cw ] 07029 3 4 BOEKHANDEL I VAN J.W. EVERSZ, te Zeist. KORT OVERZIGT VAN DE GESCHIEDENIS EN INRIGTING DER EVANGELISCHE BROEDERKERK, DOOR Ph. H. A. ROENTGEN, I'RED. HIJ DE EVANG. BKOF.DEKGEMKENTE TE ZEIST. Ten voordeele van de Surinaamsclie Zendingsdvolen. nijkerk, G. Y. CALLENBACH. *1 8 6 3. Gedrukt bij J. W. Eversz te Zeist. VOORREDE. Öe Evangelische Broedergemeente is in ons land bekend, door haren zendings-arbeid onder de Heidenen. Sedert vele jaren ondervindt zij daarbij de werkdadige, christelijke belangstelling en ondersteuning van vele vrienden van het Godsrijk, zoowel door gebeden als door gaven. Inzonderheid mag zij zich daarin verblijden, met betrekking tot haar werk onder de Negerbevolking in de kolonie Suriname. Het is dan wel niet anders, dan een pligt der erkentelijkheid, wanneer wij aan onze lieve vrienden de gelegenheid aanbieden, om ook met de geschiedenis onzer Kerk wat nader bekend te worden. Dit gaf aanleiding tot het opstellen van een kort overzigt, van de geschiedenis en iniigting onzer Kerk. Het Duitsche handschrift is aan het Hoofdbestuur der Broeder-Uniteit, te Berthelsdorp, voorgelegd en door hetzelve goedgekeurd. Aan de lieve vrienden, die hem bij de vertaling van dit geschrift de behulpzame hand geboden hebben, betuigt de schrijver zijnen hartelijken dank. EV VOORBEDE. I)e helft van de zuivere opbrengst van het werkje is bestemd, ten dienste van de nieuw op te rigten zendiugsckolen voor Suriname's slaven, wie op den l«ten .Tulij het uur der bevrijding is aangebroken. Toen de godzalige isaak lelong, in het jaar 1735, te Amsterdam, het eerst het een en ander mededeelde over de Broederkerk, gaf hij aan zijn werk den titel: „Gods wonderen met Zijne Kerk." Laat de kennismaking met dit geschrift, bij onze lieve lezers den indruk achter, dat de Heer, ook binnen de beperkte grenzen onzer Kerk, Zijne genade langmoedigheid en goedertierenheid in chbistus verheerlijkt heeft, en dat hare geschiedenis, in waarheid de openbaring van «Gods wonderen met Zijne Kerk" is, dan zal deze geringe arbeid overvloedig gezegend zijn. Dat geve Hij, naar den rijkdom Zijner genade! Zeist, 1 Julij 1863. Ph. h. a. roentgen. DE EVANGELISCHE BROEDERKERK. A. GESCHIEDKUNDIG OYERZIGT. I. DE OUDE BROEDERKERK. De Broederkerk is ontstaan in Boheme en Moravië; daarom worden hare leden nog heden ten dage wel eens: Moravische broeders genoemd. De bewoners dier landstreken waren en bleven heidenen tot in de negende eeuw. Omstreeks dien tijd kwamen twee zendelingen der Grieksche Kerk, methodius en cyrillus, derwaarts, die hun het Evangelie verkondigden, en hun den Bijbel in de moedertaal in handen gaven. Gelijktijdig echter drong ook de Roomsch-katholieke Kerk met hare doode Latijnsche taal in deze landen door, en er ontstond een hevige strijd tusschen beide kerkgenootschappen. Hoewel het hart des volks meer tot de Grieksche Kerk overhelde, behaalde nogtans de Roomsche, begunstigd door staatkundige omstandigheden, en voornamelijk door de ondersteuning der Duitsche keizers, de overwinning. Het Bijbelonderzoek werd, even als de Godsvereering in 1 de landtaal, voor ketterij verklaard, en de beker bij de bediening van het Heilig Avondmaal, den leeken onthouden; doch het onthouden van dezen vermeerderde juist den tegenstand des volks tegen het Pausdom. Onderscheidene geestelijken traden op, predikten tegen de leer en de gebruiken der Roomsche Kerk, en bedienden het Nachtmaal des Heeren onder beide teekenen. In het jaar 1391 bouwde zelfs een rijk koopman te Praag, de Bethlehems kerk, met de uitdrukkelijke bepaling, dat de godsdienstoefeningen binnen hare muren, in de Boheemsche eu de Duitsche taal zouden gehouden worden. Johann iiuss werd in het jaar 1402 tot bedienaar dezer kerk beroepen; hij was een man, die door grondig onderzoek des Bijbels, en door het lezen van john wicleffs schriften, tot de kennis van de Evangelische waarheden was gebragt. En toen Paus johannes xxiii in het jaar 1112 een' aflaat liet prediken, om geld te verkrijgen voor eenen oorlog tegen den koning van Napels, trad nrss op, en predikte op krachtige wijze, dat de zonde niet tegen betaling van geld kon verzoend en vergeven worden, maar alleen langs den weg van geloof en bekeering. De aflaatbul werd door de leeraren en studenten der Hoogeschool openlijk verbrand, en verreweg het grootste gedeelte van de bevolking der stad trok partij voor huss. Hij getuigde moedig tegen de, onder alle standen der maatschappij, lieerscliende zonden, op grond van de Heilige Schrift, naar het voorbeeld van christcs en Zijne Apostelen. Het gevolg hiervan was, dat hij in 1413 met den banvloek, en de stad Praag met het „interdict" werd gestraft; alle openbare godsdienstoefening werd namelijk verboden, zoolang htjss in de stad zoude blijven. Hierdoor tot vertrekken genoodzaakt , verliet deze getrouwe knecht des TTeeren de stad en predikte in andere steden en dorpen, soms wel in de open luclit, voor eene talrijke volksmenigte. Door zulk een openbaar getuigenis, werd over liet gebeele land een zaad uitgestrooid, dat weldra welig opgroeide. De bloedtooneelen welke hiervan het gevolg waren, zijn minder aan hüss, dan aan zijne tegenstanders te wijten. Deze wisten het zoover te brengen, dat hij in het jaar 1414 voor de kerkvergadering te Constanz gedaagd, en in de gevangenis geworpen werd, niettegenstaande keizer sigismund hem vrijgeleide had beloofd. In verhoor genomen, kon hij evenmin van eenige dwaling overtuigd, als bewogen worden, zijne leer te herroepen; zoodat hij, als ketter veroordeeld, op den 6ien .1 ui ij 1415, zijn leven op den brandstapel eindigde. Uit het midden der vlammen riep hij nog tot driemalen toe, met duidelijk hoorbare stem: njezus christus, Gij Zoon des levenden Gods, Gij die voor ons geleden hebt, ontferm U mijner!" Zijn vriend hieronymus van praag deelde op den 308ten Mei 1416 in hetzelfde lot. Zulke geweldenarijen verwekten in Boheme en Moravië algemeene verontwaardiging, welke weldra tot dadelijkheden oversloeg. Het Heilig Avondmaal werd te Praag voordurend onder beide teekenen bediend, en de godsdienstoefeningen in de landtaal gehouden; doch de ijverige aanhangers van nuss waren hiermede nog niet tevreden, maar verlangden bovendien eene gelieele hervorming der kerk. Hierdoor ontstonden twee partijen, de Kalixtijnen en de Taboriten, welke den strijd tegen den gemeenschappelijken vijand aanvankelijk te zamen voerden, en vele overwinningen behaalden, zelfs ver buiten de grenzen van hun l* vaderland. Maar toen de Kalixtijnen in liet jaar 1 13:3 eenen vrede met de Koomsche kerk gesloten hadden, keerden zij de wapenen tegen elkander, totdat eindelijk de Taboriten voor de overmagt der Kalixtijnen moesten zwichten. Onder deze beide partijen waren velen, die zich gedurende dezen strijd van alle staatkundige zaken, zoowel als van alle geestdrijverij onthielden, en zich in stilte, door het onderzoek van Gods Woord trachtten op te bouwen. Rockyczan, het hoofd der Kalixtijnen, en predikant te Praag, vermaande zijne volgelingen, om tot de zuivere leer van huss terug te koeren; maar toen deze stillen in den lande hem herhaaldelijk verzochten, door zijnen invloed daartoe mede