij zullen nieuwe banden der liefde smaken! Alhier is aanvankelijk het navolgende geschied. — Boven enkele huisgezinnen en personen, is er in het najaar des vorigen jaars, een gezelschap van een dertig zielen uit onze gemeenten, en andere achtenswaardige burgers, zijnde landbouwers , verlrokken naar Makrean (misschien Dccatur ?) in Vandalia, Staat Illinois, om een eenig/.ins ruimer bestaan te vinden. Wij hopen dat zij geslaagd zullen zijn. — Ook is er nu een kleine vcreeniging ontslaan, waarvan wij leden zijn, om de doorbrekende verhuizing te bevorderen , en, zoo veel mogelijk, verstrooijing en daaruit vloeijende gevaren voor te komen, en door verecniging predikdienst en'het belang van opvoeding der jeugd te verzekeren. Uit de hierdoor te zamen gebragte gelden worden aanvankelijk deze drie huisgezinnen, overbrengers dezer letteren, tol in de voorsteden overgcholpen. Hel zijn kundige en ijverige handwerkslieden, Christenen, die steeds met beven den wintertijd te gemoet zagen; die steeds werk zochlen, en nog geen brood daarbij konden vinden. Zij hopen nu cenig geld ie verdienen, ten einde de zaken hunner achtergeblevene ouders (e kunnen vereffenen , en hen le doen overkomen . om vervolgens dieper landwaarts in naar de andere landgenooten le trekken. Deze Christenen bevelen wij ulicden dringend aan en verzoeken u dezelve met goeden raad le willen dienen. — In de volgende maand hopen er een vijftigtal zielen, deels leden onzer gemeenten , deels andere Christelijke landgenooten weder le vertrekken overNew-Yorken de meren naarMilwaukce in Westconsin, alwaar reeds een paarGeldersche huisgezinnen wonen; terwijl enkelen langs de Ohio naar de in Illinois wonenden, . zouden reizen, om dezelve niet die in Westconsin zijn te vereenigen, en alzoo te zamen eene streek te zoeken, wervvaarts de volgende verhuizers kunnen vertrekken, naarmate de Heere ons middelen, om de reiskosten te dekken, zal verschaffen. Mocht de Heere daartoe in de harten der Godvreezenden, in de Vereenigde Stalen, de innerlijke beweging der barmhartigheid verwekken, om de hoop en het uitzicht, welke vele zuchtende, Godvreezende en trouwe burgers in Nederland koesteren , nopens redding uit zoo vele bange zorgen , tot dank aan God in Christus te bevestigen. — Wij smeeken u daarom , komt ons te hulp ! — Wij gevoelen wel dat uwe schouderen, ook wel ten uwent door velerlei roepingen zullen gedrukt worden; doch ook weten wij, dat de Christenen in Amerika nog gespaard zijn van die bange werkeloosheid, kwijning in nering en handtcringen uitmergelende belastingen, welke ons volk zoo bezwaren. Ook weten wij dat eendracht macht maakt, en dat in Gods rijk de penning van de arme weduwe van groot gewicht is. Mocht gij het goedvinden door Amerikaansche bladen deze ouze bidslem ter ooren te brengen van de door de Staten verspreide geloovigen, zoo zoudt gij ons hierin eene groote dienst bewijzen, vertrouwende, dat door Gods goedheid op onze bede onze smeekstem hier en daar, om Zijns Zoons wil, wel vallen zal in het hart. In volle bewustheid dat het koningrijk van God niet beslaat in woorden maar in kracht; dat wij moeten liefhebben met daad en in waarheid ; dat wij elkanders lasten moeien dragen; dat de geboden Gods mogen en, ten koste van wat het ook zij, moeten gehoord worden; dat men daarom het gebod van werk en eet niet scheiden mag; dal ieder Christen zich schuldig moet weten zijn huis te verzorgen, waar het dan ook zij: ja, meer dan dal moet zoeken, om weduwen en weezen in hunne verdrukkingen Ic kunnen bezoeken , en Gods rijk van zijn goed te kunnen dienen ; dat men zich onbesmet hebbe te bewaren vau de wereld , en zijn kroost niet in eene algemeene zedekunde, maar in de vermaning en leering des Heeren moet opvoeden: — en in volle bewustheid dat wij, hoewel omgeven met tallooze bange duisterheên en afdwalingen , niets hartelijker begeeren dan den tijd onzes levens den lleere te dienen, leggen wij onze bede voor u neder, en bevelen dezelve den Heere aan, die regeert, de harten buigt en doet