te werken, verklaarde hij, bewogen door menschenvrees, en uit onvastheid van beginsel, dat zulk eene medewerking voor hem gevaarlijk, ja ondoenlijk was. Zij trokken zich van hem terug, en gelijktijdig hoorende, dat in de heerlijkheid Litiz, in het oostelijk gedeelte van Boheme, geestverwanten van hen woonden, verlieten zij Praag in het jaar 1456 en verhuisden derwaarts. Dit was het eerste begin eener naauw aaneengesloten Christelijke vereeniging. Het lag niet in de bedoeling der alzoo zaamverbondenen, eene afzonderlijke kerk te stichten, maar zij wenschten alleen, in het verborgene, de door iiuss aangevangene hervorming, in hun midden tot stand te brengen. Zij vestigden zich in het dorp Kunewald, en sloten zich in 1457 naauw aan elkander aan, onder den naam van: „Broeders en Zusters der wet van Christus," (fratres legis Christi), welken zij echter later verwisselden jnet dien van: ,/B roeder verbond." (unitas fratrum— Briider-Unitat). Zij maakten vervolgens onder elkander bepalingen aangaande hunne betrekking tot God en tot elkander, en verkozen uit hun midden 28 ouderlingen, aan welke alle leden van hun verbond gehoorzaamheid verschuldigd waren. Yele geestverwanten uit Boheme, benevens een aantal uit Moravië verbannen Taboriten, schaarden zich aan hunne zijde, en daardoor konden zij onmogelijk langer verborgen blijven. De gestrenge kerkelijke tucht, die zij onder elkander handhaafden, verwekte hun vele vijanden, welke in 1461 de eerste vervolging met hare folteringen en brandstapels, tegen hen bewerkten. Zij bleven echter getrouw tot in den dood, met dit gevolg, dat vele nieuwe leden, en daaronder zelfs priesters, edelen en ridders zich aan hen aansloten, en hun hunne landgoederen ter woonplaats aanwezen, welk aanbod zelfs door podiebkad, koning van Boheme, werd gedaan. De vereenigde Broeders maakten zich dezen tijd van rust en vrede ten nutte, om hunne inwendige verordeningen op grond der Heilige Schrift te regelen. In het jaar 1465 hielden zij hunne eerste Synode te Lotha, welke door 70 geestelijken, edelen, burgers en boeren werd bijgewoond. De toenemende uitbreiding hunner vereeniging, zoowel als de geringe hoop, om ook in het vervolg geordende geestelijken uit de Kalixtijnsche of Roomsche kerk te ontvangen, noodzaakte hen, zich een eigen kerkbestuur te kiezen; en daar zij vreesden noch in de Grieksche, noch in de Armenische kerk de zuivere waarheid van Christus in leer en leven te vinden, verkozen zij, op de tweede Synode te Lotha in 1467, naar het \oorbeeld der Apostelen, uit hun midden drie broeders door het lot, welke daarna door twee, daar tegenwoordige, geordende geestelijken, tot priesters werden ge- wijd. Om aan liunne kerkelijke verordeningen meerdere vastheid en kracht te verzekeren, wenscliten zij ook de bisschoppelijke waardigheid in hun midden ingevoerd te zien. Zij zonden daartoe drie hunner geestelijken tot de Oosteni'ijksclie Waldenzen. Deze hadden te midden hunner afzondering van hunne Broeders in Piemont, en uit vrees, dat hunne priesters zouden uitsterven, in het jaar 1433, twee mannen door de Kalixtijnen tot priesters laten wijden. Deze werden later op de Kerkvergaderingte Bazel (1434) in de volle verzameling der Roomsche priesters, door Roomsche bisschoppen, overeenkomstig hunne gebruiken tot bisschop gewijd. Zoo kon dus dit Broederverbond, van de Oostenrijksche Waldenzen, de regtmatige bisschoppelijke wijding ontvangen. Hun opperste bisschop stephanus, bijgestaan door twee andere TV aldensische bisschoppen, diende hun de bisschoppelijke wijding toe, en verleende verder hun het regt, om de verkregen waardigheid ook op anderen over te dragen. Teruggekeerd wijdden zij op de derde Synode te Lotlia mathias von kuuewald tot oppersten bisschop en voerden als zijne assessoren of medehelpers met hem het opperbestuur over de Broeders. Bovendien stelden zij een geestelijken raad in van 10 ouderlingen, zoo geestelijken als leeken, en zoo werd het Broederverbond in het jaar 1467 tot de waardigheid van een kerkgenootschap verheven, en voortaan: ,/de Broederkerk" genaamd. Gelijk het Broederverbond ontstond uit behoefte des harten naar ware gemeenschap in Christus , zoo bleef ook de Broederkerk gedachtig, dat jeztjs Christus niet vo or ons alleen is gestorven, maar, opdat Hij ook de kinderen Gods, die verstrooid waren, tot één zoude vergaderen (Joh. 11 : 52). Zij zochten daarom vooreerst zich naamver met de Waldenzen te vereenigen. Maar toen deze kort daarop verbannen werden, nadat hun bisschop stephanus den dood in de vlammen had gevonden, en vele zijner gevlugte volgelingen zich aan hen hadden aangesloten, vaardigden de Broeders zendboden af naar Griekenland, Husland, Palestina, Italië en Frankrijk, om te onderzoeken, of zich hier of daar ook nog echt apostolische gemeenten bevonden, aan welke zij zich zouden kunnen aansluiten. Het gelukte dezen afgevaardigden alleen met de Waldenzen in Piemont een naauwer verbond te sluiten, hetwelk echter door de vervolgingen, welke zij zeiven, zoowel als deze Piemontezen te verduren hadden, dikwijls werd gestoord. De vervolgingen tegen de Broeders werden hoofdzakelijk door de Kalixtij nen te weeg gebragt; doch de fleer beschermde hen op wonderbare wijze, en dikwijls vooral door den plotselingen dood hunner tegenstanders, zoodat het ten spreekwoord werd: //Wie des levens moede is, behoeft slechts de Picarden (een den broederen gegeven scheldnaam) aan te tasten." Gevaarlijker echter dan deze vijanden van buiten, waren voor hen de inwendige verdeeldheden over de beteekenis van het Nachtmaal des Heeren, en over bijzaken, zooals over de vraag, of ware Christenen den eed mogten afleggen, of zij openbare landsbetrekkingen mogten bekleeden, of zij krijgsdiensten mogten verrigten, enz. enz. — Deze en dergelijke twisten duurden tien jaren; totdat het den Broeders eindelijk gelukte, om over twijfelachtige zaken op grond der Heilige Schrift tot eenheid te komen. Wat het Nachtmaal des Heeren betreft, vereenigden zij zich met de leer: ,/Waar het Avondmaal des Heeren overeenkomstig den geest van Christus, en Zijne instelling, in het geloof wordt gevierd, daar is het ligchaam van Christus in het brood, en Zijn bloed in den wijn op geheimzinnige, onverklaarbare wijze tegenwoordig, maar wij onthouden ons daarbij van elke nadere verklaring." Ondanks alle deze in- en uitwendige beproevingen, breidde zich de Broederkerk meer meer uit, zoodat omstreeks het jaar 1500, reeds 200 Broedergemeenten in Boheme en Moravie zich in een bloeijend bestaan mogten verblijden. Kadat de boekdrukkunst ook in Boheme den broederen bekend geworden was, verschenen de eerste geschriften der Broederschap, uitgegeven door hunnen geleerden bisschop lucas van peaag, in hunne drukkerijen te Jung, Bunzlau en Leitomischl. In het jaar 1504 zagen het eerste gezangboek in de Boheemsche taal en de eerste Catechismus der Broeders, het licht. Hunne belijdenisschriften getuigen van hunne groote wijsheid, waarmede zij wisten te onderscheiden tusschen de hoofdzaken des geloofs, als de vergeving der zonden, de gronden der eeuwige zaligheid, de genademiddelen in Woord en Sacrament, en de bijkomende stukken, zooals alle