al wat Hem behaagt! Wij eindigen met de hartelijke bede , dat de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus , de God van zaligheid , naaide werking der sterkte Zijner almacht en den rijkdom Zijner genade, u en ons vlug en vaardig make in gehoorzaamheid ; en dat de onuitsprekelijk groote waarheid, dat wij in God een eeuwig verzoend God en Vader in Christus bezitten, die al onze zonden achter Zijnen rug geworpen heeft en nimmermeer op ons toornen zal, steeds onze ziele doortintele van vreugde , opdat de hoop des levens ons gemoedigd en God lovend doe wandelen, de liefde doe branden in het hart, en wij Gods beeld dragen en ten zegen mogen zijn op aarde! Arnhem, Uwe u liefhebbende en alle heil in 25 mei 1846 Christus locbiddemle Broeders : A. C. VAN RAALTE. A. BRUMMELKAMP. De drie Brieven uit Amerika geschreven, welke wij hier laten volgen, deelen wij mede gelijk zij zijn, en in originali voor ons liggen. Wij zullen ons geene de minste verandering in stijl noch uitdrukking veroorlooven. Alleen laten wij er de grove spelfouten uit. Men houde onder de aandacht, dat de twee eersten geschreven zijn door eenvoudige landbouwers uit Winterswijk , de laatste door den voormaligen schoolonderwijzer te Nede, in het Graafschap Zutphen. AL1HOAKEB 1845. Aan mijnen Waarden Vader ! /eer waarde en veel geliefde Vader, Broeders en Zusters! Ik kan niet nalaten mijne belofte aan n gedaan, te voldoen, daar ik met hartelijk leedwezen gehoord heb van dezen winter, die tot ons zijn overgekomen, dat de brief, welken ik op 13 Februarij 1845 heb afgestuurd, niet hebt ontvangen. Gij zoudt zeker wel denken, dat gij uit mijne gedachten waart gekomen, doch dit is niet zoo. Alhoewel ik thans ver van u ben, geene is van mij vergeten: 7.00 laat ik u weten dat wij door 's Heeren zegen nog wel zijn , hetwelk wij van harte van u wenschen, indien het anders ware, het zou ons van harte leed zijn. Wij zijn den lsten Julij van Hellevoetsluis in zee gegaan, maar de zee was onstuimig, zoo dat zij allen zee-ziek werden, doch ik ben in 't geheel niet ziek geweest, ook is de ziekte niet gevaarlijk geweest, allen waren 11a twee a drie dagen weèr hersteld, vervolgens zijn wij langzamer- hand voort gegaan, en hebben tegenwind gehad. De zee is ons niet bezwaarlijk gevallen, wij hebben geen levensgevaar gezien in den weg, dien wij door de diepte gekomen zijn. Zoo hebben wij ons op 5 en 6 Julij stil gelegen, wij waren met 153 Passagiers op het schip, en hebben allen overvloed van visch gehad ; vervolgens zijn wij op den 23 Julij te New-York aangekomen, alwaar wij maar eenen dag stil geweest zijn. Dit is eene zeer groote stad. Vervolgens zijn wij met de Stoomboot weer vertrokken tot Albany, van daar met de Kanaalboot tot Bufl'alo, welke met paarden gedreven werd. Van daar zijn wij met de Stoomboot lot Westpul gegaan, hetwelk is 563 mijlen van New-York, waar wij ons eerste verblijf genomen hebben. Al spoedig bevonden wij, dat wij in een beter land waren, omdat de verdiensten hier grooter en er geen opbrengsten zijn: alles is hier even vruchtbaar, men kan hier allerhande vruchten verbouwen op een en denzelfden grond zonder te mesten : tarwe , aardappelen, rogge , erwten , boonen. Boekweit is hier weinig. Allerhande soorten van fijne vruchten, die bij u niet bekend zijn; verder, de levenswijs is hier goed. Roggenhrood heb ik in Amerika niet gezien: driemaal 's daags spek en vleesch; de levensmiddelen zijn hier zeer goedkoop. De tarwe kost 3 schellingen de 3 spint, het pond spek kost 7 cents, het vleesch 5 a 4 cents , verder alles naar evenredigheid. Ik ben op den 12 Augustus aan het werk gekomen, en ben aldaar vijf maanden geweest. J. W. Looman is ook hier met zijn huisgezin woonachtig geweest, alwaar ik mij op den 12 April in het huwelijk heb begeven met de dochter van Loojian , met name A. L. B. Looman , geboren te Winterswijk. Toen zijn wij naar Milwaukee vertrokken. Dit land heet Westconsin, hetwelk is 146 mijlen verder, zoodat wij 2U63 uren van Rotterdam verwijderd zijn, alwaar er zeer goede weilanden zijn. Ik werk veel in aangenomen werk, en verdien dan 10 tot 12 schellingen per dag. Ook heb ik twee knechts gehuurd voor twee jaren, voor 100 gulden per jaar, als leerjongens. Het land is hier zeer goedkoop. Ik heb zestig akers gekocht voor 10 schellingen per aker. Een aker is zoo veel als een morgen. Het land is hier veelal met hout, doch hier is ook veel ander land. Er is niet veel hout aan het land, dat ik gekocht heb, hoewel voor vuur-en timmerhout genoeg. Wij kunnen bouwen en ploegen , zonder het hout weg te hakken. Ik heb vijf morgen land laten ploegen , hetwelk ik met winter-tarwe wil bezaaijen. Verder is het hier voor iedereen goed, een daglooner verdient hier in 't algemeen G schellingen met grasmaaijen, in den oogst 8 schellingen en de kost. Een boeren knecht 10 tot 12 dollars in de maand, doch die hier eerst overkomen en de Engelsche taal niet kennen , verdienen niet zoo veel. Wij hebben de Engelsche taal in zes maanden geleerd, zoodat wij goed met de menschen kunnen spreken en ook in de kerk verstaan kunnen. Alle Godsdiensten zijn hier vrij, doch daar zijn vele Godsdiensten , en voor zoo ver wij het hebben bevonden, is de afgescheidene de voornaamste. Ook hebben wij bevonden, dat velen ware aanbidders zijn, die nalaten helgeen achter is, en najagen wat voor is, als ware dienaars van Christus. Koopmanschap wordt hier op zondag niet gedaan, dan worden hier de winkels gesloten. Waarde vrienden en bekenden! roem wenscli ik niet te schrijven, niet anders dan ik het heb bevonden. Er zijn van dezen Mei velen overgekomen, als onder anderen een G. J. Meink, van Winterswijk , wiens zoon in het vorige jaar met ons gegaan is, bevond dat het hier zoo veel beter was, dat hij zich verpligt vond zijne ouders te verzoeken om over (e komen. Doch, toen zij hier waren, heeft hij veel verwijt moeleu hooren: omdat zij hier waren, meenden zij dat zij niet behoefden te werken. Doch dit moet gijlieden u niet voorstellen : men behoeft hier zoo hard niet te werken, als in de Nederlanden, omdat men hier in éénen dag zooveel kan verdienen als bij u in eene week ; zoo dunkt mij dat gij dit bij u zeiven kunt afnemen . dat het de moeite wel waard is over te komen. Indien het u dan goeddunkt zoo wensch ik dat gij niet langer in dat verdrukte land blijft, maar overkomt. Ook wensch ik wel eens mondeling met u te spreken. Doch ik wensch in Holland niet weer te zijn; indien u dunkt dat het de moeite niet waard is, zoo zullen er zeker wel eenigen overkomen. Ik wensch dan dat gij eenige letteren medezendt, dewijl het niet zeker is dat de brieven uit Holland hier heen gezonden worden en overkomen; ik wensch dan dat gij een brief zult verzenden. Ik wensch van ganscher harte dat de zegen des Heeren met u zij. Hij schenke u Zijnen zegen naar ziel en ligchaam, hetzij in uw Vaderland of op zee. Ik wensch dat gij een berigt zult ontvangen van N. N., dewelke naar de West is gegaan; het believe u mij iets te laten weten. Hierop breek ik af met de pen. Zijl hartelijk van mijne echtgenoote en mij gegroet, en weest zoo goed laat hem lezen van ieder die lust heeft. Het Ilollandsch zilver is hier niet goed, maar het goudgeld wel. Een franc is hier ook goed, en een dollar is ƒ2.50 , en een mijl 20 minuten. !Tc Milwaukee Wcslconsin Aortoril. A. HALLERDIJK. DECATUR, den 16 Jimij 18i.">. ( jeliefde vrienden en bekenden! Ik koester de hoop , dat gij u in denzelfden toestand van gezondheid zult bevinden, waarin wij ons thans bevinden, door de beschei mende hand des Allerhoogslen, zoodat ik thans voor de tweedemaal de pen neem om u te schrijven; want cenigen tijd na mijne aankomst te Orleans heb ik een brief aan u geschreven, of gij dien ontvangen hebt weet ik niet. Ons kleine Mijntje is in Orleans ziek geweest. — Geliefde vrienden! het is hier een goed land, wij kunnen niet anders bemerken of het is hier zoo gezond als in Gelderland, ook is het hier hel beste van geheel Amerika ; heide of bergen vindt men hier niet in deze gemeente : het gras is nu