menschelijke inzettingen. Zij namen de Heilige Schrift aan als het eenig rigtsnoer voor leer en leven, en beleden jezus Christus als Dengene, van Wien al de Schriften getuigen. Zij waren daarom dan ook van harte bereid, alles te laten varen, of te veranderen, wat hun op grond van Gods Woord kon bewezen worden, dwaling te zijn, zoo als b. v. de herdoop, welken zij in den beginne toedienden nan hen, die uit de Roomsche Kerk tot hen overkwamen, daar zij wegens de groote verdorvenheid dezer kerk, aan de geldigheid van den in haar ontvangen Doop twijfelden. Zoo was dan liet Broederverbond eene Kerk geworden, gegrond op Gods Woord, bevestigd door geloofs-beproevingen, en door instellingen en verordeningen naauw aanééngesloten ; maar tevens bereid, om al wat op het gebied van Kerk en godsdienst in waarheid Christelijk was, te eerbiedigen, zich daarbij aan te sluiten, en zich daardoor verder te laten onderwijzen. In dezen tijd begon de gezegende Kerkhervorming. Zoodra de Broeders hiervan kennis droegen door luther's brief aan den Raad van Praag, omtrent het aanstellen van Evangelische leeraars, zonden zij johann hoen en michael weiss naar ltjther, (1522) om hem hunne heilwenschen over te brengen, hem berigt te geven van hun verbond, en om, zoo mogelijk , eene naauwere betrekking met hem aan te knoopen. Deze werden weldra gevolgd door eenige andere Broeders, afgezonden, om eene nadere vereeniging met de Evangelische Kerk tot stand te brengen. Ltjther ontving hen hoogst vriendschappelijk. Omdat de Broeders echter de invoering der kerkelijke tucht in de Evangelische gemeente tot voorwaarde hunner aansluiting stelden, werd luther ontstemd, en berispte hen, als hechtten zij te veel waarde aan uitwendige heiligheid, en als deden zij daardoor te kort aan de leer der regtvaardigheid alleen uit het geloof. In later tijd evenwel, leerde hij hen beter kennen, schreef in 1535 eene aanbevelende voorrede voor de zevende geloofsbelijdenis der Broeders, en gaf herhaaldelijk door zijne woorden te kennen dat hij hen hoogachtte. Zoo zeide hij eens in eene, in 1539 door hem gehoudene voorlezing: //Sedert de tijden der Apostelen heeft geene Christelijke //gemeente bestaan, zoozeer overeenkomstig de Apostolische //leer en inzettingen, als die der Boheemsche Broeders." Eu toen zekere Pool, matthias poley, luther vroeg hoe hij over de zoogenaamde P i c a r d e n dacht, gaf hem de Hervormer ten antwoord: „Al overtreffen ons de Broeders z/iiiet in zuiverheid van leer, zoo winnen zij het toch verre „van ons, door hunne kerkelijke verordeningen, en voornamelijk door hunne kerkelijke tucht. Zulks moeten wij „overeenkomstig de waarheid tot lof van God getuigen, „te meer, terwijl ons Duitsche volk het juk des Evangelies „nog niet wil dragen. Daarom moogt gij allen, die het „Evangelie belijdt, en onze „Augsburgsclie confessie" zijt toegedaan, vrijelijk aan de prediking en de „bediening der Sacramenten onder de Broeders deelnemen." Ook tot de Hervormden werden afgevaardigden naar .Straatsburg gezonden, en door calvijn, bucerus, capito en anderen als ware broeders in Christus ontvangen. Calvijn schreef aan augusta, den toenmaligen bisschop der Broeders: „Ik wensch uwe gemeenten van harte geluk, dat „de Heer haar, behalve de zuivere leer, zoo vele andere „heerlijke goederen heeft gegeven. Onder deze voorregten „mag vooral niet worden voorbijgezien, dat zij zulke goede „herders hebben om hen te leiden, zulke goede zeden, „zulk eene goede orde en kerkelijke tuclit, die het beste, „ja het eenige middel is, om het verband der gelioorzaam„heid te bevestigen. Ook wij erkennen de hooge waarde „daarvan, maar zijn ten eenenmale buiten staat, haar tot „stand te brengen. Dit maakt mij dikwijls mistroostig en „moedeloos onder het werk, ja ik zoude er wanhopig onder „worden, indien ik niet overtuigd ware, dat de opbouw der „gemeente het werk des Heer en is, die magtig is „haar te voltooijen, ook zonder eenige hulpmiddelen van „onze zijde. Evenwel mag ieder genootschap, dat zulk een ,/krachtig hulpmiddel bezit, zich met regt in dat voorregt ,zverblijden. Ik ben er voor mij zelve van overtuigd, dat de ,/handhaving der kerkelijke tucht ook aan onze gemeenten, //meerdere vastheid zoude geven." Een jaar later ontving calvijh vergunning, naar Genève terug te keeren, en nu kon hij in de door hem gestichte Hervormde Kerk ten uitvoer brengen, hetgeen onder de Broeders zijne bijzondere goedkeuring had weggedragen. Hoewel de Broederkerk zich sedert dien tijd op deze wijze naauwer met de Gereformeerde kerk verbonden had, wenschte zij daarom de goede verstandhouding met luther, niet te verbreken. Zij zond te dien einde, in het jaar 1542, voor de vijfde en laatste maal aügusta, gkorg ishael en ridder joachim von prostibor, tot den grooten Hervormer. Deze afgevaardigden hadden in last, de vroegere vriendschap met hem te bevestigen, en zijn gevoelen aangaande de invoering der kerkelijke tucht in de Luthersche kerk te vernemen. Luther ontving hen ook ditmaal als vrienden. Zij verhaalden hem, dat vele gemeenten der Kalixtijnen in Bolieme en Moravie, langzamerhand tot de Luthersche kerk toetredende, wel de waarheden des Evangelies aannamen , maar op betering des levens geen acht gaven, en dat dit eenen nadeeligen invloed op de Broedergemeente uitoefende, terwijl toch luther en zijne medestanders hen reeds vroeger om hunne kerkelijke tucht geprezen hadden. Diegenen namelijk, welke onder deze laatsten naar ongebondenheid streefden, beweerden dat zij zich even goed aan andere kerkgenootschappen konden aansluiten, waarin ook het zuivere Evangelie werd verkondigd, zonder kerkelijke tucht; met dit gevolg, dat niemand meer tot hen wilde toetreden, ja dat zelfs sommigen de Broederge- meenscliap weder verlieten. Zij vraagden hein, of hij zulk een misbruik des Evangelies kon goedkeuren? Luther antwoordde hun in tegenwoordigheid van alle Witten bergsche theologen, dat het onmogelijk zoude geweest zijn het Pausdom te doen vallen, zonder alle bijgeloovige, mensc-helijke inzettingen, en allen gewetensdwang te verwerpen. Daar hij en de zijnen echter mede hadden bespeurd, dat de wereld tot het tegenovergestelde, namelijk tot tuchteloosheid overhelde, erkenden zij ook de noodzakelijkheid, deze door de invoering der kerkelijke tucht tegen te gaan. Hij en de Wittenbergers zouden deze aangelegenheid dan ook ernstig overwegen, zoodra zij eenigzins tot rust zouden gekomen zijn, daar de Paus door de toezegging eener nieuwe kerkvergadering juist nu alles in verwarring bragt. — De Broeders betuigden hem evenwel dat er niet veel goeds te verwachten was, zoolang in lagere en hoogere scholen wel veel wetenschap werd geleerd, maar niet op het geweten werd acht geslagen, en dat men wel degelijk het gevaar diende te overwegen, hetwelk de Evangelische Kerk van deze zijde bedreigde, en moest trachten, het te voorkomen. En toen de Broeders afgevaardigden zich tot het vertrek gereed maakten, na veertien dagen in vertrouwelijken omgang met luther en de overige Wittenbergsche theologanten te hebben doorgebragt, noodigde ltjtheu hen tot een afscheidsmaal, waarbij hij hun in tegenwoordigheid van de meeste hoogleeraren