hier doorgaans al eene Nederlandsche el lang, dal wordt des winters afgebrand, anders kunnen des zomers de koeijen en varkens niet weiden, of gij nu een of honderd stuks vee hebt, is hetzelfde. Eene koe met een kalf kost hier A daalders 1, één of tien of twintig; een paard, een goed varken2 daalders; gij moet vijf-frankslukken medebrengen, die is op vijfcent na een daalder en een vierendeel; hier wordt hel land niet gemest en toch zijn er goede vruchten; wij zijn den tweeden Mei op de tegenwoordige plaals gekomen, het was voor de wintervruchlen te laat, wij hebben vijftien akkers met koorn ï Daalder is zeker eene verbastering van: dollar. en boekweit, het volgende jaar krijgen wij vijftig akkers, een akker is twee schepels zaad; een werkman kan hier meer als bij u verdienen in het land. De Engelsche uitvinding is groot. Geliefde vrienden ! het viel mij hard toen ik W intcrswijk moest verlaten, maar ik wensch er nooit meer te zijn : de geringen zijn hier zoo veel als de rijken, men behoeft hier voor niemand den hoed af te nemen. De rijken eeren ons, omdat wij voor hen werken. Godsdienst is hier goed en Gods volk zeer veel, bier hebben wij ons innerlijk mede vereenigd. De scholen zijn hier doorgaans vrij, voor wilde gedierten of slecht volk behoeft men hier geene vrees te hebben, die zijn hier niet; men behoeft hier geen deur te sluiten; arme menschen zijn hier niet, die gezond is kan hier goed verdienen: geliefde vrienden! die kan, kome loch hier, opdat gij op uwe verdere dagen een goed leven moogt hebben, ik heb bier alles voor u over, indien gij maar hier zijt, ik kan u veel helpen, indien gij het niet doet om uwent wil, doet het dan om uwe kinderen ; de vrouwen behoeven hier niet meer te doen, dan melken en eten klaar maken en hebben het hier dus goed. Des morgens worden de koeijen gemolken, en des avonds komen zij eerst bij hunne kalveren te huis, die moeten eerst zuigen, anders kunnen zij de melk niet krijgen, de kalveren krijgen te huis niets. Op het schip behoeft gij geen vrees te hebben ; zorgt maar voor goede levensmiddelen, die hadden wij niet, wij hadden niet als slecht brood en aardappelen; gij moet worst, vleesch, spek en goed gedroogd brood medenemen. Op het schip hebben wij geene dooden ge had, gij moet blikken geschaf medebrengen : een pot, een pan en eene groote blikken kan, waarin gij des morgens uw water ontfangt, anderen gaan kapot. Wij hebben voor onze zaken geene zorg gehad, dan van Winterswijk naar Arnhem, ook moei gij overal goede oogen los hebben, en voorzichtig zijn, anders kunt gij veel geld kwijl raken. En hiermede eindig ik, hopende dat de zegen des Allerhoogsten UEd. mag blijven vergezellen, tot het einde uwer dagen, en dat Gods- Geest mag werken in uwe harten , opdat gij als nieuwe spruiten moogt ontwikkelen en niet beschaamd staan in den dag van Zijne toekomst! Geliefde zwager en uw geheele huisgezin, indien moeder nog leeft, breng haar dan mede als gij kunt. Doet ook mijn dierbare vader en zijn geheele huisgezin de groetenis, verder aan alle vrienden en bekenden, en ik blijve uw dierbare en geliefde zoon en vriend J. A. BUEKENHORST. PS. Indien gij in Nieuw-Orleans komt en gij hebt geen geld meer, zoo gaat bij broeder N. N.1, die zal u helpen met raad en daad. Gij moet van Orleans op St. Louis, van daar op Weridozen en dan op Riedelzaat, vandaar op Spriugfield en eindelijk op Decatur in de Staat Illinois. Adres: J. A. BUEKENHORST. Meiken Caunte te Decatur den Staat Illinois in N. Amerika. 1 Den hier genoemden naam zullen wij verzwijgen, om dien broeder niet bloot te stellen aan overlast van gelukzoekers. TOLEDO (Staat Oliio, Lucas County) den 5 Mei 1840. Aan de WelEerw. Ileeren BRUMMELKAMP en VAN RAALTE te Arnhem. Veel Gel. Broeders in onzen Heer J. C.! Onder de leidingen der Voorzienigheid ben ik hier aangekomen in 't laatst van October 1845. Eenmaal was onderweg mijn geloof bijna bezweken , doch de Heer reddede mij ter regter tijd. Ik had het geluk op het schip nog twee vrienden in den Heere aan te treffen. Ik leef hier zeer gelukkig; derhalven gaat het mij als de melaatschen bij Samaria , welke in 't leger der Syriers gekomen waren. Ik kan niet goed een jaar loeven, om eene goede tijding le boodschappen *. Dit land is een van God gezegend land, in het natuurlijke, burgerlijke en geestelijke. De grond is meest overal klei, in eene warme luchtstreek ; tarwe en allerhande vruchten groeijen er in overvloed; paarden , koeijen, zwijnen, ganzen, schapen enz. zijn er uitmuntend en goedkoop, behalven de eersten, welke hier zoo veel kosten als in Nederland. Gras is er best en veel, zoodat er ook veel boter, kaas en vleesch is. Honig is er ook veel. Het vee i Met den schrijver dezes hadden wij afgesproken, dat hij eerst na een jaar afwezen ons zoude schrijven, om, na behoorlijk onderzoek, van alles een juist verslag te kunnen geven. gaat het ganschc jaar herom zonder herder. De meeste grasgrond is algemeen. Die eigendommen hebben, moeten ze omtuinen. Ik heb nog geen ander brood zien eten dan tarwebrood. De verdiensten van den ambachtsman en andere arbeiders zijn zeer goed. Wanneer er geene verhindering is door sneeuw, vorst, regen of iets anders, 6 a 8 schellingen des daags. Een schell. is 51'A c. Hollandsch. De vergangen winter is hier langduriger en strenger geweest dan de meeste jaren: van p°. December tot u°. Maart. Aan kostgeld moet men hier geven 14 schell. in de week, alhoewel (zoo als er gezegd wordt) er ook plaatsen zijn, daar niet meer dan één of i'k dollar betaald wordt. Een dollar is 8 schell. De kosthuizen zijn hier uitmuntend. Ik heb hier eene vrije kamer, driemaal des daags koflij of thee met suiker, brood, boter, vleesch, visch , aardappelen, groenten en nu ook, sedert Paschen, veel eijeren. Echter kan iemand die vrouw en kinderen heeft, met 5 a 4 man, wel van die 14 schell. in de week leven. Die zijn eigen baas is, kan ook de tafel minder aanstellen. Bier, citer (appeldrank) en andere dranken zijn hier ook in overvloed. Hout is er om zoo te spreken al te veel, omdat het verbrand wordt, om den grond klaar te krijgen. Gij kunt u niet verbeelden welk een schoon aanzien dit land bij den zomer en herfst heeft. Koophandel en scheepvaart is er zoowel binnen- als buitenlands overvloedig. Er zijn verscheidene binnenlandsche zeeën , rivieren , kanalen , ijzerbanen, enz. De molens en meer andere zaken zijn er beter dan in Nederland. De vederen zijn er goedkoop, 2 schell. het pond. Kleedingsloffen van prijs, meestal zoo als in Nederland, behalve het laken, dat hier veel duurder is. Nu dunkt mij tot een staaltje genoeg van het natuurlijke gezegd te hebben Omtrent het burgerlijke , hier is eciic volksregering. Alle regeringspersonen . van den boogslen lol den laagslen , worden door de burgers verkoren. Zoo bier iemand in bel land 5 jaar bezitter is van eenig eigendom, zoo is hij burger en kiezer, en kan ook zelf lot de hoogste waardigheid verkoren worden. De president wordt verkoren voor 4 jaar, en kan weder andere 4 jaar herkoren worden. — Op denzclfden voel is het ook met de Gouverneurs der bij/.onderc Staten en andere regeringspersonen. Adel is bier niet, maar in zekeren zin gelijkheid en vrijheid. De opbrengst is hier weinig, waar ook veel aan toebrengt, dat zeer vele landerijen eigendommen zijn van den Slaat in 't algemeen of van de Staten in hel bijzonder, en verkocht worden. Hier is vrijheid voor alle godsdienstige seklen, in zoo verre als zij den Slaat niet beroeren; ook vrijheid voor iedere godsdienstige gezindte, om voor zich zeiven op eigene kosten scholen te houden, en daar le doen onderrichten naar hun goedvinden; benevens vrijheid voor elke gcz.iudte 0111 alle natiën hier le lande le prediken. Geene godsdienstige gezindte ontfangt ondersteuning van den Staat. Allen zijn zij gelijk. Scholen bestaan er, waarin Engelsch leien schrijven, rekenen enz. geleerd wordt, welke ondersteund worden van den Staal. In dit land ziju ook vele vromen, bijzonder onder de Methodisten. Die gezindte oorspronkelijk Engelsch zijnde, heeft veel