der hoogeschool, de hand der Christelijke gemeenschap reikte met deze woorden: „ Weest gijlieden de apostelen der Bohemers; wij en de onzen zullen trachten apostelen der Duitschers te zijn, werkt gijlieden daar te lande het werk des Ileeren, naarmate gij daartoe gelegenheid zult ontvangen, wij zullen dit hier doen." Immiddels was de bisschop lücas in liet jaar 1528 overleden, en vier jaren later (1532) werd johakn horn opperste bisschop der Broederkerk. Op verlangen van den Markgraaf van Brandenburg werd in hetzelfde jaar haar zesde belijdenisschrift, hare leer en verdere inrigtingen behelzende, uitgegeven; het zevende, dat later aankoning terdinand i werd gezonden, was verrijkt met eene inleiding van luther. Het eerste gezangboek der Broeders werd in 1531 door michael weiss bijééngebragt, en in 1540 omgewerkt door johann horn. Deze opperste bisschop stierf in 1547, en werd opgevolgd door johann augusta. Omtrent dezen tijd trof den Broeders eene bloedige vervolging. Na het einde van den Sm alk al di s c he n oorlog, rukte de overwinnaar, koning ïekdinand, Boheme binnen om zich te wreken op de Bohemers, die geweigerd hadden tegey hunne geloofsgenooten te vechten. Op eenen „Landdag" in in het jaar 1547 gehouden, werden de vrijheden des volks vernietigd, en de ondergang der Broeders besloten. Johann augusta werd met list gevangen genomen, en moest 17 jaren lang op het kasteel Bürglitz onder de hevigste pijnen versmachten. De Broeders bleven echter standvastig volharden in hun geloof, en in het gebed voor den koning, die hen vervolgde. Deze gaf den 4den Mei 1548 bevel, dat al zijne onderdanen, of weder Roomsch moesten worden, of binnen de tijd van 42 dagen het land verlaten. De Broeders besloten nu om naar het Evangelisch hertogdom Pruissen te verhuizen, en verlieten den 15de" Junij hun vaderland in drie afdeelingen. Zij kwamen tegen Kerstijd 1548 te Koningsbergen, en kregen verlof, zich in Marienwerder, Gardensee en Koningsbergen te vestigen. Hunne godsdienstoefeningen werden echter, door de bemoei jingen der ijverige Lutheranen, ook daar verboden, en zij zagen zich genoodzaakt liet land wederom te verlaten. De meesten hunner vlugtten nu naar Polen. Sedert 1551 was geoiig isimel , uit de gevangenis ontvlugt, daar reeds als predikant der Broeders werkzaam, onder de bijzondere bescherming van graaf jacob van osTitoitoG. Hij stichtte in de volgende jaren, tot in 1557 veertig Poolsclie en Duitsche Broedergemeenten, die zich aan de Broeders in Boheme en Moravië aansloten. In deze laatste provincie, de zetel van den „Raad der Ouderlingen" en der Synoden, genoten zij eenen tijd van volkomen rust, terwijl zij in Bohemen zware verdrukkingen te lijden hadden. Augusta werd nog altoos gevangen gehouden, maar bleef standvastig zijn geloof onder geeselingen en folteringen belijden, en vermaande zijne Broeders, door brieven in den kerker geschreven, tot geduld en ootmoedige onderwerping aan den wil des Heeren en tot aanhoudend gebed, boete en vreedzaamheid. Op eene synode, in het jaar 1557 gehouden, werden de Poolsclie gemeenten in het algemeen Broederverbond opgenomen, en geoiig iskael werd bisschop in Polen, johann blahoslau in Moravië en JOHann augtjsta in Boheme. In Polen waren de Broeders voornamelijk werkzaam om eene vereeniging tusschen Lutherschen en Gereformeerden tot stand te brengen; zij zelve hielden, bij alle daaraan verbondene twistvragen, vast aan het woord der Heilige Schrift, en werden daarom zoowel door de Lutherschen in Wittenberg, als door de Gereformeerden in Zwitserland met achting bejegend. Het gelukte hun inderdaad, op eene Synode te Sendoniir in 1570, eene vereeniging tusschen genoemde kerkgenootschappen en hen zeiven te bewerkstelligen. In den zoogenaam;!en //Consensus Sendomiriensis" werd vastgesteld: 1. Iedere der drie afdeelingen der Evangelische kerk wordt door allen voor regt geloovige erkend. 2. jezüs Christus is in liet Heilig Avondmaal waarachtig tegenwoordig, de geloovigen nuttigen Zijn vleesch en Zijn bloed. Iedere afdeeling houdt in dezen hare geloofsbelijdenis vast, maar onthoudt zich van twisten met de overigen. -3. De leden van iedere dezer afdeelingen nemen ook deel aan de verkondiging des Woords en aan de bediening der Heilige Sacramenten met de anderen. 4. Kerkelijke inrigtingen en Godsdienstige vormen worden aan ieder vrijgelaten. Deze vereeniging was echter niet van langen duur. Nadat geokg israel in 1573 naar Moravië was teruggekeerd, werd bisschop laurentiüs hoofd der Poolsche Broedergemeenten, wier getal intusschen was toegenomen door de, uit Pruissen verbannen broeders. De opvolger van laurentius was turkowski, die na eenen hoogst moeijelijken arbeid, en ten gevolge der vele oneenigheden in de Sendomirsche vereeniging, in 1603 overleed. Op eene Synode te Ostrorog in het jaar 1626, werden de Broeders met de Gereformeerden tot ééne gemeente verbonden. Zij behielden den naam van ,/Yereenigde Broeders," maar offerden hunne bijzondere inrigtingen en kerkelijke tucht op, de bisschoppelijke waardigheid alleen bleef nog onder hen bewaard. Onder de regering van maximiliaan ii genoten de Broeders in Bolieme rust en vrijheid; augusta werd in 1564 uil de gevangenis ontslagen; hij werd echter eenige jaren later van zijnen post ontzet, omdat hij zich te groote magt aanmatigde, en stierf den 13 Januarij 1572. Er volgde nu een tijd van vernieuwden bloei voor de Broederkerk. Terwijl de gemeenzame vijandige gezindheden tegen Roomschen en Kalixtijnen alle Evangelischen nader tot elkander had gebragt, en de Broeders door de Stenden des rijks tegen de verdrukkingen van keizer rudolph ii beschermd werden, vermeerderden zij in getal, zoowel in Boheme als Jn Moravië. Door hunne vereeniging met de overige Evangelischen des lands, werden zij echter mede verwikkeld in den nationaal staatkundigen strijd tegen Rome en het huis van Habsburg, en genoodzaakt mede te werken ter verkrijging van den bekenden wMajesteitsbrief." Drie hunner bisschoppen waren leden van het Evangelisch Consistorie te Praag, met de bevoegdheid, om hunne eigene predikanten te beroepen. De laatste Synode der Broeders werd in 1616 te Zerawicz in Moravië gehouden. In hetzelfde jaar beklom feruinand ii den troon, en nu begonnen die verdrukkingen, welke den 23ste" Mei 1618 den opstand te Praag en in 1621 het Prager „Bloedgerigt" ten gevolge hadden. Boheme werd hierop met geweld tot de Roomsche kerk teruggebragt; 30,000 Evangelischen verlieten het land, en zoo werd ook het Broederverbond, voor het oog der mensehen althans, vernietigd. De hoofdoorzaak hiervan lag echter in zijn inwendig verval; de Broeders hadden hunne eenvoudigheid en nederigheid verlaten, door hunne pogingen om zich met andere kerkgenootschappen gelijk te stellen; daardoor werden zij in dezelfde staatkundigen twisten gegewikkeld, en in gelijken ondergang medegesleept. Toch waren er nog altoos dezulken, hoewel weinig in getal, die in stilte en verborgenheid vasthielden aan de leer der vaderen, en uit dit zaad trad later de nieuwe Broederkerk te voorschijn. Onder dezen denken wij het eerst aan amos commenius, die in 1627 genoodzaakt werd Boheme en Moravië te verlaten. Toen hij tot het grensgebergte genaderd, van zijn vaderland afscheid nemen moest, knielde hij op de aarde neder en bad met jeremia: //Heere! bekeer ons tot U, zoo zullen wij bekeerd zijn; vernieuw onze dagen als van ouds!" (Klaagl. 