moeite onder de üuilschen hier te lande aangewend, en veel zegen op hunne verriglingen gehad, zoodat er, althans hier, ook vele Duilsch Mcthodiste gemeenten bestaan, die ook alle weken een blad in Cincinatie uilgeven , hetwelk ik sedert Januarij lees, en waarin ik in alles overeenstemming met onze oude geloofsleer en leven bcvinde, uitgenomen . zoo bel schijnt, in het punt der verkiezing. Zij hebben ook eene zeer goede 4 kerkciiördcning cu kerkentucht. Ik lees dal blad mei zeer veel genoegen. Zij hebben eenen grootcn ijver en offeren zeer veel op voor Christus rijk. Ik ga ook meesttijds bij de Methodisten ter kerk en heb ook bij hen het zoo lang gewenschte H. Avondmaal genoten den 29en Maart 1.1., alhoewel alles in het Engelsch behandeld wordt. Ik heb het er meesttijds goed voor mijn hart, al kan ik lange alles niet verstaan. Hier is ook eene Duitsche Zusterkerk met een' ouden prediker, waar ik in het eerst ter kerk ging. Daar geviel mij de prediking meestal goed, doch de gebeden , welke formulieren zijn, alsook het gevoelen omtrent de Sacramenten, niet goed. Daar verlangde ik eerst het H. Avondmaal, doch de Bedienaar wilde het mij op mijn geloof daaromtrent, niet geven, en op zijn geloof daaromtrent konde ik het niet nemen. Ook stemmen de Luterschen met ons gansch niet overeen in het punt der verkiezing. Voor het overige heb ik veel vriendschapsverkeering met dien man. Ik zoude de Afgescheidenen in Nederland raden, dat zoo zij geene conscientie-vrijheid hebben of kunnen bekomen in het onderwijs hunner kinderen , dat zij zich dan naar dit land begaven, eene Kolonie vestigden met leeraren, kerken, scholen en alles. Daar zoude hier niet ver van deze stad aan de andere zijde der Miamie-rivier eene goede gelegenheid toe zijn, waar best land in soorten, tot nu toe niet meer heeft gekost dan 1 '/2, 2, 5, a 4 Dollars de acre. Een acre is ongeveer 5 schepels gezaai, oude Hollandsche maat. Het kan zijn dat het nu wat duurder wordt, omdat er een goede weg wordt gemaakt van deze stad naar die streek; maar zoo die weg in orde is, is het land daar ook meer waard, waril deze stad heeft eenen sterken handel, dan kunnen de inwoners aldaar beier hunne waren alhier ter inarfct brengen. Het spreekt van zelve dat eene Kolonie te vestigen veel geld kost. Land koopen, hetzelve van hout reinigen , (doch dat kan ook weder tot huizen bouwen gebruikt worden en ten deele in deze slad verkocht worden), huizen enz. bouwen, vee koopen. spijze koopen, tot zoo lang zij zeiven verbouwen, enz. — Duitschers en Zwitsers doen ook wel zóó; zelfs heb ik gelezen, dat een aantal Joden uit Duitschland zóó willen handelen. Velen vestigen ook Koloniën in het eenigzins Noordwestelijk van hier gelegen Westcousin, waar het, volgens zeggen, ook vruchtbaar land en gezond is. In zulk een geval ware het goed, dat de Afgescheidenen vooraf eenen man afzonden die Engelsch, of ten minste Hoogduitsch kende, om eene streek uit te zoeken en een koop-contract te sluiten. Zoo zulk eene zaak tot stand mochle komen, zoude het ook goed zijn om daar vervolgens eene school te stichten tot opleiding van leeraren voor de Duitsche natie, de nog welligt komende Nederlanders, en voor de nog hier zijnde andere inwoners, Insein genaamd. Ik heb ook ontdekt dat in dit land een Duitsch Hervormd kerkgenootschap is, in denzelfden geest als de Afgescheidenen in Nederland, welker meeste gemeenten, zoo ik meen, in den Staat Pensilvanië zijn. — Zij hebben ook eene school tot opleiding van leeraren, te Mercersburg in Pensilvanië, welker ééne leeraar, prof. Schaff is, die door bewerking van een der Krummachers daar gekomen is. Nu moet ik sluiten, na de Gescheidenen in Nederland geraden te hebben, den Heere te kennen in al hunne wegen; en, na "lieden en hun alle zegen en heil van den Heere toegewenscht le hebben, verblijve ik na groete: Uw lief Ik broeder in Christus, A. HARTGERINK. 