5 : 21). Hij begaf zich naar Lissa in Polen, waar nog eene gemeente van vlugtelingen uit de Broeders bestand, en werd door eene, in 1632 aldaar gehouden Synode tot bisschop benoemd, commenius heeft zich eenen naam verworven, door zijne geschriften over de opvoeding, welke hij trachtte te verbeteren. Tot dat doel reisde hij Engeland, Zweden en Zevenbergen rond; maar bleef daarbij de bewaarder en profeet der Broederkerk, zoowel door zijne //Geschiedenis der Broederkerk/' als door vele andere schriften. In het jaar 1656 was hij getuige van de verstrooijing der laatste Broedergemeente, en werd daarbij zelf ten tweedenmale van huis en have beroofd. Hij begaf zich naar Frankfurt a/O. en van daar naar Amsterdam, en beriep in het jaar 1662, in gemeenschap met eenen anderen nog overgebleven bisschop büttner, eene Synode naar Milenczyn in Polen, op welke nicolaas geutrich tot bisschop van dat land, en zijn eigen schoonzoon peter jablonsky tot bisschop van Moravië aangesteld en gewijd werden, gelijk zij zeiden: ,/in spem contra spem," (op hoop tegen hoop). Amos commenius stierf als laatste bisschop van den Boheemschen tak der Broederkerk, den 15deD (Jet. 1670. In Polen bleef de bisschoppelijke waardigheid nog bewaard. In 1699 werd üaniel ernst jablonsky, kleinzoon van commenius en hofprediker van den Keurvorst van Brandenburg tot bisschop van Polen gewijd; een man die bezield met den waren geest deioude Broeders, ijverig naar de vereeniging der Luthersche en Gereformeerde kerken streefde, maar tevens de bisschoppelijke waardigheid, als eene erfenis der oude Broederkerk, wenschte te bewaren. Hij wijdde nog vier bisschoppen, hoewel hij niet de minste verwachting hebben kon, het gebed zijns grootvaders in vervulling te zien overgaan. Deze vervulling werd echter toen reeds door den Heer Zijner kerk voorbereid. In Boheme eu Moravië, het vaderland der oude Broedergemeenten, leefden nog enkele vrome gezinnen, die getrouw waren gebleven aan het geloof hunner vaderen. Zij lazen in stilte dikwijls met elkander het Woord Gods, en de schriften der Broederkerk. Onder deze bekleedt zekere cf.org jaeschke eene voorname plaats. Toen deze man in 1707 zijn levenseinde zag naderen, «verzamelde hij zijne geheele familie rondom zijn sterfbed, en sprak tot hen: //Wij hebben, het is waar, onze vrij,/heid verloren, de meesten onzer nakomelingen vervallen ,/hoe langs zoo meer tot wereldsgezindheid, ja, het schijnt //inet de Broeders gedaan te zijn; inaar, lieve kinderen, ik ,/ben verzekerd, dat gijlieden den tijd nog zult beleven, z/dat er eene verlossing zal komen voor de overgeblevenen. ,/lk weet niet, of dit hier in Moravië zal geschieden, dan „wel of gij dit ,/Babel" zult moeten verlaten, maar ik ,/ben verzekerd, dat die tijd niet ver meer verwijderd is. //Het komt mij waarschijnlijk voor, dat gij naar een ander „land zult moeten gaan, waar gij den Hoere moogt dienen „/onder vrees, naar de voorschriften van Zijn Heilig Woord. //Weest gijlieden dan tegen dien tijd bereid, en zorgt, ,/alsdan niet de laatsten te zijn, veel minder achter te blij//ven, gedenkende, dat ik het u voorzegd heb." Deze zijne laatste woorden, werden niet lang daarna vervuld. n. DE VERNIEUWDE BROEDERKERK. INLEIDING. Gelijk de oude Broederkerk door de genade Gods geroepen was, om getuigenis der waarheid af te leggen tegen de dwalingen en menschelijke instellingen der Jioomsche, en krachtig op te treden tegen den wereldzin in de Kalixtijnsche kerk, zoo had de Heer ook met hare vernieuwing in het begin der vorige eeuw, zegenrijke bedoelingen voor Zijn koningrijk op aarde. Sedert den tijd der gezegende Kerkhervorming was het licht des Evangelies weder op den kandelaar geplaatst, en scheen het helder in de verre landen; maar zoowel de listen van den vijand Gods en der menschen, als de vijandschap van het natuurlijk hart tegen jezus chkistus, den Gek ruisten, dreigden reeds dat schoone licht te verduisteren, door eene doode regtzinnigheid in plaats van 2* het levend geloof te stellen. De levende waarheid werd in naauw beperkte formulieren opgesloten; historisch geloof voor geloof des harten gehouden; en omdat zulk een geloof, even als het verstandelijk weten, de liefde miste, meende men de eigene regtgeloovigheid (orthodoxie) niet beter te kunnen bewijzen, dan door liefdeloos en dikwijls onregtvaardig te oordeelen, over alle andersdenkenden. Welmeenende vorsten zelfs werden genoodzaakt, het schelden en lasteren van den kansel bij de wet tegen te gaan. Maar de Deer had zich ook in dezen droevigen tijd, waaruit enkel dan ook een !30jarige oorlog kon voortvloeijen, een overblijfsel weten te bewaren, uit de zoodanigen, die Hem in geest en waarheid dienden, zoowel te midden Zijner dienstknechten, als in het midden des volks; maar het waren slechts weinigen, en er bestond gevaar, dat ook dit goede zaad zoude verstikt worden. Toen verwekte de Heer der kerk eenen getrouwen dienstknecht, in den persoon van den prediker phii.ipp jacob spenek, geboren te Rappoldsweiler in den Elsass, in het jaar 1635. Gods Woord was hem reeds in zijne vroege jeugd een reuk ten leven; hij werd opgewekt en wedergeboren door een levend geloof in den Eeniggeboren Zoon van God. Hij had het aan zijn eigen hart ondervonden, dat de kennis der waarheid den mensch niet regtvaardigt voor God; maar alleen het bloed der \ erzoenitig van christtts, en dat daarom een arm zondaar, die zelf alleen door genade tot het leven is gebragt, niet geroepen is, afdwalenden te veroordeelen, maar veeleer hen terug te brengen in den geest der zachtmoedigheid. Hij erkende dan ook, dat de hervorming door lxither aangevangen, hoofdzakelijk eene hervorming der leer, maar minder des Christelijken levens was geweest, en dat dit gebrek aangevuld moest worden. Naast de zuivere prediking van het YV oord des kruises, beschouwde deze Godsman, de onderlinge gemeenschap der geloovigen, waardoor zij in waarheid het zout der kerk konden worden, als een \oornaam hulpmiddel, ter bevordering des nieuwen levens uit God. 11ij bragt zulke vereenigingen in het midden en ten dienste der kerk, door bijzondere godsdienstige zamenkomsten der in waarheid opgewekten, tot stand; maar dit geschiedde niet, zonder ook de vijandschap der regtzinnige wereld gaande te maken. Het was echter een werk uit God, die ook voor de voortzetting daarvan zorgde, toen spener in het jaar 1705, na eenen getrouwen arbeid, te Berlijn in de rust zijns Heeren was ingegaan. Hij verwekte zich een anderen getrouwen dienstknecht in augüst huiman franke, geboren te Liibeck in 1663. iranke was op spener's raad, als professor bij de nieuw opgerigte academie te Halle beroepen, en leverde daar het bewijs door woord en voorbeeld, dat alleen de ware liefde tot Christus, uitgestort in het hart van den zondaar, wien in waarheid genade is geschied, ook liefde tot de broederen verwekt, en de eenige bron is van alle Gode welgevallige werken. Deze liefde drong hem, voornamelijk de havelooze jeugd te hulp te komen, en tot dat einde stichtte hij het groote en beroemde weeshuis te Halle. De Heer gaf hem verder gelegenheid, een begin te maken met de betaling eener aloude schuld der Evangelische kerk tegenover de Heidenwereld ; hij zond namelijk de eerste Evangelische zendelingen naar de Oost-Indiën in het jaar 1705. Zoo had God nieuw leven in de kerk gewekt; maar het kwam er op aan, dat dit onafhankelijk werd, van enkele begenadigde en begaafde individu's, opdat het op den duur in de Evangelische kerk mogt bewaard blijven; en juist hiertoe had de Heer, de schijnbaar in het oog der menschen vernietigde Broederkerk, uitverkoren. Deze oudste zuster der Evangelische kerkgenootschappen, werd door Hem geroepen, om te toonen, hoe het Evangelie niet alleen in zuiverheid van leer bestaat, maar ook alle maatschappelijke, kerkelijke en huiselijke betrekkingen moet heiligen. 1. DE MORAVISCHE UITGEWEKENEN. In het jaar 1706 werd de Duitsche keizer door kakel xii, koning van Zweden, genoodzaakt, om aan de zwaar verdrukte Evangelischen in Silesië, eenige hunner vele ontroofde kerkgebouwen terug te geven; dit geschiedde ook in Teschen, alwaar een getrouw dienstknecht des Heeren het zuivere Evangelie verkondigen mogt. Hierdoor werden eenige van de nakomelingen der oude Broeders in het naburige Moravië, op nieuw opgewekt, en zekere christiaan davit), een timmerman, was een werktuig in de hand des Heeren, om dit nieuwe leven te voeden en te versterken. Deze was in Moravië in den schoot der Roomsche kerk geboren, maar later te Berlijn tot het Evangelisch geloof overgegaan, en had aldaar vrijwillig krijgsdienst genomen, om meer tijd te winnen tot het lezen van den Bijbel. Uit de dienst ontslagen, werkte hij te Görlitz op zijn ambacht, en reisde meermalen naar zijn vaderland, oiu aan zijne geliefde landslieden, voornamelijk dengenen, die door de opwekking waren voorbereid, de genade in chiustus te verkondigen, welke hij aan zijn eigen hart had ondervonden. Door de genadige leiding des Heeren bezocht hij juist die plaatsen, waaide Broeders vroeger hadden gewoond, zoo als Zauchtenthal, Kunewald, enz. Hij ontmoette daar hunne nakomelingen, die, gebukt onder de zware verdrukkingen hunner Roomsche overlieden, reikhalzend uitzagen naar eene plaats, waar zij den Heer ongestoord zouden kunnen dienen. De predikant schuier in Görlitz bragt christiaan uavid in kennis met zekeren jongen graaf van zinzendore , en deze verklaarde zich bereid om die arme, verdrukte Moraviërs op zijn landgoed Berthelsdorf, in Saksen, te huisvesten. Christiaan david keerde met deze boodschap onmiddelijk naar Moravië terug, en, tegen het einde van Mei 1722 verlieten tien personen, waaronder ook de kleinkinderen van den reeds vroeger genoemden georg jaesciike, hun vaderland, en kwamen in de maand Junij te Berthelsdorf aan. Daar de graaf van zinzendorf toen juist afwezig was, wees zijn rentmeester heiz den armen landverhuizers een stuk grond aan, bij den zoogenaamden Hutberg, aan den straatweg tusschen de steden Loeban en Zittau, om zich daar neder te zetten. Op den 17de" Junij 1722 velde christiaan david den eersten boom, tot het bouwen van het eerste huis, waarbij hij deze woorden van den psalmist aanhaalde: „Hier heeft de vogel //een huis gevonden, en de zwaluw een nest „voor zich bij uwe altaren, Heer der heirscha„ren, mijn Koning en mijn God!" (Ps. 84 : 4). 2. DE GRAAF VAN ZÏNZENDORF. Op het kasteel te Gross-Hennersdorp in Opper-Lusatie, bestond eene van de kleine huisgemeenten, door spener gesticht; en het was in haar midden, en op dat slot, dat de graaf nicolaas i.ode wijk van zinzjbndorf, door zijne vrome grootmoeder, de baronesse van gersdorf, in de vreeze des Heeren werd opgevoed. Onze zinzendorf was den 26steu Mei 1700 te Dresden geboren. Zes weken na zijne geboorte stierf zijn vrome vader, die in Saksen onderscheidene hooge staatsbedieningen had bekleed, en dit was de oorzaak, dat de jonge wees aan de zorg zijner godvreezende grootmoeder werd toevertrouwd. Zijn kinderlijk hart ontgloeide reeds vroeg van liefde voor zijn' Heiland; het was zijne zoetste vermaking, van jezus te hooren spreken, en hij besloot spoedig, geheel zijn leven, en al zijne vermogens naar ligchaam en ziel, aan des Heeren dienst toe te wijden. Toen hij elf jaren oud was, werd hij ter verdere opleiding naar hetPaedagog i u m (opvoedings-gesticht) te Halle gezonden, en onder het bijzonder toezigt van den eerwaarden aitgtst herman franke gesteld. Hier was hij getuige van het krachtig geloofsleven van dezen man Gods, hetwelk zich duidelijk openbaarde in zijne bemoeijingen en zorg voor de opvoeding van havelooze kinderen, voor bijbelverspreiding, en voor het zendingswerk onder de Heidenen; en het hart des jongelings, vervuld van liefde tot den Heer, leerde hier de versmaadheid van Christus meerderen rijkdom achten, dan de schatten van Egypte (verg. Hebr. 11 : 2fi). Ivadat liij zijne studiejaren geemdigd, en ouderscheiden landen doorreisd had, kocht hij de heerlijkheid Bertlielsdori van zijne grootmoeder, om aldaar zijne Christelijke plannen, naar het voorbeeld der inrigtingen van franke, ten uitvoer te brengen. Hij vereenigde zich tot dit doel met een' vriend zijner jeugd, friedrich von watteville, met den onlangs te Berthelsdorf beroepen predikant rothe, en met schüfer, predikant te Görlitz; en trad den 7den Sept. 1722 met erdmtjth dorothea, gravin van lieussEbersdorf, in den echt. Op den 22sten December van hetzelfde jaar, bevond hij zich met zijne jonge gemalin op reis naar Hennersdorf, toen hij aan den Hutberg midden in het bosch een klein huisje ontwaarde, en vernam dat dit door landverhuizers uit Moravië was gebouwd. Op dit berigt begaf zich zinzendorf onmiddelijk tot de bewoners, en vereenigde zich met hen in het gebed, dat de Heer zijnen zegen over deze plaats gebieden mogt; weinig vermoedde de graaf dat hij weldra met deze menschen naauw vereenigd zoude worden, en dat uit dit kleine begin, een groot werk des Heeren zoude voortspruiten. Het was veel meer zijn voornemen, deze lieden in de eene of andere plaats elders in Duitschland te huisvesten, en hij bleef nog 5 jaren op de volvoering zijner eigene plannen bedacht, terwijl hij in Dresden een' regeringspost bekleedde. 3. DE OPKOMST VAN HERRNHUT IX DE JAREN 1722—1727. De eerste aanleiding tot de benaming der nieuwe plaats : „Herrnhut," werd door den rentmeester heiz gegeven, in renen brief aan den graaf van zinzendorf, waarin hij schreef, dat hare inwoners niet alleen onder de hoede des Heeren wenscliten te staan, maar ook als getrouwe wachters (Habak. 