4 * 1'. S. Ik verzoek ulieder gebeden voor mij; - de groete aan al mijne vrienden in en om Arnhem ; gelief hen met het hoofdzakelijke dezes bekend temaken. Mijn adres in de Vereenigde Stalen van Noord-Amerika, kunt gij uit boven- en onderschrift dezes briefs opmaken. Zoo er enkele personen of huisgezinnen mochten willen komen , die rade ik niet dadelijk zoo ver tot hier te laten komen Jk ben hier verder dan 200 uren van New-York. Waar zij ook aanlanden, hetzij New-York, Boston , Ballimorc of NewOrleans, zij landen overal goed aan, en vinden Duitschers genoeg, die hun behulpzaam willen zijn; zoodra zij ergens maar werk kunnen vinden, rade ik hun daar te blijven, zij kunnen altijd verder komen. Daar is in dit land overvloedige gelegenheid tot vervoer en niet duur. Mij is door een bejaard man , uit den Slaat Massachuscts, even Noordelijk van NewYork gelegen, verteld, dat aldaar het kostgeld per week slechts één dollar was, en de verdienste per dat/ voor een handwerksman ook één dollar. Zoo is mij ook door een geloofwaardig man verteld , dat in Cincinnatie het kostgeld slechts 10 en 12 sch. per week was, en de verdienste in den winter in de slachthuizen een dollar per dag. — Het is ook nog uiet vast, dat ik in deze plaats blijf, echter zal ik wel zorgen, zoo er brieven aan mij mochten komen alhier, dat mij die door een goed vriend bezorgd worden, zoo ik elders mocht zijn; zoo gij aan mij mocht schrijven, meldt dan toch vooral den staat der Kerk. Ook moet ik u nog bekend maken, dat, volgens zeggen, de meeste vreemdelingen, hier en in meer andere Zuidelijk en Westelijk gelegene streken, in het eerst eene langdurige koude en heete koorts bekomen, meestal in den zomer. liet kan zijn dat dit land en Engeland te zamen in oorlog komen over Oregon, eene landstreek, westelijk van hier ge legen , aan de Stille Zuidzee. Dit zult gij ook al wel uit de couranten gelezen hebben. In de hooge raadsvergadering dezes lands wordt, benevens billijkheid en recht, Gods Woord nog wel eens tol grondslag hunner handelingen gelegd, als ook wordt daar gepredikt en gebeden. Dit een en ander lees ik uit de hier zijnde couranten. A. II. N A S C H R I F T. \\ ij waarschuwen onze Landgenooten ten ernstigste tegen verhuizing zonder de noodige inlichtingen of buiten gemeenschap eener Kolonisatie. Het aanlanden in de doodelijk heele moeras- of rijstlanden, liet vervallen in slavenstaten onder Duitsche verhuizers, of de verstrooijing onder eene Engelsch sprekende natie kan het leven, ook tijdelijke en teedere zielsbelangen in gevaar brengen. Dit gevaar verplichtte ons handen aan het werk te slaan, om u, die naar N.-Amerika verhuizen wilt, onder Gods zegen, voor hetzelve te vrijwaren. Daartoe zijn anderen met ons op onderscheidene wijzen bezig eene streek gronds, welgelegen voor den afvoer der producten, in eene gematigde luchtstreek op te zoeken. In verscheidene Staten vinden wij personen, die willig en bij machte zijn ons voor te lichten, en hopen dat ons schrijven naar de Amerikaansche geloovigen, alsmede de onderzoekingen dergenen, die reeds vertrokken zijn, tot dat zelfde einde door den Heere mogen dienstbaar gemaakt worden. Een vrij aanzienlijk gewest kan, bij vereeniging van aanwezige krachten , verkregen worden. Eigenbelang gebiedt deze vereenigde aankoop, terwijl zij noodig is ter voorkoming van verstrooijing, alsmede om te kunnen beletten dat de Kolonie geene schuilplaats zij dergenen, die hunne schuldeischers ontvluchten , alsook om zich tegen beillooze bestanddeelen te kunnen vrijwaren, en zich dadelijk van Predikdienst, Christelijk onderwijs en Geneeskundige hulp te kunnen voorzien. De nu naar hunne vrienden vertrokkene landbouwers, enz. , hebben besloten zich voor alsnog nergens door aankoop van land te vestigen. De volgende gezelschappen trekken naar dezelfde plaats. Men reist van eene der zeesteden op Albany, Buffalo , Wieslphul, doet Klymar aan , en trekt dan op Milwaukee in Westconsin; daar wacht men de aankomst van anderen, die ecrsl tegen het najaar, (tegen welken lijd de keuze omtrent de streek der woning, hopen wij, meer bepaald zijn zal) de reis kunnen aanvaarden, om dan met