2) Zijne wacht („hüten" beteekent ,/de wacht houden, bewaken") wilden waarnemen. Ook christiaan david schreef: //Wij hebben aan deze plaats, naar den „daarbij gelegen Hutberg, den naam van Herrnhut gegeven, „om elkander gedurig te herinneren, dat de Heer onze „beschermer (Hiiter) is, en dat wij verpligt zijn, Zijne z/hoede en wacht waar te nemen.'' Weldra vermeerderde het getal landverhuizers uit Moravië, en terwijl zinzendorf op den 12den Mei 1724 den eersten steen legde tot een Christelijk opvoedings-instituut, waardoor hij meende zijne werkzaamheden in den geest van die te Halle, te beginnen, kwamen juist 5 jongelingen uit Moravië te Herrnhut aan, welke als afstammelingen der oude Broeders hun land hadden verlaten, om den Heer naar de wijze hunner vaderen te kunnen dienen. Met deze Bohemers en Moraviërs, vereenigden zich weldra ook andere vrome Christenen uit onderscheiden streken van Duitschland, zoodat in het jaar 1727 reeds 23 huizen gebouwd waren, en de nieuwe plaats ruim 300 inwoners telde. Deze vormden echter nog geene vereenigde gemeente des Heeren, maar het was veel meer eene zamengevloeide schare van de zoodanigen, die wel allen hunne zaligheid zochten te werken, maar een ieder op zijne bijzondere wijze. De gevolgen hiervan waren, verdeeldheden en twistingen, die de gemoederen tegen elkander verbitterden, en eene hereeniging onmogelijk maakten, omdat niemand de schuld aan zich wijten en haar belijden wilde. Zinzendorf echter trok zich den treurigen toestand der afdwalenden aan, en het gelukte hem hen te bewegen, om op den 12den Mei 1727, zekere apostolische verordeningen als verpligtend aan te nemen, en, aan de uit hun midden verkozen ouderlingen gehoorzaamheid te beloven. Dit echter voldeed hem niet, maar hij ging zelf te Herrnhut wonen, om als zielzorger onder de bewoners werkzaam te kunnen zijn, en wees hen als zoodanig op den eenigen grond van alle ware Christelijke gemeenschap, namelijk, de diepe erkentenis van zonde en schuld , en het vertrouwen op de vrije genade Gods in Christus jezus. Op den ]3den Augustus 1727 noodigde de predikant rothe in Berthelsdorf, de gemeente van Herrnhut uit, om in zijne kerk het Heilige Nachtmaal des Heeren te vieren, waarbij de Heilige Geest in zulk eene ruime mate over hen werd uitgestort, dat aller harten naauw met elkander vereenigd werden. Met onwederstaanbare kracht werden nu aller harten overtuigd, dat er voor allen maar één weg tot zaligheid, ééne regtvaardigmaking uit genade, één Heiland was; en nu openbaarde zich onder hen het ware kenmerk der discipelen van jezus, de ongeveinsde broederlijke liefde (vergel. Joh. 13 : 35). Nu zij het aangaande de hoofdzaak met elkander eens waren, viel het hun gemakkelijk om verschil van meening in bijzaken, in elkander te verdragen, omdat de liefde van Christus hen vereenigde tol een gemeenschappelijk werken in Zijne dienst. Zoo werd dan de Broedergemeente op den 13den Aug. 1727 door den Heer zelf als Zijne gemeente bevestigd, en daarom viert zij nog jaarlijks dezen dag, met de vurige bede om eene nieuvre uitstorting des H. Geestes, ter bevestiging van haar verbond met Hem, den Heer der gemeente, en met elkander. Maar niet alleen voor de volwassene leden der gemeente, was deze tijd door den Heer gezegend; Hij stortte zelfs over de kinderen een rijk deel van Zijn' Geest uit, ter gedachtenis waaraan, wij nog jaarlijks op den 17den Aug. een kinderfeest vieren. De erkentenis van eigen zonde en zwakheid, en van de verleidingen en vervolgingen, die haar bedreigden, leerde de Broedergemeente, dat de Heer, die haar zulk eene genade gegeven had, ook alleen in staat was, haar daarbij te bewaren, en deze overtuiging gaf aanleiding tot het zoogenaamde „Stunden gebet" (gebed op bepaalde uren). De Broeders en Zusters verdeelden namelijk de uren van den dag, zoowel als van de nacht zoodanig onder zich, dat hunne gebeden met lof- en dankzegging zonder ophouden, tot den Heer opstegen. Hoewel naar den vorm veranderd, bestaat dit gebruik nog heden tot veler zegen. Om de drie maanden wordt in onzen tijd het vierde gedeelte van de leden der gemeente opgeroepen, en dezen de taak opgedragen, om dikwijls met gebed en voorbidding voor den Heer te verschijnen, om aan Hem de behoeften der geheele gemeente, zoowel als van enkele leden voor te leggen; en in bijzondere maandelijksche bijeenkomsten worden zij opmerkzaam gemaakt op datgene, wat naar tijdsomstandigheden of bijzondere voorvallen in de gemeente, het ernstig onderwerp hunner voorbidding moet zijn. Aan dezen gezegenden tijd hebben wij ook nog onze „Los uiig en" (tekstboekjes) te danken, welke een woord uit de Heilige Schrift bevatten voor iederen dag des jaars, en bestemd zijn, om als een dagelijksch Manna voor de ziel, in het hart te worden opgenomen en bewaard. Yroeger werden deze teksten aan de huizen der inwoners voor iederen dag bekend gemaakt; (.van daar de benaming „Losung," „parole," „wachtwoord"). Sedert het jaar 1731 worden zij voor het geheele jaar uitgegeven en gedrukt. 4. uitwendige bevestiging en uitbreiding der broedergemeente, in de jaren 1727—1741. De nieuwe gemeente te Herrnhut, sloot zich in den beginne wat de bediening des woords en der Sacramenten betreft, aan de Luthersche kerk te Berthelsdorf aan, alwaar de predikant rothe, als een getrouw getuige des Evangelies, arbeidde. Buitendien hielden zij dagelijks godsdienstige bijeenkomsten te Herrnhut in een locaal, van het door zinzendori' gebouwde weeshuis, hetwelk weldra tot kerkgebouw aan de gemeente werd afgestaan; totdat in het jaar 1 756, de nog heden staande kerk, gebouwd werd. rothe trachtte de nieuwe gemeente met de Luthersche kerk te verbinden, en ziszendorf keurde zulk eene vereeniging goed, omdat het hem daardoor gemakkelijker viel, in verschillende kerkgenootschappen werkzaam te zijn; terwijl hij op deze wijze ook meerdere toenadering hoopte te zien van de Christelijke Broeders te Halle, welke zich sedert het overlijden van a. h. franke, meer en meer vijandig gezind betoonden. Hij ondervond daarbij echter veel tegenstand van de afstammelingen der oude Broeders, welke de door hunne vaderen ingestelde kerkelijke organisatie, niet wilden laten varen; en het einde van dezen strijd was, dat beide partijen zich vereenigden, om den Heer der gemeente de beslissing door het lot op te dragen. Op het eene lot werd geschreven: „Zoo dan Broeders, staat vast, en houdt de inzettingen, die u geleerd zijn;" (2 Thess. 2 : 15) en op het andere lot: „Dengenen, die zonder de wet zijn, wordt gij als zonder de wet zijnde, (Gode nogtans zijnde niet zonder de wet, maar voor Christus onder de wet), opdat gij degenen die onder de wet z ij u, winnen zoudt" (1 Cor. 9 : 21). Na een vurig gebed trok de vierjarige zoon van zinzendorf het eerste lot (2 Thess. 