gemeenschappelijk overleg de aankoop van land te kunnen bewerkstelligen. Op dien tijd zal, vertrouwen wij, de keus omtrent de plaats der woning, onder Gods zegen en in Zijne gunst — waarom men Hem intusschen smeeke ! — bepaald zijn. In onderscheidene plaatsen van ons Vaderland vormen zich thans, en wij raden dit ten ernstigste aan, kleine vereenigingen, waardoor de een den ander tot de overvaart schraagt en aan zich verplicht : dezelve worden hier vereenigd of vloeijen te zamen door ontmoeting op dezelfde plaats in Amerika, en worden door Attestatiën van hier aan elkander kenbaar. Gegoeden nemen eenige huisgezinnen voor hunne rekening mede. Die daartoe bij machte zijn , huren voor eenige jaren enkele dienstbaren 4. Die huisgezinnen, welke de reiskosten niet geheel kunnen bestrijden, trekken eerst of gezamenlijk of een paar leden er van tot Albany, waar zij gemakkelijk hunne verdere reiskosten kunnen verdienen. De overzending van geld is gemakkelijk en geschiedt door wissels, door tusschenkomst van de H. H. Hope & Comp". te Amsterdam en Princeward & King te New-York. De voortdurende groote behoefte der Kolonie aan dienstvolk, zal een krachtig werkend middel kunnen zijn, om op den duur verarmden over te helpen, en wij twijfelen niet of de vervulling van nog andere uitzichten tot dat einde, zal ons verblijden. De rijkeren wekken wij op om hunne in druk levende, doch getrouwe, arbeidzame bekenden en vrienden een /"500. voor te schieten; een huisgezin kan, het eene door het andere gerekend, daarvoor overkomen en daar bloeijen. Hiertoe wekkeiMvij de armbesturen op. Het aan de gewone bedeeling 1 Men houde onder het oog, dat beider belang evenzeer vordert, dat het loon niet hier, maar in Amerika worde bepaald. len koste gelegde geld verzinkt, doel de armoede dieper wortelen, bederft hel karakter, en strijdt tegen Gods gebod : «werk en eet.» De gelden, die reeds tot zoodanig einde gescholen worden en zullen worden , moeten mei derzelver interesten terugkomen uit eene zekere garve, een vijfde b. v., van het land, hetwelk door het voortgeholpen huisgezin bebouwd wordt, welk land niet dan na deze aflossing, maar dan ook in volle bezit op dit huisgezin overgaat. — De trouwe behartiging van de belangen dergenen. die op deze wijze weldoen , alsmede der belanghebbende armbesturen, enz. , wordt opgedragen aan eene daartoe in de Kolonie tebetfbeinen' Commissie, die in verstandhouding leeft met de voor deze belangen arbeidende in Nederland. In deze verhuizing worde niet alleen behartigd Gods wil, dal wij ons huis, dat is onze stoffelijke belangen en die der onzen verzorgen; maar het behartigen der geestelijke belangen van ons en ons geslacht bezielc en bekrachlige ons bovenal; want de wereld vergaat, zaligt en vervult hen, die henen gaan niet, maar alleen het bezit van een verzoend God in Christus door het geloof, en eene dankbare overgifte des harten aan God en aan Zijne blijde dienst. Dit zal dan ook het billcre van land, vrienden en maagschap te verlaten, verzoeten; dit zal ons duidelijk maken , dal strikt genomen Nederland niet meer dan Noord-Amerika ons Vaderland is, en dal wij toch weldra scheiden , en gaan naar een beter, naar een eeuwig Vaderland daar boven; dit zal ons bewaren voor de gevaarlijke en verwoestende strik van rijk te willen worden, en zal ons standvastig met zelfverloochening doen leven in dit hoofdbeginsel , om weduwen en weczen en onze andere medcnienschen door deze verhuizing uil bange engten te voeren, hen voor zinken le behoeden, of uil het slijk der armoede op le beuren. . §3 <§§> O Bij de Uitgevers dezes en alom is mede te bekomen: VERSLAG van de ongeloofelijke handelwijs der Arrondissements-Regtbank ie Utrecht; en Pleit-Memorie ter verdediging van Staats-Burgerlijke regten en . vrijheid van Godsdienst. Door P. Zonne , Bedienaar ^ des Goddelijken Woords f 0.12}. ^ DE ROEPING der Rijken in betrekking tot de Armen. Een woord over Colonisatie. Door H. P. Scholte , V. D. M » 0.10. gg <§ §8 BIBLIOTHEEK VRUE ^ ^ |||| 3 OOOO 00065 4107