2 : 15); dit had plaats op den 74en Januarij 1731, en toen werd de regeling der oude Broederkerk, ook voor de vernieuwde vastgesteld. Zinzendorf, die deze aanwijzing des Heilands hooger achtte dan zijne eigene meening, liet oogenblikkelijk al zijne bedenkingen varen, en wijdde zich van nu af aan, nog meer bepaald aan de zaak der Broeders. Het ligt in den aard des Evangelies, dat het eene innige gemeenschap des geestes werkt tusschen hen, voor wie het eene kracht Gods tot zaligheid geworden is. Dit was de ervaring der eerste Apostolische gemeente geweest, en ook te Herrnhut oefende het Evangelie zijne verbindende kracht op de harten uit. Het is dan ook de roeping van eiken geloovigen Christen, allen, die nog verre zijn, ter bevordering hunner zaligheid, lot de gemeenschap des geloofs te leiden; dit had de Heer Zijnen Apostelen bevolen; en de gezegende dagen van Augustus 1727, hadden dit verlangen ook onder de Broeders opgewekt. Zij reisden niet alleen meermalen naar Silezië en Moravië, om de verstrooide kinderen Gods op te zoeken; maar zij traden ook met de geloovigen in de onmiddelijke nabijheid van Herrnhut, in naauwer betrekking; niet om hen hunne verschillende kerkgenootschappen te doen verlaten, maar om hunne onderlinge vereeniging in de liefde tot christus te bevorderen, en hen alzoo tot een goed zout in hunne gemeenten te doen worden. Zulke vereenigingen breidden zich spoedig uit; de Broeders werden uitgenoodigd om Thiiringen, Holland, Denemarken, Engeland, enz. te bezoeken, en deze reizen legden den grond tot de //Diaspora der Broedergemeente. (Het woord //Diaspora" beteekent: kinderen Gods in „de verstrooij ing/" verg. 1 Petr. 1 : ]). Het werk onder deze Diaspora is tot op dezen dag van grooten zegen geweest, niet alleen voor de Broedergemeente zelve, maar ook voor hare zusterkerken, tot opwekking en verlevendiging des geloofs; zij heeft daardoor tevens haar algemeen karakter tegenover confessionele eenzijdigheid, bewaard. W eldra werd den Broederen nog eene andere deur geopend voor de verkondiging des Evangelies, en wel onder de Heidenen. Een bezoek van zinzendorf te Kopenhagen in 1731, gaf hiertoe de eerste aanleiding. Zijn bediende, een Moravische broeder, leerde hier eenen neger, met name anton, kennen, die hem veel van den ongelukkigen toestand der negerslaven in de West-Indien verhaalde, en ook mededeelde dat zijne zuster, die naar St. Thomas verkocht was, zoo gaarne iets van het Christendom zoude willen hooren. Zij had daarom den grooten God gebeden, dat Hij toch iemand zenden mogt, die haar den weg der zaligheid kou aanwijzen. Toen atjton later, door zinzendorf uitgenoodigd, naar Herrnhut kwam, verhaalde hij daar hetzelfde, en voegde er bij, dat de arme negers zoo hard moesten werken, dat hun geen tijd zoude overblijven, om het Evangelie te hooren verkondigen; daarom zou hun leeraar zelf een slaaf moeten worden, om onder het dagelijkscli werk zijne medeslaven te kunnen onderwijzen. Hoe \ erschrikkelijk dit ook wezen mogt, toch verklaarden zich onderscheidene Broeders bereid, dit ofler te brengen, en twee uit hen, leonhard dober, een pottebakkei, en david nitschman, een timmerman, werden gekozen om naar St. Thomas te gaan. Zij gingen den 21slen Augustus 1732 van Herrnhut op reis, met zes daalders in den zak, en de vermaning zich in alle dingen door den Geest van Christus te laten leiden. Gedurende zijn verblijf te Kopenhagen had zinzendorf ook vernomen, dat een getrouw Evangeliedienaar uit Noorwegen hans egede, die sedert het jaar 1721 in Groenland werkzaam was geweest, ter prediking van het Evangelie onder de Heidenen, besloten had, naar zijn vaderland terug te keeren. loen zinzendorf dit aan de gemeente bekend maakte, meldden zich weder onderscheidene Broeders aan, die bereid waren den Heer in Groenland te gaan dienen; en op den 19,Un Januarij vertrokken de eerste zendboden mattheits stach en christiaan stach, onder geleide van christiaan david, daarheen. Ook in de volgende jaren bleef deze zendingsijver onder de Broeders levendig. De eerste zendelingen werden door velen gevolgd; 23 Broeders begaven zich naar St. Croix, die echter allen weldra onder den invloed der ongezonde luchtstreek bezweken. Ook andere landen der Heidenen zocht men op. Drie broeders gingen naar Lapland, om van daar tot de Samojeden door te dringen, maar zij werden door de Bussische regering afgewezen. Tien anderen werden naar Georgië in Noord-Amerika gezonden, om een begin te maken met de verkondiging des Evangelies onder de Indianen; maar toen men hen wilde noodzaken om krijgsdienst te nemen, begaven zij zich naar Pensylvanië, en legden aldaar den eersten grond tot de Amerikaansclie Broedergemeenten, en tot het zendingswerk onder de Indianen. Het hoofd dezer Evangelieboden was august gottlieb spangenberg , een vroom en apostolisch man, die kort geleden uit Ilalle naar Herrnhut was gekomen, en later zulk eene gewigtige plaats in de geschiedenis der Broedergemeente bekleedde. Evenzoo werd georg schmidt tot de Hottentotten aan de Kaap de Goede Hoop gezonden, in het jaar 1736. Hij was niet te vergeefs onder dezen werkzaam; maar de vijandschap der wereld noodzaakte hem in 1744 weder terug te keeren, en eerst 50 jaren later kon deze zendingsarbeid op nieuw worden hervat. Andere broeders gingen naar Guinea, Ceylon, Algiers, Paramaribo, Konstantinopel, Persië, Y\ allachije enz. Hoewel het niet mogelijk was overal vaste zendingsposten te vestigen, getuigen toch deze eerstelingen van den apostolischen geest, door welken de Broedergemeente in dien tijd bezield was. Gelijk deze geest in de eerste gemeente te Jeruzalem bewaard bleef, omdat zij volhardde in de leer der apostelen (Hand. 2 : 42), en daardoor opwies in de kennis en de genade van jezus Christus , zoo werd het ook aan de Broedergemeente gege- 3 ven, niettegenstaande hare werkzaamheid naar buiten eu naar binnen, telkens op nieuw den grond van haar geloof aan de woorden der H. Schrift te toetsen. Daardoor kwam zij vooral sedert het jaar 1734, tot de volle erkentenis van de door velen miskende leer, van het zoenoffer van jeztjs christus als middelpunt en hoofdleer des Christelijken geloofs; en tot de overtuiging, dat de ware godsdienst des harten, uit het levend geloof in den gekruisten Aerzoener onzer zonde, en uit de gemeenschap der liefde met Hem, als vrucht van zulk een geloof moet voortspruiten. De Broeders vereenigden zich dan ook, om voortaan verkondigers te zijn van het woord der Verzoening, onder Christenen en Heidenen, en terwijl velen in vroegeren tijd zich door piëtistische wettelijkheid gepijnigd hadden, trad nu voor deze dwaling eene kinderlijke, blijmoedige, met den waren geest des Evangelies overeenstemmende beschouwing in de plaats, welke op de verdiensten des Heilands wees, als op den grond van alle leer der zaligheid. De zoendood van jezus zoude voortaan onder hen als den eenigen grond van heiligmaking voor ligchaam en ziel gelden, en als zoodanig aan alle afdeelingen der gemeente, door woord en schrift verkondigd worden. Dit laatste bragt bij zinzendokï', een, reeds sedert lang gekoesterd verlangen, tot rijpheid, om in den geestelijken stand bij de Evangelische kerk te treden. Hij legde daartoe te Straalsund met gunstig gevolg een theologisch examen af, en verkreeg ook van de theologische faculteit te Tübingen verlof, om zijn voornemen ten uitvoer te brengen. De toenemende uitbreiding der 'Broedergemeente door ko- loiiies en zendingsposten, deed de behoefte aan geordende leeraars meer en meer gevoelen, en leidde zoo tot de herstelling van de bisschoppelijke waardigheid der oude Broederkerk. De Pruissische hofprediker daniel ernst jablonsky , een kleinzoon van den bisschop amos commekitjs, en tevens oudste bisschop der Bolieemsch-Moravische Broeders in Polen, was volgaarne bereid, de hand te leenen. De eerwaardige grijsaard betuigde zijne hartelijke blijdschap , dat hij het nog had mogen beleven, dat de in haar vaderland verdrukte Bolieemsch-Moravische Broederkerk, door God verwaardigd werd, om het zaad van Zijn heilig Evangelie ook onder de verre Heidenen uit te strooijen; en hij wijdde op den 13